1e prijs: Rob Boudestein, Hollandscheveld CODICIL Mijn lief, Als je dit leest dan is het feest met jou gedaan, dan ben ik dood of door de dokters opgegeven en lig aan een machine enkel door te leven, om hart of long of lever af te kunnen staan. Maar weet jij waar de ziel huist? Ik heb geen idee. Verblijft-ie in mijn hart of voorste hersencellen, mijn gal of overal, geen mens kan het vertellen. Dus voor de zekerheid neem ik maar alles mee Alleen mijn ogen geldt een uitgesteld ontbinden. Mijn lief, die mogen ze verkassen naar een blinde, mits hij belooft dat beide ogen dan nadien zo af en toe, nee elke dag jou zullen zien. Ook neem ik mee mijn allerdonkerste gedachten – wellicht heb ik er waar ik heen reis nog wat aan, mijn nieren en mijn hart dat nooit meer vreemd zal gaan. Wie zit op wat ik op mijn lever heb te wachten? Mijn gal bracht in één leven al genoeg verdriet, mijn alvleesklier, mijn milt die moet je me maar laten en heel de rest aan potentiële transplantaten, maar voor mijn ogen, voor mijn ogen geldt dat niet.
Want voor mijn ogen geldt een uitgesteld ontbinden. Mijn lief, die mogen ze verkassen naar een blinde, mits hij belooft dat beide ogen dan nadien iedere dag, nee ieder uur jou zullen zien. Dus stekkers los, laat mij maar kuilen door de kraaien, want beter met de mond vol zand onder het gras, dan gecremeerd en dat mijn uitgestrooide as de eeuwen door met alle winden mee zal waaien. Nog één verlangen dan: dek mij niet toe met steen. Als rusten mij te zeer vermoeid neem ik een break: ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek, en kijk naar jou, naar jou, aldoor naar jou alleen. Want voor mijn ogen geldt een uitgesteld ontbinden. Mijn lief, die mogen nu naar een ontmande blinde, mits hij belooft dat beide ogen dan nadien elk uur, of nee, nee almaardoor jou zullen zien.
2e prijs: Frank van Nus, Almelo Leestafel Het kan jouw houding zijn geweest, bedacht ik later Of hoe je mijn tersluikse blik nèt niet ontweek Het warme zonlicht, of het zeuren van mijn kater Waardoor ik hier, in 't leescafé, zowat bezweek Ik voelde, hoe dan ook, het gonzen van hormonen En felle aandrang in een laaggelegen streek Maar ook de angsten die mijn hart sinds lang bewonen 't Zou niet de eerste keer zijn dat ik me verkeek Nee sterker nog, ik ben gewend me te vergissen Op straat, op feestjes, in café en discotheek Maar je keek nog eens, het was nauwelijks te missen Ik zag verlangen, of iets wat er sterk op leek Jij nam het voortouw, vroeg me om te helpen zoeken Een goeie move, dit is per slot een bibliotheek Maar al wat volgde, was de aandrang om te vloeken En een verlangen naar het houden van een preek Je zocht De Telegraaf, en zei: "ik lees geen boeken" Ik schrob mijn ego in de koelte van de beek Ik wikkel mijn gekneusde hart in zachte doeken Ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek
3e prijs: Niels Blomberg, Almere Testament van een donor Mijn netvlies geef ik weg, mijn lever en mijn nieren. Ik wil niet dat mijn lijf in koude grond verdort. Wie sportblessures heeft, die geef ik graag mijn spieren. Ze zijn haast ongebruikt, want ik heb nooit gesport. Ik schenk elk lichaamsdeel, mits vormeloos en week; ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek. Mijn hart is voor mijn zoon, mijn dochter krijgt mijn longen, organen waarop ik zorgvuldig heb gepast, want ik heb liefgehad en aria’s gezongen. Ze zaten altijd veilig in mijn ribbenkast. Maar aan de ribben zelf heeft niemand ene steek; ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek. Soms hoor je dan zo’n klacht van een organengever: ‘Aan wie veel rookt en drinkt, doneer ik niet zo graag’. Maar dat is niets voor mij: een dronkaard mag mijn lever, een degenslikker mag mijn slokdarm en mijn maag. Alleen een botdonatie maakt mij echt van streek: ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek. Dus mist u een orgaan? U kunt het komen halen. Voelt u zich soms te dun? Ik heb nog wel wat vet. Er is voor elk wat wils, voor allerhande kwalen, maar één ding blijft van mij en dat is mijn skelet. Al lijk ik dan misschien op een organotheek, ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek.
4e prijs: Mia Meijer, Wassenaar De volle maan een sonnet Ik heb een boekje op de rommelmarkt gekocht Een euro, stond voorin met potlood opgeschreven Zo kwamen onverwachte gasten in mijn leven Een massa aan gedichten die ik lezen mocht Naar huis terug heb ik een schuilplaats opgezocht Het dode kerkhof heeft mij onderdak gegeven Een steen als stoel, de wind doet alle blaadjes beven Ik lees en ben mij niet bewust van kou en vocht Een erfenis van eeuwen ontlokt mij zucht na zucht Ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek En hang mijn ziel en zaligheid voorgoed te drogen De volle maan schijnt als een euro in de lucht Er is een eeuwigheid waarover ik niet spreek Om niets te hoeven zien sluit ik mijn eigen ogen
5e prijs: Hans Manders, Heeswijk-Dinther Dorst Ik hang mijn longen aan een waslijn om te drogen Ik laat mijn darmen dansen in een discotheek Ik filter traag het warme traanvocht uit mijn ogen Ik houd voor oren, neus en mond een donderpreek. Ik geef mijn knieën een brevet van onvermogen Ik leg mijn hart in honderd stukken op de kweek Ik breek mijn vingerkootjes en mijn ellebogen Ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek. Maar na de nacht raap ik mijn lichaam bij elkaar Ik maak het moeizaam weer tot som van alle delen En zie mijn hoofd, geleegd, voelt zoveel minder zwaar. Ik kan het spel dat men de dag noemt weer gaan spelen En als vanouds ben ik die duivelskunstenaar Die grote honger heeft en dorst voor duizend kelen.
6e prijs: Rineke Janssen, Enschede Jeroen Bosch uit het huis der dwergen komt er eentje naderbij zij steekt haar kleine hand uit en trekt me in het schilderij een kikker blaast er zijn trompet hij voert de drumband aan en een geraamte met één been gaat op zijn handen staan een varken met een zonnebril leest zijn geliefde voor de harlekijn gaat trouwen met het elfje met één oor de trombonist haalt eens flink uit en blaast kakelend een ei er vliegen noten in het rond de muziek komt naderbij door de beken stroomt het bier driftig schuimend naar omhoog een bloedend hart zit in een pot aan het einde van de regenboog waar de liefde wordt bedreven ruikt het naar gebakken lucht de monnik houdt zijn pij omhoog en ontlaadt zich met een zucht een bonte rij van lampions kleurt dit satanisch carnaval en boven alles schrijft een losse hand een hemelhoog getal ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek en vrij de hele nacht met haar mijn ziel vertrekt op hoge poten samen met een basgitaar ik kijk van boven op mij neer en vrees mijn naaktheid niet als de zon de hemel kleurt is de bleek een leeg gebied.
7e prijs Stef Hudepohl, Almelo Beek Dit doek gemaakt in Tilburg of in Twente Weegt zwaar als ik het van de wagen til Rondom me juicht de vogellente De voerman en zijn paard zijn stil Bij de put zet ik mijn wasmand neer Knielend naast de andere vrouwen Schiet het gesprek snel heen en weer Als een spoel in weefgetouwen Maar woorden zijn niet langer welkom Mijn rug is moe, mijn rug is nat Ik spoel en wring en sla de rijkdom Van volk in villa’s in de stad De zon staat strak boven de bleek En laat de witte lakens branden Het water van de snelle beek Bijt koeltjes mijn geschonden handen Een bel doorbreekt het zwijgend zwoegen “Rust maar wat!” roept iemand schel Maar er is amper brood genoeg en Veel te vlug klinkt weer die bel Ik kniel opnieuw, verwens de dag De wrede waarheid van het water Waarin ik al mijn jaren zag: Spiegel van toen en nu en later De tocht naar huis langs blinde straten Is lang voor een te oude meid Ik was het grauw uit mijn gelaat en wring mijn vuile eenzaamheid De avond kruipt nu vlug omhoog Een laatste merel laat zich horen Mijn lust is op, mijn lust is droog Ik heb hem in de beek verloren De spijt over de nooit beminden Ligt naast mij en hij wordt niet moe De spoelput is haast blind te vinden Ik dans er in mijn hemd naar toe Ik leg mijn botten in het maanlicht Op de bleek naast al mijn dromen Het gras streelt zacht mijn aangezicht Ik hoor de stille voerman komen
8e prijs: Arjan Keene, Ede Rite de passage Er is een wereld die ik nog niet eerder zag. Men spreekt van dansend licht, en altijd carnaval, het land van Bosch en Maas en Waal bij toverslag. Je wordt ontvangen door een faun, met hoorngeschal. Het is bepaald niet makkelijk om er te komen. Men zegt: het doel vereist het maken van een reis door landschap dat je zelfs niet ziet in dromen. Het afleggen behoort tot de exameneis. Ik moet, zegt men, om het te zien er over schrijven. Ik laat mijn zinnen lopen door een rookgordijn en maak een pad dat naar een plek leidt om te blijven, waar tijd een cirkel is en niet een rechte lijn. Ik hoor een verre weerwolf huilen naar de maan en volg het kronkelpad tot aan de heksenkring, waar eeuwenoude bomen op de uitkijk staan. Ik mag naar binnen, echter niet als sterveling. Daar bij de bloedsteen trek ik dan mijn lichaam uit. Dat valt niet mee, vooral de ritsen bij de mouwen, het is niet elke dag dat je je lijf ontsluit. Mijn vel heb ik uit voorzorg netjes opgevouwen. Er klinken tonen uit de wortels van een eik. Ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek. En iemand waar ik in de verte wel op lijk springt dit gedicht in na de laatste pennestreek.
9e prijs: Baukje van Kesteren, Sneek Finale
Dat had de jury stellig niet verwacht: een dichter die, ten dode opgeschreven, nog éénmaal van zijn kunnen blijk wil geven – juist wegens dat gebeente in de nacht De kanker sluipmoordt in zijn vege lijf De geest wil verder, naar een volgend leven Iets doet het lichaam echter tegenstreven en maakt dat ook zijn geest nog helder blijft De wedstrijd zet de man tot peinzen aan, bepaalt hem nogmaals bij zijn levensweg en bij de toekomst die zo weids nog leek nu ziet hij dat hij vredig heen kan gaan En rustig zegt hij bij zichzelf: ‘Ik leg mijn botten in het maanlicht op de bleek’
10e prijs: Barbara Koers, Uelsen (Dld) Ach, Willem, Willem, moet je nou eens kijken naar mijn mail van deze week. Een regel om een vers te maken: "ïk leg mijn botten in het maanlicht op de bleek". Wát kun je in het maanlicht bleken. Flauwe kul! Ik hoor je wel... In het maanlicht moet je blózen Bij het eerste liefdesspel. En nog nooit heeft er een wezen Zelf zijn botten weggelegd. Sterk verhaal, dat moet ik zeggen. Maar hiermee is het wel weerlegd. Liever lees ik in jouw bundel Mooie verzen, altijd raak. Simpele woorden vol van humor, Met een zachte Twentse smaak.