Juni 2013, aanloop “Wanneer gaan jullie op vakantie?”, vraagt een vriendin. “Over twee weken al!”, app ik blij terug. Dan vraagt ze of we er al helemaal klaar voor zijn en ik schrik een beetje van de hele lijst met to do’s die ik, voor ik het weet, terug app. Wat is dat toch met zeilen, dat je nooit klaar bent om te gaan? De eerste aanloop naar de vakantie begint half juni. Met twee opstappers en drie riffen gaat de tocht van thuishaven Medemblik naar zusterhaven Amsterdam. Als je deze zomer wilt zeilen, moet je er tegen kunnen dat je met 7 Bft en veel wolken zeilt. Mijn opstappers zijn ook allebei instructeur en in no time hebben ze de Dwaalster doorgrond. We zeilen met veel kleren aan vrij relaxed naar de plaats van bestemming, met om ons heen schepen met gescheurde en fladderende rolfok en opvarenden die de regels niet helemaal kennen of er creatieve methoden op na houden om aan te leggen. We gaan er eens lekker voor zitten en gunnen ieder zijn leermoment. Stiekem ben ik opgelucht dat ik de noodgedwongen thuisgebleven kapitein Tjeerd geen schade hoef te rapporteren. Mijn opstappers zijn kritisch en stellen allerlei vragen. Zoals: “Waarom hebben jullie zo’n extra bolling in de genua?”. Nadere inspectie met de verrekijker vanaf het voordek leert dat het stiksel van de UV-beschermingsstrip los zit, waardoor de strip wind vangt en opbolt. Toch nog een schademelding aan de kapitein. En een extra puntje op de to do-list: zeilmaker zoeken. En dat doen we heel efficiënt: de genua gaat naar beneden, opgevouwen de zeilzak in, mee naar huis, mee terug naar de Dwaalster, wordt gehesen en gebruikt, weer gestreken en gevouwen en dán pas bij de zeilmaker afgeleverd. Maar voor het zover is, moeten we eerst besluiten of we met deze genua en –verrassendzuidwest 7 Bft over zee van Amsterdam naar Stellendam zullen varen. Ik weet niet wat jij zou doen in de schaarse tijd tussen twee werkweken in, maar wij kiezen de Staande Mastroute. Er zit een uur tussen de vrijdagmiddagborrel op mijn werk en het moment dat ik het kajuitluik openschuif. Een half uur later arriveert kapitein Tjeerd met alle spullen en weer een uur later hebben we gegeten en maken we ons klaar om het IJ over te steken en ons aan te melden. Met 8 jachtjes schuiven we na een uurtje ‘slapen op de bank met alle kleren aan’ van brug naar brug tot we om 3.00 uur de dichte Schipholbrug in de A9 naderen, waar de teringherrie van werkzaamheden ons verwelkomt. Na kort beraad varen we zover terug dat we de herrie aan kunnen en leggen we de Dwaalster tussen twee forse meerpalen die vrij ver uit elkaar liggen. Deze dag, die voelde als twee dagen, sluiten we af met 3 heerlijke uren slaap. Terwijl we tegelijkertijd losknopen, ontbijten en ons aankleden, dobberen we met de rest van het konvooi naar de A9, die stipt om 7.00 uur opent. De rest van de route laat zich raden: varen, brug, varen, sluis, varen, brug, sluis, etc. We draaien wachten van een uur en verzuimen heel dom en begin-van-het-seizoenerig om off-guard nog wat slaap te pakken. Ik lees tot groot genoegen wel een half boek, echt spannend is het varen hier toch niet. Ondanks dat we niet meer heel fris zijn, reageert Tjeerd in een flits als de motor plotseling fors terugloopt in toerental. Zeer adequaat geeft hij een ruk aan de helmstok en voor ik het weet tik ik een voor een de stootwillen naar buiten en sta ik al op het voordek klaar met een landvast in mijn handen. In een minuut liggen we vast aan een motorboot met prachtige bolders, zo voor ons klaargelegd. De twee uur daarna zijn gevuld met het aangeven van bakjes, keukenrol en schroevendraaiers, het controleren en vervangen van oliefilters, het onluchten van verstuivers, het lezen van handleidingen, vloeken en zuchten en besluiten dat het zo weer goed is. Bij ons aan boord heet dit “teambuilding” en we drinken er ’s avonds een extra glaasje op, als we eenmaal succesvol het drukstbevaren driewaterwegen-punt van Nederland zijn overgestoken en in een restaurantje in Dordrecht zijn beland, de regen trotserend.
Het volgende glaasje heffen we op alles wat we hebben meegemaakt sinds de vorige keer dat we op deze plek waren. We hebben de Staande Mastroute één keer eerder gevaren, in omgekeerde richting, toen we de Dwaalster (toen nog Blue Spirit) hadden gekocht en haar ophaalden uit Herkingen. Toen sloten we onze allereerste vaardag af in Dordrecht, in hetzelfde kneuterige haventje. Wat hebben we sindsdien veel ‘teambuilding’-momenten en hoogtepunten gehad samen en wat zijn we op veel plekken geweest. Ik ben er een beetje stil en mijmerig van. Van tevoren weet je nooit hoe dingen zullen lopen. En op dit moment weet je niet hoe het verder zal gaan. Het leven is kwetsbaar en grillig. Dus het enige wat je kunt doen is erbij stilstaan hoe goed je het hebt op het moment dat je het goed hebt. En dat doen we dus maar. Op onze rug in bed in het donker bespreken we de taktiek voor de volgende dag. Idealiter doe je de tochtplanning wat eerder. De grote lijnen hebben we al in beeld, maar de haperende motor zet ons opnieuw aan het denken. Is het verantwoord om met 7 Bft over de drukke Dordtse Kil, het open Hollands Diep en het Haringvliet te motoren, wetende dat de motor er misschien weer mee ophoudt? Is het comfortabel? Hebben we een alternatief? De genua ligt nog in de zeilzak. Wij zijn van die mensen die in april de genua hijsen en hem pas in oktober weer strijken en hem in de tussentijd lekker inrollen. Hijsen lijkt een tijdrovend gedoe en bovendien willen we het losse stiksel niet verder beschadigen. We willen de brug van 9.00 uur halen en we willen lang slapen en we willen eigenlijk ook wel weer eens douchen want onder de A9 was natuurlijk geen douche te bekennen. We moeten keuzes maken. De vermoeidheid zorgt voor een moment dat ik in al die jaren nog nooit, maar dan ook werkelijk nog nooit eerder heb meegemaakt, namelijk de woorden van de kapitein: “Beslis jij maar.”. Ik ben even geschokt door het vertrouwen dat hij in mij heeft maar herstel me snel en volg mijn gevoel. Met dit weer wil ik de zeilen instantaan kunnen hijsen als het nodig is. Die genua gaat de volgende ochtend weer omhoog. Het blijkt een goede keuze en een groot deel van het traject leggen we zeilend af, met hoge snelheid, veroorzaakt door die 7Bft en een strak glad gestraalde kiel. Met haar 29 jaren doet de Dwaalster nog leuk mee. We zijn ruim op tijd in de haven om de genua in te leveren bij de zeilmaker en een vriendelijke chauffeur brengt ons via een wegrestaurant weer terug naar onze auto in Amsterdam. Een paar uur later begint alweer de volgende werkweek. Nog drie van dat soort weken te gaan en dan alleen nog even de benodigde zeekaarten en pilots kopen, mijn zeiljas repareren, de dieseltank demonteren en grondig schoonmaken zodat we NOOIT meer motorpech krijgen (hopen we) en nog een paar van dat soort klusjes. Laat maar komen die vakantie. Iemand nog boekentips?
15 juli, Blankenberge De zee deed me denken aan de leeuwen in Blijdorp. Dezelfde zachte poten en ogen als onze poezen, een luie geeuw, maar niet voor niets zaten ze achter dikke tralies. Je wist dat er een moment kwam waarop zo’n lieve leeuw een roofdier bleek. Bijvoorbeeld als het vlees gebracht werd. Zo is vandaag ook de zee. Ze ligt rustig op ons te wachten als we Stellendam en het zoete binnenwater verlaten via de Goereesluis. Ik onderscheid vijf soorten golven: rimpelingen, minigolfjes, ski-buckels, sets van 3 tot 5 buckels in een strandgolf en een lange deining. Hoe groter de schaal, hoe ouder de golf. Maar zelfs de grootste maat stelt niets voor en argwanend kijk ik om me heen op zoek naar de adder onder het gras. Het grootzeil hangt slap bij gebrek aan wind en de motor maakt meer lawaai dan prettig is om 6.30 uur ’s morgens. Maar dit is het. Geen verrassingen, slechts oude bekenden: een zeehond, een bruinvis, sternen die zich in het water storten en er met een vis in de bek weer uit tevoorschijn komen. Vlakbij springt glitterend en spetterend een makreel op en even later een groepje. Tjeerds ogen lichten op en hij denkt direct aan de hengel. Ik moet er nog even niet aan denken, dode vissen in de kuip. Ik verklaar Tjeerds wacht voor begonnen en kruip nog even terug in bed, veel spannends staat er toch niet te gebeuren. Zo glijdt de dag voorbij. We lunchen samen, dan houdt Tjeerd de wacht en doe ik weer een tukje – ik heb wat in te halen en het boordleven is stiekem toch inspannender dan het kantoorleven. Een paar keer schrik ik wakker omdat ik denk dat de motor het begeeft, wat niet zo is. In mijn wacht lees ik ‘The Lessons’ van Naomi Alderman terwijl Tjeerd op de bank naast mij een tukje doet, met zijn hoofd in de schaduw van een creatief opgehangen theedoek. Af en toe zien we andere zeilboten en bij de vaargeul naar Antwerpen een aantal containerschepen die we netjes ontwijken. En al die tijd schijnt de zon. Wat een luxetochtje. Ons plan om in een ruk door te varen naar Cherbourg hebben we opgegeven toen de weersvoorspelling bestond uit “geen wind van zaterdag t/m woensdagmiddag”. So far (gelukkig!) voor mijn statement: “Als je deze zomer wilt zeilen, moet je er tegen kunnen dat je met 7 Bft en veel wolken zeilt.” De eindbestemming van vandaag is Blankenberge. De nieuwe schroef bewijst zijn nut, we gaan als een speer. Om 16.00 uur, vier uur eerder dan in het conservatieve scenario, varen we tussen de pieren naar binnen. “De motor heeft de test doorstaan!” zegt Tjeerd trots met een ijskoud witbiertje in de hand. Een dag of 10 geleden hadden we een ontkoppelde tank in de tuin liggen, waar een schroefje van afgebroken was en die gevuld was met groenzwarte smurrieslierten. Op wonderbaarlijke wijze is die op tijd van binnen brandschoon geworden, heeft een smid hem gerepareerd en heeft Tjeerd hem weer op zijn plek gekregen en alles feilloos aangesloten. Ook meteen maar even alle filters vervangen. Hij heeft zijn biertje verdiend. Best uitgerust en tevreden dat we vier uur cadeau krijgen, genieten we van het zomerse weer. Er zijn veel mensen naar Blankenberge gekomen voor een dagje strand. Dikke toeristen afgewisseld met dames die in rok en hoge hakken na het werk er nog even een uurtje doorbrengen. Hippe lounge-strandtenten afgewisseld met frietkotten. Vergane glorie van stenen trappen met grote stenen beelden van leeuwen afgewisseld met neonreclame en lelijke terrasuitbouwen. Het is wel een overgang van die stille zee naar dit drukke gedoe. Als we genoeg mondain gedaan hebben, eten we aan boord, lekker buiten. In de verte speelt iemand saxofoon. De zon gaat onder achter de hoge muur van appartementencomplexen, die je bij harde wind waarschijnlijk erg waardeert omdat de haven dan zeer beschut is. Morgen weer geen wind, dus maar weer een stukje motoren, naar Gravelines deze keer. En dan woensdag naar Boulogne-sur-mer. Of van Gravelines meteen door naar Cherbourg…?
19 juli, Cherbourg We hadden ook nu de vierdaagse kunnen lopen. In plaats daarvan zitten we deze woensdag op zee. Midden op zee. Dit stuk zee kende ik nog niet, het is er een van het type “zover je kunt kijken is er niets”. Mogen we het hier al oceaan noemen…? We zijn vanmorgen vertrokken uit Gravelines. Zodra er gekookt wordt, voelt het niet meer als een dagtocht. Tjeerd brengt twee dampende kommen met pasta, spekjes, broccoli en geroosterde pijnboompitjes naar buiten. De hele dag hebben we in wachten van 2 uur opgeknipt. Niet nodig, maar het geeft mij veel rust om te weten wanneer ik serieus alert moet zijn en wanneer ik iets voor mezelf kan doen. Er is nog altijd te weinig wind om te kunnen zeilen, 2Bft uit het noorden, dus de motor maakt de hele dag lawaai. En de stuurautomaat doet daar nog een schepje bovenop. Maar het is wel comfortabel zo. Na een minislaapje begint mijn wacht om 23.30 uur. Het is bijna donker, de halve maan schijnt helder en verlicht een sector van de zee. In de verte loopt het verkeersscheidingsstelsel parallel aan onze route en af en toe zie je daar een schip, dat zich volledig voorspelbaar gedraagt. Elk kwartier check ik of we nergens tegenaan varen, of we nog de goede kant op varen, of de motortemperatuur niet te hoog oploopt en of we al kunnen zeilen. Maar nee. Dus heb ik elk uur 4 keer 10 minuten om door de verrekijker naar de sterren te staren. Er zit een kompas in deze verrekijker en ik ontdek wat elke zeeschuimer al lang weet: dat de Poolster niet pal in het noorden staat. De maan gaat onder en het wordt echt donker. Ik zie Castor en Pollux, de tweeling in de Grote Beer. Tjeerd zijn sterrenbeeld. Het is een mooie nacht om te evalueren hoe mijn leven ervoor staat. Waar kom ik vandaan, waar ben ik nu, waar ga ik heen. Waar gaan we heen? Alle contemplatie daargelaten: we gaan dus naar Cherbourg. Ik mag weer slapen en Tjeerd maakt me om 5.45 uur wakker omdat de dieseltank bijna leeg is. Terwijl ik op de hand stuur, vult hij de tank bij uit een reservetankje, netjes zonder te morsen. Hij is er nog niet mee klaar, of de wind steekt op. Mijn wacht is weer begonnen en ik blijf lekker op de hand sturen zodat we alle lawaai kwijt zijn. Leek de ochtend om 5.45 uur nog rauw en kil, een half uur later is ze zachtroze en komt de zon donkeroranje boven de horizon uit. En zo zeilen we naar Cherbourg. De stroming leert ons een lesje. Ik wil niet voor de wind varen maar ruime wind haal ik de ideale koers niet. Ik maak Tjeerd wakker om te overleggen: nu gijpen om dichter bij de kust te komen en daar weer profiteren van de stroom? Of toch nog maar even doorvaren en op een later moment die gijp maken? We kiezen verkeerd, met als voordeel dat we weer iets geleerd hebben. Ik word een beetje gallisch van deze koers. Alles inclusief jezelf schuift voortdurend heen en weer, niets is veilig. Ik ben dan ook blij als we er zijn. Omdat we in Frankrijk zijn nemen we een aankomstwijntje i.p.v. een aankomstbiertje, al is het pas 16.00 uur. Met iets meer tussenstops dan we hadden gewild, zijn we nu op ons Base Camp en dat is wel een feestje waard! Vrijdag maken we ons wel weer druk om de volgende etappe; eerst eens even lekker van de zon genieten en luieren.
23 juli Sark Vakantie-fase 2 is begonnen, we zijn in Fringland. Het is elke dag weer een verrassing of ze links of rechts rijden, of je met ponden of euro’s betaalt en of de klok nog gelijk loopt. In basecamp Cherbourg hadden we een landdag en maakten kennis met Jean Heylbroeck. Deze zeilheld trakteerde ons aan boord van zijn Chartist Lady niet alleen op een gesigneerd exemplaar van zijn boek, maar ook op adviezen als “mensen verbruiken teveel stroom; je hebt echt geen koelkast nodig, van koude drank krijg je buikpijn” en “ga maar eens drie weken voor anker zonder wifi, dan weet je of je het met elkaar uithoudt in een huwelijk”. Van Cherbourg naar Jersey braken we ons snelheidsrecord door in 9 uur 63 mijl af te leggen, met dank aan de Race of Alderney (5 kn stroming op het hoogtepunt) en de wind die weer terug is: noordoost 6 Bft (heel even 9,5 kn door het water). De haven van St. Helier is een bak water met boten erin. Bij hoog water kun je ruimschoots over de rand van de bak naar binnen varen, bij laag water kijk je vanaf de wachtsteiger buiten de haven tegen die rand aan, die dan een paar meter hoog is. Wij kwamen, precies volgens onze berekeningen, rondom hoog water aan en konden zo naar binnen, waar het warm en zonnig was. Met een licht gevoel van schaamte beken ik dat ik na zo’n enerverende zeildag geen enkele toeristische interesse heb in het bijbehorende dorp. Ik heb genoeg aan de haven, een drankje, een chipje en een boek, zeker als de dresscode ‘bikini’ is. Binnen een week hebben we ons target, het verste eiland Jersey, gehaald. We konden ons wel weer een landdag permitteren. Zondag bekeken we St. Helier en stapten in de bus naar Gorey, waar we op advies van mijn oom eigenlijk hadden willen ankeren, maar wat door de oostenwind niet kon (Gorey ligt aan de noordoostzijde van Jersey). Ik ben fan van de bus. Voor weinig geld krijg je een toer over het eiland en zie je weer eens een tijdje land i.p.v. zee. En het is net een rijdend terrasje. Jersey heeft het Engelse fatsoen waarbij zelfs agressief ogende blokes met tattoos vriendelijk de buschauffeur groeten en bedanken. Sowieso zijn Engelsen fijne mensen. Ze maken uit beleefdheid altijd een praatje met je, waardoor ze een stuk toegankelijker zijn dan de Fransen. Zelfs als je vloeiend Frans tegen ze spreekt, blijven die stug en bemoeien zich liever niet met je. Jersey gehaald, landdag gehad, het gaat weer kriebelen. We rekken de grenzen wat op en plannen een navigatie-uitdaging door de Îles Chausey. Zoek maar op op Google Maps: groepje rotsen met op de grootste rots een hotel, een restaurant en een paar huizen. Er zijn op aarde weinig plekken met een verval zo groot als hier: er is 11,5 m verschil tussen hoog en laag water. Dat is alsof een huis met drie verdiepingen compleet overstroomt bij hoog water. Even verderop zitten een paar zeer rendabele getijdencentrales. Het gebied lijkt ontoegankelijk en veel zeilers beginnen er niet eens aan (gelukkig, anders zou het er veel te druk worden). Maar er zijn twee routes door de ‘rotsenarchipel’ zeer goed beschreven in de pilot, met aanwijzingen als “als je achteruit kijkt, moet dat ene bergje tussen die vuurtoren en die twee kleine bergjes in staan” en “houdt de vuurtoren in lijn met de zandstrip op die lage rots”. Elke paar honderd meter krijg je een nieuwe aanwijzing, met koers en foto. Het lijkt wel een speurtocht. Binnen in de kajuit staat de laptop met GPS te vertellen waar we zijn, maar ik merk tot mijn verbazing -en voldoening!- dat ik hem begin te ontgroeien en er nauwelijks op kijk. De GPS vertelt je niet wat je volgende koers wordt, op welke merktekens je moet letten, wat je veilige marges zijn. Het is wel een mooie back-up om in een oogopslag te zien waar je bent of hoe diep het is op een plek waar je wilt ankeren. Tjeerd staat koelbloedig aan het roer, ik sta er met verrekijker en pilot naast en we zijn vastbesloten ons niet te laten afleiden door het besef dat er overal om ons heen onzichtbare rosten onder het wateroppervlak liggen die bij een ontmoeting met de boot dramatische consequenties kunnen hebben. Er komt ons een boot tegemoet. De bemanning heeft, met de iPad in de hand, dezelfde blik in de ogen als wij: ‘wat is het hier mooi en kijk ons eens
stoer navigeren’. Halverweg ons paadje wordt het zicht slechter. Tegen de tijd dat we er weer uit zijn, is het koud, vochtig en mistig geworden en moeten we besluiten of we de nacht hier aan een mooring doorbrengen of nog een dik uur doorvaren naar Granville. De visitors-moorings blijken al bezet, er liggen 6 boten aan drie moorings op een plek die niet overeen komt met de plek in de pilot en die we qua diepte niet helemaal vertrouwen. Dan maar bij iemand langszij, met z’n tweeen aan een mooring? Iedereen stuurt ons weg. Toch maar naar Granville? Ankeren om de hoek? Dan wijzen een paar lokale vissers ons naar een mooring waar in grote letters ‘interdit’ op staat. Van een vriend van ze, kunnen we wel een nachtje liggen. Het lijkt een prachtplek en we leggen opgelucht vast. Op hoog water staat er volgens de dieptemeter 13.30 meter water, dus op laag water moet er nog 1.80 meter overblijven om te blijven drijven, net genoeg, in het ergste geval komen we een klein beetje scheef te liggen. Maar de ‘niets aan de hand-sfeer’ verandert. Terwijl het begint te schemeren komt er met angstwekkende snelheid land tevoorschijn op onverwachte plekken. Het ziet er mooi uit. ’s Nachts wordt Tjeerd 1,5 uur voor laag water wakker en samen kijken we naar het totaal veranderde landschap en proberen in het donker foto’s te maken. Het eerst zo brede water is nog maar een slootje. Het baken naast onze boot blijkt hoog bovenop een rots te zijn gebouwd en het torent ver boven ons uit. Na 10 minuten willen we weer gaan slapen en Tjeerd werpt nog een laatste blik op de dieptemeter. Tot zijn ontsteltenis zijn we 80 cm gezakt, i.p.v. 35 cm. Als dat in dit tempo doorgaat, liggen we hier niet veilig. We nemen alle mogelijke verklaringen door, evenals de opties om onze situatie te verbeteren. Dat zijn er niet veel, want we kunnen eigenlijk geen kant op. Elk kwartier checken we de diepte. Mentaal bereiden we ons voor op ‘droogvallen met kiel’, waarbij de boot op haar zij komt te liggen. De boot is er sterk genoeg voor, behalve als we rottig met de romp terecht komen op een scherpe rots. Natuurlijk komt het niet zo ver, kloppen onze berekeningen en zakt het water zelfs niet verder dan 3 meter. We waren in die eerste 10 minuten gewoon een beetje gedraaid van een diep naar een ondiep plekje. Het was een 1,5 uur durende oefening in stressbestendigheid. Wat ben ik blij dat geen van ons beiden op zo’n moment rare dingen gaat doen, zoals proberen weg te varen. De volgende ochtend met hoog water is de zee weer terug en varen we in alle vroegte uit. Nu sta ik aan het roer en zit Tjeerd met de pilot op schoot de speurtocht voor te lezen. We nemen het andere straatje naar het noorden en allebei zijn we opgelucht als we weer ruim water om ons heen hebben. Om de beurt pakken we nog een paar uurtjes slaap en rustig varen we naar Sark, op alleen grootzeil en motor want er staat weer eens geen wind. Nog geen twee uur nadat ik erover klaag dat deze zeilvakantie meer lijkt op een motorbootvakantie, trekt de motor het zich persoonlijk aan en stopt ermee. Gelukkig zijn we midden op zee, maar er staat wel 2,5 knoop stroming. Min of meer de goede kant op, maar we moeten een beetje oppassen dat we Sark niet voorbij drijven. Tjeerd ontfermt zich overde motor en ik rol de genua uit en vang het zuchtje wind op, dat continu van richting verandert. Na een tijdje weet de wind wat ze wil en kunnen we lekker halve wind varen. We gaan zowaar 3 knopen door het water en 5 knopen over de grond in de goede richting. Ik geniet van een uurtje zeiltrim, waarbij elke goede beslissing wordt beloond met een tikkeltje hogere snelheid, in het rotsvaste vertrouwen dat Tjeerd de motor wel weer aan de praat krijgt, of dat we anders wel ergens op zeil terecht komen, al is het ergens anders dan gepland. Tjeerds uurtje is wat minder genieten, maar uiteindelijk lukt het hem mooi wel. Er zat lucht in het systeem. Omdat het zo lekker gaat en we genoeg tijd hebben, zeilen we nog even in slow-motion door tot we de bocht om moeten en de stroom daarmee tegen krijgen. We dreigen achteruit te varen dus de motor gaat weer aan en doet wat ‘ie moet doen en even later liggen we weer aan een mooring. Met uitzicht op hoge rotsen, het geluid van stukslaande golven, krijsende meeuwen, de zon die ondergaat terwijl de avondmist de andere boten in zwarte silhouetten verandert. Lekker risicoloos en veilig. Tijd voor een drankje, een chipje en een boek. In bikini natuurlijk.
27 juli, St. Peter Port Blijf vier dagen op St. Peter Port en je portemonnaie is leeg en je boot aan de steiger vastgegroeid. We zijn hier al veel te lang. Morgen eindelijk weer zeilen, we gaan naar Alderney en daarna via Engeland weer naar huis. Op Sark gaan we met het bijbootje aan land en bekijken wandelend het eiland. Het lijkt er wel een Eftelingdorpje, alles klein en schattig, geen auto’s maar traktors, overal bloemen en vriendelijke mensen. Vanuit Sark navigeren we, gewapend met pilot en verrekijker, tussen de rotsen rondom Herm en Jethou door. Op de motor, want er is geen wind. Na een uurtje komen we op woensdagmiddag aan in St. Peter Port. De haven zit nog opgesloten achter de drempel. We leggen aan aan een wachtsteiger en gaan met het bijbootje naar de kant. Anderhalf jaar geleden was ik hier ook met de Zeezeilers en heb toen niet veel meer gezien dan het toiletgebouw en de straat langs de haven. Nu zie ik wat een leuke straatjes daar weer achter verstopt zitten. Weer terug bij de boot staat het bijbootje redelijk vol met water, net als eerder die dag op Sark. We hijsen hem op de steiger en constateren dat het bootje een wonderbaarlijk drijfvermogen heeft, want de bodem is los gekomen van de opblaasbare zijkant. Er is een opening van minstens een halve meter lengte. Plakken blijkt tijdrovend en heel specialistisch werk. En wat zal er vervolgens nog kapot gaan? Ons bootje is al 20 jaar oud… Heel toevallig bevinden we ons op een eiland waar men niet doet aan BTW en heel toevallig struikelen we bijna over een bijbootjes-dealer. Na veel wikken, wegen en een nachtje erover slapen, leveren we ons oude bijbootje met pijn in het hart in als winterklusproject voor een stagiair. En even later peddel ik trots rond in onze gloednieuwe Zodiac Cadet Aero 240. Hoe zullen we hem noemen? Onder het motto “geen BTW en altijd al gewild” kopen we ook meteen maar even een Navtex en een nieuwe marifoon met DSC en AIS-ontvanger. Er zitten hier ook hele leuke kledingwinkels en bij Le Nautique kun je echt heel erg lekker eten. We zijn nu weliswaar blut maar de boot heeft een flinke upgrade gekregen en zelf zijn we ook goed verwend. Door het gedoe met het bijbootje hebben we het tij gemist en zijn we donderdag nog een dagje op Guernsey gebleven. Vrijdag konden we niet weg omdat het zaterdag te slecht weer zou worden om op Herm voor anker te liggen of om daar weer weg te varen. Voor ons doen zijn we daardoor extreem lang op Guernsey gebleven. Dat bood wel de gelegenheid om heel veel toeristische dingen te doen, zoals op vrijdag over het eiland fietsen langs allerlei bezienswaardigheden. En steigerpraatjes maken met kennissen van de Timshel en de White Pearl die aan dezelfde steiger blijken te liggen. Terwijl het buiten hard regende heeft Tjeerd op zaterdag een aantal klusjes gedaan en ik heb een uitgebreide tochtplanning gemaakt voor de komende week. We zijn het stilliggen en motorsailen inmiddels wel een beetje zat en verheugen ons op zondag een dagje zeilen naar Alderney via de hardstromende Race of Alderney en daarna voor anker in Braye Harbour. Daar blijven we een dag en dan is de vakantie afgelopen en wordt het mijlen maken om op tijd thuis te zijn. Omdat het nooit leuk is om dezelfde weg terug te nemen, gaan we via Cowes en Dover. Zeilers-site-seeing-highlights onderweg: rotspartij ‘The Needles’, stroming en drukte op The Solent, twee nachttochten, een paar kapen (Selsey Bill, Beachy Head en Cape Dungeness), white cliffs en natuurlijk de gezellige knusheid van Cowes en het indrukwekkende formaat van de haven in Dover. Nog genoeg om ons op te verheugen deze laatste week.
2 augustus, Amsterdam Zeilen is een fijne manier om te wennen aan weer naar huis gaan. Hoe dichter bij huis, hoe platter de kust. Bij de grens opeens weer internet, bekend vaarwater langs de Hollandse kust, alles gaat heel geleidelijk. Het moment dat je aankomt in de haven is geen domper zoals wanneer je met een vliegtuig landt, maar een triomf. Voor het eerst in mijn leven zit ik in bikini in Amsterdam. Dat kan dus. We hebben net de hele boot bijzonder grondig geschrobt van binnen en van buiten. Straks wijzelf nog eventjes. En dan gaan we lekker bij BAK eten, in een pakhuis met uitzicht op de Houtmanhaven aan de overkant, om te vieren dat we helemaal vanuit Honfleur hierheen zijn komen varen, in 48 uur, zonder tussenstops. Ook dat kan dus. Wat alleen niet bleek te kunnen, was via Engeland terug naar huis varen. “De wind wordt geen 6 maar 8 Bft”, ontdekt Tjeerd met tegenzin, een halve dag voordat we erheen zouden varen. De zorgvuldig gemaakte gedetailleerde tochtplanning gaat de prullenbak in. Jammer, ik had me inmiddels verheugd op Cowes, de Needles en de kapen. Maar met 8 Bft en een kleine bemanning is dat hard werken. Wat wel nu opeens kan, is het veelgeprezen Honfleur aandoen. Maar eerst varen we zondag van Guernsey naar Alderney. Er is nog een vrije mooring en we testen ons gloednieuwe bijbootje uit, dat nog steeds geen naam heeft (Kleine Beer? Neptuna? Het moet iets zijn dat klein is en bij “Dwaalster” past…). Geen nood, nog een paar nachten te gaan om dit te overdenken. Het bijbootje brengt ons naar de wal en we wandelen naar de plek waar je de rots met Jan van Genten kunt zien. En horen, en ruiken. Alderney is prachtig om over te wandelen het is de rust zelve. Er zijn meer vogels dan toeristen maar er is voor de eilanders en de yachties wel een relatief grote supermarkt met tot onze grote vreugde vele soorten ongekoelde groente en fruit (langer houdbaar aan boord!!). De befaamde onbemande kraampjes langs de kant van de weg zijn steeds leeg als wij er tomaten willen kopen, dus we zijn heel blij met deze overvloed. Met een heerlijk zeilwindje trekken we na deze vakantiedag een nachtje door om in Honfleur te komen. We slapen om de beurt een paar uurtjes tot we in de regen de Seine opvaren. Eigenlijk het Chenal de Rouen, maar dat wordt de Seine als je maar ver genoeg door vaart dus zo noemen we hem liever. Dan past hij beter in ons rijtje van bevaren hoofdstadrivieren IJ, Thames en Liffey. Het is inderdaad een leuk dorpje. Maar dat zie je pas als het je lukt om door de grote hoeveelheid toeristen en agressieve auto’s heen te kijken. Als je maar 4 uur geslapen hebt en niet zo scherp meer bent, word je regelmatig van de sokken gereden. Het leuke is dat je een kwartier kunt uitrusten op een terrasje aan de oude haven zonder het risico te lopen dat een ober je iets te drinken aanbiedt. Ter compensatie kopen we even verderop een fles gekoelde cidre en een fles calva voor aan boord. En het leuke aan alle Franse dorpjes is dat je overal verse vette, zachte, knapperige, luchtige croissantjes kunt krijgen. Om die te kunnen bemachtigen, moet Tjeerd ’s morgens over drie boten heen klimmen naar de kant. De drie boten maken deel uit van een groep Toerzeilers die om 8.00 uur willen vertrekken en wij staan op de afgesproken tijd paraat om even weg te varen om hen er tussenuit te laten. “Er zit nog niet veel beweging in”, verzucht Tjeerd, die graag wil ontbijten. “Ga jij anders die croissantjes vast kopen,” stel ik voor. “Ik vaar wel even een rondje en tegen de tijd dat je terug bent, kun je waarschijnlijk net de lijnen aannemen”. Zo gezegd, zo gedaan. Met een kop thee sta ik buiten klaar tot er beweging in de groep komt. “Ehm, hoe zit het met de buren?” vraagt onze buurvrouw bezorgd aan haar man, terwijl ze Tjeerd nakijkt. Ik haak in: “Ready when you are!”. Dit doe ik zelden alleen, maar met een uitgestreken gezicht loop ik rustig naar voren, haal de voorlandvast binnen en leg die alvast klaar om zo weer aan te leggen, loop weer naar achteren, neem de
achterlandvast aan en vaar weg alsof ik dit dagelijks doe. Langzaam vaar ik een grote circel tot ze allemaal vertrokken zijn en er blijft een lange lege steiger over om aan aan te leggen. Als Tjeerd terug komt wandelen, leg ik net de laatste lijn vast, wederom met een gezicht alsof dit een routineklusje is, maar inwendig best wel trots op mijn mooie en geemancipeerde manoeuvre. De croissantjes smaken heerlijk. Na het ontbijt vullen we de watertanks bij, met wat hulpstukken van de twee overgebleven boten, die elk een ander essentieel onderdeel hebben om de verbinding te kunnen maken tussen de kraan en onze oprolbare waterslang. Spullen niet hebben is een prima manier om nieuwe mensen te leren kennen. Zeilers zijn altijd bereid hun kennis of spullen met je te delen en voor je het weet zit je koffie of bier met ze te drinken. Daar hadden we nu helaas geen tijd voor, want we wilden met de laatste ebstroom de Seine weer af en dan even later met de vloedstroom naar het noorden. Ik zeg bewust “het noorden”, want het bepalen van een bestemming is deze dagen steeds vrij zinloos gebleken. De wind is wispelturig. In ons logboek staat het wat vage “Honfleur – Boulogne?/Stellendam?” als reisdoel aangekondigd. De auto staat in Stellendam en daar willen we op zaterdag zijn. Dan kunnen we na de vakantie nog in twee weekenden terug naar Medemblik. Het is woensdagochtend als we uitvaren en de stroming neemt ons in rap tempo mee naar het noorden. De wind heeft weer een dag vrij en de eerste 20 uur varen we dan ook op het motorzeil. Dat is niet leuk, want het maakt lawaai en het is saai en ik ben geen fan van diesel verstoken op andere plekken dan waar het echt moet, in havens en sluizen enzo. Anderzijds ligt de boot lekker rechtop en kun je nog eens een boek lezen. Of de afwas doen zonder dat de kopjes en het afwaswater door de boot vliegen. Best relaxed, zo. We slapen allebei twee shifts van 3 uur (waarvan 2/3 daadwerkelijk slapend doorgebracht) en overdag pak ik nog een middagslaapje. Van boeken lezen word je niet echt moe, dus het is nog voldoende ook. Mijn plan is om Tjeerd om 9.30 uur wakker te laten worden van de geur van versgebakken brood. Maar meneer de kapitein is zo alert om drie kwartier ervoor al wakker te schrikken van de geur van de lucifer waarmee ik de oven aansteek. Hij ligt nog niet horizontaal of de motor begeeft het. Ik hijs de zeilen en vang het zuchtje wind op (I know the drill) en met 2 knopen stroom mee gaan we nog vrij hard de goede kant op. We zitten op een stuk zee waar in de verste verte niets is om tegenaan te varen of op vast te lopen en de wind zal eerder harder dan zachter worden, dus Tjeerds oorspronkelijke plan is om weer te gaan slapen. Mijn plan is dat hij eerst de motor ontlucht en dan weer gaat slapen. Het voelt niet goed om door te zeilen met een slapende kapitein en een onklare motor. Tjeerd gaapt en trekt toch maar zijn kluskleren aan. Een half uur later is het probleem gefixed en de wind aangetrokken. De motor kan vanaf dat moment uit blijven, afgezien van een paar uurtjes in de tweede nacht. Tjeerd kruipt weer in bed en begint de dag een uurtje later voor de tweede keer maar nu goed. De wind wordt perfect voor onze boot en de hele dag zeilen we op topspeed naar het noorden, nog altijd in de relaxmodus want we hebben bijna halve wind. De boot ligt daardoor nog steeds redelijk rechtop en de golven zijn vriendelijk. Zonder het te bespreken, weten we allebei dat we natuurlijk niet gaan stoppen in Boulogne-sur-mer als het zo voorspoeding gaat. Het wordt dus Stellendam. Of varen we nog een stukje verder…? We lassen een beslispunt in: als we Nederland binnenvaren, besluiten we of we Stellendam in of voorbij varen. Onderweg passeren we Cap Gris Nez, het stuk waar Dover en Calais elkaar bijna aanraken en waar al het verkeer en al het water zich doorheen moeten persen. Opeens is er weer van alles te zien en te doen. In het donkerste uur van de nacht, vlak voordat de maan opkomt, passeren we de Maasmond. Overal zijn lichtjes van schepen, vuurtorens, tonnen, de Rotterdamse havens. Het is opletten geblazen, elk lichtje dient geinterpreteerd te worden en vertaald naar ‘veilig’ of ‘niet veilig’. De verkeerscentrale, waar ook wij ons netjes aanmelden, is geduldig met alle schippers die niet de sinds gisteren behoorlijk veranderde zeekaart voor
zich hebben liggen. Veel schepen zijn daardoor wat gedesorienteerd en het is best een rommeltje. Terwijl Tjeerd slaapt, doe ik de aanloop. Het lijkt hier wel een kanaal in plaats van de zee, zoveel gebeurt er. Ik maak op de kaart een mooie trechter van twee vuurtorens naar ons waypoint waar we de ingang naar de Rotterdamse havens mogen oversteken en vermaak me met de verrekijker met kompas. Ik schrik me kapot als een visser opeens vlak voor ons dwars op de vaarrichting draait en besluit op ramkoers te stoppen om eens wat netten uit te zetten. Je vraagt je af waarom iemand in godsnaam gaat trawlervissen in dit bizar drukke (en vervuilde?) gebied, maar geloof me, het gebeurt. Ik vaar bijna over hem heen en in mijn hoofd spelen zich diverse noodscenario’s af. Een mede-instructeur is hier loods. Nu ik hier geweest ben, begrijp ik waarom hij nooit in de stress schiet op een zeilboot – hij is wel erger gewend. Na de oversteek wordt de zee weer rustig en eindelijk kan ik naar de sterren kijken. Ze staan nog op dezelfde plek als gisteren en een paar nachten geleden. Ik ben dol op de wacht tussen 0.00-3.00 uur, ik heb dan mijn diepste inzichten en helderste momenten, maak goede voornemens en wordt afgeleid door niets en niemand (afgezien van wat boten waar je niet tegenaan moet varen natuurlijk). Wat nou ‘hondenwacht’? Sterrenwacht, zul je bedoelen. De lichtjes van Scheveningen, Katwijk en Noordwijk volgen elkaar in rap tempo op en ik zwaai naar mijn collega’s. Ze zwaaien niet terug, want het is 3.00 uur en o ja, we zijn 4 mijl uit de kust dus ze zien ons niet eens. Ik mag slapen en word wakker als we de pieren van IJmuiden in zicht hebben. Terwijl Tjeerd slaapt, ontbijt ik op het Noordzeekanaal. Grote schepen draaien zijkanalen in en uit en passeren ons en ik voel me als een fietser op de snelweg, zonder er echt van onder de indruk te zijn. Op vrijdagochtend 10.30 uur varen we op de warmste dag van het jaar Amsterdam Marina binnen. Ik noteer de tijd in het logboek en verander het reisdoel met terugwerkende kracht in “Honfleur-Amsterdam”. We zijn weer thuis. Het boordleven, de sterren, de zee en de tijd hebben me nieuwe inzichten gegeven. Ik ben een nieuw mens, klaar voor het jaar dat komen gaat. Waar zullen we volgende zomer heen gaan…?