BACHELOR 1
Semester 1- 2014/15
INLEIDING
Semestercoördinator: Dr. M. van Egmond Mobile Learning Initiative VUmc Amsterdam
WAT IS EEN IBOOK ? Een iBook is een interactief studieboek voor de iPad maar kan inmiddels ook met het programma “iBooks” op Mac’s met OSX Mavericks worden gelezen. Meer weten over iBooks ... De mogelijkheden voor interactiviteit zullen wij stapsgewijs uitbreiden. In dit iBook vinden jullie : interactieve widgets tips over de notitie- en studiekaartenfunctie video’s
!
!
! Mobile Learning Initiative VUmc
Interactive Wat is een iBook.1
Notities en Studiekaarten
Trek de afbeelding met 2 vingers groot of klik 2 keer ... (alleen voor iPads) ii
De iPad biedt echter veel meer mogelijkheden, is heel gemakkelijk bijvoorbeeld als tekentool te gebruiken. Hiervoor zijn vele verschillende apps beschikbaar, • • • •
dwarsdoorsnede huid
My Sketch Paper Adobe Sketch Paper 53 ...
Je kan natuurlijk met je vinger tekenen, maar er zijn ook verschillende pennen beschikbaar om op tablets te tekenen. Hiermee kan je nauwkeuriger tekenen en natuurlijk ook aantekeningen maken tijdens bijvoorbeeld colleges. Een hele fijne is de
In de iBooks vinden jullie ook de mogelijkheid direct in de digitale klapper te tekenen.
• Bamboo stylus (rond de €20), maar een goedkoper en toch prima alternatief is de •stylus van de Hema (rond de €7).
Veel plezier!
!
!
!
!
!
!
!
Het MLI-team
iii
SEMESTER 1.1
BACHELOR PROGRAMMALEIDER prof. dr. A.J.G. Horrevoets Afdeling Moleculaire Celbiologie en Immunologie VUmc, Van der Boechorststraat 7 T 020-4448010 E
[email protected] W www.med.vu.nl
ORGANISATIE
Afwezigheid (ziekmeldingen en dergelijken) bij verplichte semesteronderdelen: zie Regels m.b.t. aanwezigheid’ in deze klapper.
Onderwijs Service Centrum Geneeskunde
SEMESTERCOÖRDINATOR dr. M. van Egmond Afdeling Heelkunde VUmc, Van der Boechorststraat 7 T 020-4448010 E
[email protected] W www.med.vu.nl
Spreekuur:! Afspraken te maken via
[email protected] (uitsluitend voor zaken die niet bij het Onderwijs Service Centrum Geneeskunde kunnen worden afgehandeld, tel. 020-44 48010). Plaats:! Medische Faculteit, kamer MF-B244 Van der Boechorststraat 7, 1081 BT Amsterdam,
De medewerkers van het Onderwijs Service Centrum (studentenbalie) staan je graag te woord. Zij kunnen je helpen met allerlei soorten vragen, advies of informatie geven over alles wat met jouw opleiding te maken heeft of doorsturen naar de verantwoordelijke persoon of instantie. Hier vind je de contactgegevens en openingstijden: http://www.med.vu.nl/nl/studenten/studentenbalie/ index.asp
De studieadviseurs kunnen helpen bij het oplossen van allerhande problemen die de studie hinderen. Op de website www.med.vu.nl staat informatie over de studieadviseurs: wie zij zijn, wanneer zij aanwezig zijn, veel gestelde vragen en tips ter ondersteuning van het studeren. Afspraken met de studieadviseurs kunnen gemaakt worden via de link "Individuele afspraken" maken via de link hieronder: http://www.med.vu.nl/nl/studenten/Studieadviseurs/ Het inloopspreekuur is op maandag t/m donderdag van 11:00 - 12:30 uur. 5
INLEIDING
Gallery 1.1 Huid en Afweer
http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/e/e1/ Skin_layers.svg/1505px-Skin_layers.svg.png gemodificeerd J.Bretschneider
In dit semester gaan de cursussen vooral over de opbouw van het lichaam. De huid vormt het uitgangspunt. Van daaruit wordt de opbouw van cellen en weefsels behandeld. Vervolgens komen de bouw en functie van organen aan bod. De ontwikkeling van de acht competenties die in het VUmc-compas centraal staan, loopt als een rode draad door het semester heen. Met studieopdrachten en practica leer je vaardigheden aan op het gebied van medisch expert, academicus, samenwerker, organisator, reflector, communicator, gezondheidsbevorderaar en beroepsbeoefenaar.
In de eerste cursus van het semester, Huid en Afweer, worden in het openingscollege huidafwijkingen gepresenteerd. Deze afwijkingen worden gerelateerd aan genetische, cellulaire, fysiologische en immunologische veranderingen, en vergeleken met de normale situatie.
6
Gallery 1.2 Bouw en Bewegen
Gallery 1.3 Metabole Systemen
Bonamy Atlas Anatomie, Parijs 1860
Bonamy Atlas Anatomie, Parijs 1860
In de tweede cursus, Bouw en Bewegen, worden anatomische, histologische en fysiologische veranderingen in vergelijking met de normale situatie behandeld. De functie van normale zenuwgeleiding, de normale opbouw van botten, gewrichten en spieren gekoppeld aan hun functie worden besproken.
In de derde cursus, Metabole Systemen, worden de ademhalingsroute en de spijsverteringsroute gerelateerd aan typische ziektebeelden. Bouw en functie van longen, neus-keelholte, mond (als start van het spijsverteringssysteem), maag en darmen worden behandeld. Ook de rol van de alvleesklier en de lever bij de normale regulatie komen aan de orde.
7
verschillende middelen om doelbewust en gericht deze competenties te ontwikkelen. Maar maakt dit van de student een ‘goede dokter’? Goed dokterschap is meer dan de som der delen.
Gallery 1.4 Leeronderzoek
In de lijn ‘Leren dokteren’ wordt de vertaalslag gemaakt naar de complexe praktijk van de dokter, waarin het gaat om het geïntegreerd en evenwichtig kunnen toepassen van de acht competenties van VUmccompas. Vijf van de zes semesters van de bacheloropleiding worden afgesloten met een cursus ‘Leren dokteren’.
Digidaan, VUmc
De vierde cursus is Leeronderzoek I. De data die in de 2e en 3e cursus van het semester zijn verzameld in practica gewijd aan de competentielijn academicus worden dan verder uitgewerkt. Het semester wordt afgesloten met Leren dokteren 1. Het VUmc-compas is ingericht rond de competenties die een toekomstig arts nodig heeft: de student heeft niet alleen kennis nodig om arts te worden, maar verwerft ook vaardigheden en ontwikkelt een professionele instelling. Het onderwijsprogramma kent
In de collegeserie en in de practica ‘Klinisch redeneren’ maak je kennis met het redeneren van klacht tot diagnose. Een dokter verheldert de vraagstelling en/of het probleem, zo zag je al meerdere malen in de afsluitende colleges binnen de lijn ‘Klinisch redeneren’. Maar ook zul je zien dat de dokter probeert te achterhalen waarom de patiënt juist op dat moment is gekomen, en waarom bijvoorbeeld niet eerder. Had het probleem mogelijk zelfs voorkomen kunnen worden? Of: hoe werd vroeger over het ontstaan van dit ziektebeeld gedacht, vond men het gedrag van de mens hierbij belangrijk? Hoe denkt men daar nu over en wat zijn daarvan de consequenties voor het medisch handelen? Om deze vragen gaat het in deze cursus ‘Leren dokteren 1’. Voor een goede dokter is het van belang het gedrag van zijn patiënt te begrijpen, vanwege de cruciale invloed van gedrag op gezondheid en
8
(preventie van) ziekte. Het sociaal, cultureel en maatschappelijk, als ook het wetenschapsfilosofisch en wetenschapstheoretisch perspectief dient daarbij te worden betrokken. Cursussen Huid en Afweer! vrijdag 29 augustus t/m maandag 22 september 2014 Bouw en Bewegen! dinsdag 23 september t/m maandag 27 oktober 2014 Metabole Systemen! dinsdag 28 oktober t/m maandag 1 december 2014 Leeronderzoek 1! dinsdag 2 december t/m vrijdag 12 december 2014 Leren dokteren 1! maandag 5 januari t/m maandag 26 januari 2015
Op Mac's is iTunes al geinstalleerd. Een projectgroep van een VUmc docent en studenten uit verschillende studiejaren is bezig met het maken van interactief studiemateriaal voor iPad-gebruik. Het maken van hetzelfde materiaal voor Android en Windows is momenteel niet mogelijk. De top 3 redenen waarom voor iPads is gekozen: ★ iBooks Author • interactieve digitale multitouch boeken ★ iTunes U courses • eigen collecties van ons digitaal lesmateriaal in onze cursussen op iTunes U ★ Apps voor het onderwijs en patiëntenzorg Het gebruik van iPads wordt voor alle studenten aanbevolen. Heb je een iPad: Download de apps iTunes U en iBooks.
De inhoud van elke cursus staat globaal beschreven op de website www.med.vu.nl. Uiterlijk één week voorafgaand aan een cursus is de gedetailleerde informatie verkrijgbaar bij de MFVU winkel. Digitale versies zullen als pdf en iBooks beschikbaar zijn via Blackboard en - voor het eerst in 2014/15 als iTunes U cursussen in iTunes. Downloadlink voor iTunes (voor PC)
Na openen van iTunes U op de iPad kan je op de naam van de cursus zoeken.
https://www.apple.com/nl/itunes/download/
9
Abonneer je op de cursus en maak niet alleen gebruik van de cursusdocumenten (kies de iBook-variant), maar ook van aanvullend materiaal (video’s, weblinks, apps). Maak notities in je iBooks, deel de notities met je medestudenten of maak study-cards om te leren.
Wil je bijdragen aan ons project, wij zijn altijd op zoek naar talenten. Voor vragen en aanmerkingen graag contact opnemen met het team van de Mobile Learning Initiative VUmc.
Belangrijk:
[email protected] & mlivumc.com
Het gebruik van iPads wordt echter niet verplicht gesteld en alle documenten worden blijvend ook in pdf beschikbaar voor mobiel gebruik op Android en Windows tablets. Het gebruik van iPads geeft ons echter momenteel meer mogelijkheden digitaal en mobiel onderwijs verder te ontwikkelen.
10
TOETSING Het semester wordt met verschillende toetsvormen getoetst. Deze zijn globaal beschreven in de studiegids. Gedetailleerde informatie over de toetsen, de studiepunten en het toetsrooster staan vermeld op Blackboard.
http://pixabay.com/en/question-mark-questions-request-63979/#
De parate kennis toetsen en de cursusafhankelijke toetsen (CAT) kunnen geoefend worden. Deze toetsen zijn beschikbaar op Blackboard bij de betreffende cursus. Voor de semestertoets (SET) komt er ook een oefentoets op Blackboard. Verder staan de beoordelingsformulieren van de BVD en de PG op Blackboard zodat studenten en docenten daar op kunnen anticiperen. Het portfolio start vanaf het begin van de studie. Alle informatie daarover krijg je in de tweede week van de cursus. Portfoliovragen staan op Blackboard onder Professionele ontwikkeling 1.
11
REGELS M.B.T. AANWEZIGHEID EN EMAIL
Deelname en actieve participatie aan alle practica en studiegroepen is verplicht en wordt getoetst d.m.v. de stempelkaart en het PG (professioneel gedrag in de studiegroep). Je dient altijd de practicumhandleiding mee te nemen. Om logistieke redenen is het alleen mogelijk om studiegroepen en practica te volgen op de voor jou in het rooster aangegeven tijden. Melden van afwezigheid door ziekte of bijzondere situaties U dient zich voorafgaand aan het practicum, met redenen omkleed, af te melden bij de practicumleider en voor studiegroepen bij de tutor en collega-studenten met wie je samenwerkt. In de studiegroep bereiden drie studenten gezamenlijk een presentatie voor. Bij ziekte van één van het trio dienen de anderen de presentatie te verzorgen. Bij (verwachte) langdurige afwezigheid moet je dit melden bij de tutor. De wijze waarop practica kunnen worden ingehaald zal op Blackboard worden gepubliceerd.
Regels m.b.t. e-mail
Digidaan, VUmc
Je hebt een e-mailadres van de VU gekregen, dat onder meer gebruikt wordt als standaard communicatiekanaal vanuit de universiteit. Ook het instituut voor onderwijs en opleiden van het VUmc gebruikt deze communicatieweg. Het gebruik van dit VU-emailadres vergemakkelijkt de communicatie tussen jou en alle betrokkenen bij het 12
onderwijs. Het is voor onderwijsmedewerkers, docenten en practicumleiders nl. ondoenlijk je te benaderen via je privé (bijv. hotmail, gmail) e-mailadres. Om te voorkomen, dat je belangrijke boodschappen of oproepen mist, hierbij het dringende verzoek mail gericht aan jouw VU e-mailadres automatisch te laten forwarden naar je privé e-mailadres. Jij beheert deze forward-instellingen zelf. Je gaat daartoe naar de beheeromgeving (www.digidesk.vu.nl: “mail doorsturen”), waar je dit kunt instellen. Bij vragen kun je terecht op het volgende e-mailadres:
[email protected].
LET OP: E-mails die niet van @student.vu.nl verstuurd worden, zullen niet in behandeling genomen worden. Vermeld altijd je naam, studentnummer, studiegroep en het onderwerp. Bij vragen over practica, de juiste benaming en code van het practicum vermelden.
13
GEDRAGSREGELS BIJ PRACTICA WAARBIJ STUDENTEN ONDERLING OEFENEN
De volgende gedragsregels zijn gebaseerd op de ‘Patiëntgebonden vaardigheden en patiëntcontacten, regels en richtlijnen voor studenten en docenten’ die gelden voor studenten van het VU medisch centrum. De folder met deze richtlijnen is aan alle studenten toegestuurd. De regel over onverwachte pathologische bevindingen voert terug op een besluit van de Projectgroep Klinische Vaardigheden. Hier zijn de regels samengevat die betrekking hebben op de practica waarbij studenten met elkaar oefenen. In ‘Recepten voor een goed gesprek’ is een hoofdstuk opgenomen over de betekenis van het lichamelijk onderzoek voor patiënten, met aanbevelingen voor de aanstaande arts.
Gedragsregels
Digidaan, VUmc
1. Het onderling oefenen van lichamelijk onderzoek (in het brede zin des woords, dus inclusief EHBO en anatomie in vivo), en wel bij beide geslachten, is verplicht voor alle studenten geneeskunde; deze verplichting geldt niet voor inwendig onderzoek bij mannen en vrouwen; voor oefening in deze onderdelen van het lichamelijk onderzoek worden alternatieven aangeboden in speciaal daartoe bestemd onderwijs. Het genitaal onderzoek wordt door alle studenten in het daartoe bestemde onderwijs geoefend. Dit vindt plaats in het vierde
14
studiejaar. Het onderzoek van de mammae wordt in principe wel onderling geoefend, in het tweede jaar. 2. In oefensituaties is niet alleen het innemen van de rol van de arts, maar ook het innemen van de rol van de patiënt een verplicht onderdeel en van wezenlijk belang voor de vorming tot arts. 3. Eventuele persoonlijke belemmeringen bij een student voor het ondergaan van lichamelijk onderzoek moeten ruim tevoren door de student zelf schriftelijk worden aangekaart bij een speciaal daartoe gemandateerde artsopleider. Het principe hierbij is: alle onderdelen zijn in beginsel verplicht voor iedereen tenzij de student reële argumenten aandraagt die worden ondersteund door de gemandateerde artsopleider. 4. Studenten dienen zich op de practica functioneel te gedragen, optimale hygiëne te betrachten en geen aanstoot te geven aan anderen. 5. Voor signalering van, en eventuele bemiddeling bij problemen rond de aan studenten gestelde eisen kan de student zich schriftelijk richten tot de gemandateerde artsopleiders. De student wordt dan uitgenodigd voor een gesprek.
student bij wie een (lichte) afwijking wordt gevonden hoeft niet bereid te zijn om als proefpersoon voor de hele groep te dienen. 7. Studenten die onderling oefenen worden geacht zich te houden aan de wettelijke geheimhoudingsplicht zoals die voor artsen geldt. Studenten geneeskunde ondertekenen aan het begin van de opleiding een verklaring tot geheimhouding. Dit vindt plaats bij het practicum Geheimhouding in de 2e week van de 1e cursus. Mis dit practicum dus beslist niet. Deze gedragsregels gaan op voor alle practica waar onderling geoefend wordt.
Het adres van de gemandateerde artsopleiders is: Gemandateerde artsopleiders VU medisch centrum Afdeling Verloskunde en Gynaecologie, kamer ZH 8F003 Postbus 7057 1007 MB Amsterdam
6. Wanneer de student geconfronteerd wordt met een onverwachte mogelijk pathologische bevinding zal deze zelfs bij de geringste twijfel de begeleidende docent moeten waarschuwen. Deze zal de student naar een arts doorverwijzen tenzij de docent er zeker van is dat er geen sprake is van pathologie. Een 15
Openingscollege
WEEKINDELING
De week start met het plenaire openingscollege van 2 uur. In het eerste uur wordt een patiënt gepresenteerd die past bij het weekthema. In het tweede uur wordt dieper ingegaan op de achtergronden van het patiëntprobleem en er wordt een globaal overzicht gegeven van de inhoud van de week.
Studiegroepen De studiegroep bestaat uit 12 studenten. Een studiegroepbijeenkomst duurt 2 uur. Je vindt er meer informatie over in de handleiding: “Werken in studiegroepen in het VUmc compas. Informatie voor studenten”. In deze semesterklapper wordt gedetailleerd het doel van en de werkwijze in de studiegroepen beschreven. Studieopdrachten zijn opgenomen in het cursusdeel van de semesterklapper (papieren versie - foto’s en figuren in zwart wit). Zij zijn ook beschikbaar via Blackboard (foto’s en figuren in kleur). Alle studiedocumenten zijn ook beschikbaar via iTunes U als iBook en pdf, gratis. Hier de link ... Digidaan, VUmc
Aanwezigheid is verplicht. Ook bestudeer je de bijbehorende literatuur.
Studiegroeptrainingen In de studiegroepen vervul je een aantal taken, zoals feedbacker en voorzitter. De studiegroeptrainingen
16
(SGT’s) zijn bedoeld om je te ondersteunen bij het aanleren van de vaardigheden die nodig zijn bij het werken in de studiegroep. De SGT’s bestaan uit oefeningen die door de tutor zelf tijdens de studiegroep worden gegeven. De volgende SGT’s komen in ieder geval aan bod in semester 1.1: feedback geven en ontvangen, voorzitten, patiëntpresentatie. Uit de overige SGT’s kan een keuze gemaakt worden, afhankelijk van de behoefte van de studiegroep. Hieronder vindt je de leerdoelen van de SGT’s: 1. Feedback geven en ontvangen Na deze training kun je • uitleggen wat feedback geven en ontvangen is en waarom het van belang is in de opleiding tot arts • de belangrijkste regels van het geven en ontvangen van feedback noemen en toepassen 2. Voorzitten Na deze training kun je • uitleggen wat het belang van een voorzitter is • uitleggen wat de taken van een voorzitter zijn 3. Patiëntpresentatie
• een samenvatting geven van een patiëntverhaal volgens een in de gezondheidszorg gangbaar model • beargumenteren waarom je bepaalde aspecten van een patiëntverhaal wel, of juist niet noemt tijdens de samenvatting 4. Presenteren met PowerPoint Na deze training kun je • de belangrijkste criteria rondom het gebruik van PowerPoint bij presentaties noemen en deze toepassen in jouw eigen presentaties • de technische mogelijkheden van PowerPoint zodanig benutten dat de overdracht van informatie efficiënt en aantrekkelijk verloopt 5. Notuleren Na deze training kun je • aangeven wat het doel van notuleren is • aangeven wat de taken van een notulist zijn • tips noemen om een goede notulist in de studiegroep te worden 6. Functioneren als groepslid
Na deze training kun je
Na deze training kun je
• de aspecten uit een observatielijst herkennen in een patiëntverhaal en benoemen
• jouw eigen rol en die van de medestudenten herkennen binnen de studiegroep en deze benoemen
17
• interventies omschrijven om jouw eigen gedrag en dat van anderen bij te sturen 7. Verdiepende vragen stellen Na deze training kun je • uitleggen wat het nut van vragen stellen is voor jouw leerproces en het verdiepen van de brainstorm in de studiegroepen • uitleggen wat het nut van vragen stellen is in het artsenberoep 8. Brainstormen
Voor studiegroepvoorbereiding kun je terecht in het VUmc, De Boelelaan 1117, 0B100. (tel 020-4441237). Hier is een stilteruimte, een grote zaal waar overlegd mag worden en er staan ca. 70 pc’s. Practica Per week zijn er 2 practica van elk 2 uur. In een aantal weken in dit semester is er een extra practicum. Eén van de practica is verbonden aan de cursusinhoud, de andere is verbonden aan één van de competenties van het VUmc-compas. In het rooster wordt het type practicum aangegeven en wordt vermeld welke competentie wordt geoefend. Aanwezigheid is verplicht.
Na deze training kun je
Slotcolleges
• in eigen woorden vertellen waarom de methode van brainstormen wordt gebruikt in een studiegroep
De week eindigt met de plenaire conferentie van 2 uur. In het eerste uur wordt verdieping aangebracht op het thema. Er wordt verband gelegd tussen de studieopdrachten en de leerstof. Verder wordt er aandacht besteed aan de belangrijkste en moeilijkste onderwerpen die aan bod zijn gekomen. In het tweede uur worden met name de klinische condities verder uitgediept en staat de patiënt centraal.
• aangeven hoe een brainstorm volgens de regelen der kunst uitgevoerd zou moeten worden • benoemen wat de termen convergeren en divergeren betekenen in het kader van de brainstorm • factoren benoemen die een effectieve brainstorm bevorderen of belemmeren Zelfstudie In de zelfstudietijd werk je met collega-studenten de studieopdrachten uit en bereidt je de tweede studiegroep voor.
Ten slotte Naast de contacturen bestaat de studie uit zelfstudieuren. Een student die gemiddeld 40 uur per week vanaf de eerste week aan zijn studie besteedt, zal goed uitkomen. Het is onmogelijk achterstand in zelfstudie in de laatste week te compenseren.
Studieruimte 18
STUDIEGROEPEN
De samenstelling van de studiegroepen met tutoren wordt bekend gemaakt tijdens de Algemene introductie (Semester 1.1).
HANDLEIDING "WERKEN IN DE STUDIEGROEP"
Het onderwijsprogramma VUmc-compas bevat verschillende manieren om de stof aan te bieden. Eén daarvan is het samenwerken en leren in de studiegroep. De eerste drie jaar van je studie krijg je hier mee te maken. In deze handleiding vindt je instructies over het werken in de studiegroepen. Het is de bedoeling dat je samen met medestudenten in de studiegroepen actief werkt aan de studiestof aan de hand van patiëntproblemen. In de studiegroepen komt de studiestof op een levendige, begrijpelijke, bruikbare en efficiënte manier aan bod. 1. Waarom is werken in de studiegroep belangrijk? • De student ziet zelf het belang in van de studiestof. Dat het geen "droge" kennis is, maar bruikbare kennis. Het zal de student motiveren om de nodige kennis eigen te maken en om zich in te spannen moeilijke stof te begrijpen. • De student kan kennis gebruiken om praktische problemen te begrijpen en hiervoor oplossingen te bedenken. Door deze koppeling naar de praktijk zal ingewikkelde kennis makkelijker te begrijpen en te onthouden zijn. Het legt een goede basis voor het klinische redenen straks in de praktijk
Digidaan, VUmc
• De student leert een bepaalde manier aan om problemen te begrijpen en op te lossen. Problemen die je nog nooit bent tegengekomen, zul je steeds makkelijker kunnen aanpakken. • De student leert efficiënt te studeren. Verworven kennis zul je telkens opnieuw gebruiken, zodat je je 20
deze kennis steeds meer eigen zult maken. Resultaat is dat je een beter overzicht zult houden over wat je allemaal al weet en je zult leren hoe je ontbrekende kennis kunt opsporen en ordenen. • De student leert op een overzichtelijke manier in gezamenlijkheid te werken aan de verschillende competenties die passen bij het profiel van de arts.
2. Wat houdt het profiel in? Het werken en leren in de studiegroep geeft je de mogelijkheid aan competenties te werken die deel uitmaken van het profiel van de arts. Het VUmc-compas is ingericht rond alle competenties die een toekomstige arts nodig heeft. Het profiel omvat acht rollen: • De VUmc-arts is een medisch expert. Hij beschikt over de meest actuele medische kennis en bezit de vaardigheden deze toe te passen. • Als academicus levert hij een wetenschappelijke bijdrage aan de gezondheidszorg. Hij vraagt zich altijd af wat de wetenschappelijke basis is van een bepaalde vorm van diagnostiek of therapie. Hij denkt en handelt op een wetenschappelijke manier, kijkt kritisch naar informatie en is in staat zelf een mening te vormen. • De communicator kan een effectieve relatie aangaan en onderhouden met patiënten, collega’s en andere zorgverleners. Zijn vermogen om helder
te communiceren is van essentieel belang om hoog gekwalificeerde zorg te kunnen bieden. • De arts als samenwerker is in staat doeltreffend samen te werken met collega’s, andere zorgverleners, met patiënten en patiëntengroepen. Hij kan informatie overbrengen, onderhandelen, leidinggeven, consulteren en feedback geven. • Elke dag neemt de arts als organisator besluiten over het te voeren beleid. Hij neemt verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zorg in de volle omvang, kan prioriteiten stellen, deze uitvoeren en evalueren. • Als gezondheidsbevorderaar erkent en bepleit hij het belang van preventieve gezondheidszorg voor de individuele patiënt, patiëntgroepen en de maatschappij. • De beroepsbeoefenaar beoefent de patiëntenzorg volgens de hoogst geldende medische en ethische standaarden (richtlijnen ontwikkelen en naleven). • Hij kan als reflector naar zijn persoonlijke en professionele functioneren kijken en weet waar zijn mogelijkheden en grenzen liggen. Hij is in staat zijn scholing en loopbaanontwikkeling hierop af te stemmen.
U heeft dus niet alleen kennis nodig om arts te worden, maar ook ga je vaardigheden en de juiste houding aanleren. De combinatie van die drie, noemen wij 21
competenties. Het verwerven van bijvoorbeeld de competenties communicator, reflector, samenwerker, organisator, beroepsbeoefenaar zijn belangrijke elementen van het werken in studiegroepen.
Dat betekent een actieve houding: vanaf de eerste week 40 uur per week aan je studie besteden!
4. Hoe wordt het werken in de studiegroep getoetst? 3. Hoe passen studiegroepen in het programma? Het VUmc-compas is opgebouwd uit themacursussen. Alleen kennis is niet voldoende. Je werkt vanaf dag één ook aan het profiel van jezelf als toekomstige arts. Het profiel zit verweven in de inhoud van de cursus. Je zult merken dat het profiel met de acht rollen steeds op verschillende manieren terugkomt, in de studieopdrachten en (competentiegebonden) practica. De week start altijd met een openingscollege waarin een patiënt wordt gepresenteerd. Daarna bespreek je studieopdrachten in jouw studiegroep. Daar is het moment waarop je gezamenlijk de patiëntencasuïstiek combineert met ‘droge kennis’ en eigen opvattingen en inzichten. Een tutor zal de studiegroep begeleiden en verdieping aanbrengen. De overige dagen van de week is er ruimte voor zelfstudie en volg je de geplande practica. Op de laatste dag van de themaweek heb je een tweede studiegroep en wordt de week afgesloten met een slotconferentie. Tijdens de tweede studiegroep presenteer je de resultaten van de studieopdrachten en daar discussieer je over in de studiegroep. Er zijn dus minder colleges, er is meer ruimte voor zelfstudie.
Kennisoverdracht aan anderen is een belangrijk aspect in de studiegroepen. Dit is namelijk ook een belangrijke vaardigheid voor de studie en latere beroepsuitoefening (denk aan uitleg geven aan anderen, bijvoorbeeld in het kader van de patiëntenvoorlichting, tijdens een patiëntbespreking, of in een wetenschappelijke voordracht). Deze vaardigheid laat zien dat je de stof beheerst en dat wordt op verschillende manieren getoetst. De belangrijkste is de Beoordeling Voordracht en Discussie (BVD). Het professioneel gedrag in de studiegroep wordt beoordeeld aan de hand van een PG-formulier. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen hoe de student persoonlijk leert, hoe hij omgaat met taken en hoe hij samen met anderen werkt aan een resultaat. Daarin leer je ook je medestudenten te beoordelen. Dat betekent niet elkaar afvallen, maar elkaar goede feedback geven. Dat zijn de gratis tips, waar je veel van kan leren. Vanaf de eerst week gaat het portfolio (PTF) een rol spelen. Je maakt inzichtelijk wat je kunt en wil leren. Meer informatie over deze toetsingsvormen vind je op Blackboard > toetsing.
22
5. Hoe gaat het in de studiegroepen? Je vormt samen met 11 medestudenten een studiegroep en trekt een half jaar met elkaar op onder leiding van een tutor. Per week zijn er twee afgesproken bijeenkomsten in de studiegroep. Studiegroepen I en II horen bij elkaar. Kortweg gezegd staat tijdens studiegroep I ‘het verkennen’ centraal en tijdens studiegroep II ‘het begrijpen’. De tutor zal als rolmodel in het begin van de studie als voorzitter van de studiegroep optreden. Zo snel mogelijk, op een moment dat de tutor en de studenten eraan toe zijn – liefst al na een maand – gaan de studenten de studiegroepen voorzitten en neemt de tutor de meer begeleidende rol op zich. Volgens een programma opbouw (zie agenda opbouw in bijlage 2) gaan studenten met elkaar de studieopdrachten bestuderen en de uitkomsten presenteren. Om resultaten te kunnen boeken, zijn afspraken nodig over de wijze van samenwerken. Denk aan de kunst van het vragen stellen, voorzitterschap en verslaglegging.
5.1. Hoe de studieopdrachten verkennen ? (studiegroep I): Voor het verkennen van studieopdrachten is er eerst een rapportage van de patiënt van de openingssessie. Vervolgens gaan de studenten onder leiding van een student-voorzitter brainstormen. De eerste maand zal het de tutor zijn die als rolmodel laat zien hoe je als voorzitter het leren in de studiegroep stimuleert. De
methode van brainstormen is erop gericht zoveel mogelijk ideeën te genereren, die met het onderwerp te maken hebben. Voor de start van de brainstorm, bespreekt de groep eerst – per deelvraag - of alle begrippen in de studieopdracht helder zijn. Daarna start de brainstorm, een methode die je als arts vaak met je collega’s zult toepassen. In de eerste fase (divergeren)zijn een paar spelregels: • Iedereen mag alles zeggen wat bij hem opkomt, als oplossingsrichting. Reacties zijn kort, geen toelichting en geen discussie. Het gaat om zoveel mogelijke oplossingen te bedenken. • Geen kritiek op elkaars inbreng. Dat komt later. Iedereen moet kunnen deelnemen. ‘Ja, maar’ bestaat in deze fase niet. • Verzin in deze fase niet alleen maar vragen, maar ook oplossingsrichtingen. • Laat je niet teveel leiden door de deelvragen van de studieopdracht • Noteer alle voorstellen (de notulist) In de tweede fase gaat de groep de vragen en mogelijke antwoorden kritisch tegen het licht gehouden (convergeren). Hier komt het aan op een actieve houding en de bereidheid van iedere student een studieopdracht uit te werken. Zijn alle vragen voldoende beantwoord en welke vragen dienen nog te worden uitgezocht om tot een
23
bevredigend antwoord op de studieopdracht te komen? In deze fase werkt de student-voorzitter met de groep toe naar eensgezindheid over de nog nader te bestuderen onderdelen van de studieopdracht. De studiegroep sluit af met afspraken over de verdere uitwerking in trio’s. Is er duidelijkheid over welke bronnen worden geraadpleegd om de resterende vragen te kunnen beantwoorden? Daarbij moet niet alleen worden gedacht aan de leerboeken, maar ook aan andere bronnen zoals (betrouwbare) websites, artikelen in tijdschriften die via bibliotheekbestanden kunnen worden opgezocht of COO-materiaal. De notulist noteert de gemaakte afspraken over de uitwerking van de studieopdracht in de groepsruimte op Blackboard. Na de brainstorm geeft de student-voorzitter het woord weer terug aan de tutor voor feedback en evaluatie.
3. alle studenten zich voorbereiden op een mogelijke presentatie (zie bijlage 3) Als arts zul je veel instructie geven. Zowel aan patiënten en collega’s als aan andere disciplines. Door jouw medestudenten uit te leggen wat je geleerd hebt, laat je zien het zelf te begrijpen Op deze manier leer je het meest en is het voor je studiegenoten ook goed te volgen. Let er bij het maken van het verslag op dat je duidelijk aangeeft waar het over gaat (bijvoorbeeld cursus, week, datum, namen trio). Naast het verslag werk je aan de presentatie voor studiegroep II. De bedoeling is dat je de leerstof boeiend, overzichtelijk en begrijpelijk kunt presenteren aan je studiegenoten.
5.3. Wat is de opbouw van de presentatie? Inleiding
5.2. Hoe studiegroep II voorbereiden? In de voorbereiding voor studiegroep II werk je samen binnen je trio aan de studieopdracht. De bedoeling is dat je:
• welke studieopdracht en vragen heb je uitgewerkt; • wat is de opbouw van jouw verhaal en welke specifieke vragen of onderwerpen worden in de rapportage behandeld;
1. een verslag – in eigen woorden - in Word maakt, dat de antwoorden op de vragen geeft 2. de antwoorden een logische opbouw voor een PowerPoint presentatie maakt, om te presenteren aan jouw studiegroep.
24
• welke bronnen zijn geraadpleegd. Middendeel • verdeel de onderzochte studieopdracht en vragen onder in hoofdonderwerpen (kernpunten) en orden vervolgens de aandachtspunten per kernpunt; • maak duidelijke overgangen van het ene punt naar het volgende (paragraferen); • geef zo nodig tussentijdse samenvattingen; • gebruik bord of sheets om het overzicht van het verhaal weer te geven en om de uitleg visueel toe te lichten (figuren, schema's, tabellen, etc.).
Last but not least... Kenmerkend voor een goede presentatie:
• • • • • •
Simplicity Unexpected Credential Concrete Emotional Story
Indien online: meer informatie ... of hier: meer tips voor een goede presentatie
Afronding • geef een korte samenvatting van de bevindingen; • eindig met een conclusie, een ‘take-home message’, een discussiepunt of persoonlijk commentaar over de bevindingen. Is in deze uitleg de studieopdracht (volledig) beantwoord? Betrek in de conclusie met name de klinische relevantie van de uitleg: wat betekent de gegeven informatie voor de diagnostiek, de behandeling, het verdere beloop van het probleem van de patiënt van de studieopdracht. Let op!!! Aangezien de computers in de studiegroepruimtes geen toegang geven tot een USBpoort, is het noodzakelijk om de presentatie (en het verslag) voor de start van Studiegroep II op Blackboard te zetten!!!!
25
5.4. Hoe studieopdrachten presenteren en bespreken? (studiegroep II): Tijdens de tweede studiegroep presenteren de studenten de uitkomsten van de studieopdrachten en discussiëren zij met elkaar over de juistheid en volledigheid. Vooraf is duidelijk wie verantwoordelijk is voor de feitelijke presentatie van het werk van de trio, zie roulatieschema taken. De student-voorzitter nodigt de trio’s uit om de studieopdracht te presenteren. Na afloop van de presentatie volgt een discussie onder leiding van de voorzitter. De presentator licht onduidelijkheden en vragen toe. Aan het einde van de bespreking inventariseert de presentator de resterende onduidelijkheden van de studieopdracht, waar nog nadere bestudering voor nodig is. Gezamenlijk besluiten de studenten welke vraag/vragen nog worden uitgezocht door één van de groepsleden en welke vraag/vragen door de notulist op Blackboard worden gezet voor de inhoudelijk deskundige. Na afloop van de presentatie wordt feedback gegeven.
6. Welke taken voeren studenten uit in de twee bijeenkomsten per week? Eén van de studenten treedt op als student-voorzitter (komt terug in een competentiepractica): • bewaakt de procedure: hoe verloopt de brainstorm? • bewaakt de tijd
• stelt vragen ter verduidelijking of ter verdieping • vat discussies en afspraken samen • betrekt alle groepsleden in de discussie • grijpt in als groepsleden zich disfunctioneel gedragen (b.v. door elkaar praten) • grijpt in als de discussie niet meer relevant is • geeft aanwijzingen aan de notulist
Eén student als de notulist: • ondersteunt de student-voorzitter • legt afspraken vast over de uitwerking van de studieopdrachten • formuleert vragen en plaatst deze op blackboard
Eén student als patiënt presentator • geeft een presentatie over het patiëntencollege
De groepsleden: • doen actief mee met groepstaken (brainstormen, discussie, actief luisteren, vragen stellen, initiatief nemen) • luisteren naar elkaar
26
• presenteren volgens roulatieschema
De studenten werken samen in drietallen: • maken aantekeningen op het bord of pc voor het trio. • zorgt dat de verslaglegging (Word document en PowerPoint presentatie) op Blackboard komt te staan voor aanvang van Studiegroep II.
de discussie stimuleren en alleen die informatie geven die nodig is om de voortgang te bevorderen. De tutor neemt het voortouw in het geven van feedback. De tutor ziet er op toe dat het leren en (samen)werken in de studiegroep – zoals in deze handleiding geschreven – goed verlopen. Hiervoor gebruikt de tutor, vooral in semester 1.1 studiegroeptrainingen, die extra aandacht vragen voor de competenties die jij je eigen gaat maken.
Eén van de studenten geeft feedback: • aan voorzitter (studiegroep I en II) en presentator (studiegroep II) ! 7. Wat kun je van een tutor verwachten? De eerste maand laat de tutor als rolmodel zien hoe een voorzitter het leren in de studiegroep kan stimuleren. De tutor ziet toe op de wijze waarop de discussie verloopt, stimuleert deze en geeft feedback. Daarna treedt de tutor op als begeleider van het proces van samen leren in de studiegroep en ‘coacht’ de student-voorzitter. De tutor treedt op als begeleider van het leerproces van de studiegroep. De tutor heeft een open houding en toont interesse in jouw (studie)activiteiten. Verwacht van de tutor niet dat hij zich opstelt als een traditionele docent, maar meer als een begeleider. Inhoudelijk zal de tutor de diepgang van
27
PROFESSIONEEL GEDRAG IN DE BACHELOR
Digidaan, VUmc
In de bachelor van het VUmc compas wordt veel aandacht besteed aan professioneel gedrag, en je ontvangt meermalen een oordeel over jouw professionaliteit. Maar wat is dat eigenlijk, professionaliteit?
Wat maakt iemand tot een echte professional? Je moet daarvoor allereerst heel goed zijn in je vak, zowel op het medische inhoudelijk als op het praktische vlak. Een professionele arts bezit veel adequate kennis. De basis daarvoor wordt in de bachelor gelegd in colleges, studiegroepen en practica. In het artsenvak is ook de praktische kant heel belangrijk, zoals uitvoeren van lichamelijk onderzoek, bloed afnemen, klinisch redeneren, gesprekken voeren. Vroeg in de studie heb je al gelegenheid om deze vaardigheden te leren en te oefenen. Maar professionaliteit zit ‘m niet alleen in kennis en vaardigheden. Professionaliteit uit zich ook heel duidelijk in houding en gedrag. Als arts is het de kunst om hiermee het vertrouwen te winnen van patiënten, en ook van collega’s. De patiënt moet erop kunnen vertrouwen dat zijn arts voor hem of haar het goede doet. En je toekomstige collega’s moeten op je kunnen vertrouwen dat je, ook als zij niet aanwezig zijn, het goede voor jouw patiënten doet. Ook aan dit onderdeel wordt in de bachelorfase al heel veel aandacht besteed, want we weten dat studenten die professioneel gedrag kunnen laten zien, later ook professionele artsen
28
worden. De tutor leert je wat professionaliteit is en hoe je dat kunt laten zien. Hij/zij beoordeelt jou tussentijds en aan het eind van het semester door het afnemen van de PG toets.
Hoe wordt Professioneel gedrag getoetst? De toetsing van PG (zie bijlage 9) is gebaseerd op de beoordeling van drie aspecten, nl. • Omgaan met taken en je werk,
Hoe kun je “professioneel gedrag” leren, hoe wordt je een professionele arts? 1. Kijk om je heen en zoek rolmodellen die laten zien wat professioneel gedrag is en probeer van hen te leren. Dit kunnen college- of practicumdocenten zijn, de tutor, maar ook een medestudent. 2. Je krijgt veel feedback in de studiegroep. Neem die feedback serieus en doe er je voordeel mee. Neem de gelegenheid om te oefenen. Kijk kritisch naar jezelf, en vraag aan anderen dat ook te doen. 3. Bestudeer het onderstaande beoordelingsformulier en de toelichting en zorg dat je weet wat de aandachtspunten zijn. 4. In de tussentijdse beoordeling wordt je gewezen op verbeterpunten, je kunt in de tweede helft van het semester laten zien dat je wat met deze feedback doet. 5. Aan het eind van het semester krijg je een beoordelingsgesprek. Formuleer zelf leerdoelen en probeer die in het volgende semester te realiseren.
• Omgaan met anderen en • Omgaan met je eigen functioneren. Deze drie onderdelen moeten alle drie beoordeeld worden met een voldoende om tot een voldoende PG te komen. Je aanwezigheid in de studiegroep wordt ook meegewogen in het eindoordeel.
Wat gebeurt er als ik een onvoldoende krijg voor Professioneel gedrag? Bij een onvoldoende PG-beoordeling wordt je door de coördinator Professioneel Gedrag opgeroepen voor een gesprek. In dit gesprek staan we stil bij de reden voor de onvoldoende beoordeling, en bespreken we de mogelijkheden om dit in de toekomst te voorkomen. Van dit gesprek schrijf je een verslag waarin je ook leerdoelen formuleert die je met de volgende tutor gaat bespreken. Een onvoldoende PG kan alleen in overleg met de coördinator gecompenseerd worden.
29
Meer informatie Bij vragen kun je contact opnemen met mevr. M.C. Makvan der Vossen, huisarts en coördinator Professioneel gedrag,
[email protected], kamer MF-D512. Op Blackboard onder de cursus Professionele ontwikkeling vindt je naast deze instructie en het college ook literatuur over onderwijs en toetsing van Professioneel gedrag.
30
PORTFOLIOLEREN IN DE BACHELOR
Het portfolio is één van de toetsonderdelen in de bachelor en master van het VUmc-compas. In het portfolio laat de student zien hoe hij zich ontwikkelt tot arts. De opdrachten voor het portfolio en de portfoliogesprekken met de tutor zijn in de bachelor en master een instrument waarmee de student kan leren reflecteren op zijn persoonlijke ontwikkeling en op zijn professionele ontwikkeling tot arts. Het portfolio wordt gezien als een zinvol en praktisch middel om de professionele gebeurtenissen te vezamelen en te kunnen analyseren, met aandacht voor de persoonlijke en professionele aspecten van het beroep van arts. Hiermee kan gestructureerd de toekomstige persoonlijke en professionele ontwikkeling vorm gegeven worden. Het portfolio-leren is ook een voorbereiding op het werken met een portfolio in de medisch specialistische vervolgopleiding. Met het portfolio wordt het concept van life-long-learning gefaciliteerd. Tijdens het eerste bachelorjaar zijn er drie portfoliogesprekken met de tutor van het eerste semester gepland. Deze zijn in oktober, januari en april. Voor elke gesprek werkt de student een aantal opdrachten uit. Tijdens het gesprek staat het bespreken van deze opdrachten op de agenda. De student is verantwoordelijk voor het:
http://pixabay.com/en/folder-files-documents-papers-146940/
• maken van de afspraak voor het portfoliogesprek • maken van de opdrachten
31
• op tijd opsturen van de opdrachten zodat de tutor zich kan inlezen • formuleren van agendapunten • schrijven en opsturen van een gespreksverslag na afloop van het gesprek en/of • verwerken van de verkregen feedback na afloop van het gesprek. De tutor stelt zich tijdens de gesprekken op als coach en legt zich toe op het begeleiden van de student. De tutor beoordeelt of de student heeft voldaan aan de inspanningsverplichting voor het portfolio (gesprekken gevoerd, opdrachten gemaakt, gespreksverslagen gemaakt en/of feedback verwerkt) en beoordeelt in het eindgesprek het persoonlijk ontwikkelingsplan. Het portfolio levert studiepunten op voor het onderdeel Professionele Ontwikkeling. De essentie van het portfolio is: het beschrijven, analyseren en leren van ervaringen en deze inzichtelijk maken voor een ander (tutor). Meer informatie over het portfolio is te vinden op Blackboard in de course Professionele Ontwikkeling 1 (sem 1.1) en Professionele ontwikkeling 2 (sem 1.2).
32
ROULATIESCHEMA IN DE BACHELOR
Op de volgende 2 pagina's worden de schemata voor de roulatie in de studiegroepen getoond.
Take a break (alleen in iBooks te spelen)
Interactive 2.1 Voor beginners
Semester 1 - kruiswoordraadsel http://pixabay.com/en/recycle-reuse-symbol-logo-arrows-305031/
33
ROULATIE SCHEMA TAKEN STUDIEGROEP (n = 12) 1e bijeenkomst
2e bijeenkomst
cursus 1.1.1
cursus 1.1.2
cursus 1.1.3
cursus1.1.4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1
10
7
4
3
11
8
5
2
12
9
6
voorzitter
stud opdr 1 voorzitter
notulist
stud opdr 1
notulist / feedback stud opdr 4
2
11
8
5
1
12
9
6
3
10
7
4
patiënt presentator
stud opdr 1 presentatie stud opdr 1
3
12
9
6
2
10
7
4
1
11
8
5
13
14
15
cursus1.1.5 16
17
18
Vrij in te vullen
feedback pat pres
stud opdr 2 presentatie stud opdr 2
4
1
10
7
5
3
11
8
6
2
12
9
stud opdr 2 feedback notulist
5
2
11
8
6
1
12
9
4
3
10
7
stud opdr 2 feedback stud opdr 1
6
3
12
9
4
2
10
7
5
1
11
8
stud opdr 3 presentatie stud opdr 3
7
5
2
11
8
6
1
12
9
4
3
10
stud opdr 3 feedback stud opdr 2
8
4
3
10
9
5
2
11
7
6
1
12
stud opdr 3
9
6
1
12
7
4
3
10
8
5
2
11
feedback voorzitter
Legenda
stud opdr 4 feedback voorzitter
10
7
5
2
11
8
6
1
12
9
4
3
stud opdr 4 presentatie stud opdr 4
11
8
4
3
12
9
5
2
10
7
6
1
stud opdr 4 feedback stud opdr 3
12
9
6
1
10
7
4
3
11
8
5
2
BVD-EXAMEN
De nummers binnen de kaders verwijzen naar de 12 studenten in de studiegroep.
Bijvoorbeeld: student nummer 10 werkt in week 1 van het semester (Huid en afweer) samen met studenten nummer 11 en 12 aan studieopdracht 4. In die week geeft hij feedback op de voorzitter in beide sessies van de studiegroep. In week 2 is hij zelf voorzitter en in week 12 (Metabole systemen) presenteert hij studieopdracht 3 als BVD-examen. 34
ROULATIE SCHEMA TAKEN STUDIEGROEP (n = 11) 1e bijeenkomst
2e bijeenkomst
cursus 1.1.1
cursus 1.1.2
cursus 1.1.3
cursus1.1.4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1
10
7
4
3
11
8
5
2
10
9
6
voorzitter
stud opdr 1 voorzitter
notulist
stud opdr 1
notulist / feedback stud opdr 4
2
11
8
5
1
10
9
6
3
10
7
4
patiënt presentator
stud opdr 1 presentatie stud opdr 1
3
11
9
6
2
10
7
4
1
11
8
5
13
14
15
cursus1.1.5 16
17
18
Vrij in te vullen
feedback pat pres
stud opdr 2 presentatie stud opdr 2
4
1
10
7
5
3
11
8
6
2
11
9
stud opdr 2 feedback notulist
5
2
11
8
6
1
10
9
4
3
10
7
stud opdr 2 feedback stud opdr 1
6
3
11
9
4
2
10
7
5
1
11
8
stud opdr 3 presentatie stud opdr 3
7
5
2
11
8
6
1
10
9
4
3
10
stud opdr 3 feedback stud opdr 2
8
4
3
10
9
5
2
11
7
6
1
11
stud opdr 3
9
6
1
11
7
4
3
10
8
5
2
11
feedback voorzitter
Legenda
stud opdr 4 feedback voorzitter
10
7
5
2
11
8
6
1
10
9
4
3
stud opdr 4 presentatie stud opdr 4
11
8
4
3
10
9
5
2
10
7
6
1
stud opdr 4 feedback stud opdr 3
11
9
6
1
10
7
4
3
11
8
5
2
BVD-EXAMEN
De nummers binnen de kaders verwijzen naar de 11 studenten in de studiegroep.
Bijvoorbeeld: student nummer 10 werkt in week 1 van het semester (Huid en afweer) samen met student nummer 11 aan studieopdracht 4. In die week geeft hij feedback op de voorzitter in beide sessies van de studiegroep. In week 2 is hij zelf voorzitter en in week 12 (Metabole systemen) presenteert hij studieopdracht 3 als BVD-examen. 35
BIJLAGE 1
ALLE BIJLAGEN
Wat bespreken we tijdens de allereerste studiegroep: week 1
Studiegroep 1 • Kennismaken • Voorstellen om een telefoonlijst aan te leggen, incl. mailadressen ook van de tutor • Toelichting werkwijze in de studiegroep • Studiegroeptrainingen • Gelegenheid tot vragen beantwoorden over VUmc compas • Wederzijdse verwachtingen • Spelregels, waaronder de functie van feedback • Aanwezigheid en omgaan met afwezigheid • Verwijzen naar informatiebalie van het Onderwijsinstituut (algemene vragen) http://pixabay.com/en/paperclip-clip-office-168336/
• Studieadviseurs (inschrijvingen, studiefinanciering) • Toetsing in de studiegroep (PGL en BVD) • Wanneer het verslag van het trio op BB (in de eigen studiegroepruimte) staat
36
Hiervoor wordt 60 minuten uitgetrokken.
BIJLAGE 2
Daarna: samenvatting patiënt (10’), 2 studieopdrachten (40’) en afsluiting (10’)
Hoe is de agenda van de studiegroepen?
Studiegroep 2 • Opening 10’ • SO1 20’ • Alle studenten presenteren SO2:12 x 6/7’ • Evaluatie 10’
Studiegroep 1 1. Opening (10') TUTOR • welkom • opnemen presentie • taakverdeling • mededelingen • (soms: studiegroeptraining)
2. Samenvatting presentatie patiënt op college (10’)
3. De studieopdrachten van de week (80') VOORZITTER Toewijzen van de vier studieopdrachten en studieopdrachten verkennen (brainstormen)(70') • verheldering van de studieopdracht • divergentiefase • convergentiefase • afspraken over de verdere uitwerking
37
4. (Soms: terugblik op studiegroeptraining (10’) TUTOR) ! 5. Afsluiting (10’) TUTOR
• eigen commentaar rapporteur, feedbacker, overige groepsleden, tutor 3. Afsluiting (10') TUTOR • feedback voor de voorzitter
• feedback voor de voorzitter
• evaluatie van groepsproces en taakuitvoering
• rolverdeling volgende bijeenkomst checken: wie presenteert, wie geeft feedback, wie schrijft het verslag voor Blackboard, wie is voorzitter enz.
• feedback ten behoeve van de tutor • rolverdeling volgende bijeenkomst checken
Studiegroep 2 1. Opening (10') TUTOR • welkom • opnemen presentie • checken taakverdeling • mededelingen
2. Rapportage studieopdrachten (100') VOORZITTER • rapportage door rapporteur gevolgd door discussie (samen 15') • inhoudelijke nabespreking en formulering van vragen voor slotconferentie • feedback voor de rapporteur (5')
38
BIJLAGE 3 Hoe geef je een presentatie? De inhoud • zorg dat de presentatie voldoende boeiend en relevant is voor de studieopdracht • zorg dat de studieopdracht duidelijk geschetst wordt, de opbouw duidelijk is en de bronnen zijn genoemd • zorg voor een duidelijke en logische samenhang tussen de hoofdpunten • zorg dat je af en toe samenvat en met name aan het eind een samenvatting geeft • zorg dat je duidelijk bent in jouw presentatie – je studiegenoten leren van je! • zorg dat je voornamelijk de hoofdlijn presenteert
De vorm • zorg dat jouw presentatie er verzorgd uit ziet en niet te gekunsteld is • zorg dat je waar nodig plaatjes gebruikt ter verduidelijking (let op: vermeld de bron!) • zorg dat wanneer je plaatjes leidt, deze niet afleiden van de inhoud • zorg dat je niet te veel tekst op je dia’s zet
De uitvoering • zorg dat je stem levendig klinkt (voldoende modulatie) • zorg dat je rustig spreekt • zorg dat je voldoende oogcontact houdt met je toehoorders (kijk dus niet te veel naar de presentatie) • zorg dat je gebaren maakt ter ondersteuning van je presentatie • zorg er voor dat je geen afleidende bewegingen maakt (b.v. tikken met de pen)
De discussie met de groep • zorg dat je goed luistert naar de vragen voor je een antwoord geeft • zorg dat je met respect omgaat met de vragen en toehoorders
Toelichting op ‘hoe geef je een presentatie’ Een presentatie heeft als doel om relevante informatie snel over te brengen, zodat de toehoorders de informatie kunnen samenvatten en zich een oordeel kunnen vormen over de waarde van de informatie voor toepassing in een discussie over wetenschappelijke of medische problemen. Een duidelijke opbouw van de verhaallijn faciliteert het overdrachtsproces. 39
Een presentatie kan gezien worden als een contract tussen de presentator en zijn gehoor. De presentator belooft een goed verzorgd verhaal en het gehoor belooft aandacht. Aandacht is echter onderhevig aan schommelingen en behoeft regelmatige prikkels om op peil te blijven. De presentator kan gebruik maken van hetgeen bekend is over deze schommelingen en de wijze waarop je dalingen in de aandacht kunt tegengaan. Onderstaande tips zijn bedoeld om de presentator daarbij te helpen. Aandacht en het vasthouden ervan Mensen in een auditorium kunnen na de introductie van de presentatie hun aandacht gemiddeld ongeveer 8 minuten op een hoog niveau vasthouden. Dan zijn de prikkels die initieel zijn aangeboden uitgewerkt en begint de aandacht te verslappen, tenzij de spreker erin slaagt die aandacht vast te houden of opnieuw te verhogen. In de eerste plaats kan hij dat doen door het verhaal als een inhoudelijk logische lijn te presenteren waarin vragen worden opgeroepen en beantwoord: een boeiend verhaal. Maar niet iedereen kan dat altijd en soms is het nodig in de structuur van je verhaal een breekpunt in te bouwen; als spreker moet je dan ‘iets’ doen om een nieuwe episode van 8 minuten te laten beginnen.
Wat is te zeggen over dat ‘iets’? In feite werkt alles wat de aandacht trekt: een stilte laten vallen, een vraag stellen in het algemeen of aan een specifieke student uit de zaal, even wegwandelen, het licht uitdoen, een illustratie geven, een anekdote vertellen, een patiënt binnenroepen, zeggen dat je nu iets uit het examen gaat behandelen, een vraag opperen in het kader van je verhaal en het gehoor vragen even hierover na te denken…. Sommige interventies passen inhoudelijk in je verhaal en werken op een natuurlijk wijze, als het ware ‘vanzelf’; andere interventies (zoals het licht uitdoen of ophouden met spreken) zijn meer procedureel en kunnen als kunstmatig en soms vijandig overkomen, maar ze werken wel! Het is aan de presentator om in de context van de presentatie interventies te kiezen uit het repertoire. Hoe meer je er in slaagt de interventie logisch te plaatsen in je verhaallijn, des te makkelijker is het voor het gehoor om mee te gaan.
Prime time voor jouw boodschappen Het primacy effect en het recency effect zijn twee Engelse termen die respectievelijk aangeven dat wat het eerst en wat het laatst wordt gepresenteerd het best in het korte termijn geheugen worden opgenomen. Presentatoren kunnen gebruik maken van deze wetmatigheden. Ze beginnen met het opeisen van de 40
aandacht door een appèl te doen op het gehoor: dat kan inhoudelijk bijvoorbeeld door een band te leggen tussen het onderwerp, de persoon van de presentator en het belang van de toehoorders. (voorbeeld: ik heb geprobeerd in deze studieopdracht een relatie te leggen tussen het probleem van de gepresenteerde patiënt en de theoretische kennis over …..; dat was interessant omdat ik bij de huisarts zelf een patiënt gezien heb met …..; aan het eind van onze presentatie hebben we met zijn drieën enkele vragen gemaakt die zo in de CAT zouden kunnen; dat was best leuk om te doen) De aandacht is nu getrokken. Bedenk dat wat je de komende minuten gaat zeggen zeer goed onthouden wordt (primacy effect); maak daar gebruik van door een goed gestructureerd overzicht te geven van je presentatie. Aan het eind van je voordracht geef je een samenvatting met je conclusies. Ook die blijven goed hangen (het recency effect). Je kunt beide effecten versterken door te beginnen met je samenvatting. Sommige sprekers doen dat volgens het principe: vertel eerst wat je gaat vertellen, vertel het dan en vat ten slotte samen wat je hebt verteld.
Verschil tussen een samenvatting en een inhoudsopgave Een samenvatting is iets anders dan een inhoudsopgave van je presentatie. De inhoudsopgave geeft aan hoe de presentatie is opgebouwd. Hiermee sluit je impliciet het ‘aandachtscontract’ met het gehoor.
Je laat zien welke onderwerpen je zal aansnijden en hoe lang het totaal duurt. Met dit overzicht creëer je een verwachtingspatroon bij het gehoor doordat je enkele belangrijke vragen voor hen beantwoordt: Welke onderwerpen komen aan de orde? Hoelang gaat alles duren? Wordt er nog iets van mij verwacht? Een samenvatting bestaat uit inhoudelijke conclusies die je als stellingen poneert. Je probeert daarbij uitspraken te doen die je toehoorders kunnen gebruiken bij hun studie of bij hun werk (ze worden in het Engels ook wel ‘take home messages’ genoemd). De functie van een samenvatting is de belangrijkste conclusies kort onder elkaar te zetten zodat ze het natuurlijke begin vormen van de discussie na je presentatie.
Openingsblad Een openingsblad bevat de titel en naar goed academisch gebruik de coördinaten van de presentatie: de naam van de presentator, de datum en het kader waarin de voordacht plaatsvindt; in concreto betekent het laatste dat het nummer vermeld wordt van de studieopdracht waarop de presentatie is gebaseerd, samen met de naam van de docent die de opdracht heeft opgesteld en de naam van de tutor. Zo is de presentatie traceerbaar en is voor iedereen duidelijk wat de status is van dit document in de academische wereld, namelijk een referaat van studenten in een leersetting.
41
Kies eerst een geschikt sjabloon uit de mogelijkheden die PowerPoint aanbiedt. In het algemeen voldoet een lege dia het best, dus ZONDER speciale achtergrond. Een achtergrond verkleint het totale oppervlak en kan vaak het lezen van teksten bemoeilijken omdat de structuren van de achtergrond de aandacht afleiden. Als formaat van de dia (onder pagina-insteling onder bestand) komen ‘diavoorstelling’ en ‘35 mm-dia’s’ in aanmerking; het laatste formaat is iets breder en is geschikt voor het opbouwen van grote schema’s. Vervolgens moet een keuze gemaakt worden voor de kleuren van de achtergrond en van de letters. Contrast tussen beide is van belang voor de leesbaarheid, dus ofwel een lichte achtergrond met donkere letters, ofwel een donkere achtergrond met lichte letters. De laatste zijn slechter leesbaar in lichte lokalen en faciliteren wegdromen in donkere zalen. Altijd leesbaar zijn zwarte letters op een witte achtergrond. Voor accenten in de tekst kunnen steunkleuren gebruikt worden. Bedenk dat ongeveer 5% van de mannen rood-groen kleurenblind is: dus gebruik deze kleuren niet wanneer contrasten van belang zijn. Op het openingsblad of titelpagina trek je voor het eerst de aandacht van je gehoor: de titel is het belangrijkst en hoort in de grootste letter op de dia eruit te springen; afhankelijk van de lettersoort is de grootte tussen 36 en 70 bruikbaar. Kies als lettersoort een letter zonder schreef, bijvoorbeeld de arial of de verdana. Letters zonder schreef zijn voor presentaties makkelijk leesbaar, bij geschreven teksten zijn daarentegen
letters mét schreef beter leesbaar, zoals de times new roman. Plaats de titel zodanig dat het hart van de tekst enige centimeters boven het midden van de dia staat. Het best gebruik je alleen aan het begin een hoofdletter. Wanneer de titel kort is, kun je overwegen alleen hoofdletters te gebruiken. De namen en overige gegevens kunnen in kleinere letters worden weergegeven in het vlak onder de titel.
Structuur van de presentatie Na de titelpagina en de inhoudsopgave start je met een inleiding waarin je de probleemstelling of vraagstelling voor je presentatie uiteenzet. Vervolgens komt het middendeel, of hart, van de presentatie waarin je de vraagstelling tracht te beantwoorden. Daarna volgt de afronding met de conclusies, samenvatting en referenties. Het geheel duurt ongeveer 10 minuten, waarna er 5-10 minuten beschikbaar zijn om vragen te stellen en te discussiëren.
Illustraties en schema’s Illustraties, zoals foto’s en tekeningen, kunnen een grote zeggingskracht hebben, vaak meer dan woorden. Ze eisen ook direct de aandacht op. Zorg er dus voor dat je de illustratie goed in je verhaal inpast. Gun je 42
gehoor even de tijd om de illustratie in zich op te nemen, verklaar vervolgens wat ze zien en hoe deze illustratie in je verhaal past. Schema’s laten relaties zien tussen verschillende grootheden en hebben meestal een hoog abstractieniveau. Om de aandacht van je toehoorders te houden zul je hen door het schema moeten leiden. Geef dus met een pointer aan waar je met je uitleg begint en leid hen door de structuren. Het is van groot belang goed contact te houden met je gehoor, want vaak volgen de toehoorders eigen associaties en missen zo een deel van je uitleg. Je kunt het vaak aan de gezichten aflezen of ze nog ‘met je mee zijn’. Vraag zonodig of iedereen je kan volgen. Je kunt een ingewikkeld schema ook opbouwen met hulp van de animatietechnieken die in PowerPoint zijn ingebouwd. Je begint met de hoofdelementen (bijvoorbeeld de organen die de calciumspiegel in het bloed bepalen) en al vertellend laat je pijlen, plusjes en minnetjes en waardes in het schema opkomen. Je toehoorders volgen automatisch. Je bereikt hiermee dat het beeld en je uitgesproken tekst maximaal op elkaar zijn afgestemd, wat een goede garantie geeft dat de aandacht blijft behouden. Interactiviteit
Je kunt in je presentatie een moment van interactiviteit inbouwen waarop je gehoor een tegenprestatie moet leveren in de vorm van een respons op een door jou gestelde vraag. Dat verhoogt de aandacht. Je kunt daarvan
gebruik maken door een belangrijk leerpunt van je presentatie te verpakken in een vraag. Zorg ervoor dat iedereen voldoende tijd heeft om de vraag te lezen en er vervolgens over te kunnen nadenken. Je kunt eventueel mensen met hun buurman laten overleggen, zeker wanneer het een open vraag is waarop een beargumenteerd antwoord vereist is. Zo’n moment van interactiviteit kan geplaatst worden aan het begin van de presentatie, om initieel de aandacht te trekken. Middenin de presentatie kan de interactie dienen om de aandacht weer op peil te brengen; dit kan nodig zijn bij presentaties die langer dan 10 minuten duren. Je kunt er een presentatie ook mee afsluiten als introductie naar de discussie.
Gedrag presentator richting publiek Een goede presentator straalt uit dat hij iets te vertellen heeft dat belangrijk is voor zijn gehoor: voor het gehele gehoor, dus ook voor degenen die op de laatste rij zitten of die initieel minder geïnteresseerd lijken. Hij is dus ook veeleisend wat betreft de aandacht en doet er alles aan om die te behouden. Een goed middel om de aandacht te trekken en vast te houden is door personen in het publiek direct aan te kijken, niet aldoor maar toch met regelmatige tussenpozen. Kijk niet steeds naar dezelfde persoon, maar wissel af: in kleine groepen kun je ieder ‘een beurt’ geven. Jouw belangstelling voor ieder persoonlijk zal de aandacht verhogen; een belangrijk bijkomend 43
voordeel voor jezelf als spreker is dat je direct merkt of je gehoor je goed kan volgen. Het is dus ook een manier om op een natuurlijke manier feedback te krijgen uit je gehoor.
Je stem is een belangrijk instrument om je boodschap over te brengen. Spreek niet te snel, articuleer duidelijk en leg nadruk op de woorden die de kern van je boodschap vormen. Las korte pauzes in na een vraag en na belangrijke conclusies, zodat de toehoorders even kunnen nadenken over wat je hebt gezegd. Zorg er steeds voor dat wat je zegt, is afgestemd op wat er te zien is op het projectiescherm.
Motoriek en lichaamstaal kunnen een bijdrage leveren aan het onderhouden van het contact met je gehoor, vooral wanneer je een (deel van je) presentatie geeft zonder visuele ondersteuning. Een gesticulerende spreker straalt energie uit en wekt interesse van het gehoor. Eenvoudig te gebruiken ondersteunende gestes zijn: vinger opsteken (let op), tellen met vingers (een, twee drie) bij het opsommen van punten, verschil aangeven tussen twee zaken qua grootte (met je handen) of qua hoogte (ook met je handen), iemand aanwijzen om een reactie te geven. Overdrijf echter niet, het is geen cabaret.
Afsluiting In de afsluiting geef je de conclusies met betrekking tot de vraagstelling die je in de inleiding hebt geformuleerd. Het kunnen antwoorden zijn op concrete vragen of meningen over een bepaalde probleemstelling. Het kan nuttig zijn de vragen uit de inleiding te herhalen en dan de conclusies te geven. In de afsluiting kun je ook de leerpunten noemen die je zelf ontdekt hebt en die je de moeite vindt mee te geven aan je gehoor: de zogenaamde ‘take home messages’.
Geraadpleegde bronnen Het is goed academisch gebruik om geraadpleegde bronnen te vermelden op een manier dat anderen ze makkelijk kunnen vinden. Belangrijke bronnen zul je in het algemeen tijdens je presentatie al vermelden bij je bevindingen uit die bron, bijvoorbeeld bij citaten of conclusies. Voor het gemak van de toehoorders kun je aan het eind van je presentatie een lijstje geven met alle bronnen bij elkaar. Gebruik hiervoor de officiële notaties zoals die vereist zijn voor publicaties. Vermeld ook websites en colleges waar je informatie uit hebt gehaald. Voorbeelden: Widmaier EP, Raff H, Strang KT, Vander, Sherman, & Luciano's Human Physiology: The mechanisms of body function. 11th Edition, Mc Graw – Hill; 2007, p 121-5
44
College Prof.dr A.J.G. Horrevoets, Structuur en functie van de nier, 23-04-2012 RIVM. [Informatieblad Down syndroom]. http:// www.rivm.nl/pns/Images/informatieblad_ Downsyndroom_tcm95-45573.pdf (accessed: 20 April 2012)
BIJLAGE 4 Hoe zet je een document voor jouw studiegroep op Blackboard? • Log in op Blackboard. • Ga naar de cursus • In de linkerbalk klik je op ‘My groups’ • Klik op file exchange • In het scherm zie je nu een knop met ‘Add file’. Klik hierop. • Bij 1 File information kun je een (logische!) naam geven aan het document
Indien online: Bekijk een goede presentatie Catherine Mohr: Surgery's Past, Present and Robotic Future
• Als je klikt op bladeren kun je zoeken naar het juiste document. Als je op ‘openen’ klikt, wordt het document opgenomen. • Vervolgens klik je onder 2 Submit op de knop ‘submit’. • Controleer of het document er echt op staat.
45
BIJLAGE 5
Hoe ontvangen?
Hoe geef en ontvangt je feedback?
Niet verdedigen
Wat?
Open staan en luisteren
Feedback is een mededeling aan iemand, die informatie geeft over hoe zijn gedrag wordt waargenomen, begrepen en ervaren.
Ga voor jezelf na wat de feedback betekent (evt. in overleg met tutor/mentor)
Effectieve feedback is feedback die een ander begrijpt, accepteert en mogelijkerwijs gaat gebruiken om zijn gedrag te veranderen.
Neem het op in je portfolio
Waarom?
Belangrijk is dat de student die feedback krijgt, hiervoor open staat en zich niet er door aangevallen of afgewezen voelt. Vandaar dat het belangrijk is om met positieve feedback te beginnen en te eindigen. De ontvanger zal dan beter naar de negatieve feedback kunnen luisteren.
Feedback geven en ontvangen draagt bij aan beter persoonlijk functioneren in studiegroep en de onderlinge samenwerking Hoe geven? Beschrijvend, niet veroordelend (ik zag je enkele keren iemand onderbreken). Specifiek, geen globale schets (juist toen we een beslissing wilden nemen, luisterde je niet). Bruikbaar, noem ook positieve punten (Jouw enthousiasme werkt aanstekelijk. Daardoor komen anderen wat weinig aan bod. Probeer ook eens vragen aan anderen te stellen). Vermijd: wat vindt je er zelf van…
Probeer gedrag te veranderen, begin daarin klein!
Voorbeeld werkwijze
Stap 1: ! eerst geeft de student die feedback krijgt zelf antwoord op de vraag: wat ging goed? Daarna geeft de feedbackgever antwoord op de vraag: wat ging goed? Stap 2: Vervolgens geeft de student die feedback krijgt aan: wat wil ik de volgende keer verbeteren? Dan geeft de feedbackgever aan: welke suggesties voor verbetering er zijn. Stap 3: De ontvanger van de feedback vat vervolgens het bovenstaande samen en noemt tenminste twee verbeterpunten.
46
BIJLAGE 6
5. Diagnose, behandeling en prognose
Hoe maak je een patiëntrapportage?
• diagnose en ingestelde behandeling(en)
1. Personalia van de patiënt
• beloop en planning (effect van therapie, prognose, eventuele overige geplande onderzoeken)
• man/vrouw, leeftijd • beroep 2. Reden van komst/opname (hoofdklacht) 3. Beschrijving van de hoofdklacht • aard en ernst (wat zijn verschijnselen, welke delen van het lichaam, hoe erg) • beloop (wanneer begonnen/opgemerkt, continu aanwezig, klachtenpatroon veranderd in tijd)
6. Invloed op de patiënt • wat is er aan patiënt voor voorlichting gegeven? • hoe staat patiënt tegenover zijn ziekte, invloed op dagelijks leven, invloed sociale omgeving?
7. Wat vond de rapporteur van het patiëntcollege
• beïnvloeding (reactie op eventuele therapie, beter/ slechter door iets?)
• welke indruk maakt patiënt, hoe sta ik tegenover de klacht/ziekte?
• voorgeschiedenis (medisch: andere gezondheidsproblemen gehad, bij specialist geweest)
• wat vind ik van het optreden van de docent jegens patiënt?
• familie (klachten of ziekten die van belang kunnen zijn) • medicijngebruik
4. Onderzoeken • lichamelijk onderzoek en eventuele aanvullende onderzoeken (biochemisch, radiologisch etc.)
47
BIJLAGE 7 Brainstormen: waarom Tijdens het dagelijkse leven kom je voortdurend problemen tegen waar je een oplossing voor moet zoeken: • Er zijn twee feestjes op hetzelfde tijdstip gepland en je wilt eigenlijk naar allebei. • Je zit thuis te studeren en plots valt het licht uit. Voor al dit soort problemen bedenken we oplossingen. Soms echter is het bedenken van een oplossing lastig en hebben we de hulp nodig van anderen. Die kunnen een onverwachte kijk op het probleem verwoorden die jij zelf nooit bedacht zou hebben: twee weten meer dan een. Dat principe gebruiken we graag in de studiegroepen. Het is echter de kunst om ook bij groepen van 12 personen dit voordeel uit te buiten. Enige discipline is daarbij vereist. In de studiegroep kom je problemen tegen in de vorm van studieopdrachten. Hierbij zijn in het eerste jaar vragen geformuleerd die vooraf door de docenten zijn bedacht; op een aantal vragen is een klipklaar antwoord te vinden, op een aantal vragen is dat niet zo voor de hand liggend, omdat er bijvoorbeeld onzekerheden bestaan over het verklaringsmodel of omdat bepaalde morele opvattingen een rol spelen bij het analyseren van het probleem. Dit laatste type vragen komt in de medische praktijk veel voor en in de studiegroepen kun jij je daarop voorbereiden. Patiënten komen lang niet
altijd met vragen waar een makkelijk antwoord is te geven. In de lijn klinisch redeneren leer je hierover systematisch na te denken. In de studiegroepen kun je oefenen in het aanpakken van dergelijke lastige vragen. Een hulpmiddel daarbij is brainstormen. De geschiedenis van het brainstormen voert ons terug naar de jaren ’50 van de vorige eeuw. In die periode had Alex Osborn, de directeur van een reclamebureau, een probleem. Binnen zijn bedrijf werkte een aantal medewerkers die individueel zeer creatief waren, maar gezamenlijk tot weinig creatieve ideeën kwamen. Het bleek dat bij een vergadering medewerker A een idee opperde, en medewerker B gaf daar commentaar op, waarop medewerker A het idee verder uit ging leggen. Verder dan dat ene idee kwam de groep niet. Ook waren er medewerkers die dachten dat het plan dat ze hadden, toch niet heel goed was en daarom hielden ze hun mond, bang voor het scherpe commentaar van anderen. Om in zo kort mogelijke tijd zo veel mogelijk onafhankelijke ideeën te genereren bedacht Osborn de techniek van het brainstormen.
De regels van brainstormen Het doel van een brainstorm is om de beste oplossing te vinden voor een bepaald probleem of het beste antwoord op een bepaalde vraag. Uitgangspunt is dat alle deelnemers maximaal bijdragen aan de oplossing. De kunst is te voorkomen dat het eerste idee dat wordt 48
geopperd de verdere discussie gaat bepalen of dat degene met de beste discussietechniek de richting bepaalt waarheen de oplossing gezicht wordt. Een belangrijk principe voor het uitvoeren van een brainstorm is om het generen van ideeën en het beoordelen van die ideeën te scheiden. Praktisch betekent dit dat een goede brainstorm in twee fasen verloopt: een divergentiefase waarin men open staat voor allerlei ideeën en oplossingen, ook al lijken ze soms absurd, en een convergentiefase waarin de ideeën worden gewaardeerd met als resultaat dat alleen de beste ideeën overblijven. Hieronder volgen enkele regels en richtlijnen voor de beide fasen van de brainstorm.
Voor de divergentiefase geldt: 1. Zorg ervoor dat iedereen het eens is over de formulering van het probleem. 2. Laat bij het begin iedereen individueel, niet beïnvloed door wie dan ook van de andere deelnemers, zijn of haar antwoord of oplossing voor zichzelf opschrijven op een papier. 3. Durf te formuleren wat je denkt, ook al lijkt het een wild idee. 4. Lever geen kritiek op elkaars ideeën.
Als iedereen zijn ideeën heeft opgeschreven moeten deze gecommuniceerd worden binnen de groep. Meestal wordt dit gedaan door eerst alle ideeën op een flipover te schrijven zo ‘ruw’ als ze zijn geproduceerd. In de studiegroeplokalen is deze echter niet aanwezig en maken wij gebruik van een Word document op het projectiescherm. Ook het whiteboard kan hiervoor gebruikt worden. Wijd in deze fase nog niet uit over het idee. Na de eerste inventarisatie begint de divergentie: alle ideeën worden een voor een toegelicht en verkend op hun mogelijke waarde. In deze fase gelden de volgende richtlijnen. 1. Laat ieder zijn idee toelichten 2. Luister naar elkaar en stel verduidelijkende vragen Als alle ideeën zijn verduidelijkt en verkend beschikt de groep over de maximale informatie en kan begonnen worden met de convergentiefase.
Voor de convergentiefase geldt: Vraag studenten om de eigen ideeën te combineren met de ideeën van anderen, zodat er een reductie kan plaats vinden van de informatie op het scherm. Daag de studenten uit om argumenten te ontkrachten. De notulist kan de discussie verwerken door op het scherm teksten te rangschikken, te verplaatsen, te verwijderen, etc.
49
Interactive 2.2 6 creative
ways to brainstorm
De discussie gaat door tot er een bevredigende verklaring is gevonden of een bevredigend antwoord is geformuleerd. Eventuele onduidelijkheden of eigen vragen kunnen apart worden geformuleerd zodat de groepsleden die in de loop van de week kunnen uitzoeken.
plaats vindt zodat iedereen het proces goed kan volgen. • Zorg dat er voldoende mogelijkheid is voor iedereen om individueel bij te dragen. De voorzitter kan bijvoorbeeld aan minder participerende studenten expliciet vragen hun mening te geven.
Indien online: Bekijk de video op Youtube Voorwaarden voor een goede brainstorm
Interactive 2.3 iPad Widget
• Eén van de eerste voorwaarden om te kunnen brainstormen is dat je een goede vraag hebt. Als de vraag niet geschikt is doordat deze bijvoorbeeld te breed is, zul je de vraag moeten vereenvoudigen. • Zorg dat je een veilig omgeving hebt. Hoewel één van de regels is dat je geen kritiek hebt op elkaars ideeën, voelen sommige mensen zich toch geremd omdat ze denken dat anderen een onuitgesproken negatieve mening over hen hebben. De voorzitter heeft een belangrijke taak om te bewaken dat de omgeving veilig blijft; hij kan bijvoorbeeld ideeën steunen direct nadat ze zijn geopperd. • Zorg dat de groep gemotiveerd is en blijft. Belangrijk in dit verband is dat de regels bewaakt worden en dat de brainstorm zeer gestructureerd in de tijd
Mindmapping - dubbelklik voor openen en om nieuw veld in mindmap toe te voegen 50
Wij horen graag je mening om onze iBooks beter te maken:
Interactive 2.4 Evaluatie
Laat ons weten wat je denkt over iBooks en digitaal leren
51