15 april 2015
8-14 JUNI
Ouderlingen, hoe kunnen jullie anderen opleiden? ¶ 1. (Genesis 14:14-16) Aldus kreeg A̱bram te horen dat zijn broeder gevangengenomen was. Daarop monsterde hij zijn geoefende mannen, driehonderd achttien slaven, geboren in zijn huis, en zette de 15 achtervolging in tot Dan toe. En ’s nachts ging hij ertoe over zijn strijdkrachten, hij en zijn slaven, tegen hen te verdelen, en aldus versloeg hij hen en bleef hen achtervolgen tot Ho̱ba toe, dat 16 ten noorden van Dama̱skus ligt. Voorts bracht hij alle have terug, en hij bracht ook zijn broeder Lot en diens have en ook de vrouwen en het volk terug. (1 Kronieken 25:7) En het aantal van hen samen met hun broeders die geoefend waren in de zang voor Jehovah, allen deskundigen, bedroeg tweehonderd achtentachtig. (Efeziërs 6:11-13) Doet de volledige wapenrusting van God aan, opdat GIJ pal kunt staan tegen de kuiperijen van de 12 Duivel; want onze strijd is niet tegen bloed en vlees, maar tegen de regeringen, tegen de autoriteiten, tegen de wereldheersers van deze duisternis, tegen de goddeloze geestenkrachten in de 13 hemelse gewesten. Neemt daarom de volledige wapenrusting van God op, opdat GIJ op de boze dag weerstand kunt bieden en, na alle dingen grondig gedaan te hebben, pal kunt staan.
(Hebreeën 13:15, 16) Laten wij door bemiddeling van hem God altijd een slachtoffer van lof brengen, namelijk de vrucht der lippen die zijn naam in het 16 openbaar bekendmaken. Vergeet bovendien niet goed te doen en anderen met U te laten delen, want zulke slachtoffers zijn God welgevallig. (2 Timotheüs 2:2) en de dingen die gij van mij gehoord hebt met de ondersteuning van vele getuigen, vertrouw die toe aan getrouwe mensen, die op hun beurt voldoende bekwaam zullen zijn om anderen te onderwijzen. MAAK DE LEERLING GEESTELIJK STERKER ¶ 2. (1 Timotheüs 4:6) Door de broeders deze raadgevingen te verstrekken, zult gij een voortreffelijk dienaar van Christus Jezus zijn, gevoed met de woorden van het geloof en van de voortreffelijke leer, die gij nauwgezet hebt gevolgd. ¶ 3. Markus 12:29, 30 Lees in eigen Bijbel ¶ 4. (1 Koningen 19:19-21) Bijgevolg ging hij daar vandaan en trof Eli̱ sa, de zoon van Sa̱fat, terwijl deze aan het ploegen was met twaalf span vóór zich, en hij was zelf bij het twaalfde. Eli̱ a dan stak naar hem over en wierp zijn ambtsgewaad op hem. 20 Daarop liet hij de stieren in de steek en snelde Eli̱ a achterna en zei: „Laat mij alstublieft mijn vader en mijn moeder kussen. Dan wil ik u gaan volgen.” Hierop zei hij tot hem: „Ga, keer terug; want wat 21 heb ik u gedaan?” Hij keerde dus van achter hem terug en nam vervolgens een span stieren en slachtte ze, en met het tuig van de stieren kookte hij hun vlees en gaf het toen aan het volk, waarop zij aten.
1
Daarna stond hij op en ging Eli̱ a volgen en hem dienen. (Nehemia 7:2) Vervolgens droeg ik het bevel over Jeru̱zalem op aan mijn broeder Hana̱ni en aan Hana̱nja, de vorst van de Burcht, want hij was zo’n betrouwbaar man en vreesde de [ware] God meer dan vele anderen. (Nehemia 13:13) Toen belastte ik Sele̱mja, de priester, en Za̱dok, de afschrijver, en Peda̱ja, van de levieten, met de zorg voor de voorraadkamers; en onder hun leiding stond Ha̱nan, de zoon van Za̱kkur, de zoon van Matta̱nja, want zij werden getrouw geacht; en op hen rustte de taak, de uitdeling aan hun broeders te verzorgen. (Handelingen 18:24-26) Nu arriveerde er in E̱feze een zekere jood genaamd Apo̱llos, van geboorte uit Alexandri̱ ë, een welsprekend man, en hij was goed 25 onderlegd in de Schriften. Deze had mondeling onderricht ontvangen in de weg van Jehovah, en daar hij vurig van geest was, ging hij spreken en met juistheid onderwijs geven over de dingen die op Jezus betrekking hadden, hoewel hij alleen met de doop van Joha̱nnes bekend 26 was. En deze begon vrijmoedig in de synagoge te spreken. Toen Priski̱ lla en Aqu̱i̱ la hem hoorden, namen zij hem in hun gezelschap op en legden hem de weg van God juister uit. (Psalm 119:18) Ontsluier mijn ogen, opdat ik De wonderbare dingen uit uw wet moge zien. NOEM MOGELIJKE DOELEN EN GEEF UITLEG ¶ 5. Psalm 71:5, 17. Lees in eigen Bijbel. (1 Timotheüs 3:8-10) Dienaren in de bediening moeten insgelijks ernstig zijn, niet dubbeltongig, zich niet overgevend aan veel wijn, niet belust op oneerlijke
9
winst, het heilige geheim van het geloof behoudend met een rein geweten. 10 Laten dezen ook eerst op [hun] geschiktheid worden beproefd [en] daarna, wanneer zij vrij van beschuldiging zijn, als dienaren werkzaam zijn. (1 Timotheüs 3:12) Dienaren in de bediening moeten mannen van één vrouw zijn en op een voortreffelijke wijze de leiding over kinderen en hun eigen huisgezin hebben. - De Wachttoren van 1 juli 1989, blz. 29 Geldt er een minimumleeftijd waarop een christelijke man aanbevolen kan worden als dienaar in de bediening in de gemeente? Nee, de bijbel minimumleeftijd.
geeft
geen
In het oude Israël heeft God in sommige gevallen leeftijden gespecificeerd. Mannen die ingeschreven stonden voor militaire dienst, moesten 20 jaar zijn; als het nog maar jongens waren, werden zij niet de strijd in gestuurd, zoals dat in deze tijd wel hier en daar gebeurt. Leeftijd was ook een bepalende factor voor levieten. De Kehathieten die in de tabernakel dienden, moesten tussen de 30 en 50 jaar zijn. Waarom? Deze beperking werd genoemd in samenhang met „de zware dienst . . . en de dienst bestaande in het dragen van vrachten in de tent der samenkomst” (Numeri 4:3, 47). Het schijnt dat de levieten met het verrichten van lichtere taken konden beginnen wanneer zij 25 waren, maar zij moesten 30 zijn voordat zij een aandeel konden hebben aan de zwaardere taken en verantwoordelijker voorrechten van het afbreken, dragen en weer opzetten van de tabernakel (Numeri
2
8:24-26). Zulk zwaar werk deed zich later in de tempel niet voor, zodat levieten toen met 20 jaar begonnen te dienen. — 1 Kronieken 23:24. Maar toen Jehovah ermee ophield gebruik te maken van het vleselijke Israël en het geestelijke Israël begon te gebruiken, bepaalde hij toen een minimumleeftijd voor dienaren in de bediening (diakenen) in de christelijke gemeente? Men zou dat kunnen denken op grond van het bericht uit later eeuwen. In de Rooms-Katholieke Kerk is een diaken een „geordineerde bedienaar, direct onder de rang van priester, in de door God ingestelde hiërarchie van orden in de Kerk”. Binghams Antiquities of the Christian Church merkt op: „Bisschoppen en presbyters [ouderlingen] . . . mochten in de regel niet worden geordineerd beneden de dertig; maar diakenen konden geordineerd worden met vijfentwintig jaar, en niet daaronder. Dit is de grens die door zowel de burgerlijke als de canonieke wet is vastgelegd . . . Wij komen in de hele geschiedenis van de Kerk nauwelijks een voorbeeld tegen van iemand die beneden de vijfentwintig is geordineerd.” Wat zijn echter de vereisten die wij in de bijbel aantreffen? De enige zijn die welke genoemd worden in 1 Timótheüs 3:8-10, 12, 13: „Dienaren in de bediening moeten insgelijks ernstig zijn, niet dubbeltongig, zich niet overgevend aan veel wijn, niet belust op oneerlijke winst, het heilige geheim van het geloof behoudend met een rein geweten. Laten dezen ook eerst op hun geschiktheid worden beproefd en daarna, wanneer zij vrij van beschuldiging zijn, als dienaren werkzaam zijn. Dienaren in de
bediening moeten mannen van één vrouw zijn en op een voortreffelijke wijze de leiding over kinderen en hun eigen huisgezin hebben. Want zij die op een voortreffelijke wijze dienen, verwerven zich een voortreffelijke reputatie en grote vrijmoedigheid van spreken in het geloof in verband met Christus Jezus.” Wij zien hier dat er geen minimumleeftijd voor aanstelling als dienaar in de bediening is vastgelegd. Wanneer de ouderlingen dus bijeenkomen om de kwalificaties van mannen in de gemeente te bespreken, kunnen zij in gedachte houden dat er geen bijbelse grond is om te verlangen dat een christelijke man 20, 25 of 30 jaar oud moet zijn voordat hij aanbevolen kan worden en kan dienen. Uit wat de bijbel zegt over degenen die dit ambt bekleden, zullen wij niet gauw opmaken dat het gaat om jongens die nog in het begin of zelfs op de helft van hun tienerjaren zijn. Er wordt immers gezegd dat zulke dienaren in de bediening getrouwd zouden kunnen zijn en zelf al kinderen kunnen hebben. Bovendien moeten mannen die als dienaren in de bediening worden aanbevolen, „op hun geschiktheid . . . beproefd” zijn en dus blijk geven van verantwoordelijkheidsgevoel. Dit wil niet zeggen dat zij gedurende een bepaalde tijd op proef dienen. In plaats daarvan moet hun christelijke rijpheid gedurende een redelijke tijdsperiode te zien zijn geweest (waarbij zij minstens een jaar gedoopt moeten zijn), en zij moeten mannen zijn die de bereidheid hebben en in staat zijn te zorgen voor dingen die hun worden toegewezen. Als een ’ernstige’ jonge man deze kwaliteiten
3
aan de dag legt, en hij is nederig en beantwoordt ook aan de andere vereisten, dan zouden de ouderlingen hem kunnen aanbevelen voor een aanstelling ook al is hij nog geen 20 jaar. Andere mannen zullen wellicht veel ouder zijn voordat zij duidelijk tonen dat zij voldoen aan de vereisten om ’op een voortreffelijke wijze te dienen, voor zichzelf een voortreffelijke reputatie verwervend en grote vrijmoedigheid van spreken’. ¶ 6. (Mattheüs 28:18, 19) En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, en zei: „Alle autoriteit in de hemel en op aarde is mij 19 gegeven. Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, ¶ 8. (Mattheüs 3:17) Zie! Ook kwam er een stem uit de hemelen, die zei: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd.” EEN EXTRA UITDAGING. ¶ 9. (Mattheüs 10:24) Een discipel staat niet boven zijn leraar, noch een slaaf boven zijn heer. ¶ 11. (Prediker 5:4) Telkens wanneer gij een gelofte aan God doet, aarzel niet die te betalen, want er is geen behagen in de verstandelozen. Wat gij plechtig belooft, betaal dat. (Jesaja 6:8) Nu hoorde ik de stem van Jehovah zeggen: „Wie zal ik zenden, en wie zal voor ons gaan?” Waarop ik zei: „Hier ben ik! Zend mij.” (Mattheüs 6:24) Niemand kan twee meesters als slaaf dienen, want hij zal óf
de een haten en de ander liefhebben, óf zich aan de een hechten en de ander verachten. GIJ kunt niet God en de Rijkdom als slaaf dienen. (Mattheüs 6:33) Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze [andere] dingen zullen U worden toegevoegd. (Lukas 9:57-62) Terwijl zij nu onderweg waren, zei iemand tot hem: „Ik zal u 58 volgen, waarheen gij ook gaat.” En Jezus zei tot hem: „De vossen hebben holen en de vogels des hemels roestplaatsen, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om zijn hoofd neer te 59 leggen.” Toen zei hij tot een ander: „Wees mijn volgeling.” De man zei: „Sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader 60 te begraven.” Maar hij zei tot hem: „Laat de doden hun doden begraven, maar gij, ga heen en maak alom het koninkrijk 61 Gods bekend.” En weer een ander zei: „Ik zal u volgen, Heer, maar sta mij toe eerst afscheid te nemen van mijn 62 huisgenoten.” Jezus zei tot hem: „Niemand die zijn hand aan de ploeg heeft geslagen en ziet naar de dingen die achter hem liggen, is goed geschikt voor het koninkrijk Gods.” (1 Korinthiërs 15:58) Dientengevolge, mijn geliefde broeders, wordt standvastig, onwrikbaar, altijd volop te doen hebbend in het werk van de Heer, wetend dat UW arbeid niet tevergeefs is in verband met [de] Heer. (2 Korinthiërs 5:15) en hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor hem die voor hen gestorven is en werd opgewekt. (2 Korinthiërs 13:5) Blijft beproeven of GIJ in het geloof zijt, blijft bewijzen dat GIJ goedgekeurd zijt. Of erkent GIJ niet dat Jezus Christus in eendracht met U is? Tenzij GIJ afgekeurd zijt.
4
(Spreuken 27:11) Wees wijs, mijn zoon, en verheug mijn hart, opdat ik een antwoord kan geven aan hem die mij hoont. (1 Petrus 5:8) Houdt UW zinnen bij elkaar, weest waakzaam. UW tegenstander, de Duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek om [iemand] te verslinden. Hebreeën 4:12. Lees in eigen Bijbel. Punten uit De Wachttoren van 15 april 2012, blz. 14-16 ¶ 8-13 Klik hier als u tekst wilt invoeren. Blijf in Gods liefde, hoofdstuk 16 ¶ 1-3. Klik hier als u tekst wilt invoeren. WEES EEN BETROUWBARE LEERLING ¶ 13. (2 Koningen 3:11) Daarop zei Jo̱safat: „Is er hier geen profeet van Jehovah? Laten wij dan door bemiddeling van hem Jehovah raadplegen.” Een van de dienaren van de koning van I̱ sraël dan antwoordde en zei: „Hier is Eli̱ sa, de zoon van Sa̱fat, die water uitgoot over de handen van Eli̱ a.” (2 Koningen 2:1-12) Nu geschiedde het toen Jehovah Eli̱ a in een storm ten hemel zou opnemen, dat Eli̱ a en Eli̱ sa voorts uit 2 Gi̱ lgal gingen. Eli̱ a zei nu tot Eli̱ sa: „Blijf alstublieft hier, want Jehovah zelf heeft mij helemaal naar Be̱thel gezonden.” Maar Eli̱ sa zei: „Zo waar Jehovah leeft en zo waar uw ziel leeft, ik wil u niet verlaten.” 3 Zij daalden dus af naar Be̱thel. Toen kwamen de profetenzonen die te Be̱thel waren uit tot Eli̱ sa en zeiden tot hem: „Weet gij wel dat Jehovah vandaag uw meester uit de positie van hoofd over u wegneemt?” Hierop zei hij: „Ook ik weet 4 het heel goed. Houdt U stil.” Eli̱ a zei nu tot hem: „Eli̱ sa, blijf alstublieft hier, want
Jehovah zelf heeft mij naar Je̱richo gezonden.” Maar hij zei: „Zo waar Jehovah leeft en zo waar uw ziel leeft, ik wil u niet verlaten.” Zo kwamen zij dan te 5 Je̱richo. Toen traden de profetenzonen die te Je̱richo waren op Eli̱ sa toe en zeiden tot hem: „Weet gij wel dat Jehovah vandaag uw meester uit de positie van hoofd over u wegneemt?” Hierop zei hij: „Ook ik weet het heel goed. Houdt U stil.” 6 Eli̱ a zei nu tot hem: „Blijf alstublieft hier, want Jehovah zelf heeft mij naar de Jorda̱a̱n gezonden.” Maar hij zei: „Zo waar Jehovah leeft en zo waar uw ziel leeft, ik wil u niet verlaten.” Zij gingen dus beiden 7 verder. En vijftig man van de profetenzonen gingen heen en bleven op zichtafstand staan; maar wat hen beiden betreft, zij stonden aan de Jorda̱a̱n. 8 Toen nam Eli̱ a zijn ambtsgewaad en wond het samen en sloeg de wateren, en geleidelijk werden ze herwaarts en derwaarts verdeeld, zodat zij beiden op de droge grond naar de overkant gingen. 9 Nu gebeurde het dat zodra zij aan de overkant gekomen waren, Eli̱ a zelf tot Eli̱ sa zei: „Vraag wat ik voor u dien te doen voordat ik van u weggenomen word.” Hierop zei Eli̱ sa: „Dat alstublieft twee delen van uw geest op mij mogen 10 komen.” Daarop zei hij: „Gij hebt iets moeilijks gevraagd. Indien gij mij ziet wanneer ik van u weggenomen word, zal het u aldus geschieden; maar [ziet gij mij] 11 niet, dan zal het niet geschieden.” Nu gebeurde het, terwijl zij al sprekende verder gingen, ziedaar! een vurige strijdwagen en vurige paarden, en die maakten vervolgens scheiding tussen hen beiden; en Eli̱ a voer toen in de storm ten 12 hemel. Al die tijd zag Eli̱ sa het, en hij riep luid: „Mijn vader, mijn vader, de strijdwagen van I̱ sraël en zijn ruiters!” En hij zag hem niet meer. Dientengevolge greep hij zijn eigen kleren en scheurde ze in twee stukken.
5
¶ 14 (Psalm 101:6) Mijn ogen zijn op de getrouwen der aarde [gericht], Opdat zij bij mij wonen. Wie op een onberispelijke wijze wandelt, Díé zal mij dienen. 2 Timotheüs 2:2. Lees in eigen Bijbel. TOON GEPAST RESPECT. ¶ 15. (2 Koningen 2:8-14) Toen nam Eli̱ a zijn ambtsgewaad en wond het samen en sloeg de wateren, en geleidelijk werden ze herwaarts en derwaarts verdeeld, zodat zij beiden op de droge grond naar de 9 overkant gingen. Nu gebeurde het dat zodra zij aan de overkant gekomen waren, Eli̱ a zelf tot Eli̱ sa zei: „Vraag wat ik voor u dien te doen voordat ik van u weggenomen word.” Hierop zei Eli̱ sa: „Dat alstublieft twee delen van uw geest op mij 10 mogen komen.” Daarop zei hij: „Gij hebt iets moeilijks gevraagd. Indien gij mij ziet wanneer ik van u weggenomen word, zal het u aldus geschieden; maar [ziet gij mij] 11 niet, dan zal het niet geschieden.” Nu gebeurde het, terwijl zij al sprekende verder gingen, ziedaar! een vurige strijdwagen en vurige paarden, en die maakten vervolgens scheiding tussen hen beiden; en Eli̱ a voer toen in de storm ten 12 hemel. Al die tijd zag Eli̱ sa het, en hij riep luid: „Mijn vader, mijn vader, de strijdwagen van I̱ sraël en zijn ruiters!” En hij zag hem niet meer. Dientengevolge greep hij zijn eigen kleren en scheurde ze 13 in twee stukken. Daarna raapte hij het ambtsgewaad van Eli̱ a op, dat van hem afgevallen was, en keerde terug en bleef staan aan de oever van de Jorda̱a̱n. 14 Toen nam hij het ambtsgewaad van Eli̱ a, dat van hem afgevallen was, en sloeg de wateren en zei: „Waar is Jehovah, de God van Eli̱ a, ja Hij?” Toen hij de wateren sloeg, werden ze daarop geleidelijk herwaarts en derwaarts
verdeeld, zodat Eli̱ sa naar de overkant ging. ¶ 16. (2 Koningen 2:15) Toen de profetenzonen die te Je̱richo waren hem op enige afstand zagen, zeiden zij voorts: „De geest van Eli̱ a is op Eli̱ sa komen te rusten.” Bijgevolg gingen zij hem tegemoet en bogen zich voor hem ter aarde neer. ¶ 17. 1 Korinthiërs 4:17. Lees in eigen Bijbel. (Johannes 14:12) Voorwaar, voorwaar, ik zeg U: Wie geloof oefent in mij, zal ook zelf de werken doen die ik doe; en hij zal grotere werken dan deze doen, omdat ik heenga naar de Vader.
WAT ZOU JE ANTWOORDEN? Wat kan een ouderling doen om een broeder geestelijk sterker te maken? Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Welke Bijbelteksten kunnen een broeder helpen die weinig betrokken lijkt bij het werk in de gemeente? Klik hier als u tekst wilt invoeren.
Hoe kunnen broeders die opgeleid worden Elisa navolgen? Klik hier als u tekst wilt invoeren.
6