MER hervergunning
Elektriciteitscentrale Drogenbos
16.
bc
SGS Belgium N.V. Projectnummer 100.250
NIET TECHNISCHE SAMENVATTING
DECEMBER 2011
Hoofdstuk 16 : Niet technische samenvatting
p. 1/8
MER hervergunning
16.1
Elektriciteitscentrale Drogenbos
Beknopte projectbeschrijving
De centrale te Drogenbos is een aardgasgestookte STEG-installatie van 460 Mwe (940 MWth). De installatie bestaat uit twee gasturbines met elk een bruto vermogen van 150 Mwe (470 MWth). De gasturbines produceren elektriciteit en worden aangedreven door de verhitte rookgassen van aardgas op een temperatuur van ca. 1050 °C. De rookgassen verlaten de gasturbines op een temperatuur van ca. 550 °C en worden naar een recuperatieketel geleid waar stoom wordt gegenereerd. De hete stoom drijft een stoomturbine aan voor de productie van elektriciteit en heeft een bruto vermogen van 160 MWe. De stoom verlaat de stoomturbine en condenseert in een condensor die gekoeld wordt door water afkomstig van de koeltoren. De verbrandingsgassen worden in de atmosfeer geëmitteerd via een schoorsteen van 60 m. De STEG-installatie haalt een nettorendement van 52%. Daarnaast beschikt Electrabel Drogenbos over een oude gasturbine met een brutovermogen van 80 Mwe (273 MWth). Het aantal operationele uren van deze installatie is beperkt en bedraagt ca. 300 uren/jaar. De installatie wordt momenteel gebruikt als piekcentrale. De milieuvergunning voor de site Drogenbos vervalt op 17 december 2012. Het MER wordt opgemaakt ten behoeve van de hervergunningsaanvraag. Er worden geen uitbreidingen of veranderingen aan de installaties voorzien.
16.2
Ruimtelijke situering
Figuur 16.1 toont de ligging van de elektriciteitscentrale op topografische kaart. Figuur 16.1: Situering van de elektriciteitscentrale van Electrabel Drogenbos op topografische kaart.
bc
SGS Belgium N.V. Projectnummer 100.250
DECEMBER 2011
Hoofdstuk 16 : Niet technische samenvatting
p. 2/8
MER hervergunning
Elektriciteitscentrale Drogenbos
De belangrijkste woonkernen in de omgeving van de elektriciteitscentrale zijn: Vorst Op ca. 2,3 km ten noordoosten van de Centrale; Ukkel Op ca. 2,1 km ten oosten van de Centrale; Sint-Gillis Op ca. 4,2 km ten noordoosten van de Centrale; Drogenbos Op ca. 2,2 km ten zuidoosten van de Centrale; Linkebeek Op ca. 4,6 km ten zuidoosten van de Centrale; Lot Op ca. 4,4 km ten zuidzuidwesten van de Centrale; Beersel Op ca. 4,3 km ten zuidzuidoosten van de Centrale; Ruisbroek Op ca. 1,4 km ten zuiden van de Centrale; Sint-Pietersleeuw Op ca. 4,3 km ten westzuidwesten van de Centrale; Vlezenbeek Op ca. 4,7 km ten westen van de Centrale. In de onmiddellijke omgeving van de centrale zijn geen woningen gelegen. De kortsbijgelegen woning is gelegen ter hoogte van de Eugène Ghijsstraat te Sint-Pieters-Leeuw en bevindt zich aan de overkant van het kanaal op ca. 310 m van de elektricteitscentrale. In de nabije omgeving van de site zijn geen beschermde natuurgebieden gelegen. De centrale is volgens het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse gelegen in industriegebied. Volgens het ontwerp van het Gewestelijk Uitvoeringsplan (op 17/12/2010 voorlopig vastgelegd door de Vlaamse Regering) zal de centrale in ‘gemengd regionaal bedrijventerrein’ gelegen zijn. De zone die in het Brussels Gewest het dichtst aansluit bij deze bedrijvenzone is eveneens als industriegebied (zijnde ‘stedelijk’ industriegebied) ingekleurd.
16.3
Toetsing aan de MER-plicht
De m.e.r.-plicht voor projecten wordt beschreven in het Decreet van 18 december 2002 ter aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende milieu- en veiligheidsrapportage. Dit decreet voorziet in uitvoering van de Europese Richtlijn 97/11/EG een onderscheid tussen projecten die altijd m.e.r.-plichtig zijn en projecten waar de m.e.r.-plicht afhangt van drempelwaarden of van een beslissing geval per geval door de bevoegde instantie. De twee types projecten worden beschreven in één uitvoeringsbesluit bij het decreet. De Vlaamse Regering heeft dit uitvoeringsbesluit houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage op 10 december 2004 goedgekeurd. Dit besluit is in het Belgisch Staatsblad verschenen op 17 februari 2005 en is in werking getreden op 27 februari 2005. Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 voorziet in bijlage I categorieën van projecten die in overeenstemming met art. 4.3.2. §1 van het decreet aan de project-mer worden onderworpen en waarvoor een project-MER moet worden opgesteld:
16.4
Rubriek 2 a) Thermische centrales en andere warmtevermogen van ten minste 300 megawatt.
verbrandingsinstallaties
met
een
Milieu-effecten
16.4.1 Lucht De belangrijkste luchtemissies worden veroorzaakt door de drie gasturbines (GTO, GT1 en GT2). De emissies van de overige installaties zijn te verwaarlozen t.o.v. de gasturbines.
bc
SGS Belgium N.V. Projectnummer 100.250
DECEMBER 2011
Hoofdstuk 16 : Niet technische samenvatting
p. 3/8
MER hervergunning
Elektriciteitscentrale Drogenbos
De turbines gebruiken aardgas als brandstof. De belangrijkste luchtverontreinigende stoffen die hierbij vrijkomen zijn stikstofoxiden (NOx), koolmonoxide (CO) en kooldioxide (CO2). De totale emissies van NO2 en CO bedragen respectievelijk 1.250 en 92 ton/jaar. Alleen de emissie van NO2 wordt als relevant beschouwd. De huidige luchtkwaliteit in de omgeving van het projectgebied bedraagt voor de jaarconcentratie van NO2 33 µg/m3. De jaargrenswaarde van 40 µg/m3 wordt in de huidige situatie bijgevolg gerespecteerd. De invloed van de emissies van NOx op de luchtkwaliteit werd berekend in een studiegebied van 5x5 km. De bijdrage aan de immissieconcentraties (buitenlucht) werden berekend ter hoogte van de belangrijkste woonzones in de omgeving van de elektriciteitscentrale. Uit de resultaten blijkt: De bijdrage aan de jaargemiddelde concentratie varieert in de woonzones van ‘beperkt’ tot ‘verwaarloosbaar’. Een bijdrage wordt hierbij als verwaarloosbaar beschouwd als ze kleiner dan 1% van de luchtkwaliteitsdoelstelling bedraagt. De luchtkwaliteitsdoelstelling voor NO2 bedraagt 40 µg/m3. Een bijdrage wordt bijgevolg als verwaarloosbaar beschouwd als de bijdrage kleiner is dan 0,4 µg/m3. Een bijdrage wordt als ‘beperkt’ beschouwd als ze gelegen is tussen 1 en 3% van de grenswaarde. Bij ongunstige meteorologische omstandigheden (temperatuurinversie) kan de bijdrage in de receptoren (woonzones) oplopen tot 6% van de daggrenswaarde. De daggrenswaarde voor NO2 bedraagt 200 µg/m3, en mag slechts 18 keer per jaar worden overschreden. Deze ongunstige weersomstandigheden komen slechts enkele keren per jaar voor. Stikstofdioxide (NO2) levert ook een bijdrage aan de verzurende depositie in de omgeving. De verzurende depositie is belangrijk voor natuurgebieden die onder invloed van deze depositie een kwaliteitsvermindering kunnen ondergaan. De bijdrage van Electrabel Drogenbos aan de verzurende depositie werd ter hoogte van het habitatrichtlijngebied ‘Hallerbos’ en de VEN-gebieden Zuunbeek en Zennebeemden berekend. De bijdrage van Electrabel Drogenbos aan de verzurende depositie wordt als verwaarloosbaar beschouwd. De bijdrage is kleiner dan 1% van de luchtkwaliteitsdoelstelling van 1.400 Zeq/jaar/ha. Op basis van de gevonden resultaten moet Electrabel Drogenbos geen milderende maatregelen nemen. Toch zal Electrabel Drogenbos in 2013 nieuwe ‘LowNox’ branders plaatsen op de gasturbines. Door deze maatregel zullen de concentraties in de rookgassen dalen van ca. 80 mg/m3 nu tot ca. 50 mg/m3 later. Het energieverbruik voor de productie van elektriciteit en warmte is één van de belangrijkste bronnen van broeikasemissies in Vlaanderen. De elektriciteitscentrale te Drogenbos valt dan ook onder het Vlaams Klimaatbeleidsplan en het Vlaamse Toewijzingsplan CO2-emissierechten 2008 – 2012.
16.4.2 Discipline water Voor haar waterbevoorrading maakt de elektriciteitscentrale Drogenbos gebruik van verschillende bronnen. De elektriciteitscentrale verbruikt geen grondwater. Het regenwater dat op de verharde delen van de site valt, wordt in hoofdzaak afgevoerd naar de de Zenne (90%) en gedeeltelijk naar het kanaal Charleroi-Brussel (10%). De elektriciteitscentrale Drogenbos gebruikt geen hemelwater in haar productieproces. De totale hoeveelheid verbruikt stadswater bedroeg in 2010 19.231 m3. Hiervan wordt 942 m3 gebruikt voor sanitaire doeleinden (na zuivering geloosd in de Zenne) en 18.289 m3 voor de aanmaak van demin-water.
bc
SGS Belgium N.V. Projectnummer 100.250
DECEMBER 2011
Hoofdstuk 16 : Niet technische samenvatting
p. 4/8
MER hervergunning
Elektriciteitscentrale Drogenbos
Het koelwater voor de elektriciteitscentrale wordt gecapteerd uit het kanaal Charleroi – Brussel. De totale hoeveelheid gecapteerd water bedroeg in 2010 13.112.600 m3. De hoeveelheid opgewarmd teruggestort water in het kanaal bedroeg 10.461.295 m3. Het verschil is het verlies als gevolg van verdamping. De totale hoeveelheid geloosd afvalwater bedroeg in 2010 34.971 m3. Het afvalwater wordt geloosd in de Zenne. Het geloosde afvalwater voldoet aan de algemene lozingsvoorwaarden en aan de normen opgenomen in de vergunning. De impact van het geloosde industrieel afvalwater op de Zenne is verwaarloosbaar. In het kader van de nieuwe milieukwaliteitsnormen is het aangewezen een norm voor nitriet-N in het industrieel afvalwater aan te vragen. Om de biologische activiteit in de koelkring onder controle te houden wordt natriumhypochloriet (NaOCl) gebruikt. Dit wordt gedeeltelijk geloosd samen met het koelwater. Het koelwater voldoet aan de normen opgenomen in Vlarem II. Voor AOX (een gevolg van de lozing van hypochloriet) in het geloosde koelwater wordt bij voorkeur een lozingsnorm aangevraagd. De thermische invloed (opwarming kanaalwater) van het geloosde koelwater is te verwaarlozen. De aanwezigheid van pathogene kiemen (o.a. Legionella) en verspreiding via o.a. de koeltoren is volledig beheerst.
16.4.3 Bodem en grondwater In deze discipline worden de effecten van de elektriciteitscentrale op de bodem en het grondwater bestudeerd. Op het bedrijfsterrein van Electrabel te Drogenbos staan een aantal opslagtanks opgesteld die potentieel bodemvervuilend zijn. Het bedrijf heeft een aantal maatregelen getroffen om verontreiniging van de bodem bij calamiteiten te vermijden: vloeistofdichte vloeren voor opvang van regenwater en andere vloeistoffen; vloeistofdichte vloeren bij de los- en laadplaatsen. Het bedrijf heeft geen impact op de grondwaterstand. Er wordt immers geen grondwater opgepompt. Het grondwater in de omgeving van Electrabel Drogenbos staat gekarteerd als zeer kwetsbaar. Dit is het gevolg van het ondiep voorkomen van freatisch grondwater en het ontbreken van een voldoende dikke deklaag. De oriënterende bodemonderzoeken toonden lokaal verontreiniging van de bodem en het grondwater met minerale olie, PAK, EOX en zware metalen. In beschrijvende bodemonderzoeken werd de verontreiniging in meer detail bestudeerd. De vastgestelde verontreinigingen zijn historisch van aard. De bodemdeskundige besluit dat er voor minerale olie, PAK en zware metalen geen humaantoxicologisch risico, verspreidingsrisico of ecologisch risico aanwezig is. De historische verontreiniging vormt bijgevolg geen ernstige bedreiging en sanering wordt niet noodzakelijk geacht. Electrabel Drogenbos heeft de nodige bodembeschermende maatregelen getroffen om de kans op een nieuwe bodemverontreiniging als gevolg van een calamiteit tot een minimum te beperken.
16.4.4 Geluid Gezien het dossier een hervergunning betreft wordt enkel de exploitatiefase besproken. Allereerst werd het omgevingsgeluid bepaald door langdurige metingen uit te voeren op twee meetposities, MP1 (Raymond Ebrantstraat - Brussel) en MP2 (Eugène Gijsstraat – Sint-Pieters-
bc
SGS Belgium N.V. Projectnummer 100.250
DECEMBER 2011
Hoofdstuk 16 : Niet technische samenvatting
p. 5/8
MER hervergunning
Elektriciteitscentrale Drogenbos
Leeuw). Het specifiek geluid van alle relevante akoestische bronnen is door SGS bepaald met behulp van geluidsdrukmetingen die vervolgens zijn omgezet in geluidvermogens. Het resultaat van deze meetcampagnes, samen met de nodige gegevens, ons aangereikt door Electrabel, zijn verwerkt in een rekenmodel. Het specifiek geluid is bepaald ter hoogte van beide meetpunten en in een aantal bijkomende beoordelingspunten (BP3 t.e.m. BP5), zowel in het Vlaams als in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (grensoverschrijdende effecten). MP1 is gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het omgevingsgeluid tijdens de week- en weekendperiode verschilt weining. Ook het verschil tussen meting met en zonder centrale in werking is onbestaand tot zeer beperkt. Dit geeft aan dat de centrale niet de belangrijkste bron is in MP1. De belangrijkste bron in MP1 is het verkeerslawaai. MP2 is gelegen in woongebied op minder dan 500m van industriegebied. De milieukwaliteitsnorm worden niet overschreden, noch met noch zonder de centrale in werking. Het verschil tussen metingen met en zonder centrale is ook hier onbestaand tot zeer beperkt. De belangrijkste bronnen zijn de omliggende industrie en het verkeerslawaai. Vlarem II beoordelingspunten : Met behulp van een akoestisch rekenmodel, is de impact van de bestaande en nieuwe bronnen op de beoordelingspunten bepaald. In MP2 werd een overschrijding bepaald. De belangrijkste bron is hier de schouw van de oude gasturbine GTO. De turbine geeft in elk beoordelingspunt aanleiding tot een zuivere toon bij 125 Hz. De overschrijding is echter kleiner dan 10 dB(A). Ten gevolge van de nieuwe bronnen wordt er in geen enkel beoordelingspunt een overschrijding bepaald. Wel wordt er in MP2 een zuivere toon van 400Hz bepaald ten gevolge van de ventilator van de dichtingsstoomdampcondensor. Beoordelingspunten Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Tijdens de avond- en nachtperiode wordt er in geen enkel beoordelingspunt een overschrijding bepaald. Enkel in MP1 wordt tijdens de dagperiode een overschrijding van 1,1 dB(A) bepaald ten gevolge van de oude gasturbine GTO. Zowel in MP1 als MP2 zijn dus overschrijdingen bepaald vanwege GTO. De impact van GTO werd reeds bepaald door Laborelec (2007) nav een klacht. Teneinde de hinder naar omwonenden uit te schakelen werden – door Electrabel - in 2008 reeds enkele maatregelen genomen, nl. (1) gasturbine GTO mag enkel tijdens de dagperiode in werking treden (2) gasturbine GTO draait niet meer op vol vermogen (80 MWe) maar wordt beperkt op 48 MWe De genomen maatregelen werden overgemaakt aan LNE milieu-inspectie, dewelke akkoord ging met het saneren van de gasturbine volgens bovenstaande beschreven wijze Sinds het invoeren van deze maatregelen werden geen klachten meer ontvangen. In de discipline geluid werd besloten dat de hervergunning van de nieuwe bronnen in alle beoordelingspunten een verwaarloosbare invloed heeft. Er worden geen verdere milderende maatregelen voorgesteld.
16.4.5 Mens In de discipline mens worden de gezondheidsaspecten van het voorgenomen project bestudeerd. Het vertrekpunt is meestal de effecten die in de andere disciplines (lucht, water, bodem, geluid) worden vastgesteld. Naast de gezondheidseffecten wordt eveneens aandacht besteed aan de verkeersafwikkeling in de nabije omgeving van de site.
bc
SGS Belgium N.V. Projectnummer 100.250
DECEMBER 2011
Hoofdstuk 16 : Niet technische samenvatting
p. 6/8
MER hervergunning
Elektriciteitscentrale Drogenbos
Gezondheidsrisico’s Via de lucht wordt een bijdrage geleverd aan de blootstelling van NO2. De toetsingswaarde komt overeen met de WGO-guideline van 40 µg/m3, dezelfde toetsingswaarde als in de discipline lucht. Het blijkt dat de berekende bijdragen kleiner zijn dan 1% van de toetsingswaarde en bijgevolg als verwaarloosbaar worden beschouwd. Er worden geen schadelijke gezondheidsaspecten verwacht voor NO2 vanuit de omgevingslucht. De bevolking wordt niet blootgesteld aan verontreinigingen door chemische agentia via de bodem en het grondwater. De effecten worden in de discipline bodem als verwaarloosbaar beschouwd. Ook vanuit de discipline water worden geen significante effecten verwacht. De koeltoren en de afgaskanalen van GTO, GT1 en GT2 zijn in de ruimere omgeving zichtbaar en kunnen potentieel een visuele impact op bewoners hebben. De visuele impact wordt in detail beschreven in de discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie. Het blijkt dat de elektriciteitscentrale het landschap negatief beïnvloed, maar dat dergelijke constructies aanvaardbaar zijn in een industriezone. Mobiliteitsanalyse De belangrijkste wegen voor de ontsluiting van de elektriciteitscentrale zijn: De Bruykerweg, Humaniteitslaan en de R0. De Bruykerweg en Humaniteitslaan hebben een maximale capaciteit van respectievelijk 1000 en 1200 p.a.e/h en per rijrichting. Op de site van Electrabel Drogenbos zijn 52 personen tewerkgesteld. Deze tewerkstelling komt overeen met een verkeersstroom van 101 p.a.e. per dag. Het aantal wegtransporten per jaar bedraagt ca. 813 transporten wat neerkomt op ca. 0,5 transport per uur. Het goederentransport is bijgevolg verantwoordelijk voor een verkeersgeneratie van gemiddeld ca. 3 p.a.e./uur (2 transportbewegingen per vrachtwagen en 3 p.a.e. per vrachtwagen) gedurende aanlever- en afvoertijden. Op basis van het aantal werknemers die zich naar het werk begeven (ca. 38 p.a.e) en het vrachtverkeer (3 p.a.e./uur) genereert de centrale tijdens de spitsuren bijgevolg ca. 41 p.a.e./uur aan verkeer. Gezien de capaciteiten van de De Bruykerweg en de Humaniteitslaan zal de capaciteitsinname bijgevolg 3,5 à 4% bedragen wat als ‘beperkt’ kan beoordeeld worden. De beperkte verkeersgeneratie van Electrabel Drogenbos heeft geen significante invloed op de capaciteit van de R0.
16.4.6 Overige disciplines 16.4.6.1
Fauna en flora
Het studiegebied van de discipline Fauna en Flora komt overeen met dit van de discipline Lucht. Een potentieel belangrijk effect is immers de bijdrage aan de verzurende depositie als gevolg van de relatief hoge emissies aan stikstofoxiden (NOx). Daarnaast wordt ook verstoring als gevolg van geluidsproductie aanzien als een potentieel negatief effect op fauna en flora. De belangrijkste beschermde natuurgebieden in de omgeving zijn: Het habitatrichtlijngebied Hallerbos en nabije boscomplexen met brongebieden en heiden; VEN De vallei van de Zuunbeek en zijlopen;
bc
SGS Belgium N.V. Projectnummer 100.250
DECEMBER 2011
Hoofdstuk 16 : Niet technische samenvatting
p. 7/8
MER hervergunning
Elektriciteitscentrale Drogenbos
VEN De Zennebeemden Beersel – Ruisbroek. De kortste afstanden van deze natuurgebieden tot het projectgebied zijn groter dan 2 km. Het bedrijf loost zijn afvalwater op de Zenne. De bijdrage van de lozing van Electrabel Drogenbos aan de verslechtering van de waterkwaliteit van de Zenne is volgens de discipline water verwaarloosbaar. Er worden geen bijkomende negatieve effecten veroorzaakt op fauna en flora. De opwarming van het kanaalwater als gevolg van de lozing van koelwater varieert van maand tot maand en is gelegen tussen 0,2 en 0,8 °C. Deze temperatuurstijging wordt als gering bestempeld en zal geen significante invloed uitoefenen op het waterleven in het kanaal Charleroi – Brussel. Het visbestand omvat 19 soorten waarvan enkele soorten zeer beperkt in het kanaal voorkomen. Volgens het rapport IBW wordt het visbestand beschreven als vrij eenzijdig met hogere visdensiteiten voor karper, blankvoorn en brasem. Uit berekening in de discipline lucht blijkt dat de bijdrage van de elektriciteitscentrale aan de eutrofiërende en verzurende depositie ter hoogte van de beschermde natuurgebieden verwaarloosbaar is. De bijdrage is kleiner dan 1% van de kritische depositiewaarde voor droge heide.
16.4.6.2
Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie
Binnen deze discipline wordt alleen het aspect landschap in meer detail beschreven. Het MER betreft immers een hervergunning van bestaande installaties, uitbreidingen of veranderingen van de installaties zijn niet gepland. Hierdoor zal er geen aantasting zijn van het bouwkundig erfgoed en eventuele archeologische sites. Het bedrijf situeert zich in een industriegebied. De elektriciteitscentrale is niet gelegen in een landschappelijk beschermde relictzone. De dichtst bijgelegen relictzone is ‘Zennebeemden ten zuiden van het Brussels Gewest’ (code R20017) op ca. 1,5 km ten zuiden van de Centrale. De elektriciteitscentrale beschikt over een koeltoren en een drietal belangrijke schoorstenen die prominent in het landschap aanwezig zijn. Voor de voorbijgangers zal de centrale een blikvanger en herkenningspunt zijn. Voor de omwonenden kunnen deze constructies visueel storend zijn. Aangezien de centrale al meer dan twintig jaar in de omgeving aanwezig is, is een gewenning opgetreden. Negatieve effecten zullen uitgaan van waarnemers die de meer open ruimten in de omgeving (natuuren parkgebieden) bezoeken. De aanwezigheid van de koeltoren en de afgaskanalen worden als negatief beschouwd, doch is aanvaardbaar in de industriële en sterk antropogeen beïnvloede omgeving.
bc
SGS Belgium N.V. Projectnummer 100.250
DECEMBER 2011
Hoofdstuk 16 : Niet technische samenvatting
p. 8/8