[Notaris 1] – [Notaris 2]
DomJur 2012-895
Gerechtshof Amsterdam Zaak-/rolnummer: 200.089.700/01 NOT Datum: 15 mei 2012
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM NOTARIS- EN GERECHTSDEURWAARDERSKAMER Bij vervroeging. Beslissing van 15 mei 2012 in de zaak van:
[ NOTARIS 1], notaris te [ plaats ], APPELLANT, tegen [ NOTARIS 2 ], notaris te [ plaats ], GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep 1.1. Van de zijde van appellant, verder notaris 1, is bij een op 27 juni 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Alkmaar, verder te noemen de kamer, van 1 juni 2011, waarbij de door geïntimeerde, verder notaris 2, tegen notaris 1 ingediende klacht gegrond is verklaard en aan notaris 1 de maatregel van berisping is opgelegd. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij een brief die op 24 augustus 2011 ter griffie van dit hof is ingekomen. 1.2. Van de zijde van notaris 2 is op 7 oktober 2011 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen. 1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 29 maart 2012. Beide partijen zijn verschenen en hebben het woord gevoerd aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt, zodat het hof zal uitgaan van de door de kamer in eerste aanleg vastgestelde feiten.
4. Het standpunt van notaris 2 Notaris 2 verwijt notaris 1 dat deze met de door hem gebezigde kantoornaam [ kantoornaam ], zijn zakelijke e-mailadres [ e-mailadres ] en de daarbij behorende domeinnaam in strijd 1
handelt met artikel 24 van de Verordening Beroeps- en gedragsregels (hierna: de Verordening). Notaris 1 wekt aldus de indruk dat zijn kantoor het enige notariskantoor in [ plaatsnaam ] zou zijn, hetgeen leidt tot concurrentievervalsing en inkomstenderving voor het kantoor van notaris 2.
5. Het standpunt van notaris 1 5.1. Het gewraakte e-mailadres was reeds in gebruik in de tijd dat de voorganger van notaris 1, mr. [ naam notaris ], de enige notaris in [ plaatsnaam ] was. Het adres in dus in ieder geval langer dan acht jaar in gebruik. In die periode heeft over het gebruik van het adres nooit collegiaal overleg plaatsgehad en is daarover ook nooit een klacht ingediend. Hierdoor heeft notaris 2 het recht om te klagen verwerkt, althans is het klachtrecht na drie jaar op grond van het bepaalde in artikel 99 lid 12 van de Wet op het notarisambt (Wna) vervallen. Dit geldt ook voor de klacht over de domeinnaam. 5.2. De klacht over de kantoornaam mist feitelijke grondslag. De kantoornaam luidt [ kantoornaam ] en die naam wordt gebruikt in alle schriftelijke en mondelinge uitingen. De toevoeging aan die kantoornaam van de tekst [ toevoeging naam ] op het briefpapier is geen onderdeel van de naam, maar dient enkel als plaatsaanduiding. 5.3. Door de gewraakte handelingen onder artikel 24 van de Verordening te vatten wordt dat artikel te ruim uitgelegd, in het bijzonder de daarin gebruikte term “naar buiten optreden”. Hierdoor wordt de concurrentie tussen notariskantoren nodeloos beperkt, hetgeen niet past in deze tijd van marktwerking binnen het notariaat.
6. De beoordeling 6.1. Het klachtrecht van notaris 2 is niet vervallen, noch heeft hij zijn klachtrecht verwerkt. Het gebruiken van een domeinnaam, een e-mailadres en een kantoornaam is een voortdurende handeling, waarover ook later dan drie jaar na de aanvang van het gebruik een klacht kan worden ingediend. Bovendien heeft notaris 2 onweersproken aangevoerd dat hij reeds in 2005 bij de KNB heeft geklaagd over het gebruik van de domeinnaam en het e-mailadres, waarna notaris 1 het gebruik daarvan heeft gestaakt vanwege zijn aansluiting bij een landelijk netwerk van notarissen en eerst na zijn afscheiding daarvan in 2009 heeft hervat. Notaris 2 heeft dus niet stilgezeten, ook al heeft hij geen contact opgenomen met notaris 1 zelf. 6.2. Met de kamer is het hof van oordeel dat het gebruiken van een domeinnaam en een daaraan gekoppeld e-mailadres en de vermelding van een kantoornaam op het briefpapier moeten worden beschouwd als naar buiten optreden in de zin van artikel 24 van de Verordening zoals die gold ten tijde van het indienen van de klacht. De omstandigheid dat van die uitingen veelal eerst wordt kennisgenomen als het contact het notariskantoor reeds is gelegd, kan hieraan niet afdoen, omdat het bij “naar buiten optreden” gaat om alle uitlatingen gedaan jegens derden. 6.3. Eveneens met de kamer is het hof van oordeel dat het gebruik van het woord [ woord ] in de domeinnaam en het daarbij behorende e-mailadres bij het publiek de - onjuiste - indruk wekt dat notaris 1 de enige notaris in [ plaats ] is. Door dat gebruik presenteert notaris 1 zijn kantoor derhalve niet juist, hetgeen in strijd is met artikel 24 van de Verordening. Het beroep op de marktwerking en het recht te concurreren kan aan die strijdigheid niet afdoen, omdat het recht te concurreren niet mede het recht omvat het publiek ten koste van de concurrent een onjuiste voorstelling van zaken te geven. De verwijzing naar door de KNB in het verleden uitgegeven e-mailadressen snijdt evenmin hout, omdat niet is gebleken dat de KNB ooit adressen heeft uitgegeven die uitsluitend bestonden uit een plaatsnaam en het woord notariskantoor of notaris, zoals hier aan de orde. 6.4. De toevoeging van de woorden [ woorden ] in een kleinere grijze letter onder de in grote rode letters vermelde naam van notaris 1 bovenaan het briefpapier en op de ter zitting getoonde flyer, kan op zichzelf niet in strijd met artikel 24 van de Verordening worden geacht. Afzonderlijk bezien is dit niet meer dan een plaatsaanduiding. Slechts in samenhang met de 2
onderaan het briefpapier vermelde e-mailadres [ e-mailadres ] wekt ook deze aanduiding de hiervoor bedoelde onjuiste indruk. Het gebruik van die woorden op het briefpapier en promotiemateriaal is echter niet (afzonderlijk) tuchtrechtelijk laakbaar. De vraag of notariskantoor [ plaatsnaam ] kan worden beschouwd als (onderdeel van) de kantoornaam van notaris 1 is in dit verband irrelevant. 6.5. Het hof acht minder onderdelen van de klacht gegrond dan de kamer gegrond bevond. Voor de gegronde onderdelen van de klacht is de maatregel van waarschuwing passend en geboden. 6.6. Notaris 2 heeft het hof ter zitting verzocht notaris 1 het gebruik van verwante domeinnamen waarin de plaats [ plaatsnaam ] voorkomt, te verbieden. Dit verzoek kan niet worden gehonoreerd. Voor het uitspreken van een verbod is in de onderhavige klachtprocedure geen plaats, terwijl ook niet vooruit kan worden gelopen op een nog niet ingediende klacht. 6.7. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing Het hof: - vernietigt de bestreden beslissing; opnieuw rechtdoende: - verklaart de klacht waar deze betreft het gebruik van de domeinnaam [ domeinnaam ] en het daaraan gekoppelde e-mailadres gegrond en voor het overige ongegrond; - legt aan notaris 1 de maatregel van waarschuwing op; - verklaart notaris 2 niet ontvankelijk in zijn verzoek het gebruik van soortgelijke domeinnamen te verbieden.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 15 mei 2012 door de rolraadsheer. DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ALKMAAR Klachtnummer 9.2010 De Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Alkmaar, hierna te noemen: de Kamer, heeft de volgende beslissing gegeven in de klachtprocedure van: Notaris 2, notaris te [ plaatsnaam ], klager, hierna te noemen: notaris 2, tegen notaris 1, notaris te [ plaatsnaam ], beklaagde, hierna te noemen: notaris 1.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE 3
1.1. Bij brief van 19 november 2010 heeft notaris 2 een klacht ingediend tegen notaris 1. 1.2. Op 27 december 2010 heeft notaris 1 hierop gereageerd. 1.3. Notaris 2 heeft op 18 februari 2011 aan de Kamer nadere informatie toegezonden ter onderbouwing van de klacht. 1.4. Vervolgens heeft notaris 1 bij brieven van 12 en 18 april 2011 inhoudelijk op de klacht geantwoord. 1.5. Op 21 april 2011 heeft de mondelinge behandeling van de klacht plaatsgevonden. Bij die gelegenheid zijn verschenen notaris 2 en notaris 1.
DE FEITEN 2.1. Notaris 2 en notaris 1 zijn beiden notaris te [ plaatsnaam ]. 2.2. Het zakelijke e-mailadres van notaris 1 luidt: [ e-mailadres ]. Op internet maakt notaris 1 gebruik van de domeinnaam [ domeinnaam ]. 2.3. Op het briefpapier van notaris 1 staat rechtsboven met grote letters ‘[naam notaris 1]’. Direct daaronder staan in kleinere letters de woorden ‘notariskantoor [ plaatsnaam ]’.
DE KLACHT 3. Notaris 2 beklaagt zich erover dat notaris 1 met de gebezigde kantoornaam ([naam notaris 1] notariskantoor [plaatsnaam] ), het e-mailadres en de domeinnaam in strijd handelt met artikel 24 Verordening Beroeps-en gedragsregels (hierna: de Verordening). Bij het publiek bestaat al enige tijd de indruk dat het kantoor van notaris 1 het enige kantoor in [ plaatsnaam ] is. De handelwijze van notaris 1 leidt tot concurrentievervalsing en inkomensderving bij notaris 2.
HET VERWEER 4. Notaris 1 stelt zich op het standpunt dat het e-mailadres reeds in gebruik was bij zijn ambtsvoorganger, die destijds de enige notaris in [ plaatsnaam ] was. Het e-mailadres is al langer dan acht jaar in gebruik. In de periode heeft notaris 2 notaris 1 nooit benaderd voor goed collegiaal overleg. Al die tijd heeft hij het gebruik van het e-mailadres gedoogd. Het is niet redelijk indien hij na zo’n lange tijd alsnog een klacht in zou kunnen dienen. Notaris 2 heeft zijn recht om te klagen verwerkt, althans hij heeft de klacht te laat ingediend. Dit geldt ook voor de klacht omtrent de domeinnaam. Notaris 1 voert aan dat zijn kantoornaam luidt: Notariskantoor [naam notaris 1]. De telefoon wordt onder deze naam opgenomen, alle brieven worden onder deze naam verstuurd en ook alle post komt onder die naam binnen. Deze kantoornaam is niet in strijd met artikel 24 van de Verordening. De toevoeging op het briefpapier van de tekst ‘notariskantoor [plaatsnaam ]’ is geen onderdeel van de naam maar dient enkel ter plaatsaanduiding. Ten slotte voert notaris 1 aan dat artikel 24 van de Verordening te ruim wordt uitgelegd en dat deze procedure voor de Kamer een uitgelezen kans is om die ruime uitleg terug te draaien.
DE BEOORDELING 5.1.
De vraag die in deze procedure ter beantwoording voorligt, is of notaris 1 handelt in 4
strijd met artikel 24 van de Verordening. Op grond van deze bepaling draagt de notaris bij het naar buiten treden zorg voor een juiste en volledige presentatie van het kantoor. Uit de toelichting bij deze bepaling blijkt dat onder naar buiten optreden moet worden verstaan: ‘het in het kader van de praktijkuitoefening doen van mededelingen, kennisgevingen of aankondigingen dan wel het zich op andere wijze naar buiten presenteren’. 5.2. De onderhavige klacht valt uiteen in drie onderdelen, te weten het gebruik van: a. het e-mailadres [ e-mailadres ] b. de domeinnaam [ domeinnaam ] c. de kantoornaam [ naam notaris 1 ] notariskantoor [ plaatsnaam ]. In het navolgende worden deze onderdelen ieder afzonderlijk besproken. Het e-mailadres 5.3. Notaris 1 heeft als formeel verweer aangevoerd dat notaris 2 de klacht te laat heeft ingediend, omdat het e-mailadres al meer dan acht jaar in gebruik is. De Kamer leidt uit het betoog van notaris 1 af dat het desbetreffende e-mailadres sinds 2003 continu door hem gebruikt wordt. Nu het hier niet om een éénmalige handeling gaat, maar om een doorlopende activiteit, kan niet gezegd worden dat notaris 2 had dienen te klagen binnen 3 jaar na ingebruikname van het e-mailadres. Omdat het e-mailadres nog altijd in gebruik is bij notaris 1, moet het ervoor gehouden worden dat notaris 2 tijdig heeft geklaagd. Het verweer faalt derhalve. 5.4. Ook het verweer, inhoudende dat notaris 2 zijn recht om te klagen heeft verwerkt, faalt. Immers blijkt uit de door notaris 2 overgelegde stukken dat hij zich in 2005 al eens tot de KNB heeft gewend, naar aanleiding van de op dat moment door notaris 1 gebezigde kantoornaam. Notaris 2 heeft derhalve niet stilgezeten. Van een gedogen door notaris 2 van de handelwijze van notaris 1, zoals notaris 1 stelt, is derhalve geen sprake. Het enkele feit dat notaris 2 er wegens hem moverende redenen voor heeft gekozen niet rechtstreeks contact met notaris 1 op te nemen, maakt dat niet anders. 5.5. Nu de formele verweren van notaris 1 falen, komt de Kamer toe aan beantwoording van de vraag of notaris 1 met meergenoemd e-mailadres handelt in strijd met artikel 24 van de Verordening. De Kamer stelt daarbij voorop dat zij het gebruiken van een e-mailadres beschouwt als een naar buiten treden zoals bedoeld in dat artikel. Vast staat dat het emailadres van notaris 1 luidt: [ e-mailadres }. In de toelichting bij artikel 24 van de Verordening is opgenomen dat de aanduiding van het kantoor overeen moet stemmen met de werkelijkheid en dat dit bijvoorbeeld betekent dat een notariskantoor zich niet ‘notariskantoor Delft’ of notarispraktijk ‘Amsterdam’ mag noemen omdat er in die plaatsen meerdere kantoren gevestigd zijn. Naar het oordeel van de Kamer kan bij het publiek op basis van het door notaris 1 gebruikte e-mailadres wel de suggestie ontstaan dat notaris 1 de enige notaris te [ plaatsnaam ] is. Deze suggestie is echter onjuist, nu vast staat dat notaris 1 niet de enige notaris in [ plaatsnaam ] is. Dit maakt dat het e-mailadres van notaris 1 in strijd is met voormelde bepaling. 5.6. Notaris 1 voert als inhoudelijk verweer aan dat het e-mailadres al in gebruik was bij zijn ambtsvoorganger en dat het e-mailadres destijds door de KNB is uitgegeven. Dat notaris 1 het e-mailadres van zijn ambtsvoorganger heeft overgenomen, betekent niet dat dit adres enkel daardoor in overeenstemming is met artikel 24 lid 1 van de Verordening en de aard en de strekking van die bepaling zoals hiervoor onder 5.1. weergegeven. Ook het betoog dat het adres door de KNB is uitgegeven, kan notaris 1 niet baten. In de brief van 12 april 2011 schrijft notaris 1 zelf dat zijn voorganger destijds de enige notaris in [ plaatsnaam ] was. Naar het oordeel van de Kamer betekent dit dat het e-mailadres destijds niet in strijd was met de verordening. Het is evenwel aan de notaris bij wie dat e-mailadres in gebruik is, om na te gaan of die situatie al dan niet ongewijzigd is gebleven. Hij kan daarbij niet volstaan met verwijzing naar de situatie bij zijn ambtsvoorganger. De domeinnaam
5
5.7. Ook ten aanzien van de domeinnaam stelt notaris 1 zich op het standpunt dat notaris 2 te laat heeft geklaagd, althans dat hij zijn recht om te klagen heeft verwerkt. Dit omdat, net als het e-mailadres, de domeinnaam al langer bestond. De Kamer is van oordeel dat ook voor de domeinnaam geldt dat het gebruik daarvan moet worden aangemerkt als een voortdurende handeling en dat notaris 2 daarom ook thans nog een klacht daarover moet kunnen indienen. Van verjaring of rechtsverwerking is dus geen sprake. 5.8. Inhoudelijk overweegt de Kamer met betrekking tot de domeinnaam het volgende. Deze domeinnaam luidt: [ domeinnaam ]. Het gebruik van een domeinnaam moet worden beschouwd als het naar buiten treden van een notaris of notariskantoor zoals bedoeld in artikel 24 van de Verordening. Notaris 1 wekt ook met de domeinnaam ten onrechte de suggestie dat hij de enige notaris te [ plaatsnaam ] is. Dit terwijl hij er zich van bewust moet zijn dat dit in strijd met de waarheid is. Notaris 1 presenteert zich naar buiten toe met deze domeinnaam derhalve onjuist, hetgeen in strijd is met meergenoemde bepaling. Niet valt uit te sluiten dat ook hier bij het publiek ten onrechte de indruk bestaat dat notaris 1 de enige notaris in [ plaatsnaam ] is. Evenmin valt uit te sluiten dat hierdoor concurrentievervalsing in de hand gewerkt wordt, zoals notaris 2 stelt. de kantoornaam 5.9. Notaris 2 en notaris 1 verschillen van mening over de vraag hoe de kantoornaam van notaris 1 luidt. Notaris 2 stelt, onder verwijzing naar het briefpapier van notaris 1, dat notaris 1 de kantoornaam ‘[naam notaris 1] notariskantoor [plaatsnaam]’ gebruikt. Notaris 1 bestrijdt dit en voert aan dat zijn kantoornaam luidt ‘Notariskantoor [naam notaris 1]’. Vooropgesteld wordt dat op het briefpapier beide namen voorkomen. Onderaan het briefpapier staat ‘Notariskantoor [naam notaris 1] is een handelsnaam van Notarispraktijk [naam notaris 1] B.V.’. Dit laatste neemt echter geen prominente plaats in op het briefpapier, het staat met kleine letters helemaal onderaan, onder de contact- en bankgegevens van notaris 1. Daarentegen staat rechtsboven op het briefpapier in relatief grote letters de naam ‘[naam notaris 1]’ met direct daaronder in iets kleinere letters de woorden ‘notariskantoor [plaatsnaam]’. Deze drie woorden zijn op een dusdanige manier afgedrukt dat zij bij lezing van een brief van notaris 1 direct opvallen en aldus een prominente plaats innemen. Hieruit leidt de Kamer af dat de notaris zich naar buiten toe wel degelijk presenteert onder de naam ‘[naam notaris 1] notariskantoor [plaatsnaam]’. Dat de toevoeging ‘notariskantoor [plaatsnaam]’ enkel dient ter plaatsaanduiding, zoals notaris 1 betoogt, wordt door de Kamer niet gedeeld. De Kamer kan notaris 1 evenmin volgen in zijn betoog dat alle brieven onder de naam ‘Notariskantoor [naam notaris 1]’ worden verzonden. Zoals hiervoor reeds werd overwogen, staat die naam wel afgedrukt op het in deze procedure overgelegde en kennelijk ook door notaris 1 zelf gehanteerde briefpapier, maar die naam is op een zodanig onopvallende plek en verhoudingsgewijs in zo kleine letters weergegeven, dat de Kamer het betoog van notaris 1 op dit punt niet overtuigend acht. 5.10. Op grond van het voorgaande gaat de Kamer ervan uit dat de kantoornaam van notaris 1 luidt: [naam notaris 1] notariskantoor [plaatsnaam]’. Net zoals bij het e-mailadres en de domeinnaam, handelt notaris 1 hiermee in strijd met het bepaalde in artikel 24 van de Verordening. Anders dan de kantoornaam lijkt te suggereren, is notaris 1 niet de enige notaris te [plaatsnaam]. Daarmee presenteert notaris 1 zijn kantoor op onjuiste wijze naar buiten. Notaris 1 heeft nog bij wijze van verweer gewezen op een notariskantoor met de naam ‘Notariaat IJmond Noord’ en een met de naam ‘Alckmare Notariaat’. De Kamer stelt voorop dat in deze klachtprocedure uitsluitend de kantoornaam van notaris 1 ter beoordeling voor ligt. Bovendien is een eventueel onjuist gebruik van kantoornamen door collega’s – de Kamer laat in het midden of daarvan in bedoelde gevallen sprake is - geen rechtvaardiging voor een handelwijze van notaris 1 die in strijd met artikel 24 van de Verordening is. ten slotte 5.11. Meer in het algemeen heeft notaris 1 aangevoerd dat artikel 24 van de Verordening doorgaans te ruim wordt uitgelegd en dat die uitleg de marktwerking en mededinging tussen notariskantoren ten onrechte beperken. Reeds omdat notaris 1 heeft nagelaten zijn standpunt 6
nader te concretiseren, moet dit betoog worden gepasseerd. De Kamer ziet dan ook geen aanleiding om artikel 24 van de Verordening anders uit te leggen dan tot nu toe wordt gedaan. 5.12. Al hetgeen hiervoor werd overwogen, leidt tot de slotsom dat de klacht in alle onderdelen gegrond is. 5.13. Gelet op de ernst van de klacht ziet de Kamer aanleiding om notaris 1 een maatregel op te leggen. Omdat notaris 1 zoals hij zelf betoogt, het e-mailadres en de domeinnaam al meerdere jaren in gebruik heeft terwijl hij weet althans behoort te weten dat hij niet de enige notaris te [plaatsnaam] is en hij desondanks geen aanleiding heeft gezien om vrijwillig tot het wijzigen van het adres, de domeinnaam en de kantoornaam over te gaan, ziet de Kamer aanleiding om aan notaris 1 de maatregel van berisping op te leggen. Hierbij is mede in aanmerking genomen de potentiële benadeling door notaris 1 van andere notarissen te [plaatsnaam]. De Kamer betrekt bij deze beslissing tevens het feit dat de onderhavige klacht niet de eerste klacht is die tegen notaris 1 is ingediend, dat aan notaris 1 sinds 2006 wel vaker de lichtere maatregel van een waarschuwing is opgelegd (hoewel niet voor soortgelijke kwesties) maar dat dit kennelijk voor hem geen aanleiding is geweest om zorgvuldiger toe te zien op de naleving van de regels die gelden voor het notarisambt.
BESLISSING De Kamer: - verklaart de klacht gegrond; - spreekt jegens notaris 1 uit de tuchtmaatregel van berisping, waarvoor tijd en plaats zullen worden bepaald nadat de onderhavige beslissing kracht van gewijsde zal hebben gekregen.
Gedaan te Alkmaar op 1 juni 2011 door mr. E.J. van der Molen, voorzitter en mrs. P.J. van Veen, E.E. von Wolzogen Kühr, R.H.C. Winter en P.Vroom, (plaatsvervangend) leden. Met bronvermelding is overname toegestaan. Aansprakelijkheid wordt niet aanvaard.
7