Algemene Informatie Tijdschrift : KN - KNACK Nummer : 12 Lengte : 14917 Datum : 20/03/1991 Trefwoorden : Krisis Auteur(s) Tekst : Hugo De Ridder Hoofdtitel(s) Tekst : DE VIER VAN POUPEHAN Hoofdtitel(s) Kader(s) : Tussen kontestatie en krisis Titel : Tussen kontestatie en krisis Artikel : DE VIER VAN POUPEHAN Later dit jaar verschijnt bij Lannoo een boek van Hugo De Ridder dat vermoedelijk "Omtrent Wilfried Martens" zal heten. Na het overlijden van Jef Houthuys mochten wij een blik werpen op een passus uit het negende hoofdstuk: "De vrienden van Poupehan". Een lichtjes ontstellende voorpublikatie. Het gesprek vond op 22 februari 1991 plaats ten huize van Jef Houthuys in Sint-Martens-Lennik. De aanleiding was een kritisch boek dat ik voorbereid over Wilfried Martens. Houthuys had enkele dagen tevoren een afmattende heelkundige ingreep ondergaan en was er zich helder van bewust dat zijn dagen geteld waren. Hij stond erop om dit getuigenis af te leggen. Het spreken viel hem moeilijk, de zuurstoffles stond binnen handbereik. - JEF HOUTHUYS: Ik ga de volle waarheid zeggen, want iedereen mag weten hoe dit land uit de moeilijkheden is gehaald door een vriendschap tussen vier mensen. Allicht zullen "gevoelige" naturen in het ACV en het ACW zeggen : "Oeieoei, de Jef deed aan politiek". Ja, en ik ben er trots op. Ik deed echter niet aan politiek om de CVP te redden of om het ABVV te beduvelen, wel uit liefde voor mijn volk en mijn land. Mijn drie medestanders en vrienden Wilfried Martens, Hubert Detremmerie en Fons Verplaetse waren door hetzelfde ideaal bezield. In 1981 werd het met de dag duidelijker dat er met de socialisten geen saneringsbeleid kon worden gevoerd. Er zijn veel pogingen geweest. Met socialisten zoals Guy Mathot, Willy Claes en Roland Beauvois kon er nog gepraat worden over een indexmatiging. ABVV-leider Georges Debunne was echter radikaal tegen. Ik heb hem tegen de socialistische ministers horen
roepen: "Er gebeurt niets en als er toch iets gebeurt, dan herbegin ik met de stakingen van 1960-1961. Onmiddellijk". Martens viel, Eyskens passeerde. Einde 1981 trad de regering Martens V met de liberalen aan. Ze wilde het land uit het moeras halen. Wilfried had op mijn aandringen mijn vriend Fons Verplaetse aangetrokken als ekonoom op zijn kabinet. Fons was de spilfiguur geworden van een cel, eerst binnen het ACW, nadien uitgebreid tot werkgevers en boeren, die tijdens de sukkelgang van Mark Eyskens een blauwdruk van het herstelbeleid hadden uitgewerkt. Heel snel na de devaluatie van februari 1982, nodigde Fons drie mensen uit voor een weekeind nabij Bouillon, waar hij met eigen handen een buitenverblijf had opgeknapt : Wilfried Martens, Hubert Detremmerie en mezelf. Zo zijn de "ontmoetingen van Poupehan" ontstaan. In dat godzalig Waals dorp is het hele herstel begeleid, bediskussieerd en bijgestuurd. Fons Verplaetse ontpopte er zich tot de ekonomische leermeester van Wilfried Martens. BAC-voorzitter Hubert Detremmerie speelde met zijn enorme bankierservaring een onschatbare rol in het herstel van het land. In dat huisje van Fons is tussen ons vieren een vriendschap ontstaan, die sterker was dan alles wat ik ooit heb meegemaakt. Wij kwamen daar op zaterdagnamiddag toe met onze vrouwen en kampeerden er als het ware. Ofschoon we naar de mis gingen en lange wandelingen maakten aan de oever van de Semois, heeft de pers dat nooit ontdekt. We zijn daar al die krisisjaren bijeengekomen, telkens als er belangrijke maatregelen op til waren. Al zittend of al stappend, hebben we in de Waalse bossen gediskussieerd, gezocht, getast, geÍvalueerd. Onze vrouwen maakten hun eigen tochtjes. Voor de maaltijden, gebracht door een plaatselijke restaurantuitbater, zaten we samen aan tafel. Mijn vrouw heeft vaak tegen Fons gezegd : "Dat moogt ge aan Jef toch niet vragen, dat krijgt hij er nooit door". Ik antwoordde dan : "Fons, Hubert, Wilfried, gij zegt wat moet gebeuren, ik zal zorgen dat het kan gebeuren. Toch schrok ik dikwijls dat de cijfers zo rauw waren, en dat de inleveringen zo lang zouden moeten duren. - Was Jean-Luc Dehaene niet bij die ontmoetingen aanwezig? - HOUTHUYS: Nee, hij moest de maatregelen immers als minister uitvoeren, en we wilden hem niet kompromitteren. Ik heb in die periode dikwijls op mijn tanden moeten bijten. In de nationale leiding had ik medestanders en tegenstanders. Vooral de Walen hadden het veel moeilijker dan de Vlamingen. Bovendien was er onze "middenstand". Zo noem ik de vrijgestelden en sekretarissen. Ze hadden het moeten verdedigen, maar het ontbrak hen dikwijls aan moed. Ze waren gevormd in de golden sixties, altijd maar nieuwe eisen, steeds "more and more". Ik ben toen vaak naar bijeenkomsten getrokken van gewone mensen. Ik heb nooit moeilijkheden ondervonden. Een werkman weet immers dat het niet altijd even goed kan blijven gaan, dat een gouden periode onvermijdelijk gevolgd wordt door een tijd van inhouden en afgeven.
Het was voor mij een moeilijke tijd. Af en toe moest ik wat schipperen, maar ik ben nooit uit koers geraakt. We lagen als vakbond onder het trommelvuur van het ABVV en onze eigen vrijgestelden waren kleinmoedig. Toch heb ik het grootste gedeelte van mijn vakbond kunnen overtuigen. Had Jef Houthuys van het ACV toen gedaan wat Georges Debunne van het ABVV deed, BelgiÍ was nog altijd de zieke man van Europa, de laatste van het peloton. Wij trokken ons op aan onze vriendschap. Martens was een medestander in hetzelfde geloof en ideaal. Martens moest stroomop roeien in het parlement, ik in de vakbeweging. Dankzij de kennis, de kreativiteit en de behendigheid van Fons en Hubert hebben we het gered. Ik kan niet werken zonder vriendschap. Ge kunt de strafste kleppers hebben, maar alleen vrienden kunnen moeilijke dingen aan. Ik werd nooit voor voldongen feiten geplaatst. Ik wist steeds wat er ging gebeuren, wat er gepland was. Martens heeft me nooit een pad in de korf gezet, want hij wist hoe moeilijk ik het had. In Poupehan spraken wij ook steeds een taktiek en een strategie af zodat de hardste maatregelen nog konden verzacht worden om de zwaksten te beschermen. We lieten ook steeds openingen voor rektifikaties. Konden de muren van dat huizeke van de huidige goeverneur van de Nationale Bank spreken, dan zou men weten wat een groots werk we daar hebben gedaan. - Hoe komt het dat de regering in oktober 1987 na twee jaar valt over de kwestie-Happart zonder haar karwei te kunnen afmaken? - HOUTHUYS: Ik zal het u zeggen. Happart was slechts een voorwendsel. Begrotingsminister Verhofstadt was de echte schuldige. De pretentie van da joenk konden wij niet meer slikken. Ik heb hem dat toen openlijk in zijn gezicht gezegd. Ook bij Willy De Clercq, die veel redelijker is, heb ik mijn beklag gemaakt. Ik heb zelfs een brief geschreven aan zijn vader, die tot de kristelijke beweging behoort. Wij deden gewoon wat moest gedaan worden voor ons volk. Dat "stukske pretentie" wilde er liberale overwinningen van maken. De mensen aan de top van de vakbeweging die me tot dan toe gesteund hadden _ al dan niet met tegenzin _ begonnen steeds meer vragen te stellen. Robert D'Hondt in de eerste plaats en ook Jean Hallet. Toen in september 1987 de rel rond de ziekenfondsen uitbrak en Verhofstadt voorstellen deed om ze te kortwieken en de privÅ-konkurrentie vrij spel te geven, begon zelfs de brave Bob Van den Heuvel te steigeren. Wij hadden alle moeite van de wereld om de spaarinspanningen aan onze leden te verkopen. De mensen in de regering zoals Dehaene, Philippe Maystadt, en DaniÍl Coens, die bij de arbeidersbeweging aanleunen, stonden dagelijks moedig in de gevechtszone. Maar door de provocerende taal van Verhofstadt werd hun positie tegenover het ACW onmogelijk. Het beleid werd neoliberaal gekleurd en vooral onze Waalse vrienden namen dat niet langer. De Vlamingen zijn gevolgd. Voor de regering werd de toestand onhoudbaar. GÅrard Deprez van de PSC en minister Maystadt hebben zich dan wat harder opgesteld in de zaak-Happart. De regering is moeten opstappen. - Martens is dan in strijd met zijn aanvankelijke verklaringen toch
eerste-minister geworden van een regering met de socialisten? - HOUTHUYS: Ofschoon hij van nature uit een progressist is, heeft Martens het altijd moeilijk met de socialisten. Hij heeft met hen té droeve ervaringen opgedaan in 1981. Toch heeft hij aanvaard. In uw boek, "Sire, geef me honderd dagen", hecht u veel belang aan het gesprek dat Wilfried Martens had op zondag 17 april 1988 in het Antwerpse Pullman-Park Hotel met de toenmalige CVP-voorzitter Frank Swaelen en Jean-Luc Dehaene. Van Antwerpen is hij echter naar Westende gereden, naar het vakantiecentrum Zon en Zee, waar ik hem met de vrienden van Poupehan, Fons Verplaetse en Hubert Detremmerie, zat op te wachten. Zonder aarzelen en met veel nadruk heb ik hem gezegd : "ge moÅt het premierschap aanvaarden". Vanuit het vakantiecentrum is er zelfs naar het Paleis getelefoneerd. Niet omdat ik mijn vriend Wilfried graag in de Wetstraat 16 zag, wel omdat de kaarten zo lagen dat hij het volgens ons moest doen. Hoe moeilijk het voor hem ook was. 's Anderendaags is er het beslissend gesprek met de koning geweest, waarop hij "ja" heeft gezegd. - Waarom hebt u als vakbondsleider zo'n goede relatie met Wilfried Martens kunnen opbouwen en, bijvoorbeeld, minder met zijn voorganger Leo Tindemans? - HOUTHUYS: In de moeilijke periode 1976-1977 had ook Tindemans een herstelplan. Ik ben hem gaan opzoeken met Robert D'Hondt om aan te dringen op wijzigingen. We stelden hem alternatieven voor. Tindemans, die biezonder populair was en de kampioen van de voorkeurstemmen, antwoordde ons : "Ik heb met uw mensen gepraat. Ik ben vorige week nog met groot sukses in een ACV-centrale gaan spreken. Ik weet wat uw basis denkt. Ik handhaaf mijn plan". Tindemans is dan gestruikeld over de vrijdagstakingen. Van toen af heb ik mijn kontakten met Wilfried Martens geÝntensifieerd. En die heeft me nooit voor schut gezet. Hugo De Ridder
Kader(s) : Tussen kontestatie en krisis Deze week wordt Jef Houthuys (68) in Sint-Martens-Lennik begraven. De oud-voorzitter van het Algemeen Kristelijk Vakverbond overleed nog geen vier jaar nadat hij met pensioen ging. Voor velen onverwacht, maar hij bereidde zich op dit afscheid voor. Zo wilde hij dat oud-kajotter bovenaan op zijn overlijdensbericht zou staan, want de KAJ met het haast onbegrijpelijke geloof in Cardijn hebben meer dan welke doctrine ook de vakbondsleider bezield. De Opwijkenaar Houthuys leek zoals zijn vader bestemd om kleermaker te worden. Maar zijn KAJ-engagement bracht hem in het beroepskader van de kristelijke arbeidersbeweging: als KAJ-sekretaris, die bij zijn huwelijk in 1951 promoveerde tot nationaal propagandist van de Kristelijke Centrale der Metaalbewerkers, die in 1967 door ACV-voorzitter August Cool werd geroepen als zijn dauphin, om hem op 1 januari 1969 op te volgen. Eind juli 1987
ging Houthuys met pensioen en gaf het voorzitterschap door aan Willy Peirens. Gedurende bijna twintig jaar leidde hij de kristelijke vakbond, met alle macht en mandaten (Nationale Bank, sociale parastatalen, Krantengroep Het Volk, ACW, EVV...) die dat inhoudt. Weinig gebeurde in de jaren zeventig en tachtig waar hij niet bij betrokken was. In de geest van Cardijn beschouwde hij het voorzitterschap eerder als een roeping dan als een mandaat van de leden. Zo'n voorzitter is tegelijk syndikaal en politiek. Houthuys trok scherp van leer tegen diegenen in eigen rangen die de band tussen de kristelijke arbeidersbeweging _ het ACW _ en de CVP wilden doorknippen. Klassestrijd leidt nergens naartoe, overleg en consensus leveren resultaten op. De nieuwe voorzitter botste haast meteen met de kontestatiebeweging in het zog van mei 1968 en de mijnwerkersstakingen van 1970. Intellektuelen en linkse revolutionairen (Amada, Ral...) infiltreerden de vakbond. Een golf van wilde stakingen ontredderde de strukturen. De syndikale bonze Houthuys vocht voor het behoud van het Belgisch overlegsysteem. Terwijl het ABVV van Georges Debunne zwoer op arbeiderskontrole, sprak het ACV zich uit voor zelfbestuur, een doctrine die Houthuys nooit duidelijk ondersteunde en tijdens de krisis snel liet vergeten. OVERLEG. Het overlegsyndikalisme was zijn doctrine. Hij startte mee het centraal overleg op en na de krisis en het volmachtenbeleid, die dergelijk overleg onmogelijk maakten, maakte hij er een erezaak van voor zijn pensioen met een nieuw centraal akkoord de traditie te herstellen. Sociale zekerheid, demokratizering van de onderneming, inkomensverdeling, brugpensioen, kredieturen waren gekoesterde tema's. Debunne hanteerde de vakbond als een tegenmacht en kon in 1977 Houthuys nog meeslepen in vrijdagstakingen die de regering Tindemans-De Clercq ten val bracht. Houthuys waarschuwde nog dat de regering van "onze heilige index" moest afblijven, onder de aanzwellende krisis overwon zijn tewerkstellingstrauma de syndikale zuiverheid. Het rooms-blauwe herstelbeleid van de regeringen-Martens in de periode 1981-1987 werd zoniet door Houthuys mede opgezet dan toch sterk ondersteund. Onpopulaire politieke maatregelen als de 5-3-3-operatie (1983), de besparingstreinen (1984) en het antikrisisplan van Hertoginnedal (1986) kregen het ACV-visum. Hard moest Jef Houthuys daartoe tegen grote delen van zijn basis vechten, de Landelijke Bediendencentrale, het Waalse CSC, militanten en sekretarissen die droomden van een regering met de socialisten. In de Brusselse Pletinckxstraat waren er dramatische vergaderingen en zeker twee keer liep het voor de voorzitter bijna slecht af. Maar hij wist de troepen handig _ vaak grommend _ in de pas te laten lopen. Hij hield er zijn bijnaam "le Jef d'Etat" aan over. Een vakbondsfront ACV-ABVV lag hem niet. Hij maakte van te nabij de bestaansstrijd van het ACV tegen de socialistische, vaak anti-klerikale vakbond mee. Zijn politiek coulissenwerk vergemakkelijkte het samenwerken niet met een ABVV-in-de-oppositie. Vaak leek de kristelijke vakbond gemakkelijker met de werkgevers dan met het ABVV over de baan te kunnen. Houthuys geloofde niet dat een eenheidsvakbond meer macht inhoudt. Het anti-socialisme van Cardijn.
Voor de regionalizering was hij biezonder kittelorig. De overtuigde unitarist had niets dan misprijzen voor de communautaire problematiek. Het ACV regionalizeerde zich dan ook slechts minimaal, om erger te voorkomen. Het ACV van Houthuys groeide van een goeie 900.000 tot 1,3 miljoen leden. Guido Despiegelaere Onderschrift(en) : ? Jef Houthuys: "Zonder vriendschap kan ik niet werken." ? "De pretentie van Verhofstadt konden wij niet slikken."
Algemene Informatie Tijdschrift : KN - KNACK Nummer : 37 Lengte : 12185 Datum : 18/09/1991 Auteur(s) Tekst : Marc Reynebeau Hoofdtitel(s) Tekst : DE VINGERS IN DE HANDPOP Ondertitel : ANTIPODE.
Artikel : DE VINGERS IN DE HANDPOP "Omtrent Wilfried Martens" pleegt een karaktermoord op de eerste minister. Heeft de butler het gedaan? PREMIER WILFRIED MARTENS zat vorige woensdag op de eerste rij in het Brusselse Astoria-hotel te glunderen toen daar het boek "Omtrent Wilfried Martens" van ex-Standaard-journalist Hugo de Ridder luisterrijk werd voorgesteld. De eerste minister had het boek nog niet mogen lezen, die woensdag, en zoveel geheimhouding had hij zich beter niet laten aanleunen, want behalve terwille van de ijdelheid, valt er om het boek eigenlijk niet zoveel te glunderen. "Omtrent Wilfried Martens" is absoluut geen politieke biografie maar vooral een kollektie anekdoten betreffende de boerenzoon Martens uit Sleidinge die het tot eerste minister schopt, zonder dat een en ander in de tijd wordt gesitueerd, laat staan verklaard. Sommige van die anekdoten hebben een biezonder onthullend karakter, daar niet van, en kennis van tevoren verhulde feiten is bevrijdend. Niettemin wekt De Ridders publicistiek ook wrevel. Hij schrijft wel heel erg slordig, bouwde zijn tekst vrij onevenwichtig op en geeft vaak blijk van een irriterend egotisme, vooral wanneer hij zichzelf een koket maar in feite wat ridikuul pseudo-staatsmanschap toedicht. Zoiets leidt tot een publicistiek autisme en dat betaamt de vranke schrijver niet. "Omtrent Wilfried Martens" is dan ook een vrij onaf boek, vol gapende blanco's, die De Ridder ten onrechte de moeite van het onderzoeken niet waard vond. Vandaar ook dat hij nauwelijks tot adekwate verklaringen of inzichten komt. Ook beweert hij gebukt te gaan onder een pak staatsgeheimen waaraan hij de lezer weigert deelachtig te maken. Hoezo? Wie wil hij daarmee beschermen? De Ridder bakt het wel heel bruin wanneer hij van al zijn geproklameerde kennis over de koningskwestie rond de abortuswet niets laat blijken, op het groteske misverstand rond gemeenschapsminister Jan Lenssens na, die meende te begrijpen dat de koning geen formeel bezwaar zou maken tegen de wet. De
Ridder maakt hiermee een grove karikatuur van de CVP-strategie in dit probleem en bezondigt zich bovendien aan feitelijke onjuistheden die hij, had hij zich niet zo hautain gedragen, best had kunnen voorkomen. ANTIPODE. De Ridder hult zich hier in mutisme omdat de vorst niet kan repliceren op de gebeurlijke kleingeestigheid van de politici, zo beweert hij. Zoveel patetiek maakt de "verantwoording" zelf volstrekt ongeloofwaardig. Dat dwingt de lezer tot de veronderstelling dat zoveel sjieke zelfcensuur wel eens kon te maken hebben met het feit dat De Ridder, nadat hij De Standaard had verlaten, in dienst kwam bij de Koning-Boudewijnstichting, en wel dank zij uitdrukkelijke voorspraak vanwege CVP-bonzen. De Ridders wat monomane trek om zijn eigen gelijk te willen bevestigen, roept bij de lektuur van zijn proza altijd de vraag op: what makes Sammy run? Een onlesbare dorst naar de waarheid? Daarvoor toont De Ridder zich toch te selektief in zijn feitenrelaas. Hoewel ook hij altijd recht heeft op het voordeel van de twijfel, blijft hij een man met "een verleden", als jarenlang sekretaris van de CVP en vooral als intimus van Leo Tindemans, Martens' grote antipode en rivaal. Dat moet De Ridders kijk op Martens getekend hebben. De Ridder ging in zijn trouw aan Tindemans altijd veel verder dan zelfs zijn kollega's bij De Standaard konden bevroeden, zo schreef ex-hoofdredakteur Manu Ruys zaterdag nog in die krant. Maar Hugo de Ridder komt er ruiterlijk voor uit; het behoort tot zijn journalistieke credo dat een krant zich engageert. En dat deed De Standaard zeker begin 1972, toen Martens het CVP-voorzitterschap ambieerde. Tegen die ambitie pleitte echter dat Martens als voorzitter van de CVP-Jongeren een voorstander was van de progressieve frontvorming met de socialisten en van de gemeenschapsschool als alternatief voor het verzuilde onderwijs. De Standaard ging toen, hoezeer De Ridder dat nu, vreemd genoeg, wil ontkennen, inderdaad eerder als politiek bureau dan als redaktie funktioneren. Er bleken immers, zoals De Ridder dat schrijft, tegen Martens "bezwaren op de krant" te bestaan. In een zogeheten "afzweringsinterview" mocht Martens die bezwaren sussen en hij raakte via de krant volledig "gededouaneerd" na een gesprek met hoofdredakteur Ruys, die hem, journalistiek zeer onortodox, daarvoor bij hem thuis ontving. Na deze biecht kreeg Martens het fiat via de kommentaren van Ruys. ZUILBELANG. "Omtrent Wilfried Martens" is zeker geen vleiend boek voor de huidige premier. Het past zelfs perfekt in de aloude rivaliteiten tussen de "standen" in de CVP, meer bepaald tussen de kristelijke arbeidersbeweging, het ACW, waarbinnen Martens en diens alter ego, de huidige vice-premier Jean-Luc Dehaene, te situeren zijn (evenals de geblameerde Lenssens), en de rechtervleugel, waartoe onder anderen Tindemans, senaatsvoorzitter Frank Swaelen (nog een vriend van De Ridder) en partijvoorzitter Herman van Rompuy behoren. Het boek biedt vooral een unieke inkijk in de recente politieke geschiedenis wanneer het, indirekt dan wel, de machtsmekanismen binnen de CVP beschrijft. Rond de CVP blijkt immers wel degelijk een machtskluwen van
allerlei zich op de kristendemokratie beroepende belangengroepen te cirkelen, in de sociale, ekonomische, financiÍle, medische, pers-, welzijns- of onderwijssektor, met de partij als politieke hefboom van de zuil. Frappant daarin is De Ridders (opnieuw vooral indirekte) beschrijving van de manier waarop die groepen politici gebruiken om hun belangen te verdedigen. Martens is zo'n politicus. De Ridder schildert hem, kortom, af als de handpop waarin de hand van het ACW geschoven zit. De feiten die De Ridder aanbrengt, laten zich meer bepaald lezen als het verhaal van de manier waarop het ACW heeft getracht de kristendemokratie te domineren en daarvoor haar mannetjes uitzette. Daardoor laat dit boek zich lezen als een regelrechte karaktermoord op de premier. Martens bleek het eerst te zijn "ontdekt", nog vÆÆr hij lid van de partij werd, door twee kommentaarschrijvers van de Gentse ACW-krant Het Volk, de broers Emiel en Karel van Cauwelaert. "Je moet in de politiek gaan," zeggen ze hem, "en eigenlijk zou je bij ons moeten komen als journalist om je op zo'n carriÉre voor te bereiden" (onze kursivering). Martens kwam echter op CVP-kabinetten terecht en werd in 1972 partijvoorzitter _ Tindemans weigerde omdat er te weinig te verdienen viel en omdat de Boerenbond wou dat hij minister van Landbouw bleef. Toen stond Martens, die vanuit zijn sociale bewogenheid vanzelf naar de arbeidersvleugel neigde, al onder sterke ACW-patronage, in de personen van Jos de Saeger, Rik Kuylen en vooral Gust Cool. Het tijdperk van de progressieve frontvorming was toen voorbij en het ACW koos, net als Martens, voor het kompromis maar ook voor de kracht in een grote, machtige partij, de CVP, die dan ook niet mocht verdeeld raken. Daarom kreeg ook de oude premier Gaston Eyskens de dolk in de rug, omdat hij in zijn ideeÍn over de staatshervorming niet werd gevolgd door de meerderheid van de partij, zoals Martens die vertolkte. POUPEHAN. Met Martens als partijvoorzitter en Tindemans als premier leek binnen de partij het links-rechts-kompromis bezegeld. Maar Tindemans werd, zo benadrukt De Ridder, al in 1977 onderuit gehaald omdat hij te weinig lette op de ACW-direktieven. Doorheen de rampzalige geschiedenis van het Egmontpakt (1977-78) bleek de bevlogen en intellektueel ambitieuze Tindemans steeds eigenzinniger op te treden, wat hem meteen onbetrouwbaar maakte voor wie hem wenste te manipuleren, versta bij De Ridder: onbetrouwbaar voor het ACW. Tussen de twee tenoren ontstond een konflikt dat tot een akelige vete ontaardde. In 1979 werd Martens, tegen de oorspronkelijke plannen in (hij zou naar het Europees parlement gaan), dan ook als premier naar voren geschoven. 1979, Martens I. Er volgden nog drie kwakkelende Martens-regeringen met (hoofdzakelijk) de socialisten, terwijl het land alsmaar verder in het ekonomische moeras wegzonk. Dan trad, nog altijd in het verhaal zoals De Ridder het vertelt, op impuls van de legendarische ACW-topman P.W. Segers de groep-Detremmerie op, genoemd naar Hubert Detremmerie, voorzitter van de ACW-spaarbank BAC. De vooral uit ACW'ers bestaande groep achtte de socialisten niet langer een valabele koalitiepartner, bereidde een koalitiewissel met de liberalen voor, een fors inleveringsprogramma en een devaluatie inbegrepen. Dat laatste sprong vorige week het scherpst in het oog: had de privé-bank BAC
dus voorkennis van de devaluatie, wat meteen een risico op misbruik daarvan suggereert? Detremmerie ontkent (weinig overtuigend overigens), De Ridder houdt vol. Om die plannen uit te voeren, werd Martens in de rug gedekt door Dehaene, die tevoren zijn kabinetschef was en nu tot minister van Sociale Zaken promoveerde. Dehaene zou zelfs geregeld nota's van Martens onderscheppen wanneer hij dacht dat deze de ACW-stelling onvoldoende verdedigden. Het ACW drong Martens ook Fons Verplaetse, het brein achter het beleid, als kabinetschef op. De hele regeerperiode met de liberalen, 1981-87, werd bovendien begeleid door een klein ACW-groepje, de ondertussen al roemruchte "vier van Poupehan ", Detremmerie, Martens, Verplaetse en ACV-voorzitter Jef Houthuys, dat de te voeren politiek in detail uitstippelde. Dat beleid werd trouw in de praktijk gebracht, maar Detremmerie stuitte op een selektieve affiniteit. Arbeidersbankier zijn, het roept inderdaad een paradoks op. Het is blijkbaar makkelijk om een anonieme loontrekkersmassa de buikriem te laten dichttrekken, maar toen ook de banken om een inspanning werden verzocht, hield Detremmerie tegenover zijn kollega-bankiers de kaken op elkaar en realizeerde de regering, of liever, de groep van Poupehan, slechts een onooglijke fraktie van wat ze dacht te realizeren. MACHTSHONGER. Uiteindelijk, zo laat De Ridder uitschijnen, zaten de liberalen, Guy Verhofstadt inkluis, er ook maar voor spek en bonen bij. Hoezeer ze ook dachten het "herstelbeleid" te domineren, het was in Poupehan dat het werd uitgetekend. Toen het "joenk" Verhofstadt nog verder wou gaan en zo de kristelijke zuilbelangen ter diskussie stelde, had het Poupehan- kwartet al snel een Voer-voorwendsel klaar om de liberalen te kunnen omruilen voor een koalitie met de socialisten. De Ridders verhaal is, zoals gezegd, onvolledig; dat het ACW zich in 1985 openlijk distantieerde van Martens, wordt bijvoorbeeld verzwegen. Niettemin groeit uit het boek een bedenkelijk beeld van hoe een kleine groep mensen het hele landsbeleid kan kontroleren en dirigeren, waarbij een op macht en aanzien gestelde eerste minister als Martens slechts als zetbaas funktioneert. In zijn residu schrijft het boek de kristelijke arbeidersbeweging een perfide machtshonger toe, in kontrast met de kristendemokratische zuiverheid en idealen van Tindemans en de zijnen. Dat lokt bovendien een dijkbreuk van bange vermoedens op, zoals: zou Martens met zijn hoofdstedelijke kandidatuur dan toch van Brussel de Europese hoofdstad willen maken om zodoende politiek garant te staan voor de risicovolle BAC-investeringen in onroerend goed bestemd voor de EG? De in De Ridders verhaal bijna okkult lijkende ACW-machinaties roepen dan ook grote vragen omtrent de demokratische legitimiteit waarmee de CVP politiek bedrijft. De gebleken, alles overheersende zorg om het eigen zuilbelang heeft immers weinig te maken met een behoorlijke politieke kultuur. Als ze De Ridder willen geloven, weten de politieke partners van de CVP waar ze zich mogen aan verwachten. Marc Reynebeau Hugo de Ridder, "Omtrent Wilfried Martens", Lannoo, Tielt, 230 blz., 595 fr.
Algemene Informatie Tijdschrift : TR - TRENDS Nummer : 31 Lengte : 21263 Datum : 14/08/1991
Kaders : 1
Rubrieken : OMSLAG Auteur(s) Tekst : ERIK VERREET, JOHAN VAN OVERTVELDT Hoofdtitel(s) Tekst : EKONOMISCH BELEID. ARCHITEKT MET VOLMACHTEN. Hoe Fons Verplaetse België genas Ondertitel : LAND IN OORLOG. Hoofdtitel(s) Kader(s) : VERPLAETSE V TOT VIII Titel : VERPLAETSE V TOT VIII
Artikel : EKONOMISCH BELEID. ARCHITEKT MET VOLMACHTEN. Hoe Fons Verplaetse België genas Goeverneur Fons Verplaetse tekende het ekonomisch herstel van België uit, en nog veel meer. Wat was zijn bijdrage? Hoe, waar en wanneer greep hij konkreet in? Welke rol speelden de weekends in het beruchte Poupehan? In zijn fluwelen stijl liet premier Martens de voorbije week weer zijn tanden zien: "Ik vind het wenselijk dat de volgende regering over biezondere machten beschikt," vertelde hij aan De Standaard. Na haar verkiezing zal de volgende regering de zware hindernis van de schuldenlast moeten nemen, "want we zitten geblokkeerd." Achter de schermen loopt goeverneur Fons Verplaetse van de Nationale Bank zich reeds warm. "Ik ben van plan mijn plicht te doen," reageert hij diplomatisch op de vraag of hij de regering nog advizeert. Met de biezondere machten duiken de spoken uit het verleden weer op. Trends kijkt 15 jaar terug. Fons Verplaetse is onze gids in deze artikelenreeks. We starten met de jaren 1981-1982, de woelige periode vol scherpe politieke konflikten, de grote devaluatie, de wandelingen in het beruchte Poupehan , de volmachten en een pril herstelbeleid. LAND IN OORLOG. Op de Europese top van 23 en 24 maart 1981 in Maastricht kreeg premier Martens het hard te verduren. De andere Europese regeringsleiders spaarden hun kritiek niet op het lakse Belgische uitgavenbeleid. Gefrustreerd keerde Wilfried Martens naar Brussel terug. Zijn eerste saneringsplan met loonmatiging was op straat gesneuveld. De dag daarvoor, op 22 maart, had
hij bekomen dat de koppeling van de lonen aan de index bespreekbaar werd. tot aktie. Langer talmen, werd gevaarlijk. De koorts steeg. De premier kwam erg onder de indruk van een nota van de Nationale Bank (28 maart). De top van de NBB, met direkteur Roland Beauvois op kop, liet de premier klaar en duidelijk weten dat alleen een looninlevering van 10 procent soelaas kon bieden voor de zieltogende Belgische ekonomie. Op basis van die nota trok ekonomisch kabinetschef Jacques van Ypersele de eerste grondlijnen van een nieuw noodplan. Hij wenste de loonindexering aan te pakken. Op zondag 29 maart legde Martens zijn plan voor aan een speciale kabinetsraad. De socialisten wilden er niet van weten: zeer tegen de zin van Willy Claes, brachten ze op 31 maart de regering Martens IV ten val. De koning reageerde onmiddellijk, en ontbood de belangrijkste politici en sociale partners ten paleize. Hij legde er een ijskoude verklaring af. "Het is nu de hoogste tijd om geschillen aan de kant te schuiven en voorrang te geven aan de overleving. Dat is wat we zouden doen, mochten we in oorlog zijn. Welnu, dit is oorlog: oorlog voor het behoud van onze ekonomie, voor het welzijn van allen en vooral van de minst bedeelden, voor onze plaats in de wereld." KETTERIJ. Martens ging, Mark Eyskens kwam (6 april - 17 december 1981). Toen het premierschap van Eyskens negen maanden later op de klippen liep, was er evenwel weinig gebeurd _ behalve dat de begrotingstoestand helemaal uit de hand gelopen was. Meer nog: door de nooit eerder vertoonde klucht van stakende ministers, raakte ons land in deze periode zowat het laatste greintje internationale geloofwaardigheid kwijt. Binnen de kristelijke vakbond, het ACV, groeide tijdens het Eyskens-interludium de overtuiging dat er iets aan de loonvorming gedaan moest worden, wilde BelgiÍ nog ooit uit het ekonomische slop geraken. Om de eigen achterban niet in het harnas te jagen, diende deze ingreep echter zeer goed "verpakt" te worden. De vakbond zocht een aanvaardbare en geloofwaardige aanleiding om de loonvorming los te kunnen koppelen van de index. Fons Verplaetse, toen nog op de studiedienst van de Nationale Bank, prezenteerde ACV-topman Jef Houthuys de ideale aanleiding. Los van syndikaal-strategische overwegingen, was Verplaetse er stellig van overtuigd dat het toenemend tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans het meest nijpende probleem van ons land vormde. Dat tekort hing samen met het verlies aan konkurrentiekracht van de ondernemingen tijdens de voorgaande jaren. De forse stijgingen van de olieprijs hadden geleid tot een verarming, die bijna uitsluitend door de ondernemingen was gedragen. Een snelle korrektie drong zich op. Daartoe was maar ÅÅn middel goed: een devaluatie van de frank binnen het Europees Monetair Systeem. Fons Verplaetse besefte zeer goed dat zijn stelling niet werd geslikt door de top van de Nationale Bank. De jaarverslagen van 1980 en 1981 spreken zich officieel uit tegen een devaluatie.
DE JAN SMETS-PLOEG.
In de bekering van Houthuys en Martens werd een cruciale rol gespeeld door een vierde figuur: Hubert Detremmerie, voorzitter van BAC Spaarbank. Houthuys, Martens, Verplaetse en Detremmerie brachten met hun echtgenotes verschillende weekends door in het buitenverblijf van de goeverneur in het Waalse dorpje Poupehan. "Het herstel werd er begeleid, bediskussieerd en bijgestuurd," aldus Houthuys op zijn sterfbed. In het boek van Frans Verleyen, "Een Gegeven Woord", rept Martens niet over deze ontmoetingen. Gaat hij niet prat op deze wijze van besluitvorming? De wandelingen in Poupehan waren opmerkelijk goed voorbereid. Tijdens het Eyskens-regnum was het kabinet van minister Chabert de vergaderplaats van vertegenwoordigers van de Nationale Bank, met Beauvois aan het hoofd, en een paar topfiguren van de CVP onder wie ook Martens. Het Beauvois-voorstel, een rechtlijnige looninlevering voor iedereen (10 procent), "was politiek volstrekt onhaalbaar," aldus Jean-Luc Dehaene. Toen ontvouwden Verplaetse en Detremmerie een ingenieus plan. In verschillende stappen werd het probleem ontleed en aangepakt. Eerst was er een studieronde. Later werd een poging ondernomen om de toekomstige premier Martens ekonomisch bij te stellen. Tegelijkertijd wist een rij van de meest prominente Belgische ekonomen ACV-topman Houthuys tot inzicht te brengen. Het duo trok daarna Martens en Houthuys dichter naar zich toe: als kwartet gingen ze naar de Ardennen. De wandelingen Poupehan waren de bezegeling van een groepsproces. In de nadagen van Martens IV, begin 1981, nam BAC-topman Hubert Detremmerie het initiatief. Hij verzamelde een groepje specialisten om zich heen, zowel uit de kristelijke vakbond als uit de werkgeverssfeer, om te onderzoeken wat haalbaar was. Inspirator van de groep was Fons Verplaetse, die zwaaide met Cepess-berekeningen: de bruto-kapitaalvorming nam schrikwekkend af _ in 1970-73 nog 9,7 procent van het BNP, in 1980 nog slechts 2,2 procent. De ekonomische toekomst van het land stond op het spel. Elke donderdagavond van 18 tot 24 uur bogen Fons Verplaetse, Theo Peeters, Jan Hinnekens en Herman Van Rompuy, af en toe versterkt door ACV-studax Paul Matthijs (nu Sidmar) zich over de zware problemen. Telkens werden de dossiers voorbereid door Jan Smets, van de studiedienst van de Nationale Bank en nu kabinetschef van Wilfried Martens. Alle mogelijke sektoren passeerden de revue: hoe kunnen onze ondernemingen meer uitvoeren, hoe kan de invoer afgeremd worden, welke faktoren stimuleren de investeringen, is er loonmatiging mogelijk, kan de index doorbroken worden, welke financiÍle vernieuwingen kunnen het schuldbeheer verbeteren. Uit dit laatste diskussiepunt ontstond later de "schuldcel" bij de Schatkist. "Eigenlijk pasten wij de aanbodekonomie toe avant-la-lettre," zegt een deelnemer. De ploeg vergaderde maanden, tot aan de verkiezingen eind 1981. BRAINWASHING. Detremmerie en Verplaetse rekenden erop dat Martens terug zou keren, wat de aftredende premier zelf ook geloofde. Het zou echter een andere Martens worden, één die niet bang was om de woorden inflatie, rentevoet en betalingsbalans in de mond te nemen. Terwijl Eyskens vruchteloos poogde BelgiÍ uit het drijfzand te trekken, gidsten Verplaetse en Detremmerie hun vriend Wilfried langs een hele rij ondernemingen. Hij werd gesignaleerd in verschillende bedrijven in het Kortrijkse, bij diverse banken en zelfs bij
de Belgische Vereniging der Banken. Stukje bij beetje leerde de oud-premier de ekonomische realiteit van zijn land kennen. Verplaetse was zijn leermeester; de leerstof stond elke dag in de krant. De kommentaar van Verplaetse was op niveau. "Toen Martens V op 17 december 1981 van start ging, was alles klaar." Willy D'Havé van het ACV, Jan Hinnekens van de Boerenbond en Hubert Detremmerie van BAC hebben in een lange babbel aan Martens voorgesteld Verplaetse te nemen als kabinetschef. Met Kerstmis belde Martens naar Verplaetse. De ekonoom accepteerde de plaats van vice-kabinetschef voor ekonomische zaken. Ook NBB-goeverneur Cecil de Strycker reageerde positief. Jean-Luc Dehaene tekent de man: "De grote sterkte van Fons Verplaetse is zijn inzicht in de grote verbanden van de ekonomie, en het feit dat hij dat ook bevattelijk kan overbrengen naar politici. Hij heeft voortdurend de belangrijkste doelstellingen voor ogen en vertaalt ze in een objektief dat politiek hanteerbaar is, zonder verloren te lopen in allerhande details. Zo heeft hij er iedereen van overtuigd dat het herstel van de konkurrentiekracht een meer prioritaire doelstelling diende te zijn dan de sanering van de openbare financiÍn _ ook al moest die natuurlijk volgen." Nu de politieke nummer één van het land overtuigd was van de nodige hervormingen, mikte de groep op de vakbonden en meer bepaald op Jef Houthuys van het ACV. In een eerste ronde trok een delegatie van de meest vooraanstaande Belgische ekonomen naar de vakbondsvoorzitter: onder meer Jacques DrÉze, Robert Maldague en Theo Peeters. Aanvankelijk leek het boter aan de galg, maar bij een tweede bezoek van de licht gewijzigde delegatie bleek Houthuys overtuigd te zijn. Er volgde nog een derde kontakt, waarin meer over konkrete maatregelen werd gesproken. Poupehan. Zodra Wilfried Martens zijn vijfde regering op poten had staan, moesten er zo snel mogelijk besluiten getroffen worden. Jean Gol en Jean-Luc Dehaene wisten Martens te overtuigen om met volmachten te werken. "Daarna heeft Fons een groot stuk van de zaken gedirigeerd," zegt een insider. Verplaetse hield geregeld kontakt met de leden van de studiegroep. Binnen het kwartet Martens, Verplaetse, Houthuys en Detremmerie groeide de behoefte om de zaken rustig uit te praten, niet gestoord door pottekijkers. Ze hadden de goede ervaring van de 5-3-3-maatregel, waartoe eind 1982 werd beslist: 5 procent arbeidstijdvermindering, 3 procent looninlevering en 3 procent aanwervingen. Dit laatste luik vormde een doorbraak, in die zin dat de patroons aanvaardden deeltijdse arbeiders in dienst te nemen. Deeltijds of voltijds _ op het kabinet van Tewerkstelling telde men "de neuzen van Verplaetse". Met dit idee _ het was nog maar halfbakken _ waren Detremmerie en Verplaetse uit restaurant de Carrousel gekomen na een middaglunch. Fons Verplaetse stelde toen voor een aantal weekends te gaan doorbrengen in zijn zelfgebouwde vakantiewoning op de beboste hellingen van Poupehan, een klein Ardens dorpje in de buurt van Bouillon. Op vrijdagavond of zaterdagochtend reden de vier, vergezeld van hun echtgenotes, naar de Ardennen. De kinderen bleven thuis. De acht gingen
wandelen, de heren voorop, de dames achteraan. Vooraan ontrolden zich stevige diskussies: er werd hard gewerkt. Op zondagochtend gingen de leiders van het land naar de vroegmis. 's Middags werd voedsel en drank aangebracht door een traiteur uit de buurt; na de middag tekende zich gewoonlijk een consensus af. OVERSCHATTING. De grote afwezige in Poupehan was op het eerste gezicht ACW-zwaargewicht Jean-Luc Dehaene. Hijzelf daarover: "Ik was altijd op de hoogte van de gesprekken en de oriÍntaties. Mijn rol in dat geheel situeert zich vooral binnen de strukturen van het ACW: de zaken aanbrengen, toetsen op hun haalbaarheid, bijsturingen suggereren, enzovoort. Poupehan is een goed voorbeeld van ÅÅn van de favoriete taktieken van Fons: het scheppen van een informeel kader waarbinnen vrij gediskussieerd kan worden. Die Poupehan-toestand wordt mijns inziens zowel onderschat (wat de persoonlijke relaties betreft) als overschat (waar het gaat om het effektief nemen en doorduwen van konkrete maatregelen)." De diskussies in en rond het vredige Poupehan speelden onmiskenbaar een belangrijke rol in het herstel van de Belgische ekonomie, maar zouden pas een echt historisch aureool verdiend hebben indien ze vijf jaar eerder plaats hadden gevonden Ån toen ook aanleiding hadden gegeven tot gelijkaardige konkrete beleidsmaatregelen. De rol van Hubert Detremmerie in het Poupehan-gezelschap mag niet onderschat worden. Verplaetse had zijn ideeÍn gewoonlijk al uitgetest op Detremmerie, vooraleer hij ze voorlegde aan de vertegenwoordigers van de vakbond en de politiek. De reakties van Martens en Houthuys waren beslissend: geregeld wezen zij erop dat bepaalde maatregelen het inkasseringsvermogen van de vakbond of van de regering te boven gingen. Premier Martens liet zich niet inpakken. Met zijn scherpe vragen hield hij zijn medewandelaars aan het denken. Een week vÆÆr zijn overlijden (14 maart 1991) getuigde Jef Houthuys aan Hugo De Ridder (Knack, 20.3.91): "In dat huisje van Fons is tussen ons vieren een vriendschap ontstaan die sterker was dan alles wat ik ooit heb meegemaakt." Van premier Martens konden gelijklopende uitspraken opgetekend worden. Het kwartet kwam slechts viermaal bij elkaar in Poupehan. DE DEVALUATIE. Met de devaluatie van 21 februari 1981 toonde Fons Verplaetse dat het menens was. Samen met kabinetschef Jacques van Ypersele de Strihou werkte hij onmiddellijk na zijn benoeming op kerstdag 1981 een devaluatieplan uit met begeleidende maatregelen, voornamelijk de loonmatiging. In "Een Gegeven Woord" vertelt premier Martens: "De regering was in het bezit van een buitengewoon knap rapport, geschreven door Jacques van Ypersele en Fons Verplaetse. Daarin werd onweerlegbaar aangetoond dat de Belgische ekonomie tegenover die van de buurlanden mettertijd een kosten-handicap had opgelopen van zowat 12 procent. De nota bevatte de konklusie dat die handicap niet alleen door een matigingspolitiek kon worden weggewerkt, omdat het deflatoir effekt te groot zou zijn. Het
voorstel was een inlevering van 3 tot 4 procent op te leggen en de rest van de handicap te laten wegwerken door een aanpassing van de munt, die op zijn minst 8 procent moest bedragen. "Voor de bevolking was dit voorstel milder dan mijn eigen noodplan van maart 1981," zo schrijft Wilfried Martens verder. "De toepassing daarvan zou uiteindelijk geleid hebben tot een daling van lonen en wedden met ongeveer 10 procent. Roland Beauvois, direkteur van de Nationale Bank, had aangedrongen op deze drastische ingreep. Nu, een jaar later, toonden Verplaetse en van Ypersele dat zoiets zonder devaluatie niet mogelijk was, omdat we zodoende een te steile neerwaartse spiraal in het binnenlands verbruik op gang zouden brengen." Deze diskussie woedde reeds geruime tijd binnen de muren van de Bank. Uiteindelijk vond het meningsverschil tussen een direkteur en zijn adjunkt op het hoogste niveau zijn beslag. ONDERHANDELINGSRONDE. Op vrijdag 20 februari trok minister van FinanciÍn Willy De Clercq naar de EG-raad van ministers van FinanciÍn, met de vraag om binnen het EMS met 12 procent te mogen devalueren. Het IMF had niet lang daarvÆÆr gewag gemaakt van de noodzaak voor BelgiÍ om met 15 procent te devalueren. Zoals het bij goede onderhandelingen past, lag het gevraagde percentage een stuk hoger dan wat de regering hoopte te krijgen. De kersverse regering rekende op 8 tot 10 procent. Bij de EMS-partners heerste nogal wat twijfel over de geloofwaardigheid van het pakket begeleidingsmaatregelen. Na hun onverantwoord optreden van de voorgaande jaren, restte de Belgische ministers nog weinig krediet in die kringen. Tijdens de onderhandelingen zaten Verplaetse, Theo Peeters, Hubert Detremmerie en Herman Van Rompuy gespannen te wachten in de BAC-gebouwen aan de overkant van de Wetstraat. De besprekingen van vrijdag leverden niets op. Het werd zaterdag, zondag. "De tijd begon te dringen," herinnert zich een deelnemer. "Indien zondag vÆÆr de middag geen akkoord was bereikt, mochten de beurzen van Tokio en Singapore niet openen." Toen sleepte Willy De Clercq een devaluatie van 8,5 procent uit de brand. "Hij heeft dat goed UPPERCUT. De devaluatie was een echte uppercut voor de toenmalige top van de Nationale Bank. Vooral goeverneur Cecil de Strycker en direkteur Roland Beauvois hadden een devaluatie steeds afgewezen als een nutteloze medicijn. Zij argumenteerden dat de devaluatie niet meer nodig was als er toch een loskoppeling van de loonindexering zou komen. Ze vreesden dat de internationale reputatie van BelgiÍ een zware deuk zou oplopen door een devaluatie _ om van de reputatie van de Nationale Bank maar te zwijgen. De Strycker en Beauvois waren in het geheel niet geraadpleegd en moesten de pil slikken: de Strycker verbitterd maar in alle sereniteit, Beauvois welhaast in een delirium van woede. Normaliter zou Cecil de Strycker in januari zijn goeverneurschap in schoonheid hebben neergelegd. De regering verzocht hem nog even aan te blijven, tot zij het eens zou worden over zijn opvolging. Op woensdag 17 februari 1981 benoemde de regering Jean Godeaux (PSC) tot nieuwe goeverneur, en dat met ingang van maandag 22 februari. De devaluatie viel dus op de laatste dag van het goeverneurschap van de
Strycker. VADER VAN DE GEDACHTE. Het trio Martens-Houthuys-Verplaetse nam met de devaluatie tevens het ABVV in de tang. Ook de socialistische vakbond vernam het nieuws van de devaluatie pas nadat die een feit was. ABVV-topman Georges Debunne, die net als Houthuys lid was van de Regentenraad van de Nationale Bank, reageerde erg bitsig in de richting van Jef Houthuys. "In diskussies tegenover de regering heb ik wel eens tegen Houthuys gezegd: uw plaats is niet naast mij, maar naast de regering, aan de andere kant van de tafel," aldus Debunne in een recent interview. Eenmaal die syndikale noot gekraakt, kon de regering de trein van de begeleidende maatregelen op gang brengen. Ook in de uittekening van dat pakket speelde Fons Verplaetse een centrale rol. "Als morgen de grote evenwichten in de staatshuishouding weer hersteld zijn, zal Fons Verplaetse de vader van de gedachte geweest zijn," zo verklaart Wilfried Martens in het boek "Een Gegeven Woord". De politicus Martens geeft hier onomwonden toe dat hij voor zijn ekonomische adviezen bijna uitsluitend afhankelijk was van zijn kabinetschef. Vanaf augustus 1983 verhuist Jacques van Ypersele naar het Koninklijk Hof, waar hij opnieuw kabinetschef wordt. Van zijn kant leerde Verplaetse zijn premier vooral appreciÍren als de enige politicus die de nodige consensus teweeg kon brengen om een herstelbeleid door te drukken. Verplaetse sloeg zijn stempel op diverse belangrijke regeringsbeslissingen. Er was onder meer de loonmatiging in haar verschillende vormen: de beruchte formule "centen in plaats van procenten" en de inlevering van drie indexsprongen die beslist werd in 1984. Ook in de formulering van een konkurrentienorm, van afspraken aangaande arbeidsduurverkorting en zowat alles in verband met het sociaal overleg speelde hij de eerste viool. In andere regeringsbeslissingen stond hij minder in de vuurlinie: de Maribel-operatie (vermindering met 20 procent van de werkgeversbijdrage voor de sociale zekerheid) en de wet Cooreman-De Clercq (stimulering van de vorming van risicodragend kapitaal). ERIK VERREET JOHAN VAN OVERTVELDT (wordt vervolgd)
Kader(s) : VERPLAETSE V TOT VIII DEEL ÜÜN. Dit is het eerste van vier artikels over de rol van de huidige goeverneur van de Nationale Bank, Fons Verplaetse, in het Belgische herstelbeleid, dat startte met de regering Martens V, en met Martens VIII nog niet is
afgelopen. De komende weken leest u het vervolg als "Dossier" in dit blad.
Onderschrift(en) : POUPEHAN Vanuit het buitenverblijf van Fons Verplaetse verkenden Wilfried Martens, Jef Houthuys, Hubert Detremmerie en Verplaetse zelf de haalbare richtingen voor het herstelbeleid. ? KABINETSCHEF JAN SMETS Bereidde de diskussies voor die het herstelbeleid van de regering Martens VIII voorafgingen. ? WIJLEN JEF HOUTHUYS Zijn steun en bekering waren essentieel om de plannen van Fons Verplaetse uit te voeren. ? JACQUES VAN YPERSELE Samen met Fons Verplaetse, werkte hij de devaluatie uit.