14102
14102
BESTEMMINGSPLAN BIERVLIET, ACHTERWEG 2
BESTEMMINGSPLAN BIERVLIET, ACHTERWEG 2
Ordito b.v. Postbus 94 5126 ZH Gilze E T I KVK
[email protected] 0161 801 022 www.ordito.nl 54 811 554
BESTEMMINGSPLAN BIERVLIET, ACHTERWEG 2 Terneuzen
Planstatus: Datum: Plan identificatie: Auteur(s):
vastgesteld 19 maart 2015 NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99 Cristian van Kuijk
Historie Concept Voorontwerp Ontwerp Vastgesteld
4 december 2014 19 maart 2015
TOELICHTING 10001 HERONTWIKKELING ZUNDERT CENTRUM
1.
Inleiding
3
1.1 1.2 1.3
Aanleiding Ligging en begrenzing plangebied Vigerende bestemmingsplan
3 3 3
2.
Bestaande en toekomstige situatie
4
2.1. 2.2.
Bestaande situatie Toekomstige situatie
4 4
3.
Beleidskader
6
3.1 3.2 3.3
Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid
6 7 8
4.
Randvoorwaarden
10
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 5.7. 4.8. 4.9.
Bodemkwaliteit Water Luchtkwaliteit Geluid Bedrijven en milieuzonering Externe veiligheid Flora en fauna Archeologie Cultuurhistorie
10 10 12 13 13 14 15 16 17
5.
Juridische aspecten
18
5.1 5.2
Planvorm Toelichting op de bestemmingen
6.
Uitvoerbaarheid
6.1 6.2.
Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid
18 19
21 21 21
Ligging plangebied Biervliet, Achterweg 2
Bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|3
1.
INLEIDING
1.1
Aanleiding
De aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan is dat op het perceel Achterweg 2 (Agrarisch) de bedrijfswoning inmiddels particulier wordt bewoond. Betrokkene heeft het voornemen de bestaande woning uit te breiden (achterzijde). Met een herziening van het bestemmingsplan voor dat perceel wil de gemeente Terneuzen medewerking verlenen aan het omzetten van de agrarische bestemming naar de bestemming 'Wonen'.
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied ligt in de noordwestelijke kernrand van Biervliet. Aan de zuidzijde ligt de Achterweg en aan de oostzijde de Zouteweg. Aan de noord- en westzijde grenst het plangebied aan het open agrarisch gebied.
1.3
Vigerende bestemmingsplan
Op de genoemde locatie is het bestemmingsplan ‘Biervliet’ (vastgesteld 26 januari 2012) van toepassing. In het bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming Agrarisch met een agrarisch bouwblok. Ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning is de aanduiding “bedrijfswoning” opgenomen.
Jonkvrouw Geilstraat 14
Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan Biervliet
NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|4
2.
BESTAANDE EN TOEKOMSTIGE SITUATIE
2.1. Bestaande situatie Omgeving Biervliet is de meest westelijk gelegen kern van de gemeente Terneuzen en ligt in het open agrarische gebied van West Zeeuws-Vlaanderen. De historie van Biervliet is herkenbaar in de huidige ruimtelijke structuur van de kern. De Hoogstraat, Molenstraat en Kerkstraat zijn als hoger gelegen middeleeuwse straatjes herkenbaar. De bebouwing heeft hier de kleinste stedenbouwkundige korrel, de verkaveling is rafelig en de bebouwingsdichtheid is het hoogst. Op deze hogere en dus drogere delen bevinden zich de kerk en de molen. Het middeleeuwse bebouwings- en verkavelingpatroon is ook terug te vinden in het verloop van de Oude Stad en de Burgemeester Marleveldstraat. Het plangebied ligt aan de noordzijde van de kern op de overgang van de kern naar het open landschap. Tegenover het plangebied is recentelijk een uitbreiding met woningen gerealiseerd: Geuzenstraat. Plangebied Het plangebied bestaat uit een voormalig agrarisch bedrijf. Aan de Achterweg staat de voormalige bedrijfswoning van één bouwlaag met een mansardekap. Tussen de voormalige bedrijfswoning en de Zouteweg aan de oostzijde staat een aantal schuren en loodsen die voor een deel gesloopt zullen worden. Aan de westzijde grenst het plangebied aan agrarische gronden. De Zouteweg vormt de oostelijke en noordelijke grens van het plangebied. Aan de overzijde van deze weg ligt de uitbreidingsbuurt Geuzenstraat. De Achterweg ligt aan de zuidzijde. Hier liggen een vrijstaande woning en een bedrijfsloods.
2.2. Toekomstige situatie Het voormalige agrarische bedrijf is niet meer in bedrijf. De bedrijfswoning wordt momenteel particulier bewoond. Door middel van deze bestemmingsplanherziening wordt de feitelijke situatie planologisch geregeld. Daarbij wordt aan de achterzijde van de woning een kleine uitbouw mogelijk gemaakt. In combinatie daarmee worden ook enkele kleine schuren gesloopt Het gedeelte van plangebied waar nu de (bedrijfs)woning en de loodsen staan, krijgt de bestemming Wonen. De volgende bouwregels gelden voor het perceel: -
Vrijstaande woning; Hoofdgebouw uitsluitend binnen het bouwvlak; Hoofdgebouwen uitsluitend met de voorgevel in één van de naar de weg gekeerde bouwgrenzen , dan wel op een afstand van ten hoogste 3 m evenwijdig hieraan; De breedte van de voorgevel mag ten hoogste 20 m bedragen; Afstand tot de zijdelingse perceelgrens tenminste 2,50 m; Goothoogte max. 4 m, bouwhoogte max. 8 m; Bouwvlakdiepte 18 m; De oppervlakte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 30% van het perceeloppervlak; Aan- en uitbouwen uitsluitend op de gronden binnen het bouwvlak en op bijbehorende erven; Oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van het oppervlak van het erf met een maximum van 90 m2. De bestaande loodsen vallen onder het overgangsrecht.
NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|5
-
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden geplaatst; Goothoogte van een aan-uit- of bijgebouw is maximaal 3 m, bouwhoogte 6 m; Vergunningsvrije bouwwerken uitsluitend op de gronden binnen het bouwvlak en op bijbehorende erven.
Naast de genoemde bestemming Wonen zal de rest van het plangebied de bestemming Tuin hebben.
NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|6
3.
BELEIDSKADER
3.1
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) Op 13 maart 2012 heeft de Minister van infrastructuur en milieu zijn handtekening onder het vaststellingsbesluit van de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte gezet. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028): Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijkeconomische structuur van Nederland; Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Om de samenhang tussen de verschillende nationale opgaven inzichtelijk te maken, worden de rijksopgaven per MIRT-regio beschreven. De dorpskern Biervliet ligt in de MIRT-regio ‘Zuidwestelijke Delta’ welke feitelijk de gehele provincie Zeeland beslaat. De opgaven in het kader van het Deltaprogramma op en rond de Zuid-Hollandse eilanden en in het laaggelegen deel van West-Brabant worden ook in deze MIRT-regio betrokken. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn: Versterking van de primaire waterkeringen (hoogwaterbeschermingsprogramma), het kustfundament en het samen met decentrale overheden uitvoeren van de gebiedsgerichte deelprogramma’s Zuidwestelijke Delta en Kust van het Deltaprogramma; Het samenwerken met decentrale overheden in de generieke deelprogramma’s Veiligheid, Zoet water en Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma; Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000-gebieden die een groot deel van de Zuidwestelijke Delta beslaan; Uitvoeren van de MIRT-VAR-afspraken voor het faciliteren van de ontwikkeling van ‘de logistieke delta’ (Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium i.s.m. Vlaamse Gewest); Zorg dragen voor bereikbaarheid voor de binnenvaart en aansluiting op het internationale transportnetwerk van de Zeeuwse havens; Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk tussen Borssele en MiddenBrabant (Zuidwest 380kV-verbinding, waarbij de verbinding tussen Sloegebied en Rijnmond als alternatief wordt beschouwd van de 380kV-verbinding van Borssele naar Noord-Brabant conform het SEV III) en het buisleidingennetwerk; Het aanwijzen van voorkeursgebieden voor grootschalige windenergie in Zeeland en op en rond de Zuid-Hollandse eilanden.
NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|7
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, d.w.z. door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Binnen het Barro worden de volgende onderdelen besproken: Project Mainportontwikkeling Rotterdam; Kustfundament; Grote rivieren; Waddenzee en waddengebied; Defensie, en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
3.2
Provinciaal beleid
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 Op 20 maart 2012 is het Ontwerp Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Het nieuwe omgevingsplan is verdeeld in twee onderdelen: Hoofdlijnen beleid en de uitvoeringsagenda. Voortbordurend op het nog geldende omgevingsplan neemt duurzaamheid een belangrijke plaats in bij de provinciale beleidsvorming. Daarbij steekt de provincie in op innovatie, sterke economische sectoren als basis en het optimaal benutten van het bijzondere karakter van Zeeland. In het ontwerp van het nieuwe Omgevingsplan worden de volgende hoofdlijnen van beleid aangegeven: 1. sterke economie; 2. goed woon- en werkklimaat; 3. water en landelijk gebied met kwaliteit. Verordening Ruimte (2012) Tot 1 oktober 2012, datum inwerkingtreding wijziging Bro (artikel 3.6.1, tweede lid), was de Verordening Ruimte provincie Zeeland maatgevend. Daarna is artikel 2.1 in de verordening over de duurzaamheidsladder van rechtswege vervallen, maar blijven de aanvullende artikelen over bedrijven, detailhandel en woningbouw in het landelijk gebied van toepassing en blijft de duurzaamheidsladder van provinciaal belang. Doel van de duurzaamheidsladder is de nationale en provinciale belangen te realiseren: zorgvuldig ruimtegebruik, herstructurering van bebouwde terreinen / gebieden en bundeling van functies. De essentie van het afwegingskader van de duurzaamheidsladder is dat bij een voorgenomen stedelijke ontwikkeling steeds sprake moet zijn van een aantoonbare regionale behoefte en dat er een voorkeursvolgorde geldt: Eerst ruimte binnen bestaand bebouwd gebied en bestaande infrastructuur benutten en pas als dat niet mogelijk is, voorzien in de behoefte op locaties die met verschillende middelen van vervoer zijn of worden ontsloten. Achterweg 2, Biervliet Het betreft een bestaande bedrijfswoning, die wordt omgezet naar een regulier bestemming Wonen. Hierdoor neemt het aantal woningen niet toe. Door het wegnemen van de agrarische bestemming met het bijbehorende bouwvlak nemen de bouwmogelijkheden sterk af.
NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|8
3.3
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie Terneuzen (2010) Op 16 december 2010 is de Structuurvisie Terneuzen vastgesteld. De structuurvisie geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van een gebied waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. Voor het gemeentebestuur is de structuurvisie een belangrijk kader voor de afweging van concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet daartoe van uitvoeringsinstrumenten, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, het beschikbaar stellen van financiële middelen en het sluiten van (bestuurs)overeenkomsten. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop het gemeentebestuur zich voorstelt de voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken. De visiekaart kan gezien worden als een doorvertaling vanuit het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld naar een te verwachten toekomstbeeld anno 2025, rekening houdende met de ontwikkelingen in de economie en in de leefomgevingskwaliteit (wonen, maatschappelijke voorzieningen, recreatie, natuur en water. Deze visiekaart is geënt op het gehele grondgebied van Terneuzen en doet derhalve geen concrete uitspraken over kleinschalige ontwikkelingen in kernen en in het buitengebied. Structuren, routes en zoneringen vormen de ingrediënten waarmee de visiekaart is opgebouwd. In de nabijheid van het plangebied liggen geen belangrijke elementen. Interim-beleid “Toetsingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven, 1ste wijziging” Voor de kernen zijn in de afgelopen jaren door de gemeenteraad voor iedere kern afzonderlijk één of enkele bestemmingsplannen vastgesteld. Door het tijdsverloop en voortschrijdend inzicht zijn de regels voor de burgers in deze bestemmingsplannen, hoewel niet ver uiteenlopend, niet geheel hetzelfde. In de vergadering van 12 november 2013 heeft het college besloten om het beleid ‘toetsingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven’ te wijzigen. Met deze wijziging wenst het college, in aanvulling op hetgeen in de geactualiseerde bestemmingsplannen is opgenomen, meer ruimte te bieden voor het kunnen meewerken aan initiatieven gericht op het leefbaar houden van de kernen door de toevoeging van nieuwe woningen c.q. wooneenheden. Deze regels blijven van kracht totdat een definitief Woonbeleid door de gemeenteraad is vastgesteld. Medewerking kan worden verleend aan een initiatief tot het bouwen van één of meerdere nieuwe woningen dan wel het omzetten van (een) bestaand gebouw tot één of meerdere woningen, indien: deze worden gerealiseerd in een ‘compensatie’ situatie; deze benodigd zijn voor het kunnen behouden van karakteristieke beeldbepalende bebouwing; daarmee een bedrijfsbestemming kan worden gesaneerd; sprake is van een bijzondere woonvorm, zoals arbeidsmigranten of mantelzorg; sprake is van het kunnen oplossen van een ruimtelijk probleem. Wel dient het plan te voldoen aan alle onderstaande kwalitatieve basisvoorwaarden voor ruimtelijke kwaliteit blijkend uit een door de initiatiefnemer te overleggen deugdelijke onderbouwing: a. omgeving niet hinderen. De ruimtelijke impact van het initiatief is niet te groot. De omgeving mag geen overlast of verstoring ondervinden van het voorgenomen project. Aspecten zijn o.a. verkeersoverlast, bezonning/beschaduwing, inkijk/privacy, welstandsexcessen; b. op eigen erf dient in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Parkeren van auto’s en fietsen alsmede het opstellen van vuilcontainers mag de openbare ruimte niet belasten; c. goed aansluiten op de omgeving. Het project dient een goede landschappelijke inpassing door middel van groene terreininrichting te krijgen indien de locatie dit vereist; d. voldaan dient te worden aan de regelgeving vanuit overige beleidsvelden (milieu, externe veiligheid, archeologie etc.). Met onderhavige bestemmingsplan worden de jurische-planologische kaders gemaakt om een bestaande bedrijfswoning om te zetten naar een regulier bestemming Wonen. Dit past binnen het interim beleid. NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|9
Excessenregeling Terneuzen, Beleidsnota welstand (2013) De gemeenteraad van Terneuzen heeft eind 2012 besloten het welstandsbeleid te herzien. Hierbij heeft de gemeenteraad tevens gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de wetgever biedt om de welstandscommissie af te schaffen. Het nieuwe welstandsbeleid, de excessenregeling, wordt ambtelijk getoetst. Het nieuwe welstandsbeleid van de gemeente Terneuzen gaat uit van de gedachte, dat burgers zelf voldoende inzicht hebben in redelijke eisen van welstand. De gemeente zorgt daarom slechts voor een minimaal noodzakelijk vangnet voor ruimtelijke kwaliteit. De gemeente grijpt alleen achteraf in bij een exces. Van een exces is sprake wanneer een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. Criteria hiervoor zijn opgenomen in de beleidsnota welstand. Voor monumenten en een aantal beeldbepalende boerderijen en schuren in het buitengebied zal welstandstoezicht vooraf blijven bestaan. Voor de voorgenomen ontwikkeling is geen welstandstoezicht van toepassing, met uitzondering van de excessenregeling.
NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|10
4.
RANDVOORWAARDEN
4.1.
Bodemkwaliteit
Grondslag M.b.t. een (ontwerp-)bestemmingsplan staat in artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht vermeld: ‘Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen’. Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat rekening moet worden gehouden met de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek. Daaronder wordt ook een onderzoek naar de milieuhygiënische bodemkwaliteit en, indien nodig onderzoek naar bijvoorbeeld de kosten van een bodemsanering verstaan. Dit laatste met het oog op de economische uitvoerbaarheid van het plan. Beleid Het gemeentelijk bodemkwaliteitsbeleid volgt de kaderwet Wet bodembescherming en daaruit voortvloeiende regelgeving. Uitgangspunten zijn dat de bodem duurzaam geschikt moet zijn voor de beoogde functie en dat de bodemkwaliteit zeker niet mag verslechteren. Ook verontreinigingen in stabiele eindsituaties worden niet vanzelfsprekend geaccepteerd. Bij functiewijzigingen wordt daarom getoetst of de bodemkwaliteit voldoende is voor de nieuwe functie. De oppervlakte van het plangebied en de conclusie van een vooronderzoek (historisch onderzoek) zijn bepalend voor het uitvoeren van eventueel veld- en laboratoriumonderzoek. Bodemgebruiksfuncties nemen af naarmate bodemverontreinigingen en gerelateerde risico’s toenemen. Sanerende maatregelen kunnen daardoor nodig zijn. Onderzoek Op basis van de bodemkwaliteitskaart voldoet de grond op het perceel Achterweg 2 te Biervliet aan de kwaliteitsklasse ‘Wonen’. Indien op dit perceel grond aangevoerd wordt mag dit op basis van de bodemkwaliteitskaart alleen indien de grond voldoet aan de klasse ‘Achtergrondwaarde’, in dit geval dus de klasse ‘Wonen’. Conclusie De aanwezige bodemkwaliteit ‘Wonen’ vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.2.
Water
Inleiding Voor ruimtelijke plannen is de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer. Deze instantie is daarmee formeel de waterbeheerder. De waterparagraaf dient voorgelegd te worden aan de waterbeheerder. Het waterschap zal het wateradvies geven in het kader van het overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro. Dit advies wordt te zijner tijd in deze paragraaf opgenomen. Het huidige watersysteem In het plangebied liggen geen waterkeringen of oppervlaktewaterlichamen uit de Legger van het Waterschap Scheldestromen. In de nabijheid van plangebied liggen wel enkele waterlopen met beschermingszones. Deze beschermingszones reiken niet in het plangebied.
NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|11
Toekomstig watersysteem Nagegaan is aan de hand van de criteria uit de Handreiking watertoets van het Waterschap Scheldestromen of de beoogde functiewijziging strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. Thema Veiligheid/ Waterkering
Wateroverlast oppervlaktewater)
(vanuit
Watervoorziening/ -aanvoer
Volksgezondheid (watergerelateerd)
Riolering/RWZI (incl. water op straat/overlast)
Bodemdaling
NL.0715.BPBVL04.VG99
Waterdoelstelling Waarborgen veiligheidsniveau en daarvoor benodigde ruimte.
Toetsing Voor het initiatief is dit thema niet aan de orde.
Voldoende ruimte voor vasthouden/ bergen/afvoeren van water. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Het voorzien van de bestaande functie van (gronden/of oppervlakte-)water van de juiste kwaliteit water en de juiste hoeveelheid op het juiste moment. Het tegengaan van nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op de behoefte aan water. Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/risico’s via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.
Door het omzetten van de bestemming neemt het verhard oppervlak niet toe, maar juist af.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken i.v.m. reductie hydraulische belasting RWZI en transportsysteem met beperken overstorten. Rekening houden met (eventuele benodigde filter)ruimte daarvoor. Voorkómen van maatregelen die (extra) maaivelddalingen met name in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.
De huidige aansluiting van de woning op de riolering blijft behouden. Regenwaterafvoeren voeren nu reeds af op de nabij gelegen sloten
Omdat het verhard oppervlakte afneemt met ca. 120 m2 compenserende maatregelen getroffen.
Niet van toepassing.
Het peilregime van het plangebied is afgestemd op het bebouwd gebied. Er zullen geen veranderingen in het peilregime plaatsvinden die voor bodemdaling zorgen.
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|12
Grondwater Overlast
Tegengaan/ Verhelpen van grondwateroverlast.
Oppervlakte Waterkwaliteit/ natte natuur
Behoud/Realisatie van goede waterkwaliteit voor mens en natuur.
Grondwater Kwaliteit
Behoud/Realisatie van goede waterkwaliteit voor mens en natuur.
Er wordt niet gebouwd in een infiltratiegebied, natuurgebied of gebied voor drinkwatervoorziening.
Verdroging
Bescherming karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische waarden; m.n. van belang in/rond natuurgebieden.
Er is geen sprake van het onttrekken van grondwater of het specifiek infiltreren van grondwater. Verdroging is niet aan de orde.
Oppervlaktewater dient adequaat onderhouden te kunnen worden.
Het plan geeft geen wijziging ten opzichte van het huidige onderhoud en derhalve niet van toepassing
Waterschapswegen
Plangebied ligt binnen de bebouwde kom.
Verkeerssituatie blijft zoals die is/.
Waterschapseigendommen/objecten
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren
Voor deze ontwikkeling niet van toepassing.
Onderhoud waterlopen
(mogelijkheden)
Bij de ontwikkeling wordt de in de Verordening Waterhuishouding Zeeland opgenomen richtlijn voor de ontwateringdiepte van minimaal 0,70 meter beneden het maaiveld aangehouden. Om diffuse verontreiniging van bodem en grondwater te voorkomen, zal bij bouwwerkzaamheden duurzame (niet-uitloogbare) bouwmaterialen worden toegepast.
Watertoets Op 22 december 2014 heeft het waterschap Scheldestromen een positief wateradvies afgegeven. Dit advies is opgenomen in de bijlage. Conclusie Geconcludeerd kan worden dat de beoogde functiewijziging niet strijdig is met waterdoelstellingen.
4.3.
Luchtkwaliteit
De Wet Luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Wet Luchtkwaliteit is het Besluit luchtkwaliteit 2005 komen te vervallen. Voor de verschillende NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|13
stoffen zijn normen (grenswaarden) opgenomen voor de jaargemiddelde concentraties en voor dagelijkse concentraties (vierentwintiguurgemiddelde). De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het “Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)”. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. In de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een 3 toename van maximaal 1,2 µg/m NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd. Alleen als er ontwikkelingen plaatsvinden die zouden zorgen voor een verkeerstoename van meer dan 1.200 motorvoertuigen per etmaal kan de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) worden overschreden. De beoogde ontwikkeling betreft de herbestemming van een bestaande bedrijfswoning naar een reguliere bestemming “Wonen”.. Gesteld kan worden dat voorgestane ontwikkeling niet leidt tot een verkeerstoename van meer dan 1.200 motorvoertuigen per etmaal. Deze ontwikkeling valt hierdoor onder het 3% criterium waardoor het aangemerkt kan worden als zijnde NIBM. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.4.
Geluid
De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. De ontwikkeling betreft het omzetten van de bestemming van een bestaande bedrijfswoning naar een reguliere bestemming “Wonen”. In het kader van de Wet geluidhinder is er geen sprake van een nieuwe geluidsgevoelige bestemming.
4.5.
Bedrijven en milieuzonering
De Wet milieubeheer zorgt ervoor dat milieuoverlast in woongebieden zoveel mogelijk wordt beperkt. Alle voorzieningen en bedrijven die overlast veroorzaken moeten daarom een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer. In “Bedrijven en Milieuzonering” van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) is een indicatieve richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten opgenomen. Alle bedrijven die in de buurt van de planlocaties liggen worden aan de hand van een milieucategorie verbonden met een maximale hinderafstand. In deze paragraaf dient getoetst te worden of de voorgenomen functie past binnen het plangebied met inachtneming van eventuele milieubelastende functies in de directe omgeving. Tegenover de bedrijfswoning die wordt omgezet naar een reguliere woning ligt aan de Achterweg 1a een bedrijf met een bestemming Bedrijf tot en met milieucategorie 2. De richtafstand hiervan bedraagt 30 meter. De feitelijke afstand bedraagt ruim 23 meter. De woning ten oosten van het bedrijfsperceel Achterweg 1a ligt evenwel op kortere afstand (21 meter) van het bedrijf. Het bedrijf wordt daarom door de omzetting van de bestemming naar Wonen van het perceel Achterweg 2 niet in zijn mogelijkheden beperkt.
NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|14
Daarnaast is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. Een bedrijf in categorie 2 is goed inpasbaar in een woonomgeving. Daarnaast is nu reeds sprake van woningen direct naast het bedrijfsperceel, zonder dat dit tot overlast heeft geleid. Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
4.6.
Externe veiligheid
Bij Externe Veiligheid gaat het om de gevaren voor de directe omgeving in het geval dat er iets mis gaat tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De verbonden risico’s moeten binnen de perken blijven. Hiervoor worden normstellingen gehanteerd: Het plaatsgebonden risico is vooral gericht op de te realiseren basisveiligheid voor burgers; het groepsrisico stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Het doel van het externe veiligheidsbeleid is het beperken van risico’s door het hanteren van afstanden tussen risicovolle activiteiten en de mogelijke aanwezigheid van (groepen) mensen in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Risicovolle inrichtingen buiten het plangebied Buiten het plangebied ligt een aantal risicovolle inrichtingen. Het gaat hier met name om propaantanks en andere kleine inrichtingen. Het plangebied ligt ver buiten de risicocontouren en invloedsgebieden van deze inrichtingen. Behalve deze kleine inrichtingen ligt ongeveer 3 km ten noordoosten van het plangebied de Katoennatie Westerschelde Containerterminal. Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat het plangebied ruimschoots buiten de PR 10-6risicocontour van deze inrichting ligt. Het invloedsgebied bedraagt 11 km; het plangebied ligt hier dus in. Momenteel wordt ruimschoots aan de oriëntatiewaarde voor het GR voldaan. Gelet op de kleinschalige aard van de beoogde ontwikkeling waarbij geen nieuwe personen worden toegevoegd, de reeds aanwezige personendichtheid binnen de kern Biervliet en de afstand tot het bedrijf, zal de ontwikkeling geen gevolgen hebben voor de hoogte van het GR. Het gehele plangebied ligt binnen de 20 km zone van de kerncentrale Borssele. Dit is de zongenaamde schuilzone, een zone waarbinnen geschuild moet worden in geval van een kernongeval. Dit heeft geen ruimtelijke invloed op het bestemmingsplan. Vaarwegen Het plangebied ligt op meer dan 3,3 km van de Westerschelde. Op grond van het ontwerp basisnet water geldt voor deze vaarweg een plasbrandaandachtsgebied van 40 m vanaf de oever. De oriënterende waarde voor het GR wordt niet overschreden. Gelet op de kleinschalige aard van de beoogde ontwikkeling waarbij geen nieuwe personen worden toegevoegd, de reeds aanwezige personendichtheid binnen de kern Biervliet en de grote afstand tot de Westerschelde, zal de beoogde ontwikkeling geen gevolgen hebben voor de hoogte van het GR. Overige bronnen In het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied vinden geen risicorelevante activiteiten over de weg, over het spoor of door buisleidingen plaats die ruimtelijke gevolgen hebben. De N61 is door de gemeenteraad aangewezen als route voor transport van gevaarlijke stoffen, maar het vervoer is qua omvang dermate beperkt dat dit geen relevantie heeft voor het bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2. In het plangebied en de directe omgeving zijn geen overige planologisch relevante leidingen gelegen.
NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|15
5.7.
Flora en fauna
Voor een beoordeling van de mogelijke effecten van de voorgenomen ontwikkelingen op de beschermde natuurwaarden in het plangebied zijn de volgende aspecten van belang: de ligging van het onderzoeksgebied ten opzichte van in het kader van Natura 2000 aangewezen speciale beschermingszones (gebiedsbescherming); de aanwezigheid van in het kader van de Flora- en faunawet beschermde dier- en plantensoorten (soortenbescherming). Natura 2000 De Natura 2000 richtlijn is een Europese richtlijn die sinds oktober 2005 de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn vervangt. Het doel van deze richtlijn is het bieden van bescherming en ontwikkelingsperspectief voor leefgebieden van zeldzame en bedreigde soorten en habitattypen. De gebiedsbescherming is door middel van beide richtlijnen vastgelegd in aangewezen speciale beschermingszones, die het meest geschikt zijn als leefgebied voor beschermde vogelsoorten. Deze zijn van belang voor de instandhouding van bepaalde natuurlijke habitats en bepaalde flora en fauna. Voor ieder project of plan in of nabij een speciale beschermingszone kunnen de bevoegde overheden, pas toestemming geven voor uitvoering nadat zij op basis van een passende beoordeling de zekerheid hebben gekregen dat het project of plan de natuurlijke kenmerken en/of soorten van het betrokken gebied niet significant aantast. Ook bestaand grondgebruik is aan deze onderzoeksplicht onderworpen. Alle Natura 2000 gebieden zijn opgenomen in de Ecologische Hoofdstructuur van de provincie Zeeland. Flora- en faunawet De Flora- en faunawet is bedoeld om soorten te beschermen, niet individuele planten of dieren. Alle soorten hebben een eigen rol in het ecosysteem en dragen bij aan de biodiversiteit. Dat betekent dat voor de wet alle dieren van onvervangbare waarde zijn en dat mensen daar niet onzorgvuldig mee mogen omspringen. Vanuit deze gedachte is de zorgplicht in artikel 2 van de wet opgenomen. De zorgplicht houdt in dat iedereen “voldoende zorg” in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten (en dus niet alleen de beschermde) en hun leefomgeving. Dit is een algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt. Met de aangepaste regelgeving (februari 2005) is niet meer altijd een ontheffing nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte. Dat scheelt het doorlopen van de tijdrovende procedure. Voor regulier voorkomende werkzaamheden en ruimtelijke ontwikkelingen kan nu een vrijstellingsregeling gelden. Kort gezegd komt de regeling hierop neer: Als de werkzaamheden vallen onder reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkeling, geldt in veel gevallen een vrijstelling. Er zijn twee soorten vrijstellingen: Een algemene vrijstelling (voor algemene soorten); Een vrijstelling op voorwaarde dat men handelt conform een goedgekeurde gedragscode (voor zeldzamere soorten). Bij de vrijstellingsprocedure zijn twee criteria belangrijk: de zeldzaamheid van de aangetroffen soort en de omvang en aard van de werkzaamheden. Hoe zeldzamer de soort en hoe ingrijpender de activiteit, hoe strikter de regeling. Als de werkzaamheden niet vallen onder reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkeling en er is een reële kans van schade aan beschermde soorten dieren of planten, dan moet vooraf een ontheffing aangevraagd worden. Beschermde gebieden In de nabijheid van het plangebied liggen geen Natura 2000-gebieden. Gebiedsbescherming is daarom niet aan de orde. Het perceel ligt bovendien niet in of nabij de EHS of andere gebieden met beschermde natuurwaarden. Zodoende heeft het Natuurbeheerplan Zeeland geen invloed op de uitvoering van voorliggend planvoornemen.
NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|16
Flora en fauna Het bestemmingsplan beoogd de agrarische bestemming om te zetten in een reguliere bestemming Wonen. Hiervoor hoeven in het kader van dit bestemmingsplangeen landschappelijke elementen als bomen en struiken of poelen te worden verwijderd en hoeft geen bebouwing te worden gesloopt. De kans op overtreding van de Flora- en faunawet is daarom gering. Een nader flora en fauna onderzoek is niet noodzakelijk en vanuit dit aspect zijn geen belemmeringen voor de ontwikkeling verwachten.
4.8.
Archeologie
Sinds 2011 heeft de gemeente Terneuzen het ‘Interim-beleid archeologie’. De insteek van het beleid is het regelen van archeologie in ruimtelijke plannen. Om inzicht te krijgen in de archeologische verwachtingswaarde van een gebied of locatie dient aan vijf criteria te worden getoetst.
De Archeologische Monumentenkaart (AMK). Deze kaart geeft de wettelijk beschermde archeologische monumenten weer, waarvoor het Rijk bevoegd gezag is. In de gemeente Terneuzen zijn dat restanten van kastelen in Axel en Zaamslag (Torenberg). Daarnaast bevat de kaart de door de RCE gewaardeerde gebieden met een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Deze kaart geeft de verwachtingswaarde weer voor de bovenste 1,2 m van de bodem. Deze kaart is gebaseerd op de geomorfologische en geologische kaart van Nederland. Bij een hoge trefkans wordt aangesloten bij de wettelijke vrijstelling van 100 m2. Voor een middelhoge trefkans kan een ruimere norm gelden. Deze wordt arbitrair vastgelegd op 500 m2. Archis (Archeologische Informatie Systeem). Dit is de landelijke database waarin alle recent uitgevoerde archeologische onderzoeken en vondsten worden opgeslagen. Deze database geeft een indicatie van de vondsten die gedaan zijn. Veel of belangrijke vondsten geven een hogere archeologische verwachtingswaarde. Zeeuws Archeologisch Archief (ZAA). In dit archief berusten de verslagen van alle in het verleden in Zeeland uitgevoerde archeologische onderzoeken, gegevens over losse vondsten en dergelijke. Dit archief geeft een indicatie van de vondsten die in het verleden gedaan zijn. Veel of belangrijke vondsten geven een hogere archeologische verwachtingswaarde. In de praktijk wordt de toets op Archis en ZAA gecombineerd, of in het kader van het bureauonderzoek uitgevoerd. De bodemopbouw. Aan de hand van de geologische kaart kan nagegaan worden welke geologische, voor de archeologie relevante, bodemlagen aanwezig zijn. o Pleistoceen: vanaf de steentijd o Hollandveen: vanaf de ijzertijd en Romeinse tijd o Duinkerke II, inclusief ‘oudere afzettingen van Duinkerke’: vanaf de middeleeuwen o Duinkerke III: vanaf de nieuwe tijd
Toets onderzoeksplicht In het kader van het bestemmingsplan Biervliet zijn de archeologische waarden van de kern Biervliet onderzocht. Voor het plangebied Achterweg 2 is in het bestemmingsplan Biervliet geen archeologische dubbelbestemming opgenomen, vanwege het ontbreken van archeologische waarden. Bij bodemverstoringen waarvoor vrijstellingen gelden, kunnen desondanks archeologische sporen en vondsten gedaan worden. Voor dergelijke vondsten bestaat de wettelijke meldingsplicht ex. artikel 53 van de Monumentenwet. Conclusie Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden zeer laag is. Een onderzoek naar archeologische waarden is niet NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|17
noodzakelijk en vanuit het aspect archeologie zijn er geen belemmeringen voor onderhavige ontwikkeling.
4.9.
Cultuurhistorie
De molen in Biervliet is een rijksmonument en heeft een bijzondere cultuurhistorische en stedenbouwkundige betekenis. De molen ligt op het hoogste punt van de kern en is vanuit het landschap een herkenningspunt. Behoud van deze molen in Biervliet is wenselijk. In het bestemmingsplan “Biervliet‟ is rondom de molen een beschermingszone opgenomen. Van oudsher staan molens in een omgeving zonder obstakels als hoge bouwwerken en bomen. Aantasting van de molenomgeving met obstakels bedreigt in Nederland in toenemende mate het voortbestaan van molens. Obstakels belemmeren de windvang, waardoor de molen tot stilstand gedoemd is en inspanningen voor onderhoud en windvang tevergeefs zijn. Het plangebied Achterweg 2 valt binnen de begrenzing van de molenbiotoop. In dit bestemmingsplan is dan ook een molenbiotoop (molenbeschermingszone) opgenomen die de maximale hoogte van objecten in de omgeving van de molen bepaalt.
NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|18
5.
JURIDISCHE ASPECTEN
Dit hoofdstuk gaat in op de wijze van juridische vertaling in planregels van de voor het plangebied gewenste ontwikkeling.
5.1
Planvorm
Het bestemmingsplan “Biervliet, Achterweg 2” kan worden gekarakteriseerd als een zogenaamde partiële herziening. In een dergelijke bestemmingsregeling ligt het accent vooral op het inpassen van een kleinschalige ontwikkeling in een groter bestemmingsplan. Vooral vanwege de geringe omvang van het plangebied heeft dit plan slechts een beperkt aantal bestemmingsregels en een eenvoudig kaartbeeld. Het juridische gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding met de daarbij horende planregels. Bij ieder plan hoort een toelichting, maar dit onderdeel heeft als zodanig geen rechtskracht. De verbeelding bestaat uit één kaartblad. De planregels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. In de volgende paragraaf wordt de inhoud nader toegelicht. Bij het opstellen van de planregels en de verbeelding is uitgegaan van de richtlijnen “Standaard voor Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012)”. De SVBP 2012 omvat verplichtingen en aanbevelingen ten aanzien van de vormgeving en indeling van de planregels en de verbeelding. De opbouw van de SVBP 2012 met betrekking tot de verbeelding in de onderstaande figuur gevisualiseerd.
NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|19
5.2
Toelichting op de bestemmingen
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen In dit artikel wordt een aantal in het plan gebruikte begrippen nader omschreven. Door de omschrijving wordt de interpretatie van de begrippen beperkt en daarmee de duidelijkheid en rechtszekerheid van het plan vergroot. Artikel 2 Wijze van meten In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de in het plan voorgeschreven maatvoeringen dienen te worden bepaald. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Agrarisch Voor de resterende agrarische gronden is deze bestemming “Agrarisch” zonder bouwvlak opgenomen. De gronden met deze bestemming worden gebruikt voor land- en akkerbouw, dit gebruik kan zo worden voortgezet. Artikel 4 Tuin De bestemming “Tuin‟ geldt voor het gedeelte van het perceel dat is gelegen rondom het bouwvlak en bijbehorend erf. De bestemming Tuin verbiedt een inrichting als erf bij de woning zoals bedoeld in het Besluit omgevingsrecht. De bedoeling is dat deze gronden vrij blijven van een normale bij een hoofdgebouw behorende buiteninrichting (bijvoorbeeld het aanleggen van terrasverhardingen, parkeerplaatsen, siertuin, vijverpartijen). Verder is het de bedoeling dat hier geen (vergunningsvrije) bouwwerken en gebouwen opgericht worden. Artikel 5 Wonen De woning binnen het plangebied is bestemd als “Wonen‟. Binnen deze bestemming zijn de volgende bouwwerken toegestaan: woningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en andere bouwwerken. In dit artikel staan voor woningen en bijbehorende bouwwerken ook bouwregels over de maximale goot- en bouwhoogte. De maximale goothoogte is aangeduid op de verbeelding. Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 6 Anti-dubbeltelregel In dit artikel is een regel opgenomen die voorkomt dat een al verleende bouwvergunning meegenomen word bij de beoordeling van latere bouwplannen. Artikel 7 Algemene bouwregels In dit artikel van de regels staan de algemene regels voor bebouwing, algemene bebouwingspercentages, bouwhoogtes en toegestane overschrijdingen door ondergeschikte bouwwerken. Artikel 8 Algemene gebruiksregels In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het strijdig gebruik. Artikel 9 Algemene aanduidingsregels Vrijwaringszone - molenbiotoop Dit lid bevat een richtlijn ter behoud van de windvang en cultuurhistorische waarde van de molen. Behoud van de windvang bevordert het behoud van de molen. Met deze regels worden hoge obstakels in de nabijheid van de molen voorkomen. Het gaat hier om gebouwen en om beplanting. Voor beplanting is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden opgenomen. De Provinciale ruimtelijke verordening van de provincie Zeeland geeft aan dat rondom de molen een molenbeschermingszone aanwezig dient te zijn met een straal van 400 meter. Door een koppeling vanuit de andere bestemmingen met deze regel, NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|20
geldt voor alle bebouwing binnen de molenbiotoop een extra hoogtebepaling. Omdat de molen binnen een woonkern ligt, is de regel uit de “Handleiding Molenbiotoop” van toepassing. Artikel 10 Algemene afwijkingsregels In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van de mogelijkheden tot ontheffing. Artikel 11 Algemene Procedureregels In dit artikel zijn algemene regels opgenomen welke procedures wanneer gevolgd moeten worden. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 12 Overgangsrecht Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Ook is in dit artikel een hardheidsclausule opgenomen die ontheffing mogelijk maakt indien het hanteren van de overgangsregels leidt tot onbillijkheid jegens personen. Artikel 13 Slotregel Het laatste artikel “Slotregel” geeft de officiële naam van het plan aan, wanneer naar het plan wordt verwezen. De planregels kunnen worden aangehaald onder de naam: Bestemmingsplan “Biervliet, Achterweg 2”.
NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|21
6.
UITVOERBAARHEID
6.1
Economische uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder f van het Bro dient de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen te worden aangetoond. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen voor gronden waarop een aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. In artikel 6.2.1. Bro staat aangegeven wat onder een aangewezen bouwplan wordt verstaan. Het bestemmingsplan betreft een particulier initiatief op particulier terrein. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is ten behoeve van de kosten een overeenkomst gesloten. Hiermee is het verhaal van kosten van de grondexploitatie over in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd en hoeft geen exploitatieplan te worden opgesteld. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van voorliggend plan voldoende aangetoond.
6.2.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
In het kader van het zgn. 3.1.1. Bro is het concept-ontwerpbestemmingsplan toegezonden naar bestuurlijke instanties, waarbij de gelegenheid is geboden om een reactie te geven op het plan. Van het waterschap is op 22 december 2014 een positief wateradvies ontvangen. Door de provincie Zeeland is per mail aangegeven dat zij geen opmerkingen op het bestemmingsplan hebben. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 4 december 2014 t/m 14 januari 2015 voor een periode van 6 weken ter visie gelegen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen
NL.0715.BPBVL04.VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
BIJLAGEN BIJ TOELICHTING 10001 HERONTWIKKELING ZUNDERT CENTRUM
GEMEENTE TERNEUZEN 'ass.nr. K ^ x rV K j T r Gemeente Terneuzen Postbus 35 4530 AA TERNEUZEN
IW^M,
rector
I VS^Q
waterschapScheldestromen
2 9 DEC. 2ÜW afd.
! Afdoen voor: ' Gezien
clust.
ambt.
Bevestiging ontvangst
uw bericht
: 3 december 2014
behandeld door
drs. ing. J.M. Schipper
uw kenmerk
: e-mail van mevr. S. Ton-Piket
doorkiesnummer
088-2461266
ons kenmerk
: 2014038810
e-mail
[email protected]
(bij reactie graag dit nummer vermelden)
verzenddatum
23 december 2014
bijlagen
onderwerp
projectnummer
: wateradvies bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2' (agrarisch bedrijf wordt woning)
Middelburg, 22 december 2014 Geachte heer, mevrouw, Het bestemmingsplan 'Biervliet, Achterweg 2' (versie 1 december 2014) dat aan het waterschap is voorgelegd geeft ons geen aanleiding opmerkingen te maken. In de waterparagraaf is aan de hand van de relevante thema's uiteengezet wat de consequenties zijn van het plan en hoe daarmee wordt omgegaan. Deze brief is tevens het wateradvies. Hoogachtend, namens het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen
drs. C. Steur adjunct afdelingshoofd Water
Postadres:
Bezoekadressen:
Postbus 1000, 4330 ZW Middelburg
Kanaalweg 1, 4337 PA Middelburg
Kennedylaan 1, 4538 AE Terneuzen
i 088 2461000 (lokaal tarief) I 088 2461990 e
[email protected] s www.scheldestromen.nl
REGELS 10001 HERONTWIKKELING ZUNDERT CENTRUM
BESTEMMINGSPLAN BIERVLIET, ACHTERWEG 2 Terneuzen
Planstatus: Datum: Plan identificatie: Auteur(s):
vastgesteld 19 maart 2015 NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99 Cristian van Kuijk
Historie Concept Voorontwerp Ontwerp Vastgesteld
4 december 2014 19 maart 2015
1 Inleidende regels
3
Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
3 8
2 Bestemmingsregels
9
Artikel 3 Agrarisch Artikel 4 Tuin (T) Artikel 5 Wonen (W)
3 Algemene regels
9 10 11
14
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel Artikel 7 Algemene bouwregels Artikel 8 Algemene gebruiksregels Artikel 9 Algemene aanduidingsregels Artikel 10 Algemene afwijkingsregels Artikel 11 Algemene procedureregels
14 15 16 18 20 21
4 Overgangs- en slotregels
22
Artikel 12 Overgangsrecht Artikel 13 Slotregel
22 23
|3
1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1 Begrippen 1.1 Het plan
Het bestemmingsplan "Biervliet, Achterweg 2" met identificatienummer NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99 van de gemeente Terneuzen; 1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; 1.3 Aan- of uitbouw
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte of als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.6 Aan-huis-verbonden beroep
Een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; 1.7 Archeologisch deskundige
De provinciaal archeoloog, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dan wel een andere door het college aan te wijzen onafhankelijk deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van archeologie; 1.8 Askophoogte
helft van de lengte van de vlucht van de wieken + de hoogte van de molenbelt. 1.9 Bebouwde kom
Gebied zoals dat ingevolge de kaart behorende bij de “Bouwverordening Terneuzen” als zodanig is aangewezen; 1.10 Bebouwing
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.11 Bebouwingspercentage
Een percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd en dat is aangegeven in de regels of bij uitzondering op de verbeelding is aangeduid; 1.12 Beroep aan huis
Een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; 1.13 Bestemmingsgrens
Een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak; 1.14 Bestemmingsvlak
Een op de verbeelding aangeven vlak met eenzelfde bestemming; NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|4 1.15 Bewoonbaar vloeroppervlak
De oppervlakte van de leefruimten in een gebouw, gemeten binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) verminderd met de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, zonder aftrek van plinten en vast meubilair zoals aanrechten en verwarmingslichamen. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten - sanitaire voorzieningen worden niet meegerekend in de oppervlakte van de leefruimten in een gebouw; 1.16 Bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.17 Bouwen
Ht plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.18 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; 1.19 Bouwgrens
Een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak; 1.20 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.21 Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel; 1.22 Bouwvlak
Een op de verbeelding aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten; 1.23 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.24 Dak
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.25 Dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst; 1.26 Dakopbouw
Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in beide dakvlakken van het dak zijn geplaatst; 1.27 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|5 1.28 Dienstverlening
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij te denken valt aan kappers of schoonheidsspecialisten in een woonwijk die niet meer passen binnen beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, als ook aan tandartsen, fysiotherapeuten, dierenartsen en kinderopvang; 1.29 Erf
Het deel van het bestemmingsvlak dat buiten het bouwvlak voor het hoofdgebouw en buiten bestemmingsvlakken waarop geen gebouwen mogen staan valt; 1.30 Erf- en terreinafscheiding
Een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen twee of meer erven of terreinen zoals muren, schuttingen, hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en omvang; 1.31 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.32 Hoofdgebouw
Een gebouw dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en dat, gelet op die bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; 1.33 Horizontale diepte van een gebouw
De lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel aan de voorzijde van het gebouw; 1.34 Kampeermiddel
a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan; b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; 1.35 Kleine windturbine
windturbine die door de relatief beperkte effecten op de omgeving in de directe leefomgeving geplaatst kan worden en voldoet aan de maten genoemd in artikel 2 lid 8; 1.36 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
Het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht geldt en die door de beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; 1.37 Kleinschalige beroepsmatige activiteit
Het op beroepsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht geldt en die door de beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; 1.38 Peil
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: - de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|6
b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: - de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw; c. voor een ander bouwwerk: de door de gemeenteraad of burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van de weg; d. indien in of op het water wordt gebouwd: - het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil); 1.39 Recreatiewoningen
a. zomerhuizen: gebouwen die naar de aard en inrichting bedoeld zijn voor recreatieve bewoning; b. tweede woningen: woningen die niet geschikt zijn bevonden voor permanente bewoning en worden gebruikt voor recreatieve bewoning en waarvan de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde elders zijn hoofdverblijf heeft; 1.40 Recreatieve bewoning
De bewoning die plaatsvindt in het kader van recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben; 1.41 Seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.42 Terrein
Een stuk grond van enige omvang; 1.43 Verdieping
De bouwlaag of bouwlagen boven de bouwlaag op de begane grond; 1.44 Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel; 1.45 Voorgevelrooilijn
De naar de verkeersbestemming toegekeerde zijde (de voorzijde) van de hoofdbebouwing binnen een bestemming; 1.46 Waterstaatdeskundige
Een door het college aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van de waterkering en de waterbeheersing door dijken, kaden, dijksloten en voorzieningen ten behoeve daarvan; 1.47 Wiekturbine
Kleine windturbine met een rotor aan een horizontale as; 1.48 Windmolen
Bouwwerk waarin zich een door wind aangedreven apparaat voor het malen bevindt; 1.49 Woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|7 1.50 Woongebouw
Een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden; 1.51 Woonhuis
Een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|8
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten, waarbij bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing worden gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt. 2.1 Afstanden
Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. 2.2 De goothoogte van een bouwwerk
a. bij zadel- en schilddaken en platte daken: vanaf het peil tot aan de snijlijn van de gevel(s) met het dakvlak ter plaatse van de goot of het boeibord, goothoogten met een ondergeschikte lengte ten opzichte van de gevel niet meegerekend; b. bij lessenaarsdaken: vanaf het peil tot aan de snijlijn van de gevel(s) met het dakvlak ter plaatse van de goot, goothoogten met een ondergeschikte lengte ten opzichte van de gevel niet meegerekend en voor zover niet gelijk aan de (bouw)hoogte van het bouwwerk 2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.4 De (bouw)hoogte van een gebouw
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, kleine liftkokers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5 De (bouw)hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk. 2.6 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.7 De hoogte van een windmolen
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen. 2.8 De hoogte van een kleine windturbine
Vanaf het peil tot aan het hoogst mogelijke punt van de rotor. Verder moet een kleine windturbine voldoen aan de volgende maten: a. hoogte van ten hoogste 15 meter; b. voor een windturbine met een verticale as geldt voorts een maximale hoogte van de rotor van 5 meter; c. voor niet-wiekturbines geldt een maximale rotordiameter van 2 meter.
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|9
2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 Agrarisch 3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Agrarisch (A) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. de uitoefening van agrarische bedrijven met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering; met de daarbij behorende: b. tuinen, erven en terreinen; c. waterlopen en waterpartijen; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. buiten een bouwvlak mogen uitsluitend worden gebouwd: 1. schuilgelegenheden en melkstallen met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 vierkante meter per bedrijf en een goothoogte van ten hoogste 3 meter; 2. schuren met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 100 vierkante meter per bedrijf en een goothoogte van ten hoogste 4 meter, uitsluitend ten behoeve van een fruitteeltbedrijf; 3. bouwwerken, geen gebouwen en geen mestopslagruimten zijnde, waaronder boog- en gaaskassen en sleufsilo‟s; 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover niet genoemd in artikel 3 lid 2.1 sub a, mag niet meer dan 3 meter bedragen. 3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|10
Artikel 4 Tuin (T) 4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Tuin (T) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
tuinen, siertuinen en weide met daarbij behorende: bouwwerken, geen gebouwen zijnde; waterlopen en waterpartijen; groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 1 meter mag bedragen. 4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als erf bij de woonbestemming.
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|11
Artikel 5 Wonen (W) 5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen gronden ten behoeve van het wonen; alsmede: b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
c. d. e. f. g.
met de daarbij behorende: tuinen en erven; waterlopen en waterpartijen; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels 5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. de hoofdgebouwen op de gronden met de bouwaanduiding [vrij] mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd; b. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; c. er mag maximaal 1 woning worden gebouwd; d. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met de voorgevel in één van de naar de weg gekeerde bouwgrenzen, dan wel op een afstand van ten hoogste 3 meter evenwijdig hieraan; e. de breedte van de voorgevel van een hoofdgebouw mag ten hoogste bedragen: 1. ter plaatse van de aanduiding W[vrij]: 20,00 meter; f. de afstand van vrijstaande hoofdgebouwen tot de perceelsgrens dient tenminste 2,50 meter te bedragen; g. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4 meter bedragen; h. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer zijn dan 4 meter hoger dan de toegestane goothoogte, tenzij ander is bepaald op de verbeelding; i. de bouwvlakdiepte mag maximaal 18,00 meter bedragen; j. voor percelen groter dan 500 vierkante meter geldt dat de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 30% van de oppervlakte van het perceel; 5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels: a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op de gronden binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken en op de bijbehorende erven worden gebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw mag op de erven (buiten het bouwvlak) ten hoogste 50% van dit erf bedragen, met een maximum van 90 vierkante meter. NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|12
Met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 15 vierkante meter onbebouwd en onoverdekt dient te blijven en er per bouwperceel ten hoogste twee vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan; c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; d. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen; e. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen; 5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat: 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen; 2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen; 5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen indien over een lengte van meer dan 2,50 meter in de zijerfafscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat: a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad; b. de goothoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,50 meter; c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 sub b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden. 5.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in: a. artikel 5 lid 2.1 sub d en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde. Bij het toepassen van deze afwijkingsmogelijkheden wordt de procedure genoemd in artikel 11 lid 1 doorlopen.
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|13 5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van: het bepaalde in artikel 5 lid 1 voor de uitoefening van kleinschalige beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in de woning, met in achtneming van de volgende regels: 1. de woonfunctie dient in overwegende mate behouden en herkenbaar te blijven, waarbij het vloeroppervlak in gebruik voor de beroepsmatige activiteiten ten hoogste 25% van het binnenwerks vloeroppervlak van hoofdgebouwen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen mag bedragen, met een maximum van 50 vierkante meter en voor bedrijfsmatige activiteiten ten hoogste 20% respectievelijk 20 vierkante meter; 2. het beroep of de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend; ten behoeve van een bedrijfsmatige activiteit mogen ten hoogste twee personeelsleden, waaronder de bewoner van het pand, werkzaam zijn; 3. voor bedrijfsmatige activiteiten mag uitsluitend op afspraak worden gewerkt; 4. het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan lei¬den tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte; 5. er mag detailhandel plaatsvinden, als het een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten betreft; 6. met een omgevingsvergunning mag van de regels worden afgeweken ten behoeve van het uitoefenen van bedrijvigheid die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt; 7. er wordt afgeweken van de regels indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; Bij het toepassen van deze afwijkingsmogelijkheden wordt de procedure genoemd in artikel 11 lid 1 doorlopen.
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|14
3 ALGEMENE REGELS Artikel 6 Anti-dubbeltelregel Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|15
Artikel 7 Algemene bouwregels 7.1 Bestaande afstanden
Daar waar afstanden op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is geregeld, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden. 7.2 Bestaande maten en hoeveelheden
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bouwwerken, die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo, op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is geregeld, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|16
Artikel 8 Algemene gebruiksregels 8.1 Gebruik van gronden
Het is verboden gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, verleende ontheffingen, verleende omgevingsvergunning of vastgestelde wijzigingen en de overige regels. 8.2 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken: a. als opslagplaats voor bagger en grondspecie; b. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij op de verbeelding anders is bepaald; c. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, tenzij op de verbeelding anders is bepaald; d. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen; e. voor de volgende leidingen: 1. Hoogspanningsleidingen van 50 kV en hoger; 2. Buisleidingen voor transport van brandbare gassen met een druk van 20 bar of hoger; 3. Buisleidingen voor transport van brandbare vloeistoffen met een diameter van 4 inch en hoger; 4. Buisleidingen voor transport van giftige stoffen; 5. Buisleidingen met een diameter van 400 mm en hoger buiten de bebouwde kom; 6. Buisleidingen voor transport van afvalwater met een diameter van 400 mm en hoger (hoofdleidingen van en naar de afvalwaterzuiveringinrichting). 8.3 Verder strijdig gebruik
Voorts wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan: a. gronden of gebouwen te (laten) gebruiken als seksinrichting of daarmee vergelijkbare gebruiksvormen; b. kampeermiddelen te (laten) gebruiken voor permanente bewoning; c. het gebruik van woningen als recreatiewoningen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven; 8.4 Geen strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan: a. vormen van gebruik als bedoeld in artikel 8 lid 2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt, mits, wat het bepaalde in artikel 8 lid 2 sub b en artikel 8 lid 2 sub c betreft, niet buiten het bouwvlak en mits, wat het bepaalde in artikel 8 lid 2 sub b betreft, niet met een stapelhoogte van meer dan 1,50 meter met uitzondering van de opslag van agrarische producten; b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming(en); NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|17
c. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op het bij een woning behorend erf; d. gebruik dat plaatsvindt krachtens een verleende ontheffing of omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels of vastgesteld wijzigingsplan; e. gebruik als bedoeld in artikel 8 lid 3 sub c voor zover dat plaatsvindt krachtens een vergunning gebruiksverordening tweede woningen Terneuzen.
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|18
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels 9.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop 9.1.1 Omschrijving van de gebiedsaanduiding
De op de verbeelding tevens voor vrijwaringszone molenbiotoop aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en/of herstel van de aanwezige functionele, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarde van een molen. 9.1.2 Gevolgen van de gebiedsaanduiding
Om binnen de op de verbeelding aangeduide vrijwaringszone molenbiotoop vrije windvang te garanderen en het zicht op de betrokken molen veilig te stellen, geldt tenzij vrije windvang of het zicht ter plaatse reeds is beperkt - het volgende: a. binnen 100 meter vanaf de molen mag geen bebouwing hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek worden opgericht. In afwijking van de vorige volzin mag een bouwwerk worden opgericht als dit, gezien vanuit de molen, aan de achterzijde van bestaande bebouwing geschiedt en waarbij de hoogte en de breedte blijft binnen de hoogte en de breedte van de bestaande bebouwing waarachter het bedoelde bouwwerk wordt opgericht; b. binnen 100 meter vanaf de molen mag geen bebouwing hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek worden vergroot. In afwijking van de vorige volzin mag een bestaand bouwwerk worden vergroot als aannemelijk wordt gemaakt dat geen nadelige effecten zullen optreden voor windvang en de cultuurhistorische waarde van de molen; c. tussen de 100 en de 400 meter vanaf de molen geldt ten aanzien van de maximale bouwhoogte de volgende regel: maximale bouwhoogte = (afstand tot molen/50) + (0,2 x 14,25) waarbij: 1. alle maten in meters worden uitgedrukt; 2. de maximale bouwhoogte en de askophoogte beide dienen te worden bepaald ten opzichte van hetzelfde peil. 9.1.3 Afwijken van de gebiedsaanduiding
a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel artikel 9 lid 1.2 sub c teneinde hogere bebouwing toe te laten, mits daardoor de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast. b. Voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies inwinnen bij een molendeskundige instantie met betrekking tot de vraag of bij het bouwplan de belangen van de molen als werktuig en beeldbepalend element voldoende worden ontzien en de eventueel te stellen voorwaarden. 9.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden om op de in artikel 9 lid 1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|19
1. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting; een en ander met dien verstande dat geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is vereist voor: 2. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting die als zij volgroeid is,niet hoger is dan de hoogte van de gebouwen zoals in het plan is toegestaan; 3. werken en/of werkzaamheden die normaal onderhoud en normaal beheer betreffen, reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan en/of mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende of nog te verlenen vergunning. b. Alvorens omtrent het verlenen van een in artikel 9 lid 1.4 genoemde vergunning te beslissen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een molendeskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gevolgen kunnen worden verwacht die het huidige en/of toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element onevenredig in gevaar brengen of kunnen brengen.
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|20
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning af te wijken van: a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasregelstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes, standbeelden en lichtmasten, met dien verstande dat de inhoud van deze gebouwen en bouwwerken niet groter mag zijn dan 35kubieke meter; e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter; f. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter; g. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kleine windturbines wordt vergroot tot niet meer dan 15 meter, met dien verstande dat: 1. wiekturbines: niet zijn toegestaan; 2. overige kleine windturbines: niet zijn toegestaan ter plaatse van de bestemming Wonen (W) met de bouwaanduidingen W[aeg] en W[tae] dan wel ter plaatse van de bestemming Tuin (T) en; de hoogte dient ondergeschikt te zijn aan en in goede verhoudingen te staan tot de hoogte van bouwwerken waarop zij worden gebouwd en; uitsluitend zijn toegestaan op gebouwen of overkappingen met platte daken, voor zover die niet zijn aangewezen als monument, behoren tot een beschermd dorps- of stadsgezicht; h. bij het toepassen van één of meerdere van deze afwijkingsmogelijkheden, wordt de procedure genoemd in artikel 11 lid 1 doorlopen.
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|21
Artikel 11 Algemene procedureregels 11.1 Afwijken van de regels
Een omgevingsvergunning voor het afwijken van de regels en het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden, wordt voorbereid met toepassing van de in paragraaf 3.2 van de Wabo genoemde procedure. 11.2 Wijzigen van een bestemmingsplan
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan op grond van artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening is de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|22
4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS Artikel 12 Overgangsrecht 12.1 Overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 12.2 Afwijkingsregel
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 12 lid 1, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in artikel 12 lid 1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%. 12.3 Overgangsregel ten aanzien van het gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 12.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht 12.4.1 Bouwwerken
artikel 12 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 12.4.2 Gebruik
artikel 12 lid 3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
|23
Artikel 13 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: regels bestemmingsplan “Biervliet, Achterweg 2”
NL.IMRO.0715.BPBVL04-VG99
bestemmingsplan Biervliet, Achterweg 2
VERBEELDING 10001 HERONTWIKKELING ZUNDERT CENTRUM