Verantwoordelijke uitgever: Michel Magits
DOSSIER
Vlaamse studenten in Brussel
150 jaar
Verschijnt tweemaandelijks 22ste jaargang nr. 5 • september-oktober 2005 ISSN 0774-1359 • Afgiftekantoor Brussel X
Lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers C ONFORM
DE WET TOT BESCHE RMI NG VAN DE PE RSOON -
LIJ KE LEVENSSFEE R TEN OPZICHTE VAN DE VE RWE RKI NG VAN PE RSOONSGEGEVENS
(8
DECE MBE R
1992)
DELEN
WIJ U MEE DAT EEN AANTAL VAN UW PE RSOONSGEGE VENS OPGENOMEN WORDEN I N ONS ADRESSENBESTAND .
UVV
ZAL , ALS HOUDER VAN DIT BESTAND , UW GEGEVENS
VERWERKEN IN HET KADER VAN VOLGEND DOELEIND : VER SPREIDEN VAN PUBLICATIES EN INTERNE COMMUNICATIE .
O P SCHRIFTELIJ K VE RZOEK , GE RICHT AAN MEVROUW M ARI NA VAN H AE REN , SECRETARIS - GENE RAAL , B RAND W H IT LOCK L A A N 87 T E 1200 S I NT -L A M B R ECHTS W OLUWE , KAN U EEN OVE RZICHT KRIJGEN VAN DE DOOR UVV OVE R U OPG E SL AG E N PE RSOON SG E G EVE N S . O NJUISTE GEGEVENS VE RBETE REN WIJ OP UW VE RZOEK .
Redactie Franky Bussche Anne-France Ketelaer Sonny Van de Steene Marina Van Haeren Jenoff Van Hulle Lay-out C&L&J GrafiekGroep De redactie van UVV-Info is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de door derden geleverde artikels.
UVV-INFO wordt gratis verspreid binnen de vrijzinnige gemeenschap UNIE VRIJZINNIGE VERENIGINGEN vzw Federaal Secretariaat Brand Whitlocklaan 87 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe Tel. 02 / 735.81.92 Fax 02 / 735.81.66 E-mail: cmd.federaal @ uvv.be
www.uvv.be
Van de redactie
UVV-info • 22ste jaargang nr. 5 • september - oktober 2005 Verantwoordelijke uitgever: Michel Magits
Studenten doen een stad leven. Hun energie, hun honger naar kennis, hun strijdbaarheid voor een steeds betere samenleving doen een stad bruisen. Al meer dan 150 jaar gaan Vlaamse studenten naar Brussel om er hun ideeën te ontwikkelen en in dialoog uit te wisselen. Aanvankelijk moesten ze daarvoor hun Nederlandse moedertaal opzij schuiven voor het Frans. Progressief als studenten in Brussel steeds bleken te zijn, zou daar vroeg of laat verandering in komen. Vandaag 150 jaar geleden ontstaat in de schoot van de Université Libre de Bruxelles het eerste Vlaamse studentengenootschap, dat ieder van ons kent onder zijn huidige naam Brussels Studentengenootschap (BSG). De studenten van het genootschap zijn geïnspireerd door het vrijzinnig humanisme, gaan uit van het principe van vrij onderzoek en strijden voor de ‘Vlaamse zaak’. Het Nederlands is de taal van de kring. Met hun taalpolitieke standpunten wordt lang strijd gevoerd zowel op het politieke niveau als binnen de studentengemeenschap.
Inhoud Van de redactie
3
Dossier 150 jaar Vlaamse studenten in Brussel • 150 jaar Vlaamse studenten in Brussel: een vergeten geschiedenis
4
• Een Vlaamse studentenkring: 150 jaar... jong
6
• Charles De Coster en Alfons Willems: flamingante vrienden
16
• De eerste Vlaamse martelaar: de student Herman van den Reeck (1901 - 1920)
19
• Bladgoud in het archief: de Gulden Boeken van Geen Taal, Geen Vrijheid
21
• Van klakken en vlekken en jassen met plekken
22
• OSB: onbekend en te weinig bemind?
24
• Vrijzinnigheid bij de Brusselse studenten doorheen de tijd
28
• Leo Apostel: van Brussels student tot filosoof met wereldfaam (1925 - 1995)
33
Actualiteit • Opiniestuk ‘Een paus van het verleden’ - prof. dr. Michel Magits
34
• Opiniestuk ‘Adoptie ook een recht voor holebiparen’ - prof. dr. Michel Magits
36
• Persconferentie naar aanleiding van 4 (ver)nieuw(d)e brochures - Sonny Van de Steene
38
• Prijs Vrijzinnig Humanisme 2005 uitgereikt aan dr. Raymond Mathys - Sonny Van de
De strijd zal uiteindelijk leiden tot de oprichting van de, nu 50 jaar jonge, Oudstudentenbond, de uitgesproken vrijzinnige organisatie die als doel heeft de banden tussen oud-studenten en studenten van de Vrije Universiteit Brussel nauwer aan te halen, en de verdubbeling van de Université Libre de Bruxelles, in de Franstalige Université Libre de Bruxelles en de Nederlandstalige Vrije Universiteit Brussel. Een toekomst vol hoop ontwikkelt zich wanneer studenten andere studenten gaan opzoeken. Visies en ervaringen ontmoeten elkaar. Interessevelden worden uitgediept. De rol van studentenverenigingen is hierbij zeker te waarderen en niet te onderschatten. Vandaag de dag vertegenwoordigt BSG niet alleen alle studenten van de Vrije Universiteit Brussel, zowel naar de academische, de gewestelijke, de nationale als de internationale overheden toe, maar overkoepelt het genootschap ook alle door de SOR (Sociale Raad van de Vrije Universiteit Brussel) erkende studentenkringen aan de Vrije Universiteit Brussel. Kringen die studenten verenigingen op diverse vlakken als onderwijs, politiek… Net als het BSG organiseren de studentenkringen sociaal-culturele activiteiten in een zo breed mogelijke zin van het woord. Maatschappelijk engagement wordt aan ludieke activiteiten gebonden. Ieder jaar is er bijvoorbeeld het door ieder gekende Sint-Vé, de stoet die steeds betrekking heeft op een bepaald sociaal, ideologisch of politiek thema. Het zijn verenigingen waar jongeren zich tegenover elkaar en de samenleving engageren. Van engagement gesproken. Je hebt het waarschijnlijk opgemerkt. De zetduivel op de cover van jongeren en engagement. Bij deze stellen we je gerust. In het nieuwe ‘Groene boekje’ zal ‘engagement’ nog steeds als 6e letter een ‘e’ en geen ‘a’ bevatten. We wensen u veel leesplezier, bij de (her)ontdekking, van 150 jaar Vlaamse (vrijzinnige) studenten in Brussel.
S ONNY VAN
DE
S TEENE
Steene
40
Internationaal • European Humanist Professionals: reisverslag van een seminarie over humanistisch sociaal werk te Berlijn, van maandag 20 tot zaterdag 25 juni 2005. - Freddy Boeykens • IHEU-congres 2005 te Parijs - Sonja Eggerickx
41 44
• De filosofische en religieuze overtuigingen en de publieke overheden - Philippe Grollet 46 • Vrij-on-zinnig - Jenoff Van Hulle
Kruiswoordraadsel
50 51
Jongeren en cultuur • Zintuiglijke prikkeling zonder weerga - Jenoff Van Hulle
52
• Is de maan een grote banaan of een bol kaas met gaten? - Sonny Van de Steene
53
Einstein anders bekeken
55
Centra Morele Dienstverlening
56
150 jaar
Vlaamse studenten in Brussel een vergeten geschiedenis
D
e dingen zijn niet wat ze lijken. Over Brussel wordt wel eens gezegd: gelukkig is het géén studentenstad. Maar Brussel is wel een studentenstad. Sterker zelfs, Brussel is een Vlaamse studentenstad. Duizenden Vlamingen studeerden reeds in Brussel. Ze pendelen of gaan er op kot. Ze maken kennis met een wereldstad, met een smeltkroes van culturen. Alleen vallen die studenten in Brussel minder op, want kwantitatief hebben ze niet zo veel te betekenen.
Als je gaat grasduinen in het verleden merk je dat ze kwalitatief wel belangrijk zijn. Niet alleen voor Brussel, maar ook voor Vlaanderen en zelfs daarbuiten. Grote namen komen op je af. Cesar De Paepe, Jan van Rijswijck, Lodewijk De Raet, August Vermeylen, Julius Hoste, Herman Teirlinck, Henri Fayat, Lydia Deveen, Herman Decroo, twee dozijn vergeten en vier dozijn actieve politici. Tientallen (hedendaagse) cultuuridolen en bekende Vlamingen studeerden in Brussel. Tot na de Tweede Wereldoorlog deed men dat in het Frans. De hoofdstad was cultureel gezien Franstalig, hoewel de meerderheid van de bevolking Nederlands sprak. Maar die meerderheid had een sociaal-economische achterstand die ze pas in de tweede helft van de twintigste eeuw zou inhalen. Oude en respectabele Franstalige onderwijsinstellingen leidden dus Vlaamse intelligentsia op. Eens afgestudeerd bleven sommigen in de hoofdstad, voor anderen volgde een diaspora. Brussel heeft allerlei soorten onderwijsinstellingen, zowel van katholieke als van vrijzinnige signatuur. Maar in tegenstelling tot sommige andere steden wordt het Vlaamse studentenleven in Brussel al decennia lang gedomineerd door progressieve strekkingen. Komt het door het jarenlange overwicht van de vrijzinnige Université Libre de Bruxelles (ULB) en haar dochter, de Vrije Universiteit Brussel (VUB)? Komt het door het artistieke karakter van het Conservatorium, van de Sint-Lucas Hogeschool of van het Rits? Of komt het door de stad zelf, die bij een aantal studenten een bepaalde maatschappelijke houding oproept? Eigenlijk weten we er zeer weinig van, want de Franstalige instellingen hebben zich nooit sterk geïnteresseerd voor de Vlaamse ‘minderheden’ in hun onderwijs. Ze hebben er nooit aandacht aan besteed. Daardoor is de geschiedenis van de Vlaamse studenten in Brussel een vergeten geschiedenis. De oudste Vlaamse studentenkring in Brussel, Het Nederduits Taalminnend Genootschap Schild en Vriend, werd in het academiejaar 1855-1856 opgericht. Nu 150 jaar geleden, maar de kring bestaat nog altijd onder de naam Brussels Studentengenootschap (BSG). Hij evo-
UVV-info sept. - okt. 2005
4
lueerde van een klein eliteclubje aan de ULB tot sturende koepelkring van de Vrije Universiteit Brussel. Diverse van de hierboven genoemde beroemdheden waren er lid van. Daarnaast bestaat de Oudstudentenbond (OSB) 50 jaar. En er zijn dit jaar nog jubilerende studentenkringen. Een dergelijke dubbelverjaardag mag niet onopgemerkt voorbijgaan. Hier komt een goudader van de Vlaamse geschiedenis, innig verweven met vrijzinnigheid, aan de oppervlakte. Het Brussels Studentengenootschap staat symbool voor het studentenleven van alle Vlamingen die ooit in Brussel hebben gestudeerd, de Oudstudentenbond staat symbool voor de afgestudeerden. Het is tijd om hun geschiedenis bekend te maken aan heel Vlaanderen, het is tijd om herinneringen op te halen en door te geven aan volgende generaties. Maar het is ook tijd om te vieren, om op de toekomst van de Vlaamse studenten te klinken. Omdat jonge mensen de energie hebben om met idealisme te werken aan de wereld van morgen en deze misschien ooit verbeteren. U zult vanaf september 2005 langs allerlei kanalen worden herinnerd aan de 150-jarige aanwezigheid van Vlaamse studenten in Brussel en van haar oud-studenten in Vlaanderen. In het voorjaar van 2006 loopt er op de Vrije Universiteit Brussel een grote tentoonstelling, die tot het einde van 2007 door Brussel en Vlaanderen zal reizen. UVV-lidverenigingen en CMD die de tentoonstelling graag in huis willen halen, kunnen hiervoor contact opnemen met Sabrina Ospazi op het Universiteitsarchief van de VUB (02/629.12.26). Op de campussen van een aantal participerende universiteiten en hogescholen zullen activiteiten in het historische kader plaatsvinden. Verschillende studentenkringen hebben al uitgewerkte plannen: het Brussels Studentengenootschap organiseert in december een gala-editie van haar Zangfeest en net voor de paasvakantie een Campus Event met workshops, bestemd voor de aankomende studenten. Het is de bedoeling om hen kennis te laten maken met het culturele leven en het maatschappelijke engagement van de studenten. De workshops zijn tegelijk een discussieforum voor maatschappelijke problemen die door onderzoekers worden bestudeerd.
Mogelijk loopt er ook een speciale reus mee in de Sint-Verhaegenstoet van dit jaar en krijgt de stoet van 2006 een historisch tintje. Zo ook het Geuzenbal, dat in het najaar van 2006 opnieuw wordt georganiseerd, als groots jubileumbal. Verder worden er twee publicaties voorbereid: één jubileumboek met een geschiedenis van het studentenleven en één over historische studentencafés in Brussel. En als u verlekkerd bent op academische zittingen, fuiven of quizzen kunt u er dit jaar een verslaving aan overhouden. Want een aantal van deze activiteiten wordt én in de hoofdstad én op plaatsen waar lokale kringen vandaan komen, georganiseerd via een lokale lustrumdag. Dit jubileum verklaart het thema van deze UVVinfo. U vindt hier, als aanzet van het historisch kader van 150 jaar Vlaamse studenten in Brussel, een artikel over de geschiedenis van het BSG en een artikel over de geschiedenis van OSB. Deze aantekeningen worden afgewisseld met enkele portretten van personaliteiten die een belangrijke rol speelden in één van beide geschiedenissen. De archieven en de symbolen van de kringen worden apart belicht, omdat ze elk van bijzondere waarde zijn. Ten slotte mocht een artikel over de geschiedenis van het vrij onderzoek en de houding van de studenten tegenover de vrijzinnigheid niet ontbreken. De teksten werden geschreven door Roland Demailly, Tim Joosen, Kaat Knaepen, Sabrina Ospazi, Frank Scheelings en Nik Trachet. We streven in deze teksten geen volledigheid na. De aangekondigde tentoonstelling gaat dieper in op de zaken die hier aangebracht worden. We zouden het kader dan nog graag verbreden met de geschiedenis van de studenten van de andere Vlaamse hogere onderwijsinstellingen in Brussel en van een aantal jubilerende studentenkringen van de VUB. Tevens zal de tentoonstelling dieper ingaan op een aantal personaliteiten, op de invloed die Brussel op de studenten heeft uitgeoefend, op de bijdragen die de studenten en oud-studenten hebben geleverd tot Brussel en Vlaanderen en op de problemen waarmee de huidige student wordt geconfronteerd. Veel leesvoer dus over het verleden van een beloftevolle jeugd, met het oog op de toekomst. 5
UVV-info sept. - okt. 2005
Een Vlaamse studentenkring 150 jaar... jong De context: een jong, bang en verscheurd land Na de onafhankelijkheid van België in 1830 zweeft het land enkele decennia tussen triomf en angst. De Nederlandse koning wordt al snel verslagen, maar vanaf 1848 ligt de agressieve Franse keizer Napoleon III op de loer. De opeenvolgende regeringen vrezen een inval en proberen de buitenlandse buur te vriend te houden. Intern benadrukken de unionistische regeringen van katholieken en liberalen de eenheid van het land, maar er heerst verdeeldheid tussen hen. Vluchtelingen stromen ondertussen Brussel binnen: Karl Marx bijvoorbeeld wordt door de Pruisische Staat gezocht en zijn asielland Frankrijk wijst hem in 1845 uit. Hij verblijft tussen 1845 en 1848 in Brussel. De socialistische publicist Proudhon komt in 1858 in Brussel aan en blijft er tot 1862. Beiden zoeken tijdens hun ballingschap gelijkgezinde en ontvankelijke intelligentsia op. Ze vinden ze onder meer in het milieu van de Université Libre de Bruxelles. "J'ai trouvé ici, chose précieuse, une élite d'hommes indépendants, fort instruits et tout à fait de nos principes", zal Proudhon over hen schrijven. Zijn sociale ideeën slaan aan bij de progressieve professoren en studenten die hij ontmoet. De universiteit is een smeltkroes van diverse soorten liberalen: de regeringsgezinde liberalen, die een eerder conservatief sociaal beleid steunen, staan tegenover de radicale liberalen, die heftig afgeven op de clerus en die voor een doorgedreven democratie met algemeen stemrecht zijn. De professoren zijn verdeeld over de twee strekkingen; onder de studenten vindt men veel radicalen. In die context wordt de Vlaamse Beweging geboren. De jonge staat is, administratief en cultureel gezien, Franstalig. Toch ontstaan er al snel een aantal literaire verenigingen, die vanuit een romantisch nationalistisch gevoel de Vlaamse taal en het 'roemrijke' verleden bestuderen. Bij de vorming van de regering van 1855 wordt de katholiek De Decker zelfs onder druk gezet om een onderzoek te doen naar de Vlaamse eisen. Hij stelt de Grievencommissie in, die maatregelen moet suggereren om de ontwikkeling van de Nederlandse letterkunde te stimuleren en het Nederlands eventueel een plaats te geven in de openbare administraties. Zijn opvolger, de liberale staatsman Charles Rogier, reageert met afkeer op het verslag van de Grievencommissie. Volgens hem kan van een Vlaams volk geen sprake zijn en bestaan er dus ook geen Vlaamse grieven. Elk streven naar wettelijke tweetaligheid in Vlaanderen (en alleen daar, de rest van België moet in elk geval eentalig Frans zijn) is een uiting UVV-info sept. - okt. 2005
6
van gebrek aan vaderlandsliefde. In Franstalige radicale liberale kringen in Brussel heeft Rogier niet veel begrip gekregen. Daar beschouwt men de Vlamingen als natuurlijke bondgenoten tegen Frankrijk, als een verdrukt volk, dat ‘verheven’ moet worden. Als een volk dat in de loop der tijden onder de knoet is gehouden, maar dat loyaal en trouw is gebleven tegenover de jonge Belgische natie. Walen en Vlamingen moeten broeders zijn om één sterk onafhankelijk België te maken. Verenigingen die zich in de hoofdstad als overtuigd Vlaams uitroepen, krijgen steun van deze Franstalige progressieve liberalen, die men gerust als flaminganten mag bestempelen. De intensiteit van deze steun varieert echter. De radicalen zullen tot het ontstaan van een socialistische partij (Belgische Werklieden Partij) altijd terugkeren naar de liberale gelederen.
Ontstaan van de Vlaamse studentenbeweging aan de Université Libre de Bruxelles In mei 1856, aan de vooravond van Rogiers afwijzing van de Vlaamse grieven, wordt aan de Université Libre de Bruxelles (ULB) een Vlaamse kring gesticht onder de naam Nederduitsch Taalminnend Genootschap Schild en Vriend. Onder de stichters vinden we de jonge filoloog en burgemeesterszoon Alfons Willems. De hoedanigheid van de stichter en de naam (‘taalminnend’) van het genootschap duiden erop dat deze kring vooral een letterkundige beweging wil zijn. De kenspreuk ‘Schild en Vriend’ verwijst dan weer naar het romantisch terugblikken naar de eigen geschiedenis. Over deze eerste kring is zeer weinig bekend, behalve dan dat hij opvallende parallellen vertoont met het vier jaar eerder opgerichte Taalminnend Studentengenootschap ’t zal wel gaan uit Gent. Beide kringen zijn vrijzinnig geïnspireerd en onderhouden nauwe contacten met elkaar. Dat is niet te verwonderen, de oprichting van Schild en Vriend valt immers in dezelfde periode als de overstap van verschillende Gentse vrijzinnige studenten naar de Brusselse Universiteit. De Gentse studenten raakten in moeilijkheden naar aanleiding van een incident met twee Gentse professoren die er door de Katholieke studenten en de Belgische geestelijkheid van beschuldigd werden de grootheid van Christus verloochend te hebben. De studenten van ’t zal wel gaan verdedigen de professoren en komen daardoor zwaar onder vuur te liggen. Hun publicatie Noord en Zuid wordt op de Index geplaatst en de Gentse rector verzoekt hen geen tweede bundel uit te geven. Met de hulp van het Brusselse Schild en Vriend kan de bundel Noord en Zuid II toch uitgegeven worden. De Gentenaars staan in voor de
financiële kant van de publicatie, maar de bundel verschijnt onder de verantwoordelijkheid van de Brusselse studenten. Dat Schild en Vriend zich niet alleen tegen de klerikalen richt maar ook een Vlaamse strijd voert, blijkt al meteen na hun oprichting in 1856. Het Genootschap zendt een delegatie naar de ULB-rector met de vraag een college van Vlaamse Letterkunde in te stellen. Ze vinden er niet meteen gehoor, pas vierentwintig jaar later wordt deze eis ingewilligd. Een markant detail bij deze gebeurtenis: Alfons Willems, de voorzitter van Schild en Vriend ten tijde van de eerste vraag naar een college Vlaamse Letterkunde, zal in 1880 zelf de pas opgerichte leerstoel Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde aan de ULB mogen bezetten. Schild en Vriend onderneemt slechts enkele beperkt politieke acties. In 1858 zal A. Willems nog als vertegenwoordiger van de Brusselse studenten spreken op de begrafenis van de progressieve voorman Adolphe Dufranne. Daarna lijken de activiteiten stil te vallen. Een mogelijke verklaring voor het stilvallen van de activiteiten is dat de leden te veel opgeslorpt worden door hun inbreng in het in 1858 opgerichte Vlamingen Vooruit, een drukkingsgroep van radicale liberalen. Of Schild en Vriend opgedoekt wordt, is niet duidelijk. Het ontbreekt ons jammer genoeg aan bronnen om de volgende twintig jaar van het Genootschap met zekerheid te kunnen schetsen. Bij het honderdjarig bestaan van Geen Taal, Geen Vrijheid in 1956 deed Leentje Pelemans, oud-ondervoorzitster van de kring, onderzoek naar het ontstaan van de kring. Zij kwam toen te weten dat J. Rens rond de jaren 1875 voorzitter van het Genootschap geweest was, wat zou betekenen dat de kring toch bleef voortbestaan. In elk geval wordt op 29 november 1877 een nieuwe vereniging opgericht aan de ULB: de Vrijzinnige Studentenkring Geen Taal, Geen Vrijheid. Deze kring houdt zich voornamelijk bezig met het organiseren van voordrachten. Dankzij een schenking van boeken door het Willemsfonds, aangevuld met boeken van leden en ‘andere Vlamingen’, wordt ook een bibliotheek voor de leden ingericht. Op taalpolitiek vlak is deze Vrijzinnige Studentenkring niet erg actief. Integendeel, de studenten zijn ereleden van de Société Wallonne (en vice versa). In februari 1879 bieden ze de Waalse confraters een luisterrijk feest aan. Bij de start van het academiejaar 1879-1880 ontstaat er echter onenigheid over het veelvuldige gebruik van het Frans op de bestuursvergaderingen. De regelmatige bijeenkomsten van de kring worden stopgezet en rond februari 1880 wordt de Vrijzinnige Studentenkring opgedoekt.
1880-1888: snelle opgang Slechts een paar maanden later, op 16 december 1880 wordt een nieuwe kring gesticht: de Vlaamschen Studentenkring van Brussel met kenspreuk Geen Taal, Geen Vrijheid (twee jaar later omgedoopt in Vlaamschen Vooruitstrevenden Studentenkring van Brussel Geen Taal, Geen Vrijheid). Deze nieuwe kring koppelt letterkunde en romantiek aan politieke actie. De leden verklaren dat het Nederlands hun taal is "bij uitsluiting van alle andere" en steken hun strijdbaarheid niet onder stoelen of banken. Hun standpunten worden weergegeven in het studentenblad dat vanaf januari 1881 werd uitgegeven onder de naam De Nederlandsche Student. Het voornaamste programmapunt van de kring is de aanvaarding van het Nederlands in het Vlaamse land als "eenige officiëele taal van den Staat." Dit heeft implicaties op wetgevend, juridisch en uitvoerend gebied. Zo eist Geen Taal, Geen Vrijheid (GTGV) het gebruik van het Nederlands door alle Vlaamse politieke vertegenwoordigers in de Kamers, provincie- en gemeenteraden, Nederlandstalig onderwijs "van laag tot hoog en in alle vertakkingen", alsook Vlaamse organisatie en bevelvoering in het leger in het Vlaamse land en ten slotte het gebruik van het Nederlands in alle rechterlijke zaken in plaatsen waar Nederlands de volkstaal is. De kring loopt in de kijker door de felheid waarmee hij naar buiten treedt, door zijn taalpolitieke standpunten en door zijn culturele activiteiten. Het is duidelijk dat het actieterrein zich ver buiten de universiteit uitstrekt. Als een echte drukkingsgroep spreekt de kring meermaals direct de wetgevende Kamers aan. GTGV pleit voor tweetalige opschriften, bankbiljetten, postzegels, muntstukken, stempels, bestuursmededelingen, getuigschriften… In 1885 vraagt men een tweetalige uitgave van het Belgisch Staatsblad. Diverse ministers en gemeentebesturen krijgen klachtenbrieven van de kring. Maar ook binnen de studentengemeenschap wordt, met wisselend succes, actie gevoerd. Op het studentenfeest te Luik, in mei 1881, houden de afgevaardigden redevoeringen in het Nederlands, een precedent gezien de voertaal op een dergelijk feest steevast het Frans is. Bij de stichting van het Verbond der Liberale Studentenmaatschappijen van België in 1881 slagen de Brusselse studenten erin het bestuur uit evenveel Vlamingen als Walen te laten bestaan. Ter gelegenheid van het vijftigjarige bestaan van de universiteit in 1884 wordt een jubelfeest georganiseerd. De studentencommissie die instaat voor de organisatie had beslist dat alle aankondigingen in 7
UVV-info sept. - okt. 2005
Een Vlaamse studentenkring 150 jaar... jong
Leden van Geen Taal, GeenVrijheid, 1894 © Universiteitsarchief Vrije Universiteit Brussel
de twee landstalen zouden gebeuren. In praktijk wordt dit echter niet uitgevoerd. GTGV neemt daarom maar weinig deel aan de feesten en sommige studenten zorgen voor opschudding door een protestaffiche op te hangen in het centrum van de stad. Geen Taal, Geen Vrijheid tracht elk jaar weer nieuwe aanhangers te werven en in 1885 doen ze dit niet enkel binnen de universiteit. Een oproep tot de Vlaamse leerlingen in de athenea van Brussel en Elsene resulteert in de oprichting van de bond van Vlaamse leerlingen van athenea en middelbare scholen van het arrondissement Brussel met de kenspreuk ‘Help U zelf’. Heel wat leden van deze bond stromen later door naar GTGV. Ook bij het bestuur van de universiteit wordt de strijd verdergezet. Jaar na jaar tracht men bij het bestuur van de universiteit de inrichting van een leergang Nederlandsche Rechtstaal. Die wordt telkens toegezegd, maar nooit gegeven. Pas in 1891 wordt een Vlaamse leergang Strafrecht en Strafvordering ingesteld en dan niet als resultaat van het jarenlange actievoeren, maar als gevolg van de taalwet op de academische graden van 10 april 1890. In deze wet staat dat enkel afgestudeerden die een bewijs van het gebruik van het Nederlands kunnen leveren tot een gerechtelijk ambt kunnen worden benoemd. Zonder dit bewijs zou de universiteit een belangrijk deel van haar traditionele afzetgebied voor haar afgestudeerden verliezen. Soms kent een actie van de kring een veel directer succes. In februari 1882 bijvoorbeeld, als een geneesheer van het militair hospitaal in zijn les zegt "Le sujet est un flamand, donc peu intelligent." De kring klaagt de dokter aan bij de minister van Oorlog en de dokter wordt verplicht zijn woorden terug te nemen. UVV-info sept. - okt. 2005
8
1888-1914: volkslering en minorisering Tussen 1888 en 1914 verbleekt de ster van Geen Taal, Geen Vrijheid langzaam aan. De kring krijgt het moeilijk om zijn ledenaantal op peil te houden. Bovendien kent de ULB een spectaculaire stijging van de studentenaantallen. De Vlamingen maken procentueel dan ook een steeds geringer deel van de studentenpopulatie uit. En niet alle Vlamingen voelen zich geroepen lid te worden van de kring. De harde politieke actie van de jaren 1880 heeft de gematigde studenten afgeschrikt. In 1897 noteert men dan ook in het Gulden Boek dat nogal wat Vlamingen weigeren lid te worden van GTGV met als argument "Wij zijn Vlamingen doch geene vlaminganten, we behoeven dus niet eenen Vlaamschgezinden kring bij te treden." In de jaren 1890 valt die harde politieke actie bijna volledig weg. Daar waar de jaarverslagen van de 80-er jaren telkens een lijst van geschreven verzoekschriften en brieven vermelden, komt dat in de jaren 90 slechts sporadisch voor. De kring neemt nog wel deel aan stoeten, voordrachten en manifestaties van Vlaams belang, maar is duidelijk afgestapt van de harde actie. Er worden veel voordrachten binnen de kring georganiseerd en men poogt de relaties met de andere studentenkringen aan de universiteit weer op te krikken. In 1888-1889 verloopt dit nog moeizaam. Het Gulden Boek meldt wel dat GTGV uitgenodigd wordt door andere studentenkringen, maar dat er geen sprake kan zijn van enige ‘bloedbroederlijkheid’. Drie jaar later schrijft men in het Gulden Boek dat het nieuwe geslacht studenten verdraagzamer is. De kring wordt uitgenodigd op alle studentenfeesten en kan er het woord voeren in het Nederlands.
Onder impuls van Lodewijk De Raet worden er eind jaren 80 sociale initiatieven genomen. Een eerste belangrijk initiatief heeft betrekking op het Nederlandstalige onderwijs in Brussel. De universiteit organiseert vanuit een sociale reflex en omwille van de vrijzinnige uitstraling openbare volksleergangen. Geen Taal, GeenVrijheid spant zich in om een 'Vlaamse' versie in te richten. Al in januari 1886 heeft ze hiervoor bij de gemeentelijke overheid gepleit, daarbij de toon aangevend voor de collega's uit Gent en Leuven die dit soort voorstellen in de volgende jaren zouden navolgen. De politieke situatie is echter ongunstig en ondanks de steun van burgemeester Karel Buls en anderen antwoordt het stadsbestuur eerst dat er geen geld is, vervolgens dat het niet nodig is en ten slotte dat dergelijke leergangen onnuttig zijn: "Zij kunnen enkel gevolgd worden door personen die zekeren graad van geleerdheid hebben, waarbij de kennis der Fransche taal natuurlijk gerekend wordt." Het idee wordt echter niet vergeten en als enkele jaren later het Engelse systeem van de hogeschooluitbreiding ten bate van het volk overwaait, is De Raet enthousiast. Hij bestudeert het fenomeen en weidt er in het tijdschrift De Goedendag over uit. Pas in mei 1895 wordt deze theorie in de praktijk omgezet. Van het Hooger Onderwijs voor het Volk vindt echter wegens gebrek aan middelen slechts één cursus plaats, waarop een dertigtal mensen aanwezig zijn. Sommige leden van Geen Taal, Geen Vrijheid uit die periode ontpoppen zich later tot belangrijke figuren van de Vlaamse Beweging, denken we maar aan Lodewijk de Raet, Emile de Veen, Willem Thelen en Gustaaf Schamelhout. Opvallend is dat een aantal andere belangrijke figuren zoals August Vermeylen en later Herman Teirlinck zich tijdens hun studententijd meer aangetrokken voelden tot serieuze letterkundige verenigingen dan tot GTGV. Na de eeuwwisseling krijgt de kring weer wat meer glans. Ook hier weer een aantal bekenden onder de leden: de latere krantenmagnaat Julius Hoste jr. (1904-1906), publicist Nico Gunzburg (1905), de Nederlandse historicus Frederik C. Gerretson (1910) en journalist Eugène Cantillon (1912). Vanaf 1904 nemen de vormende activiteiten toe. GTGV laat zich inspireren door erevoorzitter Vermeylen die in 1902 docent geworden is aan de ULB. Samen met Hoste, Gunzburg en anderen houdt hij tot 1914 verschillende politieke en literaire lezingen. De activiteiten van de studenten krijgen een steeds studentikozer karakter. Ze bestaan uit het herdenken van
Vlaamse dichters, het aanleggen van een kringbibliotheek en het organiseren van toneel- en zangfeesten. Banden met de Nederlandse confraters worden aangehaald. De predikantszoon Hoek en de bekende historicus en GrootNeerlandist Gerretson zetelen in 1910 in het bestuur van de kring. Ze helpen mee een vlugschrift opstellen, waarin een Vlaamse universiteit in Brussel wordt geëist. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog wordt dus voor het eerst sinds lang weer een meer agressieve politiek gevoerd. Het tweetalige vlugschrift wordt verspreid op 2.000 exemplaren en verzonden aan andere universiteiten, aan de leden van Kamer en Senaat, aan de Koning der Belgen en aan de pers. Ondanks de tegenacties van "Waalsche haantjes-vooruit" die de brochures in brand staken en de plakbrieven van de kring afscheurden, noteert men in het Gulden Boek het "genoegen de brochuur met aandacht gelezen te zien door de groote meerderheid der Brussselsche studenten." De wereldoorlogen zouden deze idee kelderen: de vervulling van de wens zou nog een halve eeuw moeten wachten.
Bestuur van Geen Taal, GeenVrijheid, 1938 © Universiteitsarchief Vrije Universiteit Brussel
Van oorlog naar oorlog (1914-1945): crisis De Université Libre de Bruxelles sluit tijdens de Eerste Wereldoorlog haar deuren. Geen Taal, Geen Vrijheid valt uiteen. Van de leden raakt een enkeling verstrikt in het activisme, een ander wordt krijgsgevangen genomen of sneuvelt als oorlogsvrijwilliger. De oorlog betekent een volledige breuk met het verleden. Na de oorlog worden Vlaamse eisen als antiloy9
UVV-info sept. - okt. 2005
Een Vlaamse studentenkring 150 jaar... jong
aal en antinationaal beschouwd en zijn ze taboe. Brussel raakt verder verwikkeld in een verfransingsproces, ondersteund door de gemeentelijke overheden. De traditionele politieke bondgenoten van de Vlaamse studenten, de VlaamsBrusselse liberalen zoals Julius Hoste jr. worden binnen hun eigen partij zwaar gedomineerd door Franstaligen. De ULB is een bolwerk van Franstalige liberalen en de sfeer is er antiVlaamser dan ooit tevoren. In 1920 organiseren Franstalige ULB-hoogleraren in de Beurs een meeting tegen de vernederlandsing van de Gentse universiteit. In deze vijandige sfeer hoeft het geen verwondering te wekken dat het Vlaamse studentenleven aan de ULB moeilijk op gang komt en tot circa 1935 bijna ondergronds leeft. In 1924 wordt opnieuw een Vlaamsche Studiegroep opgericht die een bescheiden bestaan leidt. Onder meer Piet Vermeylen was lid van deze kring. Vier jaar later bestaat er geen Vlaams studentenleven meer aan de universiteit. De Vlaamsche Studiegroep (VSG of vesege) wordt heropgericht en onder voorzitterschap van Willy Weemaes (1929 en 1931) en Willem Verougstraete (1930) weet men circa veertig leden te werven, waarvan er ruim twintig op de vergaderingen aanwezig zijn. Op de circa 2.5002.900 studenten die de ULB in het begin van de jaren 1930 telt, is dit natuurlijk uiterst beperkt. De Vlaamse studenten zijn zich bewust van het feit dat ze geen impact hebben, maar zoals voorzitter Weemaes het uitdrukt: "Het voornaamste is dat er Vlaams studentenleven aan de universiteit blijft bestaan. Later kan dit zich uitbreiden en dan zal er geen hiatus bestaan hebben." Secretaris Rem Reniers getuigt over die periode: "Er bestond vijandschap aan de universiteit tegen al wat Vlaams was. We kregen, buiten het lokaal dat de ‘Vlaamse Club’ ter beschikking stelde, geen materiële of morele steun. Het maximum dat de kring in de jaren na de heroprichting durfde doen was dan ook het organiseren van studieavonden waar onderling gedebatteerd werd." Een drietal jaar later zijn de omstandigheden hen iets gunstiger gestemd. De nieuwe rector is familie van de voorzitter van de kring. De bestaande werking van de kring wordt verdergezet, maar er worden al eens sprekers van buitenaf uitgenodigd. De naam Vlaamsche Studiegroep wordt niet meer gebruikt vanaf de periode 1931-1932. Samen met het ’t Zal wel gaan wordt het Algemeen Vrijzinnig Vlaams Hoogstudentenverbond gevormd en de kring is ook lid van het Algemeen Vlaamsch Hoogstudentenverbond, een samenwerking met Leuven en Gent. UVV-info sept. - okt. 2005
10
De heropleving komt er in 1935, in een sterk gewijzigde politieke context. De taalwetten van 1932 inzake bestuurszaken en onderwijs -deze laatste wet stipuleerde onder meer dat de leerlingen van de lagere scholen binnen de Brusselse agglomeratie recht hebben op onderwijs in de eigen taal- steken de Vlaamse studenten een hart onder de riem. Naar aanleiding van die wetten besluit het ULB-bestuur een zestal cursussen Nederlandse vakterminologie (voor geneeskunde, voor techniek en dergelijke) in te richten. De wet van 1935, die het Nederlandstalige doctoraat in de rechten verplicht voor de uitoefening van een gerechtelijk ambt in Vlaanderen, leidt tot de instelling van een Nederlandstalig doctoraat in de rechten (de kandidaturen zullen pas in 1948 verdubbeld worden). Onder voorzitterschap van Jan du Four, die dit ambt zou waarnemen tot na de Tweede Wereldoorlog, pleit de kring bij ULB-voorzitter Paul Hymans voor de verdubbeling van de cursussen en van de Faculteit Letteren. Du Four is een van de eerste voorzitters waarbij een linkse en Vlaamse visie samengaan. Tijdens de oorlog biedt hij weerstand aan de universitaire politiek van de Duitse overheid.
1945-1969: vertraagde verdubbeling Meteen na de bevrijding hervat Geen Taal, Geen Vrijheid zijn activiteiten. Het debat voor de verdubbeling van de universiteit wordt opnieuw aangezwengeld door de kring. Geen Taal, Geen Vrijheid heeft een onberispelijke houding aangenomen tijdens de oorlog en kan dus meteen de strijd voor haar idealen weer opnemen. Voor het bestuur van de ULB blijft een verdubbeling echter onbespreekbaar, zodat de studenten die ervoor opkomen in een geïsoleerde positie staan. In 1947 wijzigt de naam van de kring nogmaals. De huidige benaming Brussels Studentengenootschap Geen Taal, Geen Vrijheid (BSG) wordt in gebruik genomen. Vanaf het midden van de jaren 50 krijgen de studenten in hun strijd voor de verdubbeling de steun van twee nieuw opgerichte verenigingen: de Vereniging voor Vrijzinnig Nederlands Hoger Onderwijs en de Oudstudentenbond (OSB). De verslagen van eind jaren 50 in het Gulden Boek getuigen in hoofdzaak over de studentikoze activiteiten van BSG. Maar de strijd voor de vervlaamsing gaat onverminderd voort. In 19571958 wordt er getriomfeerd. Er komen Nederlandstalige studentenkaarten en bibliotheekinschrijvingen. Omdat op de openingszitting van het academiejaar 1965-1966 de nieuw aangestelde
St-Vé, 1955 © Universiteitsarchief Vrije Universiteit Brussel
rector geen positief standpunt over de verdubbeling inneemt, verlaten de Vlaamse studenten ostentatief de zaal. Ruim een maand later formuleert BSG-voorzitter Hendrik Peeters in zijn toespraak op de Sint-Verhaegenviering zeer zware kritiek op de gevoerde universitaire politiek. Deze kritiek verwekt consternatie aan de universiteit zelf, haalt de pers en lokt politieke echo’s uit. De studenten gaan over tot de oprichting van een Aktiekomitee voor Brussel en plannen begin 1966 een staking. Op dat ogenblik verklaart rector Homès in Het Laatste Nieuws echter dat de universiteit de Faculteit Toegepaste Wetenschappen zal verdubbelen. Dit betekent een kentering in de op dat ogenblik gevreesde beleidslijn en een gebaar van goede wil van de rector. De studenten schorten hun acties op, maar blijven de structurele verdubbeling eisen: twee vice-rectoren, de aanpassing van de samenstelling van de raad van beheer aan de realiteit van de verdubbeling en splitsing van de subsidies. De voorzitter van BSG noteert in het Gulden Boek dat men de waakzaamheid niet mag laten verslappen, omdat er slechts één punt van het eisenpakket werd ingewilligd. "Wij hebben sterk de indruk dat men door zekere toegevingen te doen de andere eisen wil doodzwijgen." En ook de kleine successen, zoals het laten plaatsen van een tweede televisietoestel in het studentenhuis zodat er ook naar Nederlandstalige programma’s gekeken kan worden, worden genoteerd in het Gulden Boek. Hoewel de Vlaamse studentenkringen vanaf 1966 verschillende persmededelingen en memoranda
over de verdubbeling uitgeven, verliezen zij het initiatief aan andere niet-studentengroepen, zoals de Vereniging van Vlaamse Professoren (VVP), het VNVHO enzovoort. Dit is te wijten aan interne verdeeldheid onder de studentenkringen, aan de veel sterkere organisatorische basis van de VVP en het VNVHO en aan de verschuiving in de belangstelling van veel studenten naar de democratisering van de structuren van de universiteit (in de geest van de contestatie). Op 22 mei 1968 besluit een algemene ‘vrije vergadering’ het gezag van de raad van beheer niet meer te erkennen. Een week later organiseren het BSG en de VVP-Brussel (onder leiding van Aloïs Gerlo) de eerste Vlaamse vrije vergadering. Eind mei lekt bovendien de verklaring van rector Homès, waarin hij stelt dat de unitaire structuur niet meer leefbaar is, uit. Het VNVHO stelt daarop voor een democratisch Coördinatiecomité voor de Nederlandstalige Universitaire Gemeenschap (CONUG) te stichten, dat zal opkomen voor de Vlaamse belangen en waarin ook de studenten vertegenwoordigd zullen zijn. Binnen het CONUG ontbrandt algauw een strijd tussen het VNVHO en de VVP enerzijds, die strijden voor de Vlaamse universiteit en de studentenverenigingen anderzijds die opkomen voor democratische structuren en groepspariteit binnen de raad van beheer. Uiteindelijk wordt het pleit beslecht door de eersten die via de politieke fracties in het parlement en onderhandelingen met het bestuur van de universiteit geen verdubbelde ULB, maar wel de oprichting van een autonome Vlaamse universiteit kunnen doordrukken. In de periode na de Tweede Wereldoorlog blijven de leden van Geen Taal, Geen Vrijheid dus een moeilijke strijd voeren. Toch krijgen ze, in tegenstelling tot hun collega’s uit vorige decennia, meer erkenning en moeten ze minder clandestien opereren. Daar waar men in de jaren 30 niet verder durft gaan dan het organiseren van discussieavonden binnen de kring, is de rector van de ULB aanwezig op de openingszitting van Geen Taal, Geen Vrijheid in 1945-1946. Ook tien jaar later bij de feestelijke viering van honderd jaar GTGV is de rector aanwezig op het Geuzenbal. Toch blijft het ook in deze periode voor de Vlaamse studenten niet altijd makkelijk om zich aan de ULB te laten respecteren. 11
UVV-info sept. - okt. 2005
Een Vlaamse studentenkring 150 jaar... jong
Na de splitsing in 1969 De Nederlandstalige Vrije Universiteit Brussel (VUB) ontstaat met de erkenning van de rechtspersoonlijkheid in mei 1970 (terugwerkend tot 1 oktober 1969). Incidenteel vinden er in 1970 en 1971 nog anti-Vlaamse manifestaties op de campus van de ULB plaats. Ze lokken reacties uit bij het Brussels Studentengenootschap (BSG) en bij de Studiekring Vrij Onderzoek. Het BSG voert in de jaren 1970 een politiek van ‘bewuste Vlaamsgezindheid’ (= verdediging van Vlaamse belangen in Brabant) zonder zich te willen laten verleiden tot ‘overdreven nationalisme’. Maar met de verhuizing naar de campus Oefenplein in het vooruitzicht is er fundamenteel geen reden meer voor de studenten, die zichzelf zien als progressieve Vlamingen, om te strijden voor een Vlaamse universiteit. Dat doel is verwezenlijkt. Op zijn manier probeert het BSG zich daarom toe te leggen op de uitbouw van de structuren van de nieuwe instelling en neemt het na het ontstaan van de VUB nieuwe statuten aan. BSG evolueert van één van de zovele kringen aan de ULB tot een koepelkring voor de kringen aan de VUB. Het BSG krijgt twee belangrijke taken. Ten eerste moet het een coördinerende functie opnemen voor de andere kringen. Dit vertaalt zich in het beheer en het openstellen van de studentikoze infrastructuur en de uitwerking van een subsidieregeling voor de kringen. Ten tweede zal het als vertegenwoordiger van de studenten optreden. Die vertegenwoordiging gebeurt zowel intern, bijvoorbeeld als lid van de Sociale Raad en voordien van de raad van beheer, als extern, bijvoorbeeld als lid van de Vereniging voor Vlaamse Studenten en van het Erasmus Student Network.
BSG als koepelkring In 1971-1972 erkent het BSG reeds tweeëntwintig kringen, terwijl dat er onder de oude ULB-structuur slechts een handvol waren. De Nederlandstalige kringen van de ULB blijven bestaan en de richtingen die tot dan toe nog geen kring hebben, richten er één op. Bij de start van de VUB heeft elke faculteit een eigen kring. Door het snel stijgend aantal studenten worden er daarnaast ook een aantal ‘subfacultaire’ kringen opgericht, die de bestaande facultaire kringen enige concurrentie aandoen. Deze subfacultaire kringen zijn echter te klein en leiden een onregelmatig bestaan. Ze zijn dan ook meestal geen lang leven beschoren. In die beginperiode kunnen er drie soorten kringen worden onderscheiden: de facultaire, de regionale en de politieke. De facultaire kringen zien zichzelf als de pijlers van het studentenleven en leggen zich toe op de folklore en op het uitdiepen van de vakspeUVV-info sept. - okt. 2005
12
cialisatie. Ze leveren bijvoorbeeld een belangrijke bijdrage aan het academisch leven op de VUB door de organisatie van congressen. De regionale kringen werpen zich volledig op de folklore en proberen studenten uit dezelfde regio met elkaar in contact te brengen. Sommige regionale kringen dateren al van voor het ontstaan van de VUB zoals Kinneke Baba (de kring voor de regio Geraardsbergen en Oost-Vlaanderen), Westland, Limburgia en Antverpia. Anderen worden later opgericht, zoals de Bockstaelse Maegden, Kring der Brusselse Studenten, Vuria (Tervuren), Studihal (Halle) en de Geuzenkring Pajottenland. De meeste nieuwe regionale kringen is echter geen lang leven beschoren. De politieke kringen vertegenwoordigen een politieke ingesteldheid of maatschappelijke gedachte. Meestal zijn zij ook wel verbonden met een politieke partij, zoals de Actief Linkse Studententen (vroeger verbonden met de SP en nu met LSP), Animo (met sp.a), Liberaal Vlaams Studentenverbond (met de VLD), Jong Groen (met Agalev) enzovoort. Ook deze kringen kennen een afwisselend bestaan. De erkenning van de kringen valt in het begin onder de bevoegdheid van de raad van beheer van de universiteit, maar tegen het einde van de jaren 1970 wordt dit doorgeschoven naar de Sociale Raad (SOR). Het BSG vervult hier een bemiddelende rol. Op basis van een jaarverslag wordt de werking van de kring geëvalueerd en al dan niet een subsidie toegestaan. Deze jaarverslagen geven echter niet altijd een realistisch beeld van de werkelijkheid zodat het BSG verplicht wordt een nieuw systeem te bedenken. Vanaf 1983 worden alle activiteiten van een kring apart beoordeeld en krijgen zij hierbij punten toegekend. Aan de hand van het totaal aantal punten wordt het subsidieerbaar bedrag bepaald. De erkenning vandaag de dag verloopt in twee fasen met een voorlopige erkenning en een volwaardige erkenning. De voorlopige erkenning wordt toegekend door de Sociale Raad en geldt voor drie jaar. Tijdens deze periode kan de kring geen aanspraak maken op de subsidies (werkings- en cultuursubsidies) die de SOR toekent. Na het verlopen van deze drie jaar maken BSG en de kring in kwestie een evaluatie op over de proefperiode. Op basis van deze evaluatie geeft BSG advies aan de SOR die zal beslissen over de definitieve erkenning. Als de kring niet erkend wordt als volwaardige kring, verliest zij haar voorlopige erkenning, tenzij de SOR (op advies van BSG) toestaat om de proefperiode voor één jaar te verlengen. Zowel de voorlopige als de volwaardig erkende kringen
mogen gebruik maken van de infrastructuur van de VUB onder het beheer van BSG. In de jaren 70 hebben de politieke kringen zeer veel invloed, waardoor het folkloristische studentenleven op een laag pitje staat. De politieke kringen erkennen zelfs het gezag van BSG niet. De toenmalige studentenvertegenwoordigers behoren tot de linkse strekking en verafschuwen extreem-rechtse en fascistische ideeën, het Vlaams extremisme krijgt in hun ogen geen genade. Dit verklaart waarom het VNSU in de jaren 70 geen regelmatig bestaan kent en in 1978 de studentenvertegenwoordigers een motie indienen bij de raad van bestuur, waarin zij de intrekking van de erkenning van VNSU vragen. VNSU deelde pamfletten uit voor de Vlaamse Militanten Orde en organiseerde een ZuidAfrika-avond waarbij de stellingen van de proapartheidsorganisatie Protea aan bod kwamen. Vanaf 1985 wijzigt het klimaat en valt het folkloristische karakter van de kringen terug in de smaak bij de studenten: verschillende kringen voeren opnieuw een doop in, een aantal codexen komen in omloop en het Vrijzinnig Zangfeest wordt opgestart. Het BSG verwerft opnieuw invloed in de SOR (ten koste van de sterk afgezwakte politieke kringen) en evolueert naar een sociaal geëngageerde houding. De jaren 80 laten trouwens ook toe dat er naast de drie ‘traditionele’ soorten kringen (de facultaire, de regionale en de politieke kringen) nog andere soorten studentenverenigingen worden opgericht, zoals verenigingen van buitenlandse studenten (Isavub, Bangladesh Student Association, Vesco (Vesalius College), sociale studentenverenigingen die zich inzetten voor een rechtvaardiger wereld (bijvoorbeeld Vaka, Amnesty International, Greenpeace), verenigingen voor mensen met dezelfde geaardheid (bijvoorbeeld Kring voor homo's, lesbiennes en bi’s, verschillende vrouwenkringen) en ten slotte verenigen studenten die zich rond een bepaalde hobby of thema (bijvoorbeeld de spelgroep Society of Weird and Mad People (SWAMP)). Sinds enkele jaren kan men hier ook de multiculturele kringen aan toevoegen (bijvoorbeeld Koeleur Lokale, M!X). Hierdoor wordt het studentenleven gevarieerder. Ook het toegenomen aantal meisjes in de besturen verandert het karakter van het studentenleven.
BSG als vertegenwoordiger van de studenten naar buiten… Hoewel het BSG zich in de jaren 70 niet actief meer wil bezig houden met politieke acties, zal het wel steeds de rechten van de student blijven verdedigen. BSG lobbyt daarvoor naar buiten
uit bij officiële instanties via de Vereniging voor Vlaamse Studenten (VVS). De VVS is vanaf de jaren 70 een extreem-links strijdorgaan. In feite is ze een verlengstuk van de MarxistischLeninistische beweging (MLB), hetgeen zich vertaalt in een extreem solidariteitsgevoel met de arbeiders. De VVS kan op dat moment moeilijk beschouwd worden als de algemene vertegenwoordiger van de Vlaamse studenten. De koepelorganisatie vervreemdt van de studentenbeweging. Ze noemt zich een studentenvakbeweging en treedt op als vakbond van progressieve studenten. Vanaf 1974 wordt de actiegroep Neen aan VVS opgericht. Deze actiegroep kan zich niet meer vinden in de doelstellingen van VVS en heeft tot doel de vereniging op te heffen. Het BSG steunt deze actiegroep en zet zich af tegen de werking van VVS. In 1978-1979 worden de studentenverenigingen in hun acties tegen de verdubbeling van het inschrijvingsgeld nog gesteund door VVS, maar daarna zet de vervreemding zich verder door. Pas in de jaren 80 krijgt de VVS-Studentenvakbeweging (SVB) terug voet aan de VUB en wordt er een permanente werking opgestart. Er komen kernen in de Faculteiten Letteren en Wijsbegeerte, Pedagogie en Psychologie, Economische, Politieke en Sociale Wetenschappen, Wetenschappen en Toegepaste Wetenschappen. Samen ondernemen ze enkele acties. VVSBrussel en Vrij Onderzoek slaan verschillende malen de handen in elkaar. Ten eerste voeren zij actie tegen het wetenschappelijk onderzoek dat aan de VUB gebeurt voor de NAVO en voor privé-bedrijven. Ten tweede zetten ze een grootse campagne tegen racisme op touw. In 1984 zullen de VVS en MLB samen met Vrij Onderzoek en de Actief Linkse Studenten een eenheidsfront oprichten om het in hun ogen racistische wetsvoorstel Gol, in verband met de subsidiëring van de buitenlandse studenten, beter te kunnen bekampen. Omdat VVS in de jaren 80 weinig stabiliteit kent, is de participatie van BSG in VVS dan nogal variabel. Dit wordt vooral duidelijk in 1986. Het Sint-Annaplan houdt een sterke verhoging van de inschrijvingsgelden in en een inkrimping van de betoelaging die de democratisering van het onderwijs moeten bevorderen. De sociale betoelaging neemt aan sommige universiteiten met de helft of meer af (de helft in Leuven en tot 60% aan de Antwerpse instellingen). Het studentenprotest gebeurt onder impuls van verschillende studentenverengingen, maar de VVS slaagt er nauwelijks in om als een heuse koepelvereniging op de voorgrond te treden. 13
UVV-info sept. - okt. 2005
Een Vlaamse studentenkring 150 jaar... jong
Pas in 1999-2000 na enige statutenwijzigingen zijn de studentenraden opnieuw gemotiveerd om VVS als hun enige spreekbuis te aanvaarden. Op dat moment krijgt VVS dezelfde status als VLIR en VLHORA door de erkenning door het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de daaraan verbonden geldelijke ondersteuning. VVS is dan eindelijk in staat om stafmedewerkers aan te nemen en de beleidsvoorbereiding te laten doen. Het is dus pas vanaf de laatste jaren dat het BSG weer een permanente werkgroep heeft die het BSG bij VVS vertegenwoordigt.
… maar ook intern Bij het ontstaan van de VUB eisen de studenten een vierledige paritaire vertegenwoordiging in de raad van beheer, waarbij de studenten evenveel inspraak krijgen als hoogleraren, assistenten en vorsers en het administratief en technisch personeel. Deze eis ondervindt weerstand van de professoren en dus wordt er beslist om een minderheidsparticipatie van alle groepen in de raad van beheer te houden, hoewel de professoren numeriek het sterkst zijn. Studentenvertegenwoordiging in de organen van de VUB is op dat moment miniem en helemaal geen evidente zaak. In de jaren 70 hebben de studenten slechts een adviserende stem in de Commissie voor Sociale Aangelegenheden van de VUB (ook wel Sociale Commissie of kortweg SOC genoemd). BSG is daar in de minderheid. Deze commissie brengt advies uit aan de raad van beheer over de werking van het studentenrestaurant, de dienst huisvesting, de gezondheidsdienst, het kinderdagverblijf en de studentenverenigingen. Naast deze universitaire dienstverlening bestaat er een unitair gebleven studentenkring, de vzw Studentendiensten van de VUB-Services Etudiants de l'ULB. Deze kring voorziet in een aantal alternatieve diensten zoals een universiteitswinkel UNISHOP, een job-, reis- en kamerdienst. Daarnaast maken de studenten veel gebruik van de dienst Leven met Twee, een psychomedisch centrum en van het documentatiecentrum van het CISCOD (Civil Service and Cooperation Office for Developing Countries). Pas in het academiejaar 1973-1974 eisen de studenten meer inspraak in het beheer van de universitaire sociale sector, omdat deze vanaf dan meer uitgebouwd raakt. Een studentenparlement dat vertegenwoordigers van alle regionale, facultaire en politieke kringen bevat, dringt steeds meer aan op een herziening van de statuten van de SOC. De studenten eisen een volledig onafhankelijke sociale sector en worden hierbij gesteund door UVV-info sept. - okt. 2005
14
de wet van 3 augustus 1960, die voorziet in een aparte financiering voor studentenvoorzieningen. Tijdens de SOC-vergadering van 6 februari 1975 dringt C. Leysen, studentenlid van de SOC en voorzitter van het BSG, aan op een herziening van het reglement van inwendige orde. Vooral de bepaling die het voorzitterschap reserveert voor niet-studentenleden neemt hij op de korrel. Toch wordt er opnieuw een prof als voorzitter verkozen. De studenten en het BSG leggen zich echter niet zonder slag of stoot neer bij deze beslissing. Een maand later zetten ze met een staking hun eisen inzake inspraak en de sociale sector kracht bij. De eerste eis is op facultair niveau alle beslissingsbevoegdheden toe te vertrouwen aan een faculteitsbestuur dat paritair is samengesteld uit enerzijds professoren en anderzijds niet-professoren (dat wil zeggen assistenten, administratief en technisch personeel en studenten.) De tweede eis betreft de onafhankelijkheid van de sociale sector. De studenten wensen dat de sociale sector (waarvoor de wet een aparte financiering voorziet) beheerd wordt door een paritaire commissie met beslissingsbevoegdheid. Tot dan komt deze bevoegdheid toe aan de raad van beheer. Ten derde dringen de studenten aan op de uitbouw van de sociale infrastructuur op de nieuwe campussen van de VUB (Jette en Oefenplein). De pers besteedt ruime aandacht aan de gebeurtenissen en dat geeft resultaat. In 1976 kan de gevraagde eis van medebeheer bekomen worden dankzij de voorbeeldige dienstverlening van de studentenkring Studentendiensten. De raad van beheer besluit tot de oprichting van een autonoom socio-cultureel centrum VUB, waarin de werking van de vzw Studentendiensten, de SOC en het Commissariaat voor Sport en VrijeTijd gecoördineerd worden: de Sociale Raad is geboren! De helft van de twaalf leden van de Sociale Raad zijn rechtstreeks verkozen studenten. De Sociale Raad treft volledig autonoom beslissingen. Zij moet enkel haar jaarlijkse begroting aan de raad van bestuur voorleggen. De voornaamste doelstelling van de SOR is een gelijkwaardige sociale sector voor studenten uit te bouwen op de diverse campussen. De sociale werking moet begrepen worden als een streven naar ieders welzijn. Bij de uitbouw en ontplooiing van de dienstverlening gaat men zich niet alleen op de studenten en het personeel richten, maar op de hele Vlaamse gemeenschap in Brussel. In 1982 wordt voor de eerste maal een student tot voorzitter van de SOR benoemd en sindsdien is het (onder)voorzitterschap steeds aan de studenten voorbehouden. Vooral de politieke studentenkringen werpen zich, zowel naar de universitaire als naar de nationale
overheid toe, op als de verdedigers van de sociale sector van de universiteit. Samen met de Studiekring Vrij Onderzoek domineren zij jarenlang de verkiezingen, want de SOR is hèt strijdorgaan waar de beslissingen werden genomen om de kostprijs van het studeren te beperken. Opeenvolgende besparingsronden van minister Coens op het einde van de jaren 80 en begin jaren 90 beperken de bewegingsruimte van de sociale sector en van de universiteiten aanzienlijk. Vandaag zijn de studenten in haast alle bestuursen beleidsorganen van de VUB vertegenwoordigd. Op het niveau van de raad van bestuur, maar ook in raden en commissies hebben de VUB-studenten een plaats kunnen verwerven met volwaardig stemrecht. Op facultair niveau hebben zij stemrecht in essentiële materies, zoals onderwijszaken. De belangrijkste verwezenlijking is echter de participatie in de Sociale Raad waarvan een student het voorzitterschap waarneemt. De studentenvertegenwoordiging draagt dus rechtstreeks bij tot het bepalen van de koers die de universitaire gemeenschap vaart en vergt volle inzet en verantwoordelijkheid.
Rectoraatsbezetting n.a.v. Bologna-akkoorden, 2001 © Universiteitsarchief Vrije Universiteit Brussel
De bezorgdheid van het BSG voor het welzijn van de student en de kwaliteit van het onderwijs heeft zich in het afgelopen decennium op diverse vlakken geuit. Eind jaren 80, begin jaren 90 steunt BSG de Student Aid (via zowel serieuze als ludieke acties worden studenten geïnformeerd en enthousiast gemaakt voor de internationale ontwikkelingshulp). Begin jaren 90 rondt
het BSG na jarenlange strijd eindelijk het dossier voor een betere verkeersveiligheid rond de campus af: aan de Triomflaan wordt de stoep verbreed en het oversteken wordt vergemakkelijkt door zebrapaden en voetgangerslichten. Vanaf 1990 heeft BSG een European Student Network-afgevaardigde die de praktische en sociale integratie van de studenten aan hun gastuniversiteit probeert te vergemakkelijken, informatie verschaft over uitwisselingsprogramma's, studenten die terugkomen van een uitwisseling helpt reïntegreren en de uitwisselingsprogramma's evalueert. In 2001 zetten het BSG en Studiekring Vrij Onderzoek de VUB op zijn kop door een actie tegen de Bolognavoorstellen. De groei van de VUB heeft dus een aanpassing van het BSG geëist. Als koepelkring voor de andere kringen is ze naar een belangrijke coördinatiefunctie gegroeid. Als vertegenwoordigingsorgaan van de Brusselse studenten heeft ze, na een aanvankelijk moeizame start, een afvaardiging bij VVS. Die VVS is de algemene gesprekspartner bij het departement Onderwijs in verband met studentenaangelegenheden. Als vertegenwoordigingsorgaan vormt ze ook intern aan de VUB een belangrijke gesprekspartner, zowel in verband met de algemene universitaire politiek als voor het sociaal beheer. Bronnen • Archieven BSG, bewaard op het Universiteitsarchief van de VUB. • www.bsggtgv.be: Reglementen voor de erkenning van de kringen van BSG. • Archieven, OSB, bewaard op het Universiteitsarchief van de VUB. • d'Alviella (G.), L'Université de Bruxelles pendant son troisième quart de siècle, 1909. • Gubin (E. ), Bruxelles au XIXe siècle: berceau d'un flamingantisme démocratique (1840-1873), Brussel, 1979. • Henkens (B.), De vereniging van Vlaamse Studenten 1974-1983: van nationale Overkoepeling naar klein-linkse vakbond, Leuven, onuitgegevens licentiaatsverhandeling, 1993. • Lindemans (L.), Het vraagstuk Brussel uit Vlaams oogpunt, z.j. • Mondelaers (N.), Scheelings (F.), Universiteit en maatschappij: 25 jaar VUB, Brussel, 1995. • Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998. • van Velthoven (H.), De Vlaamse kwestie 1830-1914: macht en onmacht van de Vlaamsgezinden, 1982 • Pelemans (L.), Het Brussels Studenten Genootschap ‘Geen Taal, Geen Vrijheid’ bestaat 100 jaar, in De Geus 100, speciaal nummer, 1956. • Rapport sur l' année académique, diverse jaren. • Sieben (L.), De Vlaamse Beweging en de strijd om Brussel na de Eerste Wereldoorlog: 1918-1926, VUB, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1984. • Taal en Sociale Integratie, 13 delen, 1978-1989. • Uyttebrouck (A.), Despy-Meyer (A.), Les cent cinquante ans de l'Université Libre de Bruxelles (1834-1984), 198. • Vos (L.), Derez (M.), Depraetere (I.), van der Steen (W.), Studentenprotest in de jaren zestig. De stoute jaren, 1988. • Witte (E.), Tyssens (J.) (ed.), De Tuin van Akademos. Studies naar aanleiding van de vijfentwintigste verjaardag van de Vrije Universiteit Brussel, 1995.
15
UVV-info sept. - okt. 2005
Charles De Coster flamingante vrienden en Alfons Willems én der oudste alumni van de Vlaamse studenten aan de Vrije Hoogeschool Brussel (de 19e eeuwse benaming van de Université Libre de Bruxelles (ULB)) is Charles De Coster, de auteur van het befaamde La légende et les aventures héroiques, joyeuses et glorieuses d'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandres et ailleurs. Het boek draagt in Franstalige middens al gauw bij tot de beeldvorming over de Vlamingen. De hoofdfiguren, Tijl en Nele, krijgen de eer de geest en het hart van moeder Vlaanderen te zijn, terwijl de goedmoedige en wat sentimentele Lamme Goedzak symbool staat voor de volksmassa en de Vlaamse middelmaat. Hierdoor verwerft De Coster in diezelfde Franstalige middens de naam een voorvechter van de Vlaamse zaak te zijn. Tevens bepaalt het werk voor jaren het beeld dat buitenlanders van de Vlamingen hebben, want het boek wordt in diverse talen vertaald. De Coster is geaccapareerd door zowat elke politieke of maatschappelijk filosofische beweging (belgicisten, vrijmetselaars, communisten, rechtse en linkse flaminganten, collaborateurs, verzetslieden...). Maar wie en wat is hij in werkelijkheid?
E
Charles De Coster, AMVC-Letterhuis
UVV-info sept. - okt. 2005
Ten eerste is De Coster in werkelijkheid een bar slechte student. Halfweg de 19e eeuw behaalt men een kandidatuursdiploma normaliter na één jaar studie, maar de Coster doet er vijf jaar over (van 1850 tot 1855). Daarentegen neemt hij ruim deel aan de geneugten van het studentenleven. Voordat hij student wordt aan de ULB, is hij medestichter van de kring Les Joyeuseses, die opgericht wordt in 1847 in het teken van de Brusselse 'zwanze' en onder bescherming gesteld wordt van de heilige Lambic en de heilige Faro, beide gerenommeerde bieren uit die tijd. Maar de kring evolueert langzaam naar een kring waar men zijn eigen geschriften ter beoordeling voorlegt aan anderen en waar men tentoonstellingen, literaire en muzikale avonden organiseert. De Coster is ook een graag geziene gast in de kring van de Crocodiles, die mag 16
beschouwd worden als de eerste kring die in Brussel een studententijdschrift uitgeeft. Zijn vriend, de Naamse tekenaar Félicien Rops, voert er de boventoon. Tevens heeft hij banden met Lothoclo (een literaire kring) en met de Agathopèdes, die als doel hebben alle mystificaties neer te halen. De agathopèdes halen een grap met hem uit door hem op missie naar Parijs te sturen met de opdracht zichzelf op te sluiten en één artikel per dag te schrijven. Hij loopt er met open ogen in. Hoewel De Coster zijn moeder en zijn vriendin Elisa voortdurend belooft om te studeren, komt er maar weinig van in huis. Pas als Elisa met hem breekt, slaagt hij -volgens hemzelf onverwachtsvoor het examen. Ten tweede is de Coster een flamingant. We weten niet in hoeverre De Coster Nederlandstalig was. Zijn vader is geboren in Ieper en overlijdt als Charles zeven is. Zijn moeder is geboren in Hoei. Hij brengt zijn kinderjaren door aan een Franstalig hof in Duitsland en verhuist met zijn ouders op jonge leeftijd naar Brussel, dan nog een overwegend Nederlandstalige stad maar het culturele leven is er in het Frans. Een schrijver moet Frans schrijven om gelezen te worden, vandaar dat De Costers geschriften in het Frans zijn. Maar hij blijkt in de Légende wel een woordkunstenaar die speelt met het Nederlands en de Vlaamse uitdrukkingen. Bovendien wordt zijn Frans beschouwd als "langue pure et maniée habilement, sauf quelque lapsus." Hij vertaalt Nederlandstalig werk van strijdende Vlamingen als Hiel en Benoit. Hij kende dus wel Nederlands. Hij laat zich ook graag als Vlaming doorgaan. De politieke stukjes die hij als journalist schrijft, ondertekent hij met 'Karel'. En Karel is een vurig pleitbezorger van de Vlaamse Beweging: "Ce que nous voulons, c'est que ce mouvement (Vlaamse Beweging) qui est sérieux et grandit tout les jours, ait à la chambre et dans les conseils communaux et provinciaux des défenseurs et des adhérents", schrijft hij in het editoriaal van het tijdschrift Uylenspiegel in april 1861. In feite verdedigt hij daarmee het programma van het Vlaemsch Verbond, een drukkingsgroep met partijaspiraties die als eerste de politieke eisen van de Vlamingen formuleert. Ook eerder had hij dergelijke uitlatingen gedaan en hij zal deze ook later blijven herhalen. Maar wat brengt De Coster ertoe om de eisen van de Vlamingen zo fel te verdedigen? Waarom schrijft hij op een gegeven moment: "Cette Flandre; que mon instinct d'homme et de poète me porte à aimer, dont le caractère convient à la trempe de mon esprit et qui est pour moi une patrie de choix au milieu de la grande patrie belge."
Er zijn twee redenen. Ten eerste deelt De Coster de politieke opvattingen van de radicale liberalen in Brussel. De radicalen hebben een zeer kritische houding ten opzichte van de liberalen die op dat moment aan de macht zijn. De radicalen trekken partij voor 'het volk', dat huns inziens door scholing verheven moet worden van hun onderontwikkeling. Ze zijn heftig antiklerikaal en vaak antireligieus en hebben een democratisch eisenpakket. Ze willen dat het kiesstelsel wordt uitgebreid, pleiten voor de gelijkheid van alle burgers voor de wet en ze zijn tegen elk centralisme. De radicalen keuren dan ook de voorzichtige Belgische politiek ten opzichte van Frankrijk, waar de agressieve Napoleon III aan de macht is, af. De radicale studenten maken de keizer en zijn echtgenote in hun tijdschrift Crocodile regelmatig belachelijk. De Vlamingen daarentegen beschouwen zij als hun natuurlijke bondgenoten tegen de Franse dreiging, als onderdrukt wegens het gebrek aan erkenning voor hun taal, als een volk met capaciteiten dat verheven moet worden opdat zij als broeders met de Walen zouden samenleven in een verenigd België. Bij de radicale liberalen van die tijd heerst er een echte Vlaanderenrage en diverse Franstalige schrijvers zullen daarom over een groot Vlaams verleden schrijven. De Coster noemt niet voor niets zijn Légende "het historisch poëma van Vlaanderens génie." Ten tweede heeft De Coster veel flamingante Waalse en Vlaamse vrienden. De Franstalige flamingante professor Eugène Van Bemmel, die slechts drie jaar ouder is dan De Coster, heeft een grote invloed op hem. Vanaf 1852 noemt De Coster hem ‘zijn beste vriend’. Van Bemmel introduceert hem bij de kring Lothoclo rond 1851 en De Coster krijgt van hem de kans om te publiceren in echte literaire tijdschriften, zoals de Revue Nouvelle (1851-1852) en de Revue trimestrielle (vanaf 1854). Van Bemmel pleit op een bijeenkomst van de Vlaamse studentenvereniging Schild en Vriend in 1857 en op een huldebanket voor de Grievencommissie in 1859 voor een federalistisch België en zelfbestuur voor de Vlamingen, iets wat in die tijd ongeveer ondenkbaar was. Naast Franstalige flamingante radicale liberalen heeft De Coster ook Vlaamse vrienden. De belangrijkste zijn de schilder Adolf Dillens, die met hem Zeeland zal doorkruisen en in wiens bibliotheek hij het 16e eeuwse volksboek Ulenspiegel ontdekte; Emmanuel Hiel, de Schaarbeekse volkse dichter en last but not least... Alfons Willems, de stichter van Schild en Vriend in 1856.
Alfons Willems, stichter van Geen Taal, Geen Vrijheid © Archief en Museum voor het Vlaams Leven te Brussel
Alfons Willems is nog maar zestien als hij zich inschrijft als student in de filologie aan de ULB. Hij is twaalf jaar jonger dan Charles De Coster en heeft een totaal ander karakter. Willems is een jong genie: hij is fel maar gestructureerd en goed voorbereid op zijn studies. Hij heeft in het Frans aan het college van Dendermonde en aan het atheneum in Brussel gestudeerd. In deze laatste school krijgt hij Nederlandse les van Karel Stallaert, die zeer begaan is met de Vlaamse Beweging en die lid is van tal van literaire culturele genootschappen. Willems en Stallaert delen de overtuiging dat de Vlamingen taal- en volksbewustzijn kan worden bijgebracht, door hen van de rijkdom van hun taal en cultuur te overtuigen. Alfons Willems is sterk onder de indruk van Stallaert en de twee onderhouden voor de rest van hun leven een sterke band. Op de universiteit is Willems een ijverige student (genie Willems behaalt het doctoraat in de letteren... op zijn negentiende), maar hij heeft kennelijk toch nog genoeg tijd om een aantal nevenactiviteiten te ontwikkelen. Geheel in de lijn van Stallaerts denken neemt hij in het voorjaar van 1856 het initiatief om een Vlaamse studentenkring op te richten: het Nederduits Taalminnend Genootschap Schild en Vriend. De omstandigheden zijn gunstig, zoals in het arti17
UVV-info sept. - okt. 2005
Charles De Coster en Alfons Willems flamingante vrienden
kel over de geschiedenis van Geen Taal, Geen Vrijheid breder wordt uitgelegd. De Gentse studentenvereniging 't Zal wel gaan -gesticht in 1852- kan als voorbeeld dienen en de exGentenaar Anton Bergmann, die in Brussel aan het doctoreren is aan de rechtsfaculteit, wordt bij het initiatief betrokken. Andere stichtende leden van Schild en Vriend zijn o.a. Charles Graux, de toekomstige minister van Financiën bij het kabinet Frère Orban en Alfons Van Camp, later directeur bij het middelbaar onderwijs. Maar wat is de band tussen Willems en De Coster? Ze komen weliswaar uit een licht verschillend milieu: Alfons Willems was de zoon van de burgemeester van Sint-Joost-ten-Node en werd opgevoed in een Vlaamsgezind milieu, terwijl De Coster van bescheidener komaf was en werd opgevoed in een Franstalig milieu. Op de universiteit hebben ze elkaar echter zeker ontmoet, want in 1855 waren zowel De Coster als Willems ingeschreven in de kandidatuur in de Letteren en de faculteiten zijn in die periode nog klein. Willems heeft een innemende persoonlijkheid en hoewel De Coster twaalf jaar ouder is, worden ze vrienden. Dat is niet verwonderlijk. Willems en De Coster waren beiden filologen met uitgesproken ideeën over de literatuur. Willems schrijft in 1857 al een artikel 'Wat men in Frankrijk zoo al over onze letterkunde denkt' in Noord en Zuid, de academische bundel van 't Zal wel gaan. Beiden produceren dezelfde soort schotschriften. De Coster zal zijn bronnen voor de legende van Uilenspiegel niet alleen op zijn latere werk als archivaris op het Rijksarchief vinden, maar ook omdat Willems reeds in 1858 de Byencorf der H. Roomsche Kercke (van de 16e eeuwse opstandsleider Marnix van Sint-Aldegonde) uitgeeft. Ze hebben beiden dus interesse voor de opstand van de 16e eeuw, een interesse die waarschijnlijk ingegeven is door professor J. Altmeyer, hun leermeester. De politieke ideeën van beide studenten komen ook overeen: zowel De Coster als Willems zijn flamingant, beide vrijdenkers voelen zich verwant met het radicale liberale gedachtegoed. We zien ze dan ook later samen terugkomen in diverse Brusselse verenigingen en bij politieke gebeurtenissen. Willems zal in 1858 bijvoorbeeld als stichtend lid optreden van Vlamingen Vooruit, De Costers vriend Eugène Van Bemmel wordt voorzitter en De Coster, Hiel en Dillens worden lid. Vlamingen Vooruit was een radicale liberale drukkingsgroep met een sterk UVV-info sept. - okt. 2005
18
sociaal-economisch en democratisch programma die een volkomen gelijkheid tussen Walen en Vlamingen eist. Vooral vrijdenkers zijn lid. Willems is in 1859 één van de drijvende krachten achter het banket om hulde te bewijzen aan de leden van de Grievencommissie, de commissie die als eerste in 1857 de achterstelling van de Vlamingen heeft aangeklaagd maar wiens verslag politiek wordt genegeerd. Uit de nasleep van dit banket ontstaat het reeds genoemde Vlaams Verbond dat wilde uitgroeien tot een aparte partij en dat... De Coster in 1861 zo fel zal verdedigen. Uit dit alles kan besloten worden dat Willems De Coster dus sterk heeft beïnvloed. Het lijkt ook waarschijnlijk dat De Coster de oprichting van Schild en Vriend genegen was, het strekte immers volkomen met zijn politieke ideeën. Willems blijft zich tijdens zijn leven inzetten voor de Vlaamse zaak en zijn overtuiging. In 1862-1864 wordt hij als consul naar Griekenland gezonden, maar hij zal de Vlaamse Beweging vanaf 1864 opnieuw zijn steun betuigen. Ook later nog, bijvoorbeeld bij de strijd om een Vlaams Nationaal Theater. In Griekenland worden zijn interesses voor de klassieke Griekse filologie echter blijvend gewekt. Hij ontpopt zich als een uitstekend wetenschapper en de activiteiten van de wetenschapper krijgen steeds meer aandacht. In 1880 wordt hij aangesteld als hoogleraar in de Griekse filologie aan de ULB. Hij wordt er tevens belast met een cursus Vlaamse literatuur. Willems specialiseert zich in de Griekse dichters en wordt een eminent kenner van Aristofanes. In 1896 wordt hij lid van de Koninklijke Academie van België. Zijn laatste werk verschijnt in 1919, zeven jaar na zijn dood. Het is een meer dan 1.500 pagina’s tellende totaaluitgave in drie volumes van het werk van Aristofanes.
Bronnen • Archieven BSG, bewaard op het Universiteitsarchief van de VUB • Draguet (M.) (ed.), Rops-Decoster, Une jeunesse à l'Université Libre de Bruxelles, Brussel, 1996. • Gerlo (A.), Charles De Coster en Vlaanderen, Antwerpen, 1959. • Gubin (E. ), Bruxelles au XIXe siècle: berceau d'un flamingantisme démocratique (1840-1873), Brussel, 1979. • Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998. • Pelemans (L.), Het Brussels Studenten Genootschap ‘Geen Taal, Geen Vrijheid’ bestaat 100 jaar, in De Geus 100, speciaal nummer, 1956. • Willemsen (A.W.), De Vlaamse Beweging I Van 1830 tot 1914, in Lamberty (M. ) e.a. (ed.) Twintig Eeuwen Vlaanderen, deel IV, Hasselt, 1974.
De eerste Vlaamse martelaar
Herman van den Reeck eerste martelaar [geschilderd door Ivan De Smaele]
de student Herman van den Reeck (1901-1920)
p 11 juli 1920 is er een Guldensporenslagherdenking in Antwerpen. De Antwerpse burgemeester De Vos heeft eerder al geweigerd de massa toe te laten tot de stad en verbiedt alle samenscholingen. De plechtigheden worden daarom in Borgerhout georganiseerd, maar na het officiële gedeelte trekken grote groepen naar de Antwerpse Grote Markt. Als burgemeester De Vos dit verneemt, wordt hij onwel en geeft hij het bevel over aan de eerste schepen L. Strauss. Deze schepen geeft de politie de opdracht om de vaandels van de beto-
O
gers in beslag te nemen. De actie verloopt zeker niet vlekkeloos en enkele leeuwenvlaggen sneuvelen. Op dat moment komen de militanten van de Vlaamse Bond de Grote Markt op met vooraan Herman van den Reeck en Fernand Berckelaers arm in arm. Er volgt een vechtpartij met de politie en als een paar agenten de leeuwenvlag van de meisjeskring Klimop uit de handen van een meisje rukken, komt Herman tussenbeide en wordt hij door een politieagent van kortbij neergeschoten. Op zijn sterfbed wordt hij gedwongen een schuldbekentenis te onderte19
UVV-info sept. - okt. 2005
De eerste Vlaamse martelaar de student Herman van den Reeck (1901-1920)
kenen en de volledige schuld op zich te nemen zodat de politieagent vrijuit gaat. Over de juiste dood van van den Reeck bestaan vele versies, maar één ding staat vast: de politieagenten wilden eerst een verhoor en een schuldbekentenis van de zwaargewonde van den Reeck bekomen alvorens de medische verzorging toe te laten. Op 17 juli volgt er een koninklijke begrafenis met een massaal eerbetoon voor ‘de eerste martelaar van Vlaanderen’. De begrafenis krijgt in de binnen- en buitenlandse pers veel aandacht. De Waalse pers pakt zelfs uit met de kop ‘Le sacrifice d'un idéaliste flamand’. Ook vanuit de politieke wereld is er veel interesse en verschillende parlementsleden lopen naast de lijkwagens. De Vlaamse literaire wereld zal deze gebeurtenis vereeuwigen in zwaarbeladen gedichten. Ondanks dit eerbetoon worden de overige leden van de Vlaamse Bond kort hierna hard aangepakt. Enkelen, onder andere Lode Craeybeckx, krijgen een gevangenisstraf. Maar wie was Herman van den Reeck? van den Reeck wordt op 21 april 1901 geboren. Zijn vader is secretaris van een volkshogeschool en geeft zijn liefde voor Vlaanderen aan Herman mee. Het is dan ook niet verwonderlijk dat van den Reeck zich tijdens zijn studies aan het Koninklijk Atheneum van Antwerpen (19111918) al inzet voor de Vlaamse Beweging. Reeds als tiener geeft hij lezingen over de Transvaalse en de Zuid-Afrikaanse letterkunde en bestudeert hij de geschiedenis van de Lage Landen en van de volkeren in Oost- en West-Europa die toen voor hun vrijheden streden. Hij leest vele werken van Vlaamse voormannen uit het culturele, sociale en politieke leven. Daarnaast is hij in diverse kringen en kunstgenootschappen een actief kernlid of bestuurslid. Hij is lid van de Vlaamse Bond (een leerlingenvereniging van het Antwerpse atheneum die in 1901 werd opgericht en vooral cultureel actief was) en bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 werpt hij zich op als drukker-uitgever van De Goedendag, het blad van de Vlaamse Bond waar diverse studenten voordien al in gepubliceerd hebben. Zijn kennis wil hij niet voor zichzelf houden, maar verspreiden onder de studenten en arbeiders. Daarom organiseert hij zelf samenkomsten om de Vlaamse geschiedenis te vertellen en te verspreiden. Juist door zijn publicaties en zijn engagement maakt hij indruk op velen en onderhoudt hij contacten met alle lagen van de bevolking. Hij gaat vrij om met gelovigen, vrijzinnigen, katholieken, liberalen, nationalen en internationalen. UVV-info sept. - okt. 2005
20
Na de oorlog schrijft hij zich in aan de Gentse universiteit, maar hij moet gedwongen zijn studies staken en gaat als klerk aan de slag bij een Spaanse firma. In 1920 schrijft hij zich opnieuw in aan de universiteit, ditmaal aan de Université Libre de Bruxelles (ULB). Maar ook hier ondervindt hij moeilijkheden door zijn radicale Vlaamsgezindheid. De universiteit overweegt zelfs om van den Reeck niet langer meer toe te laten tot de lessen. Zo ver komt het echter niet, want de dag nadat zijn vader het universiteitsbestuur ervan kan overtuigen om zijn zoon een tweede kans te geven, sterft Herman een tragische dood. Herman van den Reeck is een idealist. Naast een uitgesproken Vlaamsgezindheid heeft hij ook sympathieën voor het communisme en voor de bevrijding van het proletariaat. Maar deze ideeën verwoordt hij om tactische redenen niet openlijk. Hoewel van den Reeck ervan overtuigd is dat het kapitalisme verantwoordelijk kan worden gesteld voor de oorlogsstrijd, streeft hij geen enge klassenstrijd of standenpolitiek na. Zijn grote voorbeeld is August Vermeylen die hij volgt in zijn stelling "Om iets te zijn moeten we Vlamingen zijn. Wij willen Vlamingen zijn om Europeeërs te worden." Daarom is Hermans ultieme doel de ontvoogding van de eigen gemeenschap. Hierbij wenst hij zich niet te binden aan één ideologie. Herman van den Reeck blijft ook na zijn dood tot de verbeelding spreken. Zo wordt er in 1928 een volksuniversiteit Herman van den Reeck opgericht om via voordrachten, cursussen, studiereizen, filmvoorstellingen, wetenschap en kunst de culturele ontwikkeling van volwassenen te bevorderen (dit initiatief wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog stopgezet). In 1966 krijgt Herman van den Reeck een ereplaats op het Schoonselhof naast Hendrik Conscience. In 1995 wordt 75 jaar na zijn overlijden een herdenking georganiseerd en in december van dat jaar organiseert de redactie van het tijdschrift Wetenschappelijke Tijdingen een colloquium over van den Reeck en de antiburgerlijke stroming na de Eerste Wereldoorlog.
Bronnen • Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, 1998. • Lamberty (M. ) e.a. (ed.) Twintig Eeuwen Vlaanderen, deel XIV, Hasselt, 1976. • Verboven (G)., Schoeters (H.), Holvoet (G.L.), Het Koninklijk Atheneum te Antwerpen 175 jaar: de geschiedenis van een school en haar rol in de Vlaamse Beweging, Antwerpen, 1982.
Bladgoud in het archief de Gulden Boeken van Geen Taal, Geen Vrijheid
D
e oudste stukken uit het archief van het Brussels Studentengenootschap zijn de twee Gulden Boeken. Het eerste Gulden Boek verwijst naar 1856, maar vertelt de geschiedenis van de kring vanaf 1880. Het boek zelf is van 1886. In de eerste jaren gebruikt men het echt als netschrift. Het tweede Gulden Boek start in het academiejaar 1938-1939. De Gulden Boeken zijn belangrijke bronnen. Telkens wordt het jaarverslag van de kring erin genoteerd, zoals dat op het einde van de 19e eeuw en tot in de jaren 60 van de 20ste eeuw gebruikelijk was. De Gulden Boeken maakten een bewogen geschiedenis mee. Ze werden een hele tijd door oudbestuursleden van de kring bewaard, maar het eerste Gulden Boek is een tijd spoorloos geweest en het tweede zou in de jaren 50 zijn teruggevonden in de kelders van de universiteit. Na diverse omzwervingen geraakten ze uiteindelijk, via Frans De Pauw, op het universiteitsarchief van de VUB. De Gulden Boeken zijn uniek. Ze getuigen vanaf het einde van de 19e eeuw over het vrijzinnig, Vlaamstalige studentenleven aan de Université Libre de Bruxelles. Regionale kringen hebben soms ook logboeken die getuigen van hun acties, maar ze missen het nationale perspectief en getuigen doorgaans niet over politieke, culturele en sociale acties zoals Geen Taal, Geen Vrijheid die destijds heeft gevoerd. Het eerste Gulden Boek heeft daarnaast nog een bijzondere artistieke waarde. Het Boek is een mooi voorbeeld van de boekbindkunst van het einde van de 19e eeuw. De band is in petroleumblauw leer waarop in zilveren letters ‘Vlaamsche Vooruitstrevende Studentenkring Brussel - GULDEN BOEK - Geen Taal Geen Vrijheid Clauwaert ende Geus 1886’ is gedrukt. Het beslag bestaat uit een zilveren slot en vier zilveren hoekbeschermers, met uitgewerkte planmotieven. In het boek zijn verschillende, mooi ingekleurde, tekeningen aangebracht door J. Wittemann (in 1894). De initialen van de titels zijn ingekaderd en ingekleurd en soms voorzien van uitgebreide bloemmotieven. Het Vlaamse Topstukkendecreet heeft de intentie om culturele topstukken in privé-handen te beschermen. Omwille van de inhoudelijke en artistiek waarde van het Gulden Boek werd het statuut van topstuk aangevraagd. Het Gulden Boek heeft immers een cultuurhistorische, historische, wetenschappelijke en artistieke betekenis voor de Vlaamse Gemeenschap. Uit alle aanvragen voor het topstukkenstatuut distilleerde de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, archief- en documentatiewezen (VVBAD) een voorlopige lijst van topstukken en het Gulden Boek werd opgenomen in die lijst. Momenteel ligt die proeflijst van Vlaamse topstukken ter beoordeling bij het ministerie van Cultuur.
Uittreksel uit het Gulden Boek © Universiteitsarchief Vrije Universiteit Brussel
Het is een wonder dat de Gulden Boeken op het universiteitsarchief van de VUB zijn beland. Ze ontsnapten wellicht een aantal keer op het nippertje aan de vernietiging. Immers, de bibliotheek van Geen Taal, Geen Vrijheid brandde eind 19e eeuw af en het latere lokaal werd bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog door collaborateurs opengebroken. Een gedeelte van het archief werd toen verscheurd, een ander gedeelte werd meegenomen. Met een aantal studentenkringen op de VUB zijn er afspraken gemaakt over het beheer en de overdracht van hun archief. Maar archiefbeheer staat zelden bovenaan op het prioriteitenlijstje van een vereniging en dat is bij studentenverenigingen niet anders. De studenten zijn heel het jaar druk in de weer met het draaiend houden van hun kring, met het organiseren van de doop, de jaarlijkse fuif en een rist van andere activiteiten. Op het einde van het academiejaar hebben ze andere zorgen dan het archief van de kring aan hun hoofd. Er wordt dan bovendien een ander bestuur gekozen en het minste van de zorgen is de overdracht van het archief. Sommigen kunnen bij het afzwaaien waarschijnlijk moeilijk afscheid nemen van hun studentenleven en bewaren het kringarchief uit nostalgische overwegingen zelf. Of ze zien het nut van overdracht van de archieven niet in. Misschien zien de studenten de overdracht van hun archief als de inlevering van hun vrijheid en hun geheimen? Jammer genoeg gaat er zo een schat aan informatie verloren over het leven van de studenten aan de universiteit. Het universiteitsarchief probeert daar iets aan te doen door gericht op zoek te gaan naar archieven van studentenkringen. Het biedt een gratis opslagplaats voor het archief, de garantie dat het eeuwig bewaard zal worden en dat de leden van de kring het steeds kunnen komen inkijken. Opdat het verleden van jonge generaties bewaard blijft. 21
UVV-info sept. - okt. 2005
Van klakken en vlekken e Brusselse ‘rolder’, de studentikoze student die men in november bedelend langs de boulevards ziet gaan of die men luidruchtig zingend aantreft in cafeetjes, is een opmerkelijke, maar vertrouwde verschijning in de stad. De pendelaars, vooral zij die niets met universiteit of hogeschool te maken hebben, worden erdoor geërgerd. Anderen krijgen een aanval van nostalgie of zijn blij dat ‘het nog bestaat’. Dan herinnert de volkse Brusselaar zich plots wel een aantal anekdotes, gaande van ‘Chef, de flêche is af!’ (studenten hadden een patent op het wegtrekken van de tramsemafoor) tot ‘streaken’ over het Flageyplein. Men herkent deze studentikozen aan tekens en symbolen: klak, lint, labojas, codex, pint en medailles. Maar zijn er onder die versierselen typisch Vlaams Brusselse fenomenen?
D
abonnement laten zien op de tram, zijn hoofddeksel gold als bewijs.
De studentenklak (‘la penne’) is van al die parafernalia wel de meest typisch Brusselse. In Vlaamse universiteitssteden komt ze niet voor (in sommige Waalse wel). De oorsprong moet worden gezocht in de 19e eeuw, toen de kepie in zwang kwam en al snel als herkenningsteken diende voor allerhande beroepen, ambten en corporaties. Kijk maar op oude foto’s en je ziet hoe glazenwassers, melkboeren en beambten van water- en telefoonmaatschappijen elk een eigen kepie droegen, met korte klep. Deze dracht is verdwenen, baseballpetjes zijn goedkoper, zelfs voor de politie. Maar tot in de jaren 80 had bijvoorbeeld de direkteur van de Nieuwpoortse stedelijke vismijn een kepie op, met een koperen plaat met daarop ’direkteur’. Dat was tenminste duidelijk. Kortkleppige kepies zien we bij oude Duitse studentengroepen, maar evengoed in kunstsociëteiten of gymnastiekverenigingen.
De Vlaamse studenten hebben de pettentraditie van de ULB met graagte overgenomen. Maar toen de wegen van ULB en VUB scheidden, bestond er onder de Vlaamse studenten al een gebruik dat in Franstalige kringen schier onbekend zou blijven tot na 1980: de cantus. Dit is in oorsprong een Duits spel van drinken en zingen, gespeeld volgens min of meer ingewikkelde regels. Omdat cantussen plaatsgrijpen aan formeel gedekte tafels, zou men kunnen spreken van ‘zittende’ studentikoziteit, in tegenstelling tot de Waalse ‘staande’ guindaille, die zich aan de toog afspeelt.
De klak met lange klep is al heel wat typischer Brussels, maar nog niet uniek. Groot was mijn verwondering toen ik op de Faeröereilanden scholieren zag met petten met lange klep, versierd met linten en kleuren, net zoals in Brussel. Zo’n pet krijgen ze daar cadeau wanneer ze slagen voor het laatste jaar middelbaar. De jongeren dragen ze de hele zomer tot ze naar het hoger onderwijs trekken op het Deense vasteland. Ook in Noorwegen zie je wel schoolhoofddeksels die lijken op de Brusselse ‘penne’. Maar door de globalisatie verdwijnen ze. Ook de Brusselse student draagt zijn ’penne’ nog nauwelijks in het openbaar. In de jaren na de oorlog moest een klakdragende student niet eens zijn UVV-info sept. - okt. 2005
22
Zo’n Brusselse klak wordt versierd met allerhande objecten, waaronder sterren en kleuren volgens anciënniteit en faculteit, maar ook met de jaarlijkse herdenkingsmedailles van Sint Verhaegen. Dit is weerom een traditie van de Université Libre de Bruxelles (ULB). Die medailles, uitgegeven door verschillende studentenkoepels en soms door individuele ‘corpo’s’, zijn aan Franstalige kant zeer gezocht. Editions spéciales, met afwijkende kleuren en details, zijn ware ‘collector’s items’. Het Brussels Studentengenootschap (BSG) heeft daar altijd wat lauw aan meegedaan en de rage is nooit echt op de Vrije Universiteit Brussel (VUB) overgeslagen.
De Vlaamse versie van de cantus werd in Leuven geboren uit de gebruiken van tijdens de Kulturkampf gevluchte Duitse katholieke studenten. Die regels werden geformaliseerd door flamingant Mon de Goeyse, in de jaren 30 van de 20ste eeuw. Tekenend voor die zittende studentikoziteit is het gebruik van het clublint en soms de ‘bierpet’. Dat laatste is een kleploos kalotje, in de kleuren en met het monogram van de club. Het wordt veelal door regionale studentenclubs gebezigd, in Brussel werd het nooit echt populair. Het clublint wel, maar dan voornamelijk als bestuurs- en preseslint. Hoe zo’n preseslint er moest uitzien, hoe een wapenschild of het monogram van een club moest worden ontworpen, dat alles lag vast in de Leuvense codex. Maar Brussel zou Brussel niet zijn of zo’n vastgeroest boek werd onderwerp van scherts. Leo Ven (preses van de Polytechnische Kring) gaf in 1976 de eerste aangepaste VUB-codex uit met liedjes én lichtvoetiger reglementen. Die werd gretig gebruikt, maar zelden om een kringavond vlekkeloos te laten verlopen, wel integendeel!
en jassen met plekken
Vrijzinnig Zangfeest, 1993 © Universiteitsarchief Vrije Universiteit Brussel
Regels werden in vraag gesteld, bewust omgedraaid of genegeerd. Er werd aan tafel duchtig geprotesteerd en gediscuteerd over het aantal sterren op een pet, de samenstelling van een wapenschild of het al dan niet zingen van de Vlaamse Leeuw en Sarie Mareis. Functies werden uitgehold of op barokke wijze uitvergroot, er verschenen kringen die enkel uit ‘praesides’ bestonden (handig voor gratis drankbonnetjes) etc. etc. Dat maakte de zittende Brusselse studentikoziteit tot een sterk experiment. Het vrijzinnige aan dit soort operetteschijngevechten is dat men er leert geen enkele regel zomaar te aanvaarden en uittest hoe ver gezagsdragers rekbaar zijn. Tot wat een wetboek leiden kan! De Franstalige guindaille bleef nooit veraf… Ook schijnernstig was het oprichten van studentikoze ridderordes, de zogenaamde vlekken (van vlek, Brussels voor blik, slecht metaal). Waar die aan de ULB al jaren circuleerden onder de leden van doopcommissies, werd de Orde van de Laurier, de eerste aan de VUB, opgestart door Nicolas Joschko, preses van KEPS (1981). Later zouden er andere volgen. ‘Verdienstelijke’ studentikozen verleenden deze orde elk jaar aan ‘verdienstelijke’ kandidaten. Het bleef een Brussels fenomeen, maar ijdelheid begon het te winnen van de echte irreverente studentikoziteit. Zo’n ordes werden ernstiger naarmate de yuppiejaren vorderden, de elitevorming werd gemeend. Erg levensvatbaar zijn ze dan ook niet
gebleken. Als klap op de vuurpijl speelt men zelfs met de idee om een studentikoos hooggerechtshof op te richten (de Schare van Dertien), bevoegd in folkloristische geschillen. Het gebruik van een labojas tijdens studentenactiviteiten is eerder praktisch van aard. Ouderen herinneren zich hoe tot laat in de jaren 60 enkel de studenten wetenschappen op Sint-Vé paradeerden in labojas. Maar mettertijd werd het gooien met bloem, eieren en bier steeds intenser: een aangepaste kleding drong zich op. Bestuursleden droegen hun toga’s: lange gewaden in de kringkleuren. De andere deelnemers kwamen met versierde labojas. Die kon tegen een spatje. Vaak zijn feestlabojassen beschreven met opinies en/of grappige tekeningen, sommigen echt wel het lezen waard. Die mode is ondertussen alweer aan het tanen. Feestelijkheden worden steeds minder vuil; binnenkort kan men in Armani naar Sint-Verhaegen. O tempora, O mores! En zo evolueert de studentensymboliek verder. Heel snel, want studentengeneraties zijn kort: gemiddeld vijf jaar. Wat zes jaar geleden gebeurde, is volgend jaar prehistorisch. Toch bleef tot nog toe het Vlaams Brusselse studentenleven getekend door dat balanceren op de grens tussen Latijns en Germaans. De traditie slingert in de tijd tussen die twee varianten. Laat ons hopen dat het nog even duurt. 23
UVV-info sept. - okt. 2005
OSB onbekend en te weinig bemind? D E O UDSTUDENTENBOND (OSB) VAN DE
V RIJE U NIVERSITEIT B RUSSEL (VUB)
IS ER VOOR DE AFGESTUDEERDEN EN LOOPT DUS NIET DIRECT IN DE KIJKER BIJ HET BREDE PUBLIEK .
T OCH
HEEFT DE BOND EEN INTERESSANTE GESCHIEDENIS EN HAAR VERWEZENLIJKINGEN BETREFFEN NIET ALLEEN DE OUD - STUDENTEN .
an de Université Libre de Bruxelles (ULB) bestaat sinds 1843 een oudstudentenbond, de Union des Anciens Etudiants (UAE). Bij de oprichting van de UAE stelt de raad van beheer van de ULB dat zij op de inzet van de oud-studenten rekent voor haar verdere ontplooiing. De leden moeten eveneens het principe van het vrij onderzoek verdedigen. De UAE is er voor alle oud-studenten, maar wordt hoofdzakelijk beheerd door Franstaligen. Hoewel voor de Tweede Wereldoorlog een eerste aanzet is gegeven tot de invoering van Nederlandstalige studierichtingen aan de ULB, zal het nog twee decennia duren voor de UAE eveneens een Nederlandstalige afdeling zal kennen. Midden jaren 50 heerst er een gunstig politiek klimaat voor de oprichting van vrijzinnige verenigingen in de Vlaamse onderwijssfeer. België wordt op dat moment geregeerd door een regering van socialisten en liberalen onder leiding van A. Van Acker en de schoolstrijd laait op. De Franstalige liberalen raken ervan overtuigd dat er een vrijzinnige intellectuele elite tot stand moet komen als tegengewicht voor een door hen zo gevreesd homogeen katholiek blok. ‘Goede voorbeelden’ als Piet Vermeylen (op dat moment minister van Binnenlandse Zaken) of Omer Vanaudenhove (minister van Openbare Werken) sterken hen in die mening. Bovendien groeit het aantal Nederlandstalige studenten aan de universiteit, zodat zij steeds meer gewicht krijgen. Invloedrijke Franstalige professoren pleiten nu voor de verdubbeling van de cursussen en de rectoren Henri Janne (1956-1959) en W. de Keyser (1959-1962) zijn de Vlamingen gunstig gezind. Henri Janne zal in 1957 verklaren: "Le développement démographique, économique, et culturel du pays flamand, ainsi que la démocratisation générale des études, donnent
A
UVV-info sept. - okt. 2005
24
droit à la jeunesse flamande d'obtenir les mêmes possibilités d'études supérieures que la jeunesse d'expression française tant du point de vue technique et scientifique, que du point de vue idéologique." In december 1955 ontstaat de Vereniging voor Nederlandstalig Vrijzinnig Hoger Onderwijs (VNVHO), al gauw bekend als 'de vereniging met de moeilijke naam'. Zij zal zich inzetten voor de Vlaamse zaak aan de ULB door geld in te zamelen om Nederlandstalige cursussen op te richten en door druk uit te oefenen op het universiteitsbestuur. Tussen de oprichters vindt men vooral oud-studenten met grote namen terug: onder meer de socialistische volksvertegenwoordiger Henri Fayat, A. Lilar (toenmalig minister van Justitie), E. Soudan (minister van Staat), A. Spinoy (minister van Landsverdediging), Omer Vanaudenhove, Piet Vermeylen en Raymond Brulez (schrijver en directeur van de NIR, de voorloper van de VRT). De oprichting van de OSB op 22 januari 1956, ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het Brussels Studentengenootschap (BSG), is in die context dan ook geen grote verrassing. Onder de oprichters zijn heel wat oud-studenten die nog op de universiteit werken: Frans De Pauw (toen nog assistent en later professor in de rechtsfaculteit), prof. Marcel Vanaudenhove (die overigens ook in het bestuur van het VNVHO zat) en advocaat Andries Kinsbergen (die in 1967 gouverneur van Antwerpen zal worden). Anderen zijn vroeger preses of bestuurslid van het BSG geweest, zoals Jan Du Four, Raymond (Rem) Reniers en Willem Verougstraete. In totaal zijn er achttien stichtende leden, Willem Verougstraete wordt de eerste voorzitter. Hij zal later over deze periode getuigen: "De strijd voor de verdubbeling van de universiteit werd grotendeels gevoerd op de banketten van de VNVHO waarop de verantwoordelijken van de universiteit uitgenodigd werden. Maar ze kregen er veel meer op hun brood dan er te eten was!" De oprichting van de OSB mogen we niet zien als een breuk met de UAE. De OSB wordt niet volledig onafhankelijk, ze bestaat eerst als een afdeling van de UAE. De oprichters van de OSB zijn meestal overtuigde vrijzinnigen die menen dat dit hen blijvend met de universiteit en de UAE verbindt. Ze gedragen zich loyaal tegenover de ULB, maar zijn ervan overtuigd dat deze er voordeel bij heeft om, door de verdubbeling van de faculteiten, meer Nederlandstalige studenten aan te trekken. De ULB van haar kant vraagt aan de oud-studenten om reclame te
maken. VNVHO en OSB geven daarom de brochure Studeer in het Nederlands aan de Vrije Universiteit te Brussel uit, die verdeeld wordt door studenten en oud-studenten op de middelbare scholen en in Nederlandstalige vrijzinnige middens. Ettelijke brieven van geïnteresseerde laatstejaars of hun ouders worden beantwoord. Deze loyale opstelling krijgt een serieuze opdoffer tijdens het beleid van rector Leroy (1962-1965), die zich eerder vijandig opstelt tegen de verdubbeling en zo de samenwerking verziekt. De wet Janne van 9 april 1965 geeft de financiële mogelijkheden aan de universiteit om de verdubbeling verder te zetten. Maar het universiteitsbestuur lijkt het geld eigenlijk niet voor de verdubbeling te gebruiken. OSB-voorzitter Roger Martin laat in april 1968 zijn ongenoegen blijken over het feit dat de oud-studenten wel ingezet worden om het tweeledige imago van de universiteit naar buiten uit te dragen, maar betwijfelt of de extra overheidsfondsen ook werkelijk aan de verdubbeling besteed worden. Hij vraagt openheid van boekhouding. De ULB blijft hierop het antwoord schuldig. Er wordt met cijfers en modellen gegoocheld, maar de universiteit weet dat haar cijfers te laag liggen om de Vlaamse drukkingsgroepen tevreden te kunnen stellen. Het wederzijds vertrouwen is dan helemaal zoek. In het politieke debat dat in de jaren voor 1969 uitbreekt over de verdubbeling van de universiteit, spelen een aantal oud-studenten (Frans De Pauw, Maurits Naessens, Jef Rens, Piet Vermeylen) een primordiale rol. Zij hebben veel steun gehad van de liberale en de socialistische partij, en van verschillende drukkingsgroepen zoals VNVHO, de Vereniging van Vlaamse Professoren (VVP) en de vakbond, voorgezeten door oud-student Roger Van Geen. Professor Frans De Pauw spreekt onvermoeibaar de pers en de politiek aan. Professor Piet Vermeylen (vanaf 1968 minister van Onderwijs) beschikt over voldoende autoriteit om voor 68 de regering een verdubbelingspolitiek te laten voeren en als de situatie gunstig is, twee zelfstandige universiteiten tot stand te laten komen. De wet van 28 mei 1970 geeft rechtspersoonlijkheid aan de VUB (en aan de KULeuven (Katholieke Universiteit Leuven)) en de wet van 27 juli 1971 regelt de subsidiëring. In overeenkomst met de UAE komt in 1969 dan ook een zelfstandige Oudstudentenbond tot stand. Ook nu blijft het voornemen in een goede verstandhouding te blijven. Naar proportie van
het aantal leden wordt een deel van het patrimonium van de UAE naar de OSB overgeheveld en men voert de mogelijkheid van een dubbel lidmaatschap in. Het hoofddoel van de vereniging wordt verwoord door Jan Wauters (interimvoorzitter in 1969): "Samen met de Vrije Universiteit Brussel wordt de Oudstudentenbond onafhankelijk. Hij is met het ontstaan van de VUB vergroeid en heeft een opwindend doel: de uitbouw van deze Vlaamse vrijzinnige universiteit te Brussel." Deze algemene doelstelling wordt uitgevoerd. De bestuursleden van OSB gaan persoonlijke leningen aan om een studentinnenhome in te richten, zodat de universiteit een onderkomen kan bieden aan vrouwelijke studenten. Men werkt er dag en nacht om de kamers op tijd in orde te krijgen. De OSB doet zelf het beheer en de administratie. Diverse oudstudenten lobbyen voor de universiteit, stellen hun kennis ter beschikking of helpen met veel idealisme mee aan de praktische organisatie. Henri De Knibber (voorzitter van OSB in 197778) heeft bijvoorbeeld in de eerste helft van de jaren 70 een belangrijke rol gespeeld als projectleider voor het tot stand komen van de gebouwen van de campus Oefenplein. Anderen helpen praktisch mee aan de verdeling van het patrimonium tussen ULB en VUB of aan de snelle totstandkoming van het Universitair Ziekenhuis in Jette (onder meer de oud-studenten Kiekens en Gepts, die dan al professor zijn). De officiële doelstellingen die de OSB zich in 1969 in haar statuten stelt, geven een goed beeld van de andere activiteiten waarmee de vereniging zich in de daarop volgende jaren zal bezighouden. Ten eerste wil de vereniging de contacten tussen de afgestudeerden stimuleren. Het instrument daartoe zijn de ledenboeken waarin de oud-studenten hun vroegere studiegenoten kunnen opsporen. Momenteel bestaan deze gegevens in een geautomatiseerde versie en op cd-rom. Door de jaren heen heeft de OSB voor haar leden uiteenlopende activiteiten georganiseerd en aan andere deelgenomen. Het gaat daarbij zowel om culturele en informatieve als om recreatieve activiteiten. Eén van de oudste activiteiten is het jaarlijkse Geuzenbal, georganiseerd in samenwerking met het BSG. Voor die bals worden meestal mooie zalen gekozen, zoals de oude Ancien Belgique (voor de moderniseringswerken in de jaren 90) of de Concert Noble, met parket en kroonluchters. Elk bal wordt voorafgegaan door een diner. Wanneer de locatie over verschillende zalen beschikt zijn er twee orkesten, één 25
UVV-info sept. - okt. 2005
OSB onbekend en te weinig bemind?
voor de wat oudere oud-studenten en professoren en één voor de jongere garde. Soms verandert men de formule en laat men een groep of een artiest met naam optreden. Op het einde van de jaren 90 loopt de belangstelling voor de bals terug. Het laatste bal in 2001 is verlieslatend en het bestuur ziet zich gedwongen om het bal te vervangen door een jaarlijkse fuif. Tot het vaste programma behoort aanvankelijk ook de Geuzenrally. Men organiseert autorally’s en fietsrally’s. Rally’s zijn ongemeen populair in de jaren 70, met de veralgemening van het autobezit, maar het genre ondergaat wat sleet tijdens de energiecrisis. Begin jaren 90 blijkt er nog weinig belangstelling te bestaan voor de Geuzenrally en wordt de organisatie ervan stopgezet. Verleden jaar startte echter een nieuw gelijkaardig initiatief: een rittensportrally.
jaren 80 en 90 worden er meer concerten georganiseerd of gaat men eens naar een ballet of een tentoonstelling. Een tweede belangrijke doelstelling bestaat uit het toekennen van studiebeurzen of studieleningen aan studenten die zich bij de VUB inschrijven. OSB bouwt een eigen steunfonds uit om, weliswaar in samenwerking met de Sociale Dienst van de VUB, studenten met financiële problemen bij te staan met renteloze leningen. Een zestigtal studenten konden zo het hoofd boven water houden tijdens hun studies. Het antwoord van OSB op de stijgende werkloosheid in de jaren 70 is de reorganisatie van de plaatsingsdienst die bestaat sinds 1956. Ze helpt pas afgestudeerden bij het zoeken naar een job. Het is een belangrijke verwezenlijking van OSB.
OSB uitstap naar Dover, 1991 © Universiteitsarchief Vrije Universiteit Brussel
Uit de organisatie van talrijke leerrijke en ludieke daguitstappen, weekends en in de jaren 80 zelfs skivakanties kan men afleiden dat de OSBers een hechte vriendengroep vormen. De band tussen de afgestudeerden wordt regelmatig gestimuleerd door pensensoupers, bieravonden, contactdrinks of diners. Zo wordt de jaarlijkse statutaire algemene vergadering naar traditie afgesloten met een banket. De ontspanning wordt afgewisseld met culturele activiteiten. In de jaren 70 en 80 organiseert men atelierbezoeken bij vooraanstaande en minder vooraanstaande kunstenaars. In de UVV-info sept. - okt. 2005
26
De bond maakt hiervoor handig gebruik van haar informatiekanalen bij bedrijven en overheden. De publicatie van de vacatures gebeurt tot 1973 in het tijdschrift Bulletin dat gezamenlijk met de UAE wordt uitgegeven. Daarna publiceert OSB de jobaanbiedingen in haar eigen blad Briefing. Sinds 1979 (en tot 1990) verschijnt speciaal voor de vacatures het blad Telex. In de jaren 80 legt de bond zeer veel nadruk op haar plaatsingsdienst. De dienst levert niet alleen informatie over vacatures aan studenten, maar ook omgekeerd kunnen overheden en bedrijven informatie krijgen over afgestudeerden die nog
op zoek zijn naar een betrekking. Tevens probeert OSB nog beter op de toenemende vraag in te gaan door sollicitatietrainingen, infodagen en jobbeurzen in te richten. Zeer gekend uit deze tijd is de brochure Afgestudeerd…een job zoeken!. Door de toegenomen automatisering besluit het bestuur om de plaatsingsdienst uiteindelijk anders te laten functioneren: men schakelt over op e-mail en regelt de dienstverlening via een cv-vacaturebank, een gratis uitwisselingsforum tussen de jonge afgestudeerden en de bedrijfswereld, en een grote jaarlijkse jobbeurs (Jobhap). Een derde belangrijke doelstelling is de bijdrage van OSB tot de vorming van haar leden. Ze organiseert of verleent steun aan heel wat congressen, meestal in samenwerking met vakgerichte oud-studentenkringen. Dat dit vanaf 1969 gebeurt is niet verbazend, aangezien de jonge universiteit zelf nog al zijn energie nodig heeft om zijn structuren op te bouwen. Het Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres kan vier jaar op OSB rekenen. Met de oud-studentenvereniging van de dokters worden bijscholingen georganiseerd. Uiteindelijk hebben deze initiatieven aanleiding gegeven tot de oprichting van een zelfstandige kern Uitstraling Permanente Vorming, die een belangrijke schakel vormt in de postacademische vorming. De OSB heeft ten slotte voor de uitstraling van het vrij onderzoek en de vrijzinnigheid in Vlaanderen meer dan haar steentje bijgedragen. Zij hielp bij de uitbouw van de Unie Vrijzinnige Verenigingen (UVV), waarvan zij in de beginjaren het secretariaat waarnam. Het uitroepen van 1980 als het jaar van de vrijzinnigheid is een initiatief van de OSB, dat onder het toezicht van UVV wordt geplaatst. De geproduceerde mobiele tentoonstelling 200 jaar vrijzinnigheid bezoekt tientallen steden en gemeenten en mag een groot succes worden genoemd. OSB probeert zich aan te passen aan telkens wisselende omstandigheden. Maar hoe sterker de uitbouw van de VUB vordert, hoe minder spectaculaire acties ten bate van de universiteit nodig zijn. Daarom begint de OSB zich in belangrijke mate in te zetten voor de verfraaiing van de Campus. Het Fonds Kunstpatrimonium wordt in 1978 in het leven geroepen om geld te verzamelen voor kunstwerken. Ter gelegenheid van de viering van het tienjarig bestaan van de VUB schenkt de OSB een beeld van de kunstenaar Georges Dobbels. Dat beeld staat nu voor het
Onthulling van het beeld van Georges Dobbels, 1979 © Universiteitsarchief Vrije Universiteit Brussel
administratiegebouw. Bij de viering van vijftien jaar VUB ondersteunt de OSB de schenking van een beeld gemaakt door de kunstenaar Paul Van Gijsegem. In 1980 werkt ze dan weer ijverig mee met een plantdag voor groene campussen in Elsene en in Jette. Maar de nood lijkt minder groot. Geen wonder dat de relatie met de volledig uitgebouwde en volwassen geworden VUB verandert. In dat licht moeten de debatten van de zomer van 2004 gezien worden: het zijn pogingen om, in dialoog met de universiteit, een invulling te geven aan een vernieuwde OSB. Hieruit is een samenwerkingsvoorstel ontstaan, waarin kwaliteitsbewaking naar de VUB toe, alumniwerking, regionale werking, acties naar het middelbaar onderwijs, postacademische vorming, gemeenschappelijke publicaties en elektronische communicatie speerpunten zijn. De OSB hoopt op deze manier haar ondersteunende rol naar de VUB een nieuw elan te kunnen geven. Bronnen • Archieven OSB, bewaard op het Universiteitsarchief van de VUB • Bartier (J.), Laïcité et Franc-Maçonnerie, éditions de l’université de Bruxelles, 1982. • Cornelis (G.), Veretennicoff (I.) en Witte (E.) (eds.), Roger Van Geen, een kritisch-optimistische kijk op onderwijs, wetenschap en maatschappij, Brussel, 1997. • Le Bulletin (tijdschrift van de UAE), 1969. • Witte (E.) en Tyssens (J.) (eds.), De tuin van akademos. Studies naar aanleiding van de 25ste verjaardag van de Vrije Universitet Brussel, Brussel, 1995. • VUB magazine, OSB-nummer, januari 1991.
27
UVV-info sept. - okt. 2005
Vrijzinnigheid bij de Brusselse studenten doorheen de tijd Geen Taal, Geen Vrijheid (2e helft 19e- begin 20e eeuw) De Belgische vrijzinnigheid beleeft vanaf de tweede helft van de 19e eeuw hoogdagen. Ze komt voort uit de liberale verlichtingstraditie in Frankrijk maar is sterk beïnvloed door de specifieke politieke situatie in België. Zo is de secularisering van de staat en de instellingen, die vanaf 1789 in Frankrijk redelijk verregaand is, in België nooit volledig beëindigd. De vrijzinnigheid komt in de 19e eeuw dan ook naar voren als een zeer militante strekking. Ze ijvert in de eerste plaats voor het herleiden van de godsdienst tot een private aangelegenheid en voor de invoering van de vrijheid van godsdienst. De vrijzinnigen pleiten dan ook voor een scheiding tussen Kerk en Staat. Verder heeft de vrijzinnigheid een sterk rationalistische inslag. De democratisering van de wetenschappen en het baseren van het menselijk handelen op de rede worden als cruciaal beschouwd. Specifiek voor de Belgische vrijzinnigheid is haar progressieve ingesteldheid en haar nauwe band met de zich ontwikkelende arbeidersbeweging. Voor veel vrijzinnigen betekent de verlichtingsgedachte ook een streven om het lot van de minder begoeden in de samenleving te verbeteren. Hiermee plaatsen de vrijzinnigen zich politiek meestal in het kamp van het radicale liberalisme. Veel Vlaamse vrijzinnigen verstaan onder de vooruitgangsgedachte dat ook het Vlaamse volk in haar geheel moet geëmancipeerd worden en bevrijd van het ‘Franstalige juk’. Vooral op dit laatste thema wordt bij de studentenvereniging Geen Taal, Geen Vrijheid (GTGV) zeer sterk de nadruk gelegd. In haar geloofsbelijdenis, opgetekend in het Gulden Boek op 15 december 1886 en door tientallen leden ondertekend, neemt GTGV twee zware taken op haar schouders. Enerzijds het "verbeteren van het lot van de mindere standen", zowel op materieel als op geestelijk vlak, anderzijds de bevrijding van de onderdrukte volkeren. Voor het Vlaamse volk is één van de meest cruciale elementen in die bevrijding de erkenning van het Vlaams als een volwaardige taal, ook in het onderwijs, in de wetenschap en in de staatsadministratie. Het verloochenen van haar taal is een volk veroordelen tot armoede en moreel verval, zo stelt GTGV. Door bij de Vlamingen terug trots en vaderlandsliefde te kweken door onder andere hun taal te gebruiken in het universitaire onderwijs, zal Vlaanderen eindelijk in staat zijn sociale en economische vooruitgang te bereiken, zo menen de studenten. Geen Taal, Geen Vrijheid schaarde zich dan ook UVV-info sept. - okt. 2005
28
achter de basisidee van de Landdagbeweging, de stroming in de jaren 1864-1914 die pleitte voor politieke samenwerking over de partijgrenzen heen tussen de Vlaamsgezinden uit het hele land. ‘Eerst Vlaming, dan Liberaal’ was één van de lijfspreuken die herhaaldelijk geciteerd wordt in het Gulden Boek. Dat zorgt wel eens voor strubbelingen met het Gentse ’t Zal wel gaan. De Gentenaars verzaken blijkbaar iets makkelijker aan de Vlaamse principes als de Brusselaars, maar minder makkelijk aan de liberale principes. Zo heerst er verontwaardiging bij GTGV als de vertegenwoordigers van ’t Zal wel gaan in 1881 op het studentenfeest in Luik het woord voeren in het Frans. Ook in 1882 ontstaat onenigheid tussen beide kringen als de Brusselaars protesteren tegen de aanstelling van Dange als de Gentse schepen van Onderwijs. Dange staat bekend als niet Vlaamsgezind, maar werd wel gesteund door de Gentenaars. In hetzelfde jaar loopt ook de poging van ’t Zal wel gaan om samen een ‘studentenverbond voor Vlaamse vrijzinnige studentenbonden’ op te richten spaak. Geen Taal, Geen Vrijheid opteert er immers voor om geen onderscheid van partij te maken en al de Vlaamse studentenkringen deel uit te laten maken van dit verbond. Men raakt het niet eens, de Brusselaars trachten later via brief de onderhandelingen weer op te starten, maar krijgen geen respons uit Gent, waardoor het initiatief in de kiem gesmoord wordt. Een incident rond de verkiezingen voor de Kamer in 1884 toont overigens aan dat lang niet alle leden van de kring achter de spreuk ‘Eerst Vlaming, dan Liberaal’ stonden. De redactieraad van het tijdschrift van de kring ondersteunde de kandidaturen van de Vlaamsgezinden, losstaand van hun partij. De leden van de kring kwamen hiertegen in opstand, met als gevolg dat het blad vanaf dan onafhankelijk van de kring wordt uitgegeven. Een maand later neemt de kring zijn tweede kenspreuk ‘Clauwaert en Geus’ in gebruik. In 1890 vermeldt het Gulden Boek een verklaring voor het feit dat de kring zich achter de Landdagbeweging schaart: "is de kring vooruitstrevend liberaal en is hij nimmer aan zijne vrijzinnige grondbeginselen tekort gebleven, eventwel achtten de leden het geraadzaam en praktisch voor het terechtstellen van Vlaamsche grieven en het bekomen onzer rechten een eerlijk verband met onze Staatkundige tegenstrevers aan te gaan, zonder eenigszins van onze wederzijdsche overtuigingen afstand te doen." Deze visie wordt door de kring ook vastgehouden in duidelijke politieke acties. GTGV voert tijdens verkiezingen actief campagne voor
progressieve liberale Vlaamsgezinden zoals Karel Buls en dr. Kops. Wanneer in 1885 een student het GTGV-vaandel meedraagt in de begrafenisstoet van de vooraanstaande liberaal Charles Rogier, reageert de kring hierop zeer heftig door via aanplakbiljetten te verklaren dat zijn vaandel buiten de wil van de kring om in de stoet is geraakt. GTGV benadrukt dat ze geen enkele sympathie wil betuigen aan Charles Rogier, die ze als een notoir vlamingenhater bestempelt. De leden van GTGV zullen dikwijls in conflict komen met vooraanstaande leden van de academische gemeenschap aan de Université Libre de Bruxelles (ULB), vooral dan rond Vlaamsgezinde eisen en activiteiten. Het is niet verbazend dat er relatief weinig verwijzingen gebeuren naar de vrijzinnigheid in de teksten en activiteiten van GTGV. Nergens wordt een expliciete omschrijving gegeven van de begrippen ‘vrijzinnigheid’ of ‘vrij onderzoek’. Deze begrippen worden echter wel op natuurlijke wijze in verband gebracht met de progressieve en Vlaamsgezinde standpunten van de kring. We kunnen hieruit de conclusie trekken dat er bijzonder grote eensgezindheid bestaat over wat ‘vrijzinnigheid’ wil zeggen voor de studenten van GTGV. De vrijzinnige speelt in de maatschappij een actieve rol in de strijd tegen elke vorm van onderdrukking of vrijheidsberoving die er kan bestaan. Of het nu gaat om de katholieke dogma’s, de economische achterstelling van de arbeidersbevolking of de discriminatie tegenover het Vlaamse volk, het zijn allen onredelijke situaties die moeten worden bestreden. De vrijzinnige intellectueel moet in die strijd een cruciale rol spelen. De vrijzinnigen stellen zich dus duidelijk op aan de progressieve kant van de samenleving en brengen dit naar voren via een zeer actieve betrokkenheid bij politieke gebeurtenissen. Uiteraard ondergaat deze opstelling de invloed van maatschappelijke veranderingen en wijzigingen. De dramatische gebeurtenissen van de Eerste Wereldoorlog en het interbellum zullen dan ook een decisieve invloed hebben op de ideologische opstelling van de Vlaamse vrijzinnige studentenbeweging.
Jan Du Four en GTGV (jaren 30 - 40) In de eerste jaren na de Eerste Wereldoorlog is de Nederlandstalige studentenbeweging aan de ULB in crisis. In de jaren 30 van de 20e eeuw herleeft GTGV om opnieuw tot bloei te komen vanaf 1935. Vanaf dat jaar zal de kring, onder het voorzitterschap van de scheikundestudent Jan Du Four, een duidelijke politieke koers gaan varen. Du Four past volledig in het progressieve en
Jan Du Four © Universiteitsarchief Vrije Universiteit Brussel
Vlaamsgezinde karakter dat GTGV zichzelf heeft aangemeten, maar geeft aan deze opstelling een zeer specifiek karakter. Op 24 mei 1936 boeken de fascistische partijen Rex en VNV een verpletterende verkiezingsoverwinning. In een artikel van Jan Du Four in Les Cahiers du Libre Examen uit 1937 maakt hij duidelijk wat hierover zijn standpunt is. Volgens Du Four moeten vrijzinnigen een cruciale rol spelen in de strijd tegen de reactionaire krachten in de samenleving of wat hij noemt het ‘clericofascisme’. Volgens Du Four is het grote probleem hierbij dat de progressieve vrijzinnige beweging in Vlaanderen zo goed als onbestaande is. De vrijzinnigheid heeft zichzelf afgesneden van de Vlaamse bevolking doordat ze vooral franstalig is. Daardoor krijgen reactionaire en katholieke krachten vrij spel in het Vlaamse intellectuele milieu. Om die situatie recht te trekken, zou de ULB ook in het Nederlands onderwijs moeten geven om zo Vlaamse intellectuelen op te leiden. Binnen GTGV krijgt het begrip vrijzinnigheid dus opnieuw een duidelijk progressieve en proVlaamse inhoud. De vrijzinigheid staat voor tolerantie en vrijheid, tegenover het onderdrukkende karakter van katholieke en nationaalsocialistische krachten. Vooral de strijd tegen het rechtse, katholieke Vlaams nationalisme en het fascisme is aan de orde. GTGV organiseert 29
UVV-info sept. - okt. 2005
Vrijzinnigheid bij de Brusselse studenten doorheen de tijd
onder het voorzitterschap van Du Four solidariteitsacties voor republikeins Spanje en tegen de Japanse inval in China.Verder profileert Du Four zich als een notoir tegenstander van het VNV en Rex en voert hij hevige twistgesprekken met VNV-leider Staf De Clercq. Wanneer in 1940 nazi-Duitsland België binnenvalt, en de bezetter ook steeds meer controle probeert te krijgen over het universitaire onderwijs, zal GTGV een cruciale beslissing nemen. In tegenstelling tot heel wat andere Vlaamsgezinde verenigingen, zal de kring weigeren samen te werken met de Duitse bezetter. De Duitse autoriteiten die toezicht hebben op de ULB pogen de Vlaamse studenten aan hun kant te krijgen om hen in te schakelen in het project van de ‘germanisering’ van de universiteit. Jan Du Four weigert echter om GTGV in deze politiek in te schakelen en richt samen met de Franstalige vrijzinnige studentenorganisaties aan de ULB de Association Générale op. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat zowel de Nederlandstalige als de Franstalige vrijzinnige studentenverenigingen zich uitspreken tegen het fascisme. De gevolgen van deze principiële opstelling zijn dat verschillende vrijzinnige studenten, waaronder ook Jan Du Four, worden opgepakt en dat de lokalen van GTGV door fascistische studenten worden aangevallen. Wanneer de ULB in 1941 haar deuren sluit, omdat de steeds groter wordende bemoeienissen door de Duitse autoriteiten het vrij onderwijs niet meer mogelijk maken, zal Du Four zich engageren om ondergronds les te geven aan studenten, zodat zij voor de Centrale Examencommissie hun diploma kunnen halen. GTGV blijft ook actief in het verspreiden van de illegale anti-Duitse pers. Opnieuw merken we dat binnen de Vlaamse vrijzinnige studentenbeweging de discussie over het geven van een specifieke inhoud aan het begrip ‘vrijzinnigheid’ niet echt wordt gevoerd. Jan Du Four en GTGV brengen dit begrip nog steeds rechtstreeks in verband met hun progressieve, pro-Vlaamse opstellingen. De dramatische gebeurtenissen van de jaren 30 en 40, de opkomst van het fascisme en het uitbreken van de oorlog, maken dat GTGV, vanuit haar ideologische oriëntering, in de praktijk meer en meer een zeer praktische en specifieke inhoud moet geven aan haar visie op ‘vrij onderzoek’. Voor de kring en haar dynamische voorzitter moeten vrijzinnigen een cruciale rol spelen tegen alle vormen van autoritarisme, in het bijzonder tegenover rechts-conservatieve en fascistische krachten. De Vlaamse eisen tot ontvoogUVV-info sept. - okt. 2005
30
ding vormen voor de Vlaamse vrijzinnige studentenbeweging geen aanleiding om het kamp van de Duitse bezetter te vervoegen. Vlaamse emancipatie komt er niet als die wordt opgelegd door een fascistisch bezettingsregime dat verder het vrij onderzoek onmogelijk maakt. Terwijl vele Vlaams-nationalisten zich achter het vaandel van het nationaal-socialisme scharen, zijn Jan Du Four en zijn medestudenten van GTGV typische voorbeelden van het Vlaamse vrijzinnige anti-fascisme.
Studiekring Vrij Onderzoek en Leo Apostel (jaren 50 - 70) In 1949 wordt de Studiekring Vrij Onderzoek opgericht als Nederlandstalige afdeling van de Cercle du Libre Examen, die tot doel heeft de vrijzinnige gedachte onder de studentengemeenschap vorm te geven en uit te dragen. Vanaf dat moment zal een levendige discussie losbarsten over de inhoud die moet gegeven worden aan de begrippen ‘vrij onderzoek’ en ‘vrijzinnigheid’. Deze discussie zal duren tot 1962. In dat jaar laat de Oudstudentenbond een tekst van Leo Apostel verschijnen met als titel ‘Vrij onderzoek: van negatie naar bevestiging, van leuze naar beginsel’. De tekst van Apostel en het charisma van zijn schrijver maken dat de discussie over ‘vrij onderzoek’ tenminste tijdelijk beslecht wordt. Spoedig zal de tekst uitgroeien tot de geloofsbelijdenis van de Studiekring Vrij Onderzoek. In zijn tekst trekt Apostel van leer tegenover al diegenen die menen dat een poging tot het geven van een omschrijving van het principe van ‘vrij onderzoek’ een aanfluiting zou betekenen van het principe zelf. Volgens Apostel is het cruciaal om het begrip te definiëren en wel om twee redenen. Ten eerste is de rol van de vrijzinnigheid in de samenleving gewijzigd. Daar waar vrij onderzoek vroeger de leuze was van diegenen die ten strijde trokken tegenover de greep van de religie op de samenleving en tegen de irrationele aanvallen op een vrije beoefening van de wetenschappen, is deze rol nu voor een deel achterhaald. De rol van de kerk is sterk teruggedrongen en de beperkingen op de wetenschapsbeoefening zijn opgeheven. Volgens Apostel komt het er nu op aan om ‘vrij onderzoek’ te herdefiniëren, zodat het kan gebruikt worden als beginsel tot handelen. Ten tweede werd vrij onderzoek in het verleden vooral gebruikt in tegenstelling tot andere levenshoudingen (‘negatie’), zoals het katholieke dogmatisme of het fascistische autoritarisme. Dit is een bijzonder negatieve en eerder passieve houding. De vrijzinnige vervalt hiervoor gemakkelijk in een overdreven relativisme en sceptis-
cisme, wat leidt tot politiek fatalisme. Daarom is het voor Apostel cruciaal om een bevestiging te geven van het ideaal van vrij onderzoek en zo een actieve houding vooropstellen. Apostel zal het begrip dan ook als een recht én als een plicht omschrijven. Vrij onderzoek is voor hem zowel het recht als de plicht om de waarheid te leren kennen. Ieder mens moet, volgens zijn eigen mogelijkheiden, constant onderzoek verrichten, wars van dogma’s en andere beperkingen. Apostel stelt een voorwaarde: de maatschappij moet de middelen voorzien om het onderwijs toegankelijker te maken en om onderzoekers alle mogelijkheden te geven hun werk te verrichten. Hij schetst het ideaal van een gemeenschap waarin al het handelen uiteindelijk gericht is op het mogelijk maken van het vrij onderzoek. Voor Apostel heeft die maatschappij een sterke egalitaire grondslag. In een appendix die Apostel in 1973 aan zijn tekst zal toevoegen, probeert hij een concrete toepassing te vinden voor de beginselen van het vrij onderzoek. Het vrij onderzoek verzet zich onder andere tegen de financiële en politieke beperkingen die de overheid probeert op te leggen aan het wetenschappelijk onderzoek, maar ook tegen de nog steeds bestaande fascistische regimes en tegen de autoritaire uitspattingen van het communisme in China en de Sovjetunie. Hij schetst de noodzaak van een sociaal bewogen politieke houding, met een bijzondere aandacht voor de vrijheid van onderwijs en onderzoek. Deze houding vinden we ook terug in de dagdagelijkse werking van de Studiekring Vrij Onderzoek in deze periode. De lezingen die de kring houdt, geven aan welke politieke opstelling zij verdedigt. Veel aandacht gaat uit naar de politieke situatie in China, Cuba en de Sovjetunie, naast heel wat meer theoretische debatten over socialisme en communisme. Daarnaast vinden er discussies plaats over de negatieve gevolgen van de imperialistische inmengingen in ZuidAmerika en Afrika en wordt er hevig gepolemiseerd tegen de wapenwedloop en de aanwezigheid van kernwapens in de wereld. De studiekring is ook actief betrokken bij tal van manifestaties en protestacties rond deze en andere thema’s. Wanneer in mei 1968 de ULBVUB door studenten en personeel wordt bezet, speelt de studiekring hierin een belangrijke rol. Samen met hun Franstalige tegenhanger Cercle du Libre Examen zal de Studiekring Vrij Onderzoek vanaf het eind van de jaren 60 de noodzaak van de ontdubbeling van de unitaire ULB-VUB bepleiten, gekoppeld aan de strijd tegen de verhuizing van de Franstalige afdelin-
gen van de gesplitste KUL naar Brussel. Leden van de studiekring zijn dikwijls te zien bij stakingsacties in bedrijven in het Brusselse en voeren solidariteitscampagnes met politieke gevangenen overal ter wereld. De Vlaamse vrijzinnige studenten, althans de militanten onder hen, houden dus een bijzonder actieve en progressieve houding aan. Maar in tegenstelling tot eerdere periodes ontstaat een levendige discussie over de inhoud van de termen ‘vrij onderzoek’ en ‘vrijzinnigheid’. Want een actieve en progressieve politieke houding lijkt niet meer zo evident verzoenbaar te zijn met deze principes. De vrijzinnige studenten worden door heel wat andere ideologische en politieke stromingen uitgedaagd standpunten in te nemen over thema’s waarover binnen vrijzinnige milieus geen echte consensus (meer) bestaat. Vandaar de wil om basisprincipes als ‘vrij onderzoek’ en ‘vrijzinnigheid’ te definiëren. De studiekring weigert af te glijden naar een te extreem sceptiscisme dat politieke acties onmogelijk maakt. Integendeel, politieke actie, en wel vanuit een duidelijk linkse invalshoek, vormt een cruciaal onderdeel van het werk van de organisatie. Studenten zijn in de periode van de jaren 60 en 70 politiek bijzonder actief en de leden van de studiekring spelen hierin een voortrekkersrol. Met een overdonderend enthousiasme mengen zij zich in alle politieke en maatschappelijke discussies van hun tijd en nemen in deze debatten vanuit hun vrijzinnige inspiratie zeer duidelijke standpunten in.
Revue Vrij Onderzoek, 1968 © Universiteitsarchief Vrije Universiteit Brussel
Vrijzinnige studenten nu Medio jaren 80 zal het begrip ‘vrijzinnigheid’ binnen de studentenbeweging opnieuw vervagen. Het maatschappelijk engagement van de studenten lijkt steeds minder gefundeerd op een specifiek vrijzinnig karakter. Weliswaar zal bin31
UVV-info sept. - okt. 2005
Vrijzinnigheid bij de Brusselse studenten doorheen de tijd
nen de studentenbeweging aan de VUB de term ‘vrijzinnigheid’ nog steeds een belangrijke rol spelen, maar die rol wordt vaak ceremonieel en symbolisch. In de discussies over sommige thema’s, zoals de houding tegenover extreemrechts, zal men de standpunten die binnen de studentenbeweging worden ingenomen nog wel gaan verklaren vanuit een vrijzinnige opstelling of met een verwijzing naar vrij onderzoek. Maar daarnaast blijft ‘vrijzinnigheid’ en ‘vrij onderzoek’ vooral beperkt tot een (verplichte) clausule in de statuten van de studentenkringen aan de VUB of op activiteiten zoals de SintVerhaegenstoet of het Vrijzinnig Zangfeest. Een echte specifieke inhoud wordt echter aan deze begrippen niet meer gegeven. Steeds minder studenten identificeren zich dan ook met de ‘vrijzinnigheid’. Het is een thema dat bij de hedendaagse jongeren minder leeft dan voorheen. Steeds meer jongeren beschouwen zichzelf bijvoorbeeld wel als niet-religieus, maar zullen hierbij niet de link leggen met de specifieke inhoud die ‘vrijzinnigheid’ hier heeft. Zo zien we ook dat bij de redenen waarom jongeren voor een universiteit als de VUB kiezen het typische vrijzinnige imago een steeds minder belangrijke rol speelt. De VUB kent ook een steeds groter wordende instroom van studenten uit het katholieke onderwijs, die pas tijdens hun universitaire studies voor het eerst geconfronteerd worden met het vrijzinnige gedachtengoed. Meestal onthalen zij het gunstig, omdat het past bij een jonge en moderne levensstijl, maar voelen ze zich niet geroepen om over dit principe fanatieke discussies te voeren. Dat belet de studentenbeweging niet om zich maatschappelijk progressief op te blijven stellen en zich te laten inspireren vanuit de progressieve vrijzinnigheid. Dit valt op wanneer we kijken naar de thema’s waarop studentenorganisaties zoals de Studiekring Vrij Onderzoek zich de voorbije jaren geprofileerd hebben. Discussies vinden plaats over kerkuittreding, de rol van religie in de maatschappij of over niet-religieuze waardevorming in de complexe hedendaagse maatschappij. Ook discussies rond de hervormingen in het onderwijs worden in dit kader gevoerd. Er wordt geredeneerd dat bepaalde hervormingen nefaste gevolgen kunnen hebben voor het onafhankelijk onderwijs en het vrij onderzoek. Politieke actie blijft dan ook een belangrijk onderdeel van de studentenbeweging. Veel studenten spelen een actieve rol in de antiglobalistische en de pacifistische beweging. Ook het UVV-info sept. - okt. 2005
32
asielprobleem en de vluchtelingenproblematiek zijn brandende kwesties. Solidariteitscampagnes met vluchtelingen staan geregeld op de agenda van de geëngageerde student. Dit verklaart ook waarom vanaf de tweede helft van de jaren 80 studentenkringen ontstonden die nauw aansluiten bij de nieuwe sociale bewegingen en de ngo’s. Binnen de maatschappelijke debatten die heden ten dage worden gevoerd zullen veel studenten dus wel degelijk nog steeds duidelijke standpunten innemen. De actieve politieke opstelling die Apostel als voorwaarde stelde voor het nastreven van vrij onderzoek is dus wel nog aanwezig, maar de studenten zullen hun standpunten veel minder identificeren met of puren uit een specifieke levensbeschouwelijke houding zoals vrijzinnigheid. Dit is ook minder nodig. Daar waar thema’s zoals de scheiding tussen Kerk en Staat, euthanasie, abortus, atheïsme, humanisme... vroeger vooral werden uitgedragen door een specifieke, meer beperkte groep van uitgesproken ‘vrijzinnigen’, zijn het nu thema’s geworden waar een veel ruimer maatschappelijk draagvlak voor bestaat. Op die manier bekijken veel studenten dan ook de vrijzinnigheid. Hoewel ze zich niet meer specifiek zullen identificiëren met deze levensbeschouwelijke opvatting, kan een grote meerderheid zich wel vinden in de standpunten die vanuit vrijzinnige hoek worden ingenomen. De debatten rond actuele thema’s worden met veel overgave en enthousiasme gevoerd en werken onder de studenten nog steeds mobiliserend.
Bronnen • Gulden Boek Geen Taal, Geen Vrijheid, bewaard op het Universiteitsarchief van de VUB. • Witte (E.), 1789-1989 - 200 jaar vrijzinnigheid in België, 200 ans de libre pensée en Belgique, Centre d’Action Laïque, Charleroi, 1989. • Despy-Meyer (A.), Dierkens (A.), Scheelings (F.). 25.11.1941, de Université Libre de Bruxelles sluit haar deuren, Brussel, 1991. • Apostel (L.), Vrij onderzoek: Van negatie naar bevestiging, van leuze naar beginsel, editie 1962 en 1974. • 25 jaar Studiekring Vrij Onderzoek 1949-1974, Brussel, 1974. • Van Eeckhout (G.). De Vrijzinnige gepeild, Verslag van de bevraging onder de leden van vrijzinnige verenigingen, Unie Vrijzinnige Verenigingen, 2002. • Van De Velde (Ch.), Doorslaggevende keuzecriteria bij eerste generatie-studenten, onderzocht in relatie tot de beeldvorming met betrekking tot de VUB, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, VUB, 1997. • Craen (M.), De relevante keuzecriteria mbt. universitaire onderwijsinstellingen bij potentiële studenten onderzocht in relatie tot de beeldvorming rond universiteiten, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, VUB, 1996.
Leo Apostel van Brussels student tot filosoof met wereldfaam (1925-1995) eo Apostel kan beschouwd worden als één van de meest invloedrijke filosofen uit de 20ste eeuw. Hij wordt in 1925 geboren in Antwerpen. Vlak na de Tweede Wereldoorlog, in 1944, begint hij filosofie te studeren aan de Université Libre de Bruxelles (ULB). Na het behalen van zijn licentiaatsdiploma in 1948 wordt Apostel assistent bij de bekende logicus Chaïm Perelman, onder wiens promotorschap hij in 1953 doctoreert. Apostel trekt daarna naar de Verenigde Staten om in Chicago bij Rudolf Carnap te gaan studeren en later naar Genève waar hij bij Jean Piaget studeert. Het zijn twee ontmoetingen die hem zijn hele verdere leven zullen blijven beïnvloeden. In 1956 keert Apostel uiteindelijk terug naar de ULB waar hij aangesteld wordt als Nederlandstalige docent logica en kennisleer. Een jaar later krijgt hij dezelfde leeropdrachten aan de Rijksuniversiteit Gent (RUG). Als Nederlandstalige professor aan de ULB zal hij een beslissende rol spelen bij de verdubbeling van de afdeling Wijsbegeerte. Bij de splitsing wordt hij professor aan de VUB. In Gent zal hij de drijvende kracht zijn achter de oprichting van de sectie Moraalwetenschappen. Zijn denkbeelden over ‘vrij onderzoek’ zijn in de contestatieperiode rond mei 68 door de studenten meermaals gebruikt. Heel zijn leven zou Apostel een grote droom met zich meedragen: de oprichting van een pluralistisch en interdisciplinair studiecentrum van het menselijke denken. Zijn bedoeling is om zo een synthese te bewerkstelligen tussen de menswetenschappen en de exacte wetenschappen. Hij wil op die manier komen tot een ‘wetenschap van de wetenschappen’. Hij propageert ook een ‘religieus atheïsme’, een zingeving aan de werkelijkheid die niet gebaseerd is op godsdienstige argumenten. In die zin zal hij zich ook opwerpen als een actief verdediger van de vrijmetselarij en van een pluralistische en open vrijzinnigheid. Toch oogst zijn streven geen algemene goedkeuring, zeker niet bij de beheerders van de universiteit. Weliswaar zal Apostel in Gent het Centrum voor de wetenschappelijke Studie van de Religie oprichten, maar verdere pogingen om tot een centrum voor wetenschapssynthese te komen, stuiten op sterke weerstand vanuit het universiteitsbestuur. De ‘wetenschap van de wetenschap’ doorbreekt immers de gevestigde universitaire structuren! Diep teleurgesteld in de werking van universiteit richt hij in het begin van de jaren 70 de werkgroep Eenheid op, die zich verzet tegen de verzuiling en die pleit voor de oprichting van een écht pluralistische universiteit in Antwerpen, helaas zonder succes. Zwaar gedesillusioneerd keert Apostel zich steeds meer af van de academische wereld. Zijn loopbaan als docent aan de VUB eindigt in 1977, in Gent in 1979.
Leo Apostel © Universiteitsarchief Vrije Universiteit Brussel
L
Na het beëindigen van zijn academische carrière wijdt hij zich volledig aan zijn levenswerk: het zoeken van ‘eenheid in de verscheidenheid’. Apostel zoekt naar symmetrieën tussen de verschillende vormen van het menselijke denken, of het nu gaat over de wiskunde, fysica, economie, psychologie, religie of de kunst. Al deze denkvormen geven hun eigen beschouwing van de totale werkelijkheid en maken gebruik van hun modellen en metaforen om het universum te verklaren. Deze benadering is volgens Apostel echter zeer beperkend, dus wil hij het universum zo breed mogelijk beschouwen. Dit kan alleen door de werkelijkheid te onderzoeken met een zo breed mogelijke waaier aan denkrichtingen, vanuit verschillende wetenschappen. Voor zijn werk krijgt Apostel in 1985 de Solvayprijs en later de Arkprijs voor het Vrije Woord (1988) en de Prijs van het Vrijzinnig Humanisme (1995). Met het geld dat verbonden is aan de Solvayprijs zal Apostel aan de VUB het Centrum Leo Apostel (CLEA) oprichten, dat Apostels interdisciplinair en pluralistisch onderzoek verderzet. Nog steeds werken in het CLEA verschillende menswetenschappers zij aan zij met exacte wetenschappers rond multidisciplinaire onderzoeken en aan de constructie van integrerende wereldbeelden. Bronnen • In memoriam bericht, Vrije Universiteit Brussel • Website project Integrerende Wereldbeelden. Onderzoek naar een Interdisciplinaire Constructie van een Model van de Werkelijkheid met Ethische en Praktische Relevantie: http://logica.rug.ac.be/
33
UVV-info sept. - okt. 2005
Pe R s b e r i c h t e n
Een paus v a n h e t v e r l e d e n In De Standaard van zaterdag 28 mei 2005 verscheen een voorpublicatie uit het nieuwe boek Waarden in tijden van ommekeer van paus Joseph Ratzinger. Hij bespreekt wat volgens hem essentieel is voor Europa’s cultuur en identiteit. a het overlijden van Johannes Paulus II hadden velen gehoopt op een nieuwe kerkleider van de moderniteit die het starre conservatisme en dogmatisme achter zich zou laten en de 21ste eeuw zou binnentreden. De nieuw verkozen paus Joseph Ratzinger had een zeer conservatief imago als behoeder van de geloofsleer. Sommigen hoopten dat hij als paus andere standpunten zou innemen, waardoor de kloof tussen de aloude ethische stellingen en de opinie van de individuele gelovigen overbrugd zou worden. Men wou Benedictus XVI het voordeel van de twijfel gunnen om de stap naar een hedendaagse ethiek te zetten. Deze hoop wordt met het verschijnen van zijn boek in de grond geboord.
N
Hij betreurt dat Europa zijn religieuze en zedelijke grondslagen ontkent. Hij schetst een negatief beeld van Europa dat, ondanks zijn voortdurende politieke en economische macht, meer en meer gezien wordt als in verval rakend en tot ondergang gedoemd. Essentiële ethische waarden zijn echter niet exclusief christelijk. Europa is bovendien niet monocultureel. Bij het opstellen van de Europese Grondwet ontstond er discussie omtrent de waarden van de Unie en wilden de christelijke kerken de christelijke oorsprong laten vastleggen in de Grondwet. Dit geschiedde niet om diverse redenen: de Europese beschaving put niet alleen uit de joods-christelijke tradities, maar ook uit de arabische en humanistische cultuur; de Europese Unie kan niet gelegitimeerd worden door een godsdienst; de Unie moet immers het belang van alle Europese burgers behartigen, zowel gelovigen als niet-gelovigen, terwijl de democratie een scheiding tussen Kerk en Staat veronderstelt. In de preambule van de Grondwet wordt dan ook opgenomen dat de Europese Unie put uit ‘de culturele, religieuze en humanistische tradities van Europa’, en wordt niet verwezen naar God of het christendom. In artikel 52 voorziet de Grondwet dat de Europese Unie met de kerken, religieuze en niet-confessionele organisaties een open, transparante en regelmatige dialoog dient te voeren. Dit neemt niet weg dat de voorzitter van de Europese commissie onlangs de niet-confessionele organisaties weigerde te ontmoeten, terwijl hij een dialoog met de katholieke bisschoppen organiseerde. UVV-info sept. - okt. 2005
34
Benedictus XVI blijft zeer weigerachtig staan tegenover het kloneren van mensen, embryoonderzoek en orgaandonatie. Volgens hem komt hier de menselijke waardigheid in het gedrang. Zo heeft recent de voorzitter van de Pauselijke Academie voor het Leven de doorbraak in het onderzoek voor het kloneren van mensen veroordeeld, terwijl de doorbraak door het experiment van Koreaanse wetenschappers in de wetenschappelijke wereld onthaald werd als een revolutionaire stap naar een oplossing van pijn en ongeneeslijke ziektes. De paus houdt een pleidooi voor het monogame huwelijk als fundamenteel ordeningsprincipe van de relatie tussen man en vrouw en als bouwsteen van gemeenschapsvorming. Hij vindt dat het huwelijk bedreigd wordt door de uitholling van de onontbindbaarheid door de steeds gemakkelijker wordende echtscheiding, het samenleven van man en vrouw zonder de wettelijke status van het huwelijk. Benedictus XVI laat dan wel buiten beschouwing dat de katholieke kerk, in tegenstelling tot haar theoretische leerstellingen, echtscheidingen in werkelijkheid aanvaardt in de vorm van nietigheid van huwelijk (we herinneren aan de ontbinding door de paus van het eerste huwelijk van een Monegaskische prinses en van onze Vlaamse charmezanger Helmut Lotti). Volgens de paus staan we voor een verwijdering van het mensbeeld waarvan de gevolgen uiterst zwaarwegend kunnen zijn, omdat enerzijds het samengaan van man en vrouw zich steeds verder losmaakt van rechtsvormen en anderzijds homoseksuele partnerschappen steeds meer als gelijkwaardig aan een huwelijk worden gezien. Nochtans leven bij de bevolking, bij zowel gelovigen als niet-gelovigen, andere ideeën over relatievorming. Naast het klassieke huwelijk staan de mensen open voor de alternatieve samenlevingsmodellen en is het huwelijk verbreekbaar. Het zijn de mensen zelf die hun keuze maken en opteren voor ongehuwd samenwonen, homorelatie, alleenstaande moeder, nieuw samengesteld gezin, L.A.T.-relatie, samenlevingscontract… Belangrijk hierbij is ook het respecteren van de scheiding tussen Kerk en Staat. De Kerk mag zich niet mengen in de toepassing van democratisch tot stand gekomen wetgeving. Recent nog probeerden in Spanje de katholieke bisschoppen koning Juan Carlos er toe aan te zetten om, naar analogie met de handeling van onze koning Boudewijn bij onze abortuswet, de wet op het homohuwelijk niet te ondertekenen.
lijkheid en geweldloosheid. Interlevensbeschouwelijke dialoog vormt een sleutelelement. Gezamenlijke projecten over levensbeschouwelijke en culturele grenzen zijn mogelijk. In Europa staan we voor de uitdaging om, ongeacht onze overtuiging, samen te bouwen aan een waarlijk interculturele samenleving, gebaseerd op de universele en Europese rechten van de mens en de principes van onze democratische rechtsstaat, waarbij de scheiding tussen Kerk en Staat gegarandeerd wordt. We staan voor een scharniermoment in de geschiedenis. We hopen dat Benedictus XVI zijn gelovigen de weg naar de moderniteit laat bewandelen en samen met niet- en andersgelovigen laat meebouwen aan een moderne samenleving.
Actualiteit
Het multiculturele Europa dient gefundeerd te zijn op een actief pluralisme. Belangrijk hierbij is het respect voor elkaars eigenheid en het niet opdringen van ideeën aan elkaar. Verdraagzaamheid moet door iedereen gehanteerd worden. Onze pluralistische maatschappij bestaat uit zowel godsdienstige als niet-godsdienstige burgers. Een Europa met een Grondwet zonder verwijzing naar de christelijke oorsprong is niet zonder toekomst. Onze wereld is in volle evolutie. Er is een toenemende ontkerkelijking en migratie. De bestaande monopoliepositie van het christendom in Europa werd doorbroken. Wanneer men zich nu ook openstelt voor de waarden van niet- en andersgelovigen vormt dit geen negatief gegeven, maar is het een vanzelfsprekende stap in onze evoluerende maatschappij. We dienen samen op zoek te gaan naar wat we gemeenschappelijk hebben. We kunnen steunen op universele waarden zoals naastenliefde, solidariteit, broeder-
Michel Magits voorzitter Unie Vrijzinnige Verenigingen
De Sta
06/06n/d2a0ard 05
35
UVV-info sept. - okt. 2005
Pe R s b e r i c h t e n
Adoptie ook een recht ijdens hoorzittingen in de Kamer wordt op dit ogenblik de adoptie door holebi’s besproken naar aanleiding van een wetsvoorstel van Guy Swennen, volksvertegenwoordiger sp.a. Het voorliggende wetsvoorstel waarover de commissie Justitie zal stemmen is een compromisvoorstel dat de wet op adoptie uit 2003 wijzigt en de adoptie openstelt voor koppels van gelijk geslacht.
T
Het voorstel werd positief onthaald door de meeste partijen, inclusief de CD&V. Het was dan ook zeer verwonderlijk dat vanuit de Gezinsbond, die zich nochtans duidelijk profileert als een pluralistische organisatie, een negatief standpunt ingenomen werd zonder enig intern debat door haar voorzitter Roger Pauly. In de media wordt een discussie gevoerd tussen voor- en tegenstanders van de holebi-adoptie. Ten gevolge van deze reacties wijzigde de CD&V haar standpunt rond holebi-adoptie, zodat de eerder ingenomen openheid in de kiem gesmoord wordt. Het nieuwe voorstel doet denken aan de oude CVP die steeds hybride voorstellen formuleerde en geen duidelijke taal sprak. Tot op heden kunnen holebiparen geen kinderen adopteren wat hen in een ongelijke situatie plaatst ten aanzien van hetero-ouders. Het wetsvoorstel Swennen biedt een oplossing voor holebikoppels die kinderen willen adopteren of reeds kinderen hebben. Voor het homohuwelijk was er een groot parlementair en maatschappelijk draagvlak. De adoptieregeling vormt een volgende stap om holebikoppels gelijke rechten te geven. Bij de discussie is het belangrijk om niet uit het oog te verliezen dat het de bedoeling is om de kinderen te beschermen. Vandaag kunnen holebi’s enkel als individu kinderen adopteren en niet als koppel. Het gevolg is dat, als de adoptie-ouder overlijdt, de mee-ouder geen enkele juridische band heeft met het kind. Nu heeft de mee-moeder in een lesbische relatie vrijwel geen plichten en rechten tegenover het kind. Zo is ze niet aansprakelijk voor het kind, heeft ze geen beslissingsrecht op het vlak van onderwijs of medische ingrepen, moet ze geen onderhoudsgeld betalen en bestaat er geen erfrecht voor het kind. Een nieuwe wet op basis van het voorstel Swennen zal dit gebrek voorkomen. Het traditionele man-vrouwkoppel dat voorzitter Pauly van de Gezinsbond naar voren schuift vormt al lang niet meer het enige opvoedingsmodel voor kinderen van vandaag. We worden in onze samenleving geconfronteerd met een diversiteit van samenlevingsvormen: gehuwde koppels, samenwonenden, holebiparen, L.A.T.-relaties, nieuw samengestelde gezinnen, alleenstaanden. Voor de kinderen van elk koppel, welke hun seksuele geaardheid of juridische band ook moge wezen, is juridische zekerheid noodzakelijk. De adoptie is trouwens onderworpen
UVV-info sept. - okt. 2005
36
voor holebiparen
Bij de bevolking bestaat er een grote bereidheid om de holebi-adoptie mogelijk te maken. Dit blijkt uit de talrijke reacties in de pers op het standpunt van de voorzitter van de Gezinsbond. Er komen reacties van individuele leden van diezelfde Gezinsbond, van talrijke individuen en organisaties uit het middenveld zoals de Kristelijke Werknemers Beweging en de Kristelijke Arbeiders Vrouwenbeweging, allen met een pleidooi voor het toelaten van de adoptie. Zo zijn ook de Staten-Generaal van het Gezin en het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding voorstander van de openstelling van de adoptie en diende het Vlaams Parlement een resolutie pro-holebi-adoptie in. De mensen staan duidelijk open voor een veranderende maatschappelijke realiteit en willen dat de kinderen van holebiparen door
adoptie ook verzekerd worden van hun volwaardige rechten en een goede zorg. Ook kinderen van holebiparen hebben immers recht op een volwaardige juridische band met hun beide ouders die hen opvoeden. Via adoptie kan men dit realiseren. Alternatieven voor het adoptierecht zijn onvolledig. Zorgouderschap betreft de rechten en plichten van ouders die kinderen uit een vorig huwelijk opvoeden en regelt geen erfrecht. Het kind krijgt via adoptie wel 2 volwaardige ouders die allebei volwaardige plichten en rechten ten aanzien van het kind hebben zodat het kan opgroeien in een veilig en warm gezin, waar het liefdevol omringd wordt door zijn beide ouders. Ook in het buitenland bestaan wetgevende initiatieven rond holebi-adoptie of zijn ze in ontwikkeling. Ons land dient bilaterale verdragen af te sluiten zodat met onze nieuwe adoptieregeling ook de adoptie van buitenlandse kinderen mogelijk wordt.
Actualiteit
aan een strenge procedure via de jeugdrechter. In het belang van het kind gebeurt deze procedure terecht zeer zorgvuldig. Uit wetenschappelijk onderzoek, zowel in binnen- als buitenland van onder meer Anne Brewaeys (doctoraal proefschrift aan de Rijksuniversiteit te Leiden in 1997) en Katrien Vanfraussen (doctoraal proefschrift aan de Vrije Universiteit Brussel in 2002) blijkt dat de opvoeding door ouders van hetzelfde geslacht evenwaardig is aan een opvoeding door een traditioneel ouderpaar. Dit onderzoek bewijst dat adoptie van kleuters en jonge kinderen soms evenveel problemen schept bij gewone ouders als bij holebi-ouders omwille van de soms moeilijke levensloop die die kinderen achter de rug hebben. Follow-up onderzoek (uitgevoerd aan de Vrije Universiteit Brussel naar aanleiding van de inseminatie van lesbische koppels in het Academisch Ziekenhuis van de VUB te Jette) bewijst duidelijk dat er voor de kinderen, geboren binnen deze relaties, geen negatieve invloed vast te stellen is.
Het is een democratische rechtsstaat onwaardig wanneer we de huidige schrijnende discriminatie laten bestaan door holebiparen het adoptierecht te ontzeggen. We pleiten er dan ook voor om het voorliggende wetsvoorstel goed te keuren en op die manier de huidige discriminatie op te heffen. Kinderen kiezen hun ouders niet. Alle kinderen hebben recht op een gelijke juridische band met diegenen die de zorg voor hen dragen. Elk type van ouderschap moet dezelfde garanties kunnen bieden naar de kinderen toe op het vlak van rechten en plichten, zorg en bescherming. De kinderen hebben daar recht op! Michel Magits voorzitter Unie Vrijzinnige Verenigingen De Tijd
04/07/2005
37
UVV-info sept. - okt. 2005
Persconferentie naar aanleiding van 4 (ver)nieuw(d)e brochures Sonny Van de Steene
TROTS STELDE VOORZITTER MICHEL MAGITS OP DE PERSCONFERENTIE VAN DE
28 JUNI 2005
4 (VER)NIEUW(D)E UVV-BROCHURES VOOR: E LKE
MENS VERDIENT EEN
P RATEN
WERKT AANSTEKELIJK ,
H ET EN
E LK
O SCAR ,
LEVEN IN STAPPEN
SCHOUDERKLOPJE HELPT.
De doorbraak
De her-taling
Het duurde tot 1993 vooraleer de vrijzinnigheid als 'niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschap' grondwettelijk werd erkend. Er gingen nog eens bijna 10 jaren overheen vooraleer de wet van 21 juni 2002 de uitvoering van de grondwettelijke erkenning regelde. Maar goed, beter laat dan nooit.
Dat de vrijzinnigheid voor nieuwe uitdagingen staat, is zeker. Niet alleen is de organisatie op een nieuwe en bredere leest geschoeid. Ook de belangstelling van het publiek gaat in stijgende lijn. Steeds meer mensen gaan op zoek naar zingeving. Vooral bij jongeren is dit fenomeen merkbaar. Het zoeken naar zingeving neemt diverse vormen aan. Sommigen doen dit aan de hand van spiritueel getinte filosofieën, anderen proberen de diepere waarden te ontdekken in de klassieke godsdienst, nog anderen omarmen de basiswaarden van het vrijzinnig humanisme. Ze lezen erover, ze praten erover en ze worden actief lid van gespreksgroepen.
De wet van 21 juni 2002 voorziet ondermeer in de formele erkenning van de 'Centra Morele Dienstverlening'. De centra zijn de levende ontmoetingsplaatsen waar de dialoog tussen mensen op zoek naar een niet-confessionele zingeving plaatsvindt. Deze dialoog heeft betrekking op de meest uiteenlopende levens- en interessesferen. Naast het verstrekken van informatie en het verlenen van morele bijstand organiseren de Centra Morele Dienstverlening de vrijzinnige plechtigheden en de vorming van vrijwilligers. Ze stimuleren de lokale lidverenigingen, coördineren de leerkrachten niet-confessionele zedenleer en werken nauw samen met diverse verenigingen uit de welzijnssector. Tegen 2007 zullen er in Vlaanderen en Brussel 22 lokale en 6 provinciale Centra Morele Dienstverlening zijn voor de Nederlandstaligen (vandaag zijn er 15 lokale). Dit aantal komt overeen met het aantal administratieve arrondissementen. Het is een strikt minimum als men de mensen relatief dicht bij hun deur wil bereiken, maar het is verre van voldoende. De wet van 21 juni 2002 voorziet bovendien niet in een 'tweede fase'. Daardoor zijn er ook geen middelen gebudgetteerd om het aantal Centra Morele Dienstverlening naar een 'menselijker' geografisch niveau te tillen. UVV-info sept. - okt. 2005
38
Deze nieuwe trend was voor de Unie Vrijzinnige Verenigingen een belangrijke drijfveer om de vrijzinnige basiswaarden en diensten uit te leggen en tegelijk te her-talen. Veel basisdocumentatie bestond er niet terzake. En zeker de recente uitbouw van de morele dienstverlening vereiste nieuwe en klaar geformuleerde handleidingen. De formulering van het nieuwe materiaal is eigentijds en spreekt de doelgroep op een zeer rechtstreekse manier aan. Het resultaat zijn 4 basisdocumenten die elk een onderdeel van de Vlaamse vrijzinnigheid belichten. Het eerste document belicht de basiswaarden van het ‘vrijzinnig humanisme’. Het draagt de titel Elke mens verdient een Oscar. Aan de hand van bekende films uit het wereldrepertoire worden de vrijzinnige basiswaarden naar het publiek geprojecteerd. Het tweede document belicht de rol van de ‘moreel consulent’. De moreel consulent is actief
Actualiteit in de Centra Morele Dienstverlening, in de ziekenhuizen en rusthuizen, bij het leger, in de gevangenissen, op de luchthaven, in de zeevisserij en aan de universiteit. Praten werkt aanstekelijk heet dit document toepasselijk. De derde publicatie geeft een overzicht van de ‘vrijzinnige plechtigheden’: geboorte en adoptie, lentefeest, huwelijk, relatie, jubileum, overlijden. De vrijzinnige plechtigheden worden gebundeld onder de titel Het leven in stappen. De vierde titel legt uit waarin de ‘morele bijstand’ bestaat. Elke mens kampt vroeg of laat met problemen. Elk schouderklopje helpt is dan het motto. De documenten zullen op een heel brede schaal in Vlaanderen en Brussel verspreid worden. Ze zullen tegelijk als leidraad dienen voor de gesprekken en initiatieven die samen met andere verenigingen in het welzijnswerk zullen genomen worden.
Wetenschappelijk levensvragenonderzoek Willen wij de morele dienstverlening een correcte spreiding geven over heel Vlaanderen, dan moeten wij de politieke wereld overtuigen van de gefundeerdheid van onze vraag. Wij willen de Vlaamse en Brusselse politici hiervoor graag de nodige argumenten aanreiken. In die optiek situeert zich het grootscheeps 'levensvragenonderzoek' dat momenteel aan de gang is. Het wordt uitgevoerd aan de VUB onder leiding van Dominique Verté, geassisteerd door Wiske Verhaest. Het onderzoek wil wetenschappelijk nagaan in welke mate aan de behoeften van de georganiseerde en nietgeorganiseerde vrijzinnigen in Vlaanderen beantwoord wordt.
Tegelijk wil het onderzoek naar de levensbeschouwelijke denkbeelden en de maatschappelijke vraagstellingen van de Vlaamse bevolking peilen. Meer bepaald wordt nagegaan of zich binnen de bevolking een 'actief-pluralistisch' profiel met voldoende draagvlak aftekent. In het totaal werd per Vlaamse provincie een steekproef van 500 personen bevraagd. Samen met Brussel geeft dat een totaal van 3.000. De verwerking van de antwoorden begint in juli. Uiterlijk eind november zal het eindrapport worden gepresenteerd. Het tweede luik van het onderzoek is de bevraging van de eigen mensen: leden, bestuursleden, personeelsleden en medewerkers van de nationale en lokale verenigingen. Specifiek wordt naar hun oordeel over de werking en de toekomst van de georganiseerde vrijzinnigheid via de Unie Vrijzinnige Verenigingen gepeild. Michel Magits voorzitter Unie Vrijzinnige Verenigingen
DE PERSCONFERENTIE MISTE DUIDELIJK ZIJN DOEL NIET. DE PERS PUBLICEERDE 2 ARTIKELS. EÉN VERSCHEEN IN DE STANDAARD OP 29 JUNI 2005 MET ALS TITEL ‘HOE IS HET GESTELD MET DE VLAAMSE VRIJZINNIGEN’ EN EEN TWEEDE KWAM IN DE GAZET VAN ANTWERPEN OP 5 JULI 2005 ONDER DE KOP ‘WIJ ZIJN GEEN PAPENVRETERS MEER’. INDIEN U DE 4 BROCHURES WENST, KAN U DIE GRATIS VERKRIJGEN BIJ EEN (P)CMD IN UW BUURT OF VIA HET FEDERAAL SECRETARIAAT VAN DE UNIE VRIJZINNIGE VERENIGINGEN. 39
UVV-info sept. - okt. 2005
Prijs Vrijzinnig Humanisme 2005 uitgereikt aan dr. Raymond Mathys Sonny Van de Steene
dr. Raymond Mathys
p dinsdag 21 juni kende het Humanistisch Verbond de 2-jaarlijkse Prijs Vrijzinnig Humanisme toe aan dr. Raymond Mathys. In het reglement staat dat de Prijs Vrijzinnig Humanisme toegekend wordt aan iemand "...omwille van een langdurige, consequent volgehouden levenshouding, hetzij op het vlak van denken en handelen, hetzij op basis van praktische inzet voor het vrijzinnig humanistisch gedachtegoed." Dr. Raymond Mathys werd geprezen voor zijn inzet tot een meer humane geneeskunde.
O
Geboren in 1941 te Antwerpen. Trok na zijn middelbare studies naar de Université Libre de Bruxelles, waar hij in 1966 zijn diploma van dokter in de genees-, heel- en verloskunde behaalde. Hij specialiseerde zich in de Inwendige Geneeskunde bij professor Frits Noeninckx in het Stuivenbergziekenhuis. In 1973 krijgt Raymond Mathys zijn erkenning als volwaardig internist. Waarschijnlijk deels ingegeven door het feit dat zijn eerste echtgenote heel vroeg stierf aan kanker, bekwaamt hij zich in de jaren daarop in een uiterst belangrijke subdiscipline: de oncologie. In 1980 wordt hij afdelingshoofd van de afdeling Hemato-oncologie. In 1984 benoemt de Vrije Universiteit Brussel dokter Mathys tot consulent hemato-oncologie aan het AZ VUB.
waar de zieke, op enkele dagen tijd, zonder nutteloze onderzoeken een aanpassing kan krijgen voor een meer adequate pijnbestrijding, die hem toelaat verder thuis verzorgd en opgevangen te worden. Zijn echtgenote maakt dit moment spijtig genoeg niet meer mee, ook zij sterft vroegtijdig aan kanker. Op 1 november 2004 kreeg het Middelheim van de European Society of Medical Oncology de titel ‘Designated Center of Integrated Oncology and Palliative Care’ toegekend. Dokter Raymond Mathys publiceert in vaktijdschriften, geeft zowel nationaal als internationaal voordrachten, is voorzitter van de raad van beheer van de Belgian Society of Psycho-oncology, is stichtend lid van de vzw Oncologisch Centrum Antwerpen in 1996, net als van het AKIO (Antwerp Kanker Informatie- en Ontmoetingscentrum) in 1998, is lid van de raad van beheer van de Vlaamse Liga tegen Kanker en van de Federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie. Hij is medewerker van het eerste uur aan het LEIF-artsen initiatief van prof. dr. Wim Distelmans van de Vrije Universiteit Brussel en van de Postacademische Vorming voor Artsen in Palliatieve Zorg. In september 2003 werd hij voorzitter van de raad van bestuur van het Cédric Hèle Instituut (Vlaams instituut voor psychosociale oncologie).
Ondertussen was Raymond Mathys bevorderd tot geassocieerd diensthoofd Inwendige AZM. In 1992 richt hij de Vereniging voor Palliatieve Hulpverlening Antwerpen op, waarvan hij als voorzitter aangeduid werd. In AZ Middelheim creëert hij, samen met zijn tweede echtgenote Marilou, de Stichting prof. dr. Frits Noeninckx, een eenheid voor psychosociale en palliatieve begeleiding voor kanker- en aidspatiënten.
Ramond Mathys helpt ook bij het bespreekbaar maken van euthanasie in ons land. Hij stelt dat wanneer alle therapeutische middelen falen en er sprake is van een niet meer te harden en uitzichtloos lijden, dat euthanasie dan het logische en aanvaardbare sluitstuk wordt van goede palliatieve zorg. Op zo’n moment heeft ieder mens het recht om geholpen te worden in zijn of haar sterven op zijn of haar vraag. Samen met enkele anderen is hij één van de stuwende krachten die aanleiding zullen geven tot een zeker nog ver van ideale maar toch ingrijpende wetgeving, die niet langer het uitvoeren en toepassen van euthanasie strafbaar stelt, mits het in acht nemen van bepaalde condities. Waarbij Raymond Mathys steeds duidelijk stelt dat euthanasie onder geen beding mag uitgroeien tot een routinebehandeling. Iedere levensbeëindigende situatie moet op een zuiver persoonlijke basis worden beoordeeld en afgewogen.
Met de opening van een palliatieve afdeling in het Middelheimziekenhuis in 1999 realiseerde dr. Mathys één van zijn dromen. Een opvangplaats voor allen die op een waardige wijze een einde willen van een lijden dat niet langer meer te dragen is. Geen vergeten sterfplek, maar een ruimte die toelaat om waardig en niet alleen te sterven. Het is ook een plaats
Geen beslissingen over het hoofd van de patiënt heen. Geen verticaal paternalistisch opgebouwde artspatiëntenrelatie. Geen ‘onmenselijke’ geneeskunde. Dr. Raymond Mathys kreeg de Prijs Vrijzinnig Humanisme voor zijn visie, inspanning en verwezenlijkingen tot een meer humane geneeskunde.
De oncologie begint in de jaren 80 zijn eerste curatieve successen te boeken, maar genezingen blijven meer dan zeldzaam. Dr. Mathys gaat ervan uit dat alleen maar het gezwel behandelen niet volstaat. Hij zag veel vroeger dan de meeste artsen de uiterst belangrijke rol van de psychosomatische aspecten in het ziektebeeld van de patiënt. De holistische aanpak was voor dokter Mathys evident. Palliatieve zorg moet vanaf het eerste moment, van zodra de diagnose gesteld en medegedeeld is aan de patiënt, volwaardig deel uitmaken van de behandeling.
UVV-info sept. - okt. 2005
40
European Humanist Professionals reisverslag van een seminarie over humanistisch sociaal werk te Berlijn, van maandag 20 tot zaterdag 25 juni 2005 mailadressen. Onze delegatie zal dan versterkt worden door kleinere afvaardigingen uit Nederland en Noorwegen.
Freddy Boeykens
erlijn. Hoofdstad van de huidige Bondsrepubliek Duitsland. Voormalige hoofdstad van de Duitse Democratische Republiek (D.D.R.). Hoofdstad van het gewezen zogenaamde Derde Rijk. Hoofdstad van het voormalige keizerrijk. Stad hoogzwanger van geschiedenis en contradicties. Gebombardeerd, verwoest, bevrijd, opgedeeld, herenigd, als een feniks uit haar as herrezen. Berlijn, waar de 20ste eeuw zich kristalliseert. Berlijn met haar typische humor, stad waar Ossi’s en Wessi’s door elkaar leven. Een metropool in oppervlakte 8 keer Parijs, 3,4 miljoen inwoners.
B
De kleine jet van SN, waarmee de Vlaamse delegatie van 10 personen zich op 19 juni naar Berlijn begeeft, heeft zijn daling naar Tempelhof ingezet. De voormalige luchthaven van het naziregime, door de westerse mogendheden in 1961 gebruikt om de stad uit de lucht te bevoorraden, ligt midden in de stad. Degenen die dit voor de eerste maal meemaken zijn eerst verrukt door het prachtige zicht, dan verbijsterd: het vliegtuigje vliegt links en rechts tussen flatgebouwen door, maar nog steeds geen luchthaven te zien. Landing. U-bahn. Hotel in Berlin-Mitte, voormalig Oost-Berlijn. Morgenvroeg begint in het hoofdkwartier van onze Berlijnse vrienden van het Humanistischer Verband een werkweek met tal van bezoeken aan humanistisch sociale initiatieven in de stad. Van uitwisselingen van ervaringen, moeizame gesprekken in het Duits, ruilen van visitekaartjes en haastig opgeschreven e-
Werner Schultz, verantwoordelijke voor onderwijs van HVD-Berlin (Humanistischer Verband Deutschlands), verwelkomt ons in het gebouw aan de Wallstrase. Zijn uiteenzetting gaat over de positie en de realisaties van het humanisme in Duitsland. Net als in vele westerse landen is er een daling op te merken van het aantal effectieve leden in de verschillende levensovertuigingen. Uit een recent onderzoek blijkt dat de enige stijgende groep de islamitische levensovertuiging is. De situatie in Berlijn is als volgt: 40% geeft aan lid te zijn van een kerkgemeenschap en 60% is dit niet. Dit kan men verklaren door de specifieke geschiedenis van een verdeelde stad die werd samengevoegd. Na de val van de muur hadden de kerken de hoop om heel wat geseculariseerde ex-Oost-Berlijners in hun kerken (terug) te vinden. Dit gebeurde evenwel niet. Voor de humanistische beweging was er ook geen grote toeloop, niettegenstaande er qua levens- en wereldbeschouwing veel raakvlakken waren. Het HVD telt een 3.000-tal leden in Berlijn, 12.000 in heel Duitsland. Maar met hun dienstverlening bereiken ze jaarlijks een 200.000 mensen. HVD-Berlin stelt meer dan 600(!) werknemers te werk, waaronder een 200tal leerkrachten Lebenskunde, eenzelfde aantal medewerkers in kleuterscholen en een 250-tal medewerkers in de diverse sociale dienstverleningen. 90% van de werkingskosten wordt door de overheid betaald; een budget van meer dan 20 miljoen euro… Het HVD is bekommert om een 5-tal onderwerpen: de scheiding van Kerk en Staat, het promoten van een wetenschappelijk wereldbeeld, de relatie tussen religie en secularisatie, zelfdeterminatie en tot slot het gevecht voor gelijkberechtiging in de staatsinstellingen waar nog geen morele bijstand wordt verstrekt. Na een lunch in open lucht waar het ijs tussen gastheren en bezoekers definitief werd gebroken, is het internationale gezelschap te gast in het district Neuköln, een dichtbevolkte, multiculturele en kansarme regio. We werden er ontvangen door Elisabeth Kronseder, de verantwoordelijke voor een dagzorgen coördinatiecentrum voor rehabilitatie van bejaarde buurtbewoners. Dit coördinatiecentrum heeft een onderkomen gevonden in het Haus der ältern Burgers. De doelstelling van het centrum is oudere mensen zo lang mogelijk zelfstandig thuis te laten wonen. De medewerkers fungeren als gidsen in het 41
Freddy Boeykens voorzitter European Humanist Professionals
DE VLAAMSE
DELEGATIE
UVV-info sept. - okt. 2005
European Humanist Professionals reisverslag van een seminarie over humanistisch sociaal werk te Berlijn
welzijnslandschap en wel op een 3-tal manieren. Een eerste wijze is die van het informeren. Wie goed geïnformeerd is kan een voor hem geschikte keuze maken. Een tweede wijze is die van ‘beratung’ waarmee ‘counseling’ en ‘begeleiding’ wordt bedoeld. Een derde wijze is ‘case-management’. 60% van de cliëntwerking behelst bovenstaande werkwijzen. Daarnaast is er een ‘indirecte cliëntwerking’. Onze gastvrouw geeft een opsomming van deze tak van het werk: toegankelijke (=leesbare en begrijpelijke) informatiefolders ontwikkelen en aanbieden, het coördineren van mantelzorg, bijhouden van een databank voor hulpverleners met een overzicht aan zorgvoorzieningen en fungeren als een stageplaats voor sociale werkers. Maar het centrum heeft nog meer in zijn mars. Twee projecten werden uitgewerkt: het eerste project verzamelt alle dienst- en zorgverlenende partners in het district om tot een meer afgestemde en efficiënte dienstverlening te komen én om de leemtes in het aanbod op te sporen en eventueel via bepaalde initiatieven op te vullen. Elisabeth is een enthousiaste vertelster en wordt dit nog meer wanneer ze het over het tweede project mag hebben, de woongemeenschappen voor dementerende bejaarden. Deze woongemeenschappen vind je verspreid over het ganse Berlijnse grondgebied. Momenteel zijn er een 150-tal actief. De idee van gemeenschapshuizen voor deze doelgroep is gegroeid uit de ervaring dat dementerende personen het erg moeilijk hadden in rusthuizen: soms te weinig structuur, verlies van oriëntatie… In een woongemeenschap huren verschillende bewoners een huis. Daarbij sluiten ze niet alleen een huurcontract af met een privé-verhuurder, maar tevens een verpleegverdrag met verschillende voorzieningen waarin hun zorg geregeld wordt. Er wordt gestreefd naar 6 tot 8 huurders per huis. Elke huurder heeft een eigen kamer ter beschikking. De woonkamer en keuken worden gedeeld. De bewoners kunnen de klok rond beroep doen op een hulpverlener. Het centrum heeft een aantal woongemeenschappen onder haar hoede en houdt het kamerbestand ervan bij. Positieve evoluties zijn merkbaar bij de bewoners. Zo vertelt Elisabeth over het dalend verbruik van psychofarmaca, het meer actief worden op lichamelijk en geestelijk gebied van de bewoners, het verminderen van ziekenhuisverblijf… Het volgen van woongemeenschappen door het centrum wordt voornamelijk gekleurd door informeren en ondersteunen van de bewoners, wars van alle bemoeizucht én met het activeren van zelfredzaamheid en zelforganisatie voor ogen. De lange dag wordt afgerond met een avondmaal, weer in open lucht (het is bloedheet), in het gezellige café-restaurant van HVD, Café Rix. Dinsdagvoormiddag 21 juni worden 3 sociale initiatieven, gehuisvest in het hoofdkantoor van HVD-Berlin, toegelicht. Althans, dat is de bedoeling. Het derde, de mobiliteitshulp voor mindervaliden, komt in het gedrang wegens tijdsgebrek. Frank Spade geeft een uiteenzetting rond het wilsverklaringproject van HVD. Dit project vloeit voort uit de brochure Patientenverfügung die het Duits ministerie van Justitie opstelde. Aangezien er in Duitsland geen speciUVV-info sept. - okt. 2005
42
fieke wetgeving bestaat rond de wilsverklaring, is men ten rade gegaan bij verschillende rechtszaken die met deze materie verband houden. De brochure die het departement van Justitie opmaakte, vormt als synthese de minimale consensus die rond de wilsverklaring te vinden is. De wilsverklaring is net als bij ons een toekomstig verzoek aan artsen in het geval de persoon in kwestie niet langer in staat is zijn of haar wil te uiten. We uiten met andere woorden onze wil op voorhand. We verduidelijken welke behandeling we wensen en welke we weigeren, aangezien ieder het recht heeft om behandeling te weigeren. Een arts is verplicht de wilsverklaring te respecteren. Het Humanistisch Verbond Duitsland ontwikkelde op basis van de brochure van het ministerie van Justitie een website (www.standard-patientenverfuegung.de) Aan de hand van een vragenlijst maakt het HVD een gepersonaliseerde wilsverklaring op, registreert deze en verwittigt de opsteller om de 2 jaar ervan dat het wenselijk is de wilsbeschikking te hernieuwen. Het tweede initiatief waarmee we deze voormiddag kennismaken is de dienst ambulante stervensbegeleiding. De ‘ambulanter Hospizdienst’ werd in 1990 opgericht door Gita Neumann, die ook in het opstellen van levenstestamenten pionierswerk verricht heeft. In de loop der jaren werd de werking meer en meer uitgebreid en werden de taken verdeeld over meerdere personen. Zodoende staat Gudrun Ott-Meinhold sinds 7 jaar aan het hoofd van de dienst als coördinatrice en heeft zij sindsdien 120 vrijwillige medewerkers opgeleid. Haar keuze voor dit soort werk is sterk persoonlijk geïnspireerd, zij werd in de loop van haar leven meermaals met langdurige ziekte, sterven en dood geconfronteerd in haar naaste omgeving en heeft zich persoonlijk in de zorg voor haar naasten geëngageerd. Deze eigen ervaringen vormen de vruchtbare achtergrond van waaruit Gudrun de opleiding tot medewerker in de Hospizdienst organiseert. Deze opleiding bestaat uit 3 onderdelen (Seminaren), vindt een keer per jaar plaats (telkens vanaf september) en beslaat 9 maanden, met een bijeenkomst per week en een aantal weekends. De opleiding is sterk (zelf)ervaringsen praktijkgericht, met tal van rolspelen en een veelvoud aan rekwisieten om de sfeer en de situaties zo goed mogelijk na te bootsen waarin de vrijwilligers later werkzaam zijn. Gudrun laat ook niet na om te onderstrepen dat je als vrijwilliger voldoende zorg dient te dragen voor jezelf. Want, zoals zij zo mooi zegt "hetgeen we in ons hebben, draagt ons". Indien een vrijwilliger de volledige cursus doorlopen heeft en het werk voor zichzelf als zinvol ervaart, verbindt hij/zij zich ertoe om gedurende 2 jaar ter beschikking te staan: op die manier wordt de kwaliteit en de continuïteit van de werking mee gewaarborgd. In de namiddag staat een bezoek aan de Reichstag op de agenda. De nieuwe glazen koe-
pel op het gerestaureerde gebouw is indrukwekkend, zo ook de toelichtingen van de gids, die een les geeft in hedendaagse geschiedenis… De volgende morgen bevinden we ons weer in de door onder meer hoge werkloosheid geteisterde deelgemeente Neuköln. Ditmaal zijn we op bezoek bij Renate Müller, buurtmanager van de wijk Rollberg. Op zich is de buurt een dorp in de stad. 50% zijn migranten, hoofdzakelijk Turken en Palestijnse vluchtelingen. Het overgrote deel van de inwoners is afhankelijk van sociale steun. Problemen eigen aan de buurt: samenlevingsproblemen, bewoners zonder papieren, werkloosheid, verpauperde autochtone bevolking… De 19de eeuwse woonstructuur werd weggevaagd en in de jaren 70-80 werd de wijk heraangelegd als woonerf via sociale woningbouw en dito verhuursysteem. Diverse sociale projecten pogen de bewoners een gestructureerder levensritme bij te brengen. Zo ook het project Quartiersmanagement van de HVD. Van belang is het bijbrengen van verantwoordelijkheid en de herinschakeling van de bewoners in het arbeidsproces. ’s Namiddags volgt een geleid bezoek aan het nieuwe crematorium Baumschulenweg, te Treptow. Voor de meeste een unieke ervaring, moeilijk in woorden te vatten… Op magistrale wijze onderstreept de architectuur van het gebouw haar functie: bezinnen, afscheid nemen, rouwen
BEZINNINGSRUIMTE
VAN HET CREMATORIUM
BAUMSCHULENWEG
Onverminderd gaat het programma door. Donderdagochtend 23 juni zijn we op bezoek bij Manfred Engel, directeur van het in het oude centrum van Berlijn gelegen Brückentreff,
Psychosoziale Kontakt- und Beratungsstelle im Ortsteil Mitte. In Brückentreff huizen 2 instituten: een psychosociaal contactpunt, waar consultaties mogelijk zijn (counseling) en een dagcentrum voor chronisch psychisch zieken. Het werken met chronisch psychisch zieke mensen in dit centrum heeft een preventief karakter: het doel is deze mensen geïntegreerd in de maatschappij te laten leven en niet in een ‘getto voor psychisch zieken’. Om naar het centrum te komen zijn basisvaardigheden nodig: op tijd op kunnen staan, de kalender in het oog houden… Er wordt in het centrum een structuur aangeboden, zodat een geordende dag mogelijk wordt. Na de uiteenzetting en de vragenronde volgde een rondleiding en vervolgens een door de patiënten met zorg bereide maaltijd, die we samen met hen nuttigen. Vervolgens gaat het richting Prenzlauerberg, een hippe buurt in Berlijn met mooi gerestaureerde huizen en trendy winkels en horecazaken. We bezoeken er de Schwangerschaftskonflikt-Beratungsstelle, een centrum geleid door psychologe Ines Scheibe. Hier kunnen vrouwen terecht voor de nodige praktische en juridische informatie met betrekking tot zwangerschap, abortus, anticonceptie en seksualiteit, en worden zij wegwijs gemaakt in de administratieve wirwar van verschillende aanvraagformulieren voor sociale ondersteuning. In sommige gesprekken ligt de nadruk meer op informatie, maar er is altijd ruimte voor de emotionele kant van de zaak. De cliënten bepalen hierin voor een groot stuk zelf, hoe diepgaand zij hun situatie willen bespreken. Indien vrouwen ervoor kiezen om de zwangerschap uit te dragen, kunnen zij zich laten begeleiden tijdens de zwangerschap en na de bevalling. Dit gebeurt op individuele basis en in groepsgesprekken, die wekelijks plaatsvinden met gemiddeld 8 vrouwen, waarvan sommigen nog zwanger, sommigen reeds bevallen zijn. Maar ook wanneer vrouwen het moeilijk hebben na een abortus, wordt hen een luisterend oor en ondersteuning geboden. Vanuit de humanistische visie van Ines en haar collega’s staat de vrouw in kwestie met al haar noden, wensen en twijfels centraal, de voornaamste doelstelling is om haar de passende ondersteuning te bieden om tot een autonome, zelfverantwoorde beslissing te komen. In deze houden Ines en haar collega’s er een duidelijk andere visie op na dan de Lebensschützer (Pro Vita), die vanuit een paternalistische kijk ervan uitgaan dat psychische problemen een automatisch gevolg zouden zijn van elke abortus. In de namiddag volgt een prachtige boottocht door de stad in de blakende zon. ’s Avonds op uitnodiging van HVD-Berlin een diner in Prenzlauerberg. Een uitgelaten sfeer… Wir sind Berliner(?)(!) De volgende dag de enige vrije halve dag, nadien verglijdt het EHP Seminar langzaam in de activiteiten voor de in de stad aankomende EHF-leden (European Humanist Federation). Een atheïstische rondrit, een uitvoering van enkele muziekstukken speciaal gecomponeerd voor de 100ste verjaardag van het Humanistischer Verband… Een conferentie, vergaderingen… en de onverbiddelijke terugkeer… naar België met die ene, rotsvaste zekerheid in het achterhoofd: Berlijn, wij komen terug! 43
UVV-info sept. - okt. 2005
IHEU-congres 2005 te Parijs VAN 5 TOT EN MET 7 JULI WERD TE PARIJS HET 3-JAARLIJKSE IHEU-CONGRES GEORGANISEERD. TER GELEGENHEID VAN DE 100STE VERJAARDAG VAN DE FRANSE WET DIE DE SCHEIDING VAN KERK
EN
HUMANIST
STAAT AND
VERENIGING
HET
BEPAALT WERKTE HET
ETHICAL UNION (IHEU)
LA LIBRE PENSÉE
16DE
WERELDCONGRES VAN DE
OOK ROND DIT THEMA.
HET
INTERNATIONAL
WAS DE
FRANSE
LID-
DIE DE PRAKTISCHE ORGANISATIE OP ZICH NAM.
SPREEKT VANZELF DAT DE SITUATIE VERSCHILT VAN LAND TOT LAND, MAAR HET WERD
AL VLUG DUIDELIJK DAT WAT DE GRONDWET OOK BEPAALT, HET IN DE REALITEIT NOGAL EENS ANDERS UITPAKT.
HET
WERD VOORAL OOK ERG DUIDELIJK DAT HET ZEKER NIET ALLEEN DE
ISLAM IS DIE PROBEERT EEN IMPACT TE HEBBEN OP DE WETTEN VAN EEN LAND, IN TEGENSTELLING TOT WAT WESTERSE LANDEN NOGAL EENS PLEGEN TE DENKEN.
Humanist and Ethical Union en ondervoorzitter Unie Vrijzinnige Verenigingen
UVV-info sept. - okt. 2005
a de gebruikelijke welkomswoorden kregen we een beeld van de Verenigde Staten. Misschien wisten we al hoe invloedrijk de rechtse conservatieve christenen in dat land onder de regering Bush zijn, maar toch… De realiteit is blijkbaar nog erger: de invloed op het dagelijkse leven is enorm groot, ondanks bijvoorbeeld het feit dat het land over een enorm potentieel wetenschappers beschikt, blijven allerhande bijgeloven bestaan. Concreet heeft dit bijvoorbeeld gevolgen voor programma’s rond aidsbestrijding, maar ook seksuele opvoeding in het algemeen en voorlichting in het bijzonder zijn onderhevig aan de opvattingen van fundamentalistische christenen. Tienerzwangerschappen zijn niet ongewoon in de VS, maar de enige voorlichting die openlijk gepropageerd én financieel gesteund wordt is dat seks enkel binnen het huwelijk is toegelaten, het heteroseksuele huwelijk dan welteverstaan. We hoorden ook dat hoewel in Frankrijk de wet op de strikte scheiding van Kerk en Staat 100 jaar oud is, er toch nog altijd subtiele invloeden zijn. Officieus dan toch, waardoor de situatie in België toch beter in te schatten is: het is hier allemaal klaar en duidelijk geregeld, waardoor controle veel gemakkelijker is. We kregen ook overzichten van India, Nigeria, Mexico en Rusland: overal zien we dat er vermenging is van godsdienst en staat, soms expliciet, soms impliciet, maar het erge is dat deze invloeden weer eerder toe- dan afnemen. Na deze globale behandeling werd er nagegaan welke filosofische en institutionele aspecten aan de scheiding verbonden zijn, maar werd ook onderzocht welke de gevolgen zijn voor de school, de opvoeding. Bovendien wordt de scheiding een noodzakelijke voorwaarde voor de naleving van Rechten van de Mens.
N
44
© MARC CAMPINE
Sonja Eggerickx first vice-president International
SONJA EGGERICKX
De tweede dag was er geen plenaire vergadering, maar werden in de voormiddag 3 workshops voorzien. Een belangrijk thema was de scheiding van Kerk en Staat in de Europese Unie. Een tweede belichtte en onderzocht de plaats voor de wetenschappen in die scheiding. Een derde behandelde de rechten van vrouwen in religieuze en seculiere staten. Het werd al vlug duidelijk dat in welke religie ook, vrouwen als minderen beschouwd worden, zeker niet alleen in de islam. In de namiddag was er weer keuzemogelijkheid: in parallelle sessies werden een aantal praktische problemen aangepakt, zoals de vraag hoe men in landen waar er helemaal geen scheiding is, tewerk moet gaan om die toestand te veranderen, hoe gebruik je de media om te komen tot
© MARC CAMPINE HANNE STINSON, EXECUTIVE DIRECTOR BRITISH HUMANIST ASSOCIATION, RICHELIEU, SORBONNE, PARIJS
ZITTEND NAAST
IN HET AUDITORIUM
een maatschappij waarin Kerk en Staat effectief gescheiden zijn, wat is het belang van scholing over dit onderwerp en vooral ook: hoe kan dit overgebracht worden op de bevolking, en in een vierde sessie werd onderzocht of er in verband met euthanasie echte vooruitgang geboekt werd. En een tweede serie werd in volgende 4 groepen opgedeeld: de verbinding tussen cultuur, moraal, ethiek en religies. Verder: armoede, duurzame ontwikkeling en bevolking: hoe kan men humanisme promoten in ontwikkelingslanden? Er was een groep rond bio-ethiek, vooral vanuit het recent geopende IHEU-studiecentrum te New York. En een laatste waarin gezocht werd naar bruikbare strategieën en doelstellingen voor IHEU in wereldwijde campagnes in verband met scheiding van religie en staat. Op donderdag was er dan weer een plenaire sessie waarin we de verslagen van de verschillende workshops te horen kregen. Het was ook tijdens deze bijeenkomst dat het bericht kwam van de bomaanslagen in de Londense metro. Voor heel wat van onze Britse vrienden werden het angstige uren. Het was zeer moeilijk om het thuisfront te bereiken en nogal wat deelnemers hadden partners, kinderen, vrienden, die elke dag in Londen werkten. Naast het objectieve feit dat elke terroristische aanslag uiteraard vreselijk is, wordt het ineens zoveel pijnlijker, omdat mensen met wie je dan toch samen zit, samenwerkt, samen discussieert, plots direct geconfronteerd worden met die terreur. Na het congres vond ook nog de General Assembly plaats. Twee leden van het Executive Commitee kwamen in aanmerking voor herverkiezing, Larry Jones en Sonja Eggerickx. Ze werden beiden herbevestigd voor de komende 3 jaar. Een congres als dit van Parijs is natuurlijk in de eerste plaats een gebeurtenis waar nogal wat
TIJDENS EEN INTERVENTIE
informatie wordt doorgegeven, waar van gedachten gewisseld kan worden, waar plaats is voor echte discussies. In die zin is het zeer verrijkend. Maar naast de lezingen en de workshops, zijn er ook de minder formele ontmoetingen: samen een beetje toerist spelen (een boottochtje op de Seine bijvoorbeeld), het officiële diner, het uitreiken van de Humanist Awards, de koffiepauzes… en daarbij de mogelijkheid om contacten te leggen met humanisten van over de hele wereld, dat is natuurlijk een aspect dat ontzettend belangrijk is. Het is de bedoeling om de teksten op de IHEU-site te plaatsen, zodat ook diegenen die er niet waren kunnen lezen wat er gezegd werd. Maar dat informele is natuurlijk niet zo makkelijk over te dragen. Het was een goed congres, zowel inhoudelijk als organisatorisch. Trouwens de eerste 2 dagen vergaderden we in het prestigieuze Unescogebouw, de 3de dag zaten we in de al even prestigieuze Sorbonne. Natuurlijk waren niet alle interventies even goed, uiteraard liep niet alles steeds perfect zoals het moest. Dergelijke bijeenkomst met zo geringe middelen organiseren is een krachttoer op zich. Uiteraard waren er dus mankementen, maar die verdwenen in het niets bij dat wat wél goed verliep. En dat was het gevolg van heel hard werk van vele vrijwilligers.
© MARC CAMPINE
SONJA EGGERICKX
SONJA EGGERICKX CHAIRPERSON DE IHEU GENERAL ASSEMBLY VOOR.
ZIT ALS
Het volgende grote IHEU-congres (2008) zal waarschijnlijk te Moskou zijn: we houden u zeker op de hoogte… Geïnteresseerden kunnen alle in Parijs geleverde bijdragen lezen op www.iheu.org 45
UVV-info sept. - okt. 2005
De filosofische en religieuze overtuigingen en de publieke overheden DEZE TEKST IS DE VERTALING VAN DE VOORDRACHT DIE PHILIPPE GROLLET GAF TE PARIJS OP 6
JULI
2005
HUMANIST
TIJDENS HET
AND
16DE
HUMANISTISCHE WERELDCONGRES VAN DE
ETHICAL UNION. HET
INTERNATIONAL
THEMA VAN HET CONGRES WAS DE SCHEIDING TUSSEN
KERK EN STAAT. DEZE TEKST WERD VERTAALD DOOR FRANKY BUSSCHE, MOREEL CONSULENT HOOFD VAN DIENST CEL
Philippe Grollet voorzitter Centre d’Action Laïque
STUDIE
EN
ONDERZOEK
VAN DE
UNIE VRIJZINNIGE VERENIGINGEN.
e eerste opdracht van de publieke overheden is te verzekeren dat alle rechten en publieke vrijheden kunnen uitgeoefend worden. Het recht op veiligheid, het recht op leven in waardige omstandigheden en ook het recht op autonomie van elke persoon en de vrijheid van geweten en meningsuiting.
D
Om elke burger het vermogen van autonomie en de effectieve uitoefening van een vrijheid van geweten en meningsuiting te verzekeren, hebben de publieke overheden noodzakelijkerwijze de plicht om aan alle toekomstige burgers, met name de kinderen, een opleiding aan te bieden. Ze hebben ook de plicht om een strikte onpartijdigheid in acht te nemen ten opzichte van de filosofische en religieuze overtuigingen.
De scheiding tussen Kerk en Staat of de lekenpolitiek - de plicht van onpartijdigheid Philippe Grollet
Sedert de Franse wet van 1905 waarvan we het 100jarig bestaan vieren, zijn we gewoon om te spreken van ‘de scheiding tussen Kerk en Staat’, maar het gegeven moet uiteraard veralgemeend worden naar de verhoudingen die de publieke overheden in het algemeen (de staten, de Europese instellingen, de internationale organisaties, de regio’s, de departementen, de gemeentebesturen) enerzijds kunnen onderhouden met anderzijds de kerken, de diverse religieuze gemeenschappen alsook met de verenigingen van vrijdenkers, kortweg de confessionele en niet-confessionele gemeenschappen.
legt op om alle burgers op een identieke manier te behandelen, ongeacht of ze tot deze godsdienst behoren of een andere of dat ze geen enkele godsdienst belijden. Het is in dat opzicht dat men kan zeggen dat de godsdiensten en de confessionele en niet-confessionele overtuigingen (en natuurlijk ook de afwezigheid van een overtuiging) tot de privé-sfeer van de personen behoren in de zin dat de publieke overheid geen vat kan hebben op deze overtuigingen of de afwezigheid van overtuiging, die als dusdanig geen enkel recht of verplichting toekennen andere dan deze van het gemene recht.
Deze plicht van onpartijdigheid van de publieke overheden ten opzichte van de filosofische en religieuze overtuigingen en de instellingen (kerken en organisaties die er van afhangen) is niet anders dan de lekenpolitiek.
Wil dit zeggen dat de lekenpolitiek zich noodzakelijk vertaalt volgens de formulering die het eerste artikel van de Franse wet van 1905 verkondigt: "De Republiek verzekert de vrijheid van geweten. Ze waarborgt de vrije uitoefening van de erediensten behoudens de beperkingen (hierna) uitgevaardigd in het belang van de openbare orde."
De lekenpolitiek verbiedt de publieke overheid om partij te kiezen in het filosofisch en religieus debat. Ze verbiedt aan de Staat en de publieke overheden om een godsdienst of een overtuiging te bevoordelen. Ze UVV-info sept. - okt. 2005
46
Het antwoord is ja!
Vertaalt de lekenpolitiek zich noodzakelijk door de formulering afgekondigd in het begin van artikel 2 van dezelfde wet: "De Republiek erkent, salarieert en subsidieert geen enkele eredienst."
Welke kunnen deze zijn:
Het antwoord is neen!
Dat lijkt evident en nochtans voorzien of voorzagen verschillende concordataire regimes (en met name dit van Napoleon) een bevoegdheidsverklaring door het staatshoofd ter gelegenheid van de benoeming van bisschoppen. Een staat zoals Turkije, die algemeen beschouwd wordt als een lekenstaat, kent de imams en het religieus personeel in zijn geheel het statuut van staatsambtenaren toe, onder het gezag van de minister van Erediensten. Men kan niet zeggen dat in dat geval het principe van de lekenpolitiek gerespecteerd wordt. Niet meer dan in andere landen, nochtans even democratisch als het Verenigd Koninkrijk, waar een meerderheidsgodsdienst het statuut van staatsgodsdienst heeft.
Het antwoord is niet negatief uit principe: de Staat die werkelijk geen enkele eredienst salarieert of subsidieert zou ongetwijfeld voldoen aan het voorschrift van onpartijdigheid en dus aan de eis van de lekenpolitiek. Maar de objectiviteit gebiedt ons vast te stellen dat geen enkele Staat dit principe toepast. Zelfs Frankrijk niet. Kan men mij inderdaad uitleggen hoe men het exclusieve gebruik van publieke gebouwen zoals kathedralen, kerken, synagogen of tempels kan toekennen, kan reserveren voor het gebruik door bepaalde erediensten, onder de autoriteit van de hiërarchie van een bepaalde Kerk of een bepaalde religieuze gemeenschap, zonder de erediensten te erkennen die er van genieten en zelfs zonder de gezagdragers te erkennen die zich beroepen op deze erediensten? Kan men mij uitleggen hoe men door de gemeenten, de departementen of de Staat, de onderhoudskosten (klein onderhoud, groot onderhoud) kan laten dragen en in bepaalde gevallen de heropbouw van gebouwen van de eredienst zonder deze erediensten te erkennen en ze te subsidiëren (indien niet in geld dan minstens in natura)? Kan men mij uitleggen hoe men de aalmoezeniers kan bezoldigen in de gevangenissen, in het leger, in de ziekenhuizen en zelfs in de internaten van de publieke lycea zonder voorafgaand de erediensten en zelfs de religieuze gezagdragers, die deze aalmoezeniers bevoegd verklaren, te erkennen? Het is zeker dat de Franse wet van 1905, die merkwaardig is in vele opzichten, in zijn artikel 2 een fictie invoert… zoniet een misleiding die onthult dat deze tekst wel degelijk het politieke product van een compromis is, ontstaan uit een machtsverhouding, in een bepaalde historische context. Nadenken over een universele definitie van de lekenpolitiek (of een definitie die tenminste geschikt is om toepasbaar te zijn in Europa) impliceert het vasthouden aan zekere principes.
1 Het is de publieke overheden verboden om tussen te komen in de interne organisatie van de confessionele en niet-confessionele gemeenschappen.
2 De Kerken en confessionele en niet-confessionele gemeenschappen krijgen geen voorrechten toegekend bij de uitoefening van de publieke macht. De Staat delegeert hen geen enkel deeltje van de openbare dienst. Dat lijkt ook evident en nochtans laat een belangrijk aantal landen, zowel in Europa als elders, een belangrijk en vaak essentieel deel van de openbare dienst over aan de Kerken op het vlak van onderwijs, openbare gezondheidszorg en hulpverlening naar personen en dit met staatsgelden. Bepaalde landen kennen aan het religieuze huwelijk wettelijke gevolgen toe en delegeren op deze wijze aan de geestelijkheid bepaalde functies van de ambtenaren van de burgerlijke stand. 3 De beslissingen van de kerkelijke autoriteiten hebben geen enkele wettelijke kracht en uit het religieus recht (canoniek recht, sharia, talmoed enz.) kan geen enkel wettelijk gevolg vloeien. In toepassing van dit principe kan niemand zich onttrekken aan een wettelijke verplichting of verbod omwille van een religieus voorwendsel. Men zal zonder te veel moeilijkheden aanvaarden dat de ouders, getuigen van Jehova, zich niet kunnen onttrekken aan de verplichting om hun kind een bloedtransfusie te geven die medisch onmisbaar geacht wordt, ondanks het religieus voorschrift op straffe van vervolging in hoofde van het niet verlenen van bijstand aan een persoon in gevaar. Men zal ook aanvaarden dat het religieus voorschrift van de moslimbegrafenis in volle grond niet te verkiezen valt boven de wettelijke voorschriften betreffende de 47
UVV-info sept. - okt. 2005
De filosofische en religieuze overtuigingen en de publieke overheden
organisatie van de teraardebestelling in functie van dwingende sanitaire normen. Maar alle voorbeelden zijn niet zo evident en eenvoudig. Hier en daar groeit een schrikwekkend gevaar voor de scheiding tussen Kerk en Staat die recent in Canada een zeer verontrustende ontwikkeling kende. De heer Syed Mumtaz Ali, een advocaat op rust uit Ontario, die gedurende jaren actie voerde om de islamitische principes betreffende het familierecht en erfrecht te kunnen gebruiken om geschillen op te lossen die voorkomen binnen de moslimgemeenschap in Canada, heeft zeer handig de wet op de arbitrage gebruikt zoals deze georganiseerd is in Ontario. Deze wet staat inderdaad toe aan de partijen met een geschil om vrij hun geschil betreffende verschillende materies, in het bijzonder familiaal en erfrechtelijk, voor te leggen. Dat is geen bezwaar. In 2003 heeft de heer Syed Mumtaz Ali de oprichting aangekondigd van een Islamitisch Instituut voor burgerlijk recht. Volgens zijn initiatiefnemer heeft dit instituut als opdracht geschillen te beslechten volgens het islamitisch privaat recht. Deze diensten worden aangeboden aan de moslimgemeenschap van Ontario onder de vorm van een ‘shariarechtbank’, zoals de wet op de arbitrage van 1991 toestaat met als gevolg dat, wanneer een rechter een beslissing neemt over een geschil, zijn beslissing definitief is en de partijen bindt, die zich alleen tot de lokale seculiere Canadese rechtbank kunnen richten om ze te laten uitvoeren. De rechtbank beschikt over geen enkele bevoegdheid van beoordeling betreffende de zaak. Deze zaak roept heel wat reacties op in Canada en het feit dat de ereprocureurgeneraal, mevrouw Marion Boyd in een rapport van december laatstleden aan de autoriteiten heeft aangeraden het systeem, mits enkele detailaanpassingen, te behouden dat de toepassing van de sharia legitimeert via de arbitragerechtbanken zoals het Islamitisch Instituut voor burgerlijk recht, geeft een idee van de ernst van het probleem en het feit dat het zo ver weg van ons ontstaan is, is niet van die aard om ons gerust te stellen. 4 De publieke overheden kunnen aan de confessionele of niet-confessionele gemeenschappen, aan hun organen, aan hun vertegenwoordigers geen subsidie toekennen, noch hulp, noch gebouw, noch vrijstelling tenzij krachtens de wet en met het respect van de principes van gelijkheid en niet-discriminatie. Ik heb daarnet gezegd en ik blijf erbij dat de eerste zin van artikel 2 van de Franse wet betreffende de scheiding tussen Kerk en Staat "De Republiek erkent, salarieert en subsidieert geen enkele eredienst" slechts een bezwerend karakter heeft. Een dergelijke verklaring die niet overeenkomt met de realiteit voldoet niet, noch intellectueel, noch politiek. UVV-info sept. - okt. 2005
48
Vanaf het ogenblik dat de burgers in hun geheel zich schikken in het ten laste nemen door de staatskas van de onderhoudskosten van een gebouw van een eredienst, van de seminaries en de aalmoezenierswoningen, is het niet de vraag te weten of de Staat de erediensten erkent, salarieert en subsidieert, maar wel volgens welk criterium hij ze erkent, waarom hij deze erkent en andere niet en hoe hij de staatsgelden toekent onder de vorm van salaris, subsidie, vrijstelling of anders, en of bij dit alles de principes van gelijkheid en niet-discriminatie gerespecteerd worden of niet. Vanaf het ogenblik dat de burgers in hun geheel (of in ieder geval een voldoende meerderheid) zich akkoord verklaren om de onderhoudskosten van gebouwen van de eredienst, van seminaries en aalmoezenierswoningen ten laste te nemen van de staatskas, is het raadzaam dit te erkennen en te organiseren in een democratische transparantie en in gelijkheid. Het past dat de publieke overheid de mogelijkheid van de erkenning opent met alle voordelen die erbij horen, voor alle overtuigingen, confessionele en niet-confessionele, op basis van identieke criteria. Of anders onttrekt men alle kathedralen, alle kerken, alle tempels, alle synagogen aan hun vroegere bestemming en stuurt men alle aalmoezeniers weg uit de legers, de ziekenhuizen en de gevangenissen. Liever dan zich vast te klampen aan een even utopische slogan (in de eerste betekenis van de term: utopia, land van nergens) is het verkieslijker zich serieus in te spannen om voorwaarden vast te stellen voor de erkenning van de confessionele gemeenschappen en in alle helderheid de tarieven vast te stellen van de voordelen die hen toegekend worden terwijl men natuurlijk waakt over de toepassing van een gezonde billijke verdeling waarbij men de verenigingen van vrijdenkers niet opzij zal schuiven. Is het inderdaad niet schokkend te zien dat een militair, een gehospitaliseerde patiënt, een gevangene in de meeste Europese landen kan genieten van een morele bijstand door de aalmoezenier van zijn keuze, katholiek, moslim, jood of protestant, terwijl de agnost of atheïst die zich bevindt in dezelfde moeilijke omstandigheden van nood en isolement niet kan terugvallen op een niet-confessionele morele bijstand die zijn levensbeschouwing respecteert. Buiten Nederland, België en een paar Scandinavische landen, zijn er weinig die een niet-confessionele
morele bijstand organiseren als alternatief voor de aalmoezenierschappen (met dien verstande dat de psychologische en sociale diensten die verbonden zijn aan de militaire instellingen, ziekenhuizen een totaal ander doel hebben en niet beantwoorden aan hetzelfde verwachte onafhankelijke en broederlijke luisteren). Is het ook niet schokkend om de zondagmorgen op een publieke zender de uitzendingen van moslims, protestanten, Israëlieten en katholieken elkaar te zien opvolgen zonder dat de vrijzinnige gedachte (en ik noem hier niet meer de lekenpolitiek, synoniem van onpartijdigheid van de publieke overheid, maar de lekenfilosofie, synoniem van persoonlijk engagement op basis van waarden ontdaan van elke bovennatuurlijke of magische verwijzing). In Europa zijn de landen nog zeldzaam waar de vrijzinnige gedachte (hier spreek ik nog van lekenfilosofie, synoniem van vrijdenken en atheïstisch of agnostisch humanisme) erkend is en aanwezig op de publieke televisie op dezelfde wijze als de religieuze denkbeelden. 5 De publieke overheden houden op met hun protocol in overeenstemming met de eis van onpartijdigheid. De publieke overheden organiseren slechts burgerlijke of pluralistische plechtigheden en roepen slechts op om deel te nemen aan de plechtigheden met dergelijk karakter. Een lekenstaat respecteert zijn plicht van onpartijdigheid zowel in de grond van de zaak als symbolisch. Het plaatsen van de kardinaal aan het hoofd van het protocol van de Staat, voor de voorzitter van het parlement, voor de eerste minister en de voorzitters van de hogere gerechtshoven, zoals België en andere landen doen, het toekennen van de eerste plaats van het diplomatieke korps aan de pauselijke nuntius zoals in Frankrijk en de meerderheid van de landen, dat is uiteraard niet het respecteren van de eis van de onpartijdigheid van de Staat. Het organiseren van een grote staatsmis ter gelegenheid van een collectieve rouw, naar aanleiding van het overlijden van een staatshoofd of een nationale ramp die per definitie in de rouw gelovigen van alle godsdiensten en ongelovigen, religieuzen, agnosten en atheïsten verenigt, dat is evident niet het respecteren van de plicht van onpartijdigheid van de Staat, evenmin als het graveren van de formule
‘God met ons’ op de Nederlandse munten van 1 en 2 euro. De eed laten afleggen op de bijbel of een aanroeping van de godheid toevoegen in de wettelijke eedformule is ook niet conform met de eis van onpartijdigheid van de Staat. Bij deze vijf principes zou ik nog een ander toevoegen dat een hoofdstuk op zich verdient: De school van het burgerschap Een van de voornaamste opdrachten van de onpartijdige lekenstaat is het organiseren van een onderwijs dat aan alle kinderen, zonder onderscheid van sociale of religieuze afkomst, de middelen voor vorming biedt die er verantwoordelijke volwassenen van maken, bezitters van kennis en bekwaamheid, volwaardige burgers, autonoom en solidair, gevormd tot kritische geesten. De tijd ontbreekt ons om hier dit essentieel aspect te ontwikkelen. Laten we toch de aandacht vestigen op twee gevaren die voortdurend de school van het burgerschap bedreigen: -de commercialisering van het onderwijs en het uiteenvallen van het schoolsysteem in enerzijds gettoscholen en anderzijds sociale elitescholen; -en de communautarisering van het onderwijs die in veel landen begunstigd wordt door de delegatie van de publieke overheid van het onderwijs aan religieuze gemeenschappen. In twintig minuten is het helaas niet mogelijk om een snelle inventaris op te stellen van de principes die de relaties tussen de publieke overheden en de filosofische of religieuze overtuigingen zouden moeten sturen. Ter herinnering: de principes zijn: 1.De niet-inmenging van de Staat in de geloofsorganisaties 2.De niet-inmenging van de erediensten en de geloofsorganisaties in de Staat 3.De voorrang van de burgerlijke wet op elke religieuze autoriteit 4.Gelijke toegang tot de erkenning en de subsidies (niet-discriminatie) 5.Het niet communautariseren van de openbare dienst En vooral: de school van het burgerschap. Als het onmogelijk is om een stand van zaken te schetsen van elk van de Europese landen voor deze zes criteria, dan is het in ieder geval mogelijk vast te stellen dat geen enkel land zich kan beroemen op een bereikte laïcité (‘laïciteit’). Het lijkt me overi49
UVV-info sept. - okt. 2005
De filosofische en religieuze overtuigingen en de publieke overheden
gens dat het concept even bedrieglijk zou zijn als te spreken over de bereikte democratie. De democratie is geen staat. Het is een poging waar vooruitgangen, verstarring, nederlagen en nieuwe vooruitgangen elkaar opvolgen. Niets is ooit verworven. Niets is ooit verloren. De laïcité is zoals de democratie. Ze maakt er wezenlijk deel van. Ze graveert zich niet in het marmer. Ze herleidt zich niet tot een wettekst, zoals deze van 1905. De laïcité is een lange weg waarvan de oorsprong zich verliest in de oude geschiedenis. Een weg waarvan de Verlichting een referentie is, de Franse revolutie en de wet van 1905 richtsnoeren. Het is een steile weg met zijn hoogten en laagten. Het is een geheel van principes waarvan we alle inzetten scherpzinnig, dapper en stipt moeten bevatten. Het is een geheel van principes waarvoor we steeds moeten strijden om deze realiteit te integreren die zich voor ons als onvermijdbaar oplegt: de laïcité zal vooruitgaan of achteruitgaan in Europa (en in de wereld) maar geen enkel land, zelfs een zeer groot land, kan zich de uitzondering ervan voorbehouden. Het is niet alleen de zaak van de ongelovigen gezonde relaties vast te leggen tussen de publieke overheden en de filosofische en religieuze overtuigingen van de burgers, het is te zeggen het bewaren van de onpartijdigheid van de Staat en de neutraliteit van de publieke ruimte, het gemeenschappelijk patrimonium, het is te zeggen het opbouwen van de lekenpolitiek.
Vrij •
Het is de zaak van alle democraten (welke ook hun privé-meningen zijn betreffende religie, het geloof of de twijfel, het geloof of het atheïsme) De lekenpolitiek is niet het eigen jachtterrein van de vrijdenkers, zelfs al zijn zij vaak de meest trouwe verdedigers ervan. Maar het slagen van de lekenpolitiek, en dus het bouwen van een humanistische samenleving voorzien van onpartijdige instellingen vereist, dat binnen de schoot van deze samenleving met diverse overtuigingen de vrijdenkers goed levend zijn, goed actief, goed zichtbaar, goed hoorbaar, dus goed georganiseerd! Er zal geen humanistische maatschappij bestaan en geen waarlijk pluralisme in de publieke ruimte als het discours over de zin gemonopoliseerd wordt door de gelovigen. Opdat een alternatief discours, alternatieve discours hoorbaar zouden zijn moet de lekenfilosofie (het is te zeggen de laïcité van het engagement van personen en niet alleen de laïcité van de onpartijdigheid van de instellingen) zich organiseren, zich verenigen en een partner worden waar men niet omheen kan in elk maatschappelijk en ethisch debat. Er zal ook geen humanistische maatschappij en geen waarlijk pluralisme op het Europese vlak zijn dat reeds de maatstaf is van de economische en sociale realiteiten en die morgen (als dat bevalt of niet) de maatstaf zal zijn van de politieke en sociale realiteiten, als er niet op Europees niveau een grote gestructureerde vrijzinnige beweging opgericht wordt. En wat dit punt betreft, beste vrienden, moet nog alles gebeuren. Of bijna.
• zinnig
Jenoff Van Hulle
Harry Potter en paus Benedictus XVI schieten blijkbaar niet goed op met elkaar. De laatste verwijt de eerste zijn esoterische tovenarij aan te wenden om de christelijkheid van jonge zieltjes te vervormen. Terwijl de eerste beweert dat hij enkel het goede voorheeft met de mensheid. Maar zoals vaak dient men de oorzaak van ruzie en conflict te zoeken in stress of vermoeidheid en zijn de beschuldigingen niet gemeend. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de paus onvindbaar was voor commentaar en hij op dat moment op reis was. Een wijze beslissing, zoals het een wijs man betaamt. Al was het maar om te onthaasten, het conflict eens rustig te beschouwen en zo het vredesproces tussen beide protagonisten een kans op slagen te geven. Want, geef toch toe: het zou jammer zijn indien verkeerde redenen een wederzijds misprijzen in stand houden. Harry Potter is misschien soms wat onstuimig, maar heeft het echt niet zo slecht bedoeld.
UVV-info sept. - okt. 2005
50
Vijf winnaars krijgen elk een verrassingspakket.
Oplossing vorig nummer Het sleutelwoord dat we zochten was VERGRIJZING
Hoe maakt u kans? Vul snel het kruiswoordraadsel in en stuur het sleutelwoord vóór 19 september 2005 naar de Unie Vrijzinnige Verenigingen, Brand Whitlocklaan 87 te 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe of fax het door op nummer 02/735 81 66.
Winnaars vorig nummer
De oplossing verschijnt samen met de namen van de vijf winnaars in het volgende nummer.
Uit de juiste inzendingen kwamen volgende vijf winnaars uit de bus: Eddy Moerman uit Brugge
VOORNAAM
Remi Vansintejan uit Mechelen
NAAM
Winnie Vermeulen uit Edegem
GEBOORTEJAAR
M
❏
V
❏
Asnes Vanvolsem uit Ronse Fieke Van De Kop uit Brussel
ADRES
KRUISWOO D
Zij kregen elk tickets voor het Dierenpark Planckendael. Z W E E D S
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
RA A D S E L 5
© Puzzelland
J O• N G E R EE N N C U LT U U R Zintuiglijke prikkeling zonder weerga Jenoff Van Hulle
HET NIEUWE SCHOOLJAAR IS AANGEBROKEN. VOOR ONZE JONGE GENERATIE BETEKENT DIT: OPNIEUW VROEG OPSTAAN, STIL ZITTEN, AANDACHTIG LUISTEREN EN VEEL HUISWERK MAKEN .
KORTOM:
EEN HONDENLEVEN.
MOOSS VZW PROBEERT DE PIJN TE VERZACHTEN EN BIEDT DE KANS OM CREATIEF UIT TE BREKEN. Als landelijke jeugddienst voor actieve kunsteducatie biedt Mooss vzw sinds 1981 workshops en programma's aan. De organisatie doet aan actieve kunstbeoefening, kunstbeschouwing en kunstbeleving met een educatief doel. Ze wil het vermogen om kunst in al haar uitingen, aan te voelen, te waarderen, te beleven en er mee om te gaan, ontdekken, versterken en verdiepen. Haar doelgroep zijn kinderen, jongeren en hun begeleiders.
Mooss proudly presents:
»» Licht Gekanteld (festival-Leuven) ««
»» Workshops in Antwerpen ««
»» Tien audiovisuele workshops ««
De Licht Gekanteld editie 2005 is 2 dagen (23-24 september) beeld, dans, theater, circus, film, muziek en tal van kleine bijzondere verrassingen zonder franje. Mooi, lief, hard, ruw, lelijk, zacht, uitdagend, niks, nul… Boeiend zonder meer!
Mooss vzw organiseert in samenwerking met Kavka een hele waaier workshops voor jongeren (vanaf 14 jaar) in Antwerpen. Die zijn zoals gewoonlijk kunstzinnig, creatief en vol actie.
De Licht Gekanteld editie 2005 staat op hoge temperatuur te pruttelen en belooft opnieuw een ware knaller te worden. Ingrediënten blijven ongewijzigd: een bundel jongeren bekijkt kritisch allerlei kunstzinnige brouwsels van jonge makers, programmeren en organiseren.
Keuze uit: ¬ Salsa ¬ Video clipping ¬ Improvisatietheater ¬ Musical ¬ Gips en kleiwerkplaats ¬ Foto Basics ¬ Beeldenreeksen (fotografie voor gevorderden) ¬ Mode ¬ R ’n’ B singing
In de maanden september, oktober en november 2005 biedt Mooss vzw 10 originele workshops aan -gratis en voor niks!- aan culturele centra, jeugdorganisaties enz in VlaamsBrabant… van telkens 2 volle dagen en dit in het kader van Artefact. Artefact (een organisatie van ‘t STUK, Mooss en de Filmfabriek in opdracht van de provincie Vlaams-Brabant) bundelt een aantal activiteiten rond kunst en nieuwe media in culturele centra, jeugdhuizen en andere organisaties in de provincie Vlaams-Brabant.
Een absoluut verplicht nummer! Licht Gekanteld is een schitterend samenwerkingsproject van Artforum vzw, Cultuurcentrum Leuven en Mooss vzw.
Inlichtingen en inschrijvingen Kavka, Oudaan 14 2000 Antwerpen Surf naar www.mooss.org en www.kavka.be
Meer info 016/23.71.59 (artforum/stijn) 016/25.60.22 (mooss/nele)
[email protected] www.lichtgekanteld.be UVV-info sept. - okt. 2005
52
Er is de keuze uit 2 verschillende workshops: audiovisuele installaties en weblogging.
Voor meer informatie Mooss vzw Diestsesteenweg 104 3010 Leuven tel.: 016/25.60.22 e-mail:
[email protected] website: www.mooss.org
Is de maan IS
DE MAAN EEN GROTE BANAAN OF EEN BOL KAAS MET GATEN ?
OP DE MAAN ? LEN ?
W AT
K OMEN
W ONEN
JongerenenCultuur
een grote banaan of een bol kaas met gaten? ER MENSEN
WENSEN UIT, WANNEER JE ZE DOET ALS JE EEN STER ZIET VAL -
MOET JE DOEN OM ASTRONAUT TE WORDEN ?
B ESTAAN
ER MARSMANNE -
TJES EN ZO JA , ZIJN ZE APPELBLAUWZEEGROEN ?
STEEDS ZIN GEHAD OM DOOR EEN GROTE TELESCOOP NAAR DIE FONKELENDE EINDELOZE STERRENHEMEL TE LOEREN? ZIN OM DE GEHEIMEN VAN DE RUIMTE TE ONTDEKKEN?
D AN
KAN
U RANIA
JE ZEKER HELPEN VIA
A STROKIDS
laanderen kent vijf Volkssterrenwachten die je graag inwijden in de wondere wereld van de sterrenkunde. Urania is één van die vijf. De naam Urania is ontleend aan de Griekse mythologie. In de Oudheid was Urania de muze van de sterrenkunde. Tegenwoordig probeert Urania, de sterrenwacht dan, je te inspireren tot sterrenkunde en aanverwante wetenschappen als weerkunde en ruimtevaart.
V
OF
O BERON .
Voor Urania’s jongeren wordt met de opendeurdagen Sonny Van de Steene een leuk jaar aangeboden met interessante activiteiten.
Urania stelt haar deuren wagenwijd open voor het grote publiek in het tweede weekend van september (vrijdag 9 september 2005 van 20u tot 24u, zaterdag 10 september 2005 van 14u tot 24u en zondag 11 september 2005 van 10u tot 19u). Het centrale thema van deze opendeurdagen is het weer op aarde en andere planeten. Een tentoonstelling laat de bezoekers kennismaken met een aantal boeiende weerfenomenen. In de weertuin en het weerlabo kan je zien hoe het weer wordt opgemeten en voorspeld. Voor de jonge bezoekers is er een speciaal parcours doorheen de sterrenwacht uitgestippeld. Op zaterdag en zondag is er om 15u telkens een voordracht, o.a. over het weer en het klimaat op aarde en het weer op andere planeten, en zaterdagavond is er ook een star-party. Bezoekers kunnen dan door een professionele telescoop een blik in het heelal werpen. Nieuw dit jaar is dat er een aantal doe-opdrachten van Technopolis zullen zijn. Op maandag 3 oktober zijn we in België getuige van een gedeeltelijke zonsverduistering. Tijdens de opendeurdagen verneem je alles over het veilig waarnemen van dit fenomeen, waar je allemaal op moet letten, welke filters je kan gebruiken en waar je het best gaat kijken. Verder kan je een bezoekje brengen aan de waarnemingstoren, het kijkerbouwatelier, de waarnemingsbox, het weerstation, het documentatiecentrum en de astroshop.
Astrokids Wil je zelf een raket bouwen, wil je de weg leren kennen aan de sterrenhemel, wil je weten of er buitenaardse wezens wonen op andere planeten en zoveel meer, dan is er Urania’s Astrokids. Tijdens het schooljaar gaat de leuke 10-delige lessenreeks Sterrenplukkers door voor jonge sterrenfanaten tussen 7 en 11 jaar. De lessen gaan door iedere eerste zaterdag van de maand van 14u tot 16u. Voorkennis is niet vereist, motivatie is heel belangrijk! De lessen zijn gericht op hen die zich ernstig willen verdiepen in de wonderen van het heelal… Tijdens de kerstvakantie, de paasvakantie en de zomervakantie wordt Urania telkens voor enkele dagen het speelterrein van de kleinste astronomen. De leuke Astrokids-sterrenkampen worden dan georganiseerd. Gedurende enkele dagen kunnen jullie je dan onderdompelen in een speels sterrenkundebad. Van sterrenspelletjes tot zonnewaarnemingen, van een voorstellingen tot het werken met telescopen… Ervaren monitoren van Urania Mobiel en van de jeugd53
UVV-info sept. - okt. 2005
Is de maan een grote banaan of een bol kaas met gaten?
werkgroep Oberon maken jullie op een plezierige en didactische manier vertrouwd met astronomie, ruimtevaart en weerkunde.
Oberon. Gemotiveerde jongeren tussen 15 en 25 jaar die al een tijdje actief zijn binnen Oberon. Van echte leraars kan je dus niet spreken!
Deelnemingsbijdrage cursus Sterrenplukkers: € 49 (lidgeld Urania + cursus).
Wanneer je meer dan twee derden van de lessen hebt bijgewoond, krijg je een getuigenschrift op het einde van het jaar. Deelnemingsbijdrage Jeugdcursus: € 20 + € 22 lidgeld Urania
Oberon Oberon is niet alleen de naam van een maan van Uranus, maar is ook de jeugdwerking van volkssterrenwacht Urania. Ze richt zich naar jongeren van 12 tot 25 jaar. Voor de jongeren van 12 tot 15 jaar wordt een inleidende cursus georganiseerd over verschillende onderwerpen van de sterrenkunde: de sterrenbeelden, de zon, de maan, planeten, vallende sterren… Deze cursus is de ideale aanloop naar een leuke toekomst vol sterren en planeten! De lessen vinden plaats op zaterdagvoormiddag van 10u tot 12u in de lokalen van de sterrenwacht Urania. Af en toe is er ook les op vrijdag- of zaterdagavond. Dan organiseert Oberon een planetariumsessie of een waarnemingsavond, om je een beetje vertrouwt te maken met de nachtelijke sterrenhemel. Je leert dan op een ontspannen manier omgaan met al het beschikbare waarnemingsmateriaal, zoals verrekijkers en telescopen. Als je nu denkt dat je iedere lesochtend steeds dezelfde oude professor voor je neus zal zien staan, dan heb je het goed mis. De lessen van de Jeugdcursus worden namelijk gegeven door een team van jongeren uit
UVV-info sept. - okt. 2005
54
En om je sterrenkundige honger volledig te stillen wordt er ook nog minstens één keer per jaar een 3-daagse georganiseerd. Een 3-daagse is een soort van minikamp. ’s Nachts ga je waarnemen en overdag wordt er een combinatie van werkkringen, workshops en voordrachtjes aangeboden. Tussendoor worden nog andere activiteiten aangeboden. Heerlijk met andere Oberianen de geheimen van de ruimte ontsluieren en aanzien. Daarbij komt ook nog het jaarlijkse waarnemingskamp. Het is de climax van het jaar! Het kamp valt altijd in augustus, omdat dit dé zomermaand is om buiten waar te nemen. Waarnemen is dan ook het hoofddoel van het kamp. De telescopen worden meegenomen en de donkerste plekjes, waar de fonkelende sterrenhemel op zijn best is, van Frankrijk of Nederland worden opgezocht. Betekent dit nu dat je vanaf 16 jaar uit de boot valt? Nee, de ‘ouderen’ kunnen gewoon aansluiten bij Oberon en eventueel de cursus Algemene Sterrenkunde volgen om volledig up-to-date te zijn. Ben je nu verschrikkelijk nieuwsgierig geworden? Heb je de kriebel te pakken? Kom je graag iets meer te weten over sterrenkunde? Aarzel dan niet en contacteer Urania voor meer informatie. Volkssterrenwacht Urania vzw J. Mattheessensstraat 60 B-2540 Hove Tel: 03/455.24.93 Fax: 03/454.22.97 E-mail:
[email protected] http://www.urania.be
UNIE VRIJZINNIGE VERENIGINGEN v.z.w. FEDERAAL SECRETARIAAT Brand Whitlocklaan 87 1200 Sint-Lambrechts-Woluwe tel. 02/735.81.92 fax 02/735.81.66 e-mail:
[email protected] website: www.uvv.be
Centra Morele Dienstverlening BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST PCMD Brussel Stalingradlaan 18-20 - 1000 Brussel tel. 02/242.36.02 - fax 02/242.56.17 e-mail:
[email protected]
CMD Jette Wordt geopend in het najaar.
PROVINCIE ANTWERPEN PCMD Antwerpen Van Putlei 52 - 2018 Antwerpen tel. 03/259.10.80 - fax 03/259.10.89 e-mail:
[email protected]
CMD Antwerpen Breughelstraat 60 - 2018 Antwerpen tel. 03/227.47.70 e-mail:
[email protected]
CMD Herentals Lantaarnpad 20 - 2200 Herentals tel. 014/85.92.90 - fax 014/85.44.39 e-mail:
[email protected]
CMD Mechelen O.-L.-Vrouwestraat 29 - 2800 Mechelen tel. 015/45.02.25 - fax 015/43.55.19 e-mail:
[email protected]
CMD Turnhout P. de Nefstraat 2 - 2300 Turnhout tel. 014/42.75.31 - fax 014/42.54.40 e-mail:
[email protected]
PROVINCIE LIMBURG
PROVINCIE VLAAMS-BRABANT
PCMD Hasselt
PCMD Leuven
A. Rodenbachstraat 18 - 3500 Hasselt tel. 011/21.06.54 - fax 011/23.55.16 e-mail:
[email protected]
CMD Maasland Pauwengraaf 63 - 3630 Maasmechelen tel. 089/77.74.21 - fax 089/77.74.22 e-mail:
[email protected]
CMD Tongeren
Brusselsestraat 78 - 3000 Leuven tel. 016/23.56.35 - fax 016/20.75.47 e-mail:
[email protected]
CMD Halle Molenborre 28/02 - 1500 Halle tel. 02/383.10.50 - fax 02/383.10.51 e-mail:
[email protected]
CMD Vilvoorde
Vlasmarkt 11 - 3700 Tongeren tel. 012/45.91.30 - fax 012/45.91.39 e-mail:
[email protected]
Vlaanderenstraat 69 - 1800 Vilvoorde tel. 02/253.78.54 - fax 02/253.57.87 e-mail:
[email protected]
PROVINCIE OOST-VLAANDEREN
PROVINCIE WEST-VLAANDEREN
PCMD Gent
PCMD Brugge
Coupure Rechts 4 - 9000 Gent tel. 09/233.52.26 - fax 09/233.74.65 e-mail:
[email protected]
CMD Aalst Koolstraat 80-82 - 9300 Aalst tel. 053/77.54.44 - fax 053/77.97.70 e-mail:
[email protected]
CMD Ronse Zuidstraat 13 - 9600 Ronse tel. 055/21.49.69 - fax 055/21.66.68 e-mail:
[email protected]
Jeruzalemstraat 51 - 8000 Brugge tel. 050/33.59.75 - fax 050/34.51.69 e-mail:
[email protected]
CMD Ieper Korte Torhoutstraat 4 - 8900 Ieper tel. 057/23.06.30 - fax 057/23.06.39 e-mail:
[email protected]
CMD Kortrijk Overleiestraat 15A - 8500 Kortrijk tel. 056/25.27.51 - fax 056/25.27.53 e-mail:
[email protected]
CMD Sint-Niklaas Ankerstraat 96 - 9100 Sint-Niklaas tel. 03/777.20.87 - fax 03/777.31.64 e-mail:
[email protected]
CMD Zottegem Kastanjelaan 73 - 9620 Zottegem tel. 09/326.85.70 - fax 09/326.85.73 e-mail:
[email protected]
Unie Vrijzinnige Verenigingen
www.uvv.be