INHOUD 1. Inleiding...................................................................................... 15 2. Psychosociale risico’s op het werk............................................... 17 2.1.
Stress op het werk............................................................. 19
2.2. Burn-out........................................................................... 22 2.3.
Ongewenst gedrag en conflicten....................................... 23 2.3.1. Geweld op het werk........................................... 23 2.3.2. Pesterijen op het werk........................................ 23 2.3.3. Ongewenst seksueel gedrag op het werk............. 28 2.3.4. Van conflict naar ongewenst gedrag ................... 29
2.4.
Wat zijn de gevolgen?........................................................ 30 2.4.1. Algemeen........................................................... 30 2.4.2. Specifiek bij ongewenst gedrag........................... 31
2.5.
Wat zijn de signalen?......................................................... 31
2.6.
Hoe gaan mensen ermee om? ........................................... 33
2.7.
Wat zijn de profielen? ...................................................... 34 2.7.1. Profielen stress/burn-out.................................... 34 2.7.2. Profielen ongewenst gedrag................................ 35
3. Prevalentie van stress, burn-out, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk.............................................. 38 3.1.
Stress, burn-out, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag in Europa.............................................................. 38
3.2.
Stress, burn-out, geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag in België................................................................ 38 3.2.1. Prevalentie van stress in België............................ 38 3.2.2. Prevalentie van geweld, ongewenst seksueel gedrag en pesterijen in België................................. 39
4. Toepassingsgebied van de wet..................................................... 43 5. Psychosociaal preventiebeleid .................................................... 45 5.1. Algemeen.......................................................................... 45 5.2.
Risicoanalyse a priori: vertrekpunt voor een preventiebeleid rond psychosociale risico’s.......................................... 47 7
5.3.
Risicoanalyse a posteriori: naar aanleiding van een specifieke arbeidssituatie .......................................................... 49 5.3.1. Op collectief niveau............................................ 49 5.3.2. Op individueel niveau........................................ 50
5.4.
Register van feiten door derden......................................... 50
5.5.
Informatie en opleiding.................................................... 50
5.6.
Evaluatie van het beleid.................................................... 51
6. Procedures ter bescherming van de werknemers........................ 53 6.1.
Interne procedures............................................................ 53 6.1.1. De informele psychosociale interventie............... 54 6.1.2. De formele psychosociale interventie.................. 54 6.1.3. Het register van feiten........................................ 63
6.2.
Externe procedures........................................................... 65 6.2.1. Het Toezicht op het Welzijn op het Werk........... 65 6.2.2. Tussenkomst van het Arbeidsauditoraat.............. 66 6.2.3. Tussenkomst van de correctionele rechtbank...... 66 6.2.4. Bemiddeling....................................................... 67
6.3.
Procedure voor de rechtbank............................................. 68 6.3.1. Strafrechtelijke procedure................................... 68 6.3.2. Burgerrechtelijke procedure................................ 68
6.4. Besluit ............................................................................. 69 7. De rollen van de verschillende betrokken actoren..................... 71 7.1.
Leden van de hiërarchische lijn......................................... 71
7.2.
De preventieadviseur van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk........................................ 71
7.3.
Het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk. 72
7.4. Preventieadviseur-arbeidsgeneesheer................................. 73 7.5.
8
De gespecialiseerde preventieadviseur psychosociale aspecten.................................................................................... 74 7.5.1. Algemene verplichting........................................ 74 7.5.2. Aanstellingsprocedure......................................... 74 7.5.3. Opleiding en ervaring......................................... 77 7.5.4. Taken van de preventieadviseur.......................... 78 7.5.5. Beroepsgeheim................................................... 80 7.5.6. Juridische bescherming....................................... 80
7.6.
De vertrouwenspersoon.................................................... 94 7.6.1. Geen verplichting, wel een troef......................... 94 7.6.2. Procedure voor de aanduiding van de vertrouwensperso(o)n(en)................................... 95 7.6.3. Intern of extern?................................................. 96 7.6.4. Voorwaarden om de functie van vertrouwenspersoon te vervullen........................................... 96 7.6.5. Taken van de vertrouwenspersoon...................... 99 7.6.6. Autonomie van de vertrouwenspersoon.............. 99 7.6.7. Beroepsgeheim................................................... 100 7.6.8. Middelen............................................................ 100
8. Aanpassing van het arbeidsreglement......................................... 101 9. De bescherming tegen represailles.............................................. 103 9.1.
De beschermde personen (art. 32tredecies, § 1/1 Welzijnswet)........................................................................... 103
9.2.
Aard van de bescherming (art. 32tredecies, § 1 Welzijnswet).................................................................................. 105
9.3.
Start en duur van de bescherming (art. 32tredecies, § 2 en § 6 Welzijnswet)............................................................... 106
9.4.
Sanctie (art. 32tredecies, § 3 en § 4 Welzijnswet)............. 107
10. Verplichtingen van de werknemers............................................. 109 11. Toezicht....................................................................................... 111 12. Strafbepalingen............................................................................ 112 12.1. Algemene bepaling inzake welzijn..................................... 112 12.2. Specifieke bepalingen........................................................ 113 12.2.1. Begaan van daden van geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk................... 113 12.2.2. Niet-naleving van de gerechtelijke beslissing om een einde te maken aan geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk................... 114 12.2.3. Preventiemaatregelen tegen geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk............... 114 12.2.4. Verplichtingen inzake de bescherming van de werknemers tegen geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk...................... 115 9
12.2.5. Belemmeren van het toezicht.............................. 115 13. Aspecten van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid................ 116 13.1. Psychosociale risico’s......................................................... 116 13.2. Geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk................................................................................. 117 14. Concreet aan de slag binnen uw organisatie .............................. 119 14.1. Waarom een preventiebeleid?............................................ 119 14.2. Globale aanpak................................................................. 120 14.3. Stappenplan...................................................................... 121 14.3.1. Het engagement van de directie.......................... 121 14.3.2. Werkgroep “welzijn”........................................... 122 14.3.3. Analyse is de halve oplossing!............................. 123 14.3.4. Van risico’s naar positieve acties.......................... 124 14.3.5. Actieplan met concrete preventiemaatregelen..... 124 14.3.6. Implementatie van de maatregelen..................... 124 14.3.7. Communicatie................................................... 125 14.3.8. Evalueren ... en bijsturen.................................... 125 14.4. Sleutelrol voor de leidinggevenden.................................... 127 14.5. Risicoanalyse.................................................................... 129 14.5.1. Analyse van personeelsgegevens op organisatieniveau................................................................ 129 14.5.2. Analyse van signalen op teamniveau................... 130 14.5.3. Analyse van signalen op individueel niveau......... 130 14.5.4. Analyse van de arbeidsomstandigheden en -processen ................................................................ 130 14.5.5. Kwantitatieve welzijnstools ................................ 132 14.5.6. Kwalitatieve risicoanalyse ................................... 135 14.6. Werk maken van een preventief welzijnsbeleid.................. 138 14.7. Toepassing van het verzoek tot informele of formele psychosociale interventie........................................................ 144 14.7.1. Opvang (gesprek met de verzoeker).................... 144 14.7.2. Vraag om tussenkomst........................................ 146 14.7.3. Vraag naar bemiddeling...................................... 147 14.7.4. Het formele verzoek tot psychosociale interventie....................................................................... 151 14.8. Nazorg verdient de nodige aandacht................................. 152 10
14.8.1. Persoonlijke en structurele ondersteuning van alle betrokkenen................................................. 153 14.9. Voorbeelden bedrijfsaanpak.............................................. 155 14.9.1. Voorbeeld 1........................................................ 155 14.9.2. Voorbeeld 2 (kmo)............................................. 156 14.10. Samenvatting belangrijkste verplichtingen........................ 156 14.10.1. Werkgever.......................................................... 156 14.10.2. De hiërarchische lijn........................................... 157 14.10.3. Werknemers....................................................... 158 15. Gevalstudies................................................................................. 159 15.1. Wijziging van arbeidsvoorwaarden na een klacht wegens pesten............................................................................... 159 15.2. Een met redenen omklede klacht...................................... 162 15.3. Ontslag na een klacht wegens pesten op het werk............. 164 15.4. Een klacht wegens pesten en bescherming tegen ontslag... 167 15.5. Een vechtpartij na het werk.............................................. 168 15.6. Vervolg............................................................................. 170 15.7. Een kwetsuur door geweld op het werk is nog altijd een arbeidsongeval.................................................................. 171 15.8. Het ontslag van een preventieadviseur............................... 173 15.9. Ontslag van een preventieadviseur tijdens de proefperiode..................................................................................... 175 15.10. Ontslag van een preventieadviseur.................................... 177 15.11. De verwijdering van een preventieadviseur bij het leger.... 180 15.12. Bescherming van een preventieadviseur, pesten op het werk: enkele verduidelijkingen.......................................... 182 15.13. Misbruik van de klachtenprocedure.................................. 186 15.14. Hoe men iemand buiten pest............................................ 188 16. Nuttige adressen.......................................................................... 193 16.1. Toezicht op het Welzijn op het Werk................................ 193 16.2. Algemene info, onderzoek en studies................................ 194 16.3. Slachtofferbijstand – externe vertrouwenspersonen........... 196 11
16.4. Vorming en training......................................................... 198 16.5. Externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk................................................................................. 200 17. Bijlagen........................................................................................ 204 17.1. Bijlage 1: Wet van 28 februari 2014.................................. 204 17.2. Bijlage 2: Wet van 28 maart 2014..................................... 221 17.3. Bijlage 3: Koninklijk Besluit van 10 april 2014................. 225 17.4. Bijlage 4: Bevestiging van het persoonlijk onderhoud met de vertrouwenspersoon in het kader van de voorafgaande informatie......................................................................... 259 17.5. Bijlage 5: Register van feiten van derden........................... 260 18. Bronnen....................................................................................... 261
12