1427caboetes nieuw FIVELGOER CODEX.
B. Sjölin; pag 284 - 329.
DE BOETES VAN KAMPA JELDRIK DE DINGMAN. 1. Fax fang. Dust slec fiif scillingan. Ende fior panningagan. 2. Blodelsa fellis of flecht alsa fule jefte twen ethan. 3. Stef slec X scillingan. and VIIJ panningan. 4. Blicande blodresne buta clanum anne scill ( ) and IX enza. Jefyta fior ethan. 5. Tria leseka ja hwelic fiif scillingan; thet send IX panningan. buta ethe. Tha lesekan ne achma nowet ma to scrivane buta a thrim logum. In tha for haude and binna in tha hondum. and bi nitha in tha fotum. hu monege sama kerfth sane achma buta thria to scrivane. 6. Thes dolges onkeme uppa tha haude midda tha hera .XIJ. schillingan. thet is XXIJ panninga. sunder ene haling. 7. Abel and incepta .X. scill. thet is nu XVIIJ panningen. 8. Syn kele VIJ. scill. Thet is .XIIJ. panningan. sunder ene halling. 9. Tha sex steken ondere unde, iefse sied is elc VIJ schilling. 10. Benstal ondere unde .X. scill. Thet is nu XVIIJ panningen. Thisse fiif wendan sunder ethe. 11. Thrina sina wert .XIJ. scil. thet is XXIJ panningan. sunder ene hallinge .mith ene ethe to haliane. 12. Trina breke XIJ scill. thet thet is XXIJ panningan. sunder ene haling. 13. Thrira bena ut gong. alsa fule. Thise twina mith ene ethe to haliane. 14. Uppa tha breincoppe scriftma bene breke. And bena utgong. Jef hi untgunst is. Thach (that) hi nout thruch en kemen se [14a.] Jef hi nout unt gunst ne se. Sa lidze bene breke. and bena ut gong. and sa scriftma benes on stal X scill. thet is XVIIJ panningan. mith ene ethe to haliane. alsa dethma on alla lithum. [14b.] Ende nout meyma bena breke. ende benes onstal to gadere scriva. [14c.] Huu mannich ther bretzen ende ut fleten send. sa achma buta thria to scriwane. 15. Thi truchkeme ther breinponna XIJ scill. thet is XXIJ panningen. Sunder ene haling. 16. Blodes in rene alsa fule. 17. Thet blod uppa tha hele breda fallin alsa fule. thisse thri na mith enen ethe to haliane. 18. Tha wederwondelinga XXIIIJ scill. thet is IIJ scill ende VI panningan. and en fiarling meth ene ethe to haliane. 19. Tha haud dusengha XXXVI scill. thet is fiif scill. and V panningan. sunder ene fiarling mithe ene ethe to haliane. 20. Jef him ther fon send wert. tha fiif syn allegader. Aller ek XXXVJ scillingen ek mith ene ethe to haliane. Vertaling van de eerste 20 keuren. ( Telkens na een afgerond hoofdstukje plaats ik hier een vertaling vanwege de overzichtelijkheid. Terugbladeren op een schijf is zoveel moeilijker dan op papier.) 1. Bij de haren grijpen. Vuistslag, vijf schellingen en vier penningen. 2. Bloedige ontvelling, of geheel ontveld evenveel; of twee eden. 3. Met een stok geslagen 10 schillingen en 8 penningen. 4. Zichtbare bloeding op onbedekte delen een schild en 9 onzen. ) dubbele van 1? 5. Een snee door drie rimpels op het voorhoofd elk 5 scillingen, dat zijn tien penningen, een eed kan hier niet op worden afgelegd. De snede hoeft men niet te preciseren als het meer zijn dan drie zowel in het voorhoofd, aan de binnenzijde van de handen, en beneden in de voetzolen. 6. Een verwonding toegebracht op het hoofd in het haar 12 schillingen, dat is 22 penningen. Men kan zich er niet vrij van zweren op de relikwieën der heiligen.
7. Opliggende of diepe littekens 10 schillingen, dat is nu 18 penningen. 8. [ Een plek van] blijvende kaalheid, 7 schillingen, dat is nu 13 penningen. 9. De zes steken rond de wonde bij hechting [ veroorzaakt] is elk 7 scillling. 10. Aangroei van de huid over het kale bot10 schillingen dat is nu 18 penningen. [Bij] deze vijf bijzondere gevallen kan men zich niet op de relikwieën beroepen [ door daar een eed op te doen.] 11. Drie pezen geraakt: 12 schillingen, dat zijn tweeëntwintig penningen. Men kan er geen eed op doen. De verzoening moet wel op de relikwieën worden afgelegd. 12. Drie botten met splinters er af: dat zijn 12 scillingen. Dat is 21 penningen, en zonder er een eed op te mogen afleggen (om van de schuld af te komen) 13. [Waneer er] drie botten uitsteken, evenveel; en deze twee {een!}door een eed te te bevestigen [voor de heiligen of: op de relikwieën ]. 14. Wat betreft de schedel rekent men als met gebroken botten en uitstekende botjes, en als [ de schedel ] is ingesneden doch [ het wapen] de hersenen niet binnen gedrongen is. Als het wapen de schedel niet heeft doorboord, kunnen beensplinters en losse beenstukjes niet geboet worden, en rekent men de schade aan het ( schedel)-been, zoals scherpe kanten op 10 schillingen dat zijn [ nu] 18 penningen, een eed [op de relikwiën] is voldoende om tot een veroordeling te komen. Zo handelt men bij alle ledematen. Het optellen van gebroken botten bij splinters [ in dezelfde wonde] is niet toegestaan. Hoeveel botsplinters ook zijn afgebroken of naar buiten gekomen, dan rekent men toch [ niet * ] meer dan drie. 15. Door de schedel gedrongen: 12 schilling, dat zijn 22 penningen, aan [de schuld] kan met niet ontkomen met een [ of meerdere eden] ( eed.*) 16. Een bloedende schedelwonde evenveel. 17. Als het bloed uit het hersenvlies vloeit, even veel. Deze drie mogen n(iet ) met een* eed ontkend worden. 18. Aanwijzingen voor het verlies van gevoel, 24 scillingen, dat zijn drie schild* en zeven een een kwart penning. Op grond van een eed te eisen. 19. Suizingen in het hoofd zesendertig schillingen, dat zijn vijf schild* en 5 penningen, op een fiarling {wede*} na. 20. Als er van hem gezegd wordt dat alle 5 op de loop zijn * voor elk der zinnen 36 scillingen. En op elk van de zinnen apart te zweren. fonta fif sinnem. 21. Dith send tha fiif sin. Siune. Here. Rene. Smaka. Fele. Thisse fiif sin ne achma nowerna to scriwane buta a twa logum. Binna inda haude, and a thefta alle olinga there waldwaxa .XXXVI. scill the .V. scill ende . V. panningan sunder ene fiarling. mith ene ethe to haliane. thet tha lithe ther fon ewert se. ther ney allewa wendan. thet hi se wel ne muge wesa. a bethe, ne a bedde.a way ne. ne a wedzie. a wey ne awetre, a skipe. ne an yse. a huse. ne agodis huse. bi sine wive. wesa. by sive (sine?) fiure alsa sitta. ne a nenre ferd hine selve bi reppa sa hi er machte. sa is ther IX wenda ec XIJ scill. thet is XXIJ panninga sunder ene halling. thio bote mith ene ethe to haliane.
van de vijf zinnen 21. Dit zijn de vijf zinnen. Zien. Horen. Ruiken. Smaken. Voelen ( sjen, heare, rûke, smaitsje, fiele) Op de vijf zinnen staan geen boetes, behalve in twee gevallen: In het hoofd veroorzaakt, en achter over de lengte van het weefsel [zenuwen] van de ruggegraat met de boete van 36 schillingen. Dat [zijn] 5 schilden* en 5 penningen, op een kwart na. [De dader] kan met een eed overtuigd worden, dat de zinnen { ledematen!} daardoor beschadigd zijn. Voorts, dat [hij] de elf speciale (
gewone) verrichtingen niet kan uitvoeren: [ dat hij] niet baden kan, niet in bed komen kan, of op een wagen, of te paard , noch op een schip of over ijs, niet thuis kan zijn, of in de kerk, bij zijn vrouw kan slapen, of bij de haard te zitten of tijdens een reis zich zo te bewegen als hij vroeger kon, dan kan in elk van deze gevallen een boete geëist worden van 12 schilling, dat zijn 22 penningen op een halve na. (N.B.: zou moeten zijn 2 penningen -op een halve na.) De boete met een eed [ op de relikwiën] op te eisen. * moet 4 schillingen zijn. Zie art 27 54 en 92. Are. 22.Is ther are fon ther dede daf. sa is thio bote. fiortenste thremen merc. thet is thremen merc sunder IIIJ panningan. Ende sa schel lidsa thio lesse bote XXXVII scill. Jef hit bi swera wel. thet hit alle daf se. and thet other scelma a plicht nima ier en dey. Jef hit dawat fonter dede ther haudes. sa ist alsa diure thet ower. Age. 23.Jef thet age ne muge then thar nout bi halda. fonter haud dede. sa is thio bote .XXXVI. scillingan. mith ene etha to haliane. 24.Seenter help dolch e hlepen fonter dede.sa achma thria to scriwane. and nout mongra. Aller ec XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 25.Senter binna tha here monegra unda slain. Sa achma thria tho ther frumdede to scrivane. ende aller ec XIJ scillingan thet is 22 panningen, sunder ene haling. Sunder in halingum mith ene ethe to bi wariane.thet se mith ene sleke slain se. Aldus scelma tha dede uppa tha haude scriva. jef hit ther al on ur fuchten se. 26.Tha wederwonderlinga na achma nouwerna to scrivane buta a fiif logum. Onda haude. Inda aga. and in da halse. In da liwe. and in da machtum. elkes in alla lithum scelma scrive hete ende kelde. tha wederwon delga ende het and keld scriftma nout to gadere. Oor 22.Is het oor door de verwonding doof geworden, dan is de boete veertien 1/3 mark [in het bijzonder is dat nu 4 gouden penningen]. En dan zal de laagste boete [tenminste] op 36 scillingen*{is nu? .... } liggen, als [het slachtoffer] wil zweren dat het volkomen doof is, en het andere oor zal men na jaar en dag opnieuw controleren. Als dat doof is (geworden) door de kwetsuur aan het hoofd, dan is het even duur als het andere. Oog. 23.Als het oog blijft tranen na de [genezing van de ] kwetsuur, is de boete 36 scillingen, door een enkelvoudige eed [op de relikwieën] te doen om de waarheid te bevestigen. 24.Zijn er kleinere wonden gaan zweren, naast de (te boeten kwetsuur) dan worden er drie beboet en niet meer; elk van 12 scillingen, en met een eed aan te tonen. 25.Zijn er in het haar meerdere wonden geslagen, dan mogen er maar drie geteld worden boven de al beboete daad, elk op 12 scillingen gesteld, dat is 22 penningen, op een halve na. Met een eed op de relikwieën de waarheid te bevestigen, dat ze in een slag geslagen zijn. Zo dient men de boetes aan het hoofd te bepalen, als ze bij een gevecht ontstaan zijn. 26.Gevoels doofheid zal men nergens aanrekenen, behalve op 5 plaatsen: aan het hoofd, aan het oog, en in de hals, aan de romp en aan de ballen. Anders zal men bij alle ledematen ongevoeligheid voor hitte en koude aanmerken. Gewone doofheid en het niet voelen van hitte en kou kunnen niet bij dezelfde wonde beboet worden. .ara. ( verplaatst naar boven, stond tussen 27 en 28.) 27. Thi onkeme thes ara XVIJ scillingen and fior panningen, sunder ene fiarling. is thet (nu) XXXIJ panninga. 28. Thi thruchkeme alsa fule. Mith ene ethe to halian.
29. Abel and incepta X. scill. thet is XVIIJ panningen. 30 .Thi wlite lemmelsa alsa fule. 31. Hete ende kelde alsa fule. 32. Gristelis breke alsa fule. 33. Is hit fort ekemen inna thet haud XVIJ scillingen and fior panningen. 34.Thria siana wert XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 35.Thria bene bretzen. And ut fleten .XIJ. scill . mith ene ethe to haliane 36.Thi thruchkeme .XIJ. scill. thet is XXIJ panninga sunder ene haling. 37.Thes blodes inrene alsa fule. 38.Thet blod uppa tha he lebreda fallin. alsa. fule. thise thrina mithe ene ethe to haliane. 39.Tha wederwondlinga .XXIIIJ scill. mith ene ethe to haliane. 40. Tha haud dusinga .XXXVI. mith ene ethe to haliane. 41. Jefta fiif sin e wert send ther fon aller ec XXXVI scill. ende aller ec mith ene ethe to haliane. 42. Is thet are alle daf sa is thio bote fiortendiste thrimen merc. mith ene ethe to haliane. 43. Ist thet are ac alle of eslagen XI merc and thria enza and fior panningan. thet is XXIIIJ scill. sunder thrim panningan. Al ther to achma tho scrivane thene on keme.and thene wlitewemmelsa. 44. Jef het sum stant. ende sum ove is. Thi gersfal XXXVJ scill. thet is fiif scill. and .V.panningan sunder ene fiarling and tha stemblinga alsa fule. Alder to achma to scrivane. then on keme and then wlitewlemmel sa. 45. Thene wlitewlemmelsa ne achma nout to scrivane mar buta her. and buta clanum. 46. Tha help dolch scriftma buta clanum bi 17 scill. and fior panningan. oren. 27. Een snede in het oor: 17 schillingen en vier penningen op een vierling (=wede) na; dat zijn 32 penningen *) vertaling uit Ms. is bij Sjölin in de war geraakt. 1) OPM. Eigenlijk staat hier 18 scillingen op ½ stuiver na; is 3 gulden en een tweede. Immers 7 scilling is een (blauwe) gulden dus 18 scillingen is drie en een halve gulden. 3 ¾ scilling is een halve gulden (en een beetje) Men moet dus concluderen dat de omrekening niet helemaal perfekt is. Als er had gestaan is vierdehalf gulden min een fiarding dan had de rekening praktisch geklopt. Zie ook art. 54 en 92. 28. Een oor half af geslagen evenveel met de eigen eed te bevestigen. 29.Verhoogd of verdiept litteken 10 scillingen, dat is 18 penningen. 30. Misvormingen (aan het oor) evenveel. 31. ( Het niet voelen van) warmte en koude evenveel. 32. Het knarsbeen gebroken evenveel 33. Dringt de verwonding dieper in het hoofd door: 17 schilling en 4 penningen. 34. [Tot ] 3 pezen doorgesneden: 12 scillingen, met een eed op de [ relikwiën der ] heiligen. 35. [ Tot en met] drie losse en er uit gekomen botsplinters : 12 scilling, met een eed op de relikwieën 36. Het doordringen van het wapen 12 schilling, dat zijn [nu] 22 penningen op een halve na. 37. Wanneer het bloed de gehoorgang inloopt even veel. 38. Wanneer het bloed uit het hersenvlies komt evenveel. Deze drie met een eed te bevestigen. 39. Gevoeligheid bij weersveranderingen 24 scillingen, met een eed op de relikwieën. 40. [Geregelde of aanhoudende] duizeligheid 36 schillingen, met een eed op de heiligen. 41. Als de 5 zinnen door de verwonding slecht functioneren dient men voor elk [beschadigd] zintuig een eed af te leggen. 42. Is het oor helemaal doof dan bedraagt de boete 13 2/3 mark en een eed op de relikwieën. *) Sjolin schrijft 13 1/3 mark. 43.Is het oor geheel afgeslagen: 11 mark en drie onzen en vier penningen. Dat zijn [nu] 32 schillingen op 3 penningen na. Daar moet men het binnendringen van het wapen en de verminking optellen.
44. Als het deels afgehouwen is en deels niet is de boete voor het afgeslagen deel 36 schilling, dat zijn [nu] 5 schilling en 5 penning, op een kwart penning[= wede] na. En voor de verminking even veel. 45. De verminking kan alleen dan worden toegewezen als deze buiten het haar en de kleding zichtbaar is. 46. Zweren aan de zichtbare huid[delen] worden op 17 scillingen en vier penningen gesteld. fonta aga. 47.Thet aga alle gader ute. en half geld. 48.Thet age alle blind on sittande. en thrimen geld. 49. Jef thet age wert is sa scol hit to scrifta stonda. sa isti on keme XVIJ scillingen and fior panningan. 50.Thes tares rene XXXVJ scillingen, mith ene ethe to haliane. 51.Thes ringes alsa fule. bute ethe. 52.Tha glisinga al sa fule bute ethe. 53.Thes appels smelinga, alsa fule buta ethe. 54.Thio sia werdene. hundert scilli. thet is XVIIJ scill mith ene ethe to haliane. 55.Tha wederwondelinga XXIIIJ scill. thet is thre scill. and VIJ panningan. Sunder ene fiarling*, mith ene ethe to haliane. (* elders in de tekst is het fiarding, is er te snel gekopieerd?) 56.Thi vulete wlemmelsa, X scillingen, thet is XXIJ panningan. 57.Thria upt aga XIJ. scill. thet is XXIJ panningan. sunder ene haling. mith ene ethe to haliane. 58.Thet aga bred. and thet hlid stivat. and hit nout bi luca ne muge. Jefta bi letzen is. sa is thira aller ec XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 59.Thiu bres skedene VIJ scill. thet is XIIJ panningan sunder ene haling. van het oog. 47.Het oog er helemaal uit: een half weergeld. 48.Het oog geheel blind en niet uitgevallen: een derde van het weergeld. 49.Als het oog gewond is, dan moet er gerekend worden naar de vastgestelde tarieven. En staat er op een steek met een wapen XVIJ scill. en vier penningen. 50.Wanneer het oog maar blijft tranen 36 scillingen, met een eed en die van de gewonde nodig. 51.De kringspier rond het oog evenveel, zonder een eed te hoeven doen. 52.Onduidelijk zicht (veroorzaakt) evenveel, zonder eed. 53.Verkleinig van de pupil evenveel, zonder eed. 54.Beschadiging van de oogappel honderd scill. dat zijn 18 scill, er moet een eed op worden gedaan. N.B. 100 scillingen kan natuurlijk nooit gelijk aan 18 scillingen zijn. Stel dat Scill. een schild zou zijn, dan is de som 100 : 18 = 5 5/9 scill. of 11 stuivers en 1 scilling. In een noot verklaart Sjölin zijn 120 scill. in de vertaling. Die berekening zou voor een schild dan zijn : 120: 18 = 6 2/3 scill of 13 1/3 stuiver. Zie ook art 92. 55. Last bij weersverandering: 24 scillingen, dat zijn 3 schild. en 7 en een ¼ penning. Vergeleken bij de vorige berekening kan deze niet kloppen. 56.Van een vergroeïng 10 scillingen dat is 18 penningen * (berekening klopt) 57.Drie verdikkingen op het de oog[leden] 12 scillingen dat zijn 22 penningen, zonder een eed. 58.Op een dichtgetrokken iris, en het ooglid zo stijf dat het niet meer gesloten kan worden, of niet meer open wil, staat op alle drie gevallen [elk] 12 scillingen, zonder een eed. 59. De wenkbrauw doorsneden 7 scillingen, dat is 14 penningen zonder een eed. Fon Blod Rene. 60. Is thet blod ut runnen it aidra nosterne. and ita mule. sa ist XIJ scill. aller ec thira thrira mith ene ethe to haliane. fon hokere dede sa thet blod ut rent. et nostrum eta mula and itta machtum. sa achma aldus to scrivane. 61. Hwersama twina in halinga scrift . fon enre dede. sa scriftma buta in ther other dede sine werdene.
and bena breke and abel and in cepta. hete ende kelde. Hoc lith sa thene slec jefta thene stet feth etta haude. Jefta ette buke. Jefta ette rege. is thet lith ove. jefta lemet. and hit fort ekemen se. thruch thet hond. jefta thruch thet lyf. sa scelma tha inhalinga scriva mitha lemethum. jefta gerst falla. mith ene ethe gader to lukane. On alla lithum scriftma sina werdene bi hala tha lyppa van tha ara. and a fara ondere nose. Huu monicha sina sama kerft. sa ne achma buta thria to scrivane. Hu lung sa thio unde is. sa achma buta sex meta to there frumdede to scrivane. aller ec bi XVIJ scill. buta ethe. Van Bloedende Wonden. 60. Als het bloed uit beide neusgaten en de mond gelopen is, dan is [de boete] 17 scillingen. Elk van de drie met een eed te eisen. Van welke daad ook af het bloed uit de neus is gekomen, of de mond of het geslacht, dan moet men het zo omschrijven. [en de boete aldus bepalen.] 61. Wanneer men bij een verwonding nog twee andere verwondingen opmerkt, dan rekent men maar bij een van de beide wonden het kwetsen van de pezen, en het afsplinteren van stukjes bot, verhoogde of dieper ingesneden littekens, gevoelloosheid voor hitte en kou. Welk lichaamsdeel door de hauw of de stoot tegen het hoofd of in de buik of op de rug getroffen wordt, zal men, als het lichaamsdeel is afgehouwen of onbruikbaar is en de verwonding verder door het hoofd en de romp verspreid heeft, de bijbehorende te eisen boetes bij het verlamde en afgeslagen deel aantekenen en ze onder een eed brengen. Bij verwonding aan lichaamsdelen rekent men er niet meer werkende pezen bij, behalve bij oorlelletjes en voor aan de neus. Hoeveel pezen er ook doorsneden zijn, men mag er maar drie mee tellen, hoe lang de wonde ook is. En men mag maar zes wonden opmeten aan het hoofd, elk te rekenen voor 17 schillingen en er hoeft geen eed op gedaan te worden. Fonter nose. 62. Thio nose thruch steten. thi onkeme XVIJ scill. and fior panningan. 63. Senter thrina helpdolch ehlepen. Aller ec sa fule. Tha thrina mith ene etha to haliane. 64.Abel en incepta .X. scill. 65.Thi wlite welemsa alsa fule. 66.Thi thruch keme on thet nostern .XIJ. scil. 67.Thi blodes in rene alsa fule. 68.Ther midlisat domnis alsa fule. Thise thre wendan meth ene ethe to haliane. 69.Thes gresteles breke .X. schill. Thet is XVIIJ panningan. 70.Thi thruch keme thes midlista domnis .XIJ. scill XXIJ panningan. sunder .j. haling. 71.thes blodes in rene alsa fule. 72.Thet blod etta mule ut runnen alsa fule. 73.Thi onkeme thes thredda wagis. alsa fule. Thise wendan mith ene ethe to haliane. 74.Thi thruchkeme XVIJ scill. an fior panningan. sunder ene fiarling*. Thet is XXIJ panningan. sunder ene fiarling. mith ene ethe to haliane. 75.Hete ende kelde .X. scill. thet is XVIIJ panningan. mith ene ethe to haliane. 76.Thio nose alle of eslagen. Thera thrira domma gresfal aller ec XXXVJ scill. thet is fiif scill. an V panningan sunder sex grenskin. Mith ene ethe to haliane. 77.Tha thrira stemblinga aller ec alsa fule. Ther to scelma scriva thene on keme. An thene wlitewlemmelsa. And hete an kelde. And blodes in rene. mith ene ethe to haliane. 78.Omme stempene XIJ scill. thet is XXIJ panninga sunder ene haling. van de neus 62. De neus doorboord, voor het indringen van het wapen [is de boete] 17 schilling en 4 penning. 63. Zijn er drie of meer gezwellen ontstaan, voor elke zweer evenveel [te boeten] en alle drie met een eed te heiligen. (= er een eed op te doen) 64. Hoog opgekomen of verdiepte littekens: 10 schilling. 65. Misvormingen (vergroeiïngen) evenveel.
66. Het doordringen van een wapen in het neusgat 12 schilling. 67.(=71) Als het bloed naar binnen loopt evenveel. 68.(= 70, deels) Het raken van het neusschot evenveel. Deze drie te eisen boetes elke met een eed aan te geven. 69. Het kraakbeen gebroken 10 schilling, dat zijn 18 penningen. 70. ( zie 68) Het neusschot doorboord 12 scilling, dat is 12 en een halve penning. En geen eed te doen. (* niet in vertaling.) 71.( zie 67.) Als het bloed naar binnen loopt evenveel. 72. Als het bloed uit de mond loopt: evenveel. 73. Door een neusvleugel en het middenschot[ en tot de andere neusvleugel]: even veel. Op deze wonden moet een eed worden afgelegd. 74. Door beide neusvleugels en het middenschot 17 scillingen en vier penningen, dit is 22 penning min een kwart penning Er moet een eed op worden afgelegd. *Moet hier niet gelezen worden, zoals ook in de voorgaande gevallen: indien de beschuldigde ontkent kan dat met een eed (van een getuige) en die van de beschuldigde zelf ontkennen. Het lijkt me procedureel juister. De wonden immers ziet men wel. Zou deze niet door iemand zijn toegebracht, dan is de ontkenning een betrekkelijk eenvoudige zaak. PM. de artikelen 66, 68 en 70, zijn in de tekst vrijwel gelijk. In het bijzonder de laatste twee zijn identiek op de toevoeging na. Ik heb dit veranderd in het telkens verder doordringen overdwars, eerst door één “obstakel” , dan door 2 en dan door drie. 75. Ongevoelig geworden voor hitte en koude 10 schilling dat is 18 penningen. En er een eed op af te leggen. 76. Als de neus er geheel en al is afgeslagen is de boete voor de vleugels en het middenschot elk 36 schillingen, dat zijn drie schillingen en vijf penningen op zes grenskin* na. ( *mogelijk het muntje met de enkele adelaar, dat numismaten toeschrijven aan het optreden van keizer Sigismund. ) Met een eed te ontkennen ( Zie commentaar bij 74) 77. De boete voor drie misvormingen bedraagt evenveel. Daar zal men rekenen het indringen, de misvorming, en het niet voelen van hitte en warmte. Op alle drie een eed af te leggen. 78. Er niet meer door kunnen ademen 12 scillingen dat is 22 penningen er behoeft geen eed op te worden gedaan. Fonter tziaka 79. Thi onkeme there tziaka XVIJ scill. and fior panningan. thet is XXIJ panning sunder ene haling. 80. Thria helpdolch fon there dede e hlepen aller ec sa fule, mith ene ethe to haliane. 81. Senter mongra unda slain met ene sleke. sa scelma thria to ther frumdeda scrive. mith ene ethe gadet to lucane. aller ec XVIJ scill. and fior panningan. 82. Abel an incepta X scill. 83. Thi wlitewlemmelsa alsa fule. 84. Won gapa VIJ scill. thet is XIIJ panningan. sunder ene haling. 85. Mula bredene XIJ scill. thet is XXIJ panningan. sunder ene haling. Thisse fior wendan bute ethe. 86. Thria sina wert XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 87. Hwersa nene nefna is, sa achma nene to scrivane. 88. Thi thruch keme ther tzaka XIJ scill. 89. Blodes rene alsa fule. thise twina mith ene ethe tot haliane. 90. Omma ut gung. Ende in gung aider XIJ scill met ene ethe to haliane. 91. Hete and kelde X. scill. Van de kaak. 79. Het binnendringen van een wapen zijdelings in de kaak, 17 scilling, en 4 penning, dat zijn 22 penningen op en kwart na. 80. Als er drie gezwellen zijn ontstaan (of meer) voor elk evenveel, met een eed te bevestigen.
81. Zijn er meer wonden door een slag ontstaan, dan zal men er drie van als voornaamste wonden nemen, waarvoor (maar) een eed nodig is, en voor elk [een boete] van 17 scilling en vier penningen. 82. Verhoogde [weefselgroei] en diep liggende littekens 10 schilling. 83. Vergroeiïng evenveel. 84. De mondopening defect: 7 schilling, dat is dertien penningen op een halve na. 85. Mondopening uitgescheurd, 12 schilling dat zijn 24 penningen op een halve na. PM. Deze berekening is onjuist, de fout valt te beredeneren: no 84 moet zijn 14 min een half, no 85 is dan juist: 12 scilling is dan 24 penningen, die in dit geval synoniem zijn met de groot, die maar lichtelijk ontwaard is. 86. Tot drie geraakte pezen 12 schillingen en er moet een eed op afgelegd worden 87. Als op een kale plek de baard weer gaat groeien, staat er geen boete op. 88. Het doorboren van de kinnebak: 12 schilling. 89. Bloedende wonde, even veel, deze twee met een eed te bevestigen. 90. Het in en uitgaan van de adem via de wonde, elk 12 scillingen. Met een eed te bevestigen. 91. Ongevoeligheid voor hitte en koude: 10 schilling. Fon kesum 92. Hu monege kesa sa ther ove sent fontere dede. sa is aller ec XXXVJ scill. Thet is .V. scill. ende fiif panningen. sunder ene fiarling. 93. Spedel spring XXXVJ scill. 94. Severes rene. Alsa fule. 95. Omme stempene alsa fule XIJ scill. thisse fior wendan sunder ethe. Van kiezen. 92. Hoeveel kiezen er ook uit geslagen zijn, op grond van de verwonding voor elk van de kiezen te boeten met 36 schilling, dat zijn 5 schillingen en 5 penningen op een vierde ma. P.M. Hier moet iets gebeurd zijn met de tekst. 36 schillingen kunnen geen 5 schillingen en een beetje zijn. Een dergelijke fout kan geen mondelinge interpretatie fout zijn. Het moet een foute interpratie zijn van een eerder, mogelijk oorspronkelijk stuk, namelijk dat wat Kampa Jeldrik eerder heeft verteld aan de wijze man die het uit zijn mond noteerde. Omdat er naar de tijd van opname in de codex wordt gecorrigeerd, moet het stuk van deze wijze(n) [ zie Focko Ukena keuren] iets ouder zijn. Ik veronderstel nu dat er het volgende is gebeurd. In het tweede geval is scilt, een gouden munt, gelezen als schilling. De berekening is dan als volgt: 5 penningen zijn net geen schild. Als je die eerst even buiten de berekening houdt dan krijg je 36 scillingen is 5 scilt, waaruit volgt dat een schilt 7 1/5 scilling is. En nog 1/5 van de 4 ¾ penning die we buiten de berekening hebben gehouden. * maar het is een schilling meer dan in artikel 54. Dus nog net iets minder dan 7 en een kwart stuiver. En dat ligt heel dicht naast de muntwaarde van de 17 keuren: een pond is 7 scillingen, 1 scilling is 4 weden. Al hebben we dit derde lid van de opsomming hier niet nodig. De inflatie viel dus nog mee in die periode. Bij Nijdam vinden we de veronderstelling dat Kampa Jeldrik nog leefde ten tijde van de opname in het Fivelgoër boek. Het lijkt me duidelijk dat hij er niet meer bij is geweest om het een en ander uit te leggen, toen het in de F codex te boek werd gesteld. Dus neem ik aan dat Kampa Jeldrik zijn functie als dingman omstreeks 1400 uitoefende. Zie ook artikelen 27 en 54. 93.Speeksel onbeheersbaar: 36 schilling. (Kwijlen) 94.Neusslijm (snot) gedurig laten lopen. Even veel. 95.Ademhaling grotendeels gestremd even veel ( 12 scill.) deze vier wonden zonder eed. Fonter tunga. 96. Thi on keme there tunga XIJ scill. 97. Thi thruchkeme ther tunga alsa fule. thisse twina meth ene ethe to haliane.
98. Thet blod itta mula up e hlepen XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 99. Thria sine wert XIJ scill.mith ene ethe to haliane. 100. Jef thio tunge al of is.en twede ield. 101. Half ove en half jelde 102. Ister en gersfal ove 36 scill. 103. Tha stemblinga alsa fule. 104. Spredel spreng alsa fule 105. Wonspreke alsa fule. 106. Omma stempene XIJ scill. 107. Sent tha kesa. jefta tuschan ove. and hit fort onda tunga ekemen se. sa ne achma severes ut rene. ni spedels spring. ni omma stempene. buta inna tha otherum to scrivane. and buta ethe. van de tong 96. Het binnen dringen van een wapen in de tong: 12 scilling. 97. Een doorboorde tong even veel. Deze twee [voor het gerecht] met een eed aan te geven. 98. Bloed dat uit de mond loopt: 12 schilling, met een eed aan te geven. 99. Tot 3 beschadigde pezen 12 schilling, met een eed aan te geven. 100. Als de tong er helemaal af is, twee derde deel van het weergeld. 101. De tong half af geslagen: een half weergeld. 102. Een kleiner stuk eraf, 36 schillingen. 103. Verminking even veel. 104. Speeksel dat blijft lopen evenveel. 105.[Opgelopen] spraakgebrek evenveel. 106. Adem (deels) afgesnoerd 12 schilling. 107. Zijn de kiezen of andere tanden er uitgeslagen en gaat de wond dieper de tong in, dan wordt het lopen van het snot, het speeksel of de adem belemmering bij een van de twee verwondingen opgeteld. Fonta tuskum. 108.Ther achta tondan aller ec to fara haude viif merc. ende twa enza. Wera. 109. Jef thio were thruch slain is. Thi on keme XVIJ scill. and fior panningan. thet XXXIJ panninga sunder ene fiarling. ( haling?) 110. Abel an incepta X scill. thet is XVIIJ panningan. 111. Wlitewlemmelsa alsa fule. 112. Hete an kelde .X. scill mith ene ethe to haliane. 113. Senter helpdolch.sa scriwema se mith ene ethe to haliane. 114. Thi thruch keme XIJ scill. 115. Blodes inrene alsa fula. thise twina mith ene ethe to haliane. 116. Omma stempene XIJ scill. 117. Mula bredene al sa fula. Aidra thira buta ethe. 118. Thio wre were al ove slain fiortendiste thremen merc. thet is XIIJ scill sunder IIIJ panningen. 119. Thio nithere were alsa fule. 120. And ther to scelma scriva then onkeme. An hete an kelde. an wlitewlemmelsa. an tha stemblingaXXXVI scill. van de tanden 108. Elk van de tanden die normaal in het zicht zijn vijf mark en 2 onzen. lippen 109. Als de lip doorboord is, is de boete 17 schilling en vier penning, dan zijn 32 penningen min een vierdedeel [van een penning]. 110. Verhoogde en diepe littekens 10 schilling, dat is 18 penningen. 111. Misvorming evenveel.
112. 113. 114. 115. 116. 117. 118.
Geen gevoel meer voor hitte en koude: 10 schilling met een eed op de relikwieën. Gezwellen ontstaan, te beboeten na een eed. [De lip] doorboord 12 schilling. Een bloedende wonde: even veel. Deze twee te eisen beide na eed te eisen. Ademhaling [blijvend] gehinderd. 12 schilling. Mond uitgescheurd evenveel. Deze beide zonder eed. [ omdat ze zichtbaar en blijvend zijn] De bovenlip geheel weggeslagen 13 1/3 mark ( 13 2/3?) dat zijn 27 schilling op 4 penningen na. 119. De onderlip : evenveel. 120. En daarbij zal men de gemaakte wonde, het gebrek aan gevoel voor hitte en koude bij rekenen en de misvormingen en de verminkingen bij rekenen à raison van 36 schillingen ( elk 12sc?) fonter nose 121. Is thio nose of eslagin. and tha wera bethe meth ene sleke. sa ach aller ec sine sunderga bote. mith ene ethe to haliane. Thi onkeme an thi wlitewlemmelsa. abel and incepta. an benstal. and sin kele. and tha sex meta. an sex stekan. ia hwelic VIJ scill. 122. and tha sex leseka. and thi wongapa. and gresfal anta stemblinga. and tha lithwaga. and lithsmelinga. alle thisse wendan sent buta ethe in hoka lithe sama se scrift. Van de neus 121. Zijn de neus en de lippen in een slag afgeslagen, dan heeft elke wonde zijn eigen boete, telken met een eed te bevestigen, de slag zelf, de misvorming, de opliggende en de diepe littekens, en huidgroei direkt over het bot, en blijvende kaalheid, en tot zes te meten wonden van zes steken[of meer] elk zeven schilling. 122. En tot zes doorsneden fronsrimpels op het voorhoofd en mankementen aan de mond[opening], een afgehouwen stuk [bot], verminking, en losse gewrichten, dood geworden ledematen, al de boetes die hier verder voor geëist kunnen worden zijn zonder eed, bij welk lid ze ook worden gerekend. Hals 123. Sa thio dede is on thene hals ekemen. sa is thio dede XVIJ scill. and fior panningan. thet is XXXIJ panningan. sunder J fiarling.* 124. Sender helpdolch aller ec sa fule 125. Abel an incepta X scill. 126. Wlitewlemmelsa alsa fule. 127. Thria sine wert XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 128. Thi thruch keme .XIJ scill. 129. Blodes in rene alsa fule. 130. fort in thet lif e runnen. alsa fule. thisse thrina mith ene ethe to haliane. 131. Thi wederwondelga XXIIIJ scill. thet is there scill and VIJ panningan. mith ene ethe to haliane. 132. Wonspreke XXXVJ scill. thet is v. scill and v.panning sunder ene fiarling mith ene ethe to haliane. 133. Omma stempene XIJ scill. buta ethe. 134. Blod up hlepen et nostrum and etta mula. aller ec XIJ scill.mith ene ethe to haliane. 135. Is thi hals alle lom. thio hageste lemethe . C. scill, thet is XVIIJ scill mith ene ethe to haliane. 136. Is hit a tefta on den halse e kemen. and tho waxwalse se un gunst. and tha fiif sin ther fon ewert se. sa scelma hia to ther dede scriva. 137. Tha waldewaxa scriftma alto ther meldka twisscha tha twa ara. and onlinga thes reggis al uppa tha lenderna. 138. Is thio dede a fara inden hals ekemen. sa celma scriva tha fior wendan. thes throtbolla. and gres teles breke.
De hals. 123. Als de hals als eerste geraakt is, dan is de boete voor de verwonding 17 scilling en 4 penning, dat zijn 32 penningen en zonder eed te eisen. ( of: op een vierde deel van en penning na?) P.M. Ook hier een onnavolgbare berekening. Op grond van vorige boetes zou men hier een verdubbeling verwachten, ( ten naasten bij) Dat is hier dan wel het geval, maar waar het in andere gevallen op een penning blijft hangen, is is het hier zeker een verschil van 2 penningen en 8 str. waarom de fiarding er dan nog af moet is niet duidelijk. Of is fiarding de verschrijving voor een Haling. Ik vermoed het laatste. Dan blijft naar analogie van de vorige alleen te veronderstellen over dat er niet 17 scillingen, maar 16 scillingen moeten staan. 124. Zijn er zweren ontstaan: even veel. 125. Verhoogde en diepe littekens 10 schilling. 126. Misvormingen even veel. 127. Tot drie geraakte pezen: twaalf schillingen, met een eed voor het gerecht. 128. De hals doorboord 12 scillingen. 129. Een bloedende wonde even veel. 130. Als het bloed in het lichaam terug loopt, even veel. Deeze drie eist men met een eed. 131. Gevoeligheid voor weersveranderingen 24 scilling, dat zijn drie schilling en 7 penningen, met een eed te eisen. P.M. Ook hier weer de schillingen- schilden kwestie. De som 24 : 3 = 8. kan kloppen. Dan is de tweede scilling wederom een schild. Een schild van 8 schilling is 16 stuivers waard. Het Hollandse muntsysteem kent deze waarde inderdaad voor een Wilhelmus schild (Grolle, Deel.I, 19.3.2.) Maar dan zijn de penningen niet zoals in de andere gevallen stuivers, maar kleinere muntjes, in de orde van grootte van de latere duiten. 132. Problemen met het spraakorgaan 36 schilling, dat zijn 5 schilling en 5 penningen, op een “fiarding” na., met een eed voor de rechtbank op te eisen. P.M. Weer even rekenen. 36 : 5 = 7 schilden van 14 stuivers, maar feitelijk nog lager omdat de 5 penningen niet zijn meegerekend in de deling, is de juiste berekening 36: 5 ½ = 72 : 11 = 6 ½ schild. Wat evenmin klopt. De enige ingreep die het sommetje kloppend kan maken is te veronderstellen dat en niet 5 scillingen + 5 penningen moet staan, maar min 5 penningen, immers:36 : 4 ½ = 72 : 9 = 8. Vergeleken met het vorige gecursiveerde klopt de som dan wel. De ontstane warboel moet m.i. eerder op het conto van de overschrijvers ( minstens twee keer, of copia. copia) gesteld worden dan op de ondoorzichtigheid van het hele tarief. - Al blijven er nog wel vragen over. 133. Hinder bij het in- en uitademen 12 schilling. Zonder een eed. 134. Bloed uit de neusgaten en de mond gevloeid elk 12 schilling, met een eed voor de rechtbank af te leggen. 135. Is de hals geheel lam geworden, dan is de boete voor de verlamming 100 Scilling.* dat zijn achttien scilling met een eed voor de rechtbank op te eisen. P.M. In de originele tekst staat 100 scilling, Sjölin maakt er in de vertaling 120 scilling van.. Welke juist(er) is kan ik niet nagaan. 100 : 18 = 5 ½. 120 : 18 = echter 6 2/3 schild. Dit klopt dus ook niet. Ik wil er niet op speculeren waar hier de fout zit. 136. Is de nek als eerste geraakt, en heeft de rug- (of nek-) spier een houw, of steekwonde gekregen en zijn de 5 zinnen daardoor beschadigd dan mag men die boven de verwonding er bij op tellen. 137. Daar uit voortvloeiende problemen met de rugspieren rekent men bij de verwondingen van de schedel tussen de oren en naar de rug beneden tot de lendenen. 138. Is de verwonding voor aan de hals ontstaan, dan kan men tot vier verwondingen van het strottenhoofd en het afbreken van het knarsbeen rekenen. Fon en lomma arm 139. Is thi erm alle lom fonter dede. sa scelma hine to ther waldwaxa dade to lomma scriva. 140. Jef thi slec uppa thene erm e komen is. sa is hit thi on XIJ scill.
141. Abel an incepta .X scill. 142. Senter helpdolch. Aller ec mith ene ethe to haliane. 143. Ist bensetich X scill. 144. Senter sex meta VIJ scill aller ec. thet is XIIJ panningan. 145. Istio unde sied tha sex stekan ja welic VIJ scill. 146. Thria sina wert XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 147. Jef thi erm is lom and noutes nette is. sa is thio hachste lemet. a buppa etter axla .C. scill. 148. Thio midliste lemet etta ermboge XXXVI scill. 149. Thio minste XXIIIJ scill. thisse thrina mith ene ethe to haliane aller ec. 150. Hete ande kelde X scill. 151. Thria bene bretzen and tha ut fleten aider XIJ scill.mith ene ethe to haliane. 152. Tha thria lith smelinga alsa fule buta ethe. 153. Thria bi letzinna lithe buta ethe. Thet sent bi letzinna lithe. ther sent weden. and wilat. 154. Thria stiwande lithe. alsa fule mith ene ethe to haliane. 155. Is thi erm kortera. sa scelma scriva thria stemblithe. alsa fule mith ene ethe to haliane. Stembe lithe and stivande lithe ne achma nout buta in enre unda to scrivane. 156. Thria lithwege aller ec X scill. buta ethe. Van een lamme arm. 139. Is een arm door de verwonding geheel verlamd, dan moet deze bij de verwonding aan de rugspieren worden opgeteld. 140. Als de slag de arm getroffen heeft, dan is dat voor het indringen van het wapen 12 scilling. 141. Verhoogde en dieper liggende littekens. 142. Als er zweren zijn ontstaan bij het helen van de wonde, dan moet er een eed op afgelegd worden P.M. Een eed legde het slachtoffer af, maar met een eed, wordt bedoeld de eigen eed, en de eed van een tweede, het zij verwant, hetzij getuige in de kwestie. 143. Gaat de wond tot op het bot: 10 scilling. P.M. Omdat dit niet zomaar een verlies is denk ik dat hier schild moet staan in plaats van schilling. 144. Zijn er zes wonden die gemeten moeten worden: zeven schellingen voor elke wonde; dat zijn 13 penningen. 145. Is de wond genaaid, voor elke zes steken 7 scilling. 146. Tot drie pezen geraakt, 12 schilling, met een eed te eisen. 147. Als een arm verlamd is en tot niets in staat, dan is de boete voor de ergste verlamming, van boven van de schouder af 100 schilling. P.M. Hier is de vertaling van Sjölin niet gevolgd: die suggereert dat de verlamming van de schouder (op zich) 100 schilling is. Zie ook 148 en 149. 148. De middelste verlamming of: verlamd vanaf de elleboog: 36 schilling. 149. De kleinste verlamming ( vanaf de pols?) 24 schilling, elk van deze eisen om een vergoeding van het verlorene, met een eed te staven. 150. Ongevoeligheid voor hitte en koude: 10 schilling. 151. Drie losgeslagen botsplinters die er uit gevallen zijn: elk 12 schilling, met een eed te eisen. 152. Het armweefsel op drie plaatsen ineen geschrompeld, evenveel zonder eed. 153. Op drie plaatsen geheel dor en blauw, zonder eed. Men noemt dit ook wel een dode arm P.M. De boete en de uitleg zoals die in het Ms. staan, omgedraaid. 154. Tot drie stijve gewrichten : evenveel, met een eed te eisen. 155. Is de arm korter geworden, dan zal men per verkorting van elk “gelid” rekenen, de boete bedraagt [voor elk] evenveel, en er moet een eed op worden gedaan. Verkorte en stijf geworden ledematen dienen bij de verwonding opgeteld te worden. 156. Tot drie losse gewrichten: elk een schilling. Zonder eed.
Fingran 157. Hebbath tha fingran lemethe fontere dede ontha erme. sa ach aller ec finger XXXVI scill aller ec mith ene ethe to haliane. 158. Senter sletan. jefta stetan. twischa tha lithe jefta ur tha lithe. onthe erme. sa scriftma tha lesse lemet. bi XXIIIJ scill. thet is thre schill and VIJ panningan. Jefta scrivere thinze. thet thio hachste lemethe ther nowt ne se. 159. Thene litsiama scriftma ontha ermum. and in tha benum ur hoc lith sa thio dede kemen is. bi XXXVI scill. mith ene ethe to haliane. Ontha fingrum and ontha tanum. ne scriftma nanne lithsiama. 160. Thene urferelsa plechma to scrivane ontha tanum. and ontha benum. alder tha litha lom sent. bi XXXVI scill. mith ene ethe to haliane. umbe thet sa ofta sama lomme lithe rept. sa hetma thene ur ferelsa. Vingers. 157. Hebben de vingers de lamheid te danken aan de slag op de arm te danken, dan zal men elke [lamme] vinger met 36 schillingen beboeten. Met een eed voor het gerecht te zweren. 158. Heeft de arm slagen of klappen opgevangen [op het deel tussen de gewrichten] of er op dan hoort men de kleinste verlamming [nog] te beboeten met 24 schilling, dat zijn 3 schild en 6 penningen, wanneer de schouwer van de wonden meent dat het niet de de zwaarste verlamming is. 159. Etterende zweren rekent men bij de armen en bij de benen, waar [degene] maar geraakt is, voor 36 schillingen, Met een eed te bevestigen. 160. Een pijnscheut hoort men bij de boetes aan de vingers en de tenen op te telen, op die plek waar de leden verlamd zijn, omdat, zo vaak als men aan de lamme ledemaat komt, de pijnscheut optreedt. De boete is 36 schillengen en men moet er een eed op doen. * Hier heb ik zinsdelen gewisseld. Er is waarschijnlijk een overschrijffout opgetreden tussen de tekst op het papier en de wijze waarop de schrijver van de F Codex, de uitspraken van Kampa Jeldrik noteerde. Fontar hond. 161. Sa thi slec is e kemen up tha hond. sa is thi onkeme XVIJ scill. and fior panningan. thet is XXIJ panningan sunder ene haling.* 162. Senter helpdolch fon e hlepen fon there dede aller ec. thira thrira met ene etha alsa fule gader to lucane. 163. Abel and incepta .X. scill. 164. Thrina sina wert XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 165. Thria ben e bretzen and tha ut fleten. aider XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 166. Ist a binna ondere hond. sa scriftma thria leseka. aller ec bi V scill.thet is .ix panningan. 167. Jefter alsa mon ge kurven sent sunder ethe. 168. There hond lemethe .XXXVI scill mith ene ethe to haliane. 169. Tha smelinga alsa fule. 170. Senta fingran alle gader lom. sa scelma se alle gader to lomma scriva. 171. Jef thi slec is ur tha fingran ekemen. and alle tha lithe ontha fingrum lom sent.s a scelma on aller eke lithe tha lemetha scriva. 172. Thi onkeme thes ena fingers .XVIJ. scill and fior panningan. thet is XXXIJ panningan. sunder ene fiarling*. 173. Jefter helpdolch sent. aller ec alsa fule mithe ene ethe to haliane. and tho ther dede to lucane. 174. Thi wlite wlemmelsa .X.scill. 175. Abel an incepta alsa fule. 176. Bensittan alsa fule. 177. Thria sina wert XVIJ scill. mith ene ethe to haliane. 178. Thria ben ebretzen and ta ut fleten. aider XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 179. Hete ende kelde .X. scill. mith ene ethe to haliane.
180. Thio Lemethe thes feritsta lithes XXXVJ scill. 181. Thes midlista lithes XXIIIJ scill. 182. Thes eftersta lithes XIJ scill. The thria lemethe mith ene ethe to bi swerane. 183 Thria lithes smelinga alsa fule sa de lemethe. 184. Thria bi letzinna litha alsa fule. 185. Thria stebbe lithe als fule. Stebbe lithe and stivande lithe ne achma no ut tot gadere to scrivan. 186. Thia stivande lithe alsa fule. 187. Alsoe scelma aller ec finger scriva. jef se fon enre dede lemet sent. bi halva sine werdene. and bene breke. and hete an kelde. Thise thrina mith ene ethe. Ne achma buta in ene finger to scrivane. 188. Senter tha feritsta lithe et aller eka finger owe. aller ec ach thene on keme fiif merc and twa enza. thet is allefte halven scill. And thi ena ach thene wlitewlemmelsa. and hete and kelde. and helpdolch jef se ther sent. and elkes na nen. alsa tha feritsta lithe ove send. sane achma in tha fingrum nene lemethe to scriwan. 189. Thet hit ur thet feritsta lith owet e fen. sa iste gersfal XXXVI scill. 190. Tha stemblinga alsa fule. 191. Istet midlitste lith alle gader ove XXXVI scill. 192. Tha stemblinga alsa fule. 193. Isti finger alle gader ove, sa istet efters lith XXIIIJ. scill. 194. Tha stemblinga alsa fule. 195. Jefta fingran alle gader of sent aller ec lith. twa enza and .V. merc. Thet is halfte halve scill. 196. Anta midlista XXXVJ scill. 197. And aller eftersta ec XIJ scill. 198. And aller ec finger ene stemblinga XXXVJ scill. Ande aller ec anne onkeme. And aller ec ene wlitewlemmelsa. and enes hete and kalde. 199. Thet hondblet ach XXXVJ scill. alsa tha fingran alle ove sent. 200. Tha thre fingran in der ferra hond jef se ove sent. sa is aller ec thrimen furdel. umbe thet se tha senenga dwath gens the dyvel. (dyuvel*) 201. Jef se stondat and lom sent. sa achma se nout mar to bote sa tha othera. 202. Thi lite ka finger is hi of jefta lom. sa ach hi XXXVJ scill. mar to bote sa ther othera eng. umbe thet. hi tha hond bi luket. 203. Thria lithwega scriftma ur tha fingran alsa se lom send. and nout mongra aller ec bi .X. scill. 204. Hwersa ma owet of ene lithe slait. sa is thet gersfal. and thio bote is XXXVI scill. 205. Tha stemblinga als fule. 206. Isti gersfal buta clanum. sa achma thene wlemmelsa to scrivan. 207. Ister of ene knockel owet slain. sa hert thio lithwega ther to bi .X. scill. 208. Hwersa growinge sen in tha lomma lithum sa achma se to scrivane alsama lith smelinge thet. Growinga and lith smelinga ne meina ( meima) nout to gadere in enre unda scriva. 209. Isti slec ur tha fingran e kemen. and hia nout lom ne se. sa achma ther nen lemet on to scrivane. and thene wlitewlemmelsa. Bensethan. and tha lithwega sunder helpdolch. and senter helpdolch sa scriftmase ther to. 210. Neils of flecht .VIJ. Scill. 211. Tha hagista scrift lemethe. .C. scill. a fior logum. in tha halse. in tha regge . in tha ermum. and in tha benum. Van de hand. 161. Als de slag de op de hand is gekomen, dan is [de boete voor] de slag XVIJ schillingen en vier penningen, dat zijn (nu? ) 22 penningen, en een eed hoeft er niet op worden gedaan. P.M. Hier vermoed ik een verwisseling van Haliane met de munt halling. 162. Als er zweren door deze wond ontstaan zijn (de eerste) drie evenveel, en er een eed op te doen. 163. Verhoogde en diepe littekens: 10 schilling. 164. Drie verwonde pezen, 12 schilling, met een eed op de relikwieën. 165. Tot drie kapotte en er uit gekomen beensplinters: elk 12 schilling, en een eed te zweren.
166. Is de verwonding aan de binnenzijde van de hand, dan is dat voor elke doorgesneden handlijn 5 schilling, of [nu] 9 penning. 167. Als de muis (van de duim) ook doorgesneden is : zonder eed. P.M. Dit in afwijking van Sjölin. Deze schrijft alle handlijnen. Ik neem voor ”mon” muis. 168. Verlamde hand: 36 schillingen, met een eed naar voren te brengen. 169. Versmallingen (ontvleesde delen van de hand?) evenveel. 170. Zijn de vingers geheel verlamd dan dienen ze als een [totale] verlamming te worden gerekend. 171. Als de slag over de vingers is gegaan, en alle kootjes van de vingers verlamd zijn zal elke verlamming apart worden meegenomen [in de berekening]. 172. Het binnendringen van een wapen in de vinger: 17 schilling en 4 penning, dat is 22 penningen op een kwart penning na * ( of zonder een haling, een eed.) 173. Wanneer er zweren ontstaan zijn, voor elk even veel, met een eed voor het gerecht en bij de verwondingen aan het hoofd op te tellen. 174. Misvormingen 10 schilling. 175. Hoogliggende en diepliggende littekens: even veel 176. Als de wonde tot op het bot is gegaan: even veel. 177. Tot drie verwonde pezen. 17 schillingen met een eed er op af te leggen. 178. Tot drie los geraakte en naar buiten stekende botsplinters: elk 12 schilling. Met een eed erbij. 179. Geen gevoel voor hitte en koude: 10 schilling, met een eed er op te doen. 180. De verlamming van het voorste kootje 36 schilling. 181. Van het middelste kootje 24 schillingen. 182. Van het achterste kootje 12 schilling. Op deze drie verlammingen moet men een eed afleggen. 183. Tot en met drie kootjes die vel over been zijn, evenveel als de verlamming. 184. Tot drie ( na heling) vergroeide delen, evenveel. 185. Drie verkorte kootjes evenveel. Korter geworden en stijf geworden kootjes hoort men niet in een boete samen te trekken. 186. Tot drie stijf geworden kootjes: even veel. 187. Op deze manier moet men alle eisen om een compensatie voor elk van de vingers aantekenen, als ze door een verwonding verlamd zijn, op verwonding van pezen na, en afgesplinterde delen van botten, en het gebrek aan gevoel voor hitte en koude. Die zaken zal men maar van een van de vingers in rekening brengen. 188. Zijn de voorste kootjes aan alle vingers er af, dan is de vergoeding voor elke vinger 5 mark en 2 ons, dan zijn 7 ½ schild * ( verschrijving die scilling neerpende in F) P.M. Een mark is in deze tijd een munt van 10 schillig, of van 20 franse groten of stuivers. Dan is 5 mark 50 stuivers en 2 ons. Als we 50 delen door 7 krijgen we 4 scilling of 14 stuivers per schild. De rest 2 ons en 1 scilling moet dan samen de rest zijn. Het halve schild is dan 3 ½ scilling. Trek de ene schilling daar van af: blijft 2 ½ scilling over. Een ons is in dit geval een munt van 1 ¼ schilling. (188, vervolg) Voor maar één wordt de misvorming gerekend, en (net zo) voor het niet voelen van hitte en koude, en wegens de zweren. Wanneer die er zijn, en niet van een andere vinger. Als de voorste kootjes er af zijn, hoort men de verlamming bij de vingers niet mee te rekenen. 189. Heeft de slag het voorste gelid deels weggeslagen, dan is de boete voor het weggeslagen stuk 36 schilling. 190. De misvormingen: evenveel. 191. Is [ alles met, boven ] het middelste kootje weggeslagen, dan is de boete 36 schillingen. 192. De misvorming evenveel. 193. Is de vinger geheel afgeslagen dan is de boete voor het achterste lid 24 schilling. 194. De misvorming evenveel. 195. Als de vingers er allemaal afgeslagen zijn is de boete voor elk voorste lid (kootje) 2 onzen en 5 mark, dat zijn 10 ½ schilling. P.M. Hier klopt weer iets niet. 5 mark moet in deze dagen welhaast 5 gulden ( of florijnen) zijn.. Een eeuw eerder hadden het sterlingen moeten zijn. Stel dat dit stuk
tekst inderdaad rond 1330 is gemaakt, 5 sterlingen die dezelfde inhoud hebben als een schilling in 1427 levert wederom het getal op van 5 schilling, daarbij de twee onzen, ( zie 188) dat is 2 ½ schilling, dan komen we nog maar op 7 ½ schilling. Ik stel voor dat “halft half”, niet moet worden gelezen als elfde half, maar als achtste half, dus zeven een een half. Maar dan is het tarief van de boete wel erg archaïsch, en dat wijst er dan op dat deze in een eeuw niet gebruikt zou zijn. En niet gebruik leidt er toe dat er niets wordt veranderd. Als de boete contemporain zou moeten zijn zou dit zijn: 2 onzen à 16 ½ scilling ( 33 stuivers) en 5 florijnen à 10 scillingen, ( of 20 stuivers) is total 166 stuivers. Aangezien een schilt 16 stuivers is kom je inderdaad op 10 schilt en bijna een halve. In dit geval prefereer ik de laatste berekening. 196. Voor de middelste 36 schilling. 197. De allerachterste elk 12 schilling. 198. En iedere vinger krijgt voor een misvorming [hoogstens] 36 Schilling, en niet vanwege de slag, en zonder een misvorming en zonder het niet voelen van hitte en koude. P.M. Hier de eerste keer gelezen “anne”als zonder en de volgende woorden ene (enes) ook als “anne” gelezen. Kampa Jeldrik zegt hier in het Friese dictaat volgens mij, dat als de 36 schilling erkend worden, de andere zaken niet meer van toepassing zijn. 199. De binnenkant van de hand 36 schillingen als de vingers er geheel afgeslagen zijn. 200. Als de eerste drie vingers aan de rechter hand er af zijn, dan wordt voor elk anderhalf keer meer berekend, omdat ze dan alleen nog de zegening van de duivel kunnen maken. P.M. In de middeleeuwen geloofde men aan allerlei soorten gedrochten en duivels. Dit is meen ik de eerste keer dat de duivel in eigen persoon in een Friese tekst voor komt. In de trancriptie heeb ik de “u” voor een “v”gewisseld. Wat in zekere zin jammer is want naast het nieuw Friese Deale, voor duivel kent men ook de uitdrukking “deule Maei” voor “ duvel, Maaike” waar de eu de duivel onherkenbaar maakt, net als in nieuw Fries: deale, wat ook de duivel is. 201. Als ze er niet afgeslagen zijn, maar verlamd, wordt er niet meer boete dan de anderen gerekend.] 202. Als de pink afgeslagen of verlamd is, krijgt ( het slachtoffer) er 36 schilling meer aan boete voor als en van de anderen, omdat hij de hand sluit. P.M.: Nijdam: omdat de pink het wapen, zwaard, ervoor behoed uit de hand te glijden. Maar het is ook de sluitvinger van de melkbeweging, ook daar is de pink onmisbaar. Niet alles hoeft in het ridderlijke te worden getrokken. Alleen moet men wel de ervaring van het handmelken nog kennen om te weten dat de pink in het agrarisch bestaan, waarvan toch de meesten moesten bestaan, uitermate belangrijk was. 203. Tot drie losse gewrichten rekent men bij verwonding bij de vingers als ze [daarom] lam zijn voor 10 schillingen. 204. Als er iets van een kootje wordt afgeslagen, wat “in-het-gras-vallen” wordt genoemd, dan is de boete 36 schillingen. 205. De misvormingen [ vergroeingen] evenveel. 206. Als het afgehouwen deel buiten de kleding ligt, moet men de verminking aanrekenen. 207. Is er een deel van een bot afgeslagen, dan behoort het losse deel daarbij, en voor tien schillingen te rekenen. 208. Als er verdikkingen in de verlamde gelederen zijn [ontstaan] zullen ze worden gerekend zoals men het bij versmalling van het stuk ledemaat doet. Verdikkingen een versmallingen kan men niet tegelijkertijd rekenen bij een verwonding. 209. Is de slag over de vinger gegaan en als ze niet verlamd zijn, mar wel verminkt is, waar de wond tot op de botten gaan, en losse gewrichten zonder abcessen en als er we abcessen zijn moet men ze [bij de verlamming] rekenen. 210. Het afscheuren van een nagel: zeven schilling. 211. De hoogste boete voor de zwaarste verwondingen die bepaald en geëist kunnen worden is 100 Schilling: ze bevinden zich op 4 plaatsen: in de hals, in de rug, in de armen en in de benen. Thruch dede. 212. Jef thi mon is thruch stat. and thio dede se a tefte one kemen. sa is thi onkeme XIJ scill. 213. Senter helpdolch. aller ec sa fule.
214. Abel an incepta X. scill. 215. Thria sine wert XIJ. scill. mith ene ethe to haliane 216. Thria bene e bretzen and tha ute fleten aider XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 217. Thi thruch keme XIJ scill. 218. Blodes inrene alsa fule. 219. Thet bod fort up thet mid rether fallin. alsa fule. thisse thrina mithe ene ethe to haliane. 220. Tha wederwondelinga XXIIIJ scill. mith ene ethe to haliane. 221. Tha buc lemethe XXXVI scill. met ene ethe. 222. Onden ornen wach e kemen XIJ scill. (=deel van 225.) 223. Lungen siama XXXVI scill. mith ene ethe to haliane. 224. Thet in rif XXIIIJ scill. buta ethe. 225. Ondene orne wach e kemen .XIJ. scill. mith ene ethe to haliane. 226. Thi thruch keme XIJ scill. 227. Thene lungern siama ne scriftma bi nitha midrether nout. ne thet inrif. 228. Blod et nostrum and etta mund uppe hlepen scriftma buppa tha midrether. and bi nitha nout. 229. Is thio dede a tefta alsa grat. thet thi liccoma fon there waldwaxa e wert se. sa scriftma tha fiif sin aller ec bi XXXVI scill. thet is fiif scill* and V panningan sunder ene halingan. 230. Tha XI wendan aller ec bi XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 231. And tha hagista regstiwenga bi hundert scill. thet is XVIIJ scill* mithe ene ethe to haliane. 232. Isti slec uppa thene reg ekemen. that thet hit nout thruch e kemen se. sa achma thesse wendan to scrivan. 233. Istio dede a fara on kemen. and hit a thefta in tha waldwaxa kemen se. Sa achma tha waldwaxa to scriwane. and alle thet ther hire folgat. 234. Istio dede a fara bi nitha tha midrether e kemen in thene buc. sa istio on keme XIJ scill. 235. Abel an incepta X scill. 236. Thria sina wert XIJ scill mith ene ethe to haliane. 237. Ist iovn de sied. tha sex stekan ia welic VIJ scill. thet is XIIJ panning.* 8x16 = 13 x 10 pann. 238. Tha sex meta VIJ scill. 239. Blodes inrene XIJ scill. 240. Thi thruch keme XIJ scill mith ene ethe to haliane. 241. Tha wederwondelga XXIIIJ scill mith ene ethe to haliane. 242. Buc lemethe XXXVI scill. mith ene ethe to haliane. 243. Nitte scredene .V. scill. thet is IX panningan mith ene ethe to haliane. 244. Ist ac thruch thene maga e kemen aller ec thera fior wagan XIJ scil mith ene the to haliane. 245. In tha othera wage wit stenden XIJ scill. 246. Thi thruch keme XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 247. Thet blod etta machtum ut runnen XIJ scill. 248. Thi mete wertdelsa in tha maga XXXVI scill mithene ethe to hal (iane) 249. Buppa tha midref ne scriftma thene maga nout ne Nitta scredene. 250. Thi omma etter buc unda ther in en ut geth. aide XIJ scill mith one ethe to halian. 251. Istet midrif thruch estat. aidera wach XIJ scill.mith ene ethe to hal. (ian) Diepe steekwonden, of er door heen gegaan. 212. Wanneer iemand doorstoken is, zo dat het wapen er van achter uit is gekomen dan is de boete 12 schilling. P.M. Sjölin laat het wapen van achteren binnen dringen. 213. Zijn er zweren, elk even veel. 214. Verhoogde en verdiepte littekens 10 schilling. 215. Tot drie geraakte pezen: 12 schilling, met een eed voor de rechtbank te komen. 216. Drie losgebroken en er uit gevallen stukjes bot elk 12 schilling, met een eed op te eisen. 217. Het wapen er doorheen: 12 schilling. 218. Als er bloed uit vloeit: evenveel. 219. Het bloed verder gelopen dan het middenrif evenveel, deze drie door er een eed op te doen. 220. Overgevoelig voor weersverandering 24 schilling, met een eed voor het gerecht. 221. Verwondingen aan de romp: 36 schillingen, met een eed naar voren te brengen.
222. Gaat de wonde door het lichaam heen: 12 schilling. 223. Vocht uit de long(en) gevloeid, 36 schilling, met een eed op te eisen. 224. De ingewanden geraakt 24 schillingen, geen eed nodig. 225. Gaat de wonde door het lichaam heen: 12 schilling met een eed op te eisen. 226. Als het wapen er door heen steekt : 12 scillingen. 227. Vocht uit de longen berekent men niet onder het middenrif, vocht uit de ingewanden evenmin. 228. Bloed dat uit de neusgaten en uit de mond gelopen is rekent men alleen boven het middenrif, eronder niet. 229. Is de wonde aan de rugzijde zo groot, dat het hele lichaam door de verwonding aan de rugspieren beschadigd is, dan is elk der vijf zinnen voor 36 schilling te rekenen Zonder er een eed op te doen* P.M. Sjölin haalt hier Haliane en Haling door elkaar. Ook degene die de uitspraken van Kampa Jeldrik is het niet duidelijk geweest; de verwarring is al bij het overschrijven ontstaan, en alleen omdat 5 penningen min een halve meestal als vierde half wordt geschreven, meen ik er juist aan te doen met een eed te Halian in te vullen 230. Elk van de elf gevallen die lichamelijk ongemak veroorzaken [worden beboet] met 12 schillingen, voor elke een eed af te leggen. 231. En de ernstigste stijfheid in de rug op 120 schillingen te rekenen, dat is 18 schilden. * P.M. 120 schillingen is 12 florijnen, 18 schilden is 120 : 18 = 6 ½ scilling in een schild of 13 stuivers. Dit klopt weer niet met vorige opgaven, zowel in het origineel, als in mijn narekening. Een constatering die meerdere onderzoekers al hebben gevonden 232.Als de slag de rug heeft getroffen, maar als er geen doorgaande wonde ontstaan is, moet men dit bij de extra eisen berekenen. 233. Is de verwonding aan de voorkant ontstaan en gaat die door tot in het spierweefsel in de rug, dan zal men die laatste beschadiging rekenen en wat daaruit voortkomt. 234. Heeft de wonde de lengte vanaf het middenrif tot in de buik dan is de boete vanege het binnendringen van het wapen: 12 schilling. 235. Hoger littekenweefsel, en diep liggende littekens 10 schilling. 236. Drie beschadigde pezen: 12 schilling, met een eed op te eisen. 237. Als de wonde genaaid is, dan worden voor elke zes steken bij het naaien zeven schilling gerekend, dat is 13 penning. 238. De zes wondmaten: [bij elke grotere maat] 7 schilling. 239. Als er bloed uit komt 12 schilling. 240. Het doordringen van het wapen, met een eed bij het gerecht naar voren te brengen. 241. Gevoeligheid voor weersverandering: 24 schilling, met een eed op te eisen. 242. [Zware] verwonding aan de romp: 32 Schilling. Met een eed te bevestigen. 243. Verwonding van het bindweefsel: 5 schilling, dat is 9 penning, en een eed op de relikwieën te doen. 244. Gaat de wonde door tot de maag, dan is de boete voor elk der vier doorssneden vliezen 12 schilling. En er een eed op te doen. 245. Is de wapen door het tweede vlies ( de onderhuid) gekeerd, 12 schilling. 246. Het binnendringen van het wapen [in de maag(?)] 12 schilling, met een eed. 247. Wanneer het bloed uit de geslachtsdelen loopt [liep] 12 schilling. 248. Ook het raken van het eten in de maag: 36 schilling, met een eed af te leggen voor het gerecht. 249. Bij verwondingen boven het middenrif rekent men geen extra boetes, voor de maag, of wanneer het bindweefsel geraakt is. 250. Als de adem uit de wonde in de buik in een uit gaat, is de boete twee keer 12 schillingen, men moet er een eed op afleggen. 251. Is het middenrif doorstoken dan bedraagt de boete voor het bovenste en onderste vlies elk 12 schillingen, er moet een eed op worden afgelegd. Fonta machtum. 252. Sa thio dede is ekemen in tha macht. Sa isi on keme XIJ scill. 253. Abel and in cepta X scill. 254. Thria sina wert XIJ scill. mith ene ethe to halian.
255. Senter help dolch aller ec sa fule mith ene ethe to halian. 256. Thi thruch keme alsa fule mith ene tehe to halian. 257. Blodes in rene alsa fule. 258. Bene e bretzen and tha ut fleten XIJ scill. 259. Blod itta machtum ut runnen XIJ scill mith ene ethe to halian(e). 260. Ist inthera like e kemen thruch tha fior wagan. Aller ec XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 261. Isthi bern tachta of nimen fonter dede. sa scelma scriva aller ec bi XIJ mercum mith ene ethe to haliane. 263.* Thi wetter rene wert fontere dede .C. scill mith ene dethe to haliane. Aldus scelma thise deda scriwa herum ande frowm. ( uit volgende bij deze categorie gevoegd,er was blijkbaar een concentratieprobleem bij de overschrijver.) van de geslachtsdelen. 252. Als bij de verwonding de geslachtsdelen het eerst geraakt zijn, is de boete voor de daad XIJ schilling. 253. Hoog liggende littekens evenals diepliggende littekens X schilling. 254. Drie geraakte pezen 12 schilling, met een eed voor het gerecht af te leggen. 255. Zijn er zweren [geweest] elk evenveel, men moet er een eed op doen. 256. Er dwars door heen evenveel, met een eed te bevestigen. 257. Als er bloed vloeit: evenveel. 258. Losgebroken en er uit gekomen botsplinters 12 schilling. P.M. Misschien van het schaambeen, al zou ik dat niet meer tot het geslacht rekenen. 259. Bloed uit de testikels zelf gelopen 12 schilling, met een eed. 260. Gaat de wond binnen het lichaam door vier lichaams vliezen [of de huid gegaan] voor elk 12 schilling, en er een eed op te doen. 261. Is het verwekken van kinderen door de verwonding minder geworden, dan zal men dit ook als de vorige rekenen, met een eed voor de rechtbank te zweren. 263.* geplaatst voor 262. Als de pisbuis door de slag geraakt [vernield] is: honderd schilling. Met een eed. Men zal deze wonden zowel bij mannen als vrouwen in de berekening meenemen. lom 262. 263 264.
ben. Is thet ben lom fonter dede.sa scelma scriwa thet alto lomma. *zie na 261. Istio dede buppa itta hwerfta on tha bene kemen, and thet a olinga fonter dede alle lom se Sa is thio hageste lemethe .C. scll. 265. Itta knibola XXXVI scill. 266. Itter fot wirst. XXIIIJ scill. 267. Tha thrina lithsmelinga alsa fule. sa thio lemethe. 268. Senter thria lithe bi letzen alsa fule. 269. Kraweth thet ben up.and hit kortere se. aller ec sa fule. 270. Onta bene aller ec lith ther lom is met [ ] ethe to haldan. 271. Smelinga. and growinga. bute ethe. ther umbe it siuunlic is 272. Istio dede etta kni e kemen. and thet ben kortera se. Jefta strichalt. sa scelma the lemethe scriwa bi .C. scill met ene ethe. 273. tha smelinga xxxvi scill. 274. Tha stiwanga alsa fule. 275. And thio kertinge alsa fule. and thera aller ec mith ene ethe to haliane. bi halva tha smelinge. 276. Sa thio dede is e kemen itter fotwirst. Jefta up thene fot. sa isti onkeme XIJ scill. 277. Thria helpdolch alsa fule mith ene ethe to haliane. 278. Thria sina wert XIJ scill.mith [ ] ethe. 279. Thria bene bretzen ande tha ut fleten aider .XIJ.scill. Mith ene ethe to haliane. 280. Hete and kelde .X. scill. 281. Abel and incepta .X. scill.
282. 283. 284. 285. 286.
Sen ther sex ur meta XVIJ. scill. Ist bensetich .X. scill. Jef thi fot hangat. thet hat strichalt. sa istio bote . C. scill. And tha smelinga XXXVI scill. Stiwanda alsa fule. Lemethe and stiwinga aider mithe ene ethe to halian.
lam been 262. Is het been door de verwonding verlamd, dan zal men het [als geheel] lam noteren. 263. * Verplaatst en achter 261 gezet. 264. Is de wonde boven in het been in het spiersysteem gemaakt en is gedurende de tijd daarna het been geheel verlamd, dan is de boete voor de zwaarste verlamming 100 schilling. 265. De boete voor de verlamming vanaf de knieschijf naar beneden is 36 schilling. 266. Van de enkel naar beneden 24 schilling. 267. Tot op drie plaatsen het weefsel afgestorven, evenveel als de verlamming. 268. Zijn de drie geledingen in het been “vast komen te zitten” evenveel. 269. Als een been zich kromt zodat het korter wordt: voor beide even veel. 270. Om de boete te krijgen voor elk verlamd deel van het been, moet er een eed op gedaan worden. 271. Afstervingen en [ook] verdikkingen, zonder eed omdat het zichtbaar is. 272. Is de verwonding in de knie ontstaan en is het been korter of lam, zodat de voet gaat slepen dan zal men de verlamming op 100 schilling stellen, met een eed. 273. Weefsel afsterving 36 schilling. 274. Stijf geworden: evenveel. 275. En het korter worden van het been evenveel, en elk van deze eisen om compensatie* met een eed voor het gerecht af te leggen. Op de versmalling door het afsterven van weefsel na. P.M. Ik gebruik hier het woord compensatie in navolging van Nijdam. De gewonde komt immers naar het gerecht om compensatie van de geleden schade aan het lichaam. In Sjölins vertaling staat telkens boete vordering. Zie bij andere vertalingen. De boete is wegens de verstoring van de rust of de openbare orde en komt aan de Rechtbank. Het zoengeld of compensatie is voor het slachtoffer. Er is ook nog de “meitele” dat is wanneer het slachtoffer overleden is, het deel dat de nabestaanden krijgen is meitele, soms ook maagzoen genoemd. 276. Als de verwonding aan de enkel of het voetgewricht is toegebracht is de boete voor het indringen van het wapen 12 schilling. 277. (Tot) drie zweren bij het genezen, evenveel, met een eed te zweren. 278. Drie beschadigde pezen 12 schilling, met een eed voor het gerecht af te leggen. 279. Tot drie losse botsplinters naar buiten gekomen: elk 12 schilling. 280. Geen gevoel meer voor hitte en koude: 10 schilling. 281. Verhoogd littekenweefsel en diepe insneden die weer dichtgegroeid zijn 10 schilling. 282. Zijn er wonden gemaakt tot zes ( palm, dan per palm) 17 schilling. 283. Gaat de wonde tot op het bot, 10 schilling. 284. Als de voet gaat hangen, een vorm van lamheid, zodat deze sleept, dan is de boete 100 schilling. 285. En het verschrompelen van weefsel : 36 schillingen. 286. Een stijf geworden been: (voet?) evenveel. Verlamming en stijf worden moet men elk met een eed bevestigen voor de rechtbank. tan. 287. Aller ec tan XXXVJ scill.and aller ec mith ene ethe. 288. Isti slec up tha tana e kemen. Hu monge the ove sent. Aller ec feritste lith twa enza.and .V. merc. Thet is XJ-te half scill. 289. Thet midliste XXXVJ scill.
290. Thet efterste efterste XXIIIJ scill. 291. Het hit ur up thene fot fen. sa sent tha fotis stemblinga bi XXXVI scill. 292. Senter thria help dolch uppa tha fote bursten fonter dede aller ec XIJ scill. mith ene ethe to swerane. 293. Alhir to scemma scriva. Jefta tha tana alle gader et ene slec sent ove slain. 294. Jef the slec ur tha tana is e kemen. and hia alle gader lom sent. and on stondan.sa scelmat al to lomme scriwa. 295. Thet feritste lith in enre tan XXXVJ scill. 296. Thet midlitste XXIIIJ scill. 297. Thet efterste XIJ scill. Tha thrina lemethe mith ene ethe to haliane. 298. Tha smelin ga alsa fule sunder ethe. 299. Thio kortenge jef se ther is alsa fule sunder ethe. 300. Tha stiwen ga alsa fule sunder ethe. Tha stiwinga and tha kortenga achma nout an enre dede to gader to scriwan. 301. Aldus scelma alle tha tana scriva. jef se fon ena sleke alle lom sen. 302. Thio ene ach tha in halinga. alsa thet riucht is. 303. Thi onkeme XIJ scill. 304. Abel an incepta x. scill. 305. Thrina sine wert XIJ scill. mith ene ethe to haliane 306. Thrina bena breke and tha ute e fleten XIJ scill. aidra. mith ene ethe to halian. 307. Hete ande kelde X. scill mith ene ethe 308. Thria lithwega ur tha tana aller .X. scill. buta ethe. 309. Thria help dolch jef ther enge sen XIJ scill mith ene ethe to haliane.thet se fon ene sleke lom se. 310. Scolma se bi ther lessa bota scriwa. thet scol thi scriwer wita. 311. Ister eng skerd. enger herna of ener tane e slain.sa ister gers fal. sa scelma hit scriva bi XXXVJ scill. jef bi XXXVJ scill. And thet scol thi scriwera wita. bi halva thet feritste lith. thet is twa enza ende fiif merc. thet is alftha half scill. 312. Heth hit owet nimen ofta midlista lith to tha ferista. sa scelma scriva tha stemblinga bi XXXVI scill. 313. Het hit ur thet mid liste fen on thet feriste of efterste alsa fule. 314. Istio tane alle gader of. sa istet ferste lith twa enze ende fiif merc. 315. Thet midliste bi XXXVI scill. 316. Ister ovet tha fote slain mith thet tan sa sent tha stemblinga XXXVI scill. tenen 287. [Voor] elke afgehouwen teen 36 schilling en elke eis om genoegdoening met een eed te staven. 288. Heeft de slag de tenen getroffen, hoeveel er ook afgeslagen zijn, [is de boete voor] elke van de voorste teenkootjes, 2 onsen en 5 mark. Dat is 7 ½ schilling. P.M. Of moeten we lezen is het mark zeven en een halve schilling of 15 stuivers? 289. Het middelste [kootje]: 36 schilling. 290. Het achterste [ ] kootje: 24 scillingen. 291. Heeft de slag ook de voet geraakt dan zijn de verminkingen van de voet voor 36 schilling te rekenen 292. Zijn er drie [of meer ] abcessen [ maar slechts drie maximaal te rekenen] op de voet ontstaan, dan rekent men voor elk 12 schilling, met een eed af te dwingen. 293. Op de zelfde wijze zal men [de boete] berekenen als de tenen tegelijk met een slag zijn afgehouwen. 294. Als de slag de tenen getroffen heeft en ze allemaal verlamd zijn, maar er niet af zijn, moet men ze [ook] als verlamd aanrekenen: 295. Het voorste lid [kootje] van een teen 36 schilling
296. Het middelste 24 schillingen. 297. Het derde 12 schilling, voor deze drie kan men met een eed toe. 298. Verschrompeld weefsel: even veel, zonder eed. 299. Als het lid zelf verschrompelt en korter [is geworden] evenveel, zonder eed. 300. Verstijving: evenveel, zonder eed. Stijf worden en verkorting hoort men niet bij een wonde te te trekken. 301. Op de volgende wijzen hoort men alle tenen te berekenen, als zo door een slag verlamd zijn: 302. Van slechts een teen rekent men ook de begeleidende verschijnselen, zoals het bedoeld is. 303. Het indringen van het wapen: 12 schilling. 304. Verhoogde en diepliggende littekens, 12 schilling. 305. Drie gewonde tenen 12 schilling, met een eed erop af te leggen. 306. [Tot] drie losgekomen en “der út flutte” splinters van het bot: 12 schilling, elk met een eed. 307. Geen gevoel meer voor hitte en koude: 10 schilling, met een eed. 308. Tot drie losse gewrichten aan de tenen, voor elk 10 schelling, zonder eed. 309. [Tot ] drie [tijdens het genezen ontstane] zweren, als ze er zijn, 12 schilling, met een eed te zweren, dat ze in een klap verlamd [geraakt] zijn. 310. Of men ze volgens het lage of het hoge tarief berekenen zal, moet door de schrijver worden bepaald. 311. Is een stukje aan de zijkant van een teen afgeslagen, dan is dat amputatie, dat kan men op 36 of 24 schellingen schatten, en de schrijver zal dat beslissen op het verlies van de voorste kootjes na, de boete daarvoor is 2 ons en 5 mark. Dat is 10 ½ schilling. 312. Is er door de slag het voorste lid en een deel van het volgende weggenomen dan zal men de verminking op 36 schilling stellen. 313. Heeft de slag ook meer dan het middelste lid meegenomen - het voorste of het achterste- even veel. 314. Is de teen er geheel af geslagen dan is de boete voor verste* lid 2 ons en 5 mark. P.M. Sjölin leest hier “Ferste” als voorste, wat, neem ik aan een interpretaite fout is. 315. Het middelste kootje zal op 36 schilling gesteld worden. 316. Is er tesamen met de teen een stukje van de voet afgeslagen, dan zijn de verminkingen met 36 schillingen te compenseren. Masterschip. 317. 318. 319. Under stond disse dicht: aldus scelma alle the tena biriuchte, thet scel j under stonda Thetma efter tha serilsa betma nene unda. Were ther alle tha lithe lom ther thi manscha heth. Alsa scolma alle to lomma scriva. and alle lithum ecke sine sunderga scrift lemeth. 320. Asex logum wille ic iu bi riuchta huma intha lithum fon ene sleke. Jef fon ene stete. twina in halinga muge brenge to scrifta. 321. Thet forme. thettet age se alle blind fonter haud unda. sa scelma ther twina inhalinga scriva. mith ene ethe gader to tyane. 322. Thet ower. Jeftet are is thruch e stat. jefta thruch e slain. and fort thruch thene holla. Sa scelma ther twina in halinga scriwa. mith ene ethe gader to tyane. 323. Thet tredde. Jefti stotbolla is thruch e stat. and fort in thet lyf se kemen sa scelma ther twina in halinga scriva. mith enen ethe gader to tiane. 324. Thet fiarde: thet thio ztake se thruch stat. jefta slain. and ther ke sa of se. and fort tha tunga thruch. sa scelma ther twina in halinga scriwa mith ene ethe ga der to tiane. 325. Thet fifte is. Jef thi erm is thruch e stat an det se fort e kemen thruch in thet lif. sa scelma thet twina in halinga scriva mith ene ethe gader to tiane. 326. Thet sexte thet tha machte se thruch e stat. and fort in thet lif. sa scelma ther twina in halinga scriva mith ene ethe gadir to tiane to ther frumdede.
Leerdicht 317. 318. 319. Hieronder stond dit gedicht: Aldus zal men recht doen bij tenen. Dat zal je begrijpen. Dat andere wonden niet beboet worden die vallen na de eerste pijn. Als alle ledematen die de mens bezit zijn verlamd, die te rekenen en zal van alle leden elk de eigen boete daarenboven zijn. P.M. Niet van opzettelijk rijm voorzien 320. In zes gevallen wil ik laten zien hoe men boven een slag of een stoot twee verschillende boetes kan berekenen. 321. Het eerste, als het oog door een hoofdwond blind is geworden, zal men de wond en de blindheid beide beide berekenen. Maar wel met een eed erbij. 322. Het tweede, als het oog is doorstoken of eraf, en dieper het hoofd in, zal men het mankement daar binnen ook rekenen, naast het zichtbare gebrek. 323. Ten derde: als het strottenhoofd is verwond, en de problemen ook het hoofd betreffen, zal men het een en het ander rekenen, en daarenboven een eed. 324. De vierde: Wanneer het kaakdeel wordt doorstoken of geslagen, zo dat er kiezen uit zijn, en de tong mede doormidden, dan zal men deze twee feiten samen nemen en beboeten, samen met een eed. 325. Het vijfde is: Wanneer de arm doorstoken is en de [slag] of stoot ook het lichaam is binnengedrongen zal men deze twee tezamen nemen, evenwel niet zonder een eed. 326. Het zesde: Als de geslachtsdelen doorstoken zijn, en de verwonding dieper het lijf in is gegaan, zal men deze samentrekken met de eerste verwonding, en daarop een eed te doen. Buta scrift. 327. Twa age ute ene lives jeld. 328. Tha honda of alsa fule. 329. Thuene fotan of. alsa fule. 330. En age ute en half jeld. 331. Ene honde of alsa fule. 332. En fot of alsa fule. 333. Sa thet age is alle blind. and one onsittane.sa ist en thrimen jeld. 334. Ist thio hond crawel krum. and ma ther nout mithe halde ne muge. sa ist en thrimen jeld. 335. Isti fot strichalt. thet thi heila. up crawe.and thi hnecka to beke. et allare stepen. sa ist en thrimen jeld. And aller ec scelma on leda. mith twam burum uppa thene selva ther tha benethe gungat. Bedragen buiten de boetelijst. 327. Twee ogen uit(gestoken): een weergeld. 328. De handen (er) af even veel. 329. De voeten er af: even veel. 330. Een oog uitgestoken: een half weergeld. 331. Een hand af : evenveel. 332. Een voet eraf even veel. 333. Als het oog blind is, maar er niet uit [is gevallen] een derde [van het] weergeld. 334. Is de hand krom [getrokken] als een haak, en er niets mee kan worden vastgehouden, dan is de boete een derde van het weergeld. 335. Als de voet lam is en sleept, en optrekt, bij de beweging naar voren, en bij het aantrekken van het been het hoofd in de nek gaat, is het een derde deel van een weergeld. En elk ervan zal men aantonen in aanwezigheid van twee buren, tegen de gene die met de klacht komt.
Epen unde. 336. Hwersa thio unde alle tyd epen is. And thia siama ther ute rent. and thet yrsen ther one is. sa is thera thrira aller ec XXXVJ scill. Thet is .v. scill and .v. panningan sunder ene fiarling. And thet scelma bi swera. thet thet yrsen alder one se. 337. Na nene unda achma to scrivane er se alle hel is. hit ne thet se. thet se nout hiliane ne muge. Open wonden. 336. Als de wonde steeds open is en het wondvocht er uit loopt, en het brandijzer er de schuld van is, dan is de boete voor elke van de drie: 36 schilling dat zijn vijf schilling en vijf penning, op een kwart penning na. En men moet er op zweren dat het hete ijzer de oorzaak is. 337. Men zal niet eerder de boete voor een wonde bepalen voor ze geheel geheeld is, behalve wanneer er geen heling mogelijk is. Mos dolche. 338. Thet mosdolch scelma scriwa alsama tha othera dolch. bi halva thisse wendum thet ic ju one bi riuchte wel. Hwersama thene mon slait uppa ene lit. And thet fel nout bursten is. sa istet en riucht mos dolch. Sa scelma ther alle tha wendan scriva ther on. therma scrift in enga dolch. bi halva bena utgong. hete ende kelde. 339. Thi onkeme thes mosdolgis buta clanum XVIJ scill. thet is XXIJ panninga sunder een haling. 340. Thi wlitewlemmesa .X. scill. 341. Abel and incepta x. scill. 342. Thria sina wert XIJ scill mith ene ethe to haliane. 343. Thria bene e bretzen XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 344. Thes benes rende in tha mosdolche hwersa thet e kemen is XXIIIJ scill mith ene ethe to haliane. 345. Tha wederwondlinga inna mos dolch wersat is XXIIIJ scill. tha ne achma buta fiif logum to scrivan mar in na tha mosdolche. Thisse aidere met ene ethe to haliane. 346. Berstat ther helpdolch fonta mos dolche. sa scelma scriva buta clanum bi XVIJ scill. and IIIJ panningum. aller ec thera thrira. 347. An binna clanum bi XIJ scill. tha thria mith ene ethe to ther frumdede to tiane. 348. Tha bene ther e bretzen sent in na tha mosdolche an flitan se ut itta helpdolchem tha thria xij scill mith ene ethe ther tho tiane. 349. Det mos dolch weden and e felea. aider VIJ scill.thet is XIIJ panningan buta ethe. 350. Bensittan .X. scillingan buta ethe. 351. Aldus scelma thet mosdolch scriwa. Senter lemetha. Senter growinga. Senter smelinga. Senter bi letzinna lithe. Senter stebbe lithe. Senter haudlemetha. Ister won sin fon. Ister wonhere fon. Ister won spreke fon. Ister buclemethe ther fon. Iste bern tam ewert ther fon. Isti waswaxe ewert ther fon. Sa scelma thi XI wendan ther to scriva. Senta fif sin ewert ther fon. Sa scelmas al ther scriva. Hoc lith sa ther fon is e wert. Sa scelma scriwa alle lithum. alsa dene bote. Sama in na othere unden deth. Onderhuidse verwondingen. (Moeswonde) 338. Deze kwetsingen zal men berekenen als de andere wonden, behalve in deze gevallen die ik “Jo” nu zal uitleggen. Als iemand een klap op een ledemaat krijgt en de huid is niet opengebarsten, dan is dat letterlijk een moes wonde. In zo'n geval zal men alle toepasselijke vorderingen samen tellen, die men anders ook bij een wonde samen neemt, op het naar buiten komen van stukjes bot na, en de ongevoeligheid voor hitte en koude. 339. Wanneer er een kwetswonde ontstaat buiten de kleding is dat 12 schilling en 4 penningen, dat zijn 23 pennigen. Zonder er een eed op te doen. P.M. Haling is hier geen vierde, dat zou fiarding moeten zijn.
340. De misvorming 10 schilling. 341. Verhoogd littekenweefsel en diepe groeven 10 schilling. 342. Tot drie geraakte pezen 12 schilling. Er moet een eed op worden gedaan. 343. Tot drie losgebroken stukjes bot, 12 schilling met een eed te eisen. 344. Het breken van een bot in de tot moes geslagen plek, waar dan ook, 12 schilling met een eed naar voren te brengen, bij de rechtbank. 345. Pijn bij weersverandering op de de gekwetste plaats, waar dan ook, 24 schilling Men kan die maar in vier gevallen noteren behalve in dit geval, elk van dezen met een eed te bevestigen. 346. Abcessen die door de kwetsing ontstaan zijn, zal men ze als ze buiten de kleding komen elk op 17 schilling en 4 penningen vaststellen. 347. En onder de kleding op 12 schilling, tot drie zijn met een eed met de oorspronkelijke slag samen te nemen tot een boete. 348. Als de bot splinters die bij een kwetsing toch naar losgekomen zijn, via de gezwellen er uit etteren, bedraagt de boete hoogstens drie keer 12 schilling. Gedrieën met een eed. 349. Als de kwetsuur blauw is geworden en zonder huid blijft, dan wordt er voor elk 7 schilling gerekend. 350. Gaat de wonde tot op het bot, 10 schilling met een eed. 351. Zo moet men de eruit voort komende boetes bepalen: als er verlammingen, verdikkingen, verdorde delen, gesloten ledematen, verkorte ledematen, hoofdwonden, slecht zicht, slecht gehoor, spraakstoornis, er misvorming van de romp uit ontstaan zijn, als de mogelijkheden tot geslachtsverkeer beperkt zijn, het spierweefsel in de rug beschadigd is, dan zal men de 11 gevallen van lichaamsgebreken er bij optellen, zijn de 5 zintuigen beschadigd, dan moet men die apart berekenen, en welk deel van een ledemaat door de kwetsing is beschadigd , men moet bij alle eisen om compensatie ze rekenen als de andere wonden. Wyf. 352. Hwasa ene wive. Jef ene famna. of snith jefta of slait bethe tha brust. sa istet en hel jeld. 353. Thet ene en half jeld. 354. Sen se sum ove.sa skelt to skrifta stonde. 355. Thi inkeme XIJ scill. 356. Abel an incepta. .X. scill. 357. Sine werdene XIJ scill. mith ene ethe to haliane. 358. Thi gres fal XXXVI scill. 359. Stemblinga alsa fule. 360. Thio mete rene of nimen alsa fule. 361. Istet fort in thet lif e kemen XIJ scill. 362. Tha wederwondla in na briastem .XXIIIJ scill. mith ene ethe to haliane. 363. Istet fort ekemen thruch thene wach. in thet lif. sa scelma ther on scriwa alle thet ther riucht is. (De) vrouw. 352. Wanneer iemand een vrouw of een maagd beide borsten afsnijdt of afslaat, dan bedraagt de compensatie een heel weergeld. 353. De ene (borst): een half weergeld. 354. Zijn ze er deels afgeslagen, dan zal het deel ( dat mist) berekend worden ( naar het volle weergeld) 355. Het indringen van het wapen: 12 schilling. 356. Verhoogd weefsel, verdiepte littekens: 10 schilling. 357. Aanhechting van spieren geraakt, 12 schilling, met een eed voor het gerecht te brengen. 358. Een stuk (borst) afgeslagen 36 schilling. 359. De verminkingen even veel. 360. De tepel afgeslagen even veel. 361. Gaat [de snede] dieper in het lichaam 12 schilling. 362. Hinderlijk gevoel voor weersveranderingen in de borsten 24 schilling, met een eed. 363. Als de verwonding doorgaat tot in het lichaam, zal men daar alles bij berekenen wat
rechtmatig mag. Arboga 364. Hwasa otherum then boga ofta ara rant. sa is thio ut rendende XVIJ scill. 365. Thi wlitewlemsa .X. scill buta ethe. 366. Alder to makie thene boga wither also goud sa hi to fara was. 367. And thes rawis ene merc to bote. The golden earring. 364. Dy't in oarenien de ring út [it ear] raemt, is foar it útluken 17 skilling [skuldich] P.M. In het Fries vertaald, om te laten zien dat vooral het eerste deel nog niet zo ver afstaat, van wat er destijds in het oostelijke gebied van de Friese taal gesproken werd. 365. De verminking even veel. Er hoeft geen eed op te worden gedaan. 366. En de ring weer in die toestand te brengen als hij te voren was. 367. En voor de roof staat een Mark boete. P.M. Mark: voor het eerst dat deze munt wordt genoemd, in dit stuk zonder bijvoegingen. Zowel onze Dingman als zijn notulant zullen begrepen hebben wat voor munt dit was. De mark is naar alle waarschijnlijkheid de gulden van 20 stuivers geweest. Fon bronde. fon wetere. 368. Hwaso otherum werpt mitha hete bronde. Jefta mitha wallanda sothe swent. Jef ma hine werp in thet barnade fiuwr. Jefta in na thet wallande weter. thet him tha lithe se sere ur barnt. Sa sprint thi brond wide. and kumat ther fon monge dolch. Hu moniche sa ther kumat fonta heta bronde. Jefta fonta wallande wetere sa achma mar sex to scriwane. Thet allera wirste dolch. achma in to scrivan. And tha sex utwardis. 369. Thi on keme thes frumdolchis buta clanum XVIJ scill. and fior panningan. thet is twe and XXX sunder ene fiarling. 370. Abel an incepta X scill. 371. wlitewlemsa X scill. thet is XIIJ panningan. 372. Ist orna in tha leseke komen. Inda hondum jefta in tha haude. thera thrira aller ec fif scill. thet is IX panningan. 373. Ist ur en lith e kemen. tha thria lithwega. aller ec X scill. 374. Tha sex meta aller ec XVI panningan.thet is en riddere and en luovensc* alle thisse wendan inna bronddolche buta ethe. 375. Sina werdene XIJ scill. 376. Ist a orne kemen therma tha wederwonnia acht to scriwan.sa scemma se ther to scriwa. bi XXIIIJ scill. mith ene ethe thisse thrina to halian. 377. Senter litha of e fallin van tha bronde. Jefta fonta wetere. send hit fingran iefta tana. sen hit fet. iefta honda.senta erman. Isti mund iefta ara. Istet haud. ieftet lif. Senta machta iefta ben. Jefta eng lith inna tha liwe. sense on onstandene. sa of. Hu grat sa thio lemethe is. hu litic. sase is fonta barnande bronde. and fonta wallanda wetere sa scelma alle tha deda bete bi alsa denre bote and bi alsa dene scrifta samma inna othere dolgum plegat to scrivane. 378. Tha sex dolch to tha sogende sense buta clanum bi XVIJ scill. and fior panningum. 379. An binna clanum bij XIJ scill. 380. Aller ec thenen wlitewlemelsa bi .X. scill. 381. Slaudolch ne achma nout to scriwane ther nen domman a twisc ia mith ene ethe to biswerane. thet se to enre tyd barnd se. 382. Tha sex meta in da frumdolch. ief hit al sa longe is. aller ec XVI panningan. thet is en Ridder ende en lomsc (louvsc) buta ethe. 383. Isti lithsiama. Jeftet merech ut runnen etta ermum. Jefta etta benum fonta bronde. aider mith ene ethe to haliane. 384. Hwersa hit a kemen is sa is thiu bote a thrimen furdel. alder umbethet hit heth eden thi (h)eta brond. walland weter alsa. Aldus meyma thet brond dolch. ne thet seden dolch. nout twiskia ne a bote ne an scrifte. 385. Is thio tunga alle of e fallen fonta hete bronde. thet is en hel ield. fonta othera dedem sa ist en
twede jeld. 386. Hwasa sterft fonta bronde. sa scelman therimen diorre jelda. 387. Brenget en frowe en lif las bern to ther wralde fonta hete bronde. sa scelma thet thrimene diurra ielda. sama hit scold jelda fon othera dedum. Van brand, van water. 368. Wanneer iemand een ander met [een] gloeiend [materiaal] gooit, of met kokend spul. Of wanneer men iemand in het brandende vuur gooit, of in kokend water, dat zijn ledematen hem zo zwaar verbranden en het vuur zich [er] over heeft verspreid, en daardoor vele wonden ontstaan zijn, dan mag men hoeveel wonden er ook door de brand of het water zijn ontstaan zijn, er mar zes rekenen. De aller zwaarste wonden hoort men bij het inwendige te rekenen, en de zes uitwendig. 369. Het ontstaan van de belangrijkste wonden buiten de kleren: 17 schilling en 4 penningen dat zijn 32 penningen op een kwart na. ( of: 32 penningen zonder er een eed op hoeven te doen) 370. Verhoogd en verdiept littekenweefsel: 10 penningen. 371. Verminking: 10 schilling dat zijn 18 penningen. 372. Lopen de brandwonden ergens anders heen, zoals van het voorhoofd naar de handen of aan het hoofd, zal men er [slechts] drie van rekenen voor 5 schilling [per stuk] dat zijn negen penningen. 373. Strekt de brandwonde zich over een hele ledemaat uit, dan is de boete voor drie zichtbaar geworden gewrichten elk 10 penning. 374. De zes wondmaten: voor elk 16 penning, dat is een ” Ridder” en een leuvense penning.*Al deze er bij komende wonden zijn te staven zonder eed. P.M. Hier komt plotseling een boete uit ouder tijd boven. In 1323 bij de Upstalboom werd dit een Engelsce en een Loensce genoemd, en blijkbaar hier ook niet onbekende muntjes. De naam Ridder voor een Engelse sterling komt 1 keer bij Schwarzenbergh voor. 375. Beschadigde pezen: 12 schilling. 376. Strekken de brandwonden zich uit naar plaatsen waar men de overgevoeligheid voor weersverandering mee rekenen moet, dan zal men deze er extra bij schrijven, elk voor 24 schillingen. Echter moet men er een eed op af leggen. 377. Zijn de leden door de brand of het water verschrompeld, of het nu vingers, tenen, voeten of handen zijn, of als het de armen, de mond of het oor zijn, het hoofd, de romp, het geslacht, of de benen of welk lid dan ook en hoe groot of klein de vervorming ook is, als ze door brandend goed of door kokend water veroorzaakt zijn, [ dan worden ] alle wonden volgens de zelfde boete en naar de zelfde “tarieven” beboet, als men anders ook doet. 378. De zes uitwendige wonden hoort men bij de zevende ( die inwendig is) op tellen; wanneer ze buiten de kleding zijn, is het 17 schilling en 4 penningen. 379. En zitten ze onder de kleren, dan is het 12 schilling. 380. Bij iedere wonde hoort men de boete wegens de verminking à tien schilling, er bij te nemen. 381. Brandwonden, waartussen een gaaf deel ligt zal men als aparte wonden berekenen en met een eed te verklaren dat ze tegelijkertijd zijn ontstaan. 382. De maat van de voornaamste wonde kan men zes keer rekenen, als de wonde zes [palm] of langer is, elke palm voor 16 penningen dat is een ridder en een Loonse penning ( zie 374), zonder eed voor het gerecht te brengen. 383. Is door de brand etter of merg uit de armen of benen gelopen, dan moet de boete met een eed worden voorgebracht. 384. Waar de wonde ook zit, de boete is altijd anderhalf keer zo hoog omdat het van de hitte is gekomen. Van kokend water desgelijks. Ook hoeft men de schroeiwonde en de heet water wonde niet apart onderscheiden, noch wat de boete betreft, noch wat de extra te eisen vergoedingen betreft. 385. Als de tong door heet vocht verschroeid is, bedraagt de boete een vol weergeld, door andere verwondingen aangericht twee derde weergeld. 386. Als iemand door de brand sterft, zal de dader anderhalf weergeld moeten opbrengen. 387. Als een vrouw vanwege een brand een kind levenloos ter wereld dan dient dit anderhalf keer zo hoog te worden betaald als van andere oorzaken bij een miskraam.
fonter wald waxa. 388. Hwane sama slait in tha waldwaxa. thet him thio tunge utskiate. and nammermar sprecande nerthe. sa ach hi bi riuchta fonter waldwaxa dede. sa fif sin ewert sen ther fon mith tha fiwm to bi swerane. and ther to tha XI. wendan and mith ethe to bi swerane. 389. Hwene ama slait. jefta undat. thet hi er al ther fon wert in ther jecht. jef in ther fallanda secht. sa ach hi bi riuchta thet halve jeld. alder umbe thet hi heth tha serlike deda. and thet scomelike ewel. want hi mei to lesta. den dath ther on resta. van de rugegraat. 388. Wanneer men iemand in de ruggegraat slaat dat de tong er bij hem uit hangt, en hij nooit weer spreken kan, dan heeft hij een echte ruggegraat verwonding. Als de vijf zinnen [daar door] beschadigd zijn, moet dit met vijf eden worden bezworen, en men kan er de 11 vormen van lichaamsongemak op tellen, en men hoeft er slechts een eed op te doen. 389. Wanneer men iemand zo slaat of verwondt dat hij re krampen van overhoudt, of vallende ziekte, dan krijgt hij terecht een half weergeld, omdat hij deze pijn heeft gekregen en deze beschamende ziekte heeft opgelopen. lyf. 390. Hwane sama undat in thet lif. and him ther fon kumth thet steenewel. herum.jefta frowm. sa achter bi riuchta en thrimen jeld. And tha deda achma ther. to ti scrivane. bi riuchta scrifta. 391. Hwene sama dolgat in tha waldwaxa. Jefte in thene reg. an him ther fon of fallit thi fot. sa ach hi bi riuchta thet halve jeld. 392. Ister buppa tha lithe ovet. ofta bene fallen. sa is thet to tha fote XXIIIJ scill. 393. And tha stemblinga XXXVI scill. 394. Thi merech rene alsa fule. 395. Ist itta knibola of e falen sa istet lith XXXVJ scill. 396. And thi lithsiama. alsa fule. 397. Het hit ovet ur fen. sa is thi gersfal XXXVJ scill. 398. Istet ben alle gader of. sa istet feritste lith .C. scill 399. etta knibola XXXVI scill. 400. ettere fot wirst XXVIJ scill. 401. Ander to thi fot ene halve geld. 402. Aldus ach thet ben nene marra bote. sa hit alle gader of is. mitha fote. 403. And sa scelma tha dede a buppa scriwa alle tha wendan therma ther on bi tella mei. Ist fonter waldwaxa heth hit thi XI wendan. Sent him tha fif sin ewert. Heth hi tha regstiwenga. Heth hi thene thruchkeme. heth hi tha buclemethe. Heth hi thene luggen siama. Heth hi tha wederwondelga. Is him thi maga ther fon e kalt. and alle tha wendan ther inda lickama send ewert. alle gader sa scelma se ther to beta. And alle gader ther to bi suera. 404. Istit smel and bi letzen aidera XXXVI . buta ethe. 405. Thettet ben se vor rotat fonter dede. sa scelma thet biswere mith twam ethum in tha burum. 405. Wasa were aldus jamelic fon enre dede were wert. nammer wert wrde (wurde) hi tho sine willa to gratem beth. Romp. 390. Als iemand in zijn romp wordt gewond en er nierstenen aan overhoudt, het zij bij mannnen hetzij bij vrouwen, dan krijgt deze terecht een derde van een weergeld, en de verwondingen hoort men er volgens de (deze) lijst extra bij op te tellen.
391. Wanneer iemand in de ruggegraat gewond raakt of in de rug, en zijn voet (been) daardoor degenereert, dan krijgt hij terecht het halve weergeld. 392. Is boven het gewricht in de voet een deel van het been gedegenereerd, dan komt dat te samen met de verwonding aan de voet op 24 schilling. 394. En de verminking 36 schilling. 395. Merg uit de rug gelopen evenveel. 396. Is het been vanaf de knieschijf verdord, dan is de boete voor dat deel van de ledemaat 36 schilling. 397. En lopende zweren evenveel. 398. Is er door en hauw of slag daar boven iets weggenomen dan is de boete daarvoor 36 schilling. 399. Is de knieschijf [ook] afgehouwen ook 36 schilling. 400. Is hem het voetgewricht afgeslagen: 24 schilling. 401. en daarbij zal men de voet rekenen: een half weergeld. 402. Verder krijgt men voor het been geen vergoeding, als het met de voet samen is afgehouwen. 403. Navenant zal men de verwondingen boven in het lichaam rekenen, [en] alle extra vorderingen die men in rekening brengen kan, als het uit de ruggegraat voortkomt. Gaat het om de elf gevallen van lichamelijke mankementen, zijn de vijf zinnen beschadigd, is de rug verstijfd, loopt hem vocht uit de longen, is hij gevoelig voor weersverandering, is zijn maag er “koud” van geworden, en alle andere erbij te rekenen wonden die in het lichaam veroorzaakt zijn, dan kan men er extra compensatie voor eisen, maar wel met een eed er op af te leggen. 404. Is het been smal en “gesloten” voor elk 12 schilling, zonder een eed. 405. Als het been door de verwonding totaal veretterd is, zal men bij de eis hier op zweren met twee van de buurschap. (kluft). 406. Wie zo dramatisch door een wonde beschadigd wordt, kan nooit volgens zijn volledige aanspraak schadeloos gesteld worden. Merc wel. 407. Sex thing senter in tha liwe. therma thor nout scriwa.thetter ammer muge libba. ther ene dolch one hebbe. Thet ene senta thirma. And tha lunglagan. And thio milte. And thio liwere. thio herte. and thi wasande. Hwasa thene breinsiame heth inda haude. sa mei hi that libba. and wert thath sere ther fon ewert. Merc. 408. NU under stondat thisse dicht and thine ethela schifta. Aldus scemma scriwa on alle tha lickama tha unda.and thit heth e dicht en wis mon in sina sinne and heth let thet scriva ut sina munde Kampa Jeldric ti thingmon al hir on. Bedenk evenwel: 407. Zes dingen zijn er in het lichaam die men bij verwondingen niet hoeft te schrijven of te tellen omdat niemand er mee kan leven, die daaraan gewond is. Dat zijn de darmen, en de nieren en de milt en de lever, het hart en de bronchiën (luchtpijp). Wanneer iemand etter afscheidt uit zijn hersenen kan hij er weliswaar om blijven leven, maar eer ernstig door gehandicapt zijn. Om aan te herinneren. 408. Neem kennis van dit geschrevene, * en deze voortreffelijke boetenlijst. Dat men op deze wijze zal verevenen de boeten aan het lijf, elk deel geprijsd; Dit heeft het brein beschreven en bedacht en uit diens mond op papier gebracht,
Door de wijze die dit letterlijk na schreef uit de mond van Kampa Jeldrik wiens naam zo in ere bleef. * berijmd weergegeven.