2013 • jaargang 10 • Nummer 10
10 voor GIN!
AAN: Agrarisch Areaal Nederland bron voor de BGT ‘10 voor GIN!’ Verslag middagprogramma
www.geo-info.nl • Vakblad van Geo-Informatie Nederland
Op naar de 20!
www.geocensus.nl
Wij de expertise, u de informatie
Uw betrouwbare partner in geodetisch werk Deventer Boxtel Soest | telefoon 035 - 622 11 79 |
[email protected]
gend
rleg Grensve
en
r vergade
Bij GeoFort is heel veel mogelijk. Of u nu met 5 of 150 personen bent, GeoFort heeft voor alles een pakket op maat. Elk arrangement is aan te vullen, uit te breiden of te voorzien van uw wensen en eisen! Laat u betoveren door de wereld van X,Y,Z op ons mooie fort.
Kijk voor het zakelijke aanbod op www.geofort.nl/zakelijk GeoFort | Nieuwe Steeg 74 | 4147KG Herwijnen | 0345- 630480 |
[email protected] | www.geofort.nl
Beste lezers van Geo-Info,
Roelof Keppel
Voor u ligt het laatste nummer van 2013. We hebben afgelopen jaar vanuit de redactie veel aandacht besteed aan de vormgeving. Zo goed mogelijk hebben we dat gedaan op interactieve wijze samen met u. Het lezerspanel voorzag ons van waardevolle informatie en heeft een wezenlijke bijdrage geleverd in het nadenken over de te zetten vervolgstappen. Uiteindelijk heeft dat geleid tot een aantal geleidelijke vernieuwingen waarbij de opmaak van deze editie het sluitstuk vormt. Wij zijn blij met het resultaat en zullen de vormgeving ervan binnenkort ook doorvoeren in onder andere de GIN-site. Voor 2014 staat een aantal forse wijzigingen in de GIN-website gepland. Zoals toegelicht op de ALV willen we een aantal belangrijke veranderingen doorvoeren. Het doel is een dynamische omgeving, waarin de afstemming tussen website, LinkedIn en andere beschikbare kanalen geoptimaliseerd is. Dit betreft naast vormgeving uiteraard ook afstemming op het gebied van inhoud. Het komt de laatste tijd nogal eens voor dat er meer over een onderwerp is te zeggen. Dan is het mooi om in het verlengde van de bijdrage in Geo-Info aanvullende informatie kwijt te kunnen op onze GIN-site. Dat moet samen met het LinkedIn kanaal een levendige community worden. Waar voor ieder wat te halen en te brengen is. Meer aandacht voor thema’s in alle uitingen, meer samenhang. In deze editie is er weer een brede aandacht voor de ontwikkelingen in ons vakgebied. Een paar scherpe columns, uitleg over het gebruik van de AAN-percelen bij de opbouw van de BGT, verslagen uit het kartografisch werkveld, informatie over webrichtlijnen, generalisatievraagstukken en nog veel meer interessante bijdragen. De redactie van GIN wenst alle lezers van Geo-Info veel leesplezier, goede kerstdagen en een voorspoedig 2014!
2013-10 | Geo-Info
MIJNGIN Meer informatie over MIJNGIN en hoe daar gegevens aan te vullen en te verbeteren vindt u door in te loggen op www.geo-info.nl.
| 1
Colofon
Agenda GIN GeoBuzz Datum: 25 en 26 november 2014 Locatie: ”1931” in Den Bosch Zie: http://geobuzz.nl/
BGT op de rails Datum: 30 januari Locatie: Rijtuigenloods Amersfoort Zie: https://bgtcongres.pleio.nl GEO Event Datum: 18 en 19 maart 2014 Locatie: Expo Houten Zie: http://geoevent.dotcontrolevent.nl/
Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Redactie Geo-Info Hoofdredacteur: Roelof Keppel Redacteuren Adri den Boer, Klaas van der Hoek, Bart Huijbers, Edward Mac Gillavry, Ad van der Meer, Ferjan Ormeling, Frans Rip
10 voor GIN!
10 2013 • jaargang 10 • Nummer
Bladmanagement Motivation Office Support bv, Nijkerk Inzenden kopij Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’.
Op naar de 20!
AAN: Agrarisch Areaal bron voor de BGT
Nederland
‘10 voor GIN!’ a Verslag middagprogramm
van Geo-Informati www.geo-info.nl • Vakblad
e Nederland
Advertentie-exploitatie Motivation Office Support Jan van de Vis Telefoon: 033 – 247 34 00 E-mail:
[email protected] Algemen e-mail:
[email protected] Advertentietarieven op aanvraag Vormgeving en druk VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl Abonnementen/inlichtingen Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.
Partners Geo-Informatie Nederland
bonnementsprijzen per jaar voor 2013 A Persoonlijk lidmaatschap: € 59 incl. 6% btw Abonnement op Geo-Info: € 107 incl. 6% btw Organisatielidmaatschap: € 240 incl. 6% btw Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 33 (excl. 21% btw) en buiten Europa € 57 per jaar (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2 per jaar. © 2013. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur. ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)
2003
2 |
Geo-Info | 2013-10
2013
In dit nummer ... ...en verder 1 Redactioneel Beste lezers van Geo-Info 2 Agenda - Colofon 7 Verslag Op reis in de Esri-wereld 14 Column
4 AAN: Agrarisch Areaal Nederland, bron voor de BGT
9
‘Groeien doe je buiten je eigen comfort zone’ 15 Verslag - 26e internationale kartografische conferentie 18 Open Kaart Ontwikkeling van bos op wereldschaal 19 Hulpkaarten in de pers 20 Geo en webrichtlijnen gaan prima samen 22 Katern Geomatics Business Park - Nederlandse Vereniging voor Ruimtevaart; een bruisende community 26 Hoe de hele organisatie profiteert van geoinformatie 28 Column
Geo-informatie instrumenten ter ondersteuning van complexe ruimtelijke planningsvraagstukken
24 Nieuwe oplossingen voor automatische generalisatie van TOP10NL?
29 Verslag ‘10 voor GIN!’
Kaarten: tentamens 30 Automatische kaart generalisatie: innovatie van Hollandse bodem 33 In Memoriam Angelus Megens 34 De Reünie... 36 Verslag - Landmeters in ‘Dordrecht op de kaart’
2013-10 | Geo-Info
| 3
AAN: Agrarisch Areaal Ned Tot 2009 gebruikte Dienst Regelingen de TOP10Vector voor haar referentielaag om aanvragen voor EU-landbouw en natuursubsidies te controleren. In 2008 oordeelde een controlerende EU-commissie dat de Top10-percelen onvoldoende nauwkeurig en actueel waren en bovendien oppervlakten bevatten die niet subsidiabel zijn. Hierdoor was het niet mogelijk de wettelijke controles effectief uit te voeren. Nederland is hiervoor gesanctioneerd met een boete van enkele tientallen miljoenen euro’s. Dit was aanleiding voor het maken van een nieuwe referentielaag: AAN. Enkele jaren later is AAN uitgegroeid tot één van de bronbestanden van de BGT.
80.000 aanvragers Dienst Regelingen (DR) is de uitvoerder van regelingen voor het Ministerie van Economische Zaken (EZ). DR keert als EU-betaalorgaan via regelingen o.a. EU-subsidies uit aan gebruikers van landbouwgrond en natuur, jaarlijks ca. 800 miljoen euro. Deze subsidie is afhankelijk van de oppervlakte die de agrarische ondernemer voor subsidie opgeeft. Ruim 95% van de 80.000 ondernemers dient jaarlijks digitaal een aanvraag in waarbij men ook zijn gewaspercelen digitaal intekent. Geografische objectcontroles vormen een belangrijk onderdeel van de afhandeling van de aanvraag. Een deel van deze controles vindt al plaats bij het intekenen. Dit gebeurt interactief door bijvoorbeeld ‘pop-ups’ als: ‘dit perceel wordt al door ondernemer Jansen geclaimd’ of ‘uw opgegeven oppervlakte is groter dan de toegestane referentieoppervlakte’. Deze werkwijze voorkomt veel fouten in de aanvraag en voorkomt complexe herstelacties en correspondentie achteraf.
automatische kruiscontroles bijvoorbeeld de door ondernemers aangevraagde oppervlakten met de maximaal subsidiabele oppervlakten in de referentielaag. De procedure controleert ook of er soms meerdere aanvragen op hetzelfde perceel betrekking hebben. Voor de referentielaag was DR lange tijd afhankelijk van de TOP10Vector. De eisen van de EU rond het perceelsregister zijn echter in de loop van de jaren steeds strenger geworden, zodat Top10Vector niet meer voldeed. De EU wil voorkomen dat Europees landbouwgeld uitbetaald wordt voor gronden of objecten die helemaal niet gebruikt kunnen worden voor landbouwdoeleinden. In Nederland spitste de controle zich toe op, met name, het niet nauwkeurig in beeld hebben van kleine landschapselementen als bermen, sloten, paden en landschapsgroen (houtwallen e.d.). De TOP10Vector had deze zaken niet gedetailleerd genoeg beschikbaar. Ten tijde van het gebruik van TOP10Vector als basis bevatte het perceelsregister gemiddeld 4% (in waterrijke gebieden soms 8%) niet-subsidiabele elementen, zoals sloten en landschapselementen. Top10Vector onvoldoende EU-wet- en regelgeving verplicht alle EU-lidsta- Daarnaast had de TOP10Vector een actualisaten een actuele en nauwkeurige referentielaag tieachterstand opgelopen. De opdracht van de EU was dan ook om het perceelsregister te met perceelsgegevens in stand te houden. verbeteren en te actualiseren (figuur 1). Tijdens de aanvraagprocedure vergelijken
Door Bert Huis en Roelof van der Wal
Figuur 1 - Verschillen tussen oud en nieuw referentiebestand.
4 |
Geo-Info | 2013-10
erland, bron voor de BGT van het Nederlandse grondgebied. Het in gebruik nemen van de nieuwe AAN-laag in de agrarische sector heeft veel (politieke) commotie gegeven. Krantenkoppen als ’40.000 ha verdwenen!’ illustreren de kwaliteit van de oude referentielaag. Het kostte de sector echter moeite afstand te doen van reeds verworven rechten en de daarbij behorende financiële voordelen (figuur 2). Definitie van een AAN-perceel Een AAN-perceel is gedefinieerd als een samenhangend agrarisch gebied met stabiele topografische grenzen. Het perceel kan in gebruik zijn bij meerdere agrariërs en meer dan één gewasgroep bevatten. De grenzen van een AAN-perceel worden voornamelijk bepaald door (semi-)permanente topografische grenzen (zoals Figuur 2 - Gemiddelde verandering van perceels wegen, waterlopen, bosranden, bebouwing, oppervlakte bij de overgang van Top10NL naar AAN. hekken e.d.). Het kan echter ook voorkomen dat de buitengrens van een perceel bepaald wordt door het gebruik van de grond. Dit komt o.a. AAN referentielaag voor bij erven en tuinen zonder een permanente Na de boete van de Europese Commissie is DR fysieke grens met het perceel landbouwgrond. op zoek gegaan naar alternatieven om wel te voldoen aan de gestelde eisen aan de referentie- Dit hangt samen met de voorwaarde dat het laag. De TOP10Vector was niet tijdig te herstellen. referentieperceel alleen oppervlakte bevat die voor landbouwactiviteiten gebruikt kan worden. Andere bronnen met gedetailleerde topograIn de praktijk is het vaststellen van een grens fische data van het landelijk gebied waren niet soms lastig. Vooral rond boerenerven is de overlandsdekkend voorhanden. DR is daarom in gang van erf naar perceel soms lastig te herken2009 begonnen met het opbouwen van een nen. Ook bij natuurlijke graslanden is de grens nieuwe referentielaag. De initiële vulling van niet altijd goed zichtbaar. Daarom wordt gebruik gemaakt van verschillende bronnen (zoals luchtfoto’s van voorgaande jaren, 360o foto’s en topografische kaarten) om de juiste grens te bepalen. Delen van een perceel die in de agrarische sector vaak tot het perceel gerekend worden, zoals betonpaden/semi-verharde paden en verharde dammen, mogen van de EU niet in het referentiebestand worden opgenomen. Ook alle natuurlijke elementen als houtwallen, poelen e.d. worden niet opgenomen in het referentiebestand. Elementen met een tijdelijk karakter (bijvoorbeeld opslag van goederen) worden uit het perceel gehaald als het element langer dan twee jaar op dezelfde locatie ligt.
Identification System) van de lidstaten. Dat geldt dus ook voor AAN. Deze verordening legt niet precies vast wat de nauwkeurigheid en actualiteit van de percelen moet zijn, maar probeert met kwaliteitsindicatoren een beeld van de kwaliteit te geven. De verordening kent zeven kwaliteitsindicatoren. Een deel van de kwaliteitsaspecten meet men aan de hand van een jaarlijks uit te voeren aselecte steekproef op 1250 referentiepercelen. Een ander deel berekent men aan de hand van data die in het perceelsregister is vastgelegd. Deze kwaliteitsaspecten zijn leidend voor de gewenste kwaliteit van de AAN. De nadruk ligt vooral op het inrichten van processen en controles die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit. Jaarlijks rapporteert DR de uitkomsten van de kwaliteitstoets aan de EU. Een belangrijke kwaliteitsindicator is de
Assemblage AAN: correctie op onjuiste oude topografische waarheid
AAN: grondslag
voor 800 miljoen
Kwaliteit Voor de AAN is aansluiting gezocht bij IMGeo, het objecttype Terreindeel. Ook is aansluiting gezocht bij IMLG (Informatiemodel Landelijk Gebied), bij IMNAB: Informatiemodel Natuurbeheerplannen Beheer en bij EU-kwaliteitseisen. Sinds 2010 geldt een Europese verordening, die een jaarlijkse beoordeling voorschrijft van de kwaliteit van het nationale LPIS (Land Parcel
nauwkeurigheid van de oppervlakte. Om die te toetsen wordt via een representatieve steekproef de subsidiabele oppervlakte bepaald. Een onafhankelijk bedrijf digitaliseert een gebied van 1250 percelen opnieuw en vergelijkt het resultaat met het AAN-bestand. Het verschil tussen de gevonden percentage subsidiabele oppervlakte in de steekproef en de subsidiabele oppervlakte in het referentieregister mag niet meer afwijken dan 2% (norm: 98% - 102%). Aanvullend geldt dat het aandeel referentiepercelen, waarvan de subsidiabele oppervlakte niet goed is vastgelegd, niet meer dan 5% mag bedragen. Als aan één van de zeven indicatoren niet kan worden voldaan, moet een ‘remedial action plan’ worden opgeleverd, waarin staat welke acties worden uitgevoerd om betreffende indicator wel te laten voldoen aan de eisen.
2013-10 | Geo-Info
| 5
Europese subsidie per jaar
deze nieuwe referentielaag is gedigitaliseerd op de actuele luchtfoto’s uit 2008 en 2009 (resolutie 25 cm). Bij het opzetten van de AAN-laag is DR gestart met het in kaart brengen van percelen grasland, bouwland en blijvende gewassen die in voorgaande jaren al werden aangevraagd. De referentielaag bevat nu zo’n 500.000 objecten of percelen met een totale oppervlakte van bijna 2 miljoen hectare en beslaat daarmee circa 45%
Beheer en actualisatie Om aan bovenstaande kwaliteitseisen te voldoen, is een beheerproces bij DR opgesteld, waarin elk jaar een groot aantal van de AANpercelen wordt gecontroleerd op juistheid en actualiteit. Op basis van diverse signalen worden percelen in een werkproces in ArcGIS (ondersteund door ArcGIS Workflow Manager) beoordeeld en eventueel gemuteerd. Signalen die aanleiding geven tot mutatie zijn: • Opmerkingen van de agrarische ondernemers (ca 20.000 opmerkingen per jaar) • Uitkomsten van controles (o.a. veldcontroles door de NVWA) • Opstellen van risicoprofielen (bijv. controle op basis van de BAG) Jaarlijks wordt 1/3 van het bestand geactualiseerd. Door te werken met risicoprofielen wordt geprobeerd een groep percelen te controleren die een grote kans hebben op onjuistheden of op een actualiteitsachterstand. Die taxatie is dan gebaseerd op de waarden van de kwaliteitsindicatoren. Mutatie Door middel van een zichtcontrole worden percelen gecontroleerd en zo nodig uitgezet voor een correctie of mutatie. Door gebruik van steekproeven wordt de kwaliteit van de productie nauwlettend in de gaten gehouden. Indien een dagproductie niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen, wordt de productie afgekeurd en opnieuw uitgezet. Elk perceel wordt gedurende het proces via de workflow manager gevolgd. Omdat het subsidieproces ook verlangt dat er naar oude subsidiejaren teruggekeken kan worden, wordt van elke versie van het perceel ook de materiële geldigheid vastgelegd. De belangrijkste basis van de nieuwe referentielaag zijn luchtfoto’s. Een landsdekkende luchtfoto uit 2008 is gebruikt als basis voor het creëren van de AAN-laag. Vervolgens is de meest recente jaarlijks beschikbare luchtfoto gebruikt voor het beoordelen en wijzigen van de AAN-percelen. DR doet hiervoor mee aan de rijksbrede aanbesteding van beeldmateriaal en beschikt sinds 2012 ook over de hoge resolutiebeelden (10 cm). De komende jaren zullen (ook in relatie tot de BGT) de hoge resolutiebeelden de basis vormen voor de kartering van AANpercelen. Met dit beheerproces en het steeds betere informatiemateriaal, is het DR gelukt om een stabiel referentiebestand voor de Europese subsidies neer te zetten, die op bijna alle kwaliteitsindicatoren ruim voldoende scoort.
geodata beschikbaar te stellen. Sinds 2012 stelt DR de AAN zonder beperkingen beschikbaar als open data in PDOK. De markt is vrij de AAN te gebruiken voor allerlei doeleinden. DR geeft hiermee invulling aan het Open Data Beleid van de overheid. De AAN is in PDOK beschikbaar als WMS, WFS en als downloadservice en wordt elk kwartaal ververst.
grond een economische waarde van € 500 tot € 1000. Dit kan oplopen tot € 2000/ha als een ondernemer ook mee doet aan agrarische natuurregelingen.
Transitie naar BGT Door de financiële impact van een verandering in de perceelsgrootte probeert DR de transitie naar de BGT zo geruisloos mogelijk te laten verlopen. Voor het in gebruik nemen Bron voor de BGT De Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) zal DR de afwijkingen van de BGT ten opzichte van de AAN controleren en de gevolgen wordt de komende jaren ‘geüpgrade’ naar de zoveel mogelijk proberen te minimaliseren. BGT. De AAN vormt een substantiële bron Het is echter niet uitgesloten dat een deel van voor de BGT. EZ wordt daarom een van de de doelgroep in oppervlakte benadeeld wordt zeven bronhouders van de BGT, samen met door het ‘inritsen’/assembleren van de AAN in Rijkswaterstaat, Defensie, ProRail, provincies, de BGT. Dit kan echter een correctie betekewaterschappen en gemeenten. Tot 2016 zal het samenwerkingsverband van bronhouders nen op een onjuiste ‘oude topografische waar(stichting SVB-BGT) werken aan de assemblage heid’. Na verloop van tijd zal de nieuwe digitale topografische waarheid, ontdaan van fouten, een integraal referentiebestand vormen voor heel geografisch Nederland. De agrarische sector zal hier zelf ook de vruchten van plukken in de eigen bedrijfsvoering (bedrijfsmanagementsysteem, precisielandbouw) en in haar contacten met de agri-business, gemeenten, waterschappen et cetera.
AAN beslaat 45%
van het Nederlandse grondgebied
van de data van deze zeven bronhouders. De AAN-objecten, met een gemiddelde oppervlakte van circa 3 ha liggen versnipperd in het landelijk gebied en grenzen voor meer dan 95% aan objecten van andere bronhouders (met name waterschappen en gemeenten). De verwachting is dan ook dat vrijwel alle AAN-objecten in die assemblage worden aangepast. Het zal grotendeels gaan om cosmetische aanpassingen. Doordat gemeenten vaak nauwkeuriger bestanden hebben, zullen grenzen van percelen in de BGT af gaan wijken van de huidige AAN-grenzen. Substantiële aanpassingen zullen zeker ook voorkomen als gevolg van interpretatieverschillen over erven, bermen, taluds en boomwallen.
Ontsluiting via PDOK De overheid gebruikt Publieke Dienstverlening Op de Kaart (PDOK) als het platform om haar
€/ha In 2015 treedt het nieuwe Europese landbouwbeleid in werking. Het verschil met het oude beleid is dat nu elke are subsidiabel is. Een hectare vertegenwoordigt dan voor de subsidie een economische waarde van circa € 400. Daarnaast biedt elke hectare de mogelijkheid tot het produceren van een hoeveelheid mest, hetgeen bepalend is voor de omvang en legitimatie van een agrarisch bedrijf. Al met al vertegenwoordigt een hectare landbouw-
6 |
Geo-Info | 2013-10
Landschapselementen In de komende jaren zal de referentielaag worden uitgebreid met landschapselementen. Dit is het gevolg van de verschuiving van het Europese landbouwbeleid van het subsidiëren van primaire landbouw naar natuurontwikkeling. Het uiteindelijke doel is om een landsdekkend bestand te creëren met het volledige (subsidiabele) buitengebied in kaart. Hierbij sluit DR zoveel mogelijk aan bij nationale- en internationale initiatieven, zoals de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), het informatiemodel IMGEO/IMBGT en INSPIRE. De kwaliteit van de data is van groot belang voor de EU, DR en de agrarische ondernemers. Onvoldoende kwaliteit kan leiden tot financiële sancties van de EU, procesvertraging en bezwaarschriften van de agrarische sector.
Bert Huis en Roelof van der Wal. Beiden werkzaam bij Dienst Regelingen van het Ministerie Economische Zaken. Ze zijn bereikbaar via
[email protected]
Verslag
Op reis in de Esri-wereld ’Op reis in uw wereld’. Dat was het thema van de twintigste Nederlandse Esri GIS Conferentie op 25 en 26 september in Rotterdam. Er waren 1500 medereizigers. De metafoor was compleet met ‘paspoort’ als programma, koffers op het podium én CEO Mark Herbold uitgedost als gezagvoerder. Men was zelfs in de Doelen op reis gegaan en wel naar bóven.
Zo bezwoer ze de term ‘ecologische hoofdstructuur’ te wissen en, dankzij het Natuurpact, te vervangen door ‘robuust natuurnetwerk’ (met de provincies als trekkers). De op de ruilverkavelingen volgende landinrichtingen zijn ook uit de tijd en duurden minstens te lang. ‘Verkavelen voor groei’ staat voor een nieuwe gebiedsgerichte, snelle en effectieve manier van verkavelen, die Dienst Landelijk Gebied (DLG), Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO) en het Kadaster als ‘gouden combinatie’ samen ontwikkelden. Ondernemers en andere betrokkenen in het gebied maken zélf het ruilplan voor agrarische structuurverbetering, natuur, water, landschap en
DLG, LTO en Kadaster ‘gouden combinatie’ andere maatschappelijke doelen. Door maximaal gebruik te maken van transparante groepsprocessen is deze aanpak sneller dan de traditionele landinrichting en aanzienlijk goedkoper en effectiever. Nieuwe software maakt het mogelijk om op efficiënte wijze de interactieve groepsprocessen te ondersteunen. Kadasterman Bert Hoeve had het op een filmfragment ook over ‘snel consequenties van ruilen laten zien met moderne GIS-technologie’ (van Intergraph, red.).
Reisvaardig... Bij de start was ‘Jullie werk’ een mooie screenexpositie met vele externe portalen. Jan Willem van Eck (Esri in Nederland) had als titel ‘ArcGIS als platform voor innovatie’, maar sprak breder. Via Rome en een muur in de UK kwam hij met een film Intelligent Drive van Mercedes als nieuwe navigatie. ‘Innovatie moet je niet van anderen verwachten, maar van jezelf’, aldus de tip van de ambassadeur van JongGeo. Ook de innovatietrechter kwam aan de orde met veel verkennen en weinig output. Hoe Esri met ArcGIS Ideas aan e-gebruikersparticipatie doet, kwam open over. Op stap ging Van Eck met de gemeente Rotterdam, de luchthaven Schiphol en het nieuwe waterschap Scheldestromen. Applaus was er voor het Rotterdamse 3D-duurzaamheidsproject in MUSIC-verband (Mitigation in Urban areas: Solutions for Innovative Cities). Waterschap Scheldestromen investeert jaarlijks bijna 60 miljoen euro in Zeeland. Hoe dat gebeurt is in een speciale app te zien. Alle projecten staan op een kaart van Zeeland met uitleg erbij wat er precies gebeurt, hoe de voortgang is en wat het kost. De stippen laten
‘Rotterdam Open Data’ Ed van Ingen (Esri Nederland) interviewde vervolgens de Rotterdamse wethouder Korrie Louwes met de portefeuille Arbeidsmarkt, Hoger Onderwijs, Innovatie en Participatie. Al snel had ze fundamentele kritiek op de participatiesa menleving uit de Troonrede. ‘Ik heb het liever over de participatiestaat. Mensen doen al heel lang van alles en nog wat voor elkaar, het zijn Paspoort bekijken... juist de overheden die weer beter moeten leren de locatie zien en in de pop-up is alle informatie naast mensen te gaan staan’, aldus de D66-er. over het werk te lezen. De status laat zien of het Zelf kwam ze voor in de film ‘Rotterdam Open project helemaal op schema ligt (groen), van Data’. Als wethouder doet ze veel met geograschema dreigt af te raken (oranje) of niet meer fische informatie en ze was enthousiast over op schema ligt (rood). Ook heel open! de mondiale ‘Urban Observatory’ (UN Habitat). ‘Het allereerste begin was met open geodata’, Verkavelen voor groei’ was een mooi antwoord voor de zaal. Van Ingen vroeg ook waarom meer met overheidsdata Ercia Slump (EZ-DLG) had als titel ‘Op koers doen zo traag verloopt. ‘Businesscases zijn nog in het landelijk gebied’, waar veel verandert.
2013-10 | Geo-Info
| 7
gevraagd voor specifieke gegevens. De wethouder wil vooral directe vragen van bedrijven. ‘Hoe preciezer, hoe beter en niet alleen voor zichzelf, want open is open’, zo vervolgde ze. Van het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid had ze mooie themakaarten op sheets. ‘Geo is belangrijk daarin’, constateerde Van Ingen. Aan de zaal vroeg Korrie Louwes wat men het meest aan de gemeente miste. ‘Bent u ook op zoek naar samenwerking met andere overheden?’, aldus een vraag. Met buurgemeenten bleek het hoogstens om uitwisseling te gaan. Open data wordt door Rotterdam wel nationaal en Europees gestimuleerd, maar niet bij buurgemeenten! Ontdekkingsreiziger Ontdekkingsreiziger Marc Cornelissen sprak over Legt Addie Ritter (TU Delft) standhouder werking ‘De koude feiten over de Noordpool’. Hij was in 2007 ook al op de Nederlandse Esri GIS Confevan drone uit? rentie en vond het nu voller (in de Doelen dan). niet een, twee, drie te maken. tweehonderd datasets staan in de Open Data Store, dat is nog niet alles, én bedrijven melden gebruik van overheidsdata niet uit concurrentieoverwegingen. Er is meer dan je ziet!’, zo wist Louwes. Voor een goed gebruik moet ook volgens haar heel wat metadata worden meegegeven. Op de vraag hoe de open data is om te zetten in economisch
Esri Nederland kijkt met bewondering naar het werk van de gemeente Eindhoven. Directeur Ed van Ingen van Esri Nederland reikte de Enterprise GIS-award namens de organisatie uit. “De gemeente Eindhoven is een voorbeeld voor andere gemeenten door haar vernieuwende werkwijze. Door de gemeentebrede informatievoorziening, met optimaal gebruik van de mogelijkheden van GIS, kan de gemeente effectiever werken en burgers en partnerorganisaties actief informeren.” (www.eindhoven.nl)
Mary-Ann Schreurs, wethouder van Eindhoven, neemt de award in ontvangst.
Wethouder Louwes: open geodata
Enterprise GIS Award voor Eindhovens GeoFundament
Erica Slump (DLG): verkavelen voor groei.
was de start
Sindsdien was hij meer met geografie gaan doen vanwege het online aanbod en ook wat hij zelf observeert kan daarmee gemakkelijker voordeel wist ze geen echt antwoord: ‘Daar is betekenis worden gegeven voor de buitenwede overheid onwaarschijnlijk slecht in. Het is reld, zo wist hij. Intussen was er veel nieuw en niet onze natuur.’ (De vele ambtenaren in de vooral dun zeeijs, ‘maar ijsberen zijn er altijd nog zaal mompelden.) Totale openheid kost de stad in de dierentuin in Rotterdam’. Het massaverlies veel geld, want de data moet worden bewerkt. van de ijskap is jaarlijks 26 maal de grootte van Daarom werkt men on demand en wordt er geld het IJsselmeer, maar Cornelissen had toch geen
werd de praktijk belicht vanuit verschillende thema’s zoals Basisregistratie; en nu?, Location Analytics, Virtueel Bouwen, Introductie ArcGIS-platform, De toekomst van SDI’s en Asset Management. Meer dan 30 bedrijven spraken
Congres met twéé D66-wethouders Al Goreverhaal. ‘Het is moeilijk om vooruit te kijken’, zo besloot hij wijs en ervaren. Parallellezingen Beperkt dit verslag zich tot de eerste morgen, GIN present als ‘grensverleggende sponsor’ van ook op de tweede morgen waren er keynotepresentatoren (zie website) en in de middagen Geofort.
8 |
Geo-Info | 2013-10
Rotterdamse wethouder Korrie Louwes: graag participatiestaat! in deze sessies. De donderdag was er zelfs een event van het vrouwennetwerk ‘Vrouwen op de kaart’: een ladies lunch. Dat laatste was ook voor mannen te vernemen op www.esri.nl, een website met nu nog veel méér over de conferentie! Adri den Boer
Geo-informatie instrumenten ter ondersteuning van complexe ruimtelijke planningsvraagstukken Het landgebruik in Nederland is een complex systeem van ruimtelijke eenheden (steden, havens, waterbekkens, landbouwen natuurgebieden), die onderling zijn verbonden door netwerken van wegen, waterlopen, digitale infrastructuur en stromen van mensen, goederen en informatie. Dit is een dynamisch systeem dat verandert als gevolg van demografische, economische en natuurlijke ontwikkelingen. Daarnaast moeten ruimtelijke planners, ontwerpers en stedenbouwkundigen die werken aan de toekomstige inrichting van Nederland, rekening houden met onzekerheden als gevolg van stedelijke en economische ontwikkelingen, waterveiligheid en klimaatverandering. Niet alleen ruimtelijk eenheden maken dit een complex systeem, ook politieke en bestuurlijke aspecten zorgen voor complexiteit. Ruimtelijke planners en ontwerpers dienen in hun toekomstvisies ook rekening te houden met deze aspecten. Door Jaap van der Mijden, Lammert Kooistra, Arnold Bregt en Niels van Manen
Het IPDD project Het project ‘Integrated Planning and Design in the Delta’ (IPDD) richt zich op het ontwikkelen van een methodologie voor planning en ontwerp voor complexe gebieden zoals de zuidwestelijke delta (ZWD) in Nederland. In het project werkt een consortium van drie disciplines samen: wetenschap, ontwerp en governance. Ter ondersteuning van de methodeontwikkeling is er binnen IPDD gekozen om de ZWD als een complex adaptief systeem (CAS) (Dammers et al. 2013) te benaderen. Om de complexiteit van de ZWD visueel weer te geven is een model gekozen (“de diamant”) waarin de relaties tussen de negen belangrijkste deelsystemen worden gepresenteerd (figuur 1).
Wat is IPDD? IPDD is een project binnen het NWOprogramma “Urban Regions in the Delta”. De looptijd van het programma is 20112013 (http://urd.verdus.nl/). IPDD consortium deelnemers: Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR), Technische Universiteit Delft (TUD), Wageningen University & Research centre (WUR), Vrije Universiteit Amsterdam (VU), Deltares, H+N+S Landschapsarchitecten, Must Stedebouw, Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), HKV - lijn in water, Geodan, Geonovum, TNO en RoyalHaskoningDHV (RHDHV).
ningsprocessen nodig is, is in Nederland in principe beschikbaar. Veel organisaties stellen ruimtelijke data als open data beschikbaar en het Nationaal Georegister (NGR) speelt een belangrijke rol in het vindbaar maken van deze gegevens. PDOK speelt een centrale rol bij het ontsluiten van deze (overheids) data. Bij aanvang van het IPDD-project was dan ook het uitgangspunt dat de huidige Figuur 1 - De Diamant: een conceptueel model geo-informatie infrastructuur geschikt is voor voor de relaties tussen de deelsystemen van de het ondersteunen van dit soort complexe zuidwestelijke delta als onderdeel van het com- planningsprocessen. plex adaptieve systeem. Binnen IPDD hebben zowel de verschillende inhoudelijke disciplines als het planningsproces baat bij ruimtelijke data en kaarten. De wetenschapsdiscipline gebruikt deze voor exploratie van het studiegebied, het beschrijven van de historische ontwikkeling en huidige situaties en de analyse van ruimtelijke relaties en patronen. De ontwerpdiscipline kan deze resultaten gebruiken om ruimtelijke beperkingen en mogelijkheden voor toekomstige ontwikkelingen te definiëren en verbeelden. En de governance discipline gebruikt ruimtelijke data en kaarten om beleidsmakers te enthousiasmeren voor toekomstige ontwikkelingen en de daaraan gerelateerde beleidsvoering.
Geodata via PDOK en NGR te complex voor ruimtelijke planners
Rol van geo-informatie De ruimtelijke data die voor het ondersteunen van dit soort complexe ruimtelijke plan-
Door middel van een studie in januari 2012 is dit uitgangspunt nader onderzocht. Aan de hand van drie aspecten: vinden, bereiken en verkrijgen (Backx, 2003), hebben we gekeken of de geodata in het NGR toegankelijk en bruikbaar is voor planners. Mensen die werken in de ruimtelijke planning zouden zelf in staat moeten zijn geodata die ze nodig hebben te vinden en te verkrijgen. Om dit proces bij de
2013-10 | Geo-Info
| 9
IPDD betrokkenen te stimuleren, is binnen het project voorlichting gegeven over het NGR en is daarnaast een viewer aangeboden voor het ontsluiten van ruimtelijke data. Ongeveer een jaar lang is geprobeerd het actief gebruik van de ruimtelijke data te stimuleren. Maar de ontwikkelde toegang via geo-webservices en geo-registers werden in dit project niet of nauwelijks gebruikt, omdat deze veelal te complex en te ingewikkeld werden gevon-
dat onderstaande viertal punten essentieel worden gevonden door planners en ontwerpers om inzicht in de bruikbare geo-data te verkrijgen: • Visualisaties dienen vooraan te staan, metadata en tabellen zijn ondergeschikt aan de kaart; • Makkelijk bladeren door het beschikbare kaartenmateriaal; • De zoekfunctie zou suggesties moeten doen (à la Google); • Laagdrempelige (technische) toegang tot de ruimtelijke data.
DENVIS (iMaps):
Hulpmiddelen in DENVIS Om tegemoet te komen aan de specifieke gebruikerseisen voor toegang, uitwisseling en gebruik van ruimtelijke data is binnen IPDD geëxperimenteerd met nieuw ontwikkelde applicaties en zijn bestaande interactie hulpmiddelen ingezet (MapTable). Ontwikkeld zijn iMaps (figuur 2), een applicatie voor eenvoudige kaartraadpleging, en een ruimtelijk interventieschema (figuur 3a) voor het snel in kaart den. Uit de resultaten van de studie kwam al snel naar voren dat het NGR in zijn toenmalige brengen van ruimtelijke verbanden. Al deze hulpmiddelen zijn ingebracht in DENVIS, een staat niet toegankelijk genoeg was voor ontwerpers en planners. Zoeken op data en de in het kader van het IPDD-project ontwikkelde beslissingsondersteuningssysteem voor presentatie van deze data in webviewers volruimtelijke planning en ontwerp. deed niet aan hun verwachting. Veelal wisten ze ook niet precies wat voor data ze zochten of wat voor data er beschikbaar was; “wij weten niet wat we niet weten”. Het oorspronkelijke uitgangspunt bleek niet te kloppen.
past beter bij
ruimtelijke planners
iMaps De iMaps-applicatie geeft toegang tot al het beschikbare kaartmateriaal en geodata om tijdens en ook na het project de informatie toegankelijk te houden voor geïnteresseerden. Naast het beschikbaar stellen van geo-informatie van bronnen buiten het project, dient iMaps ook voor de uitwisseling van kaartmateriaal dat binnen het IPDD-project is ontwikkeld. Tot nu toe waren deze ontwerp- of referentiekaarten vaak niet centraal en digitaal toegankelijk buiten een project en veel gevallen betrof het alleen een afbeelding in een boek of rapport. Het geproduceerde kaartmateriaal is of eenvoudig (b.v. monothematisch) of complex met veel pijlen en arceringen en mist in de meeste gevallen een georeferentie. Ontwerpers binnen IPDD zijn daarom ook gaan werken met geogerefereerde kaarten als basis voor hun ontwerp, zodat ook deze opgenomen kunnen worden in iMaps. Dit maakt integratie van het kaartmateriaal met andere ruimtelijke informatie maar ook onderlinge vergelijking van kaarten eenvoudiger. Ook bevordert de georeferentie de toegankelijkheid van het kaartmateriaal en kan het worden gepresenteerd in bestaande en vertrouwde interfaces zoals Google Earth. De iMaps-applicatie is dus ontwikkeld om geo-informatie uit bronnen van zowel binnen als buiten het project beschikbaar te stellen voor de IPDD-onderzoekers. Toegankelijkheid is hierbij het sleutelwoord. Met het oog daarop is gekozen om iMaps als applicatie geschikt te maken voor zowel web als tablet. De keuze voor tablet omdat deze de directe toegankelijkheid vergroot, op elke plaats, op elk tijdstip. Daarnaast geeft de interface met touchscreen de mogelijkheid tot verhoogde interactie, bijvoorbeeld met de ‘swipe’-functie snel door kaarten te bladeren.
Wensen van planners Planologen en ruimtelijke ontwerpers hebben specifieke gebruikseisen voor ruimtelijke gegevens en kaarten. Presentatie en communicatie van geo-informatie is voor deze groep vaak het uitgangspunt (Duinker, 2013). Zij zoeken daarom geo-informatie die past bij het verhaal dat verteld wordt; geo-informatie als bron van inspiratie. Er wordt ‘gebladerd’ door de kaarten, Figuur 2 - Gebruikersinterface van de iMaps applica- In de interface van iMaps neemt het kaart“net als in een atlas”. Uit de studie bleek tie, ontwikkeld voor de Delta Envisioning Support. beeld de voornaamste positie in (figuur 2).
Figuur 3a - Het ruimtelijk interventieschema.
10 |
Figuur 3b - Detailweergave van een ruimtelijke interventiekaart.
Geo-Info | 2013-10
Figuur 4 - Inzet van de TouchTable tijdens een van de sessies van de Delta Envisioning Support. Ook worden er voor elk deelsysteem al suggesties gedaan voor kaarten, zodat er echt gebladerd kan worden door beschikbare kaarten net als in een digitale atlas. Een zoekfunctie maakt het mogelijk om andere kaarten te zoeken en direct te bekijken. De onderliggende metadata en -tabellen zijn ondergeschikt aan het kaartbeeld, maar kunnen, mits beschikbaar, wel bekeken worden. De architectuur van iMaps is relatief simpel. De applicatie bevat zelf geen geodata maar gebruikt links naar ‘Web Mapping Services’ om geodata op te halen en te tonen. Geodata is dus voornamelijk beschikbaar via de momenteel beschikbare services, zoals bereikbaar via NGR. Voor de projectresultaten is een aparte service opgezet binnen het SDI4URD-project (Scholten, 2012). In dit parallelle project is een data infrastructuur ontwikkeld voor URD-projecten. Als onderdeel hiervan zijn een aantal services ontwikkeld die geodata beschikbaar maken, maar ook de mogelijkheid bieden om geodata en kaarten die binnen de projecten worden ontwikkeld centraal op te slaan. Kaarten die voortkomen uit het IPDD-project kunnen, na het verkrijgen van een georeferentie, opgenomen worden in de SDI4URD en zijn daarmee toegankelijk in iMaps. Ruimtelijk Interventieschema Het ruimtelijk interventieschema (figuur 3a) is ontwikkeld in samenwerking met ontwerpers uit het IPDD-project. Zij hebben kaarten gemaakt die per deelsysteem mogelijke toekomstige ingrepen in de ZWD representeren. Om de verbanden tussen de verschillende interventies te visualiseren is er voor gekozen om deze kaarten in een interactieve applicatie te integreren. Op deze manier is het mogelijk
om met simpele muis-bewegingen door de kaarten te bladeren. Ook is het dan mogelijk om via oplichten en verduisteren van de interventies te zien welke ruimtelijke interventies complementair zijn (groen in figuur 3a) en welke juist niet (grijs in figuur 3b). Dit alles draagt bij aan het vergemakkelijken van het oplossingsgericht denken van de stakeholders. Alle kaarten zijn geogerefereerd om ook beschikbaar te zijn in DENVIS via iMaps en de MapTable, waar ze gebruikt kunnen worden
Plannen maken en ingrepen ontwerpen via een ruimtelijk interventieschema voor ruimtelijke analyses maar ook voor het regionaal conceptontwerp.
deelsystemen, op verschillende schaalniveaus en tijdsschalen. Hierbij maakt DENVIS een verbinding tussen de disciplines wetenschap, ontwerp en governance. Het systeem is ten eerste een governance-instrument: het zoekt met stakeholders naar oplossingen voor vraagstukken in de ZWD waarbij kennis en kaarten vanuit verschillende disciplines de input zijn voor het systeem. Vanuit governance is met name een stakeholderanalyse ingebracht, waarin de stakeholders in de ZWD zijn geanalyseerd op hun standpunten, machtpositie en middelen en hun onderlinge relaties. De ontwerpdiscipline heeft mogelijke oplossingen voor de deelsystemen in beeld gebracht en verkend waar fricties zitten tussen deelsystemen en waar synergie mogelijk zou kunnen zijn. Dit resulteerde in interventiekaarten (figuur 3b) voor alle negen deelsystemen. Vanuit de wetenschap zijn innovatieve geo-informatie en instrumenten bijgedragen, en is gekeken of deze bijdragen aan een betere verbeelding van de ruimtelijke processen in het studiegebied. MapTable ondersteunt proces Om te zorgen voor een dynamisch en interactief verloop van het ‘support’-proces zijn verschillende geo-informatie instrumenten ingezet: een MapTable, een ruimtelijk interventieschema en iMaps. De MapTable is een grote touchscreen-tafel uitgerust met software om ruimtelijke informatie interactief te presenteren. Binnen DENVIS wordt de MapTable (figuur 4) ingezet ter ondersteuning van de verkenning van de waarden en ambities van de deelnemers en hun kwesties in de ZWD. Verder biedt de tekenfunctionaliteit van de MapTable de mogelijkheid om de ruimtelijke input van de stakeholders voor het ontwerp van regionale concepten te verwerken. Zo kunnen bijvoorbeeld mogelijke dijkverleggingen of nieuwe natuurgebieden direct op de kaart getekend worden. Rol iMaps iMaps is ingezet binnen DENVIS om stakeholders te assisteren bij hun feitenonderzoek. Door het aanbieden van kaartmateriaal van het studiegebied en daarbuiten kunnen stakeholders extra achtergrondinformatie vinden over hun eigen of andermans vakgebied. Gevonden informatie kan via de MapTable voor de hele groep zichtbaar gemaakt en verder geanalyseerd worden.
DENVIS Binnen IPDD is er een beslissingsondersteuningssysteem ontwikkeld, Delta Envisioning Support (DENVIS), dat stakeholders ondersteunt om te experimenteren met meer integrerende toekomstvisies voor de complexe inrichtingsvraagstukken voor de ZWD. De te ontwikkelen visies, ook wel ruimtelijke concepten genoemd, verenigen de uiteenlopende maatschappelijke belangen, ruimtelijke functies en ambities in de
Rol interventieschema Het ruimtelijk interventieschema (figuur 3) wordt ingezet ter verkenning van oplossingen voor de ZWD. Dit instrument bevat mogelijke interventies voor de ZWD gebaseerd op bestaande plannen en visies. Deze interventies kunnen
2013-10 | Geo-Info
| 11
stakeholders helpen om te komen tot realisatie van hun ambities. Door het weergeven van relaties tussen de interventies in de verschillende deelsystemen, versterkt dit instrument ook de onderhandelingspositie van stakeholders, en kunnen coalities ontstaan tussen stakeholders met complementaire interventies. Gebruikerservaring Zowel DENVIS als de geo-instrumenten zijn geëvalueerd tijdens verschillende sessies. Projectleden, externe onderzoekers en stakeholders uit de ZWD hebben de mogelijkheid gehad om DENVIS te ervaren en hun feedback te geven. Tot nu toe zijn er drie belangrijke sessies geweest: één met IPDD-onderzoekers, om te kijken of de ontwikkeling van DENVIS aansluit bij de onderzoeksdoelen; één met PBL-onderzoekers, om de game en zijn instrumenten te testen; en als laatste een sessie met stakeholders uit de ZWD, om de game in de praktijk toe te passen. Via observaties en korte vragenlijsten hebben we inzicht gekregen in de bruikbaarheid van de instrumenten en DENVIS in de ruimtelijke planning. De respondenten waren over het algemeen zeer positief over het gebruik van de instrumenten tijdens de DENVIS sessies. Het is een “nieuwe en leuke manier om gegevens te bekijken en te verwerken”, ten opzichte van het gebruikelijke papieren materiaal. Helaas bleken het gebruiksgemak en snelheid om gegevens te verwerken nog een knelpunt. Hoewel het merendeel van de respondenten ervaring heeft met touchscreen-apparaten, blijkt ook dat het gebruik van bijvoorbeeld de
MapTable extra uitleg vereist. Het ruimtelijk interventieschema heeft bijzondere aandacht gekregen van veel deelnemers. Ze vonden het “een unieke manier om oplossingen aan te dragen en om ideeën op te doen” zonder aan te geven dat dit de enige mogelijkheden zijn. Hoewel de respondenten het in de evaluatie niet helemaal eens waren over de bruikbaarheid van DENVIS in de ruimtelijke planning, hebben ze het met een gemiddelde score van
intensief geëxperimenteerd met applicaties die de reeds aanwezige informatie op een veel eenvoudigere wijze aanbieden (iMaps). Uit de uitgevoerde evaluatie bleek dit veel beter aan te sluiten bij specifieke wensen van de planners en ontwerpers. Deze applicaties konden overigens zo snel ontwikkeld worden, omdat de onderliggende geo-informatie infrastructuur beschikbaar is. Zowel DENVIS als de geoinformatie instrumenten zullen doorontwikkeld en verder geëvalueerd worden in sessies met deelprogramma’s van het Deltaprogramma.
Maps: toegankelijkheid
Literatuur
is het sleutelwoord
Backx, M. 2003. Gebouwgegevens redden levens – Toegankelijkheidseisen van gebouwgegevens in het kader van de openbare orde en veiligheid. TU Delft. Dammers, E., A.J Bregt, V.M. Meyer, J. Edelenbos, & B. Pel. (2013, in pub.). Urban delta areas as complex adaptive systems. in: Built Environment.
5.4 uit 7 toch positief beoordeeld. Het integratieve aspect van DENVIS is zeer geprezen, maar in de praktijk zal het zich nog moeten bewijzen. Daarvoor zal DENVIS nog verder ontwikkeld en getest moeten worden. Conclusie Binnen het IPDD project dat gericht is op complexe ruimtelijke planningsvraagstukken is geprobeerd om de reeds aanwezig geoinformatie infrastructuur in Nederland direct in te zetten. Dat is niet gelukt. De specifieke wijze waarop ruimtelijke planners omgaan met ruimtelijke informatie sluit niet goed aan bij de vorm van het geo-informatie aanbod uit bijvoorbeeld NGR en PDOK. Binnen het project is vervolgens
Duinker, Roderick. 2013. Geovisualization approaches and processes – lessons from the IPDD Project. WUR/MUST, internship research report. ScholtenHenk.J.2012.SpatialDataInfrastructureforUrbanRegions in the Delta (SDI4URD). NWO Proposal 2012. http://urd.verdus.nl/ pagina.asp?id=1020
Jaap van der Mijden, Lammert Kooistra en Arnold Bregt werken bij Wageningen University, Laboratorium voor Geo-informatiekunde en Remote Sensing. Niels van Manen werkt bij de Vrije Universiteit Amsterdam, Spatial Information Laboratory. De auteurs zijn bereikbaar via
[email protected]
Wokken met die BoK! Op de laatste warme oktoberdag waren we in Leuven voor de aftrap van het Europese Erasmus project: “GI – Need to Know” (GI-N2K). Een gezelschap van 30 mensen uit 25 landen. Voor mij was dit een gedenkwaardig moment! Ik had er lang niet op durven hopen. In 2005 schreef ik in Geo-Info een stukje over “The Geoinformation Science & Technology Body of Knowledge” (BoK). Destijds dacht ik: ‘Dit is belangrijk, maar wie in Europa zal dit ooit oppakken?’ Acht jaar later is de in 2006 uitgekomen BoK het vertrekpunt van een, met Europees geld gesteund, project van drie jaar. De bedoeling van GI-N2K is om in Europa een betere afstemming mogelijk te maken tussen het aanbod van GI-onderwijs en de vraag naar GI-kennis vanuit de werkgevers.
Waarom vind ik dat mooi? Van 2009 tot en met 2012 heb ik op de jaarlijkse AGILE-conferenties workshops georganiseerd over de BoK en het mogelijk gebruik ervan. Mijn insteek was “EduMapping”, het in kaart brengen waar welk onderwijs wordt gegeven. De belangstelling was echter steeds nogal beperkt. Wel bleek in 2011 dat, behalve AGILE, ook de besturen van ISPRS en ICA geïnteresseerd waren. Ik had de moed al een beetje opgegeven. In 2012 nam Danny Vandenbroucke bij KU Leuven het initiatief voor een aanvraag in het kader van het Erasmus-programma. Halverwege 2013 bleek de aanvraag geaccepteerd te zijn. Het was Danny, al jaren bestuurslid van AGILE en ook actief voor INSPIRE, gelukt om groen licht voor dit GI-N2K-project te krijgen.
12 |
Geo-Info | 2013-10
’s Avonds wandelden de deelnemers in groepjes naar het Dynasty-Wok restaurant in Heverlee. Daar bleek dat wokken niet voor elke aanwezige gesneden koek was. Wat moet je doen met die rauwe groente en dat vlees? Welke saus moet ik kiezen? Waar vind ik de rijst? Dus wezen we elkaar de weg. Wokken blijkt nog niet Europa-breed ingeburgerd. Maar met wat collegiale instructie kwamen de oningewijden vrij snel op gang. Hopelijk zal het ook zo gaan met GI-BoK, en met de verbeterde versie ervan. Wokken met die BoK! Frans Rip
KAARTEREN HEEFT EEN NIEUW NIVEAU BEREIKT De nieuwe Trimble UX5 Aerial Imaging Solution zet een nieuwe standaard in het snel en veilig verzamelen van beelddata vanuit de lucht door u de hele dag productief te houden – ongeacht de job. Of u nu kiest om te vliegen in regenachtige omstandigheden langs winderige kusten, in hete woestijnen, of in een besneeuwd en bergachtig gebied, de Trimble UX5 is een betrouwbare oplossing ontwikkeld voor mapping-en landmeetprofessionals die de hoogste nauwkeurigheid vereisen. De combinatie van de intuïtieve Trimble Access™ workflows en krachtige Trimble Business Center software voor beeldverwerking, brengt je naar een niveau die reikt ver boven de rest. trimble.com/uas #TrimbleUX5
© 2013, Trimble Navigation Limited. All rights reserved. Trimble and the Globe & Triangle logo are trademarks of Trimble Navigation Limited, registered in the United States and in other countries. All other trademarks are the property of their respective owners. SUR-218
2013-10 | Geo-Info
| 13
Camile van der Harten
Column
14 |
‘Groeien doe je buiten je eigen comfort zone’ De afgelopen tijd krijgen we steeds vaker signalen dat het einde van de economische crisis in zicht is. Hier zal iedereen zijn eigen gedachten over hebben en de geluiden die ik hoor zijn nog steeds onverminderd verdeeld. Wel zijn er steeds vaker positieve verhalen te horen. De huidige economische crisis werd ingeluid door het faillissement van Lehman Brothers in september 2008. De daaropvolgende crisis bij een groot aantal banken, de grote sommen publiek geld die nodig waren om deze banken overeind te houden, het dalende vertrouwen van burgers in de financiële wereld en de overheid hebben de afgelopen vijf jaar diepe sporen achtergelaten. Betekent dit nu dat er de afgelopen vijf jaar helemaal niets is gebeurd? Dat lijkt er niet op. Een paar maanden voor het Lehman Brothers debacle lanceerde Apple de App Store, om precies te zijn in juni 2008. Een paar maanden eerder had Steve Jobs OS 2.0 voor de iPhone geïntroduceerd. De iPhone, in al zijn facetten, heeft ons dagelijks leven volledig veranderd. De App Store is een vernieuwing die fascinerend is en misschien niet altijd op juiste waarde wordt geschat. Rondom het ontwikkelen van apps zijn mooie verhalen bekend. Wie kent Nick D’Aloisio? Deze jonge Brit bedacht zo’n twee jaar geleden op 15-jarige leeftijd de app ‘Summly’. Het programmaatje vat nieuwsberichten van verschillende media samen. In maart van dit jaar werd zijn app voor ‘tientallen miljoenen’ gekocht door Yahoo. Hiermee is Nick vermoedelijk op 17-jarige leeftijd één van de jongste selfmade multimiljonairs ter wereld. De overname van de app door Yahoo betekent wel het einde van de app. De technieken, en vooral het principe van vrije nieuwsgaring, zullen gebruikt gaan worden in mobiele producten van Yahoo zelf. Ik denk dat Nick zonder dat hij dat zelf echt besefte zijn succes vooral te danken heeft aan het feit dat hij bewust of onbewust de grenzen heeft opgezocht van vrije beschikbaarheid van nieuws informatie. De ontwikkeling van apps heeft ook op ons vakgebied grote invloed. De hele discussie rondom ‘open (geo)data’ is een aantal jaar geleden in een stroomversnelling gekomen, omdat op eenvoudige en snelle wijze toepassingen kunnen worden gemaakt die het nut en de meerwaarde van hergebruik van overheidsdata aantonen. Bronhouders van overheidsdata zijn de afgelopen twee jaar over elkaar heen gerold als het ging om het organiseren van ‘hackathons’, app seminars en wedstrijden. Een mooie ontwikkeling, want het heeft ons er ook toe aangezet om na te denken over het continue en kwalitatief hoogwaardig beschikbaar zijn van overheidsdata. Deze onderwerpen worden door het ‘Doorbraakproject Open Geodata’ verder opgepakt (zie het interview met Mark Herbold en Frans Lips in Geo-Info 2013-8/9). Waar wij nog niet in zijn geslaagd, is om het hergebruik van ‘open geodata’ massaal door het bedrijfsleven te laten oppakken. Ook dit wordt geadresseerd door het ‘Doorbraakproject Open Geodata’ in de vorm van Open Data Estafettes. Dit jaar is daar al in
Geo-Info | 2013-10
het kader van ODIN een eerste start mee gemaakt. In 2014 zullen er estafettes worden georganiseerd rondom de thema’s water, duurzame energie en smart cities. Het streven is dat elke estafette moet leiden tot vijf nieuwe toepassingen waarvoor business cases zullen worden ontwikkeld. GeoBusiness Nederland, als private partner in het doorbraakproject, levert hier een bijdrage aan door haar achterban zoveel mogelijk te mobiliseren. Uitgangspunt hierbij is dat de kansen er zijn en de belemmeringen rond open data worden weggenomen, waardoor het bedrijfsleven de ruimte krijgt om te gaan ondernemen met open data. De uitdaging die wij als partners in de driehoek in het geodomein nu hebben, is het vinden van de nieuwe toepassingen en die verzinnen wij niet zomaar. Daarvoor zullen we ons moeten inleven in de problematiek van de thematische sectoren waarin wij kansen en meerwaarde zien in het gebruik van geo-data en technologie. En daarvoor zullen we onze comfort zone moeten verlaten. Enige tijd geleden was ik bij een niet geo-gerelateerd marketing-symposium. Het was een inspirerende bijeenkomst met marketeers van organisaties en bedrijven zoals IKEA, HEMA, ING en DSM. Grote succesvolle bedrijven en een interessante mix van expertises die bij elkaar waren gekomen om met elkaar kennis en ervaringen te delen over nieuwe markten, toepassingsgebieden en marketingstrategieën. Wat mij daarbij opviel, waren de frisse ideeën rondom bestaande concepten en producten. Bijvoorbeeld, de Billy boekenkast (wie heeft deze kast niet ooit gehad of nog steeds?) is een concept uit de jaren 60-70 van de vorige eeuw maar verkoopt nog steeds. Er worden zelfs nog nieuwe markten en doelgroepen aangeboord! Echter, de belangrijkste ervaring die ik uit deze middag meenam was dat het delen en uitwisselen van kennis tussen bedrijven die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben leidt tot nieuwe inzichten en ideeën. Dat kwam doordat de aanwezige marketeers informatie wilden delen en openstonden voor elkaars ideeën. Daarmee verlieten zij hun eigen comfort zone – en legden daarmee een basis voor nieuwe ideeën en uitdagingen. Als geo-bedrijfsleven staan wij nu ook voor deze keuze. We hebben te maken met een terugtredende overheid die het initiatief overlaat aan het bedrijfsleven en het bedrijfsleven krijgt in de vorm van open data een incentive om te gaan ondernemen in nieuwe markten en toepassingsgebieden. Daarvoor zullen we deze nieuwe markten wel moeten leren kennen en zullen we moeten openstaan voor de vragen en problematiek in deze nieuwe markten. We zullen dus uit onze eigen beschermende comfort zone moeten treden en de uitdaging aangaan en ons gaan begeven in deze nieuwe markten. Dit zal ongetwijfeld fascinerend zijn en de basis vormen voor innovatie, groei en ontwikkeling! Camile van der Harten
[email protected]
Verslag
26e internationale kartografische conferentie Dresden 26-30 augustus 2013 Voor meer dan 1400 deelnemers was de locatie aan de Elbeoever in Dresden, met uitzicht op en op loopafstand van de oude stad, mooi weer en een perfect geoliede conferentiemachine, de ideale locatie voor het tweejaarlijkse mondiale kartografiecongres: 81 landen waren vertegenwoordigd evenals de nodige internationale organisaties. Met een goed gevulde technische expositie (figuur 1), een tentoonstelling van (digitale) kaarten en atlassen waarop ook de door Addie Ritter (kaartbeheerder TU Delft) voorbereide Nederlandse inzending goed uit de verf kwam, excursies naar bibliotheken en kaartcollecties in de buurt, een leuke tentoonstelling van inzendingen van kinderen voor de Barbara Petchenik prijsvraag, had plaatselijk organisator Prof. Manfred Buchroithner het goed voor elkaar. Wat bracht deze 26e ICC voor interessante nieuwe trends? ntwikkelingen in kartografisch design / O ontwerp Treffender kon de opening van de ICC 2013 in Dresden niet zijn, met (een verkorte versie van) Deutschland von Oben, een documentaire over Duitsland, gezien vanuit de lucht, vergelijkbaar met de serie “Nederland van Boven” die afgelopen jaar is uitgezonden door de VPRO. Vol schitterende videobeelden van het Duitse landschap, afgewisseld door kartografische animaties van de groei en de krimp van de ijskappen in en na de laatste ijstijd, en van de overheersende windstromingen. Kaarten worden niet meer alleen beschouwd als geografisch presentatieproduct op zich, maar steeds meer als “story teller” geïntegreerd in een verhaal. Dat biedt vele kartografische uitdagingen, zeker voor animaties en voor (mobiele) interactieve internettoepassingen, zoals Kenneth Field (voorzitter van de ICA commissie Map Design en auteur van de winnende inzending op de kaartententoonstelling) vertelde in zijn presentatie “Telling stories with Web maps”.
gegevens, zoals geo-gerefereerde foto’s en tweets, te genereren. Het is echter nog steeds de kartograaf die met zijn kennis en expertise het verschil kan maken bij het overdragen van geografische informatie op kaarten. Hij kan dit door garant te blijven staan voor effectief en aantrekkelijk kaartontwerp, de “art” in kartografie, rekening houdend met de inhoud, de (potentiële) gebruikers en gebruiksdoeleinden van de kaart. President William Cartwright en Kenneth Field daagden uit om bij het ontwerpen van kaarten niet continu te blijven voortborduren op succesvolle kaarten uit het verleden, zoals Beck’s metrokaart van
Londen. “Steal like an artist” is het devies. Laat je inspireren door ontwerpkeuzes voor andere tot de verbeelding sprekende kaarten en kaartseries, zoals Alexander Kent suggereerde, maar zeker ook door ontwerpen uit andere creatieve disciplines. En blijf “best practices” uitdragen, niet alleen tussen kartografen onderling, maar ook naar de enorme en diverse groep van kaartgebruikers, die sterk Google Map-minded is. Via social media genereren prosumers een enorme hoeveelheid geografische gegevens (“big data”). Zowel voor tweets als voor geogerefereerde foto’s werd benadrukt dat deze gegevens een schat aan informatie kunnen opleveren. Ook volunteered geographic information (VGI), zoals in Open Street Map, levert actuele topografische informatie op. Het analyseren en uiteraard het presenteren van deze big data is thans één van de grootste kartografische uitdagingen, en volgens Zihan Liu en collega’s komt daar voor national mapping and cadastral agencies (NMCA’s) de uitdaging bij om VGI te gebruiken voor het actualiseren van de topografische basisgegevens. Veel aandacht is er ook voor het ontwerpen van een standaardvisualisatie voor de topografische gegevens, zoals richtlijnen voor “good design” voor de topografische kaarten van respectievelijk de Amerikaanse USGS en de Engelse Ordnance Survey. Daarbij
Kaartgebruikers zijn in dit tijdperk van de neokartografie prosumers van kaarten. Ze consumeren niet meer alleen geografische informatie, maar beschikken door (mobiele) webtechnologische ontwikkelingen ook over steeds meer (en) geavanceerde toepassingen om zelf snel en gemakkelijk kaarten te produceren en om geografische Deeloverzicht van de technische tentoonstelling.
2013-10 | Geo-Info
| 15
is thans nog onvoldoende aandacht voor gebruikers en gebruiksdoeleinden. Gesuggereerd wordt om de richtlijnen uit te wisselen tussen NMCA’s en tevens om meer gebruik te maken van gestandaardiseerde symbolen, bijvoorbeeld via de SymbolStore op internet. De kartografische tentoonstelling (papieren kaarten, atlassen en digitale kartografische producten) gaf veel inspiratie. Veel NMCA’s toonden recente topografische kaartbladen, enkele zelfs in 3D. Opvallend waren de praktische kaarten voor (kleuren)blinden, en de vele zeer fraaie thematische kaarten en toeristische kaarten van diverse landen en streken. De facsimilé-uitgave van de Atlas de Wit, waarvan Peter van der Krogt een van de auteurs was, viel in de prijzen bij de internationale kartografische tentoonstelling. En uiteraard trokken ook de inzendingen voor Barbara Petchenik Children’s Map competition, terecht, veel bekijks. Suggesties voor de Nederlandse inzending bij volgende kartografische tentoonstelling in Rio de Janeiro? Meer aandacht voor story telling maps! Hopelijk maken de organisatoren de tentoonstelling dan ook weer toegankelijk voor niet-conferentiebezoekers die geïnteresseerd zijn in kaarten en in kartografisch design/ontwerp in het bijzonder. En hopelijk worden de digitale kartografische producten dan eens op een écht toegankelijke manier gepresenteerd.
Bekendmaking van de prijs voor de beste atlas door Jury-voorzitter Corné van Elzakker. kaartseries verschilt nog steeds enorm. Vanuit het INSPIRE-project worden de bestanden steeds meer gestandaardiseerd, maar een uniforme visualisatie is nog steeds moeilijk te realiseren.
Een van de kunstenaars tekende bij vrijwilligers een minuscule kaart op de handpalm. Uiteraard heeft Ferjan Ormeling hiermee de Kartografie in zijn hand.
Er waren ook speciale sessies gewijd aan de NMCA’s. Nationale organisaties, cross-border databases en samenwerking in Europees verband vormden daarbij de onderwerpen. Er was onder meer aandacht voor het project European Location Framework (ELF), waarin Kadaster en TU Delft uitgebreid participeren. Zoals gebruikelijk waren er diverse technische excursies, onder andere naar het GeoSN, zeg maar de Saksische Topografische Dienst waar uitgebreid werd ingegaan op het topografisch-kartografisch informatiesysteem, het Duitse SDI, en INSPIRE activiteiten. Opvallend was de print-ondemand techniek, waar de kaarten niet in oplage, maar op bestelling worden gedrukt. Daarnaast ging men ook naar de IABG Geodata Factory, waar een 70-tal meest jonge geo-specialisten vele projecten uitvoeren voor met de Duitse, maar ook Europese overheden. Ze zijn gespecialiseerd in fotogrammetrie, topografische en thematische karteringen en satellietbeeld interpretatie.
Gebruikers, gebruik en bruikbaarheid De gebruikers hebben hun definitieve vaste plaats veroverd in het programma van de Internationale Kartografische Conferentie. Dat is logisch, want alles wat wij geo-informatici produceren wordt uiteindelijk door iemand gebruikt. In het wetenschappelijk programma kon er op elke dag en tijd uit de zes parallelle sessies wel een lezing gekozen worden die inging op specifiek gebruikers- of bruikbaarheidsonderzoek of op de methoden en technieken daarvan. Het mag wel eens gezegd worden dat de ICA Commissie on Use and User Issues, die al jarenlang een Nederlandse voorzitter heeft, daar mede een rol in heeft gespeeld. Het beleid van deze commissie was van begin af aan om meer jonge (PhD) en vrouwelijke onderzoekers in het internationale ICA-netwerk te betrekken. Dat lukte van begin af aan prima bij de specifieke activiteiten van de commissie, maar nu was ook bij de grote conferentie in Dresden een duidelijke verjonging en vervrouwelijking zichtbaar. Deze jonge onderzoekers, waaronder ook studenten van Menno-Jan Kraak en Corné van Elzakker, die samen met hen bijdragen hadden voorbereid, gaven vaak interessante presentaties vooral over de toepassing van een combinatie van moderne en alternatieve onderzoekstechnieken, zoals oogbewegingsregistratie.
Topografische kartering en SDI Het onderwerp Topografie komt in veel themasessies van verschillende aandachtsgebieden uitgebreid aan de orde: zowel bij de thema’s webservices, visualisatie, productontwikkeling, automatisch vectoriseren van gescande kaarten en automatische generalisatie. Vanuit het Nederlandse Kadaster zijn de volgende papers en presentaties gegeven: “PDOK Kaart, the Dutch mapping API” door Haico van der Vegt; “Dutch NMCA launches Open Data” door Nico Bakker en Naast de vele presentaties en tentoonstellingen “Implementation of an automated generalisation was er ook aandacht voor kartografische kunst. workflow to generalise a 1:50k map from 1:10k data” door Ben Bruns. De presentaties kregen ruime aandacht van de vele congresbezoekers. Maar bijzondere aandacht ging uit naar de presentatie over de automatische generalisatie. In de keynote van Jack Dangermond (de CEO van ESRI) op de openingsdag werd de Nederlandse generalisatie al aangeprezen als de 1e in de wereld die met ESRI software een volledige automatische generalisatie heeft uitgevoerd. Ook op de ESRI stand op de beursvloer was er uitgebreid aandacht voor. Opvallend was het grote aantal presentaties en posters die aandacht besteedden aan het vergelijken van topografische kaartseries van de verschillende Europese landen. Het uiterlijk en de inhoud van de vele Europese topografische Handscape van Ferjan Ormeling door Angela Dorrer.
16 |
Geo-Info | 2013-10
De ICA Commissie on Use and User Issues heeft zich altijd bezig gehouden met die methoden en technieken van gebruikersonderzoek. De basisvraag was daarbij altijd: “Werkt het kartografische product of niet?” Aan “Hoe het werkt (cognitie en perceptie)?” kwam de commissie door tijdgebrek niet toe, maar sinds kort heeft deze vraag de aandacht van de nieuwe ICA Commission on Cognitive Visualization, die wordt geleid door Sara Fabrikant (Zwitserland) en Amy Griffin (Australië). Beide commissies werken uiteraard
nationale atlas van Israel vooral een educatieve resource is, waarbij uitgebreid is getest of de boodschappen van de kaarten ook overkomen. In Tsjechië is het vervaardigen van webatlassen een vorm van ontwikkelingshulp, en in Wenen werd onderzocht hoe je webatlassen geschikt kunt maken voor user-input (Web 2.0 technologie). De Zwitsers zijn bezig met 3D- webatlassen, en laten ons delen in hun ervaringen met de interactieve versie van de Zwitserse schoolatlas.
Illustratie van het bijschriften van verticale gebouwen. werken met geo-informatie. Door te werken met, onder meer, virtuele globes, wordt geo-informatie begrijpelijker en toegankelijker voor zowel student/leerling als leraar. De meest interessante sessie ging echter over Een andere opvallende trend bij de gebruikerson- de stand van zaken in het kartografie onderwijs derwerpen in het wetenschappelijke programma wereldwijd. Zo is er in Europa een teruggang in het aantal opleidingen waar iemand kartografie van de conferentie was de aandacht voor de kan studeren. De Nederlandse situatie past mogelijkheden om de emoties van proefpersogeheel in deze trend. Er zijn echter uitzonderinnen te meten. Emoties zijn van groot belang bij gen. Zo is er een nieuwe kartografische opleiding het gebruik van kartografische producten, maar gestart in Barcelona en is de internationale we weten er nog veel te weinig van en kunnen masteropleiding van de TU Wien, TU Dresden en bijvoorbeeld nog veel leren van psychologen. TU München, die twee jaar geleden is gestart, en waar ook het ITC bij betrokken is, erg succesvol Kartografie-opleiding gebleken. Alle studenten waren aanwezig op de Traditiegetrouw was er weer veel aandacht voor educatie en training. Logisch, daar de Commission conferentie in Dresden en presenteerden hun on Education and Training (CET) één van de oudste plannen voor hun afstudeeronderzoek tijdens een postersessie. commissies binnen de ICA is. De nieuwe voorzitHet negatieve beeld wordt overigens wat ter van de commissie, David Fairbairnging, ging bij de businessmeeting uitgebreid in op de terms genuanceerd, zoals ICA Secretaris László Zentai betoogde, doordat weliswaar de naam kartoof reference waaraan de commissie zich dient te grafie uit de curricula verdwijnt, maar deze wel houden en de daarbij behorende activiteiten, wordt onderwezen in vakken als geomatics, GIS, welke beiden zijn terug te vinden op de website Geodesie en Geografie. David Fairbairn is echter van de commissie (http://lazarus.elte.hu/cet). wel bezorgd over de neerwaartse trend en Het echt vernieuwende concept dat ter sprake constateert dat het een uitdaging zal worden werd gebracht was het MOOC, dat staat voor Massive Open Online Course en een gratis online om voldoende kartografen op te leiden, zodat cursus betreft. De Penn State University biedt een de discipline kartografie als zodanig kan blijven bestaan. MOOC aan met de titel Maps and the Geospatial Het is goed te constateren dat het kartografisch Revolution. Dit is een vijfweekse cursus, waarin onderwijs volop in de aandacht staat van de op geografische data, de analysemogelijkheden vakwereld. En in deze tijd waarin het aantal met die data en de visualisatiemogelijkheden opleidingsplaatsen afneemt, maar de vraag naar wordt ingegaan. Er schijnen inmiddels ruim 47.000 mensen deze MOOC te hebben gevolgd, kartografen onverminderd hoog blijft (er zijn een aantal waar een traditionele opleiding alleen wereldwijd jaarlijks circa 75.000 nieuwe kartografen nodig!) is die aandacht ook essentieel. Het is van kan dromen. nu aan de CET en haar leden ervoor te zorgen dat Naast de businessmeeting waren er ook een aantal sessies gewijd aan kartografische educatie. de aandacht op het onderwijs gevestigd blijft. Onderwerpen die opvallend veel aan bod Atlassen en toponimie kwamen waren Spatial Data Infrastructures (SDI) In een aantal bijdragen werd aangegeven hoe in het onderwijs en virtuele leeromgevingen. je om moet gaan met plaatsnamen(registers) in Dit laatste is zeer interessant. Diverse universiteieen atlas; Barend Köbben houdt het idee van de ten, onder meer in Rusland, Brazilië en Finland, derde editie van de nationale atlas van Nederland zijn bezig om virtuele laboratoria op te zetten, met als doel om scholieren en studenten te laten levend, Haim Srebro geeft aan hoe de nieuwe veel samen. Een voorbeeld daarvan was de organisatie van een zeer succesvolle workshop over oogbewegingsregistratie, die voorafgaand aan de conferentie ook in Dresden werd gehouden.
2013-10 | Geo-Info
Tijdens het pre-congres in Leipzig was er al veel aandacht geweest voor de toponimie, (gebruik van namen in schoolatlassen (Jordan en Spiess), plaatsnamen als bron voor culturele studies, en in historisch verband brengen van namen op oude kaarten van Zuid-Afrika, Brazilië en Indonesië (Ormeling). In Dresden werd ingegaan op de verschillende coderingssystemen voor landennamen (Kostanski en Atkinson), Lehmann gaf aan hoe 3D-kaarten te labellen. Siekierska gaf aan hoe veeltalige kaarten van het woongebied van de Inuit in Noord-Canada vervaardigd worden; Er waren twee bijdragen met ontologische studies naar plaatsnamen op kaarten en de mensen van het IfL in Leipzig deden, op basis van de EuroFGeoNames namenserver, een studie van de plaatsnaamuitgangen (zoals naar de verbeiding van plaatsnamen op – ingen). Er was een bijdrage over de automatische plaatsing van schrift op webkaarten en over de nieuwe namenserver in Tsjechie en Tunesië. Slot De ICA zorgt goed voor haar coryfeeën: Prof. Fraser Taylor (Canada) kreeg de gouden Mannerfelt-medaille en Milan Konecny (Tsjechië) en Kirsi Virrantaus (Finland) kregen een honorary fellowship van de ICA toegekend. Er waren 30 deelnemers uit Nederland, een Nederlandse vice-president, een een Nederlandse commissie-voorzitter en een Nederlandse voorzitter van de kartografische tentoonstellingsjury. Ook de inzendingen voor de BBP-wedstrijd waren door Peter en René van der Krogt verwerkt. In de nummers van kartografische tijdschriften (CAGIS, KN, GIM international, Cartographica) die speciaal voor dit congres waren uitgebracht, stonden ook de nodige Nederlandse artikelen: alleen in het Cartographic Journal al vijf. Je staat verbaasd dat die Nederlandse bijdragen aan de kartografie zo weinig zichtbaar zijn op nationale bijeenkomsten. De Proceedings zijn hier te vinden: http://icaci.org/ files/documents/ICC_proceedings/ICC2013/ Nico Bakker, Corné van Elzakker, Elger Heere, Ferjan Ormeling en Eddie Poppe
| 17
O PEN k a a r t
Ontwikkeling van bos op wereldschaal
Maarten Boddaert (hoofd redactie bij uitgeverij Coutinho): Bij dergelijke websites ben ik altijd blij dat er uni-
Op basis van Landsat-satelliet beelden (30 meter resolutie!) hebben wetenschappers van de Universiteit van Maryland een onderzoek gedaan naar de verandering in bosgebieden tussen 2000 en 2012. Zo’n 2,3 miljoen km² bos is in die periode verdwenen. Op de website Global Forest Change http://earthenginepartners.appspot. com/science-2013-global-forest kan je de onderzoeksresultaten met een interactieve kaart zelf bekijken.
18 |
versiteiten bestaan. Welke andere onderneming of instelling zou immers de middelen hebben om zo’n website te bouwen op basis van ruim 650.000 Landsatbeelden? Het beeld wordt echt interessant als je inzoomt. Als je in Nederland kijkt en de kaart op transparant zet, kun je goed speuren naar de gebieden die je kent en zie je heel goed dat er meestal bos is verdwenen en zelden bijgekomen. De Mercatorprojectie is jammer, maar dit heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat de kaart over Google Maps ligt. Overigens liggen de ontbossingkaarten er keurig boven en heb ik geen bossen net voorbij de kustrand in zee kunnen vinden. Verder ziet de kaart er goed uit. Aan alles is gedacht: plaatsen opzoeken werkt goed, ver inzoomen is mogelijk en gaat snel, de legenda is duidelijk. De moeite van het bekijken waard zijn de example locations, zoals de ontbossing op Serawak, Indonesië. Edward Mac Gillavry (adviseur kartografie en geo-ICT): Linksboven kan ik navigeren door middel van de Google Maps geocoder die het kaartbeeld verschaalt en verschuift aan de hand van een opgegeven plaatsnaam. Rechtsboven kan ik
Geo-Info | 2013-10
navigeren met de automatische locatiefunctie van mijn web-browser en linksonder navigeren door middel van een zoombalk en kompasroos om het kaartbeeld te verschuiven. Rechtsonder navigeer ik naar voorgedefinieerde locaties onder de noemer “Example Locations”. Kaartlagen kan ik veranderen met een knop rechtsboven in het kaartscherm, maar ik kan daarnaast kaartlagen veranderen onder “Data Products” en “Background Imagery”, waarvan ik ook de transparantie kan aanpassen. Let erop, dat de sliders trouwens naar de andere kant schieten als je een kaartlaag verandert! Kortom: te veel opties op te veel plekken in het scherm. Wat mij betreft was de kaartlaag “Forest Cover Loss 2000-2012 (Grayscale)” met een plus- en minknopje voldoende interface geweest. Typisch staaltje academisch werk zonder oog te hebben voor een eindgebruiker! Tjeerd Nijeholt (adviseur geo-informatie en auteur ‘Handboek Geo-visualisatie’): Misschien is een goed criterium voor een geslaagde kaart de hoeveelheid tijd die iemand uit de doelgroep bezig is met een kaart. Zelf was ik lang bezig met de inhoud (de data) zelf, in
plaats van vorm of functionaliteit. Dat is een compliment. En dat komt niet alleen door die rijke inhoud, maar vooral door die vorm en functionaliteit. Die oogt sober, maar is doeltreffend en gevarieerd. De kaart bevat - in de default view - geen comfortabele referentielagen, zoals landsgrenzen en -namen. Ik ben geneigd te zeggen: die móeten altijd en direct zichtbaar zijn. Niets is minder waar. Want onbewust leiden die maar al te vaak tot een ‘oh ik herken het al dus snap/ weet het al’ bij de eindgebruiker. De kartografie is zodanig zuinig en opvallend, dat de bossen, de ontbossing en de afwezigheid van bossen - niets meer dan dat - heel zichtbaar zijn, bijna voelbaar. Verbazing is het resultaat van het prachtige contrast. Alles staat in dienst van de ‘user experience’. Veel is in te stellen, maar je kan zo terug naar die indrukwekkende ‘(switch to) default view’. Uitleg is aanwezig, maar niet storend links of boven, maar gewoon bescheiden rechts van de kaart,
zodat je uitgenodigd wordt eerst en vooral zelf te zoomen en te swipen. De ‘example locations’ (overigens een veel betere term dan het GISautistische ‘bookmark’) geven het verhaal bij de kaart (‘story telling’ heet deze must-have sinds 3 jaar). De kaart spoort aan zelf naar extreme locaties op zoek te gaan (waar ook in de wereld, dankzij het ontbreken van die preoccuperende landsgrenzen). Zo blijken volgens deze kaart de (aangestoken) branden tussen 2009 en 2011 in Schoorl by far tot de grootste ontbossing in Nederland te hebben geleid. En wat bijzonder eigenlijk dat één interactieve kaart op zowel zeer grote, als zeer kleine schaal zoveel biedt. Frédérik Ruys (information designer en organisator jaarlijks Infographics Congres): Een prachtige interactieve kaart. De interface is wat archaïsch, maar werkt goed. Vanuit het
standpunt van storytelling zijn de example locations natuurlijk het meest interessant, waarbij het alles verpletterende tornado-spoor bij Tuscaloosa veel indruk maakt. Dan zie je hoe verwoestend een storm kan zijn en dat bij windsnelheden van 310 km/u gewoon complete bossen kunnen verdwijnen. Typisch dat de zeer relevante duiding steeds onderaan verschijnt (in grijs!), terwijl de verantwoording van de data en de toelichting op de criteria prominent bovenaan staat. Dat kan best in een kleiner font of achter een info-knop. Na één keer lezen weet je het immers wel. Sympathiek dat Maryland de data volgend jaar beschikbaar wil maken voor download. Ik heb me daarvoor inmiddels ingeschreven. Naschrift: Wegens het veranderen van werkkring verlaat Maarten het columnistenteam van “Open Kaart”. Hartelijk dank voor je jarenlange bijdragen!
Hulpkaarten in de pers Het dagblad De Gelderlander van 26 oktober 2013 publiceerde een interview met dr. Henk Deys uit Rhenen. Aanleiding was het verzet van, onder andere, hem bij de Raad van State op 22 oktober tegen de uitspraak van 15 mei over het geding met het Kadaster, over volgens die krant ca. 3.000.000 originele hulpkaarten. ‘Het is alsof je de Nachtwacht van Rembrandt scant en vervolgens zegt: dan kan het origineel vernietigd worden’, aldus Deys, die zich twee jaar verdiepte in zulke oude kaarten van Rhenen. In De Volkskrant volgde daarna een artikel ‘Papieren archief van het kadaster wacht de versnipperaar’ en daarin was het aantal ‘kadasterkaarten’ gegroeid tot 8.000.000. Dat zal zijn inclusief de veldwerken, waarvan vernietiging door niemand wordt bestreden. Deze krant beeldde ook een veldwerk af met als onderschrift ‘Kadastrale hulp-
kaart Rhenen 1903’. Het Reformatorisch Dagblad van 6 november 2013 had een artikel van Jan Kas: ‘Oproep aan Kadaster om kaarten niet te vernietigen’ (met een Laurenskerk-voorbeeld van Van der Schans). Op 7 november toonde conservator Zacharias Klaasse dat artikel al publiek in het Kadastermuseum op de Donateursdag van de stichting De Hollandse Cirkel. ‘Het procederen heeft zoveel gekost, dat inhuren van een papierversnipperaar er niet meer in zit’, zo wist hij.
De uitspraak op basis van de zitting van 22 oktober volgde 13 november. Bevestigd werd de uitspraak van de rechtbank Utrecht dat de bezwaarden geen belanghebbenden zijn, maar wel ‘met verbetering van de gronden waarop deze rust’. Minnelijk overleg over onderbrengen van de hulpkaarten in de Regionale Historische Centra is nu herstart (met alle vertrouwen in een voor iedereen bevredigende afloop).
2013-10 | Geo-Info
| 19
Adri den Boer
Geo en webrichtlijnen gaa Toegankelijke geo-informatie op overheidswebsites De Nederlandse overheden doen hun best om in hun online communicatie en dienstverlening de burgers, bedrijven en instellingen zo goed mogelijk te bedienen. Drempelloze toegankelijkheid is hierbij verplicht en transparantie van alle informatie voor iedereen steeds vaker het streven. Overheidswebsites moeten daarom voldoen aan de webrichtlijnen om deze drempelloze toegankelijkheid te realiseren. Websites die aan deze webrichtlijnen voldoen krijgen het waarmerk “Drempelvrij.nl”, namelijk een groen mannetje met daaronder drie sterren. Het voldoen aan webrichtlijnen wordt ingewikkelder als je op een overheidswebsite ook aan de gang wilt met allerlei “afwijkende” soorten informatie, zoals documenten in PDF-formaat, foto’s en filmpjes. Ook als je k(l) eurige kaartjes toevoegt, omdat je denkt, hoopt en verwacht dat je daarmee meer mensen beter kunt bedienen, komt de toekenning van het fel begeerde waarmerk – het eerder genoemde groene mannetje met de drie sterren – in gevaar. Daarom laten veel webredacties bij de overheid geoinformatie en kaartjes achterwege in hun contacten met burgers en bedrijven: een impasse waar niemand echt gelukkig van wordt.
De aanpak Geonovum en ICTU hebben zich in de periode van juni tot september 2013 gezamenlijk ingespannen om deze impasse te doorbreken. Daarbij is gebruik gemaakt van de timeboxbenadering. Dit houdt in, dat je vooraf bepaalt hoeveel tijd en geld er beschikbaar is. Binnen deze randvoorwaarden ga je aan de slag om het best mogelijke eindresultaat tot stand te brengen. Vervolgens spreek je ook vooraf met elkaar af, dat je het aan het eind
van de timebox het bereikte resultaat sowieso accepteert. Dit voorkomt dat projecten duurder worden en langer duren. Als resultaat van deze aanpak hebben we sinds 1 oktober 2013 de handreiking Webrichtlijnen & Geoinformatie versie 1.0 beta. Dat houdt in, dat er – ook in onze eigen optiek – verbeterpunten zijn. De eerste reacties met verbeterpunten komen inmiddels binnen. De handreiking is beschikbaar op http://www.geonovum.nl/ webrichtlijnen.
Infographic webrichtlijnen en geo-informatie, tips en uitgangspunten.
20 |
Geo-Info | 2013-10
n prima samen De impasse voorbij De kortste samenvatting van de handreiking is, dat webrichtlijnen en geo-informatie in de praktijk van overheidsorganisaties prima samen gaan. Deze mooie en positieve conclusie is niet gebaseerd op een aantal theoretische gedachtenspinsels, maar krijgt in de praktijk handen en voeten. De handreiking bevat daarom een interessante lijst met concrete voorbeelden. Als geo-experts weten wij als geen ander dat één beeld meer zegt dan duizend woorden.
De inhoud en de boodschap van de handreiking worden daarom niet alleen verwoord in een rapport, maar worden ook gepresenteerd in twee compacte infographics. De geografische valkuil De impasse komt deels voort uit de vanzelfsprekendheid bij overheden om een interactieve kaart aan te bieden als antwoord op een vraag met een geografische invalshoek. De kaart vormt immers een krachtig middel om geografische gegevens
Waarmerk “Drempelvrij.nl” met drie sterren waarborgt naast toegankelijkheid ook de kwaliteit en duurzaamheid. met een aansprekend visualisatie aan te bieden. Wij adviseren in de handreiking om eerst de vraag te analyseren en vervolgens te bedenken hoe het antwoord er uit komt te zien. Dan zal vaak blijken, dat al in de back office de GIS-functionaliteit kan worden ingezet om geografische analyses uit te voeren om tot een passend antwoord te komen. Hierdoor wordt de noodzaak tot interpretatie van het kaartbeeld door de eindgebruiker afgevangen en kan het antwoord in eerste instantie in een toegankelijke tekst worden gegeven. Een interactieve kaart kan daarnaast worden gepresenteerd om deze tekst een geografische context te bieden. Omdat de primaire informatie toegankelijk in tekst wordt ontsloten, wordt voldaan aan de webrichtlijnen en zal de interactieve kaart als secundaire informatielaag geen negatieve invloed hebben op de uitkomst van een toegankelijkheidstoets. In de handreiking hebben we het basisprincipe van vraaggerichtheid verder uitgewerkt en beschreven. Wij zijn ervan overtuigd, dat we hiermee een belangrijke bijdrage hebben geleverd voor overheidspartijen om enerzijds te voldoen aan de webrichtlijnen en anderzijds om op een effectieve en volwaardige manier daarbij gebruik te maken van geo-informatie en GIS-technologie. Vervolgaanpak Begin 2014 gaan we op basis van alle reacties aan de slag om de handreiking uit te breiden en beter aan te laten sluiten bij de dagelijkse praktijk van (semi-) overheden. Ook gaan we de samenwerking met het ministerie van BZK intensiveren en willen we het gedachtegoed uit de handreiking op een goede manier afstemmen en inpassen in het momenteel in ontwikkeling zijnde Toepassingskader Webrichtlijnen. Mocht de handreiking na lezing vragen oproepen of hebt u suggesties voor verbetering, dan horen wij die graag van u. U kunt deze aan ons sturen via het emailadres:
[email protected]
Infographic webrichtlijnen en geo-informatie, fabels, feiten en valkuilen.
2013-10 | Geo-Info
Thijs Brentjens Edward Mac Gillavry Theo Overduin Sjors Slaats Victor Zuijdweg
Brentjens Geo-ICT Webmapper Geonovum Tactico ICTU
| 21
Geomatics Business Park
Nederlandse Vereniging v een bruisende community De Nederlandse Vereniging voor Ruimtevaart (NVR) is hét platform voor ruimtevaartprofessionals in Nederland. Wij hebben een rijke 60-jarige historie en hebben in die periode de Nederlandse ruimtevaart zien groeien tot de hedendaagse sector van wereldklasse. Zoals Gert van der Burg, directeur Stichting Geomatics Business Park in Geo-Info 2013-4 omschrijft, zijn “Geo-informatie en aardobservatie twee ‘werelden’ die in Nederland gescheiden ontwikkelingen hebben doorgemaakt“. De Nederlandse Vereniging voor Ruimtevaart probeert vanaf najaar 2013 in samenwerking met Geo-Informatie Nederland beide werelden dichter bij elkaar te brengen door het gaan organiseren van lezingen die voor beide ledengroepen interessant kunnen zijn. De NVR ziet een rol voor zichzelf weggelegd om de downstream and upstream werelden te verbinden. Zij doet dit bijvoorbeeld door het organiseren van mini-symposia. Een mooi voorbeeld daarvan is het kortgeleden gehouden mini-symposium met als thema “Ocean Traffic Monitoring”. Ocean Traffic Monitoring maakt gebruik van het Automatic Identification System (AIS), dit is een korte afstand tracking systeem dat op dit moment al wordt gebruikt op schepen. Het werd ontwikkeld om identificatie en positie-informatie te verstrekken aan andere schepen en kuststations met als voornaamste doel botsingen te voorkomen. Satelliet-gebaseerde AIS, of SAT-AIS, zal AIS
Het Geomatics Business Park is een business en science park voor bedrijven en kennis instituten die omgevingsinformatie produceren die mede is gebaseerd op aardobservatiegegevens. Het GBP ligt tegenover de vestiging van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium (Flevoland), één van de founding fathers van het GBP. Ocean Traffic Monitoring.
22 |
Geo-Info | 2013-10
gegevens verstrekken via de satelliet, waardoor de detectie en monitoring van zeeschepen, uitgerust met AIS tracking devices, op een wereldwijde schaal kan plaatsvinden. SAT-AIS informatie ondersteunt Europese entiteiten en instellingen in de rechtshandhaving, zoals daar zijn visserijcontrole campagnes, maritieme grenscontrole operaties, maritieme veiligheid en beveiliging, maar ook onderzoek naar de verontreiniging van de zee, zoek-en reddingsacties en anti-piraterij. Op 28 maart 2013 presenteerden drie verschillende sprekers hun visie op SAT-AIS en illustreerden het onderwerp van verschillende kanten. Welke initiatieven worden er genomen, welke organisaties gebruiken de gegevens en welke bedrijven zijn betrokken bij het ontwikkelen van de satellieten. De volgende presentaties zijn beschikbaar op de NVR-website: • European Initiative for Innovative AIS Satellites, Technologies, Applications and Services‘ by Carsten Tobehn, SAT-AIS Programme Office Section, ESA-ESTEC • ‘The relevance of AIS and future develop-
K ATERN
oor Ruimtevaart; ments; a user perspective’ by Jeffrey van Gils, Rijkswaterstaat • Satellite AIS developments in the Netherlands’ by Jeroen Rotteveel, ISIS In ons blad Ruimtevaart besteden we aandacht aan up- en downstream ruimtevaartontwikkelingen (bv. Copernicus/GMES, kleine satellieten uitgave 2011-2, TROPOMI). In de editie 2011-4 werd aandacht besteed aan de ‘Canon Ruimtevaart Nederland’, met daarin een aantal actuele thema’s op het gebied van aardobservatietoepassingen. In ons recente nummer 2013-2 besteden we bijvoorbeeld ook aandacht aan de Nederlandse prijswinnaars van de European Satellite Navigation Competition. Deze competitie heeft als doel om meer toepassingen te ontwikkelen die gebruik maken van locatie-informatie. Verken met ons de Ruimtevaart! De Nederlandse Vereniging voor Ruimtevaart biedt professionals, aankomende professionals en belangstellenden een platform om ervaringen uit te wisselen. We bieden een kijkje achter de
Onze visie De Nederlandse Vereniging voor Ruimtevaart (NVR): een bruisende, moderne community, die (aankomende) space professionals en fans bindt en de ruimtevaart in Nederland profileert.
NVR-leden tijdens een lezing. schermen van Nederlandse ruimtevaartbedrijven en -organisaties. De NVR vormt met haar ruim 800 leden (individuele leden en bedrijven) een florerend netwerk waar informatie, communicatie en activiteiten worden gedeeld. Voor onze leden organiseren wij evenementen zoals lezingen, symposia, filmavonden en netwerkborrels. Wij doen dit als onafhankelijke vereniging, maar ook in combinatie met andere organisaties. De NVR publiceert vier keer per jaar het tijdschrift Ruimtevaart, dat alle leden thuisgestuurd krijgen. De NVR is voorts actief op haar website (www.nvrruimtevaart.nl) en op Twitter onder NVR_Ruimtevaart, Linkedin en Facebook. Daarnaast ontvangen leden regelmatig informatie bulletins per e-mail. Zo ontvangen onze leden snelle updates over
ontwikkelingen en aankondigingen van evenementen. Our focus is Space! The Netherlands Space Society (NVR) is the platform for established and upcoming space professionals and interested parties to network and connect. We offer you the chance to look behind the scenes of prominent Dutch space companies and organisations. We boast a lively network of more than 800 members, with a continuous exchange of information, communication and activity. We organise events such as movie nights, symposia, lectures and networking drinks, both independently and in collaboration with other organisations. Four times per year we publish the magazine Ruimtevaart, with contributions in English, which is delivered to all our members. The Netherlands Space Society keeps its members up to date via its website (www.nvr-ruimtevaart.nl), Twitter, LinkedIn and Facebook. In addition, members receive bilingual newsletters via e-mail. Thus, NVR members are kept informed on a regular basis about the latest developments and events. HE Space Operations BV Huygensstraat 44 Space Business Park 2201 DK Noordwijk aan Zee The Netherlands Tel. +31 71 341 7505 - Fax +31 71 341 7510 www.hespace.com
NVR-leden tijdens ALV.
2013-10 | Geo-Info
| 23
Nieuwe oplossingen voor automatische generalisatie van TOP10NL? Nieuwe benaderingen voor automatische vlakselectie en herstel van de terreinpartitie Automatische generalisatie van kaarten kan voor topografische diensten en kadasters karteringsprocessen en databeheer efficiënter maken. Voor het zover is moeten er nog wel enkele complexe generalisatieproblemen worden opgelost. In dit artikel worden oplossingen aangedragen voor twee generalisatieproblemen: automatische vlakselectie en herstel van terreinpartitie. Door Robbert-Jan Geldhof, Laura van der Helm, Péter Kun en Oscar Ribberink
In het kader van de MSc-opleiding Geographical Information Management and Applications (GIMA) van de TU Delft, Universiteit Utrecht, Wageningen UR en Universiteit Twente hebben de auteurs een model ontwikkeld voor automatische generalisatie van TOP10NL. Dit model is ontwikkeld tegen de achtergrond van een fictieve, experimentele casus voor het maken van toeristische fietskaarten op een schaal 1:50.000. Het model is voornamelijk gebaseerd op functies van ESRI ArcGIS 10.1 en is geprogrammeerd in Python.
Ronde objecten zijn niet altijd een “meer’, ‘plas of ‘ven” Complexe generalisatieproblemen kunnen niet worden opgelost met de standaardfunctionaliteiten van deze software. Daarom bevat het model ook enkele specifiek ontworpen functies in aanvulling op de standaardfuncties. In dit artikel beschrijven wij de specifieke functies en bieden daarmee nieuwe inzichten met betrekking tot automatische generalisatie van TOP10NL. Het generalisatiemodel gaat primair uit van de TOP10NL als inputdata. Aan deze dataset zijn de LF-routes (landelijke fietsroutes) en fietsknooppunten als thematische elementen toegevoegd. Beide datasets zijn gebaseerd op TOP10NL-geometrie en zijn dus goed toepasbaar in een TOP10NL generalisatiemodel. TOP10NL bestaat uit vele objectklassen waarbij elementen vaak op verschillende manieren (punt, lijn, vlak) zijn gemodelleerd. Het kiezen van het
Figuur 1 - Generalisatie van waterobjecten.
24 |
Geo-Info | 2013-10
gewenste geometrietype voor de uitvoerkaart is een eerste belangrijke generalisatiestap: hoe moeten de objecten gemodelleerd zijn? Daarvoor zijn per objectklasse kartografische regels opgesteld. Deze kartografische regels schrijven voor hoe geometrie moet worden gegeneraliseerd. Een voorbeeld van een kartografische regel is dat alle wegvlakken worden gegeneraliseerd tot lijnen. Naarmate kartografische regels complexer zijn, zullen de generalisatieprocessen in het model ook ingewikkelder worden. In het onderzoek kwam naar voren dat met name de generalisatie van de objectklassen wegen, water en terrein complexe kartografische regels vereisen. utomatische vlakselectie A voor geometrieconversie Water wordt in TOP10NL als lijnen en als vlakken gemodelleerd. Dit is afhankelijk van de omvang van het waterlichaam en van de schaal van de kaart. Een rivier is een vlak, maar een sloot is dat doorgaans niet. Bij een schaalverkleining is het logisch dat er opnieuw een afweging plaatsvindt over het geometrietype waarin het waterobject wordt gemodelleerd. Op een schaal 1:50.000 zullen rivieren nog steeds als vlakken worden gemodelleerd en sloten als lijnen. Maar hoe zit dat met een klein kanaal of een stadsgracht? De gehanteerde kartografische regel is in principe eenvoudig: vlakgerichte waterobjecten die te klein zijn om als vlak afgebeeld te worden, worden geconverteerd naar lijnen. De uitwerking is echter bijzonder ingewikkeld. Het oppervlak van het object is geen bruikbaar criterium. Een langgerekt en smal vlak kan immers een groot oppervlak hebben, maar door de geringe breedte toch niet geschikt zijn om als vlak te behouden. Daarnaast maken ook ronde waterobjecten, zoals meren en plassen, deel uit van de objectklasse water. Het zou onjuist zijn om deze objecten te converteren naar lijnen. Ronde objecten
zouden uit de dataset gefilterd kunnen worden aan de hand van de attribuutgegevens. In de attribuutgegevens van waterobjecten staat bijvoorbeeld of een object een ven, meer of plas is. Deze waterlichamen zijn doorgaans rond van vorm. Na enig geëxperimenteer, bleek dat deze attribuutgegevens niet altijd juist zijn. Daardoor blijven er na filtering nog veel ronde objecten over die geen ‘meer’, ‘plas of ‘ven’ zijn, maar ‘waterweg’. Daarom is gezocht naar een oplossing die onafhankelijk is van zowel de oppervlaktemaat als van de attribuutgegevens. Deze oplossing is gevonden in wat wij de semivormbreedte en de semivormfactor noemen. Dit zijn maten die samen iets zeggen over de vorm van het object. Een simpel algoritme berekent voor elk object de waarde van deze factoren. Het generalisatiemodel verwijdert vervolgens objecten waarvan de waarde beneden de drempelwaarde ligt. Het onderliggende principe is dat alleen langwerpige objecten worden geconverteerd naar lijnen. Ronde of vierkante vlakken worden dus niet geconverteerd. Van een gegeven vlak X worden de factoren als volgt berekend: semivormlengte semivormfactor = -----------------------------semivormbreedte en oppervlaktex semivormbreedte = ---------------------------semivormlengte waarbij lengte van diagonaalx + omtrekx semivormlengte = --------------------------------------------------------2 De semivormfactor en de semivormbreedte zijn parameters in het model. De semivormfactor is de ‘langwerpigheid’ van het object. Als deze waarde laag is zullen ook bochtige, grillige elementen geconverteerd worden naar lijnen. Om te voorkomen dat te brede objecten, zoals een rivier, worden geconverteerd naar lijnen moet de drempelwaarde voor de semivormbreedte niet te hoog worden gezet. De gebruiker moet experimenteren met deze drempelwaarden om een optimaal resultaat te krijgen. De resultaten laten zien dat het algoritme succesvol vlakken selecteert die geconverteerd moeten worden naar lijnen (figuur 1). Het knelpunt van het algoritme zit echter in de optimalisatie van de parameters. De resultaten laten namelijk óók zien dat complexe vlakken niet altijd herkend en geconverteerd worden. In het voorbeeld is alleen het zuidelijke deel van de vestinggracht door het model geselecteerd, omdat deze de meest consistente
Figuur 2 - Correctie van de terreinpartitie.
vorm heeft. De overige delen werden niet als complexe vorm herkend en zijn dus niet geconverteerd. Ten slotte zijn ook de effecten van andere functies in het model zichtbaar in figuur 1: lijnen zijn vereenvoudigd en te kleine objecten voor een kaart met schaal 1:50.000 zijn verwijderd. Wegengeneralisatie en de terreinpartitie Wegen zijn een belangrijke objectklasse in TOP10NL. In TOP10NL zijn wegen als lijnen en als vlakken gemodelleerd. Op een uitvoerkaart van schaal 1:50.000 is het wenselijk dat alle wegen als lijnen worden afgebeeld. Daarom is de objectklasse hartlijn van TOP10NL gebruikt in het generalisatiemodel. Hoewel het generaliseren van het wegennetwerk na de conversie van vlakken naar lijnen nog lang niet voltooid is, wordt in dit artikel de focus gelegd op de gevolgen voor de kartografische partitie. In TOP10NL wordt de kartografische partitie gevormd door drie vlakobjectklassen: water, terrein en wegen. Bij het converteren van wegenobjecten naar lijnen ontstaan er gaten in de partitie. Dit is om visualisatieredenen onwenselijk, maar is ook onwenselijk met oog op efficiënt beheer van de database en eventuele geografische analyse. Het opvullen van de gaten in de partitie is geen gemakkelijke klus. ArcGIS 10.1 biedt geen functie die automatisch de terreinobjecten doortrekt naar de weglijnen. In eerder onderzoek is dit probleem opgelost door een geheel nieuwe functie te programmeren voor ArcGIS die dit wel doet (Hardy, Lee & Van Smaalen, 2008). In ons onderzoek is echter gezocht naar een oplossing die gebruik maakt van de standaardfuncties van ArcGIS.
Een rivier is een vlak maar een sloot is dat doorgaans niet Dit heeft als belangrijk voordeel dat het aanmerkelijk eenvoudiger wordt om partitievulling op te nemen in een generalisatiemodel. Er hoeven namelijk geen nieuwe functies te worden ontwikkeld. De ontwikkelde methode kent vier stappen: 1. De terrein- en waterobjecten worden samengevoegd tot een nieuwe terrein objectklasse 2. Er worden zeer kleine buffers van 1 à 5 meter gevormd rond alle objecten van deze objectklasse 3. Vervolgens worden overlappingen gewist (erase) 4. Tot slot worden de buffers samengevoegd met de terreinobjecten (merge en dissolve) Deze laatste stap wordt automatisch in het generalisatiemodel herhaald zolang er zich nog gaten in de partitie bevinden.
2013-10 | Geo-Info
Op schaal 1:50.000 zijn sommige terreinobjecten te klein om goed gevisualiseerd te worden. Daarom worden te kleine objecten gewist. Door het verwijderen van te kleine objecten ontstaan wederom gaten in de partitie. Daarom worden stap 2, 3 en 4 herhaald. De resultaten laten zien dat gaten die ontstaan door wegen van vlakken naar lijnen te converteren worden opgevuld (figuur 2). Op een grote schaal is echter wel te zien dat de objecten lichtelijk zijn vervormd door de buffers. Op de doelschaal (in dit geval 1:50.000) zijn die vervormingen echter niet waarneembaar. In deze procedure zijn twee parameters van belang. Als eerste de buffergrootte. In principe geldt de regel dat hoe kleiner de buffers, hoe beter het resultaat. Maar ook: hoe meer computercapaciteit het model nodig heeft. De tweede parameter is de maximale oppervlakte van te verwijderen “kleine objecten”. Afhankelijk van de gewenste visualisatie kan deze maximale omvang groter of kleiner gemaakt worden. Een voorwaarde voor deze methode is dat de dataset geen topologische fouten bevat, zoals zelfdoorkruisingen. Daarnaast is het raadzaam om het kaartbereik in partities te verdelen zodat de procedure niet in een keer op het hele kaartbereik wordt toegepast. De procedure vergt namelijk veel computercapaciteit. Tot slot is een nadeel van de methode dat de geometrie wordt vervormd, waardoor sommige analytische toepassingen wellicht niet meer mogelijk zijn. Discussie Met de besproken methoden voor vlakdetectie en terreinherstel wordt de gereedschapskist voor generalisatie van de TOP10NL uitgebreid. De methoden zijn ontwikkeld in een beperkt tijdsbestek met beperkte middelen. Wij nodigen anderen dan ook uit om de methoden te testen en te verbeteren. Iets wat wij bijvoorbeeld niet gedaan hebben is een gevoeligheidsanalyse op de parameters van het vlakselectie algoritme. Een dergelijke analyse helpt mogelijk bij het optimaliseren van de parameters. Daarnaast stuitte de procedure voor het corrigeren van de terreinpartitie op enkele topologische fouten die wij niet allemaal hebben kunnen traceren. Literatuur Hardy, P., D. Lee & J. van Smaalen (2008), Practical research generalization of European national framework data from 1:10k to 1:50K exercising and extending an industry-standard GIS. In 11th ICA workshop “Generalization and Multiple Representation”. June 2008, Montpellier (France). Robbert-Jan Geldhof, Laura van der Helm, Péter Kun, Oscar Ribberink, allen student MSc Geographical Information Management and Applications (GIMA)
| 25
Tijdens Esri GIS-Conferentie presenteerde CEO Mark Herbold van Esri Nederland zijn visie op de rol die geografie en GIS’ers in organisaties kunnen spelen: ‘Tijdperk van het platform’. Met het platform kunnen GIS’ers het verschil maken. In GeoInfo deelt Mark nogmaals zijn visie. “Als we kijken naar wat er op dit moment in de wereld gebeurt, zien we dat door de significante groei van de bevolking veel verandert. Voor we effectief kunnen reageren op deze veranderingen, moeten we goed begrijpen wat er gebeurt. Geo-informatie is het fundament voor het begrijpen van onze wereld. Het helpt om een antwoord op de problemen te kunnen vinden. Open deur Voor ons als GIS’ers is dit uitgangspunt een open deur. Hoe is dat voor de rest van uw organisatie? Hoe krijgen we het voor elkaar dat een andere afdeling ook de kracht van geografie gaat begrijpen? Dat is volgens mij de grote uitdaging waar we voor staan. Om uw organisatie de toegevoegde waarde van geo-informatie te laten ervaren is het platform belangrijk. Het lijkt op hoe Facebook werkt. Dit sociale netwerk is voor mij een middel om informatie op een hele laagdrempelige manier te delen. Het is een platform om in contact te komen met oude vrienden en bekenden. Ik deel er mijn ervaringen en foto’s. Uw keuze Hoe kan het dat we in ons privéleven gewend zijn om op deze manier om te gaan met informatie, terwijl we in onze werkomgeving met hele complexe viewers en tools werken? Juist om de rest van uw organisatie te bereiken, is het nodig om op een eenvoudige manier geo-informatie te delen. Het gaat tenslotte om de persoon die met de informatie verder aan de slag gaat. Ik ben gewend om met mijn smartphone e-mails te schrijven en te lezen. Sommige verwerk ik later, want daar wil ik wat meer tijd en ruimte voor hebben. Dat doe ik op mijn desktop. Datzelfde
26 |
Hoe de hele orga van geo-informat geldt voor geo-informatie. U wilt de informatie op kantoor, maar ook in het veld kunnen gebruiken – met het device van uw keuze. Samenwerken De essentie van de tools op dat device is dat ze heel gemakkelijk en laagdrempelig zijn te gebruiken. Maar ze moeten ook snel gemaakt kunnen worden. En ik wil dat het integreert. Als ik bijvoorbeeld bezig ben met een groenstrook, wil ik alle relevante informatie kunnen bereiken die hoort bij die groenstrook: onderhoudsinformatie, financiële informatie en contracten. Wij GIS’ers zijn gewend om zo te denken, maar het is nieuw voor uw collega’s dat ze de informatie van
Geo-Info | 2013-10
elkaars afdeling zo makkelijk kunnen benaderen. Opeens wordt samenwerken echt veel gemakkelijker. Zo wordt u als GIS-professional een bron voor de rest van de organisatie. Integratie Deze informatie moet het liefst wel zichtbaar zijn in de systemen waar uw collega’s gewend zijn om mee te werken. Veel bestuurders zijn gewend in Excel te werken, financiële medewerkers zijn gewend om in ERP-systemen, zoals SAP, te werken en beleidsmakers in BI-systemen, zoals Cognos. Hier zijn Esri-add-ins voor gemaakt. Zo wordt geo-informatie op een laagdrempelige manier beschikbaar voor
ken dit om beleid te maken, beslissingen te nemen of een klant te informeren. Daarmee zijn informatieproducten, de kaarten die u maakt, cruciaal voor uw organisatie. Het platform biedt u keuzevrijheid. Het platform stelt u in staat om informatie in de cloud te zetten. Dat scheelt zorgen: of het er wel is, of er voldoende capaciteit is en of het wel werkt. Soms is het gewenst om informatie deels of helemaal binnen de firewall te hosten. Hetzelfde geografische CMS is daarom ook on-premises binnen een firewall te gebruiken.
anisatie profiteert tie collega’s van andere afdelingen. Dit werkt alleen als de onderkant van het systeem goed is ingericht. Dat de data er is, op een goede manier is geordend en aan kwaliteitsnormen voldoet.
ministerie van Economische Zaken ben ik hier nauw bij betrokken. Wij vinden dat die data voor jullie, maar ook voor jullie organisatie gemakkelijk toegankelijk moet zijn.
Levende Atlas Een belangrijk element om informatie te kunnen verrijken is de Levende Atlas. Het is onze visie om zoveel mogelijk informatie over de wereld om ons heen al te verzamelen. Niet alleen statische informatie; ook real-time informatie. Het wordt aangeboden via de cloud en Esri-applicaties, ook ArcMap, kunnen er gebruik van maken. Voor deze atlas gebruiken we veel open data. Als aanjager van het open geodata-project van het
I nformatieproducten: resultaat en vertrekpunt De verbinding tussen de eenvoudige, wendbare bovenkant en de robuuste onderkant die dat faciliteert is een geografisch content management systeem: ArcGIS Online. Het zorgt voor de ordening van al onze gebruikers en content; onze informatieproducten. Voor GIS-gebruikers is het informatieproduct een resultaat, de uiteindelijke gebruiker ziet het als een vertrekpunt. Zij gebrui-
2013-10 | Geo-Info
Op het platform Wij gaan graag de discussie aan over configureren versus maatwerk. Binnen het platform is het mogelijk om met standaardconfiguratie van de functies zo’n 80 tot 90 procent van de informatiebehoefte van een organisatie te bedienen. Dat betekent dat er geen of nauwelijks kosten gemaakt, hoeven te worden voor maatwerk en dat het niet meer lastig is om naar een nieuwe versie te migreren. Er zijn uitzonderingen waarom dit bij sommige organisaties niet kan, maar benut de kracht van de standaarden van het platform. Daarnaast heeft het platform een open infrastructuur, waardoor het mogelijk is producten bovenop het ArcGISplatform te ontwikkelen, om bijvoorbeeld real-time met data te kunnen werken. Ook is er uitbreiding mogelijk met standaard beschikbare API’s en SDK’s. Verschil maken Nu denkt u misschien: een mooi verhaal, maar dat kan in mijn organisatie toch niet? Het tegendeel is waar. Een aantal organisaties gebruikt het platform al op deze manier, zoals Waterschap Scheldestromen. Zij regelen hun informatievoorziening met standaard gebruik van het platform. Daar is wel een held voor nodig. Ignaas Bisdom is een voorbeeld van zo’n held. Hij nam zijn organisatie mee aan de hand, mobiliseerde zijn bestuur en zorgde ervoor dat de informatieproducten die nodig waren, beschikbaar kwamen. Mijn stelling is dat elke organisatie zo’n held verdient. Jullie zijn die helden! Als u aan de slag gaat met het platform, bent u in staat om een verschil te maken in het oplossen van de problemen in de wereld van uw organisatie.” Harmen van Doorn, Esri Nederland
| 27
Menno-Jan Kraak
Column
Kaarten: tentamens Binnenkort is het weer tentamentijd. Dan moet ik weer representatieve vragen opstellen om de gedoceerde stof te toetsen. Een van de leukste onderdelen van het samenstellen, is het zoeken naar kaartmateriaal dat ik in sommige vragen verwerk. Mijn vragen gaan in bijna alle gevallen over kaarten die ik in diverse media heb gevonden en waarin iets niet klopt. Wanneer de studenten deze, vaak subtiele missers, kunnen vinden en kunnen aangeven hoe het wel had gemoeten, kunnen we ervan uitgaan dat ze het betreffende deel van stof beheersen. Voor de studenten blijkt het vinden van verkeerd gebruik van kleuren, symbolen teksten en zelfs inhoud lastiger dan het opsommen van kennis uit een leerboek. Maar toch leer je het beste via vallen en opstaan. Ik moet bekennen dat het vroeger veel eenvoudiger was om foute kaarten te vinden. Met name de Nederlandse dagbladen bevatten tegenwoordig professionele kaarten en diagrammen. Maar gelukkig is er ook nog Internet. Er zijn diverse blogs waar kartografische wanproducten en missers aan de orde worden gesteld, en daaronder zijn prima voorbeelden die dienst kunnen doen als tentamenstof.
op ons vakgebied (MGIS - http://www.worldcampus.psu.edu/ degrees-and-certificates/geographic-information-systems-gismasters/overview). Zijn antwoord was tweeledig: persoonlijk en professioneel. De eerste betrof de uitdaging en de nieuwe ervaring, en de tweede het hebben van een lokkertje voor de MGIS-opleiding. Als slechts één procent van de deelnemers enthousiast geworden is en zich voor de reguliere online MGIS opleiding inschrijft is, de inspanning voor de MOOC er al uit. Daarnaast genereert de MOOC een geweldige naamsbekendheid.
Overigens zijn er in de onderwijswereld trends gaande waarbij het doen van tentamens niet meer zo vanzelfsprekend is. Dan heb ik het niet over projectonderwijs waarin de student een portfolio opbouwt dat aan het einde van de cursus tot een beoordeling leidt, maar over MOOC’s. Dit staat voor Massive Open Online Courses. Het gaat om cursussen waarbij het lesmateriaal via Internet wordt verspreid. Dat is op zich niet nieuw en gebeurt ook bij bestaand afstandsonderwijs. Het bijzondere van de MOOC’s is dat ze voor iedereen gratis te volgen zijn en dat het om hele grote aantallen studenten gaat. Zijn we in onze discipline al blij met vijfentwintig studenten, bij MOOC’s kan het gaan om honderdduizend studenten.
Het wordt pas echt spannend als er een organisatie opstaat die studiepunten gaat geven voor de cursussen die zo meetellen voor het behalen van een academische graad. Wat moet je dan doen als er een student aan de deur van een universiteit klopt die zegt: ‘Kijk, ik heb voldoende punten; nu wil ik een titel.’ Dit gebeurt nu nog niet, maar de universiteiten zijn er niet helemaal gerust op, zeker als het een commerciële organisatie zou zijn die de accreditatie van de MOOC op zich zou nemen. Overigens is er daarnaast ook nog de acceptatie door de maatschappij van dat soort MOOC-graden. Ik houd de ontwikkelingen in de gaten en kom er in de toekomst op terug.
Afgelopen zomer organiseerde Anthony Robinson van de Pennsylvania State University de eerste MOOC op ons vak gebied. De cursus genaamd ‘Maps and the Geospatial Revolution’ (gegeven via het Coursera platform- zie https://www.coursera.org/course/maps ) trok meer dan 46.000 deelnemers. Ja, lees dat nog maar eens: 46.000. Overigens hebben maar 8.000 deelnemers de gehele cursus afgemaakt. De deelnemers werden gelokt met de zin: ‘Learn how advances in geospatial technology and analytical methods have changed how we do everything, and discover how to make maps and analyze geographic patterns using the latest tools’. In een gesprek met Anthony vroeg ik waarom hij dit deed, het gratis geven van zo’n cursus, terwijl hij zelf aan het hoofd staat van een van de meest succesvolle online Msc-cursussen
28 |
Geo-Info | 2013-10
Met dergelijke aantallen deelnemers worden er andere eisen gesteld aan tentamens. Tentamens in de zin zoals we die kennen zijn niet meer uitvoerbaar. Wie kijkt er 8.000 tentamens na? Het idee is dat de studenten elkaar controleren en beoordelen. Je weet als docent eigenlijk alleen maar óf de student een cursusonderdeel gedaan heeft, maar je bent niet altijd zeker over ‘hoe’. Als student krijgt je na afloop wel een certificaat, maar geen cijfer. Dat hoeft geen probleem te zijn als je je alleen maar méér in een bepaald onderwerp wilt verdiepen.
De MOOC van Penn State heeft overigens door de grote aantallen ook heel veel studiemateriaal opgeleverd voor het onderzoek naar hoe men kaarten maakt, en bij het ingeleverd werk zit waarschijnlijk voldoende materiaal voor de tentamens van de komende jaren. Overigens zal Anthony Robinson binnenkort over zijn ervaring met zijn MOOC publiceren.
Prof. dr. Menno-Jan Kraak
[email protected]
Verslag
‘10 voor GIN!’ Verslag middagprogramma Met de slogan ’10 voor GIN!’ vierden een dikke honderd leden de tiende verjaardag van de vereniging in De Observant in Amersfoort. Jaap Besemer was als dagvoorzitter aangewezen en deed naar eigen zeggen ‘geen greep naar de macht op mijn leeftijd’. De drie feestredenaars kwamen uit de gouden driehoek: overheid, bedrijfsleven en wetenschap. ‘Amersfoort, aantrekkelijke thuisbasis voor GEO-bedrijven en kadastraal hart van Nederland’ heette de bijdrage van burgemeester Lucas Bolsius. Hij wist veel, ook dat het RD-nulpunt tot 1970 gold ‘maar dat heeft bijna
GeoBuzz:
oude kloostercomplex De Observant ruimte kon worden verhuurd aan het SVB-BGT (met de burgemeester zelf als voorzitter). Geo was volgens Bolsius in 10 jaar meer op de kaart gekomen! ‘Van Geo als doel naar Geo als middel’ was de titel van Mark Herbold, CEO van Esri Nederland. Hij bekende eerst meer observant dan geo-informaticus te zijn geweest en kwam zo op de overschatting dat tien jaar geleden
10 à 11 verenigingen GIN startten. ‘Change’ moest blijven plaatsvinden. De vraag blijft hoe anderen erbij te halen ‘in het overtuigende geloof dat de kaart verschil maakt’. Daarvoor is een betere term dan de kaart de ‘Laan van de Leefomgeving’ met diverse informatiehuizen. Herbold deelde ook mee dat de vraaggestuurde open data estafette in maart start. ’10 jaar grensverleggende geo-informatiewetenschap’ was de titel van Arnold Bregt, NCG en WU. Bij zijn felicitaties noemde hij het ‘graag blijvend afgedrukt blad’. Ook uit zijn statement ‘VGI is hip, maar volunteers zijn schaars’ bleek waardering. Als belangrijkste geo-resultaten van de laatste tien jaar zag Bregt: 3D-ontwikkeling, radar interferometrie en de kanteling van applicaties naar een geo-informatieinfrastructuur. Toekomstthema’s leken hem de dynamiek met een ‘levende kaart’ en mensruimteinteractie. Discussie en workshops Onder ‘Wat is de locatie van GIN in 2020?’ discussieerden jong en oud over de toekomst.
vernieuwing in ‘1931’ iedereen hier nog meegemaakt’. Deze vertegenwoordiger van Midden-Nederland daarin noemde het Gemeentelijk Geo-beraad, Lándelijk Geo-beraad en dat leek tekenend. Mooi voor Amersfoort was ook dat in het Het vak wordt meer en meer bedreven door anderen, geo-informatie zal onderdeel zijn van ICT, maar over GIN zelf dacht men divers. ‘Zal GIN in 2020 nog bestaan, maar in 2023 worden opgeheven?’ zo was een samenvatting van Besemer. Voorzitter Peter Hoogwerf beleed samenwerkings- en verjongingsdrang. ‘Kom en geef aan wat je wilt’, zo was de uitnodiging naar ook present JongGeo. Toekomstgericht was ook zijn handdruk met Camiel van Harten van GeoBusiness Nederland voor de ‘etalage’ GeoBuzz in november in ‘1931’ oftewel de veemarkthal in Den Bosch (niet Amersfoort!). GIN-congres en –symposium gaan op in het event GeoBuzz. Aan het slot van de middag werden nog vijf workshops gehouden. ‘Meer informatie over de 6e workshop volgt binnenkort!’, aldus pagina 36 van Geo-Info 2013-8/9, welnu: deze verviel. De andere vijf waren een succes. Marien de Bakker-GIN bestuur (links) en Godfries Barnasconi-Kadaster (rechts) proosten op de onder Adri den Boer tekening van het bedrijfslidmaatschap tussen het Kadaster en GIN.
2013-10 | Geo-Info
| 29
Automatische kaartgener innovatie van Hollandse b Er wordt al jaren over gepraat en sinds dit jaar kan het: de automatische generalisatie van kleinere kaartschalen. Deze nieuwe productiemethode van het Kadaster levert een meer actuele en consistente BRT-productfamilie op voor de gebruiker. Volledige automatische generalisatie is een internationaal baanbrekende innovatie in de productie van geoinfomatie. Van Hollandse bodem. Door Ben Bruns
Actualiteit en kosten Al jaren wordt er over de mogelijkheid van automatisch generaliseren gepraat. Dat het mogelijk was, leek duidelijk, maar het was ook duidelijk dat systemen nog niet geschikt waren om de klus te klaren. Eind 2011 besloot het Kadaster te onderzoeken of het inmiddels mogelijk was om automatisch kaarten te generaliseren naar een kleinere schaal. Daar waren twee belangrijke redenen voor. Kaarten waren niet actueel genoeg en voldeden daarmee niet aan de wettelijke actualiteitseis van twee jaar. Daarnaast moest de productie van kaarten kostendekkend worden. Achtergrond Het traditionele handmatige productieproces (TDNOffice) van kaarten met CAD (Computer Aided Design) software is erg arbeidsintensief. Ook is het onmogelijk om de gebruikersvraag naar meer gegevensactualiteit te realiseren. De oudste kaart (1:50.000) is van 2004. De BRT voldoet daardoor niet aan de wettelijk actualiteitseis van twee jaar. Het CAD softwareplatform is er sinds de jaren’80 en werd vooral gebruikt in het civieltechnische domein. De Topografische Dienst Nederland heeft de CAD-software geoptimaliseerd voor het digitaal produceren van papieren kaarten. Het gebruikte oude dataformaat kent een spaghettimodel waarbij de topografische elementen alfanumeriek werden gecodeerd. De coderingen zijn het unieke koppelmechanisme naar daadwerkelijke topografische betekenis. Door de opkomst van GIS-systemen is het mogelijk geworden om objectgerichte-modellen te realiseren waarbij de topografische betekenis door middel van objecten met attributen en attribuutwaarden direct benaderbaar zijn. De basisdata van de BRT-productfamilie TOP10NL (1:10.000) kent al sinds 2003 een objectgericht datamodel en wordt door middel van ArcGIS geproduceerd. In 2010 hebben we geconstateerd dat het traditionele generalisatieproces voor de kleinere kaartschalen aan het eind van zijn bestaan was en nodig moest worden vernieuwd. Het productieproces van TOP10NL is gebaseerd op ArcGIS waarbij de topografische
30 |
Geo-Info | 2013-10
gegevens inclusief historie worden opgeslagen in een Oracle database. Dit proces is de afgelopen periode geoptimaliseerd voor de realisatie van de gevraagde twee jaren actualiteit voor de TOP10NL. Naast de noodzakelijke technische modernisering van het productieproces, de wensen van de gebruikers met betrekking tot objectgerichte gegevens, is het wettelijk noodzakelijk de BRT productenfamilie kostendekkend te realiseren. Dit bleek niet mogelijk te zijn, onder andere door de geplande taakstellingen door het Ministerie van I&M. Vlucht vooruit Eind 2011 hebben we met een zogenaamde High5 innovatie sprint onderzocht of automatische generalisatiefunctionaliteit voldoende volwassen is om daadwerkelijk in te kunnen zetten. Bij innovatie gaat het erom om producten en diensten of productie- en distributieprocessen op een betere en effectievere wijze aan te pakken. De uitkomst van de High5 was dermate veelbelovend dat we hebben besloten dit voortvarend op te pakken.
Bepalende uitgangspunten Tijdens de start van het ontwikkeltraject hebben we een aantal succesbepalende uitgangspunten vastgesteld. • Het proces moet als een 100% automatisch werkend proces worden gerealiseerd. • De “nieuwe kaart” mag afwijken van de “oude kaart”. • Het automatische proces moet direct aansluiten op de TOP10NL-productie waardoor de actualiteit gelijk is aan de actualiteit van de bron (< 2jaar). • De BRT-productfamilie moet kostendekkend worden gerealiseerd. • Gebruikersevaluatie tijdens de ontwikkelfase is noodzakelijk. Noot: Internationaal zijn ook andere NMO’s bezig met het inzetten van automatische generalisatie. Hierbij wordt veelal getracht de oude kaart zoveel na te maken, wat uiteindelijk leidt tot aanvullende handmatige handelingen.
alisatie: odem
In model 3 worden de kartografische conflicten opgelost. Hier vinden de verplaatsingen plaats die nodig zijn omdat objecten elkaar door schaal gerelateerde visualisaties gaan overlappen, en wordt de uiteindelijke kaart gerepresenteerd. Model A wordt gebruikt voor de generalisatie van de TOP10NL-gegevens naar een multischaal database Deze multi-schaal database met 15 datalagen op verschillende schalen wordt samen met Het ontwikkelen van een SLD, waarin de presentatie is gedefinieerd, Automatische Generalisatie aan PDOK aangeboden. PDOK creëert de Er zijn twee belangrijke succesfactoren voor benodigde tiles om de BRT-achtergrondkaart het ontwikkeltraject van Autogen: de samenstelling van het ontwikkelteam en de iteratieve als WMTS-services aan te kunnen bieden. aanpak waarbij na de ontwikkelfase geheel We hebben gebruik gemaakt van het scale Nederland automatisch wordt geproduceerd, master concept van Cynthia A. Brewer, Profesgevolgd door een gebruikersevaluatie. sor of Geography van de Pennsylvania State Het automatische generalisatieproces is uitge- University VS. ScaleMaster is een gestructuvoerd door de GEO-ICT champions league van reerd schema voor het ontwerpen van een multischaal kaart waarin selectiecriteria en het Kadaster. De ontwikkelaars hebben geen kartografische generalisatie beslissingen zijn opgenomen. Dit ontwerpschema is gebruikt om de het achtergrond, maar zijn geselecteerd op hun generalisatiemodel te bouwen in ArcGIS. “out of the box” mentaliteit en een volhardende instelling. Continu verbeteren Het ontwikkelteam heeft het proces van Een senior-kartograaf is onderdeel van het team kartografische generalisatie vertaald in digitale dat het automatische generalisatieproces runt modellen. Zij hebben alle beoordelingsstapen het eindproduct maakt. Tijdens de ontwikkel pen van de kartograaf in kaart gebracht en iteraties heeft de kartograaf het ontwikkelteam deze vertaald naar een vorm van artificiële van kartografische feedback voorzien. intelligentie. Een kartograaf heeft parallelle denkpatronen en kan daardoor heel snel afwegingen maken en besluiten nemen over Na elke ontwikkeliteratie is de gehele TOP10NL het behouden van de topografische werkelijktelkens opnieuw automatisch omgezet in een heid op een kleinere schaal. Deze denk- en 1:50.000 schaal voor geheel Nederland. Het resulwerkwijze vertalen naar een complex inputtaat is intern beoordeeld en diverse keren aan de proces-output processchema, was een enorme gebruikers voorgelegd. De tussentijdse fouten uitdaging. Resultaat was een model met ongeveer 400 processtappen op verschillende niveaus. Vier hoofdmodellen zijn met standaard generalisatietools gebouwd en ingebouwd in het ArcGIS-platform. Hierbij loop je onherroepelijk aan tegen de eindige mogelijkheden van de modelbuildertool van het ArcGIS-platform. Automatische generalisatie in stappen Het proces ziet er globaal als volgt uit: In model 1 wordt informatie in TOP10NL geoptimaliseerd voor het automatische proces. Dit proces heeft een doorlooptijd van 2 weken waarbij bijvoorbeeld het hoofdspoor in het spoorwegnetwerk wordt onderscheiden in een landelijke partitie en de overige objecten verdeeld over 480 partities die verderop in het proces parallel kunnen worden opgepakt. In model 2 vindt de datageneralisatie plaats. Hierbij worden vooral filtering-en aggregatietools ingezet om de 20 miljoen TOP10NLobjectgeometrieën terug te brengen naar ongeveer 9 miljoen.
die we vonden, vonden soms hun oorsprong in de modellen, maar vaak ook in de brondata van TOP10NL. Elke technische of inhoudelijke onvolkomenheid in TOP10NL kan leiden tot ongewenst resultaat in de 1:50.000 schaal. De gevonden datafouten worden teruggemeld aan het team dat verantwoordelijk is voor de TOP10NL -productie. Technische fouten glippen soms door de controle software van het TOP10NL productproces. Daarom hebben we de TUDelft gevraagd mee te kijken. Op regelmatige basis monitort de TU de kwaliteit van de TOP10NL GML en meldt de gevonden fouten terug aan het Kadaster. Dit heeft de kwaliteit van de TOP10NL enorm verbeterd. Dat hebben ook de BRT gebruikers gemerkt! Test in de praktijk In juni 2013 was het na vier ontwikkeliteraties tijd voor een praktijktest. Het Kadaster, D-Geo en de commando-opleiding hebben in Amersfoort een fieldtest gedaan met een automatisch vervaardigde 1:50.000 kaart. De oorspronkelijke 1:50.000 kaart (ook wel stafkaart genoemd) is een militair product en moet voldoen aan NAVO-standaarden. Het Kadaster hecht dan ook grote waarde aan de acceptatie van het nieuwe product door Defensie. De commando-opleiding infanterie in Amersfoort heeft twee weken geoefend in Limburg en Brabant en daarbij de kaart intensief gebruikt. De soldaten waren goed te spreken over de kaart en waren vooral heel blij met de verhoogde actualiteit. Na deze succesvolle test is het product TOP50raster in september live gegaan en is aan te vragen via Kadaster.nl. Op dit moment optimaliseren we het proces zo dat dat de
De meest recente versie van TOP10NL dient als inputdata.TOP10NL wordt 5 keer per jaar geüpdate in een twee-jarenactualiteit. Het automatische generalisatieproces sluit aan op het data-warehouse van waaruit TOP10NL wordt geleverd. Model 1,2,3 worden gebruikt voor de realisatie van de discrete kaartschalen 1:50.000 en 1:100.000. Model A realiseert de Multi Scale database.
2013-10 | Geo-Info
| 31
van het oude handmatige proces. De kosten van de productie van de kleinere kaarten zijn nu nog ongeveer 25% van de kosten van het handmatige proces. De onderlinge consistentie van de producten is enorm verhoogd en als bijvangst is de kwaliteit van TOP10NL sterk verbeterd.
Nieuw product getest in de praktijk. TOP50Raster gelijktijdig beschikbaar kan worden gesteld met de TOP10 tijdens elke BRT-release. Voordelen voor de gebruiker De voordelen voor de gebruiker zijn groot. De actualiteit van de kaarten is verbeterd van 6-8 jaar naar twee jaar en is altijd gelijk aan de actualiteit van TOP10NL. Als de actualiteit de komende jaren wordt verbeterd naar een jaar, geldt dit automatisch ook voor de TOP50 en TOP100 en de BRT webservices die via PDOK worden aangeboden. Dit wordt mogelijk, omdat het automatische generalisatieproces direct aansluit op de productieflow van de TOP10-basisdata. Met de huidige aanpak komen de herziene gebieden van elke levering van de BRTproductfamilie; TOP10, TOP25, TOP50, TOP100 en ook de BRT-Achtergrond kaart gelijktijdig beschikbaar. Deze informatie vindt u ook terug in de BRT-leveringkalender die op Kadaster.nl is te vinden. De BRT-leveringkalender garandeert een vooraf vastgestelde gebiedslevering in februari, april, juni, september, november van elk kalenderjaar.
En dan de keerzijde Ook deze succesvolle innovatie kent een keerzijde. Het handmatige generalisatieproces werd uitgevoerd door 26 zeer gemotiveerde en zeer capabele kartografen. Door automatische generalisatie zijn deze werkzaamheden verdwenen. Op dit moment voeren de kartografen elders in de Kadasterorganisatie vaak tijdelijk werkzaamheden uit en wordt er gezocht naar meer duurzame oplossingen. Koploperpositie leidt tot veel belangstelling Internationaal is er veel belangstelling voor de Kadaster-aanpak. Collega NMO’s (National
Productieflow Omdat de producten in flow worden gemaakt is de onderlinge inhoudelijke consistentie van de BRT-productfamilie erg hoog. Vooral de BRTachtergrond kaart heeft hier veel voordeel van. De 1:250.000 en 1:500.000 doen nog niet mee in de volautomatische aanpak omdat deze producten zijn geharmoniseerd in Europese context. Het met nieuwe technologie vervaardigen van deze schalen zou een hernieuwde harmonisatie vragen. Op dit moment is dit niet haalbaar. utogen: veel sneller, goedkoper en A een hogere kwaliteit Met het ontwikkelen van Autogen, is de doorlooptijd gereduceerd met 5000% ten opzichte
BRT Leveringskalender: TOP10NL.
32 |
Geo-Info | 2013-10
Mapping Organisation) hebben te maken met dezelfde problematiek: meer actualiteit voor minder budget. We hebben presentaties gegeven op diverse congressen en hebben diverse keren in persoonlijk contact de Kadaster-aanpak uitgelegd. Vooral de 100% automatische oplossing heeft veel aandacht. Naast het Kadaster is een aantal NMO’s druk met automatische generalisatie. Omdat daarbij vaak geen 100% uitgangspunt geldt, is het niet mogelijk de benodigde tijdwinst te boeken in doorlooptijd en kostenreductie te realiseren. We kunnen dan ook stellen dat het Kadaster op moment koploper is bij de inzet van deze technologie.
Ben Bruns is ManagerGISMaatwerk en Advies, Productmanager Topografie bij het Kadaster. Hij is via
[email protected] bereikbaar
In Memoriam Hij was een inhoudelijk betrokken leraar, had passie voor zijn vak en kon uitgebreid vertellen over de fijnzinnige wegen van het recht. Zijn nauwgezetheid was legendarisch: een student typeerde het een keer als ‘geen mier bleef ongeschonden’. Van zo’n opmerking kon Angelus overigens de humor wel inzien. Scherp was hij zeker en een bepaalde mate van sarcasme was hem niet vreemd, zeker als een student zich (naar zijn idee) dommer voordeed dan nodig. Hij kende zijn pappenheimers, omdat hij immers zelf de opleiding had gevolgd.
Angelus Megens (1940-2013) Op 22 oktober 2013 overleed Angelus Megens op 73-jarige leeftijd. In de zeventiger en tachtiger jaren heeft hij aan de Utrechtse HTS Landmeetkunde zo’n twintig generaties studenten kennis van het recht en van bedrijfsorganisatie bijgebracht. Die school had hij overigens zelf eerder doorlopen en aansluitend een rechtenstudie voltooid, en vervolgens was hij leraar geworden aan de HTS. Dat was trouwens een last minute keuze, want hij had al een aanstelling bij de gemeente Amersfoort op zak. Angelus stak, zeker in de zeventiger jaren, nogal af tegen het overige lerarenkorps. Ten eerste was hij jong. Zo jong dat hem eens de toegang tot de lerarenkamer werd geweigerd, want die was voor studenten niet toegankelijk.
1973 Ten tweede had hij een eigen stijl die nogal contrasteerde met het degelijke, conservatieve en wat grijze, docentenkorps, en het strenge ouderwetse gebouw aan de Vondellaan. Hij kleedde zich modern, had moderne opvattingen en was sterk betrokken bij de studenten. Hij organiseerde in het tweede en vierde jaar eindejaarsfeesten bij hem thuis; die waren een begrip en altijd drukbezocht en zeer geslaagd. En hij woonde samen met een man, wat voor veel studenten ook de eerste keer was dat ze met zo’n type relatie kennis maakten.
SAGEO gaat Europa in
Na zijn afscheid als leraar, eind jaren tachtig, is Angelus nog ruim tien jaar jurist geweest bij de staf van de Hogeschool Utrecht, waarin de HTS was opgegaan. Zijn nauwgezetheid heeft hij daar kunnen uitleven bij de juridische en organisatorische inrichting van het conglomeraat dat de Hogeschool was geworden. Begin september werd bij hem alvleesklierkanker geconstateerd, een agressieve variant, die binnen anderhalve maand fataal was. Ik wens zijn echtgenoot Joop veel sterkte toe met dit verlies. Ad van der Meer (HTS-student 1975-1979)
Zorgen over opleiding Geodesie/GeoInformatica bij de Hogeschool Utrecht
Met subsidie van de Europese Commissie wordt SAGEO in de komende twee jaar in aangepaste vorm opgezet in drie andere landen, t.w. België, Bulgarije en Litouwen. Het Europese Commissieproject onder het Leonardo da Vinciprogramma gaat 1 oktober 2013 van start en met de volgende doelstellingen: 1. het vaststellen per land van het optimale samenwerkingsmodel, rekening houdend met verschillende culturen. 2. het vaststellen van de optimale manier om studenten bekend te maken met en te interesseren voor de GEO-studies. 3. er zo goed mogelijk voor zorgen dat vraag en aanbod met elkaar in evenwicht blijven. Er komen veel activiteiten zoals workshops, rond de tafel gesprekken, enquêtes en onderzoeken waar de Nederlandse GEO gemeenschap bij betrokken zal zijn. Als u op de hoogte wenst te worden gehouden van de ontwikkeling van dit project, stuur dan een email naar:
[email protected]
Op 3 oktober jl. kwam een twintigtal verontruste vertegenwoordigers van het Geo werkveld bijeen bij de Hogeschool Utrecht (HU) om te praten over de ontwikkelingen rond de opleiding Geodesie/GeoInformatica. De HU is bezig om het opleidingsprogramma te reorganiseren en er waren veel vragen gerezen over de continuïteit van de betreffende opleiding. Voor het Geo werkveld neemt deze opleiding een centrale plaats in in het Nederlandse Geo onderwijs programma. Er is veel behoefte aan deze HBO-ers, de studentenaantallen zijn de laatste jaren goed en stabiel, de opleiding biedt doorstromingsmogelijkheden voor bijvoorbeeld MBO-ers en de studenten zijn potentiële kandidaten voor een Masters studie. Na een goede toelichting op de ontwikkelingen besloten de aanwezigen om gezamenlijk een brief op te stellen en te sturen aan bestuur en directie van de Hogeschool Utrecht voor juiste inbedding van de opleiding Geodesie/GeoInformatica in het nieuwe opleidingsprogramma van de HU. Een kopie van de brief kan bij SAGEO worden opgevraagd.
Stichting Arbeidsmarkt Geo (SAGEO) levert een bijdrage aan de geosector door een goede match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te faciliteren. Onze aanpak is gebaseerd op drie pijlers: vernieuwing van het onderwijs, werving van jongeren voor het geovak, en bevorderen van samenwerking tussen onderwijs en werkgevers. Kijk voor meer informatie op
www.arbeidsmarktgeo.nl.
2013-10 | Geo-Info
| 33
... van de jaren ‘91-’95
De Reünie ...
Wie gaat werken bij de provincie? Iedereen kijkt wel eens terug om te ontdekken hoe de toekomst er uit moet zien. Ik ook. Soms alleen, maar de meest effectieve momenten beleef ik samen met anderen. Het gesprek, de reflectie, de feedback en de humor geven belangrijke informatie. In deze aflevering van de Reünie spreek ik met Henk de Lange en Rob Kuenen. Nog voor openingstijd van een café aan de voet van Onze Lieve Vrouwentoren in Amersfoort ontmoeten wij – eind oktober 2013 – elkaar. ‘Het café was eigenlijk nog gesloten, maar dat gaf niet. Ik kreeg direct koffie aangeboden en mocht naar binnen. Dat is nog eens gastvrij’, begint Rob als ik hem de hand schud.
Rob Kuenen
‘Helaas haalde ik de opleiding niet,’ vervolgt Rob zijn verhaal. ‘Ook niet na het behalen van mijn VWO-diploma en een nieuwe poging als Beroepsofficier, nu aan de KMA. De opleiding was sterk gericht op sport, het cadettencorps, militaire vakken en academische niet-militaire vakken. Enkele vakken haalde ik niet. De militaire vakken wel.’ Wat nu? De rivaliteit tussen de broertjes Kuenen gaf de doorslag. Robs broertje had zijn HAVO-diploma gehaald en koos voor de HBO-studie Scheikunde. ‘Dat ga ik ook doen, maar dan in Delft. Hij HBO, ik universiteit.’ Dat rivaliteit geen goede basis was, bleek later. Rob stopte met Scheikunde en startte na een studieoriëntatie met Geodesie in Delft. Vanwege zijn praktische inslag zette Rob dat later om in de studie Geo-informatica in Utrecht.
Leren Door Katinka Roebert Het gesprek gaat al snel terug naar de HTS-studietijd in Utrecht begin jaren ‘90. Wat is nu gevestigd in het gebouw aan de Vondellaan? Weer een school? Hoe zou het zijn met Hans Geurts? De eerste vraag is snel beantwoord. Aan de voorgevel prijkt nog steeds de tekst Middelbare Technische School. Het naambordje naast de hoofdingang vertelt dat een bedrijvencentrum Vondelparc 1 gehuisvest is in het statige pand. Geen studenten meer die in en uit lopen. Hoe het met Hans Geurts is, is onbekend. ‘Af en toe google ik zijn naam, maar krijg helaas geen passende resultaten. Jammer, want ik ben oprecht benieuwd hoe het met hem gaat,’ zegt Henk.
Rivaliteit ‘In de auto op weg naar onze vakantiebestemming las ik altijd de kaart en als jonge knul had ik vaak de Bosatlas op schoot,’ vertelt Henk. Met later het VWO-diploma op zak en interesse in natuurkunde zocht Henk naar een passende studiekeuze. ‘Mijn oom – notaris en bekend met hypotheekaktes en eigendomsoverdrachten – wees mij op de studie Geodesie aan de TU in Delft. Na een bezoek aan de open dag heb ik mij aangemeld.’ De studie viel Henk tot zijn spijt tegen. ‘Ik blonk niet uit in de vele mathematische vakken,’ gaat Henk verder. ‘Herkansingen waren het gevolg. Enkele geo-vakken van het tweede jaar haalde ik en die vond ik ook leuk. Uiteindelijk struikelde ik toch over de wiskundige vakken en verliet ik Delft. Rob – toen ook op zoek naar een andere studie – vertelde mij over de studie Geodesie/ Geo-informatica aan de Hogeschool van Utrecht.’ Deze studie in Utrecht was voor Rob ook niet de eerste keuze. Na het behalen van zijn HAVO-diploma wist Rob duidelijk wat hij wilde worden: Beroepsofficier aan de OCSD. Niet omdat hij weg was van groen en wapens. ‘Al vroeg was ik lid van Scoutinggroep Frederik Hendrik in Breda. Kaartjes schetsen en navigeren. Waar ben ik? Waar moet ik naar toe? Leuk! De saamhorigheid, het op elkaar aangewezen zijn, het vertrouwen sprak mij daar ook erg aan. Dat zag ik ook terug bij Defensie,’ legt Rob uit. ‘Je moet elkaar blindelings vertrouwen. Als de een slaapt en de ander waakt, moet je met een gerust hart je ogen dicht kunnen doen.’
34 |
Henk de Lange
Geo-Info | 2013-10
Rob en Henk hebben bij de keuze van stageadressen gekozen voor bedrijven waar ze iets nieuws konden leren. De provincie Zuid-Holland was voor beiden zo’n plek. Rob begon daar met een onderzoek over noodzaak en mogelijkheden van het standaardiseren van kleurgebruik en symbolen van de streekplankaarten, de basis voor de (her)inrichting van gebieden binnen de provincie. Alle provincies, en veel gemeenten, waren betrokken bij de enquête. De input is uitgewerkt tot een stageverslag, dat later aanleiding was voor een afstudeeropdracht. Henk ging verder met het eindresultaat van Rob en
Kracht van GIS zijn de ruimtelijke analyses verdiepte zich, via een enquête aan personen en instanties die inspraakreacties op streekplannen hadden ingestuurd, in de verdere standaardisatie van de kleuren en symbolen. Rob en Henk verwerkten de resultaten van de onderzoeken tenslotte in een nieuwe streekplankaart waarin gebruik is gemaakt van kaartsymbolen die lezers van streekplankaarten voor zichzelf vonden spreken. Dozen vol prachtig gedrukte scripties met kleurenkaarten was het eindresultaat. Tot op de dag van vandaag is er geen standaardisatie voor de structuurvisie, de opvolger van de streekplannen, ingevoerd. Iedere provincie heeft zijn eigen opmaak. Dit vindt Henk teleurstellend. ‘In tegenstelling tot bestemmingsplannen zijn de structuurvisies aan weerszijden van provinciale grenzen nu niet vergelijkbaar.’
Aantrekkelijk Rob en Henk leken onafscheidelijk. Toch had het hoofd van bureau Kartografie uiteindelijk maar voor een van hen een baan. ‘Wie? Dat was aan ons,’ zegt Rob. Henk herinnert zich niet hoe de keuze op hem is gevallen. Volgens Rob heeft de woonplaats van Henk en bijbehorende reistijd uiteindelijk de doorslag gegeven. Henk is bij de provincie Zuid-Holland gestart en … nooit meer weggegaan.
Rob Kuenen middelste rij 2e van links. Rechts daarnaast Henk de Lange. Foto van 1995.
Henk begon in 1995 als uitzendkracht met het tekenen van sectorkaarten voor de streekplannen en toen wist hij al: dit ga ik niet mijn hele leven doen. Zo is het ook gegaan. Van technisch kartograaf, via medewerker GIS is hij nu senior geodataspecialist. ‘Mijn werkzaamheden bestaan uit het beheren van centrale data, maken van kaarten, adviseren en ondersteunen van provinciale collega’s en vertegenwoordiging bij INSPIRE en AHN3. De provincie blijft voor mij een aantrekkelijke werkgever,’ vertelt Henk. ‘Wij maken gebruik van veel data van anderen, werken met veel verschillende thema’s (o.a. recreatie, verkeer en vervoer, ruimtelijke ontwikkeling, water), ik heb vrijheid in mijn handelen en er is ruimte om nieuwe technieken te proberen.’ Henk voegt toe dat hij voorstander is van dichtbij de data visualiseren. Zonder conversie van database in ArcGIS naar Illustrator. Een voorbeeld hiervan is de visualisatie van de TOP10NL, die momenteel door ESRI wordt meegeleverd. Rob is in 1996 begonnen als Technisch GIS-Kartograaf bij Natuurmonumenten in ‘s-Graveland. Vervolgens heeft hij gewerkt bij Rijkswaterstaat Limburg en later in Rijkswaterstaat OostNederland. Op beide locaties heeft hij de metadata van de ‘natte’ gegevens in beeld gebracht. ‘En toen kwam het Millennium. Grote verhalen en doemscenario’s,’ vertelt Rob. ‘Ik werd adviseur voor de systemen die er waren en testcoördinator. Veel werk, leuk werk en de echte grote problemen zijn gelukkig uitgebleven.’ Voor het onderzoek ten behoeve van het 50-jarig jubileum van de Schietwedstrijden Harskamp kwam Rob een medewerker van CMG tegen, die hem aanraadde vrijblijvend op gesprek te komen. Hij kon direct blijven. Zo zat Rob binnen de kortste keren in Cambridge op cursus Smallworld, maar was hij ook bezig met
Zinvol werk doen kwaliteitszorg. ‘Omdat Smallworld niet geschikt is voor gemeentes,’ vertelt Rob, ‘maar ik hier wel visie op had, begon ik bij de gemeente Cranendonck als vastgoedcoördinator.’ Hier was Rob betrokken bij het opzetten van Geo-informatie voor wat nu het Shared Service Center is. Tijdens zijn werkzaamheden dacht Rob al vaker aan een eigen onderneming. De zorg voor continuïteit in werk hield hem tegen. Daarnaast had Rob het goed naar zijn zin bij zijn toenmalige werk in Sittard-Geleen als teamleider Geo-informatie. Tot de gemeenten Boskoop en Waddinxveen hem de ruimte gaven een start te
maken. ‘Ik kreeg een werkgarantie van een jaar en zo is Geo-IDV geboren. IDV staat voor Integrale DienstVerlening,’ legt Rob uit, ‘en verwijst naar mijn brede werkervaring binnen gemeentelijke overheid.’ Inmiddels is Rob bij diverse werkgevers werkzaam geweest en is hij nu als adviseur informatiemanagement bij de Brandweer Midden- en West-Brabant actief. Een uitdagende klus, om eenheid te brengen in deze fusie van 26 gemeentelijke brandweerkorpsen, met bijbehorende verschillen in aansturing en systemen.
Legermuseum De toekomst. Rob begint met doceren over het negen-vlaksmodel van Maes. Een onderwerp dat in zijn lessen bij Geo-ICT Training Center ook aan bod komt. Rob ziet een verschuiving ontstaan van Geo als slechts GIS-specialist, naar informatie-specialist tussen de werkorganisatie en ICT, en daardoor dienstbaar aan de organisatie. ‘Een rol die de meeste IT-ers verbazend slecht uitvoeren,’ vult Rob aan. ‘Het gaat om wat de organisatie wil, en niet wat IT oplegt. Informatiemanagement is steeds belangrijker. Zeker nu ICT (helpdesk en serverbeheer) vaak uitbesteed is.’ In Robs ogen is er momenteel geen volledige opleiding die inspringt op deze vraag naar echte Geo-ICT’ers. Henk ziet dat de focus van de geo-wereld vooral gericht is op services. ‘Daar moeten we mee doorgaan. Het zorgt dat geoinformatie gemeengoed wordt.’ Maar de echte kracht van GIS ligt, volgens Henk, toch in het kunnen doen van ruimtelijke analyses. Hij is van mening dat er veel toepassingen zijn voor gebruikers, die het bestaan van dit soort ruimtelijke technieken niet kennen. ‘Volgens mij is de GIS-analyse wat in vergetelheid geraakt.’ Beiden zien kansen voor Business Intelligence. Niet alleen gegevens verzamelen en rapporteren ten behoeve van managementinformatie. Maar deze kennis ook inzetten voor het aansturen van primaire processen. Als Henk nadenkt over zijn eigen toekomst begint hij direct te vertellen. Dat laat zien dat hij nog niet klaar is bij de provincie Zuid-Holland. ‘Er is en blijft behoefte aan geo-data en kaarten, ook op papier. De verscheidenheid aan werkzaamheden is groot, ik heb leuke collega’s en de voortdurende ontwikkelingen in het vakgebied boeien mij en houden mij scherp.’ Rob ziet zichzelf wel als CIO, directeur van het legermuseum of … bijvoorbeeld terug naar Sittard-Geleen en met Beheer openbare ruimte aan de slag. Dat kan ook weer in vaste dienst zijn. Ik wil het naar mijn zin hebben en zinvol werk doen!
2013-10 | Geo-Info
Met het televisieprogramma De Reünie onder leiding van Rob Kamphues in mijn achterhoofd ontstond het idee van deze serie. Bij elke terugblik vroeg ik mij af wat mijn studiegenoten zijn gaan doen. Hebben zij hun plek gevonden in het vakgebied? Doen zij heel wat anders? Of staan zij op een kruispunt en is de keuze van de weg nog niet gemaakt? Bent u ook benieuwd naar een oud-studiegenoot en wilt u graag in gesprek komen? Neem contact op met:
[email protected] en ik organiseer een ontmoeting.
| 35
Verslag
Landmeters in ‘Dordrecht op de kaart’ Een breed publiek houdt van oude kaarten. De tentoonstelling ‘Dordrecht op de kaart’ van 9 juni tot 6 oktober 2013 in het Dordrechts Museum was fraai en druk bezocht. Er was een grote verscheidenheid aan kaarten te zien, van de eerste kaart uit 1545 van Jacob van Deventer tot aan Zock Designs futuristische impressie van de Drechtsteden in het jaar 3000. Bij andere kaarten kwamen landmeters nadrukkelijk aan de orde.
Kaartreclame langs de weg (www.regionaalarchiefdordrecht.nl). Dordrecht, onderdeel van het museum. Zo te zien kón het ook zonder de producten van de gecentraliseerde eenheidsstaat: Kadastrale kaarten, Rivierkaarten en Topografische kaarten. Uit het Nationaal Archief was voor de expositie wel de beroemde kaart van Pieter Sluyter uit 1560 geleend, die laat zien wat er van de Groote of Zuid-Hollandse Waard overbleef nadat de Sint-Elisabethsvloed had huisgehouden. Slot Aanleiding voor de mooie tentoonstelling was het verschijnen van twee publicaties. Uitgeverij Vantilt bracht in coproductie met het Regionaal Archief Dordrecht de Historische ‘Kaart van enige stukken land aan de Achterweg in Mijnsherenland’ van A. van der Burgh en F. Bestebroer atlas van Dordrecht uit, waar in 35 kaarten het ontstaan van het eiland in beeld werd uit 1752 (www.regionaalarchiefdordrecht.nl). gebracht. (Helaas zonder die kaart van Sluyter.) Recent publiceerde Wim van Wijk bij Wbooks Welland (Schouwen) was dat al op 24 april 1754. ‘Ongeveer zo moeten de landmeetkundige metingen op het Eiland van Dordrecht er ook uit Zou de met meetkruis afgebeelde landmeter de hebben gezien.’ Dat stond tijdens de expositie op recent geslaagde Van der Burgh zijn? het tekstplaatje bij de ‘Kaart van enige stukken land aan de Achterweg in Mijnsherenland’ van, Ook Biesbosch op de kaart zoals erbij stond, H. Bestebroer uit 1752. De naam Vlak erbij hing een reconstructie van de kaart H. Bestebroer was ontleend aan de beschrijving van de Groote Waard vóór 1421, uit 1641 en van van het Regionaal Archief Dordrecht. Hij komt Pieter Floris van der Sallem, ‘afkomstig uit een niét voor in het boek ‘Admissies als landmeter familie van landmeters’, en hij was dat zelf ook. in Nederland’ van E. Muller en K. Zandvliet Verder hing er onder meer ook werk van de de dikkere Historische atlas van De Biesbosch: (1987). Persoonlijk lees ik op de kaart zelf in het geadmitteerde landmeters J. Wapperom (1818) met 78 kaarten. Het Biesboschmuseum had middenkader: ‘...Door mij Leermr der meetkonst en en A. Hansum (1836). Ruim 80 kaarten aangeArnoldus van der Burgh geadmitteert Landmeter vuld met prenten, aquarellen, foto’s en filmfrag- in 1998 al een overzichtstentoonstelling ‘Biesbosch à la carte’, maar dat hoefde er in het - F. Bestebroer’. Van der Burgh uit Prinsenland menten vertelden over het ontstaan van de Dordrechts Museum niet bij te staan.... (tot 1997 was er de gemeente Dinteloord en stad Dordrecht aan het water en de ontwikkePrinsenland) werd op 1 februari 1752 door het Hof ling van het omliggende gebied. De meeste Adri den Boer geadmitteerd. Zijn leermeester F. Bestebroer uit kaarten kwamen uit het Regionaal Archief
Geen H. maar F. Bestebroer
36 |
Geo-Info | 2013-10
BGT een goed idee! De opzet van de Basisregistratie Grootschalige Topografie betekent voor gemeenten en alle overige bronhouders een fikse uitdaging. Crotec biedt met C-SAM beheer BGT een complete en gebruiksvriendelijke oplossing om de BGT conform de landelijke IMGeo standaard op te bouwen. Daarmee wordt de BGT een goed idee!
De SVB-BGT heeft C-SAM beheer BGT in gebruik voor opbouw en controle.
C-SAM
De C-SAM beheer-applicatie maakt onderdeel uit van het C-SAM ópen geo-fundament. Kenmerken C-SAM beheer BGT: • Geschikt voor het volledige transitieproces • Transparante integratie van bestaande data • Automatische objectvorming • Controle op kwaliteit en volledigheid • Aansluiting met beheersystemen openbare ruimte
Kooikersweg 2, 5223 KA ‘s-Hertogenbosch T: E: W:
073 30 30 900
[email protected] www.crotec.nl
BGT goed idee?
sief u l c In breid ! e g t i u rk gwe a l s na
Workshop BGT 1.0 en IMGeo 2.1 Niemand in geo-land ontkomt aan de Basisregistratie Grootschalige Topografie en het bijbehorend informatiemodel IMGeo. BGT, waarom is het er? Wat is precies IMGeo 2.1 en StUF-Geo? SVB-BGT: wat doe ik er mee? Welke leverancierskeuze? In één dag overzicht en inzicht. Een aanrader! • • • • •
Voor wie: beslissers, beleidsmakers, adviseurs en andere geïnteresseerden Waar: op 5 trainingslocaties of on-site bij opdrachtgever Duur: 1 dag Kosten workshop: € 525,- per persoon incl. lunch, BGT-boek en reader; on-site prijzen op aanvraag Aanmelden:
[email protected]
Ruimteschepper organiseert workshops voor iedereen die meer wil met geo. Praktijkgerichte en inspirerende trainers leiden u graag op en praten u bij over de laatste ontwikkelingen in het geo-werkveld.
RUIMTE VOOR KENNIS na’s i g a p den 300 n o b ge * luxe
€
49,-
BGT 1.0 en IMGeo 2.1: stand van zaken Compleet, scherp en up-to-date naslagwerk, samengesteld door een team van ervaren professionals uit het werkveld. • Borging van de BGT en IMGeo binnen de organisatie van de bronhouder • BGT 1.0 en IMGeo 2.1 volledige modellen • SVB-BGT, het hoe en waarom • StUF-Geo, de berichtenstandaard beschreven • Uitgebreid leveranciersoverzicht Bestel het enige complete, productonafhankelijke naslagwerk via www.ruimteschepper.nl. Een must voor iedereen die bij de BGT betrokken is! * exclusief BTW en verzendkosten. KennisKring-leden en kopers van eerdere edities ontvangen 25% korting.