Biografie Paul Klee 1879 Paul Klee wordt geboren op 18 december in Münchenbuchsee in de buurt van Bern. Een jaar later verhuist het gezin naar Bern. 1883 Rond deze tijd krijgt Klee zijn eerste tekenlessen van zijn oma. In 1919 schrijft hij over zijn ervaringen: "Mijn eerste kindertekeningen waren bedoeld als illustraties van fantastische ideeën en verhalen. Aan een voorbeeld uit de natuur is niet gedacht. Er komen bloemen, dieren – sommige aangekleed, kinderen, kerken, gieters, paarden, wagens, sleeën, tuinhuisjes in voor. Franse beeldverhalen met populaire rijmpjes dienden als voorbeeld voor vrije interpretaties." 1898-‐1901 Klee studeert schilder-‐ en tekenkunst in München. Zijn docenten zijn Heinrich Knirr, die een particuliere tekenschool heeft, en vervolgens Franz von Stuck aan de kunstacademie. 1902 In het najaar ontdekt Klee zijn eigen kindertekeningen op de zolder van zijn ouderlijk huis in Bern. In een brief aan zijn toekomstige vrouw Lily Stumpf beschrijft hij ze als volgt: "[…] de vroegste figuratieve voorstellingen […] zijn tot nu toe de belangrijkste. […] Kortom, ik ben er erg trots op." 1905 Vanaf de zomer schildert Klee verschillende achterglasschilderijen voor een kinderboek dat gepland staat. Siegfried Levinstein publiceert zijn dissertatie Das Kind als Künstler. Kinderzeichnungen bis zum 14. Lebensjahr (Het kind als kunstenaar. Kindertekeningen tot en met het 14de levensjaar). Het invloedrijke boek Die Entwicklung der zeichnerischen Begabung (De ontwikkeling van het tekentalent) van Georg Kerschensteiner verschijnt rond dezelfde tijd. 1906 Op 15 september trouwt Klee met Lily Stumpf. Ze verhuizen naar München. 1907 Hun zoon Felix wordt op 30 november geboren. Klee maakt in de jaren die volgen, talloze foto's om de groei en ontwikkeling van zijn zoon vast te leggen. 1908 Vanaf januari noteert Klee de vroege ontwikkeling van zijn zoon ook nauwgezet in dagboeken. Wassily Kandinsky en Gabriele Münter beginnen rond deze tijd hun eigen collectie van kindertekeningen aan te leggen. 1911 Klee maakt kennis met Alfred Kubin, August Macke, Kandinsky en Münter. In februari begint Klee een catalogus samen te stellen van zijn eigen oeuvre "vanaf de kinderjaren" tot dat moment. Eind 1915 heeft hij achttien van zijn kindertekeningen geselecteerd, die zijn ontstaan tussen zijn derde en tiende levensjaar en werden bewaard door zijn oudere zus Mathilde. 1913 Rond deze tijd begint Klee de tekeningen en aquarellen van zijn zoon te verzamelen.
1914 Klee reist met Macke en Louis Moilliet naar Tunesië. Bij zijn terugkeer formuleert hij in zijn dagboek het doel van zijn kunst als volgt: "De chorus mysticus uitvinden, die moet worden uitgevoerd door enkele honderden kinderstemmen. Wie dat kan, hoeft zich niet al te veel in te spannen. De vele kleine werken leiden uiteindelijk daartoe." 1916 Op 11 maart wordt Klee door het Duitse leger opgeroepen als infanteriesoldaat. 1918 In het najaar schrijft Klee de eerste versie van zijn eerste essay over kunsttheorie, een stuk genaamd Graphik dat wordt gepubliceerd in Kasimir Edschmids bundel Schöpferische Konfession (Creatieve bekentenis). In dit essay vergelijkt Klee zijn artistieke werk met het spel van kinderen: "De kunst speelt met de dingen een onwetend spel. Zoals een kind ons in zijn spel imiteert, zo imiteren wij in het spel de krachten die de wereld schiepen en scheppen." 1920 Op 29 oktober wordt Klee benoemd aan het Staatliche Bauhaus in Weimar. 1923 Klee exposeert voor het eerst een van zijn eigen kindertekeningen in een grote tentoonstelling van zijn werk bij de Nationalgalerie in Berlijn. 1925 De stad Dessau wordt het nieuwe toevluchtsoord van het Bauhaus. 1926 Klee en zijn gezin verhuizen op 10 juli naar Dessau. 1929 Deze zomer zijn er twee tentoonstellingen van kinderkunst bij het Bauhaus in Dessau. Tegelijkertijd verschijnen er verschillende artikelen over kinderkunst in het tijdschrift bauhaus. 1930 In een artikel getiteld Kinder über Klee (Kinderen over Klee) in het januarinummer van Kunstblatt publiceert Geist spontane reacties van kinderen op reproducties van Klee's werken. 1931 Op 1 april neemt Klee ontslag bij het Bauhaus in Dessau en op 1 juni wordt hij professor aan de kunstacademie in Düsseldorf. 1933 Op 21 april wordt Klee door het naziregime ontslagen uit de functie van professor aan de kunstacademie in Düsseldorf, omdat hij het stempel "entarteter Künstler" (ontaarde kunstenaar) heeft gekregen. Op kerstdag emigreert hij met zijn vrouw naar Bern. 1935 Klee krijgt in augustus de eerste symptomen van een ernstige ziekte, die na zijn dood als sclerodermie wordt gediagnosticeerd. 1938 Primitivism in Modern Painting (Primitivisme in de moderne schilderkunst) van Robert J. Goldwater verschijnt. In het hoofdstuk over The Child Cult (De cultus rond het kind) analyseert Goldwater de overeenkomsten en verschillen tussen Klee's werk en dat van kinderen.
1938-‐40 Rond deze tijd zijn groepen kinderen een vaak voorkomend thema in Klee's werk. Hij houdt zich vooral bezig met kinderen en oorlog. 1940 Klee overlijdt op 29 juni in Locarno-‐Muralto. Biografie Cobra De Cobra-‐groep wordt op 8 november 1948 opgericht in een achterkamer van het Parijse café Notre Dame. De naam stamt van de eerste letters van de Franse benaming van de drie Europese hoofdsteden Copenhague, Bruxelles en Amsterdam. Dit zijn de centra vanwaar de Cobra-‐kunstenaars vlak na de Tweede Wereldoorlog samenwerken. Tot de officiële opheffing in 1951 heeft de beweging meer dan 50 leden. Het fundament voor de artistieke expressie van de beweging wordt voornamelijk gelegd door de Deense spontane abstracte kunst die zich sinds eind jaren '30 heeft ontwikkeld. 1930-‐31 De schilder Vilhelm Bjerke Petersen reist naar het Bauhaus in Dessau, waar hij samen met Wassily Kandinsky en Paul Klee studeert. 1933 Verschijning van Bjerke Petersens publicatie Symboler i abstrakt kunst (Symbolen in de abstracte kunst), deels gebaseerd op Kandinsky's Punkt und Linie zur Fläche (Punt en lijn tot vlak, 1926) en Klee's Pädagogisches Skizzenbuch (Pedagogisch schetsboek, 1925). Het boek heeft een aanzienlijke invloed op de jonge Deense schilders. Den Frie Udstillingsbygning in Kopenhagen organiseert een tentoonstelling van recente Duitse kunst met onder meer werken van Kandinsky en Klee. 1934 De Linien-‐groep (met het gelijknamige tijdschrift) wordt opgericht door Bille, Bjerke Petersen en Mortensen. Paul Klee wordt in deze publicatie regelmatig genoemd. 1937 Sonja Ferlov (1911-‐1985), Egill Jacobsen (1910-‐1998), Asger Jørgensen (1914-‐1973), die zichzelf na augustus 1945 Asger Jorn zal noemen, en Carl-‐Henning Pedersen (1913-‐2007) sluiten zich aan bij Linien. Zij nemen deel aan de door Linien georganiseerde internationale tentoonstelling, waar ook werk te zien is van Kandinsky, Klee, Miró en Ernst. Jorn werkt in Parijs als assistent van Le Corbusier, de architect. Hij maakt uitvergrotingen van drie kindertekeningen als decoratie voor het Pavillion des Temps Nouveaux op de Wereldtentoonstelling. 1938 In de loop der tijd groeit het aantal 'experimentele' kunstenaars dat zich bezighoudt met "de spontane kunst van de verbeelding". Zij vinden een gezamenlijk podium in de tentoonstellingen die worden georganiseerd door de kunstenaarsvereniging Høst. 1939 Illustraties in het boek Paul Klee van René Crevel (1930), dat Jorn meebrengt uit Parijs, zijn belangrijk voor hem. 1941 Jorn en de groep van de spontane abstracte kunstenaars zijn de belangrijkste initiatiefnemers van het tijdschrift Helhesten (Hellepaard), waarvan tot 1944 negen
nummers verschijnen. Het eerste nummer opent met een artikel ter herdenking aan de kort daarvoor overleden Klee, geschreven door Pedersen. Helhesten, jrg. 1, nr. 4 bevat een artikel over kindertekeningen van de pedagoog Jens Sigsgaard. Als hoofd van een kleuterschool verzamelt Sigsgaard kindertekeningen, waarvan hij er enkele aan Jorn geeft. 1944 Helhesten, jrg. 2, nr. 5-‐6, bevat drie litho's die zijn gemaakt door kinderen. Kunstenaars van de Høst-‐groep, onder wie Else Alfelt (1910-‐1974), Bille, Heerup, Jorn, Pedersen, Erik Thommesen (1916-‐2008) en enige tijd later Egill Jacobsen beschilderen samen de wanden van een kindercrèche in Kopenhagen. In november 1948 leveren de Nederlandse schilders Constant en Corneille een bijdrage aan dit project. 1945 Het manifest Den ny realisme (Het nieuwe realisme) wordt gepubliceerd in de tentoonstellingscatalogus van Høst. Daarin wordt expliciet het werk van Picasso, Klee en Miró als inspiratiebron genoemd. Het manifest is ondertekend door de latere Cobra-‐leden Alfelt, Bille, Heerup, Jacobsen, Jorn, Erik Ortvad (1916-‐2008), Pedersen en Thommesen. 1946 Jorn ontmoet de Nederlandse schilder Constant Nieuwenhuys (1920-‐2005) bij Galerie Pierre in Parijs. Via Jorn neemt Constant kennis van ontwikkelingen in de moderne Deense kunst tijdens de oorlogsjaren. 1947 In Brussel wordt door de dichter en latere schilder Christian Dotremont (1922-‐1979) de Belgische afdeling van de Belgisch-‐Franse beweging Le Surréalisme révolutionnaire opgericht. Deze zal in 1948 worden opgeheven. De Nederlandse schilders Karel Appel (1921-‐2006) en Corneille (Corneille Guillaume Beverloo, 1922-‐2010) reizen naar Parijs. Daar zien zij werk van Jean Dubuffet en zijn verzameling Art Brut met kunst van geestelijk gestoorden, 'primitieven' en kinderen. Appel wordt er zeer door geraakt. 1948 In het Stedelijk Museum in Amsterdam is van april tot juni de Paul Klee-‐tentoonstelling te zien. Op 16 juli wordt de Experimentele Groep in Holland opgericht. De leden zijn Appel, Constant, Corneille, Jan Nieuwenhuys (1922-‐1986), Anton Rooskens (1906-‐1976), Theo Wolvecamp (1925-‐1992) en Brands evenals de dichters Gerrit Kouwenaar, Jan G. Elburg en Lucebert (Lubertus Swaanswijk, 1924-‐1994). Elburg en Lucebert zullen later ook schilders worden. Reflex, orgaan van de Experimentele Groep in Holland I verschijnt. Het bevat het door Constant geschreven manifest. Op 8 november wordt Cobra opgericht in Parijs door Jorn, Dotremont, Joseph Noiret (Belgische schrijver, geboren in 1927), Appel, Constant en Corneille. Jorn en andere Deense kunstenaars zoals Ejler Bille en Carl-‐Henning Pedersen, die zich aansluit bij Cobra, ontmoeten hun Nederlandse vrienden in Amsterdam.
Hierna reizen Appel, Constant en Corneille naar Kopenhagen om deel te nemen aan de jaarlijkse Høst-‐tentoonstelling, die dus al onder auspiciën staat van de kort daarvoor opgerichte Cobra-‐groep. 1949 De Belgische schilder Pierre Alechinsky (geboren in 1927) wordt lid van Cobra. Het eerste nummer van het tijdschrift Cobra verschijnt in Kopenhagen. Van 1949 tot 1951 verschijnen er in totaal acht nummers (nummer 1 tot 7 en nummer 10), het merendeel in Brussel. Cobra-‐leden komen bijeen in een weekendhuis voor Deense architectuurstudenten in Bregnerød. Samen met hun vrouwen en kinderen beschilderen ze de muren en het plafond van het huis. Jorns zevenjarige zoon Klaus schildert een deur in de muur waaraan Pedersen werkt. De Internationale Tentoonstelling van Experimentele Kunst, COBRA wordt van 3 tot 28 november gehouden in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Architect Aldo van Eyck is verantwoordelijk voor de onconventionele inrichting en vormgeving van de tentoonstelling. Cobra 4 verschijnt als catalogus bij de tentoonstelling. Het tijdschrift bevat een reeks kindertekeningen die in december 1948 en januari 1949 te zien zijn geweest in de tentoonstelling Kunst en Kind in hetzelfde museum. Appel, Constant en Corneille beschilderen het huis van Jorns vriend Erik Nyholm, een forellenkweker en keramist, in de buurt van Silkeborg. 1950 "Kinderen wijzen de weg" noemen Appel, Constant, Corneille en Rooskens hun bijdrage aan de tentoonstelling Nieuwe stromingen in de beeldende kunst die van 21 maart tot 30 april te zien is in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Ze staan erop dat naast ieder werk een kindertekening wordt gehangen. Het vierde en laatste nummer van Le Petit Cobra, een bulletin dat is bedoeld voor buitenlandse relaties, verschijnt in de winter van 1950/'51. 1951 De IIe Exposition Internationale d'Art Expérimental: Cobra (Tweede internationale tentoonstelling van experimentele kunst: Cobra) wordt gehouden in het Palais des Beaux Arts in Luik, waaraan naast de Cobra-‐kunstenaars ook kunstenaars als Alberto Giacometti en Wifredo Lam deelnemen. Als catalogus bij de tentoonstelling verschijnt het tiende en laatste nummer van het tijdschrift Cobra. Ook in hun latere werk blijven de hoofdrolspelers nauw verbonden met het Cobra-‐ programma.