2015 • jaargang 12 • Nummer 6
Interview Menno Jan Kraak LocalFocus: zegen voor de nieuwskaart? De erfenis van Ptolemaeus
www.geo-info.nl • Vakblad van Geo-Informatie Nederland
GIN op GeoBuzz
BOORDEVOL FUNCTIES VOOR MAXIMALE FLEXIBILITEIT EN PRESTATIES.
Trimble S7 Total Station
Feature-rijke scans uitvoeren met Trimble SureScan™
Stel dat u maar één total station op de site nodig zou hebben om alle data in te winnen. Eén zeer goed uitgerust total station voor scannen, beelden vastleggen en inmeten. Een total station dat u kunt gebruiken om 3D modellen te creëren, zeer accurate visuele site documentatie, puntenwolken en nog veel meer te verwerken. Dat total station is de
De locatie van uw instrument in real time volgen met Trimble Locate2Protect De job documenteren en diverse eindproducten produceren m.b.v. Trimble VISION™ technologie
Trimble® S7. De Trimble S7 zit boordevol met de meest geavanceerde functies en technieken van Trimble, zodat u de flexibiliteit en prestaties krijgt die u nodig hebt, voor welk project dan ook.
Meer informatie op Trimble.com/geospatialTS
© 2015, Trimble Navigation Limited. Alle rechten voorbehouden. Trimble en het logo met globe en driehoek zijn handelsmerken van Trimble Navigation Limited, gedeponeerd in de Verenigde Staten en andere landen. SureScan en VISION zijn handelsmerken van Trimble Navigation Limited. Alle andere handelsmerken zijn eigendom van hun respectievelijke eigenaren. GEO-068A-NLD (05/15)
Verder en sneller meten met Trimble DR Plus EDM Veelomvattende geospatiale eindproducten produceren in Trimble Business Center
Redactioneel Klaas van der Hoek Voor u ligt alweer het laatste nummer van deze jaargang, met interessante bijdragen en een terugblik op de GeoBuzz 2015, waar wij als redactie en GINbestuur velen van u hebben mogen ontmoeten. Was u er niet? U hebt in 2016 weer een kans! Noteer alvast de data: op 22 en/of 23 november zien we u dan graag op de GeoBuzz 2016 in Den Bosch. Ik stop als redacteur van dit prachtige blad. Mijn dubbelrol als bestuurslid van GIN en redacteur van Geo-Info is geen gewenste koppeling van rollen. Ik heb dan na mijn verkiezing als bestuurslid ruim de tijd genomen om een opvolger voor mijn redacteurrol te vinden. En die heb ik gevonden in de persoon van Eric Hagemans. Hij zal zich in het volgende nummer aan u voorstellen. Dit is dus mijn laatste redactionele bijdrage. Daarin wil ik u toch nog wat meegeven, los van het plezier en de prettige samenwerking die ik met u en met mijn redactieleden heb mogen ervaren. Dat meegeven start bij een terugblik mijnerzijds op de GeoBuzz. Ik vond dat persoonlijk twee prachtige dagen. Als imker spreekt mij de naam ook bijzonder aan, inclusief het thema rond bijen. Daar kunnen we als sector meer mee in mijn ogen. Mijn oproep is dan ook om breder te kijken dan naar de bijen. Het gaat mij in deze vergelijking niet om de honing. Dit is weliswaar een prima product, maar voor even geen doel op zich. Waar gaat het dan meer om bij de bijen dan de honing? Dat er in de natuur een goede bestuiving plaatsvindt van bloemen en vruchtbomen. Het gaat de landbouwer bijvoorbeeld om een betere opbrengst van zijn oogst; denk aan appels, peren of aardbeien. Deze vergelijking trek ik door naar onze sector. Laten wij nu eens kijken niet naar de Geo zelf kijken, maar even verder. Dat anderen dankzij Geo een beter product kunnen creëren, of een betere besluitvorming kunnen voorbereiden en nemen. Denk hierbij aan analyses maken of politieke keuzes communiceren. Omdat locatiegebonden informatie daarvoor de ingrediënten biedt. Laten wij dan de Geo verzamelen, maar ondertussen de planten bestuiven. Dat we ons bescheiden opstellen en genieten van het feit dat anderen ‘een beetje aan de haal’ gaan met onze geo-data is toch geen probleem? Dan wordt de wereld toch een beetje beter? Daar doen we toch onze geo-zaken voor? En dat kunnen we niet alleen. Denk maar aan dat bijenvolk. Samen zijn we sterk: bedrijfsleven, overheid, onderwijs, persoonlijke leden van GIN. Laten we elkaar de goede richting aangeven dan wordt onze geo-kast helemaal vol. En heeft de klant meer opbrengst. En is de Geo misschien wel een heel eerlijk bijproduct. Beste lezers, ik kom u ongetwijfeld nog wel tegen. Ik stop alleen met deze rol, maar blijf lekker werkzaam in ons werkveld.
2015-6 | Geo-Info
Update je profiel op de website door rechtsbovenin in te loggen. Word nog beter vindbaar op de website en zorg dat je voor jou relevante informatie ontvangt.
| 1
Colofon
Agenda GIN GIN Regio Oost Nieuwjaarsborrel Datum: 21 januari 2016 Locatie: Go Ahead Eagles stadion, Deventer Tijd: 16.00-20.00 uur Meer info: www.geo-info.nl/regios GIN Regio Noord bijeenkomst Datum: 1 februari 2016 Locatie: Provinciehuis Friesland, Leeuwarden Meer info: www.geo-info.nl/regios
Geospatial World Forum 2016 Datum: 23 mei t/m 26 mei 2016 Locatie: Rotterdam Meer info: geospatialworld.net/ GeoBuzz 2016 Datum: 22 en 23 november 2016 Locatie: Congrescentrum 1931, Den Bosch Meer info: www.geobuzz.nl
6 2015 • jaargang 12 • Nummer
Geo-Informatie Nederland wenst al haar leden een gezond en voorspoedig 2016!
Inzenden kopij Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’. Advertentie-exploitatie Motivation Office Support bv Jan van de Vis Telefoon : (033) 247 3415 E-mail:
[email protected] of
[email protected] Advertentietarieven op aanvraag Vormgeving en druk VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl Abonnementen/inlichtingen Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.
De erfenis van Ptolemaeus
Foto cover: Energieke spellen op het energieplein (foto: Jaap van der Zalm (Enexis).
Partners Geo-Informatie Nederland
2 |
Hoofdredacteur Roelof Keppel
Bladmanagement Motivation Office Support bv, Nijkerk
van Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl • Vakblad
Interview Menno Jan Kraak de nieuwskaart? LocalFocus: zegen voor
Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected]
Redacteuren Adri den Boer, Klaas van der Hoek, Rob Kromwijk, Ferjan Ormeling, Eric Hagemans, Sytske Postma, Frans Rip, Jonna Bosch
FIG Working Week 2016 Datum: 2 mei t/m 6 mei 2016 Locatie: Christchurch, New Zealand Meer info: www.fig.net/fig2016/
GIN op GeoBuzz
Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl
Geo-Info | 2015-6
bonnementsprijzen per jaar voor 2015 A Persoonlijk lidmaatschap: € 62,- incl. 6% btw. Abonnement op Geo-Info: € 113,- incl. 6% btw. Organisatielidmaatschap: € 250,- incl. 6% btw. Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl. Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar. © 2015. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur. ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online) IBAN: NL55RABO0395278430
In dit nummer ... ...en verder 6 Openbare ruimten in kaart gebracht 10 Historische Franse kaarten 11 Column VODK - Anke van Dellen
4 Interview met de nieuwe ICA voorzitter Menno-Jan Kraak
12 De geo-koffer 14 Open source GIS in Nieuwegein 18 Boek De Bosatlas van Nederland Junior 19 Column - Arie Duindam
20 Open Kaart: LocalFocus: zegen voor de nieuwskaart?
21 Verslag Aanbieding Bosatlas van Amsterdam 22 Praten over kwaliteit van ruimtelijke data 27 Kennismaken met Henk Ensink 28 Alle ruimte voor GeoBuzz 34 Verslag 24 uur met... 36 Boek - De Bosatlas van Amsterdam 42 Verslag CLGE - Moskou 45 Column Jong Strong - Christiaan Jolly
26-32 GIN op GeoBuzz
38 3D en de Omgevingswet
46 De erfenis van Ptolemaeus : atlassen als middel om ruimtelijke informatie te ordenen
2015-6 | Geo-Info
| 3
Interview met nieuwe ICAvoorzitter Menno-Jan Kraak In het vorige nummer van Geo-Info kon u lezen dat op de laatstgehouden vergadering van ICA Menno-Jan Kraak, hoogleraar kartografie aan de Universiteit Twente, Faculteit Geoinformatie Wetenschappen en Aardobservatie (ITC) te Enschede, is benoemd tot voorzitter van International Cartographic Association (ICA). Reden genoeg om eens met hem de toekomst van het kartografisch werkveld te verkennen. Door Roelof Keppel
4 |
Menno-Jan Kraak. Het International Map Year (IMY) loopt nog even door tot in 2016. Een extra impuls om in Geo-Info regelmatig verslag te doen van opmerkelijke gebeurtenissen in de kartografie. Op de laatste dag in oktober sprak ik Menno-Jan Kraak in zijn woonplaats Enschede. Veel vragen en veel antwoorden. Met een aanstekelijk enthousiasme wist Menno-Jan mij in ruim een uur mee te nemen in de ontwikkelingen die hij vanuit zijn nieuwe rol als ICAvoorzitter zal modereren. ‘En ja: in Nederland willen we graag dat we kartografie met een ‘k’ schrijven. Dat is zo gegroeid en Ormeling heeft daar een behoorlijke rol in gehad’. Energiek en enerverend, zo sprak Menno-Jan, nu tijdens een sabbatical. Never a dull moment. Zo blijkt uit het grote aantal publicaties van zijn hand en zijn vorig jaar verschenen boek Mapping Time, waarin hij een geheel nieuwe kartografische kijk ontwikkelde op de weergave van tijd, geïllustreerd aan de hand van de veldtocht van Napoleons legers in 1812 naar de Berezina (zie boekbespreking GI5-2014 (p36)). Ontstaan tijdens zijn vorige sabbatical en daarna vervolmaakt in de randen van de dag. Het boek lag me gedurende het interview de hele tijd aan te staren: ik moet het toch eens gaan lezen. Fascinerende titel. Al snel kwam het gesprek op de enorme druk die deze verantwoordelijke functie de komende 4 jaar op zijn schouders zal leggen. Hoe combineer je dat met zo’n drukke baan bij het ITC, waarbij je leiding geeft aan de afdeling van circa 40 mensen en vanuit die
Geo-Info | 2015-6
functie al heel veel publicitaire verplichtingen hebt. Menno-Jan spreekt en oogt als een vitale dertiger: ‘Ik heb van mijn hobby m’n werk gemaakt en doe de dingen die ik leuk vind. Het zal een hele toer worden om de agenda goed te beheren, maar het zijn toch echt vooral de leuke dingen waarmee ik bezig ben.’ Hij realiseert zich heel goed dat met name het vele reizen een zware wissel zal trekken. Fysiek is dat een zware inspanning. MennoJan is een fanatieke runner. ‘Als ik op reis ben gaan de sportschoenen mee!’ Momenteel wordt er al vanuit alle hoeken van de wereld een beroep op hem gedaan om keynotes te
‘Op reis? Dan gaan de sportschoenen mee!’ verzorgen of als voorzitter van ICA aanwezig te zijn bij regionale kartografische bijeenkomsten. Opvallend daarbij is dat juist die lokale of regionale initiatieven vaak hoog scoren bij de bezoekers, waar zij het internationaal nog wel eens laten afweten. Zo was de bijeenkomst van afgelopen augustus in Rio de Janeiro voor velen te ver of te duur.
Wat gaan we nu in Nederland merken van het bekleden van deze nieuwe functie en hoe belangrijk is de positie van de Nederlandse kartografische gemeenschap, die al ruim 50 jaar vertegenwoordigd is in het ICA-bestuur? Naast het feit dat deze functie natuurlijk eervol is, moeten we niet vergeten dat Nederland een belangrijke rol heeft vervuld in een aantal ontwikkelingen in de kartografie de afgelopen decennia. Het is voor een deel ook het voortzetten van deze traditie. Naast alle historische hoogstandjes in de kartografie (denk aan de atlassen van Blaeu) heeft Nederland zich ook in de ontwikkelingen van de moderne kartografie onderscheiden. Het is ook fantastisch om te zien hoeveel internationale goodwill dat heeft opgeleverd. De verbindingen vanuit ICA hebben onder andere ook geleid tot het opzetten van een internationale samenwerking op het gebied van een masteropleiding kartografie, waarbij naast de universiteit Twente/ ITC ook de universiteiten van München, Dresden en Wenen zijn betrokken. Dat heeft slagkracht. Bijna 40 beurzen zijn hiervoor vanuit Europese fondsen beschikbaar. Dit type verbanden heeft internationale allure en uitstraling en Nederland speelt hierin een belangrijke rol. Gevraagd naar de ontwikkeling die Menno-Jan ziet naar aanleiding van de belangrijke bijdragen die door hem geleverd zijn aan de onderzoekagenda van het ICA, stelt hij: ‘We hebben de 17 sustainable development goals van de Verenigde Naties [1] stevig op onze agenda geplaatst. We hebben 70 van de 200 landen als lid binnen het ICA. Naast de wens getalsmatig uit te breiden heb ik een droom. Mijn droom is dat we erin slagen om op al deze 17 aandachtsgebieden een wezenlijke bijdrage te leveren met behulp van kartografie. Het dynamisch in beeld brengen van deze thema’s en deze vervolgens, aan de hand van reeds vastgestelde indicatoren, te monitoren op de voortgang is een belangrijke doelstelling van het ICA voor de komende jaren. Daarvoor worden een werkgroep ingericht. We gaan ermee aan de slag. Het is niet zo dat het ICA niet goed liep, maar een dergelijke impuls kan ons werk belangrijker en gewichtiger maken. Voor onszelf en zeker ook voor de wereldgemeenschap. We kunnen aan de hand van best practices laten zien hoe de kaart een belangrijke ondersteunende, maar soms ook leidende rol kan spelen in het realiseren van deze duurzame doelen. Dat geeft extra cachet aan het IMY en plaatst ons extra onder de aandacht bij de Verenigde Naties. Het zal nog knap lastig worden om dat in korte tijd – voor april 2016 - een paar treden verder te helpen, temeer omdat er ook voor deze activiteiten een beroep moet worden gedaan op vrijwilligers. Het is een belangrijk speerpunt op de agenda van ICA de komende tijd. Binnen
het ICA ontkom je niet aan politiek. Dat kan nogal lastig zijn. Vanwege de culturele verschillen ontstaan er keer op keer accentverschillen op de uitvoeringsagenda.’ Naast de internationale belangen hebben we ook uitvoerig stilgestaan bij de rol die GIN kan vervullen voor de Nederlandse kartografische gemeenschap en omgekeerd. Wat is er gebeurd de laatste paar jaren waardoor mensen uit de kartografische community zich niet meer verbonden voelen aan GIN? Waarom leek vroeger alles beter? Is ons letterlijk iets overkomen? Hoe kunnen we dat duiden? Menno-Jan was in het verleden, in de begintijd van GIN, voorzitter van onze vereniging. Hij stelt dat er nu geen kartografie meer zichtbaar is. ‘Nu ja: wel in Geo-Info, kijk maar naar het themanummer IMY, maar niet in de organisatie. Vroeger hadden we vanuit de NVK fulltime een persoon werkzaam op het leggen van verbindingen binnen de kartografische gemeenschap. De vrijwilligersgedachte is compleet anders geworden. De afrekening op harde doelen, zowel in wetenschapswerkveld als in het bedrijfsleven, is een stuk harder geworden. Ik begrijp wel dat er ten gevolge van deze verharding en ontzuiling de rol van de vrijwilliger ondersneeuwt. Je ziet het bijvoorbeeld in onze opleidingen. Studenten moeten er een baantje bijnemen om rond te komen. Dat was eerder geheel anders: dan kon je op hun zeeën van vrije tijd een beroep doen
‘In een kaart kun je een tijdreis maken’ en dat werd ook geaccepteerd. We hebben deze werkstudenten niet aan een touwtje. Ten gevolge van toegenomen individualisering heeft men ook vooral de eigen agenda die bepaalt waaraan men de energie besteedt. Er zijn ook nu initiatieven vanuit kartografen die zich eens per jaar verzamelen op Geofort. Maar op de één of andere manier integreren ze niet in GIN. Of GIN niet met hen. Een groot deel van hen is ZZP-er en die moeten ook vooral voor zichzelf aan de bak. Een andere observatie is dat waar je een aantal decennia geleden nog grote instituten of entiteiten had die zich bezig hielden met kaartvervaardiging, je nu ziet dat deze allang niet meer bestaan. Of zijn opgegaan in kleinere eenheden. Je ziet dat we onszelf hebben weggesaneerd. Wij zijn letterlijk
2015-6 | Geo-Info
van de kaart.’ De waarneembare effecten zijn goed zichtbaar te maken, en bevallen niet echt. Gevraagd naar een verbetering ervan, kunnen we vaststellen dat deze niet voor het oprapen ligt. [Het is overigens een doel van het GIN-bestuur om in weerwil van de ontstane situatie toch alle verenigingsinitiatieven binnen
ZZP kartografen integreren niet in GIN, of andersom ons vakgebied de te blijven faciliteren. Kartodagen, regiobijeenkomsten, SIG’s; daar zijn we van en voor. Onze nieuwe website met allerlei community-faciliteiten zal ons daar hopelijk bij gaan ondersteunen. - red.] Alsof het de hele tijd al in de lucht hing, aan het einde van het interview kwam het onontkoombaar voor het voetlicht: wat is kartografie nu eigenlijk? Menno-Jan gaf een fraaie en vooral compacte definitie: ‘Cartography is the art, science and technology of making and using maps’. Opmerkelijk is dat je vanuit deze definitie, die al jaren in al z’n eenvoud nog steeds geldig is, als vanzelf impuls krijgt om in te zien dat er tussen de vijf kernwoorden elastiek schijnt te zitten. Alsof het vijf knoppen zijn waarmee je de samenhang kunt parametriseren, afhankelijk van de ontwikkelingscyclus waarin één van de vijf onderwerpen zich bevindt. Soms is het aspect kunst groter, en gaat het vooral om de ‘looks’ of wordt afgedwongen toch in belangrijke mate de ‘Bertin-doctrine’ te volgen. Vervolgens wordt je ingehaald door de techniek: nu de smartphone, als ultiem gadgeticoon van de individualisering, over 5 jaar wat anders? Of is het gebruik ervan belangrijk: de usability, opgelost door maatwerk? Of wordt het maken van kaarten heel anders, bijvoorbeeld door nieuwe aggregatie-algoritmes, zoals bij de vervaardiging van de TOP-kaart? Een natuurlijk spel van afhankelijkheden. Zoveel is duidelijk: een vakgebied met heel veel rek en dynamiek. En des te belangrijker is het dat we een Nederlandse voorzitter hebben in het ICA-bestuur. We hopen nog veel over en van hem te publiceren de komende tijd. Links [1] 1 7 sustainable development goals van de Verenigde Naties: www.un.org/sustainabledevelopment/sustainable-developmentgoals/
| 5
Openbare ruimten in kaart gebracht De gebruikelijke methode om de locatie van een straat te vinden is om een plattegrond te pakken, het naamregister te raadplegen en dan in het aangewezen gridvak de naam op te sporen. Autonavigatie is al gemakkelijker, want de naam wordt via de daaraan gekoppelde coördinaat gemakkelijk gevonden en getoond. In beide gevallen heb je dan wel een plaatsindicatie, maar nog geen aanwijzing van de begrenzing van de straat (of, in hedendaagse termen: de openbare ruimte). Je kunt visueel wel ongeveer inschatten wat de omvang van de Dam is, of van waar tot waar de Kalverstraat loopt, maar iedereen zal dat op zijn of haar manier doen.
We hebben bij de gemeente Amsterdam geconstateerd, dat zo’n simpele lijst van openbare ruimten met een XY-coördinaat niet genoeg is. Wat onze interne gebruikers willen is een bestand met de vlakken van de openbare ruimten in de stad. Met andere woorden inzicht in wat de omvang is van de Dam of van de Kalverstraat. Daarvoor moesten we een paar stappen zetten. Welke openbare ruimten hebben we? Wellicht een opmerkelijke vraag, maar in Amsterdam was de bevoegdheid voor het toekennen van namen voor openbare ruimten in 1992 toegekend aan de afzonderlijke stadsdelen. Er was geen centrale registratie van dit soort besluiten. De toenmalige straatnaamcommissie hield wel een archief bij, maar als een stadsdeel verzuimde de commissiesecretaris te informeren, kon het gebeuren dat een toekenning of intrekking niet bekend werd. Pas in maart 2014 is de naamgeving van openbare ruimten weer gecentraliseerd. Vanaf toen zijn dergelijke besluiten uitsluitend nog door het college van B&W genomen. Bij de invoering van de BAG is er al een goede grondslag gelegd voor het volledig maken
Door Ad van der Meer
Figuur 1 - Openbare ruimte Dam (type weg).
6 |
Geo-Info | 2015-6
van het straatnamenbestand. Simpelweg omdat alle openbare ruimten waar een verblijfsobject (adres) aan is gelegen, met een brondocument in de BAG moeten zijn opgenomen. Echter, niet van al die straten kon een formeel besluit worden gevonden. Zo zijn de Dam en de Nieuwendijk nooit expliciet formeel vastgesteld. Daarom hebben we twee ‘bypasses’ uitgevoerd. De eerste was op basis van een straatnaamregister dat in 1964 in het Gemeenteblad was gepubliceerd. Hoewel dat formeel-juridisch geen vaststellingsbesluit was, hebben we bij de implementatie van de BAG dit register als brondocument genoteerd voor alle straten in dat register waarvan geen brondocumenten beschikbaar waren. De tweede ‘bypass’ was dat we in 2010 via een ‘massabesluit’ nog een aantal ontbrekende straten hebben geformaliseerd die we tijdens de BAG-implementatie in de bestaande adresregisters aantroffen. Deze methoden waren niet perfect, de gegevens waren niet altijd even evenwichtig. Desondanks hadden we in elk geval een goede basisgegevensset. Maar daarmee ontbraken nog vele straten zonder huisnummers, de meeste parken, het overgrote deel van de bruggen, veel van de
waterwegen en vrijwel alle landschappelijke gebieden. We zijn dus eerst begonnen met een vergelijking van alle bij ons beschikbare bronnen: de BAG, straatnamenboeken, de GBK en de kleinschalige topografische kaart. Dat waren bij elkaar bijna 6500 namen. Deze zijn stuk voor stuk geverifieerd en daar kwamen een paar interessante kwesties uit. Zo konden we van sommige namen geen enkel spoor terugvinden op welke kaart dan ook. Hoe die namen in het register van 1964 zijn gekomen, konden we niet meer achterhalen. Deze spoorloze namen zijn uiteraard ‘gecontroleerd’ opgeruimd. Een aantal namen bleek er dubbel in te staan: de Molenwatering was dezelfde als de Molenwetering, en de Ringweg-West bleek ook Einsteinweg te heten. Weer een andere situatie troffen we aan achter Osdorp: daar bleek in de jaren zestig een industrieterrein te zijn ontworpen, inclusief een kavelstructuur, waaraan alvast formeel straatnamen waren gekoppeld. Alleen is het terrein nooit gerealiseerd en dus zijn dit spooknamen geworden. Aan het college van B&W zal een voorstel worden voorgelegd om deze namen in te trekken. Een derde stap, die nu nog loopt, is het opschonen van de lijst ‘niet-officiële brugnamen’. Een wat wonderlijke lijst, waarvan de herkomst en samenstelling niet meer goed kan worden achterhaald, maar ze zijn zelfs te vinden in de nieuwe Bosatlas van Amsterdam! Daarop staan 152 namen, waaronder historische brugnamen (van vóór 1850) en namen die in meer of mindere mate in de volksmond worden gebruikt. De gemeentelijke Commissie Naamgeving Openbare Ruimten heeft de lijst geanalyseerd en geadviseerd om ongeveer de helft van de namen alsnog officieel vast te stellen en de rest te laten vervallen. Het fenomeen ‘nietofficiële brugnamen’ zal vanaf nu dus niet meer bestaan. Een brug heeft immers een officiële naam óf geen naam. Het overgrote deel van de Amsterdamse bruggen heeft geen naam en is daarom niet als openbare ruimte aangemerkt. De opschoonactie leidde Weg
4952
Water
228
Terrein
Figuur 2 - Openbare ruimte Durgerdammer Die (type landschappelijk gebied). dus tot kwaliteitsverbetering, omdat we nu zeker weten welke openbare ruimten er daadwerkelijk bestaan. Wat zijn de grenzen? De openbare ruimten in de BAG zijn alleen als administratief gegeven geregistreerd zonder geometrie. Ook was de wegobjectafbakening op onze kleinschalige en grootschalige topografische bestanden niet bruikbaar, omdat door het ontbreken van heldere richtlijnen de afbakening niet systematisch heeft plaatsgevonden. Soms is die zelfs bewust zó gekozen dat elke suggestie van een reële afbakening wordt voorkomen. Er bestaat binnen Amsterdam geen officiële definitie van wat wel of niet tot een openbare ruimte moet worden gerekend. Voor de geografische begrenzing moet je dus van geval tot geval teruggrijpen op de tekeningen bij raads- en collegebesluiten. Deze zijn soms als brondocument in de
BAG beschikbaar, maar minstens zo vaak alleen te vinden in het gemeentearchief. Bovendien hebben die tekeningen een heel verschillende geografische kwaliteit, met viltstiftkartografie op een ondergrondje als meest voorkomend werkwijze. Om te komen tot een afbakening hadden we drie keuzemogelijkheden: • bronnenonderzoek; • een geparametriseerde wiskundige afbakening; • een visuele interpretatie. Bronnenonderzoek doen, met andere woorden de tekeningen van alle oorspronkelijke straatnaambesluiten opzoeken, viel af. Het zou heel veel tijd kosten en ook was het zeer twijfelachtig of dit wel tot een eenduidig en volledig resultaat zou leiden gezien de verschillen in de kwaliteit van de beschikbare tekeningen. Sowieso zijn van de meeste openbare ruimten in de categorieën van niet-straten en straten
2
Kunstwerk
242
Landschappelijk gebied
146
Tabel 1 - Overzicht van de aantallen openbare ruimten in Amsterdam, per categorie. Figuur 3 - Openbare ruimte Nesciobrug (type kunstwerk).
2015-6 | Geo-Info
| 7
Figuur 4 - Modelverschillen tussen kleinschalige topografie (links) en grootschalige topografie (rechts). van voor circa 1850, geen naamgevingsbesluiten beschikbaar. Laat staan tekeningen. Een wiskundige afbakening, ongeveer zoals in het BGT-objectenhandboek is gedaan, zou in beginsel kunnen en stadsbreed toepasbaar zijn. Maar een verkennende ronde bij gebruikers leverde veel verschillende opvattingen op over wat precies de grens moet zijn van een openbare ruimte. Een koppeling aan een stedelijk beheermodel openbare ruimte was nog niet mogelijk, omdat dit in Amsterdam nog in ontwikkeling is en het niet gewenst was om te wachten totdat dit beheermodel geïmplementeerd zou zijn.. Resteerde de werkwijze dat we ‘op het oog’ de openbare ruimten afbakenen. Feitelijk op dezelfde manier als je dat zou doen als je een straat op een plattegrond bekijkt. We hebben wel een uitgangspunt gekozen, namelijk de topografische begrenzingen op de kleinschalige topografie (BRT). Voor het doel van het bestand was dit voldoende nauwkeurig. In de visualisatie met de GBK/BGT als ondergrond worden dan wel de verschillen zichtbaar in de objectdefinities in beide registraties (zie figuur 4), maar dit vinden we acceptabel. Dat probleem lost zich in de komende jaren ook wel op als de landelijke integratie van de modellen voor beide registraties vorm krijgt.
wordt wel onderbroken, en kan dus uit meerdere gedeelten bestaan. Bij T-splitsingen wordt geen kruisingsvlak gemaakt, de afbakening ligt op het einde van de straat die ‘dood’ loopt op de doorgaande weg. overlappende vlakken komen ook voor bij formeel benoemde fietspaden die door een park lopen, zoals het Reigersbospad dat door het Nelson Mandelapark loopt. En ook bij formeel benoemde bruggen die in een weg liggen met aan weerszijden dezelfde straatnaam. Dit sluit aan bij de dagelijkse praktijk: een straat loopt dóór over een brug, een fietspad ligt ín het park. Alleen bruggen met aan weerszijden een straat met een verschillende naam, zijn als afzonderlijke openbare ruimte in het bestand opgenomen. voor waterwegen geldt dat de oeverlijn de begrenzing vormt, de oevervlakken zelf worden er niet tot de openbare ruimte gerekend. openbare ruimte-elementen als middenbermen, vijvers in parken, zijn allemaal binnen de
afbakening van de openbare ruimte getrokken waar ze door worden omhuld. Met deze regels hebben we beoogd zoveel mogelijk aan te sluiten bij wat de gebruiker ‘logisch’ vindt als het gaat om de afbakening. Wat gaan we er mee doen? Gebruikers krijgen met dit bestand een overzicht van álle openbare ruimten in de stad, met een begrenzing die aansluit bij de praktijk. Binnen de BAG kan de geometrie gebruikt worden om snel een openbare ruimte te lokaliseren en de daarbij behorende besluiten te ontsluiten. De geometrie maakt het ook mogelijk om via GIS-analyses eenvoudig alle adressen in de nabije omgeving van een openbare ruimte te selecteren (en dus niet per se in de straat zelf) om de bewoners daarvan aan te kunnen schrijven. Vanuit de stedelijke informatievoorziening gezien, is een totaaloverzicht van openbare
We hebben vervolgens een aantal praktische regels gehanteerd: Gelijkwaardige kruisende wegen, waarbij beide over de kruising dóór lopen, worden niet onderbroken; het kruisingsvlak komt dus in twee afgebakende gebieden voor (zie figuur 5). Een een straat die wordt doorkruist door een weg van het hoofdwegennet
Figuur 5- Gelijkwaardige straten worden op kruisingen niet onderbroken.
8 |
Geo-Info | 2015-6
ruimten (en hun begrenzingen) noodzakelijk voor de inrichting van een efficiënt beheer van openbare ruimten, handhaven (parkeren) in de openbare ruimte, voor openbare orde en veiligheid (een melding vanuit een straat die niet in gemeentelijke geo-viewer Atlas staat, is niet gewenst) en als hulpmiddel voor een gemeentebreed documenten- en zaakarchief, omdat je dan een geografische naam in een document kunt verbinden met een locatie en daarmee heel gemakkelijk een kaart kunt oproepen. Met dit bestand als basis kunnen we de diverse toepassingen verder gaan ontwikkelen. Wat is eigenlijk een openbare ruimte? Voorafgaand aan het begrenzen van een openbare ruimte rijst de vraag: “wanneer zou een gebied een zelfstandige openbare ruimte moeten of kunnen zijn?” Deze vraag viel buiten de scope van het project, want dat richtte zich op het inventariseren van bestaande openbare ruimten. We gaan toch deze vraag in een afzonderlijk onderzoek beschouwen. Ook de gemeentelijke Commissie Naamgeving Openbare Ruimten worstelt van tijd tot tijd met deze vraag. Er komt soms een aanvraag binnen voor een terrein waar je op gevoel van zegt dat het geen openbare ruimte is, maar waar toets je dat aan? Een rondvraag bij enkele collega-gemeenten gaf ook geen duidelijk beeld en op het web zijn verschillende meningen te vinden (waaronder de meest voorkomende ‘dat er geen heldere definities zijn’).
Figuur 6 - Elleboogsteeg: openbare ruimte, maar niet toegankelijk.
maar die centra zijn eigendom van een belegger. Het criterium ‘openbaar toegankelijk’ dan? Een winkelcentrum kan in sommige gevallen ‘s nachts voor het publiek gesloten zijn. En in het centrum van Amsterdam zijn stegen als openbare ruimte aangemerkt inclusief adressen, die toch ‘s avonds worden gesloten om onverlaten buiten te houden (zie figuur 6). Het criterium ‘omvang’ is evenmin generiek bruikbaar: een klein parkje dat duidelijk afgebakend is door enkele omliggende wegen, kan heel goed een zelfstandige ruimte zijn, terwijl een grote bosschage langs een weg dat niet is. We komen vooralsnog niet verder dan het globale criterium dat het een ter plaatse Vanzelfsprekend is, dat een openbare ruimte herkenbare, afbakenbare plek moet zijn, die in waar adressen aan komen, afgebakend moet worden en een naam moet krijgen. Maar moet het maatschappelijk verkeer relevant is, en die de ruimte publiek bezit (gemeentelijk of rijksei- in beginsel zonder enige beperking toegankegendom) zijn? Er zijn winkelcentra waarbinnen lijk is voor het publiek. Het moet dus ‘voelen’ als een logische eenheid. En het is zaak om de winkels een eigen huisnummer hebben,
daarbij altijd de doelstelling van naamgeving voor ogen te houden, namelijk dat het een locatieaanduiding is die gedurende (zeer) lange termijn bruikbaar moet zijn. Ik verwacht niet dat we het criterium veel scherper zullen krijgen. Het zal uiteindelijk altijd een keuze moeten worden in de ambtelijke voorbereidingsprocedure in samenspel met de Commissie Naamgeving Openbare Ruimte. Als een lezer van dit blad een concreter criterium kent, dan houden wij ons daar zeer voor aanbevolen. Ad van der Meer. Ad is werkzaam als manager Inwinning en Beheer bij Basisinformatie bij de gemeente Amsterdam. Ad is bereikbaar via
[email protected].
Ontdek 200 jaar topografie met topotijdreis.nl Tijdens de Esri-GIS-conferentie is de website topotijdreis.nl gelanceerd, een website die 200 jaar topografie ontsluit. Ulrike Schild, hoofd afdeling Geo-Informatie en Vincent van Altena, GIS-specialist presenteerden de Topotijdreis onder het mom ‘Wie jarig is, trakteert’. De Nederlandse overheid maakt al sinds 1815 onafgebroken topografische kaarten en het Kadaster viert dit jubileum.
er 50,100 of zelfs 200 jaar geleden uitzag. Door de kaarten van de verschillende jaren te vergelijken is meteen duidelijk hoe Nederland zich heeft ontwikkeld. Zo zijn inpoldering en verstedelijking duidelijk gevisualiseerd.
dIn-, Facebook- en Twitter-accounts van het Kadaster. Deel deze berichten vooral op je eigen tijdlijn en in je eigen groepen!
Topotijdreis.nl is een leuke manier om te laten zien aan familie, vrienden, kennissen en buren wat het Kadaster zoal in huis heeft. Juist omdat Tijdreis Op topotijdreis.nl kan iedereen eenvoudig de tijdreis ook voor particulieren interessant is bekijken hoe een bepaald stukje Nederland wordt er uitgebreid over bericht op de Linke-
200 jaar Nederland in kaart In 1815 werd het Topographisch Bureau opgericht. Sinds die tijd wordt Nederland dus officieel en onafgebroken in kaart gebracht. In 2004 werd de dienst onderdeel van het Kadaster. Hiermee haalden we jarenlange ervaring met het verzamelen van geo-informatie in huis.
2015-6 | Geo-Info
| 9
Historische Franse kaarten In het jaar 1747 gaf de Franse koning Lodewijk XV aan de kartograaf César-François Cassini de Thury bevel een kaart van Frankrijk te vervaardigen, gebruikmakend van de nieuwe revolutionaire techniek van de triangulatie. Cassini (de kleinzoon van de astronoom die een aantal manen van Saturnus ontdekte en de onderverdeling van de ringen van die planeet die zijn naam dragen) deelde daartoe het land op in 180 rechthoeken van elk 80 bij 50 kilometer, en begon met de opname van een kaart op de schaal 1: 86.400. Door Ferjan Ormeling
Aldus begon één van de belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van de kaartvervaardiging. Het duurde meer dan 50 jaar voordat de kaart voltooid was door 4 generaties van de Cassini-familie. Het kaartwerk dat hier het resultaat van was staat bekend als de Kaart van Cassini. Deze bestond uit 180 kaartbladen die Frankrijk weergaven in een mate van detail die tot dan toe zijn gelijke niet kende, en die tot op heden wordt bewonderd. De kartografen van tegenwoordig hebben vanuit een andere invalshoek belangstelling voor de kaart van Cassini, en wel omdat deze hen kan helpen bij het beantwoorden van steeds belangrijker vraagstukken op het gebied van de stedelijke planning. Het betreft hier vragen als: hoe verandert een wegennetwerk in de tijd? En: welke invloed heeft die verandering op het urbanisatieproces? Omdat de kaart van Cassini ons in staat stelt het wegennetwerk van toen direct met het huidige te vergelijken biedt de kaart een unieke mogelijkheid om die vragen te beantwoorden. Maar er is een probleem: hoe kan je een kaart die meer dan 200 jaar oud is zo digitaliseren dat je hem met modern kaartmateriaal kunt vergelijken? Dat is uitgezocht door Julien Perret en zijn collega’s op het Franse Institut Géographique National (IGN) in Parijs. Digitaliseertechnieken hebben het onderzoek naar veel soorten historische documenten op zijn kop gezet. Kaarten bieden daarbij echter bijzondere uitdagingen. Één van de daarbij voorkomende problemen is dat ze door het verouderingsproces fysiek vervormd raken, omdat het papier in verschillende richtingen kan uitzetten en ook door vouwen. Bij elk digitaliseerproces moet daar rekening mee worden gehouden. Een ander probleem is dat de 180 bladen van de kaart op verschillende tijdstippen en met verschillende maten van detaillering werden vervaardigd. Bovendien was de kaart niet opgezet als een wegenkaart. Wegen breken aan de rand van de steden af, en er wordt niet getoond hoe ze binnen de stad aan elkaar verbonden zijn. Om die problemen op te lossen hebben Perret en zijn collega’s op verschillende momenten getekende kaartversies van dezelfde gebieden met elkaar vergeleken, om potentiële vervormingen zoveel mogelijk tegen te gaan. Ze ontwikkelden ook een programma dat het meest
10 |
Geo-Info | 2015-6
waarschijnlijke verloop van een wegennetwerk binnen een stad voorspelt, wanneer dit niet wordt weergegeven. Daarnaast ontwikkelden ze automatische testmethoden waarmee ze konden nagaan hoe realistisch de netwerken waren. De knooppunten in een wegennetwerk moeten namelijk (bijna) allemaal met elkaar verbonden zijn, omdat niet verbonden punten in feite ‘eilanden’zouden vormen. Het resultaat van het onderzoek naar de grootte en de verdeling van de verbindingen in het netwerk is daarmee een indicatie van de mate van realiteit van het resultaat. Die procedure toont aan dat de grote meerderheid van de wegen in de gedigitaliseerde kaarten één enkel netwerk vormde. Wel waren er ook geïsoleerde netwerken in de kaart, maar die correspondeerden met ook in werkelijkheid geïsoleerde gebieden zoals het eiland Jersey, of binnen grote boscomplexen gelegen, niet met doorgaande wegen verbonden, voetpaden. De uit deze digitalisering resulterende kaart toont het Franse wegennetwerk in de tweede helft van de 18e eeuw. Deze kaart zou een breed scala van wetenschappers moeten interesseren, en vooral stadsplanologen zouden hiermee onderzoek kunnen doen naar de manier waarop wegennetwerken de spreiding van grote en kleine steden hebben beïnvloed. Netwerkonderzoekers hebben goede data nodig om de kenmerkende eigenschappen van de ontwikkeling van netwerken in de werkelijkheid te kunnen begrijpen. En natuurlijk hebben historici met dit bestand een nieuwe manier gekregen om de geografie van een gebied in die periode te kunnen onderzoeken. De gedigitaliseerde kaarten zijn toegankelijk via de website [1]. Links [1] Gedigitaliseerde kaarten: http://bit.ly/1NQ2n3q.
Ferjan Ormeling is emeritus hoogleraar kartografie en als onderzoeker betrokken bij het UvA Explokart onderzoekproject Ferjan is te bereiken via
[email protected]
Werken voor een branchevereniging?! “Vind je het eigenlijk wel leuk?” Hij kijkt me serieus aan, blijft even staan en vraagt het nog een keer. “Is het echt wel iets voor je?” GeoBuzz 2014, het is druk, overal zie ik geo-liefhebbers die komen rondneuzen en vooral bijpraten, netwerken en socializen. En weer word ik staande gehouden. Weer iemand die bij me komt staan, me strak en ietwat verbaasd aankijkt en vraagt: “Wat doe je daar nu eigenlijk en uh, is het interessant?” In 2013 liep ik voor het eerst in de regen van het station langs de Polanerbaan. Een lange rechte stoep waar de tegels zo los liggen dat je met hakken steevast een paar keer struikelt. En er komt geen einde aan de zijwegen. Zaagmolenlaan, Pelmolenlaan, Korenmolenlaan. En helemaal aan het eind ja daar is het. De Pompmolenlaan. Ik ging dat kantoor in Woerden in om deel te nemen aan de commissie Marktwerking. Met klamme handen en een kloppend hart liep ik zaal 1 binnen. Allemaal mannen in pakken. Allemaal toch best wel een beetje ouder. En wat die nou doen in zo’n commissie? Uit pure nieuwsgierigheid ja gezegd op de vraag of ik mee wilde doen. Was dat nou wel zo’n goed idee? Iedereen vertelt over het wel en wee van het bedrijf waar hij werkt. Verbaasd luister ik naar de open en eerlijke verhalen. Want ook als het niet zo goed gaat, wordt dat gewoon gezegd. Dat is nieuw. Dit is toch wel erg interessant allemaal. Daarna begint de echte vergadering. BGT, aanbesteding, vragen stellen namens alle deelnemende bedrijven, invloed uitoefenen, professioneel opdrachtgever- en opdrachtnemerschap. Informatie uitwisselen, welke bijeenkomsten zijn de komende tijd interessant, wie doet wat? 12.00 uur. De voorzitter sluit af. Een paar mannen vertrekken. Anderen blijven in kleine groepjes nog even napraten, verder praten, samenwerken? December 2014, de telefoon gaat. Camille van der Harten. Zou je willen solliciteren op de functie van beleidsadviseur bij het bureau van GeoBusiness Nederland. Eerst maar eens praten. De Observant, schuimende cappuccino en een enthousiaste Camille. Wat weet hij ontzettend veel over GeoBusiness Nederland te vertellen. Zijn ogen glimmen als hij vertelt dat deze brancheorganisatie bijna honderd leden heeft en dat meer dan de helft van die bedrijven actief zijn binnen de vereniging in commissies, special interest groups of het bestuur. Dat is veel in brancheverenigingland, meldt hij me zo opgetogen dat ik het wel meteen moet geloven. En trots vertelt hij dat GeoBusiness Nederland steeds meer een gesprekspartner voor de overheid begint te worden. Een paar maanden later, kantoor SVB-BGT. Aan tafel het ministerie van I&M, het SVB-BGT en GeoBusiness Nederland. En ik mag dit overleg namens het bureau van GeoBusiness Nederland faciliteren en bijwonen samen met een aantal leden van de commissie Marktwerking. We besluiten dat het tijd is om het geo-bedrijfsleven verder te informeren over de transitie naar de BGT. En zo komt het dat ik weer een paar maanden later
dezelfde partijen welkom heet in Woerden om presentaties te geven, uit te leggen en vragen te beantwoorden. Er komen zoveel bedrijven op af dat we de aanmelding moesten stopzetten. De vergaderingen van de commissie Marktwerking blijf ik bijwonen maar nu als begeleider en facilitator vanuit het bureau. Samen met de voorzitter stel ik de agenda vast en zorg ik er voor dat de commissie leden geïnformeerd worden over alles wat er binnen de vereniging speelt. Ondernemers hebben steeds vaker het gevoel dat gemeenten, waterschappen en andere overheden werk uit voeren wat de markt zou moeten doen. Soms is dat alleen maar een gevoel, soms is het echt zo, maar hoe zit het nou echt? Samen met twee andere brancheverenigingen, Nederland ICT en NLIngenieurs, organiseren we een informatiebijeenkomst voor onze gezamenlijke leden. Twee advocaten en iemand van de ACM (Autoriteit Consument en Markt) leggen uit hoe de Wet Markt en Overheid werkt. Vervolgens kunnen er vragen gesteld worden. Zoals elke vereniging hebben ook wij een algemene ledenvergadering. Saai? Welnee daar maken wij een feestje van. De laatste keer hebben we het CliniClowns College gehuurd en sloten we af met een superinteressant verhaal over Mobility and Disruptive Change door Carlo van de Weijer, directeur van de afdeling Smart Mobility aan de TU Eindhoven en werkzaam als vice-president Traffic Solutions bij TomTom. Bij al die overleggen, gesprekken en bijeenkomsten hoor ik mensen dingen zeggen die ik weer met andere zaken kan verbinden. En verbinden dat is wat we doen bij GeoBusiness Nederland. We zoeken de verbinding tussen bedrijven onderling, tussen bedrijven en overheden, kortom de verbinding tussen mensen in alles wat we doen. GeoBuzz 2015, als het weer gevraagd wordt, weet ik het antwoord! En of dat leuk is? Jazeker, dat vind ik ontzettend leuk! Ik voel me soms net een ouderwetse telefooncentrale die verbindingen tot stand brengt. En als dat lukt en mensen gaan in gesprek met elkaar om vervolgens samen iets te ondernemen dan is dat geweldig!
Anke van Dellen
Column
Anke van Dellen Anke is Beleidsadviseur bij GeoBusiness Nederland en bereikbaar via
[email protected]
2015-6 | Geo-Info
| 11
De geo-koffer Op reis door de gemeentelijke organisatie Deelnemers themagroep ‘Geo- en e-dienstverlening’, subgroep ‘geo-koffer’ Door Silvy Horbach, Arjen Deuring, Kees Burgler, Rob Kromwijk, Divera Baars en Henk-Jan Schriemer
Het Gemeentelijk Geo-Beraad (GGB) is een intergemeentelijk en interbestuurlijk kennisplatform op het gebied van vastgoed, WOZ en geo-informatie. Het is een samenwerking tussen gemeenten, VNG en DataLand. Een jaarlijks terugkerend onderdeel van het GGB zijn de themagroepen. In een themagroep wordt een actueel onderwerp verder uitgediept door enthousiaste mensen van verschillende gemeenten. De themagroep ‘Geo- en e-dienstverlening’ heeft zich dit jaar onder andere bezig gehouden met de ‘geo-koffer’. Nieuwsgierig geworden naar deze koffer hebben we vragen voorgelegd aan een aantal leden van de themagroep. Divera Baars van gemeente Lansingerland en Henk-Jan Schriemer van de gemeente Amersfoort waren niet aanwezig, maar de rest stelt zichzelf eerst even voor. Ik ben Kees Burgler en ik werk bij de gemeente Hoogezand-Sappemeer als functioneel applicatiebeheerder Geo-Informatie. De gemeente Hoogezand-Sappemeer werkt nauw samen met Slochteren en Menterwolde. Verschillende werkzaamheden, zoals bijhouding van de viewer, BAG, GBK en opbouw BGT voeren we uit voor deze drie gemeenten. Ik ben Arjen Deuring, medewerker geo-informatie, gemeente Weesp. Mijn naam is Rob Kromwijk, adviseur over het stelsel van basis- en kenregistraties bij de gemeente Amsterdam. Enerzijds adviseer ik onze afnemers over het gebruik van de gegevens. Anderzijds help ik mee het stelsel te laten blijven werken als er ergens een wijziging voordoet, zoals een wetswijzing of nieuwe software. Mijn naam is Silvy Horbach en ik ben verantwoordelijk voor het geo-informatie beleid in de gemeente Schijndel, al 12 jaar. Tevens voer ik, als de tijd dit toelaat, de meeste grote projecten uit op dit gebied. Daarnaast adviseur ik onze themahouder ‘processen’ met de inrichting van de processen ten aanzien van zaakgericht werken.
aarom doe je mee aan de themawerkgroep W Geo en e-dienstverlening? Kees: Ik werd getriggerd door de raakvlakken die deze werkgroep heeft met een gekozen opdracht voor een opleiding die ik volgde en waar ik erg in geïnteresseerd was geraakt: ”de waarde van geo-informatie voor het sociaal domein”. Een tweede raakvlak voor mij was het “verkopen” van geo-informatie aan de organisatie. Zelf ben je overtuigd van de meerwaarde van gis en geo, maar hoe breng je dat op een goede manier over zodat het ook beklijft? Rob: Ik vind de interactie en verhalen van collega gemeenten interessant. Je eigen situatie spiegelen met anderen levert ook veel op. Silvy: Vorig jaar was ik al lid (later voorzitter) van deze werkgroep. Het was toen een interessante en nuttige werkgroep en dat wilde ik dit jaar ook bereiken met dezelfde werkgroep. Het onderwerp van de werkgroep ligt het dichtste bij mijn huidige werkzaamheden in de gemeente Schijndel. Begin dit jaar hebben we nieuwe leden gezocht en een heleboel leden ook gevonden. Doordat de groep vrij groot was, hadden we de mogelijkheid om 3 onderwerpen uit te werken, waarvan de geo-koffer er een is.
12 |
Geo-Info | 2015-6
Arjen: De geo-koffer in het sociaal domein is een mooi voorbeeld van de toegevoegde waarde van geo-informatie in een vakgebied, waar nog relatief weinig geo-informatie wordt gebruikt. Wat is de geo-koffer? Silvy: De geo-koffer is een set van handzame en concrete documenten, waarmee de geo-medewerker direct aan de slag kan om het gebruik van geo-informatie te stimuleren onder collega’s. Kees: De geo-koffer bevat handvatten, tips en voorbeelden, samen met een stappenplan en een voorbeeldpresentatie. Deze informatie is ondergebracht op een leuke USB-stick in de vorm van een koffer. Arjen: In eerste instantie hebben we het sociaal domein uitgelicht, omdat hier vaak nog weinig gebruik gemaakt wordt van geo-informatie en hiervoor, in onze ogen, zeker een meerwaarde geldt. Rob: De drie decentralisaties in het sociale domein zijn op dit moment ‘hot’. Door hier de voorbeelden op toe te spitsen, hopen we dat het eenvoudiger wordt om aansluiting te vinden met geo-informatie. Met de koffer kan je meteen op reis door je organisatie.
Hoe is de geo-koffer anders, dan bijvoorbeeld ‘kracht van de kaart’? Silvy: Hoewel het initiatief van ‘kracht van de kaart’ een prima initiatief is, is het niet meteen concreet toe te passen. De lezer wordt namelijk wel verteld over hoe en wat, maar de uitvoering wordt aan de lezer zelf overgelaten. Bij de geo-koffer kun je met behulp van het gemaakte stappenplan meteen aan de slag: de vragen zijn gedefinieerd, de presentatie is al klaar enzovoort. Je wordt aan de hand meegenomen zeg maar, net als met een koffer. Kees: De geo-koffer is erg praktijkgericht is. Andere initiatieven bieden nuttige achtergrondinformatie en voorbeelden van praktische toepassingen in het gemeentelijke werkveld. Beide initiatieven vullen elkaar prima aan. Rob: De geo-informatiewereld zelf hoeft niet meer te worden overtuigd van de toegevoegde waarde van geo-informatie. Het is aan de geo-collega’s om anderen deze meerwaarde te laten ervaren. Met de geo-koffer hopen we een antwoord te geven op “maar waar moet ik beginnen”? Is de geo-koffer alleen bedoeld voor het sociale domein? Rob: Het stappenplan in de geo-koffer is bedoeld als handvat om je collega’s te laten kennismaken met geo-informatie. De beschreven stappen zijn universeel toepasbaar. Arjen: Hij is bedoeld voor alle vakgebieden binnen de gemeente, waar geo-informatie meerwaarde kan bieden. Het sociaal domein is uitgelicht als aansprekend voorbeeld. Silvy: Deze geo-koffer is versie 1.0, Maar nieuwe versies van de geo-koffer kunnen diverse ontwikkelrichtingen hebben, zoals andere domeinen.
Het gebruik van geo-informatie kan eenvoudig tot uitgebreid zijn. De adressen van sociale voorzieningen omzetten naar stippen op een kaart is eenvoudig. Geografische analyse en gegevens in samenhang met elkaar brengen is veel uitgebreider (en vraagt veel meer inspanning). Advies is om eenvoudig te beginnen en gaandeweg meer mogelijkheden ontdekken.
Hebben jullie de geo-koffer al in praktijk kunnen brengen? Silvy: Voordat we de geo-koffer lanceerden hebben we deze laten evalueren door een aantal grote gemeenten, die op het gebruik van informatie bij het sociale domein al ver voorop lagen. Dat waren onder andere de gemeenten Utrecht en Dordrecht. Arjen: In de gemeente Weesp zijn we gestart met de pilot ‘Ruimtelijke kijk op het sociaal domein’. Hierin wordt gebruik gemaakt van de ‘Straatkubus’, een geo-viewer gevuld met specifieke informatie ten behoeve van het sociaal domein. De collega’s van het sociaal domein zijn hiermee net begonnen, behoorlijk enthousiast, maar hebben nog geen definitief oordeel over de toepassing. Rob: In het recente verleden hebben we in Amsterdam iets soortgelijks gedaan. Meestal krijg je enthousiaste reactie, maar dan... Het levend houden van de samenwerking met andere domeinen is lastig. Daarom is het raadzaam om
2015-6 | Geo-Info
klein te beginnen en aan te sluiten bij actuele thema’s. Kees: Nog niet, maar dat gaat zeker gebeuren. Is de geo-koffer nu klaar? Kees: Het is een echte 1.0 versie en we hopen dat er een goed gevolg aan gegeven wordt. De uitbreidingsmogelijkheden zijn legio en gezien de reacties tot nog toe moet het zeker lukken om volgend jaar een 2.0 versie te hebben. Silvy: De basis van de geo-koffer is af, maar er zijn nog volop ontwikkelmogelijkheden nog: zoals uitbreiding naar andere domeinen (veiligheid, milieu, natuur), aanvulling met andere voorbeelden en natuurlijk worden aanvullingen/ opmerkingen op de huidige geo-koffer ook erg op prijs gesteld. Rob: Hopelijk kan volgend jaar de themagroep hiermee verder aan de slag. Vooral in praktijk uitproberen en daardoor de geo-koffer verbeteren. Het is interessant om ook te kijken naar voorbeelden in combinatie met andere (basis) registraties, zoals het Handelsregister. Uiteindelijk hoeft er niet altijd een kaart uit te komen. Arjen: De geo-koffer is nooit af, er komen steeds nieuwe ideeën en toepassingen bij en dat maakt het ook een leuk initiatief. De geo-koffer is gepresenteerd op de verschillende GGB-bijeenkomsten in het land. Daar zijn geo-koffers uitgedeeld in de vorm van een USB-stick. Als je ook zo’n leuke geo-koffer USB-stick wilt hebben, kan je terecht bij Silvy Horbach of Janneke van der Kurk van Dataland (
[email protected]). De documenten, presentaties en voorbeelden zijn ook terug te vinden via de kennisbank van het GGB [1].Lijkt het je leuk om volgende jaar aan de slag te gaan met de geo-koffer 2.0 in de GGB-themawerkgroep, neem dan contact op met Janneke van der Kurk om je op te geven of gewoon voor meer informatie. Referenties [1] K ennisbank van het GGB: gemeentelijkgeoberaad.pleio.nl/ blog/view/39964082/themawerkgroep-geo-and-e-dienstverlening-publiceert-geo-koffer
Silvy Horbach (gemeente Schijndel),
[email protected] Arjen Deuring (gemeente Weesp),
[email protected] Kees Burgler (gemeente Hoogezand-Sappermeer),
[email protected] Rob Kromwijk (gemeente Amsterdam),
[email protected] Divera Baars (gemeente Lansingerland),
[email protected] Henk-Jan Schriemer (gemeente Amersfoort),
[email protected]
| 13
Open source GIS in Nieuwegein Ervaring met de ontsluiting van geo-informatie en open data Sinds 2009 heeft de gemeente Nieuwegein de manier waarop geo-informatie ontsloten wordt, veranderd. Er is toen besloten om een traject te starten, waarin bestaande componenten vervangen worden door open source-componenten. Door Thiemo Peet en Richard Duivenvoorde
Tijdens dit traject is de samenwerking gezocht met de Open Geo Groep. Achtereenvolgens wordt beschreven: • Waarom de gemeente besloten heeft om dit traject te starten; • Welke infrastructuur is neergezet; • Wat de voordelen zijn van open source voor de gemeente; • Hoe de samenwerking met de Open Geo Groep wordt ervaren en vice versa. Tevens worden vanuit gedane ervaringen aanbevelingen gedaan voor partijen/gemeenten die ook een dergelijk traject willen inzetten. Wat vooraf ging In 2005 is de Gemeente gestart met het programma EDDIE (Excellente Digitale Dienstverlening Intern en Extern). Zoals uit de betekenis volgt, had dit programma als doel de dienstverlening te verbeteren, waardoor de klanttevredenheid toeneemt en de administratieve lasten en kosten
Figuur 1 - Ontsluiting geo-informatie op basis van open source-componenten.
14 |
Geo-Info | 2015-6
afnemen. Binnen dit programma werd besloten om samen met 4 andere gemeenten een aanbesteding voor een Midoffice uit te schrijven. Onder de eerste gerealiseerde digitale gemeentelijke producten, binnen het gekozen Midoffice, stond het product ‘Melding Openbare Ruimte’ op de lijst. Gelijktijdig werd er binnen team Geo-informatie gekeken hoe de ontsluiting van geo-informatie naar het web verbeterd kon worden. De ontsluiting destijds kende de volgende nadelen: • De viewer was niet gebruiksvriendelijk (knoppen zijn onduidelijk en navigatie is matig). • Niet gebaseerd op open standaarden. • De ontsluiting had te veel dataconversies nodig en neemt zo zijn beslag op het beheer. • Performance was matig. • Aan elk component (kaartserver en kaartviewer) zaten licentiekosten vast.
Daarnaast liepen toen de volgende landelijke programma’s: GIDEON en actieplan NOiV (Nederland Open in Verbinding), waarop we vanuit Geo-informatie wilden aansluiten. Zowel de verbetering van de ontsluiting als de aansluiting op (inter)nationale ontwikkelingen dachten we te kunnen realiseren met ontsluiting op basis van open source geo-componenten. In 2009 heeft de gemeente dan ook besloten om het e-formulier behorende bij het Midofficeproduct ‘Melding Openbare Ruimte’ te integreren met een open source geo-viewer. De eerste versie van deze viewer was echter nog niet generiek genoeg om breed in te zetten voor de ontsluiting. Begin 2011 hebben we toen besloten om samen met de Open Geo Groep dit product en onze infrastructuur verder te ontwikkelen. Binnen de huidige ontsluiting van geo-informatie komen de eerder genoemde nadelen niet meer voor. De ontwikkelde thematische web-apps worden breed ingezet zowel intern en extern. En de vraag om nieuwe web-apps te creëren neemt toe, ook vanuit het Sociaal Domein. We zien onze dienstverlening als een soort olievlek uitbreiden. Neergezette infrastructuur De volgende infrastructuur voor de ontsluiting van geo-informatie op basis van open source componenten is weergegeven in figuur 1. Op hoofdlijnen is de informatiestroom als volgt: Brondata wordt opgeslagen in een database. Van deze opgeslagen data worden vervolgens webservices gemaakt, die binnen de ontwikkelde viewer getoond kunnen worden. De brondata wordt door verschillende services verwerkt en centraal opgeslagen in een zogenoemd (Geo)gegevensmagazijn. Op basis van deze data worden vervolgens OGC[1]-webservices aangemaakt (WMS, WFS) met de open source-kaartserver: GeoServer. Van de luchtfoto’s bouwen we een tilecache op met behulp van de open source-software: MapProxy. Vervolgens wordt deze ook als service aangeboden (WMTS). De viewer is gebaseerd op de open sourcesoftware: OpenLayers 2.13, waaromheen nog een dunne schil aan Nieuwegein-specifieke functionaliteiten is ontwikkeld. Dit samen vormt onze viewer.
Figuur 2 - Geo-Appstore op www.nieuwegein.nl.
substantieel goedkoper is dan andere ‘closed source’-oplossingen. Beide omgevingen vergen hun eigen ondersteuning. Hiervoor zal altijd een beheer- en onderhoudcontract Zoals uit figuur 2 blijkt is er in de externe afgesloten moeten worden, al is het maar geo-Appstore ook een link met het open voor dekking van de risico’s om continuïteit te data-portaal van de gemeente (figuur 3). borgen. Geld wat bij ‘closed source’ besteed De data kan hier direct gedownload worden in verschillende formaten door een download- werd aan licenties en onderhoud en aankoop van nieuwe modules, wordt in Nieuwegein nu service van GeoServer aan te roepen. besteed aan doorontwikkeling en beheer. Metadata wordt momenteel beheerd in de Veel ontwikkelde functionaliteiten, zijn uit open source-software GeoNetwork. Geoeigen middelen betaald. Nu er een goede basis Network voedt op zijn beurt het Nationaal ligt, vragen we voor functionaliteiten die meer Een bundeling van specifieke interne en ontwikkeltijd vergen of de interne opdrachtexterne services vormt tezamen een themati- Georegister. sche web-app (bijvoorbeeld Geluidbelasting). gever bereid is om mee te betalen. Doordat Financieel voordeel ten opzichte van hetgeen we aanbieden naar tevredenheid is, closed source? zien we ook hiervoor de bereidheid toenemen. De ontsluiting van deze web-apps gebeurt zowel intern als extern. Deze web-apps bieden Na 5 jaar ervaring met de doorontwikkeling Partijen/gemeenten die de door ons onten beheer van open source componenten we gebundeld aan in een zogenoemde geowikkelde functionaliteit afnemen zijn wel kan de gemeente stellen dat open source niet voordeliger uit dan een dergelijk ‘closed Appstore (figuur 2). Daarnaast bieden we de web-apps extern ook aan binnen de webpagina’s en e-forms van de gemeente.
2015-6 | Geo-Info
| 15
Figuur 3 - Open data-portaal, door een groen vinkje te selecteren, wordt er een downloadservice van GeoServer opgestart. De preview opent weer direct een web-app. Veelal zijn de wensen snel in te bouwen wat gelijk tot klantwaardering leidt. Processen zijn dus kort en zo wordt ruis door lange doorlooptijden beperkt. Sommige ideeën en wensen halen het niet tot een product, maar kunnen wel leiden tot inzichten (prototyping). Hierdoor worden onrealiseerbare verwachtingen weggenomen. Wat is het voordeel van open source voor de Gemeente Nieuwegein? We ontwikkelen ook door vanuit een eigen visie. Voordeel voor de gemeente Nieuwegein is dat Dagelijks komen er nieuwe functionaliteiten en de klant direct weet of zijn/haar vraag/wens componenten bij in de dienstverlening met georealiseerbaar is. Indien mogelijk bespreken we toepassingen. We zijn continu aan het filteren of verschillende varianten en komen zo gezadaar kansen tussen zitten om de dienstverlening menlijk tot de te maken functionaliteit. naar een nog hoger niveau te tillen. Beleid is hierbij dat de gemeente Nieuwegein Bijkomend voordeel is dat de GIS-kennis binnen niet een te dikke schil aan functionaliteiten wil Nieuwegein blijft en ook bij blijft met (inter)nationtwikkelen op de standaard aanwezige open onale ontwikkelingen. In de doorontwikkelingen source. Zo blijft het beheer(s)baar. worden we niet gehinderd door vendor locking. source’ product, aangezien deze zelf de initiële ontwikkelkosten niet hoeven te betalen. Mocht er samenwerking plaatsvinden tussen de gemeenten/partijen, dan ligt het in de verwachting dat er ook voor de gemeente Nieuwegein een financieel voordeel zal zijn.
16 |
Geo-Info | 2015-6
Samenwerking met de Open Geo Groep De gemeente Nieuwegein heeft een contract met de Open Geo Groep dat gezien kan worden als een onderhoud- en supportcontract. Het komt erop neer dat hetgeen in de Gemeente neergezet en ontwikkeld wordt aan open source, kan rekenen op support vanuit de Open Geo Groep. De OpenGeoGroep onderscheidt zich door het aanbieden van diensten en innovatieve oplossingen gebaseerd op professionele open source-software en op basis van open standaarden. De mensen van de Open Geo Groep zijn vaak zelf deelnemer van de open source-projecten die worden gebruikt, waardoor zij via korte lijnen kunnen communiceren met de open source-projecten zelf en optredende bug snel (laten) oplossen.
Team Geo-informatie ziet de samenwerking met de Open Geo Groep als een meerwaarde. Binnen deze groep zit voldoende kennis om samen een goede duurzame infrastructuur neer te zetten. De Open Geo Groep dient daarbij ook als kennisplatform en sparringpartner. Over het proces om te komen de neergezette infrastructuur, merkt Richard Duivenvoorde, lid van de Open Geo Groep, het volgende op: “Over het algemeen gebruiken wij Linux-servers voor de webservices. In Nieuwegein was de beginsituatie dat er een ontwikkel- en productieserver op basis van Windows Server stond.
Begin klein, zorg voor korte lijnen en betrek budgethouder Gelukkig bleek dat ook te werken. Hoewel we het gevoel hebben dat de servercomponenten beter draaien onder Linux is er tot nu toe vastgehouden aan de Windows-servers. Wel zijn er nu enkele Linux-servers (CentOS/RHEL) beschikbaar voor verdere ontwikkeling”. “Het was goed om te ervaren dat er inderdaad voortgeborduurd kon worden op de bestaande open source-componenten die al eerder waren geïnstalleerd en uitgebouwd door een andere partij. Door de ervaring met OpenLayers en
Geoserver en de aanwezigheid van alle (open source-)code kon er na een korte inwerkperiode verder worden gewerkt.
In de productiefase • Zorg voor korte lijnen tussen de functionele vraag en de technische oplossingen. Dit betekent in de praktijk veel overlegmomenten tussen de functioneel verantwoor“We konden als ‘good open source citizens’ de delijke en ontwikkelaar. Maak gebruik van optredende problemen in bijvoorbeeld Geoserver prototypes indien mogelijk. zelf oplossen EN terug leveren aan het betreffende • Laat geen functionaliteiten ontwikkelen die (Geoserver en QGIS) project. Naar onze mening teveel source-code omgooit. Blijf dicht bij moet daar ook tijd voor genomen worden: niet de open source-code, zo blijft de software alleen maar OpenSource software nemen/gebruibeheer(s)baar. ken, maar door het terug leveren van code het • Zorg voor snelle levertijden naar de klant. project versterken en uitbreiden”. • Betrek de budgethouder de opgeleverde producten. Laat deze eventueel meetesten Waar moet rekening mee gehouden aan de gecreëerde functionaliteiten. worden met de implementatie van open source? Toekomstperspectief Vanuit onze ervaring kunnen we de volgende aanbevelingen doen voor gemeenten die ook De afgelopen 5 jaar is er nagedacht of we als een dergelijke infrastructuur willen opbouwen Gemeente verdere ontwikkeling niet samen met met open source. andere geïnteresseerde partijen moeten uitvoeren. Met dit artikel nodigen we belangstellenden In de opbouwfase uit de mogelijkheden verder te verkennen. • Begin klein en bouw gestaag door. Maak eerst een opzet hoe de toekomstige Referenties [1] Open Geospatial Consortium (OGC). Dit is een internatioinfrastructuur er uit zou moeten zien en naal consortium wat open standaarden vastlegt binnen het probeer deze component voor component geo-spatiale domein. op te bouwen. Als er sprake is van een vervangingstraject, kan er bijvoorbeeld gekozen worden om eerst de kaartserver in te richten en de bestaande webservices hiernaartoe over te zetten. • Zorg voor korte lijnen tussen ontwikkelaar Thiemo Peet, adviseur Geo-inforen de infrastructuur verantwoordelijke. matie, gemeente Nieuwegein Bepaal regelmatig of de toekomstige
[email protected] infrastructuur nog haalbaar is of bijgesteld moet worden. Dit ook gezien de ontwikkelingen van de bestaande open sourcecomponenten in de markt. Richard Duivenvoorde, is lid van Open Geo Groep en • Betrek de budgethouder bij het resultaat van eigenaar van Zuidt, elke stap hoe klein dan ook. Dit maakt duidelijk
[email protected] hoe effectief de middelen worden ingezet.
‘Ambtenaren aan de taart na het vullen van de kaart’ De gemeente Zuidplas is de 21ste gemeente die de finish van deze wettelijke verplichting succesvol heeft bereikt. Reden voor het ministerie van Infrastructuur en Milieu de gemeente Zuidplas op woensdag 2 december te trakteren op taart en de oorkonde BGTproof te overhandigen aan wethouder Joke Vroegop-de Bruijne. Uiteraard is die gemeente maar een willekeurig voorbeeld! Adri den Boer
2015-6 | Geo-Info
| 17
Boek
De Bosatlas van Nederland Junior De Bosatlas van Nederland Junior. Noordhoff Atlasproducties. 224 bladzijden met 175 kaarten, 45 luchtfotos, vele foto’s en infographics, 16 kijkplaten, en een register. ISBN 978 9001 12013 9. Prijs € 29,95. Het concept en de teksten zijn van Arend Pottjegort. De meest bij dit International Map Year passende Nederlandse uitgave is ongetwijfeld deze Bosatlas van Nederland Junior, die bedoeld is voor kinderen van 8-12 jaar. Het is een perfecte gids voor een ontdekkingsreis door ons land en niet alleen voor kinderen. Wellicht geïnspireerd door Nederland van Boven maar afgezien van de prachtige luchtfoto’s van Karel Tomeï toch met een heel eigen, overzichtelijke (Bosatlas)vormgeving. De structuur is eenvoudig: eerst een overzicht van Nederland, dan de provincies met daarvoor karakteristieke thema’s, attracties (en kijkplaten) en daarna wordt het hele land thematisch behandeld – van bestuur, natuur en landschap, tot delfstoffen, strijd tegen en met het water, hulpdiensten, energie, werken, verkeer, attracties en evenementen. Het eindigt met de rol van Nederland in de wereld, zowel vroeger als nu. Het is een logische, speelse volgorde en overal wordt verwezen naar objecten en musea die je meer kunnen vertellen over de betreffende thema’s – om de ontdekkingstocht te ondersteunen. Naast de kaarten zijn de kijkplaten (van Wim Dasselaar) - fotografische compilaties in de vorm van panoramakaarten, die je als vanuit een helikopter laten zien wat er op de grond gebeurt – ware uitdagingen om alles te kunnen duiden wat erop staat, inclusief alle grapjes. Er is veel te zien: de winter die plotseling invalt en de ene helft van een kijkplaat in zijn greep houdt, terwijl het in de andere helft nog zomert. In Hanzestad Deventer is de tijd teruggedraaid tot de 15e eeuw en in de kijkplaat Rivierenland zouden bij Loevestein naast Hugo de Groot zomaar windsurfers kunnen opduiken.
Een enkele maal is de coördinatie tussen kaarten, teksten, tekeningen en foto’s niet optimaal (waar liggen Niehove, Gasselterboerveenschemond, de Zuidplaspolder; waarom is de Eurostar niet ingetekend als die in de tekst genoemd wordt?) maar in de meeste gevallen verloopt die coördinatie rimpelloos. De veelvoud aan thema’s die gekarteerd is, heeft toch niet geleid tot een onsamenhangend kaartbeeld. Door dezelfde stijl en belettering sluit het kaartmateriaal allemaal prima op elkaar aan. Dezelfde legenda voor de provinciekaarten, het gebruik van witte lijnelementen om een zwartsluier te voorkomen, overal cursieve
18 |
Geo-Info | 2015-6
blauwe waternamen, ze dragen goed bij tot die standaardisering. Hetzelfde geldt trouwens ook voor de de steeds terugkerende helikopter bij de kijkplaten. Nogmaals, de atlas is een perfecte gids om zelf mee op onderzoek uit te gaan, wat ook de bedoeling is van het International Map Year (2015-2016). Deze Bosatlas van Nederland Junior is geproduceerd door Noordhoff Atlasproducties, maar volgens zijn collega’s is de kartografische vormgeving vooral het werk van Menno Bolder. Ferjan Ormeling
Column
Eigenlijk mis ik het ministerie van VROM soms wel een beetje. Als ik dat tegen collega’s zeg, dan volgt er meestal een meewarige blik, met daarbij de vraag of VROM niet dat ministerie met dat bruine logo was. Ja, die inderdaad. U vraagt zich af waarom het de moeite is om kennis te nemen van mijn nostalgie? Daarvoor zal ik iets specifieker worden. Het Milieu van VROM is terechtgekomen in het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zijn sinds 2010 verdwenen uit de werktitel. Volkshuisvesting, het klinkt ook als een echo uit een verleden van wederopbouw. Ruimtelijke Ordening is het oude paradigma voor de Omgevingswet. Maar verbindt deze woorden in uw hoofd nu even met banlieue en Molenbeek. Actueel? Natuurlijk wordt er in Nederland nog steeds verstandig huisvestingsbeleid gemaakt en worden er nog steeds goede bestemmingsplannen vastgesteld, maar het staat niet meer op de voorgevel. Er is een spreekwoord: alles wat aandacht krijgt groeit. Ik geloof hier ook in het omgekeerde. Een kersverse minister of staatssecretaris op Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zal zich toch regelmatig op het werk, thuis of op verjaardagsfeestjes genoodzaakt voelen om daar iets over te zeggen en daarmee: om er over na te denken. Gewoon omdat er naar gevraagd zal worden. Nu de Ruimtelijke Ordening is belegd bij een directeur-generaal Ruimte en Water, en de Volkshuisvesting via een tijdelijke minister voor Wonen, Wijken en Integratie uiteindelijk van het toneel is verdwenen, is die focus toch net wat minder.
onmogelijk maken en de bouw van goede woningen bevorderen (bron: Wikipedia). Het ging daarbij niet direct om het sociale beleid waar nu in de banlieues en in de achterstandswijken om gevraagd wordt, maar wel om misstanden te voorkomen. Opvallend genoeg in deze context zorgden de ministeries van Sociale Zaken en Binnenlandse Zaken decennialang voor de uitvoering van deze wetgeving. De sociale problemen in verwaarloosde wijken als bron voor radicalisering sluiten hier geheel eigentijds op aan. Met dat verschil dat rond 1900 de fysieke gezondheid bovenaan stond en nu het sociale aspect van gezondheid. Met goede geo-informatie kan de strijd tegen radicalisering uiteraard niet gewonnen worden. Een grote bescheidenheid is hier gepast. Maar geo-informatie kan wél een goed inzicht geven in trends. Juist door combinatie van informatie over die trends die spelen in bepaald geografisch gebied. Ruimtelijk beleid met een sociale focus kan voor de lange termijn een verschil maken. De digitale vastlegging hiervan biedt een basis voor verdere beleidsontwikkeling, toetsing, studie en monitoring. De Omgevingswet streeft een mate van decentralisatie na, met meer bestuurlijke afwegingsruimte in de fysieke leefomgeving. Geo-informatie kan hierbij zorgen dat de afwegingsruimte op een verstandige manier wordt benut, ook in het sociale domein.
Arie Duindam
VROM?
ir. Arie Duindam
Sinds de aanslagen in Parijs, de dreiging vanuit Brussel en de pleidooien van Beatrice de Graaf op prime time TV zijn volkshuisvesting en ruimtelijke ordening ineens weer actueel, maar dan vanuit de sociale context. Wonen, wijken en integratie, dat sluit precies aan bij de haarvaten van de samenleving die ineens zo belangrijk lijken in de strijd tegen radicalisering. Parijs heeft banlieues, Brussel heeft Molenbeek. Nederland had de Vogelaarwijken, die volgens een studie van het Sociaal-Cultureel Planbureau uit 2011 overigens weinig effect sorteerden. Het bestaan van die lijst met wijken geeft echter aan dat er expliciete politieke en beleidsmatige aandacht was voor complexe problemen in deze wijken, via een programmaminister onder de vlag van VROM. De Woningwet 1901 is een beleidsmatige voorloper van VROM. Veel mensen woonden eind negentiende eeuw onder erbarmelijke omstandigheden: de arbeiderswoningen waren klein, de sanitaire voorzieningen slecht en het leven onder de rook van de fabriek ongezond. Doel van de Woningwet was bewoning van slechte woningen
2015-6 | Geo-Info
| 19
OPEN k a a r t
LocalFocus: zegen voor de nieuwskaart? Nu.nl komt steeds vaker met mooie grafieken en mooie kaarten, om nieuws beter te duiden. Net als vele andere nieuws-websites gebruikt zij het platform LocalFocus. Je kan niet alleen grafieken, maar ook snel ‘nieuwskaarten’ maken. De infographics zijn embedded beschikbaar via de site van een maker, en zelfstandig, bij LocalFocus. Een voorbeeld van Nu.nl is te vinden bij de links [2]. Uit deze kaarten maak je op, dat in Niger 76% van de vrouwen getrouwd is voordat ze 18 jaar zijn. Slechts 10% van de vrouwen onder de 18 jaar volgt een middelbareschoolopleiding. Winifred Broeder (zelfstandig kartograaf): De aanleiding voor het nieuwsbericht is het rapport “Vows of Poverty” over kindbruiden van CARE [3]. In het rapport staat een lijst van 26 landen waar de situatie het meest schrijnend is. Deze lijst is ongetwijfeld de basis voor de kaartjes bij het nieuwsbericht. Hoewel op de uitvoering van de kaartjes veel valt aan te merken - zoals de gekozen klassenindeling van gelijke klassengrenzen en het feit dat de onderwerpen in één kaartje zitten waardoor vergelijken van percentages meisjes in het middelbaar onderwijs c.q. kindbruiden in een land onmogelijk is - blijkt maar weer eens dat de onderliggende gegevens bepalen wat je kunt weergeven en wat je moet laten. In dit geval is de set hooguit geschikt om de ligging van de landen aan te geven. Een classificatie heeft weinig zin, omdat het referentiekader met landen waar kindbruiden minder of nauwelijks voorkomen ontbreekt.
zien. Ik mis bijvoorbeeld plaatsen en informatie over de bevolkingsdichtheid. De analyse blijft daardoor beperkt tot de laagste vorm: abductie. Inductie, deductie en een synthetisch oordeel zijn niet mogelijk. Terminologie, zoals titels, parameters en eenheden, is bedroevend vaag: ‘verschil getrouwd t.o.v. naar school’. Zijn dat jaren? Ik lees: 0%-punt t/m 80%-punt? De vormgeving is saai. Kleuren zijn neutraal (blauwtinten) en steeds hetzelfde. Landen, waarvoor geen data bekend is, moeten bij een choropleet lichtgrijs worden, in plaats van wit gekleurd. Op een smartphone/ iPad zijn het wit en het blauw van de werelddelen en de oceanen niet te zien, enkel de 26 landen op een volledig witte achtergrond. Het wordt dan een spelletje ‘raad dit land’. Samenvattend: deze kaartserie levert meer vragen dan antwoorden op. Dit is een vijfsterrensudoku. nieuws te maken. Zij maken hierbij gebruik van de nieuwste web-technologie op dit gebied: “Data Driven Documents”, oftewel D3.js. De browser tekent uiteindelijk de kaart op het scherm. Dit heeft het grote voordeel, dat je toch met de infographic kan blijven spelen als je internetverbinding even is weggevallen en dat heel veel mensen de infographics tegelijk kunnen gebruiken. De kaarttechnologie sluit zo enerzijds aan bij de behoefte van de lezer, die snel onderweg het laatste nieuws wil zien. Anderzijds zal het bij brekend nieuws niet langer gebeuren, dat de infographics niet functioneren bij hoge bezoekersaantallen. Kortom: LocalFocus lijkt een goede keuze voor een website als Nu.nl! Hopelijk kunnen redacteuren binnenkort wèl de klasse-indelingen aanpassen. Nu verhullen de gelijke breedtes van de classificatie nog altijd de spreiding van de cijfers.
Edward Mac Gillavry (adviseur kartografie en geo-ICT): Datajournalistiek in opmars, tegenover dalende budgetten bij nieuwsredacties. LocalFocus springt in dit gat en biedt een efficiënte en rendabele manier om infographics bij het
Tjeerd Nijeholt (adviseur geo-informatie en auteur ‘Handboek Geo-visualisatie’): Techniek en data kunnen nog zo interessant zijn, de optelsom is hier écht een slechte kaart. Blijkbaar is dat optellen een kunst op zich. Ik zie geen informatie maar enkel data. Het artikel noemt de conclusie: “In 26 landen hebben vrouwen onder de achttien jaar meer kans om kindbruid te worden dan dat ze naar de middelbare school gaan.” De kaart toont alleen die 26 landen. Ik verwacht in de kaart verdieping of bewijslast, geen incomplete dataset. Er is geen referentie te
20 |
Geo-Info | 2015-6
Frédérik Ruys (information designer en datajournalist Vpro’s Onzichtbaar Nederland): De informatietechnologie maakt gereedschappen, die tot dusver enkel door professionals konden worden gebruikt, voor iedereen toegankelijk. Van typografie tot fotografie, van data-analyse tot beeldbewerking. En het is voor elke beroepsgroep altijd weer even schrikken als leken zich - niet gehinderd door enige kennis - op hun pad gaan begeven. Maar het is nog niet eens zo lang geleden dat we op landelijke verkiezingen moesten wachten, eer we eindelijk weer een choropleet in het nieuwskatern konden bewonderen. Vanzelfsprekend gaat dit ongebreideld enthousiasme ten koste van de kwaliteit. Want gezien de onvolledige en inconsistente dataset over kindbruiden zouden de meeste collega’s kiezen om deze niet als kaart te publiceren. Maar dat had ik jammer gevonden, want elke kindbruid is er één teveel - het exacte percentage boeit mij niet zoveel. Bovendien heb ik al klikkend toch maar weer mijn kennis bijgespijkerd over de landennamen rond de evenaar. En ik denk dat ik zelf nog wat kan leren van deze sobere vormgeving zonder al te veel ‘toeters en bellen’. Links [1] Platform LocalFocus: www.localfocus.nl/ [2] Voorbeeld Nu.nl infographic: bit.ly/1Qdl54C [3] Rapport “Vows of Poverty”: vowsofpoverty.care.org/
Verslag
Aanbieding Bosatlas van Amsterdam Woensdag 28 oktober 2015 werd in het Amsterdam Museum het eerste exemplaar van de nieuwe Noordhoff-uitgave Atlas van Amsterdam aangeboden aan burgemeester Eberhard van der Laan. Dit verlate verjaardagscadeau (de stichting van de stad wordt sedert het jaar 1275 op 27 oktober herdacht) viel bijzonder in de smaak bij een burgemeester die zowel de geschiedenis als kaarten tot zijn hobby’s rekent en zich de aanschaf van zijn eerste Bosatlas nog goed wist te herinneren. Hij wist de atlas dan ook te plaatsen in de traditie van Amsterdamse kaartenmakers en van Amsterdam als een informatie-samenleving avant la lettre, in de 17e eeuw toen 70% van de wereldhandel op de stad was gebaseerd. Joost de Ridder biedt Burgemeester Van der Laan de atlas aan. Aan de aanbieding door Noordhoffs commercieel directeur Joost de Ridder in de schutterszaal van het museum gingen presentaties vooraf van Jeroen Slot, hoofd onderzoek van de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam en van Peter Vroege, uitgever Atlassen van de uitgeverij Noordhoff. Dit is trouwens het laatste kartografische wapenfeit van Vroege, die de afdeling Nederlands van de uitgeverij gaat leiden. Onder zijn beheer is de Bosatlas-formule naast die van schoolatlassen en wereldatlassen op veel nieuwe terreinen geïntroduceerd: Nederland van boven, Bosatlas van de ondergrond, van het voedsel – deels gesponsorde atlasuitgaven waarmee de atlasafdeling zich verder diversificeerde. Voor de Bosatlas van Amsterdam, die elders in dit nummer wordt besproken, heeft Noord-
hoff Atlasproducties (uitgever Peter Vroege, kartografen Annemieke Altena, Mathie Hoenjet, Willeke Baumgartner, Menno Bolder, Douwe de Jong, Jelle-Jan Schouwstra en Tjeerd Tichelaar) samengewerkt met de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam; infographics zijn van de hand van Michel van Elk, Max Unger, Chantal van Wessel, Joris Verboon, Rene van Asselt en Manon den Hartog. De bijzondere luchtfoto’s van de stad uit de atlas zijn gemaakt door Karel Tomei. De stadsplattegronden zijn aangeleverd door de afdeling Basisinformatie van de Gemeente Amsterdam. Naast de vele inventieve afwisselende manieren om de informatie over de stad in kaart te brengen valt de atlas ook op door de infographics. Een beetje zoals in de Capitolreisgidsen, met opengewerkte gebouwen,
2015-6 | Geo-Info
zoals van het Museumplein, de Westermoskee, de Oude Kerk, het Centraal Station, de Zuidas, en het Paleis op de Dam. Waarbij het bij die laatste jammer is dat die bladvouw er doorheen zit! Ferjan Ormeling
Storymap 200 jaar Topografie We hebben er al veel over gehoord en herhalen het hier nog maar eens: 200 jaar Topografie met veel interactie. http://arcg.is./21EkVsj
| 21
Praten over kwaliteit van ruimtelijke data Kwaliteit van ruimtelijke data is zo’n onderwerp dat al heel lang op de agenda staat en altijd erg belangrijk wordt gevonden. Want zeg nou zelf, je kan toch niet zeggen dat je kwaliteit niet belangrijk vindt? Maar veel verder dan woorden komt het niet. Volgens ons komt dat doordat kwaliteit van ruimtelijke data een complex begrip is en je er vanuit verschillende standpunten naar kunt kijken: vanuit de producent en vanuit de gebruiker. We denken dat doordat steeds meer data beschikbaar komt (big data, open data-beleid) de kwaliteit van ruimtelijke data een rol gaat spelen als selectiecriterium bij het maken van de keuze welke data geschikt is voor een bepaalde toepassing. Op dit moment is het vaak nog niet mogelijk om kwaliteit van ruimtelijke data op die manier te gebruiken en om dat te bereiken zou vooral meer aandacht besteed moeten worden aan het communiceren van kwaliteit van ruimtelijke data. Het Expertisecentrum voor Kwaliteit van Ruimtelijke Data (EKRD) werkt aan gereedschap om kwaliteit van ruimtelijke data makkelijker bespreekbaar te maken. Door Wies Vullings en Frans Rip
22 |
Kwaliteit is relatief Om goed over kwaliteit van ruimtelijke data te kunnen communiceren is het van belang te weten wat er onder kwaliteit van ruimtelijke data wordt verstaan, waarom het zo complex is en wat het belang is van goede kwaliteit. De crux van de ISO-definitie (zie kader) is: het voldoen aan behoeften. Dat wordt ook wel “fitness for use” genoemd. Voorheen was de aandacht voor kwaliteit van ruimtelijke data vooral gericht op data als product, om te kunnen aangeven hoe goed een dataset is. Langzamerhand komt er ook aandacht voor de toepassing ervan. Beoordeling van de fitness for use van een dataset wordt steeds belangrijker gevonden, maar het gebruik van ruimtelijke data is heel divers en daarom wordt kwaliteitsbeoordeling steeds complexer. De invulling van het begrip Kwaliteit is dus aan het verschuiven van datagericht naar contextbepaald. Daarmee verandert het dus van een absoluut begrip in een relatief begrip. Interne en Externe kwaliteit In de literatuur is sprake van interne en externe kwaliteit. Met interne kwaliteit wordt dan bedoeld: de mate waarin de dataset overeenkomt met de ideale dataset die eigenlijk geproduceerd had moeten worden. Onder externe kwaliteit wordt verstaan: de mate waarin de dataset overeenkomt met gebruikerswensen en verwachtingen in een gegeven situatie (Devillers en Jeansoulin, 2005). Zowel interne als externe kwaliteit zijn te toetsen door voor een aantal kwaliteitsaspecten de eigenschappen van de data met een set normen te vergelijken. Bij interne kwaliteit toets je aan de productienormen. Bij externe kwaliteit kunnen dat heel veel verschillende normen zijn, want ieder gebruik stelt weer andere eisen. Deze diversiteit
ISO 9000, sectie 3.1.5, definieert kwaliteit als het geheel van eigenschappen en kenmerken van een product of dienst dat van belang is voor het voldoen aan vastgestelde of vanzelfsprekende behoeften. maakt het lastig. Een sterrensysteem, zoals wordt gebruikt om de kwaliteit van hotels aan te geven, is nietszeggend in het geval van data omdat het gebruik niet eenduidig is. Een bepaalde dataset kan heel goed zijn als gedetailleerde achtergrond, maar volledig ongeschikt voor een zware analyse. Belang van kwaliteit Kwaliteit van ruimtelijke data is dus een complex onderwerp en daar komt dan nog bij dat het belang van datakwaliteit groot is. Er zijn legio voorbeelden die laten zien hoe belangrijk kwaliteit van ruimtelijke data is en welke mistanden kunnen ontstaan als de kwaliteit niet in orde is, maar waarschijnlijk zijn er nog veel meer voorbeelden waarvan we niet afweten, omdat men
Datakwaliteit wordt steeds belangrijker nou eenmaal niet graag de vieze was buiten hangt. In het kader van bruikbaarheid worden een aantal voorbeelden genoemd, waarin fitness for use onvoldoende aandacht kreeg.
Misstanden • De kaarten app die Apple in 2012 aanbood, waarin verschrikkelijke fouten zaten (www.cnet.com/news/australia-police-discourage-use-of-apple-maps-app-after-rescues/) • Het gebruik van de grenzen van bodemeenheden in de Bodemkaart 1:50.000 bij schaal 1:10.000. Dat is met een vectorbestand in een GIS-systeem heel makkelijk en verleidelijk. • Urban legend (broodjeaapverhaal): het trieste lot van een nat hondje dat in de magnetron gedroogd zou worden. Omdat in de handleiding niet stond dat je dit niet moet doen, claimde de eigenaar met succes een groot bedrag van de fabrikant. www.snopes.com/ horrors/techno/microwavedpet.asp
Geo-Info | 2015-6
Twee perspectieven Kwaliteit zoals een producent van een dataset dat ziet is meestal anders dan hoe een potentiële gebruiker er tegenaan kijkt. Op basis van ervaring met projecten hebben we een raamwerk opgesteld met als doel dat gat tussen producenten en consumenten te overbruggen.
Figuur 1 - Twee verschillende perspectieven. Met dat raamwerk willen we de communicatie verbeteren tussen zowel de gebruiker als de producent. De consument staat centraal in dit raamwerk. Hij of zij heeft een vraag en vaak liggen er impliciet kwaliteitscriteria aan ten grondslag, maar daar is de consument niet altijd helder in en vaker nog zich helemaal niet van bewust. De producent heeft meestal goed door wat de (interne) kwaliteit van zijn databestand is, maar communiceert daar vaak over in termen die voor leken niet begrijpelijk zijn en vaak ook niet vindbaar, want ergens verstopt in de lange lijst met metadata.
Gebruikersvraag
Producteisen
Kwaliteitskenmerken
Prioritering (MoSCoW1)
Kwaliteitseisen
Ik wil de locatie kennen van aanlegplaatsen
geometrie van aanlegplaatsen (points)
positionele nauwkeurigheid
M
50 - 100m
omission
M
2%
comission
M
0%
actualiteit
M
1 jaar
Het moet duidelijk
Specificatie van
nauwkeurigheid
M
100%
zijn welk schip past
afmetingen:
compleetheid
M
100%
qua afmetingen
lengte, breedte, diepte
actualiteit
S
2 jaar
Het moet up to date
Verversings frequentie
actualiteit
M
1 jaar
zijn
temporele nauwkeurigheid
M
Ik wil het gebruiken
brontype: dataset
beschikbaarheid
C
1 week
in een app
metadata
bron/eigenaar
beschikbaar
definitie van
beschikbaar
klassen
Tabel 1 - De kwaliteitsvragenmatrix.
Gewichten Geonovum heeft dat met het Nationaal Georegister (NGR) als volgt aangepakt. NGR gebruikt metadata bestanden om datasets te kunnen laten zoeken via zoektermen. Zo biedt de zoekterm “hoogte” ruim 5000 hits. Ook kan gezocht worden met de invalshoeken Wat, Waar en Wanneer, of op INSPIRE. Vanuit een producentenperspectief taxeert Geonovum de kwaliteit van de metadatabestanden die in het NGR zijn opgeslagen. NGR Behoeftenformulering Het is zaak om erachter te komen wat de consu- kan alleen 100% kwaliteit leveren (naar NGR’s ment precies bedoelt en de vraag als behoefte eigen maatstaven) als de partijen die een databestand in het NGR onderbrengen alle te formuleren. Liefst zo dat er nagegaan kan worden of er een dataset is die aan de behoefte 26 vragen naar eigenschappen goed hebben ingevuld. NGR bepaalt het gewicht van elk voldoet. Als een bestand vergezeld gaat van metadata onderdeel en vertaalt dat naar de metadata, bijvoorbeeld in ESRI-Geostickerscore voor een goed of een slecht antwoord. format (zie fig.2), dan is het al mogelijk om een Per item levert dat punten op, die worden idee over de bruikbaarheid te krijgen. Daarin opgeteld tot een eindscore. Door dat regelmastaat bijvoorbeeld wat het bestand beschrijft tig te doen kan NGR volgen hoe de kwaliteit (de thematiek), welk geografisch gebied het betreft, welk coördinatensysteem is gebruikt en van de aangeboden metadatasets zich ontwikkelt en ingrijpen waar het verkeerd gaat. over welke tijdsperiode de data iets zegt. Kwaliteit meten is dus een kwestie van scoren ten Maar met zo’n metadatabestand kan een opzichte van normen voor kwaliteitsaspecten. gebruiker alleen per item ‘ja’ of ‘nee’ concluderen over geschiktheid voor het gebruiksdoel. Doorvragen Hoe kom je dan, alles overziende, tot een Ook gebruikers kunnen dat principe toepassen. eindoordeel? Eerst op een rij zetten welke data aspecten ze
Figuur 2 - Onderwerpsgroepen in het metadata-format van GeoSticker van EsriNL.
2015-6 | Geo-Info
1)
MoSCoW: Must, Should, Could en Would have.
belangrijk vinden. Dan bedenken hoe ze de waarde ervan kunnen beoordelen. En daarna een norm stellen, een drempelwaarde voor bruikbaarheid. Dit is niet zo makkelijk. Als je iemand met een databehoefte vraagt welke kwaliteitseisen hij of zij stelt aan de informatie, levert dit vaak niet direct een bevredigend antwoord op. Dat vergt verder doorvragen. Als een persoon aangeeft dat hij informatie wil over alle aanlegplaatsen voor de binnenvaart van Nederland en hij heeft het gebruiksdoel scherp, dan is te achterhalen wat de kwaliteitseisen zijn. Onze expertisegroep heeft een matrix opgesteld waarmee in een aantal case studies een consument met een informatiebehoefte bevraagd hebben. We wilden weten wat de informatie vraag is, wat het doel/toepassing is, wat de producteisen zijn, wat de bijbehorende kwaliteitskenmerken zijn, de prioritering en de normen. Een voorbeeld hiervan staat in bovenstaande tabel. Uit de verschillende case studies blijkt dat er maar een beperkt aantal producteisen zijn en dat per producteis een vast aantal kwaliteitskernmerken horen. Dat maakt het bevragen eenvoudiger. Communicatie Aan de andere kant van het spectrum staat de producent. Over het algemeen weet een producent heel goed wat de kwaliteit is van zijn of haar data. Maar hoe wordt daarover gecommuniceerd met de consument? Voor traditionele geo-producten die voorheen (of nu ook nog) verkocht worden geldt dat de
| 23
het kwaliteitsraamwerk dat door de EU is voorgeschreven. Iedereen die er mee werkt volgt dezelfde regels waardoor standaardisatie en rapportage aan de EU eenvoudiger wordt. De tool heeft geleid tot een reductie van de tijd die er nodig is om de controles uit te
Datakwaliteit is ook: bruikbaarheid van data voor de onbekende eindgebruiker voeren en daarnaast tot een toename van de kwaliteit van de rapportages. Ook heeft de tool het delen van de informatie over de resultaten eenvoudiger gemaakt.
producent zijn afnemers kent en er eenvoudig mee kan communiceren: de gebruiker kan (soms via gebruikersgroepen, of direct) vragen stellen en ook de producent kan eenvoudig zijn afnemers benaderen. Nu steeds meer data wordt opengesteld, valt de interactie tussen producent en consument weg. Dit werd ook door Bregt et al. (2014) geconstateerd in hun onderzoek naar de effecten van het
De invulling van data kwaliteit verschuift van datagericht naar
zijn data gebruikt en waarvoor. Dit zit niet alle producenten even lekker: Gebruikt men de data wel voor de juiste doelen? Men is in sommige gevallen bang voor misbruik of claims. Momenteel werken we aan een gereedschap waarbij per dataset aangegeven kan worden wat de bruikbaarheid van de dataset is, gebaseerd op kwaliteitskenmerken voor een zestal generieke use cases. Hiermee kun je bijvoorbeeld aangeven dat een dataset wel geschikt is als gedetailleerde achtergrond, maar echt niet voor een zware analyse. Door na te gaan welke kwaliteitseisen van belang zijn per generieke use case is het mogelijk een indicatie van de bruikbaarheid van de dataset voor de verschillende generieke use cases te geven. Als producent kan je daarmee de gebruikers tegemoetkomen in het vergelijken van hun informatiebehoefte met een beschikbaar bestand.
contextbepaald
Gereedschap Software kan processen rond het waarborgen en checken van kwaliteit van datasets faciliteren. Het kan ingezet worden om te controopenstellen van de basisregistratie topografie. leren of de kwaliteit van de dataset overeenDe consument kan nog wel achterhalen wie de komt met kwaliteitscriteria. Een voorbeeld producent is, maar aangezien het beschikbaar hiervan is de ETS-manager, een webbased tool stellen digitaal verloopt, vaak via een portaal, dat ontwikkeld is voor het controleren van de is er geen direct contact en dat maakt de kwaliteit van de referentielaag die Agentschap drempel hoger. Voor de producent geldt dat NL gebruikt in de regeling van de landbouwhet voor hem steeds onduidelijker wordt wie subsidies. Deze tool volgt de workflow van
24 |
Geo-Info | 2015-6
Toekomst In de voorgaande paragrafen is een aantal onderzoekslijnen aangestipt waar we mee bezig zijn. Maar er is meer. Onderwerpen waar we in de nabije toekomst mee aan de gang willen zijn: kwaliteit in ketens en kwaliteit en Big Data. Referenties • A.K.Bregt, Ł.Grus, D.Eertink, 2014: Wat zijn de effecten van een open basisregistratie topografie na twee jaar? Wageningen University. • R.Devillers, R.Jeansoulin (Eds), 2006: Fundamentals of Spatial Data Quality. Wiley-ISTE. • M. Meijer, L.A.E. Vullings, J.D. Bulens, F.I. Rip, M. Boss, G. Hazeu, M. Storm (2015): SPATIAL DATA QUALITY AND A WORKFLOW TOOL. The International Archives of the Photogram metry, Remote Sensing and Spatial Information Sciences, Volume XL-3/W3, 2015 ISPRS Geospatial Week 2015, 28 Sep – 03 Oct 2015, La Grande Motte, France • nationaalgeoregister.nl/ • www.geonovum.nl/sites/default/files/Memo%20kwaliteitsbeleid%20metadata%20def_0.pdf
Wies Vullings en Frans Rip werken bij Wageningen UR in het Expertisecentrum Kwaliteit van Ruimtelijke Data. Het EKRD is onderdeel van Wageningen University and Research. Het is een groep van 12 onderzoekers die vanuit verschillende achtergronden en ervaringen bezig zijn met kwaliteit van ruimtelijke data. Meer informatie via www.wageningenur.nl/nl/ artikel/datakwaliteit.htm
OPROEP:
aanpakkers gezocht! We zitten net een paar weken na de 2e editie van een druk bezochte GeoBuzz en we gaan al weer nadenken over de volgende. We hebben heel wat feedback gehad met voorstellen en verbeterpunten. Om die verder vorm te geven, hebben we de inzet van jullie nodig. GIN is op zoek naar actieve leden (of zij die dat na deze oproep willen worden!) voor ondersteuning in organisatie en uitvoering. Kortom: we zoeken mensen die van aanpakken weten! Wil jij met GIN een bijdrage leveren aan het succes van de GeoBuzz 2016, meld je dan op:
[email protected] We zijn blij met je! En gaan samen met elkaar aan de slag.
2015-6 | Geo-Info
| 25
Verslag
GIN op GeoBuzz GeoBuzz wordt door GeoBusiness Nederland georganiseerd in samenwerking met Sense BV, CMedia (mediapartner GIS-magazine) én GIN. Die vereniging had er als enige ook een Algemene Ledenvergadering (ALV). gezet. Oud-voorzitter Leen Murre zei in de rondvraag aarzelend met verbazing te kijken naar de tarieven, de kosten en de ‘waar voor dat geld’ bij GeoBuzz. (Ook de [ere-]leden ‘met rode linten die zelfs geen koffie kregen’ kwamen aan bod.) Het bestuur was het harmonieus met de kanttekening eens en probeert daar voor 2016 wat aan te doen. De voorzitter kon verder nog
De ministand van GIN was ‘achterom’ moeilijker te vinden en te fotograferen dan vorig jaar. Toch was op 23 november in een ledenmail nog gevraagd om daar je profiel in te vullen als het je via de website niet lukte. Zou de ledenwinst de donateurswinst uit de stand van partner De Hollandse Cirkel - vier nieuwelingen - hebben benaderd? De harde kern van GIN kreeg in de ministand wel matrix-badges als knipperend-rode pr op de borst. ALV In de ALV gaven enkele tientallen van de nu 2127 leden het bestuur het volste vertrouwen. (Voor de andere 99% is dit verslag vooral.) Dank en een bloemetje waren er bij de start voor Katinka Roebert voor haar vrijwilligerswerk in de regio Oost. Vooral omdat er voor 2014 te optimistisch 25 mille aan baten uit GeoBuzz was begroot had dat jaar een negatief resultaat. (Meegedeeld werd al dat de voor 2015 geschatte 12,5 mille aan baten er ook niet komt.) Vragen leverde dat niet op: de reserve was nog 223 mille en ‘een miljoen op de bank is niet de bedoeling’, aldus de penningmeester. Ook met de begrote 20 mille in 2016 voor ‘GIN Community Management’ ging men akkoord. De jaar-
Workshop R - Volle bak.
26 |
Bloemen van de voorzitter voor de terugtredende penningmeester Guido Quick. lijkse contributie werd normaal geïndexeerd: voor gewone leden van 62 naar 65 euro. Lid Hendrik Westerbeek (SAGEO) vroeg aan alle aanwezigen zich af te vragen wat jongeren van GIN verwachten. Roelof Keppel zei aansluitend dat JongGeo al een speerpunt bij de communicatie wás met intussen een eigen column in het blad en dat naast hun Facebookgroep. Toch mocht de zichtbaarheid van GIN als ‘vereniging van de toekomst’ beter worden en ook op GeoBuzz uit meer blijken dan uit die matrixbadges! De bestuursleden Roelof Keppel en Peter Hoogwerf werden met applaus herkozen. Penningmeester Guido Quik was niet meer herkiesbaar en werd vervangen door Henk Ensink. Uiteraard werd de eerste in de bloemen
Meer GIN-leden dan beursbezoekers! meedelen dat de ‘bid’ voor de Working Week FIG 2020 juist klaar was en men graag daarmee de vredige strijd aangaat met onder andere Zwitserland. Wordt vervolgd. Bóven dit belevingsverslag worden door José Broekhuizen van MOS notulen gemaakt die de volgende ALV (op GeoBuzz 2016) worden behandeld. Adri den Boer
Spel Netbeheerders - 3 prijsuitreiking.
Geo-Info | 2015-6
Kennismaken met Henk Ensink Mijn naam is Henk Ensink en ben op 25 november tijdens de ledenvergadering van GIN op de GeoBuzz benoemd als penningmeester. Ik volg Guido Quik op, die ik van harte wil bedanken voor zijn inzet als penningmeester voor GIN. Ik ben geboren in 1960 en opgegroeid in de mooie Hanzestad Oldenzaal, dat de glimlach van Twente wordt genoemd. In 1985 ben ik getrouwd met Yvonne en wij hebben twee dochters van 21 en 24 jaar. Mijn hobby’s zijn voetbal, ATB en golf (hcp 15.4) en ben actief lid van Geo-informatie Nederland in de regio Oost. Mijn opleiding heb ik gevolgd op de MTS in Hengelo en daarna heb ik in de avonduren mijn Hbo-opleiding afgerond op het gebied van Geo-informatie. Mijn eerste praktische werkzaamheden heb ik uitgevoerd voor de aannemerscombinatie DOS-bouw, die de waterkering in de Oosterschelde heeft gebouwd in Zeeland. Na mijn diensttijd ben ik gaan werken bij een aantal ingenieursbureaus en doorgegroeid van uitvoerende functies naar steeds meer leidinggevende functies. Tevens heb ik aantal cursussen gevolgd met betrekking tot het managen van projecten, risico’s, veiligheid en financiële zaken. Bij Oranjewoud (nu Antea) ben ik begonnen als tekenaar/constructeur voor GBKN-projecten. In 1982 ben ik gaan werken bij Tebodin in Hengelo om conversieprojecten uit te voeren en te leiden voor o.a. de Gasunie en NAM om vervolgens na tien jaar de overstap te maken
plan van 06-GPS mogen maken en met succes in de markt gezet. Van 2010 tot 2015 heb ik mij bij SMQ in Hengelo bezig gehouden met de informatievoorziening voor de WOZ, BAG en BGT. In 2014 kwam ik in contact met de eigenaar van “Het Veldwerkbureau” die op 1 januari de Geogroep had overgenomen van Grontmij om dat onderdeel te leiden. Laatstgenoemde functie combineer ik met mijn werkzaamheden bij ESC GeoServices, dat een grote productie-eenheid heeft in Turkije om geavanceerde services te verrichten op het gebied van CAD en GIS. Mijn uitdaging hierbij is altijd om de behoeften van klanten om te zetten naar passende oplossingen. Ik ben een teamplayer en organisator die initiatief neemt in het oplossen van behoeften van klanten en dit vertaalt naar (interne) oplosnaar Tablin in Oldenzaal. Bij Tablin heb ik de singen. automatisering heb uitgerold in het kader van Binnen het GIN-bestuur heb ik de rol van de leidingenregistratie en zijn we begonnen penningmeester, die ik vanaf heden zo goed met het meten met tachymeters en GPS. In mogelijk zal uitvoeren. Een functie die ik in de 1995 ben in gestart met een eigen bedrijf VVL (Vereniging Van Landmeetkundigen) 8 jaar genaamd GeoVisie, dat zich richtte op projectheb uitgevoerd in de jaren 90 en ik ben nauw management bij overheden in het kader van de betrokken geweest bij de fusie van alle vereniautomatisering van bedrijfsprocessen en data. gingen naar GIN. Doelstelling is om de financiële Tevens waren wij distributeur van PenMap in situatie binnen GIN op een goede manier te de Benelux voor Strata. Wij hebben ons bedrijf bewaken en de vereniging naar een nieuwe verkocht aan Grontmij Geogroep waar ik tot toekomst te helpen door nog meer aandacht 2000 heb gewerkt. In 2001 ben ik in dienst getre- te geven aan onze leden. Tevens hoop ik een bijdrage te kunnen leveren op de instroom van den bij DHG Nederland, dat door 3 acquisities nieuwe leden en de vereniging op een goede werd omgebouwd naar Facto. In deze tijd heb ik samen met een aantal collega’s het business- manier te positioneren in en buiten Nederland.
Ter herinnering aan Martien van Zoeren (1938-2015) Op 27 oktober 2015 overleed na een ziekte te Vessem de oud-Kadasterman ing. Martien R. van Zoeren.
Samengestelde kaart als behang…
Na zijn pensionering nam hij allerminst afstand van het vakgebied. Een bijdrage in Geo-Info 2005-12, ‘Leonardo da Vinci bracht een stad in kaart’, waarvoor zelfs een bezoek aan Imola (I) werd gebracht, werd gevolgd door schrijven in De Hollandse Cirkel. Hoe hij tijdig voor zijn instrumentele nalatenschap zorgde, bleek ook met het museaal onderbrengen van zijn tachymeter-boussole Kern TB uit 1947 in augustus 2015.
Een architect in Alkmaar heeft grote prints van mijn reliëf-kaartbeeld (=AHN2 + BAG + BRT zacht in de achtergrond) gebruikt voor zijn nieuwe kantoorpand. Weer eens een heel ándere toepassing van open geodata...
Adri den Boer
Jan-Willem van Aalst
2015-6 | Geo-Info
| 27
Verslag
‘Alle ruimte’ voor GeoBuzz Op 24 en 25 november vond GeoBuzz weer plaats. De locatie was opnieuw Congrescentrum 1931 in Den Bosch met 100 ‘bezette standplaatsen’ en een GeoBuzz Special van GISmagazine. Er waren circa 2000 aanwezigen volgens de organiserende familie Ter Veen. Slechts op een kleine selectie van de 230 lezingen kan worden teruggeblikt door een aantal leden van de Geo-Info redactie, en zie voor meer en andere foto’s www.geobuzz.nl. Openingssessie Bij ontstentenis van de GIN-voorzitter Peter Hoogwerf deed Ed Nijpels de aftrap van deze tweede editie van Geobuzz. Al snel betrad Lidewijde Ongering (s-g van het I&M) het podium en gaf aan de hand van cases aan dat ‘geo’ levens kan redden. (Goede informatie voor de zwaailichtdiensten vanuit de BGT; zelfs het sleutelpaaltje kwam in beeld, hoewel dat strikt genomen geen onderdeel van de standaard BGT-inhoud uitmaakt). Opvallend was wel het ruime aanbod voorbeelden waarmee zij kwam: uit de vooral voorgelezen presentatie werd een duidelijk beeld geschetst van de bewegingen in het geo-werkveld. Vervolgens werd door Lidewijde Ongering en Dorine Burmanje een openingshandeling verricht: vanaf toen is de digitale kadastrale kaart open data: dat is een mooie ontwikkeling! Elies Lemkes-Straver (ZLTO) nam vervolgens het woord en liet in een inspirerende presentatie zien welke belangen de agro-sector heeft bij goede geodata, en tot welke bijzondere prestaties dat gebruik kan leiden. Zij sprak over precisielandbouw, GIS-gestuurd grazen en deelde met ons de one-liner van de dag: Nederlandse boeren zijn kampioen recht rijden; niet voor niets een gevolg van inzet van juiste geo-informatie, waardoor de opbrengst wordt geoptimaliseerd door het vermijden van schade door de landbouwvoertuigen. Een bijzonder aansprekend betoog werd verzorgd door Daniël Erasmus. Hoewel in de Engelse taal en met een onmiskenbare SuidAfrikaander ondertoon, wist hij zijn gehoor tot op de rand van het podium te krijgen. Dat lukte hemzelf ook, toen hij plotsklaps een halve meter lager – tussen vloer en presentatiescherm – belandde. Dankzij zijn energieke spreekstijl en snelle reactie leed zijn betoog hier niet onder. Hij gaf een prachtig doorkijkje naar het energiegebruik, de energiebehoefte en de manier waarop deze momenteel
28 |
Zij leren sneller. Samenwerken en communiceren is van cruciaal belang. Het voorbeeld hierbij dat bij velen bleef hangen en dat ik later op de dag nog enkele malen heb terug gehoord is het verhaal van de melkflessen en de vogels in de jaren 50 in Engeland. Specifieker: blue tit vs red robin (pimpelmees versus roodborstje). De melkflessen hadden een aluminium deksel. Zowel de pimpelmees als het roodborstje ontdekte dat de dop doorgeprikt kon worden en dat ze dan heerlijke voedzame room konden drinken. Het roodborstje hield de kennis voor zichzelf waardoor maar hier en daar een enkel roodborstje hetzelfde trucje leerde en er niets aan de hand was. De pimpelmezen daarentegen zijn zeer sociaal en communicatief, en gaven de kennis direct door aan de andere pimpelmezen. Binnen enkele maanden had heel Engeland een probleem, omdat de pimpelmees overal melk jatte.
wordt opgewekt. Ook daar: crowd-sourcing. De snelheid waarmee alles verliep noopt ons tot het nog eens rustig nalezen van zijn presentatie en de daarin veelvuldig gebruikte linkjes naar energieke themas. Het was bijna onbeschaamd om tijdens zijn referaat tweets uit te zenden: dan doe je concessies aan het volgen van zijn verhaal. Dat bleek sowieso een dilemma: wat je direct online zet ontneemt je het gevoel erbij te zijn, terwijl je de illusie koestert dat anderen er dan wel even, vluchtig weliswaar, bij aanwezig zijn. Nog een mooie van Erasmus: lessen zijn vooral te halen uit het gebruik van grootschalige open data: geef de data weg, en laat andere partijen er vooral mee experimenteren.
Geo-Info | 2015-6
Dag 1 – 24 november Afgelopen jaar hebben we in Geo-Info aandacht besteed aan de thema’s Duurzaamheid, met aandacht voor de ophanden zijnde Omgevingswet, en Remote Sensing. Ik ben benieuwd naar deze thema’s op GeoBuzz en bezoek twee workshops hierover. Victor van Katwijk (Geodan) vertelt over de vele gedaantes van de Atlas Leefomgeving. Deze Atlas bestaat al geruime tijd om burgers en professionals te voorzien van basisinformatie over de kwaliteit van de leefomgeving. In de Atlas kun je kaarten over elkaar heenleggen en daarmee een compleet beeld verkrijgen van de kwaliteit in een gebied. Het zusje van de Atlas is onlangs gelanceerd door het RIVM: de Atlas Natuurlijk Kapitaal. Op dezelfde leest geschoeid is hier informatie over de waarden van de omgeving te vinden die kunnen helpen duurzaam gebruik van de leefomgeving te realiseren. Niet iedereen bedenkt dat de bodem kan helpen wateroverlast te verminderen door het regulerend vermogen ervan, om een voorbeeld te noemen. En er zijn
meer plannen: een Gezondheidsatlas en een Energieatlas. In de actuele discussie over de Laan van de Leefomgeving, nu DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet) genoemd, kan de Atlas en zeker de ervaring met de Atlas een goede bijdrage leveren. Jasper van Loon (NSO), Willem Jongkind (NVWA) en Ruud Oberndorf (NVWA) lieten een mooie toepassing zien van satellietdata. Het satellietdataportaal biedt naast ruwe data ook GIS-readydata aan met een resolutie van 1,5 m. Het grote voordeel van deze data is, hoewel de luchtfoto’s een hogere resolutie hebben, dat ze veel vaker beschikbaar komen en daarmee erg geschikt zijn om veranderingen te laten zien. De NVWA hebben pilots uitgevoerd hoe deze data te gebruiken zijn voor inspectiedoeleinden; bijvoorbeeld om te controleren of agrariërs vanggewas inzaaien en oogsten na de primaire teelt. Vanggewas is nodig, zeker na maïsteelt, om aan de meststoffenwetgeving te voldoen, maar ook wanneer agrariërs gebruikmaken van subsidies GLB voor ecologische aandachtsgebieden. Met een combinatie van optische en radarbeelden kan de cyclus van zaaien-oogsten-vanggewas worden gemonitord. Inspecteurs hoeven dan minder vaak, of helemaal niet meer, het veld in om inspecties te doen.
mee te nemen bij de kaartgeneralisaties. Een concreet voorbeeld is het verwerken van reliwiki.nl om aan te geven of een gebouw een religieuze functie heeft of had, en welk geloof dit dan betreft. Daarnaast wordt door trainee Daphne Bol momenteel gekeken hoe
Film- en fotoverslag op www.geobuzz.nl
het onderwijs hier bij betrokken kan worden. Deels om het maatschappelijk nut, zoals het bijbrengen van topografisch inzicht en het ervaren van het nut van crowdsourcing, iets waar deze generatie veel mee te maken zal krijgen. En deels om de kaartdata up-to-date te krijgen/houden. Hiervoor is voor groep 7/8 van de basisschool een viewer bedacht waarop klassikaal gebouwen worden ingete-
Aardbevingen in Groningen zijn een actueel onderwerp. De presentatie van Wim Blanken van de Groninger Bodem Beweging over het Gasbevingenportaal was erg inspirerend. Met groot enthousiasme ging hij in op de problematiek van de bevingen en de schaarse openbare informatie die er over de bevingen aanvankelijk beschikbaar was. Om die reden bouwde hij zelf een portaal en verzamelde uit allerhande bronnen (o.a. van KNMI, NAM en van diverse meetstations) de data. Het resultaat is een rijk portaal: opengis.eu/gasbevingen/. Dat niet alle informatie gemakkelijk te verzaMet matrixbadge naar identiteit zoekende GIN-borst? melen was, soms was webscraping de manier, kend of van attributen worden voorzien. In liet hij niet onvermeld.... de sessie hebben we dit op de smartphones uit kunnen proberen. Een leuke ontwikkeling. ‘Crowdsourcing voor betere topografische producten’, zo was een titel. Crowdsourcing en Verder is er een app voor de hulpdiensten het Kadaster? Eerst zien dan geloven was mijn waarmee kinderen kunnen aangeven dat een weg is afgesloten met een paaltje, inclusief het reactie. De reden hiervoor is dat het Kadaster materiaal, permanent of weg te halen, met slot staat voor een instituut, voor zeer geconenzovoorts. Spannende en leuke ontwikkelintroleerde kwalitatieve producten, die ik als gen om in de gaten te houden, waarmee mijn burger mag raadplegen. Crowdsourcing gaat niet over raadplegen, maar actief meehelpen, scepsis volledig is weggenomen. inwinnen dus. Hoe gaat dit samenkomen? Een talk in het theater ging over de indoorEr wordt al gezocht naar manieren om plaatsbepaling in ziekenhuizen met behulp bestaande informatie uit andere bronnen
2015-6 | Geo-Info
van bluetooth technologie. Zo kan het gebruik en plaatsing van bedden bijvoorbeeld verbeterd worden. Met de proef kon 75% goed gelokaliseerd worden. Voor de overige 25% kan wellicht gebruik gemaakt worden van de attributen die aan de apparaten zitten (bed, infuus, etc). De vraag die rijst is of de technologie gebruikt zou kunnen worden bij het zoeken naar een zitplek bij het flexwerken. In verband met de privacy wordt dit moeilijk. Dat is ook een reden waarom met apparaten is gewerkt in plaats van met mensen. Een slimme BAG, ofwel BAG Smart was een andere theatertalk. Gemeentes zijn niet altijd volledig op de hoogte van bestaande objecten, omdat ze nog niet zijn ingewonnen, of omdat ze illegaal zijn neergezet. Deze mogelijke mutaties zijn met behulp van Cycloramafoto’s en gegevens uit de BAG en WOZ gegenereerd. Op de luchtfoto zijn de verschillen dan in rood aangegeven. De nieuwe objecten kunnen dan worden ingewonnen of aangepast. In eerste instantie schrok men van de hoeveelheid mutaties. Een hoogteverschil kan wijzen op een onbekende (illegale?) schuur, maar ook op een boom of een geparkeerde auto die toevallig op de luchtfoto staat. Deze ongewenste zaken kunnen er uit gefilterd worden, waarna de echte mutaties overblijven. Hiermee kan jaarlijks de BAG en WOZ goed bijgewerkt worden. De eerste keer zal het veel mutaties opleveren, maar bij het tweede jaar kunnen ongewenste mutaties zoals bomen er direct uit gefilterd worden – deze waren immers al bekend uit de eerste reeks. Een mooi instrument om de registraties mee bij te werken tot het gewenste niveau. Dag 2 – 25 november - ochtend De tweede dag werd geopend met wat heette ‘twee bijzondere keynotes’ onder voorzitterschap van George Vosselman. Gestart werd met een deze keer engelstalige Baarda-lezing en die was ook weer bijzonder. Het NCG (Nederlandse Centrum voor Geodesie en Geo-informatica) nodigde Nicolaas Paparoditis hiervoor uit. Hij is Chief Science Officer bij IGN France. Deze gerespecteerde onderzoeker in Frankrijk en Europa heeft in zes laboratoria honderd m/v voor research. Hij ging met name in op de 3D-mogelijkheden voor stedelijke ontwikkelingen. Nodig is een automatische productielijn voor complementaire gegevensinzameling vanuit de lucht, van (semi-) mobiele laserinwinsystemen vanaf de weg, maar met automatische kleinere voertuigen
| 29
Verslag
ook van buiten de paden. Is voor LIDAR geen GPS-ontvangst mogelijk, dan wees hij op terrestrische paspunten, zoals een toch stedelijk zebrapad. Ook ‘existing data’ kan als referentie dienen. Veel kwam aan de orde, van de ‘non permanent object removals’ in de data tot ‘text extraction and search’ om pakweg
Dag 2 - 25 november - middag ‘Digitaal Stelsel Omgevingswet. Van bestuursaccoord tot naar realisatie!’ Zo heette een workshop van Pieter Meijer (RWS). De Omgevingswet treedt in 2019 in werking, maar het systeem erachter zal pas in 2024 helemaal klaar zijn. Het doel van de Omgevingswet is om vergunningverlening voortaan te baseren op een “Ja mits”-beginsel in plaats van op de huidige “Nee tenzij”-houding. Meijer werkt aan de architectuur van het digitale stelsel dat nodig is voor de werking van de wet. Het stelsel, de “Laan van de Leefomgeving” met de “informatiehuizen” per domein, wordt geo-gedreven. In 2024 zou het zo moeten werken dat alle relevante informatie over een plek die met regels en omgevingskwaliteit te maken heeft, met één muisklik op de kaart beschikbaar is en begrijpelijk wordt
ansichtkaart van de bekende kaperkapitein Jack Sparrow. Die zegt: “De PDOK Geodata store is de schatkist voor open geodataparels van elke overheid. In drie minuten en kosteloos uw dataset online.” ‘Hoe om te gaan met de kwaliteit van ruimtelijke data?’ was in het NCG-programma een lezingenpresentatie van Wies Vullings (WUR), Paul Brous (RWS, in programma ‘WUR’) en Rob Janssen (Alliander). Vullings had als introductie dat slechte informatievoorziening in 2014 de oorzaak was van een gasexplosie met doden in Diemen (en dat in 1999 een misverstand over meters of inches een satellietcrash van 125 miljoen dollar veroorzaakte). Het sterrensysteem voor hotels (5 sterren om topkwaliteit aan te geven) is voor open geodata niet bruikbaar, omdat niet van tevoren bekend is waar die data voor gebruikt gaan worden. (Bij hotels ligt dat anders.) Zij promootte de ISO-definitie van kwaliteit en maakte
2016: nog meer ruimte voor sprekers? Nicolaas Paparoditis van IGN France tijdens de Baarda getoond. Dat het geheel nog in aanbouw is lezing. werd onderstreept door een vraag die Pieter pizzazaken met uithangborden te identifice- had willen stellen aan het publiek: wat zijn ren, tot het verfijnen van wegendata dankzij kritische succesfactoren bij de realisatie van het Digitaal Stelsel Omgevingswet? verkeersborden. 3D-stadsmodellen waren geen punt meer, maar uit een hamvraag van Erwin Folmer (Kadaster) presenteerde het Vosselman bleek dat ook in Frankrijk de ‘data nieuwe initiatief van PDOK, de Geodatastore. Daarin kan elke Nederlandse overheidsmeeconomics’ lastig zijn. ‘Samenwerken met een snelheid van 46 kilodewerker op een eenvoudige manier (en meter per uur’ werd een lezing van alleen gratis) opengestelde datasets opslaan tot Erik Verschoor van Arcadis. (Mannen van de een maximum van 500 Mb per dataset. Landelijke Eenheid Politie waren verhinderd Aanleiding hiervoor was dat het Kadaster door de onveiligheidssituatie.) In juli deed de vindt dat er nog veel te weinig Open Data Tour de France (‘amper 200 renners’, maar mét via PDOK aangeboden wordt. Uploaden reclamekaravaan) Nederland aan voor de eer- kan na aanvraag van een NGR-account bij ste etappe in Utrecht en een tweede etappe Geonovum. Elk bestand wordt ongecontrovan Utrecht naar Neeltje Jans. Deze etappe leerd toegelaten. Ook hoeven niet meer dan doorkruiste met gemiddeld 46 km drie provin- zes metadata-velden te worden ingevuld cies, vier politieregio’s en zestien gemeenten om de vindbaarheid van het bestand in het en vergde samenwerken. Een goede (geo-) Nationaal GeoRegister te borgen. Als je juist informatievoorziening was daarbij essentieel, veel metadata zou willen toevoegen, kun je grotendeels met ‘het Citygis-systeem dat bij gewoon een apart XML-bestand meeZIPpen. de politie in gebruik is’, al werden omleidings- De hoop van het Kadaster dat dit een schat routes in ArcGis vastgelegd. aan open data oplevert werd verbeeld in een
30 |
Geo-Info | 2015-6
Wies Vullings van WUR in NCG-sessie over kwaliteit van data. onderscheid tussen interne en externe kwaliteit. In onderzoekslijnen is bijvoorbeeld de kwaliteit van big data haar uitdaging (geen eenduidige producent en geen bekende gebruiker). Brous had als eerste stelling ‘Goede data bestaat niet’ en als laatste stelling ‘Slechte data bestaat niet’. Het gaat uiteraard om de mate van geschiktheid voor een doel en hij beschreef het RWS-Datakwaliteitsraamwerk. ‘Geografie is nagenoeg perfect’, zo wist
Erik Verschoor van Arcadis. hij ook van de situatie bij RWS! Bij Alliander (in programma ‘Liander’), een netwerkbedrijf van honderd jaar en uit honderd fusies, waar Janssen de informatiebehoefte alsmaar zag stijgen. Definieer data in elk domein, zo was zijn tip, en hij toonde hun datamanagementframework met een logische piramidevorm.
‘BGT in de cloud’ was een bedrijfspresentatie van Silvy Horbach van BGT-Services en Emil Bontje van GISkit. Zij ontwikkelden een webapplicatie voor bronhouders die zelf geen mutaties meten of invoeren, een zelfstandig aantekeningensysteem. Vooral kleinere gemeenten willen graag de BGT in
een viewer raadplegen en BAG- en BORgerelateerde mutaties doorgeven. Horbach beschreef met enige afschuw de eerder separate bijhoudingen en met lof haar stimulerende en vernieuwende hulpmiddel. Door de webapplicatie ziet ‘iedereen’ het al dan niet bijwerken van de beheerkaart en
Afdeling geo-informatie nodig? Erwin Marsman (bestuursdienst OmmenHardenberg) en Peter van Capelleveen (gemeente Zwolle) kruisten de degens: wat is de toegevoegde waarde van een aparte afdeling geo-informatie? Of is dat zó 2014? De bedoeling van dit debat was om beiden een aantal stellingen te laten uitspreken; dat lukte goed al was het nog spannender geweest wanneer beiden over een goed versterkte microfoon zou hebben beschikt. Nu ging de vaart er af en toe uit door het wisselen van het spreekijzer, al werd er wel stelling genomen door de toehoorders te verdelen in twee kampen. Achteraf beschouwd werkten beide heren elk vanuit eigen
perspectief aan de oplossing van hetzelfde probleem: hoe maak je van data gegevens, en hoe maak je van gegevens informatie. Belangrijk om vast te stellen dat, welke organisatievorm je ook kiest, het vooral politiek bepaalde keuzes zijn. Wanneer je je richt op informatie voor de organisatie (zoals bij de gemeente Zwolle) zul je niet zonder consequent en efficiënt ingewonnen en beheerde gegevens kunnen. Dat laatste was het pleidooi van Marsman. Van Capelleveen had dat stadium getransformeerd naar een eigen afdeling informatie. Nu kennen zij elkaar al wat langer. Het debat – onder leiding van Roosmarijn Haring – eindigde
2015-6 | Geo-Info
toch in een bescheiden 1-1. Mooi waren de vragen van deelnemers aan het debat: veel ervan gingen over de rugdekking die je bij elk van de gekozen varianten hebt vanuit je gemeentelijk bestuur. Wat weten zij van geo-informatie, of willen ze gewoon informatie om hun beleid mee te maken en te ondersteunen? En ja: daar zit soms een geo-dingetje aan vast. Een paar jaar geleden vonden we zelf dat alles om geo draait. Op deze GeoBuzz geven we elkaar de ruimte. Nu weten we dat niemand buiten de beroepsgroep op zo’n zelfverzekerde en geo-centraliserende stelling zit te wachten, totdat blijkt dat....?
| 31
Verslag BIM-professor’ Adriaanse Arjen Adriaanse, aangekondigd als ‘BIM-professor’, geeft een inleiding in de stand van zaken met betrekking tot de BIM. Zijn we al op weg naar een BIM 2.0? Om de kennis van BIM bij de toehoorders te testen vraagt Adriaanse naar een uitleg. Het verschilt nogal, van Bouw Informatie Model met 3Ddata tot een managementsysteem. De uitleg blijkt ook sterk afhankelijk te zijn van de sector waarin degene werkzaam is. Hieruit blijkt al meteen hoe gesegmenteerd het werkveld is. Adriaanse spreekt graag over de ‘bouwarchipel’, een aaneenschakeling van eilanden die niet of nauwelijks met elkaar samenwerken. De sector
is op allerlei manieren gefragmenteerd bezig. Een bouwproject is opgedeeld in fasen (bijv. ontwerp, realisatie, beheer) met elk andere uitvoerders. En dan zijn er nog diverse projecten die náást elkaar worden uitgevoerd. Veel kans op verspilling van kennis, kunde en materieel dus, wat ook blijkt uit de hoge faalkosten (naar schatting 11%) en de beperkte productiviteitsgroei. Vreemd eigenlijk, aangezien de bouwsector nog los van de adviseurs en leveranciers al 5% bijdraagt aan het BBP. Wat volgt is een vogelvlucht over de ICT-ontwikkelingen en trends en de BIM-filosofie die vooral neerkomt op delen en samenwerken.
Voor de geo-sector is het gesneden koek, om data te delen, of bij het ontwerp al rekening te houden met het beheer en onderhoud. De bouwsector heeft nog een enorme cultuuromslag te maken, maar het begin is er. Er wordt al meer samengewerkt, zoals bijvoorbeeld het materiaalbeheer bij verschillende bouwprojecten in Amsterdam. Er is weinig ruimte, dus samen opslaan, inkopen en gebruiken levert tijd en geld op. Het fundament is gelegd, nu moet de weg nog geplaveid worden. De geosector kan hierin een rol spelen, maar eerst en vooral is een cultuuromslag in de bouwsector zelf nodig.
komen er wel afstemmingen tussen wegen en groen bijvoorbeeld. ‘Hoeveel gemeenten doen het al?’, zo was een vraag van Bontje over downloaden van een BGT-bestand uit de Landelijke Voorziening. En natuurlijk was BGT in de cloud (vanaf € 2750 per jaar per gemeente) toch ook geschikt voor wél zelfregistrerende bronhouders… Slot Na GeoBuzz in Nederland komt er ook één in België BeGeo: 3 maart 2016 in The Egg in Brussel. Een initiatief van Agoria, Nationaal Geografisch Instituut én Sense BV uit Nederland. De volgende GeoBuzz in weer Den Bosch is op 22 en 23 november 2016. De redacteuren van Geo-Info
Roosmarijn Haring legt spel netwerkbeheerders uit.
Silvy Horbach van BGT-services in bedrijfspresentatie over handig hulpmiddel.
32 |
Luitenant-kolonel Ronald Bier, present voor ‘200 jaar topo’.
Geo-Info | 2015-6
KWALITEIT IN WEBSERVICES Een webservice in de lucht brengen is een koud kunstje, iedereen kan het. Maar hoe bruikbaar is zo’n snelle service in praktijk? De opleiding Kwaliteit in Webservices is gericht op het leren maken van kwalitatief hoogwaardige en beheersbare webservices. In tien opeenvolgende vrijdagen wijzen twee webgoeroes u de weg in de wereld van tw geografische webservices.
8 & 9 feb
Productief met QGIS
10 feb
Starten met GeoServer
1 april
OGC in a Day
vanaf 1 april
Kwaliteit in geowebservices
MEER INFORMATIE EN AANMELDEN VIA WWW.GEOACADEMIE.NL
GIN-werkgroep voor de geschiedenis van de Kartografie Wel tachtig deelnemers telde de studiemiddag die de werkgroep voor de geschiedenis van de Kartografie samen met Bijzondere Collecties van de UvA op 26 november daar organiseerde. De bijeenkomst was gewijd aan de 17de-eeuwse meester-afzetter (colorist) Dirk Jansz. Van Santen. (Pas vanaf 1850 kwam de kleurenlithografie en nog later verving de offset de afzetters….) Er spraken een verfmolenaar, een uitgever van kleurboeken voor volwassenen en de gastconservator van ‘Op zoek naar Van Santen…’. Dat laatste was als introductie op de tentoonstelling, die nog loopt tot eind januari, en op het daarbij verschenen boek.
historicus promoveerde op middeleeuwse topografie van Brussel. Zijn eerste UvA-project is het maken van een boek over de 250 stadsplattegronden van Jacob van Deventer uit de lage landen. Het tweede wordt een studie over de 17de-eeuwse kaart van Yper (B) als onderdeel van een belegeringsverhaal. Het derde plan is een studie en historische waardering van het wegennet in Nederland, zoals hij al deed voor Vlaanderen en liefst met of voor de RCE. Het vierde idee ten slotte is manco’s opvullen in de collectie historische stedenatlassen van Nederland en België, in boeken of op internet. Een overzichtskaart liet zien dat er daar in Duitsland na WOII relatief meer van verschenen. Ten slotte meldde hij een net uitgebracht ‘bid’ om in 2019 de International Conference on the History of Cartography in Amsterdam te organiseren!
Aan het begin van de middag ontvouwde prof. dr. Bram Vannieuwenhuyze, sinds september voor 40% in dienst als bijzonder hoogleraar historische kartografie, zijn plannen. Deze Gentse
Adri den Boer
2015-6 | Geo-Info
| 33
Verslag
24 uur met Cornelis Kraijenhoff en André Kuipers Tot en met 17 juli 2016 is in het Nationaal Archief (NA) de vorstelijke tentoonstelling ’24 uur met Willem. Koning van Nederland en België’ te zien. Aanleiding is de (Nederlandse) viering van 200 jaar Koninkrijk. In de tentoonstelling staat de werkkamer van koning Willem I centraal. Ook de adviseurs van de koning komen in de zaal aan het woord. Via de adviseurs komt de bezoeker te weten wat koning Willem I bezighoudt: de vorming van het Verenigd Koninkrijk, de aanleg van wegen en kanalen, verbetering van de welvaart en later ook de splitsing tussen Nederland en België. Maar zij geven ook inzicht in het karakter van de koning. Duizendpoot Cornelis Kraijenhoff (1758-1840) en waterstaatsingenieur Jan Blanken (1755-1838) zijn twee van de acht personages die het verhaal van het begin van het koninkrijk illustreren. Opening Op 27 augustus was de opening van de tentoonstelling door minister Jet Bussemaker van OCW, daarvoor met de koninklijke trein getransporteerd van Den Haag HS naar Den Haag Centraal. De huidige Algemeen Directeur van het NA, Marens Engelhard, had het in zijn welkomstwoord al over ‘kartograaf Cornelis Kraijenhoff’. Na hem sprak André Kuipers over ‘Landmetingen, van kerktoren tot satelliet’. Deze ruimtevaarder (2004 en 2011) zei terecht over Kraijenhoff: ‘Hij was van alles.’ (Op de expositie zelf koos men voor alleen ‘vestingbouwer en kartograaf’.) Kuipers legde kort de beginselen van driehoeksmeting uit, veelal vanaf kerktorens, en ook de toepassing van driehoeksmetingen voor hoogtebepaling. ‘Hij is begonnen met al die metingen’, zo wist Kuipers ook over Kraijenhoff, terwijl die van Frisius en Snellius toch ook op Wikipedia
Fennelstatief ‘TDN 206’ in Kraijenhoffhoekje (foto’s Adri den Boer).
staan… Uiteraard waren die eerste sheets en toelichting ook slechts een bruggetje naar mooie sheets vanuit zijn ruimtestation en het ‘met zijn beelden verifiëren van Kraijenhoff’. Driehoeksmetingen in de ruimte en zeker de Europese GPS-opvolger Galileo kwamen ook aan bod. Na zijn bijdrage volgde de openingsspeech van minister Jet Bussemaker over de werkkamers van Willem I en zeker over die van haarzelf, maar niet over die van Kraijenhoff. Ook zij noemde de eerste Oranjekoning wel ‘de meest bekende workaholic die een miljoen besluiten nam’. Expositie Een kopieportret van Kraijenhoff prijkt in zijn hoekje op een Fennelstatief uit Kassel
Landmeterskist uit Universiteitsmuseum Utrecht.
34 |
Geo-Info | 2015-6
met een plaatje ‘TDN 206’. Daarbij kan men een video van Kuipers zien en horen. Op dat ‘eilandje’ prijkt in een glazen tafelvitrine ook een ‘Landmeterskist met diverse instrumenten circa 1800-1810 - Bruikleen Universiteitsmuseum Utrecht.’ Hoewel de kartograaf in de tekst wel erg dominant is citeren we de toelichting graag volledig: ‘Om Nederland voor het eerst volledig in kaart te brengen met behulp van de methode van driehoeksmeting is een uitgebreide hoeveelheid meetapparatuur nodig. Om deze instrumenten gemakkelijk te kunnen vervoeren door het hele land maakten cartografen vaak gebruik van een
Familie Kuipers bij Kraijenhoff.
Cornelis Kraijenhoff geschilderd.
zogeheten landmeterskist. Deze kist is met groen laken gevoerd en bevat twee bakken en één lade met landmetersinstrumenten waaronder een Hollandse cirkel een passer en hulpstukken voor het tekenen van gebogen lijnen.’
Dat deze notenhouten kist van 16 x 58 x 24 cm van C. en D. Metz (inv.nr. UM231) in 1987 prijkte op de expositie “De Physique Existentie dezes Lands, Jan Blanken Inspecteur Generaal van de Waterstaat 1755-1838” in het Rijksmuseum schreef ik al in NGT Geodesia 1987, p. 97. Van de familie Kraijenhoff zelf is nu verder een schilderij met hem erop geleend. Een vitrine daarbij toont een door hemzelf getekend kostenoverzicht van zijn kaart (1816), een koperplaat (1821) en een gedrukte kaart (1829). Het papier is uiteraard uit het NA zelf. Bewonder op de expositie in bredere zin de NA-topstukken, zoals de eerste grondwet en de eerste troonrede. Persoonlijke bezittingen van Willem I uit het Koninklijk Huisarchief, waaronder zijn werkkostuum, schrijfcassettes en persoonlijke aantekeningen, brengen u dichter bij koning Willem I dan ooit tevoren. Zie voor de openingstijden en dergelijke www.gahetna.nl/willem. Slot Wie teveel krijgt van de viering van ‘200 jaar koninkrijk’ kan in het Stadsmuseum Gent tot 28 maart 2016 gaan kijken naar ‘Het verloren koninkrijk. Willem I en België’ (www.stamgent.be). Relativerend.
Kuipers beluistert en bekijkt video met zichzelf .
Adri den Boer
2015-6 | Geo-Info
| 35
Boek
De Bosatlas van Amsterdam Uitgeverij Noordhoff Atlasproducties Groningen| 272 pagina’s | gebonden | ISBN 978 9001 12014 6 ‘Aan de Amsterdamse grachten heb ik heel mijn hart voor altijd verpand.’ Wim Sonneveld zong het al in 1956 en dat nostalgische gevoel van een sympathieke stad waar het goed toeven is, wordt nu ook kartografisch verbeeld met De Bosatlas van Amsterdam, de jongste uitgave van Noordhoff Atlasproducties. Wat in 2007 begon met De Bosatlas van Nederland (niet te verwarren met de Grote Bosatlas die al sinds 1877 binnen handbereik van elke scholier hoort te liggen), is in vlot tempo uitgegroeid tot een reeks van 13 delen, waarvan het einde nog niet in zicht is. Waren eerdere versies themagericht (geschiedenis, ondergrond, klimaat, junior), Amsterdam is de tweede gebiedsgerichte uitgave na de provincie Fryslân. Het enthousiasme voor de hoofdstad spat er bij de samenstellers vanaf. O zeker: ook de duistere zijden van Amsterdam worden belicht (drugsoverlast, criminaliteit, verkeerscongestie, luchtvervuiling, dodelijke ziekten), maar meestal komt het weer op zijn pootjes terecht en anders zijn er altijd wel steden te vinden waar het allemaal nóg erger is.
Vermoord Waarmee kan Amsterdam zich nu eigenlijk meten? Dat dilemma doet zich in het eerste hoofdstuk Wording van de stad nog nauwelijks voor, daarna des te meer. Voor de vele choro pleten, chorochromaten en andere kaarttypen wordt vaak gekozen voor gemeenten in de metropoolregio en voor die in de provincie Noord-Holland. De keuze valt te billijken, maar weet dan dat Amsterdam in 2015 ruim 825.000 inwoners telde tegen net 5.500 voor buurgemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. De andere grote steden dan maar? Ook dat komt voor, maar door de verspreide ligging is een thematische vergelijking op de kaart slecht uitvoerbaar: met grafieken en tabellen gaat het beter en we moeten er dan maar vanuit gaan dat de lezer Rotterdam wel weet te liggen - als het al ter zake doet. In enkele gevallen wordt provinciaal vergeleken. Zo komen we er en passant achter dat er in 2014 in Drenthe niemand is vermoord, waar het in de hoofdstad in 23 gevallen helemaal verkeerd afliep. Maar voor de brave Amsterdammer zal het een geruststelling zijn dat een groot deel hiervan een afrekening in het criminele circuit betrof. Dat de invloedssfeer van Amsterdam niet ophoudt bij de gemeentegrens is bekend, niet voor niets worden Schiphol (gemeente Haar-
lemmermeer), de haven van IJmuiden (Velsen) of het Amsterdamse Bos (Amstelveen) steeds in één adem met de grootste stad van Nederland genoemd. Over de partnersteden van Amsterdam geen woord, terwijl een vergelijking op bijvoorbeeld grootte, inwonertal en ligging de keuze voor de partners had kunnen verklaren. Noordhoff heeft voor deze atlas de beproefde indeling aangehouden: in acht hoofdstukken wordt de lezer themagewijs meegenomen in alle aspecten van de samenleving, van Wording van de stad via Economie en Levensbeschouwing tot Cultuur. Na een tekstuele inleiding worden de subthema’s op steeds twee pagina’s behandeld, waarbij het beeld globaal gezien twee keer meer ruimte inneemt dan de tekst. Hoewel de pennenvruchten in elk hoofdstuk ondersteunend zijn aan het beeldmateriaal wordt het visueel soms niet
36 |
Geo-Info | 2015-6
l
m
Blauwe reigers
Rondvaartboten EYE Film
Kolonies van blauwe reigers minder dan 10 10 - 20 De Nieuwe Noorder
20 of meer
Muziekgebouw aan ’t IJ
Centraal Station Anne Frank Huis Vliegenbos
Sloterpark
Dam NEMO
Museum Het Grachtenhuis
De Nieuwe Ooster
Sloten
Leidseplein
Nationale Opera & Ballet
Scheepvaartmuseum
Rembrandtplein Hermitage
Artis
Nieuwe Meer Carré Gaasperplas Kooij
Rijksmuseum Amsterdamse Bos
Canal Bus
De Hoge Dijk Heineken Experience
Bron: OIS, Gemeente Amsterdam
afgemaakt. Zo lezen we dat de hoofdstad 14 restaurants telt met één of twee Michelinsterren, maar welke etablissementen dat zijn en waar ze zijn gevestigd blijft in nevelen gehuld. Kaarten, grafieken en diagrammen worden vergezeld van foto’s en tekeningen, schetsen van gebouwen (Paleis op de Dam, Centraal Station), pleinen (De Dam, Museumplein), wijken en buurten (De Zuidas, het Oostelijk Havengebied) en publiekstrekkers (Artis, Floriade). Ook de Amsterdamse taal wordt belicht met woorden als smeris (politieagent) en gleuvenrijder (trambestuurder).
© Noordhoff Uitgevers
Lovers Blue Boat © Noordhoff Uitgevers
leken, maar wel vervelend als je de Kunstroute ArtZuid wilt afleggen en je hierbij de vraag stelt of dat te voet mogelijk is. Een enkele kleur gaat op in de achtergrond: bij geel ligt dat gevaar al snel op de loer (zeker als lijnkleur is het ongeschikt tegen een witte achtergrond), maar voor blauw of groen gaat het in Amsterdam soms ook fout als het kleurvlak aan het IJ grenst.
Weesperkarspel is overgenomen, vanaf 1963 delen van Haarlemmerliede en Spaarnwoude naar de hoofdstad zijn overgegaan en ook Landsmeer en Oostzaan in de jaren zestig grondgebied hebben afgestaan. Olympische Spelen Het zijn slechts kleine rimpelingen, want het is 272 pagina’s lang smullen geblazen, ook door de originele invalshoeken. Zo wordt een aantal min of meer Amsterdamse fenomenen behandeld: erfpacht, woonboten, kraken, de band met Suriname, de Jodenvervolging, de Gay Pride, Koningsdag, coffeeshops, Sail, het Kwaku Festival en Amsterdamse fietsgedrag, al is het bij dit laatste fenomeen de vraag of men buiten Amsterdam de regels zoveel beter kent. En de atlas brengt langvervlogen evenementen weer tot leven zoals de Olympische Spelen van 1928, die zich trouwens tot ver buiten Amsterdam uitstrekte. Een rechtstreekse radio-uitzending van de openingsceremonie werd verboden, uit vrees dat het publiek dan zou thuisblijven. Zelfs de route van de wegwedstrijd op de fiets met finish in Scheveningen is weergegeven.
Sluitstuk Opvallend is het gebruik van breuklijnen in een aantal diagrammen, zoals dat waarbij de doodsoorzaak in de grote steden wordt vergeleken. Breuklijnen worden doorgaans gebruikt om ruimte te besparen bij sterk Gebiedsindeling Hoofdstuk negen is een buitenbeentje. Hier wor- uiteenlopende waarden. In dit geval is de ruimte slechts weinig teruggebracht en lijkt den de acht stadsdelen besproken (zeven de breuklijn sluitstuk in de vormgeving van woongebieden plus het havengebied Westde pagina. Een ongewenst neveneffect is dat poort), maar de thema’s die gekozen worden je bij een globale beschouwing de neiging voor die karakterschets zijn vaak al eerder in de hebt om de ademhalingsziekten in Utrecht atlas langsgekomen. De uitgave eindigt met de als verwaarloosbare doodsoorzaak te zien ten Amsterdamse stadsplattegrond, waarvan de gekozen schaal van 1:20.000 ongelukkig is te noe- opzichte van hart- en vaatziekten, terwijl het men. Veel hierop geprojecteerde voorzieningen verschil in werkelijkheid niet meer dan een hebben we al eerder gehad en als plattegrond is factor drie bedraagt. Vergelijking met de grote steden Rotterdam en Utrecht laat hier weer de kaart net te kleinschalig. Voor veel straatnamen is geen plaats en ze zijn dan ook niet alle in zien hoeveel werk er zit in het vergaren van al De Bostatlas van Amsterdam is met een maat het register opgenomen. De hoofdstukken wor- dat bronmateriaal, kennelijk kon Den Haag niet van 24,5 bij 34,1 cm wat compacter en met 2,2 cm wat dunner dan de atlassen van het (tijdig) aan de vraag voldoen. den aaneengeregen met fraai fotowerk over de eerste uur, maar de uitgave is lekker handzaam volle breedte van de vermaarde (Rotterdamse) en past in vrijwel elke boekenkast. De verkoopDe onderwerpskeuze zorgt onvermijdelijk luchtfotograaf Karel Tomeï. prijs mag bescheiden worden genoemd: ‘een voor afvallers: geen woord over de vliegramp die de stad in 1992 trof (al staat het Monument dagje Amsterdam’ gaat voor € 29,95 over de Aan het kaartmateriaal is grote zorg besteed, toonbank. Haast u voor de kerstdagen! En dan voor de Bijlmerramp wél op de kaart). Ook de maar niet altijd is duidelijk op welke gebieds vaarroute van het Nederlands voetbalelftal na kan het zomaar zijn dat je ook als lezer na indeling de thematische informatie binnen de het behalen van het Europees kampioenschap het doorbladen spontaan begint te zingen: gemeentegrens gebaseerd is. Dat blijkt pas ‘Niemand kan zich beter wensen dan een in 1988 komt niet aan bod. De ontstaansgein het voorlaatste hoofdstuk als de buurt- en Amsterdammer te zijn.’ wijkindeling van elk stadsdeel wordt gepresen- schiedenis van Amsterdam is niet compleet teerd. Op een enkele uitzondering na ontbreekt zonder een overzicht van geannexeerde Ronald Bokhove (geen Amsterdammer) de schaal(stok): niet erg als de ontwikkeling van gemeenten en gebieden, maar na 1921 houdt het in de atlas op terwijl in 1966 de gemeente
[email protected] het schoolverzuim per stadsdeel wordt verge-
2015-6 | Geo-Info
| 37
3D en de Omgevingswet - deel 1 De Omgevingswet, die naar verwachting in 2018 in werking treedt, integreert vele wetten op het gebied van de fysieke leefomgeving. Onder deze wet vallen thema’s als: bouwen, milieu, waterbeheer, ruimtelijke ordening, monumentenzorg en natuur. Bijna al deze thema’s hebben een 3D-component en daarom wordt vaak de vraag gesteld of de Omgevingswet niet “3D” zou moeten zijn. En vaak is het antwoord dat 3D, in het toch al zo complexe proces van de Omgevingswet, nu even te ingewikkeld is. Maar wat betekent het eigenlijk als we het hebben over een 3D-implementatie van de Omgevingswet? En hoe kan de implementatie van de Omgevingswet nu en op de langere termijn de vruchten plukken van beschikbare 3D-technologie zonder er last van te hebben? Door Jantien Stoter
Dit artikel wordt in twee delen gepubliceerd (deel 2 verschijnt in nr. 1, jaargang 2016) en is mede gebaseerd op de ideeën van de inspiratiegroep “3D en de Omgevingswet” bestaande uit Bert Rademaker en Maarten Engelberts (Ministerie van Infrastructuur en Milieu), Florian Witsenburg (Tygron), Daniel van Dijk (Gemeente Den Haag) en ondergetekende.
38 |
Meerwaarde van 3D Laten we eerst nog eens stilstaan bij waarom we over 3D nadenken bij de implementatie van de Omgevingswet. 3D-technieken zijn de laatste jaren flink volwassen geworden. En veel burgers gebruiken dagelijks 3D-technologie. Denk aan films en TV in 3D, 3D printing, gaming maar ook 3D kaarten zoals de webservices van F4Map (F4Map, 2015). De laatste jaren is er ook op geo-gebied veel gebeurd op het gebied van 3D: 3D wordt ondersteund in het optionele deel van IMGeo (het informatie model van de Basisregistratie Grootschalige Topografie), het Actueel Hoogte Bestand NL is beschikbaar als open data (inmiddels ook AHN3 voor delen van Nederland), Kadaster experimenteert met 3D-producten (3D TOP10NL, 3D Gebouwhoogten NL), en steeds meer overheden bouwen een 3D-model van hun beheersgebied. Bovendien zijn veel 3D-geodatasets beschikbaar via marktinitiatieven zoals het 3D-content initiatief van Esri met daarin publiek toegankelijke 3D-viewing services voor o.a. 3D TOP10NL en 3D BAG (LOD1) voor heel Nederland en LOD2 gebouwen voor steden als Leeuwarden, Den Bosch, Eindhoven, Den Haag, Rotterdam en Amsterdam (Esri, 2015). Ondanks deze 3D-ontwikkelingen, zijn standaarden en faciliteiten uit het geodomein overwegend 2D: IMRO, BAG, BRT, BGT, IMKL, maar ook PDOK en ruimtelijkeplannen.nl. Dat is in veel gevallen misschien nog prima, maar er zijn steeds meer voorbeelden waar een integrale 3D-benadering fundamentele voordelen zou bieden. Zo kunnen aspecten in onder- en bovengrond tegen elkaar worden afgewogen en kan rekening worden gehouden met het feit dat veel aspecten niet alleen in 2D ruimtelijk variëren maar ook in 3D zoals wind, geluid en luchtkwaliteit. In veel werkprocessen onder de huidige weten regelgeving spelen 3D-gegevens al een belangrijke rol. Veelvoorkomende besluiten met rechtsgevolgen in het omgevingsrecht (bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen) zijn afhankelijk van 3D-gegevens. Die gegevens vormen de basis voor onderzoeken die vooraf gingen aan deze besluiten. Denk daarbij aan geluid- of stikstofdepositie. De Omgevingswet biedt de gelegenheid bij uitstek om deze thema’s aan elkaar te verbinden. Dat vraagt om vooruit kijken, zodat we op
Geo-Info | 2015-6
de korte en langere termijn kunnen aansluiten bij de meest recente techniek. Die techniek zal steeds meer 3D en niet 2D zijn. Vandaar de vraag: “Wat moet en kan 3D betekenen voor de Omgevingswet?” 3D-informatie voor de omgevingswet Als we het hebben over “3D en de Omgevingswet” bedoelen we veelal “3D-informatievoorziening voor de Omgevingswet”. Daarnaast is er nog het centrale loket waar burgers en bedrijven omgevingsvergunningen moeten aanvragen (Omgevingsloket Online: OLO). Dit loket wordt in dit artikel buiten beschouwing gelaten. Maar het is wel relevant dat vanaf het begin van het OLO (oktober 2010) het mogelijk is om 3D-gegevens in IFC (de standaard in de BIM-wereld) toe te voegen bij een vergunningsaanvraag. Bij de implementatie van de Omgevingswet zou gekeken kunnen worden naar hoe deze mogelijkheid beter kan worden benut. Want met aangeleverde 3D-informatie zijn ineens allerlei controles mogelijk waar een ontwerp aan moet voldoen (maximale bouwhoogte, maximale geluidbelasting, ontvangen zonlicht op de gevel etc.), zeker als deze beperkingen in 3D kunnen worden gerepresenteerd in een Omgevingsplan en kunnen worden geïntegreerd met 3D-stadsmodellen van gemeenten (zoals eerder gedemonstreerd in het onderzoek van TNO, 2013). In dit artikel gaat het over digitale 3D-informatie voor zowel een betere informatievoorziening als een betere ondersteuning bij het uitvoeren van de Omgevingswet. Als we kijken naar waar 3D kan bijdragen aan het behalen van deze doelen, kunnen we de aan de Omgevingswet gerelateerde informatie het beste in drie groepen verdelen: 1. de basisregistraties die de huidige leefomgeving beschrijven; 2. het Omgevingsplan waarin is vastgelegd wat wel en niet mag op een bepaalde locatie; 3. rekenmodellen die de impact op de omgeving bepalen voor allerlei omgevingsaspecten als de leefomgeving zou veranderen (bijvoorbeeld bij de uitbreiding van een snelweg). Hierna zal voor ieder van deze drie typen worden beschreven wat een 3D aanpak betekent.
niet beschikbaar voor hergebruik door anderen. Denk bijvoorbeeld aan een aspect als geluid. Om het geluidbeleid in het kader van de nieuwe Omgevingswet te kunnen uitvoeren moeten heel veel overheden 3D-geluidberekeningen uitvoeren zoals voor het monitoren van geluidproductieplafonds rond spoorwegen, rijkswegen, provinciale wegen en industrieterreinen of de verplichting die iedere gemeente in stedelijk gebied heeft om iedere vijf jaar de monitoring van geluid te actualiseren. Deze geluidberekeningen hebben 3D-input nodig over o.a. gebouwen, terrein, geluidschermen en de geluidbronnen (zoals wegen en spoor). Nu moet voor iedere geluidstudie apart 3D-gegevens worden gereconstrueerd (zie Figuur 2 voor een voorbeeld van 3D-input-gegevens voor een geluidstudie rond station Amersfoort, gemaakt door dBvision en GeoNext). Het zou veel efficiënter zijn als er een landsdekkend bestand beschikbaar zou zijn met actuele, 3D-informatie over de fysieke leefomgeving voor geluidberekeningen. Zeker als de De tweede belangrijke functie van basisregistra1. 3D en de basisregistraties 3D-input-gegevens voor geluidstudies kunnen De basisregistraties hebben binnen de ties in het kader van de Omgevingswet is dat zij worden afgeleid uit bijvoorbeeld een 3D-BGT Omgevingswet twee belangrijke functies. informatie leveren voor (ruimtelijke) analyses in De eerste is dat ze vastleggen hoe de wereld er diverse domeinen volgens het principe “eenmalig die ook weer voor andere domeinen kan worden ingezet zoals bij het beleid rond water nu uitziet. De tweede belangrijke functie is dat inwinnen; meervoudig gebruik”. basisregistraties input leveren voor ruimtelijke Hier zien we een essentieel knelpunt voor domei- of energie en bij zicht- en zonnestudies. Ook al modellen (simulaties). Voor 3D liggen er kansen nen die al lang in 3D werken zoals water, geluid en hebben al deze applicaties net iets andere input nodig: als er 3D-basisgegevens beschikdie gerelateerd zijn aan deze twee functies. energie. De rekenmodellen van deze domeinen baar zijn in een afgesproken standaard (zoals Voor wat betreft het vastleggen van de werkehebben actuele 3D-gegevens nodig over de IMGeo), kan eenmalig worden geïnvesteerd in leefomgeving. Deze zijn niet beschikbaar en dus lijkheid, geeft 3D de mogelijkheid om ook in de een interface die de benodigde 3D-gegevens vraagt het veel tijd van deze domeinexperts om verticale richting informatie te leveren over hoe de leefomgeving eruit ziet. Zoals al eerder opge- hun benodigde 3D-input-gegevens te prepareren. prepareert vanuit deze 3D-basisgegevens. merkt, is er, naast de geologische modellen in de Daarbij wordt vaak wel zo veel mogelijk gebruik Betere beschikbaarheid van 3D-basisgegevens ondergrond (IMBRO), geen enkele basisregistra- gemaakt van gegevens uit basisregistraties. Maar kan op haar beurt weer helpen bij het verbeteren het vraagt bij iedere studie opnieuw tijd om de van domeinapplicaties. Zo is de berekening van tie die 3D-informatie heeft. Wel zijn er verschilgeluid vastgelegd in rekenvoorschriften die werlende initiatieven gaande om de 3D-component gegevens op te trekken naar 3D en te verrijken en te prepareren voor de ruimtelijke modellen. Boven- ken met een versimpeling van de werkelijkheid aan basisregistraties toe te voegen, zoals het optrekken van de BAG in 3D op basis van hoogte dien zijn de eenmaal geprepareerde gegevens (blokmodellen als input). De berekeningen (en gegevens uit het AHN. Het is ook mogelijk om BAG-verblijfseenheden in 3D te modelleren, zoals de Gemeente Den Haag heeft gedaan (zie Figuur 1). Hierdoor kun je laten zien hoe diverse functies over een gebouw zijn verdeeld. Figuur 1 - BAG eenheden in 3D-stadsmodel Den Haag ingekleurd naar straatcode, bron: Den Haag.
Eerder in dit artikel is al genoemd dat de BGT een optionele uitbreiding mogelijk maakt naar 3D volgens het Informatie Model Geografie (IMGeo). Deze uitbreiding wordt niet ondersteund door de landelijke voorziening waardoor de hoogteinformatie die eventueel bij BGT-bronhouders bekend is, niet beschikbaar is via PDOK. Er zijn wel steeds meer bronhouders die voor eigen gebruik ook de hoogtes modelleren van grootschalige basis topografie zoals Rijkswaterstaat, een aantal gemeenten (Den Bosch, Eindhoven, Rotterdam, Den Haag), provincie Noord-Brabant en waterschappen. Maar deze is dus niet beschikbaar via een publieke voorziening.
Figuur 2 - 3D-input-gegevens (geluidbronnen zoals spoor en wegen, terrein, geluidschermen, gebouwen) voor geluidsimulatie rond station Amersfoort, Bron: dBvision en GeoNext.
2015-6 | Geo-Info
| 39
dus de voorschriften) kunnen bij een beschikbaarheid van meer gedetailleerde inputgegevens (zoals gebouwen met dakvormen) desgewenst worden aangepast. Ook zouden geluidstudies erg geholpen zijn met een 3D-variant van de BAG waarmee helder is vastgelegd welk adres op welke verdieping zit, in het bijzonder welke gevels per bouwlaag behoren bij welk adres. Deze informatie is vanaf de buitenzijde moeilijk te zien maar om de geluidbelasting per adres te kunnen bepalen is dit essentiële informatie. Kortom 3D-basisgegevens zorgen op diverse punten voor een betere uitvoering van de Omgevingswet. In eerste instantie zorgen 3D-basisgegevens voor meer efficiëntie bij domeinen die met 3D werken (en daardoor voor minder doorlooptijd en kosten). Bovendien kan met beschikbare 3D-gegevens nauwkeuriger worden gemodelleerd en tenslotte zijn de resultaten herleidbaar omdat iedereen dezelfde 3D-basisgegevens gebruikt. 2. H et Omgevingsplan: wat mag wel en wat mag niet (in 3D). Het Omgevingsplan is een belangrijk instrument van de Omgevingswet. Alle regels die een gemeente over de fysieke leefomgeving stelt komen in het Omgevingsplan. Naast regels vanuit huidige bestemmingsplannen, kan het gaan om tal van andere regels zoals regels uit
welstandnota, bouwverordening, kapverordening, erfgoedverordening, verordening op de afvoer van hemelwater etc. Ook regels op milieugebied komen in het plan. Een omgevingsplan laat, op basis van deze regelingen, zien wat mag en niet mag op een bepaalde locatie. Een Omgevingsplan moet uitlegbaar en raadpleegbaar zijn in 2D. Echter, soms geeft het toevoegen van de derde dimensie aan een Omgevingsplan meer inzicht. Voorbeelden hiervan zijn de op een locatie toegelaten bouwmassa en bouwhoogte, het garanderen van veiligheid bij aanvlieg “funnels” (Figuur 3a),
stapeling van verschillende functies (boven- en ondergrond, zie Figuur 3b) of een molenbiotoop bij windmolens. In al deze gevallen is informatie over (variërende) hoogte relevant. Voor de ontsluiting van Omgevingsplannen wordt momenteel het informatie model Omgevingsrecht (IMOR) ontwikkeld. Bij de ontwikkeling van IMOR wordt gekeken naar de mogelijkheid om 3D een onderdeel te laten zijn van het model zonder verplicht gebruik. Het is dan aan de bronhouder (gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk) om te kiezen in hoeverre zij/hij van 3D gebruik
Figuur 3a - 3D-planmodel voor bedrijvigheid rond vliegbasis Woensdrecht door Grontmij.
Opties voor 3D in Omgevingsplannen Er zijn in principe twee mogelijkheden (met ieder hun eigen varianten) om 3D-informatie in Omgevingsplannen op te nemen: a) 3D-aspecten welke kunnen worden afgeleid uit de kenmerken van de 2D-omgevingsobjecten (d.w.z. vlakken; dus 2D is altijd de basis) en b) 3D-aspecten welke losstaan van de 2D-kenmerken. De eerste optie zal de minste impact hebben op de bestaande 2D plannen omdat 3D zich beperkt tot een uitbreiding van het 2D-plan. De optie bestaat grotendeels uit het in 3D visualiseren van hoogtegerelateerde informatie uit huidige plannen, zoals bouwmassa en bouwhoogte. Het zou al een flinke stap zijn om deze nu vaak in plantekst gedefinieerde informatie expliciet te maken middels visualisatie in een 3D-omgeving. Het uitgangspunt blijft hierbij een (2D-) opdeling op maaiveldniveau waarbij alles wat er boven en onder gebeurt, wordt gerelateerd aan de 2D-vlakken. Een aanvliegfunnel kan dus niet op zichzelf bestaan als planningsobject maar wordt toegekend aan de vlakken op maaiveldniveau. De vrijheid die hier nog bestaat is om alleen horizontaal optrekken toe te staan (waarbij eenzelfde
40 |
maximale bouwhoogte voor het gehele vlak geldt) of ook complexere manieren om 3D uit de 2D-kenmerken af te leiden toe te staan (zoals hellende vlakken). In het eerste geval moeten vlakken worden opgedeeld om de hoogte variatie in 3D voldoende goed te kunnen modelleren zoals aflopende hoogtes in de aanvliegfunnel. Het uitsluitend toevoegen van een z-waarde aan de huidige 2D-planobjecten is niet altijd voldoende, omdat dit beperkingen geeft voor wat er in 3D kan worden gepresenteerd. Naast de genoemde funnels (met variërende hoogte) geldt dit bijvoorbeeld ook voor bouwvolumes in de ondergrond (die vaak meerdere bovengrondse 2D-planobjecten doorsnijden). Bij de meer geavanceerde manier van 3D-ondersteuning in Omgevingsplan kunnen 3D-objecten (ook) onafhankelijk van de opdeling op maaiveldniveau worden gedefinieerd. Dit geeft meer flexibiliteit voor de manier waarop 3D-aspecten inzichtelijk kunnen worden gemaakt. Maar het vraagt ook om een andere manier waarop planningsobjecten worden gedefinieerd. Het is erg belangrijk om te beseffen dat
Geo-Info | 2015-6
de resulterende 3D-IMOR-objecten hierin fundamenteel zullen verschillen met 3D-fysieke-objecten zoals in de BGT/IMGeo: in 2D en 3D zijn in de fysieke omgeving dezelfde verzameling objecten aanwezig (een weg in een 2D-kaart is dezelfde weg als in een 3D-kaart). Daardoor kan een fysiek 2D-object eenvoudig worden uitgebreid naar de derde dimensie. In de juridische wereld zijn in 3D extra typen objecten mogelijk, denk aan een geometrische afbakening voor funnels, koude/warmte opslag ruimtes in de ondergrond of geluidscontouren in 3D. Deze objecten hoeven niet per se (geometrisch) te refereren naar 2D-planningsobjecten op het maaiveld. Het toestaan van deze objecten geeft dus nieuwe mogelijkheden voor Omgevingsplannen. Maar het wordt hiermee ook complexer. Nader onderzoek is nodig naar enerzijds de behoeften naar 3D-raadpleegbaarheid van Omgevingsplannen en anderzijds naar mogelijkheden om 3D onderdeel van IMOR (welke volop in ontwikkeling is) te laten zijn zodat bronhouders optioneel 3D-informatie kunnen toevoegen.
wellicht mogelijk en wenselijk zijn om toegestane bouwhoogten in 3D visueel weer te geven. Echter, het in 3D weergeven van bijvoorbeeld globale functies met veel mogelijkheden kan leiden tot een mengelmoes van onoverzichtelijke informatie. Dat is niet wenselijk voor gebruikers. Daarnaast zijn er nog enkele andere belangrijke aandachtspunten voor de (optionele) ondersteuning van 3D binnen IMOR. In de eerste plaats is landelijke eenduidigheid belangrijk voor de eindgebruiker. Waar we zowel Figuur 3b - Visualisatie van archeologische bestem- bij het maken van bestemmingsplannen als bij het gebruik ervan even moesten wennen om landelijk mingen in de ondergrond. Bron: TNO, 2013. eenduidig te werken, laten bijvoorbeeld de Stanwil maken en wil verwerken in het Omgevingsplan. daard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) Het wordt hierdoor mogelijk om bijvoorbeeld en Ruimtelijkeplannen.nl de voordelen van stanbouwmassa en bouwhoogte ruimtelijk zichtbaar te daardisering zien. Welke keuze er ook gemaakt maken en eenvoudiger te combineren met andere wordt voor 3D: eenduidigheid is belangrijk. 3D-gegevens zoals de ondergrond of bouwmodel- Hieraan gekoppeld lijken landelijke afspraken over het aanbieden van een 3D-verbeelding len (BIM) waarbij het eerder genoemde automatisch checken van een aangeleverde bouwontwerp mogelijk wordt (zie Figuur 4). Het is belangrijk om te beseffen dat 3D op verschillende manieren kan worden opgenomen in een Omgevingsplan. Er zijn daarom use cases nodig om te bepalen wat de beste optie is. Hierbij moet steeds worden afgevraagd wat een gebruiker wil weten bij het raadplegen van het plan: wat mag ik wel op mijn perceel en wat niet? En welke functies zijn wel en niet toegestaan? Stap voor stap zal via deze use cases bekeken moeten worden welke aspecten in 3D mogelijk zijn, wenselijk zijn én daadwerkelijk meerwaarde bieden (zie kader). Zo zal het in veel gevallen
Figuur 4 - Automatisch checken van ontwerp op maximale bouwhoogte in 3D-bestemmingsplan. Bron: TNO, 2013.
(visualisatie) van de door bronhouders aangeboden 3D-informatie een belangrijke voorwaarde. Tenslotte is zorgvuldigheid een noodzaak (nog meer dan bij de andere twee genoemde informatie-typen), gezien de juridische consequenties en het feit dat de digitale versie van het Omgevingsplan de rechtsgeldige versie is. In combinatie met de benodigde gebruiksvriendelijkheid maken deze aspecten het toevoegen van de 3D component aan Omgevingsplannen een serieuze uitdaging. Deel 2 van dit artikel verschijnt in de volgende Geo-Info en zal de meerwaarde van 3D beschrijven voor het derde type informatie: rekenmodellen die de impact op de omgeving bepalen voor allerlei omgevingsaspecten indien de leefomgeving zou veranderen. Bronnen deel 1 • F4Map, 2015, demo.f4map.com/#lat=52.1414117&lon=5.3665804 &zoom=18 • Esri, 2015, 3D data content server van Esri: esri.nl/producten/ content/nieuw • TNO, 2013, 3D-bestemmingsplannen & BIM: Showcase van beschikbare 3D technologie ten behoeve van digitaal toetsen, publications.tno.nl/publication/105190/hbRyd3/TNO-2013R10944.pdf
Jantien Stoter is hoogleraar 3D GeoInformatie en is werkzaam bij TU Delft, Kadaster en Geonovum. Zij is te bereiken via
[email protected]
GPS en Kerst De eerste is een tekening van www.peak perspective.com en toont één van de drie wijzen of koningen met een groot geloof in de techniek. Diverse ándere plaatjes met de kerstster als ‘The original GPS’ vonden we op www.ruts.org uit Californië, www.cafepress.com uit Kentucky en www.pinterest.com. Bron: column in De Hollandse Cirkel 2015-4
2015-6 | Geo-Info
| 41
Verslag
‘На Здоровие (Na zdrowie)’; drie Verslag CLGE Eind september was de gezamenlijke vergadering van Europese landmeter experts (CLGE) bijeen in Moskou. Met een bescheiden delegatie vanuit Nederland hebben we hieraan deelgenomen. Geheel tegen de eerder uitgesproken verwachting in was ook deze General Assemblee goed bezocht door een groot deel van de lidstaten. Daarvoor werd eerder wel gevreesd: niet geheel ten onrechte zo kon gedurende die paar dagen opgemerkt worden. Op de één of andere manier is de door het gastland veroorzaakte landverschuiving op de politieke kaart reden tot wederzijdse achterdocht. Die hangt dan onbestemd en onuitgesproken in de lucht. Dat geldt wat dan voorheen het vrije Westen werd genoemd en vice versa, want we denken onze pappenheimers te kennen. Datzelfde geldt in sterkere mate voor de deelnemers uit de Baltische staten. Dat is geen punt van discussie, maar een fait accompli. Al deze achterhoedebewegingen, die zich aan ons eigen oog onttrekken, beperken al helemaal niet het amicale gedrag dat over en
Net voor aanvang van de conferentie. weer wordt vertoond en wel een beetje past bij zo’n internationale a-politieke bijeenkomst. De boven dit verslag staande wens, Na zdrowie = proost, hebben we dan ook vele malen horen uitspreken. Soms al rond negen uur ’s ochtends
Maurice Barbieri (voorzitter CLGE) schudt handen met Viktor Kislov van het Russiche Kadaster.
42 |
Geo-Info | 2015-6
omdat een belangrijke verklaring nu toch echt ondertekend kon worden. Moed en doortastendheid Omdat de bijeenkomst deze keer in Rusland plaatsvond, was de Russische delegatie getalsmatig sterk vertegenwoordigd. Een groot deel van de door hen gegeven presentaties ging ook vooral henzelf aan, of je zou uit beleefdheid kunnen begrijpen dat men speciaal voor jou een hele reeks geodetische heldendaden aan de Powerpoint had toevertrouwd. En omdat alle door hen belangrijk gevonden onderwerpen in het Russisch werden voorgedragen duurden deze presentaties ellenlang. Dit lag vooral aan de tussenkomst van een tolk. Deze had zich het vertalen naar verstaanbaar Engels lang geleden - nog voor glasnost en perestrojka - eigen gemaakt en bracht met Borat-from-Kazachstandictie de gloriedaden op de bühne. Met ruim 40 personen in een net wat te kleine ruimte – na enige na zdrowie’s al vroeg op de dag ik kan u verzekeren dat het dan moeite kost om bewustzijn van plaats en uur scherp te houden. Daar is moed en doortastendheid voor nodig. Kenmerkend voor de meeste lokale bijdragen was de soms onbeschaamde en uitgebreide opsomming van persoonlijke prestaties uit
dagen Moskou in de nazomer. het verleden, vergezeld van afbeeldingen van belangrijke onderscheidingen en diploma’s, die de sheets in cyrillisch schrift verluchtigden. Alvorens in nog een paar resterende sheets de actualiteit inhoudelijk te willen toelichten. De presentaties vanuit de andere aanwezige Oost-Europese landen waren op dezelfde leest geschoeid. Hamvraag bij dit alles is: wat gebeurt er nu in het CLGE, op welke ontwikkelingen willen we anticiperen en welke actielijnen zetten we daarvoor uit? En wordt het nog eens wat in Europees verband? De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er tussen de deelnemende leden vooral een cultuur heerst van low-level uitwisseling van informatie. Buiten het formele circuit
de noodzaak tot het doorvoeren van veranderingen valt in de staande cultuur niet mee. Er is sprake van een zekere zelfgenoegzaamheid. Dat zie je ook aan het grote aantal vicepresidenten. Mensen die belangrijk denken te zijn geworden in een volstrekt tandeloze organisatie.
Hoe dan wel? Hoe het verder moet met het CLGE, daar ben ik nog niet achter. Één ding weet ik inmiddels zeker: het aanpassen van een club, die zichtbaar bestaat uit een aantal door henzelf belangrijke geachte bestuursfuncties, kan vanuit het systeemdenken alleen van binnenuit plaatsvinden. Dat moet vanuit een coöperatieve opstelling. Elke aantijging tegen de huidige constellatie kan als bedreigend worden ervaren. U voelt hem aankomen: we zullen een Nederlands delegatielid moeten voordragen als (mede-)bestuurslid. Dat zijn we met onze kritische houding verplicht. Het is te makkelijk alleen maar kritiek te hebben zonder te werken aan verbetering. Het zal een lastig proces worden, maar ik troost me met de gedachte dat er nog heel veel gebracht kan worden naar onze collega’s in het buitenland. Met name in die landen waar de begrippen ‘democratie’ en ‘zelfsturing’ nog nieuw ruiken. We hebben hier heel wat afgepolderd de laatste decennia. De lessen die we daarmee vallend en opstaand geleerd hebben kunnen we deels – uiteraard op verzoek en voor zover van toepassing uitrollen in andere regio’s. Ook daar waar geen polders zijn. Als er maar bewustzijn is dat samenwerken vanuit een platform als het CLGE NL gedelegeerde Wim Boschman met zijn deel van gericht is op een betere wereld. Met de recent gedane uitspraken van ‘onze’ Euro-prins Frans de taart. Timmermans over Europese perspectieven in samenhang heb ik er toch ook wel een hard om. Dat is mooi. Dat geeft ook hoop naar de hoofd in. Het zijn moeilijke tijden voor de zo toekomst. Met die intentie zaten we allemaal vanzelfsprekende Europese samenwerking. achter onze conferentietafeltjes. Mijn stellige Het CLGE vormt daarin geen uitzondering. overtuiging is dat het volplempen van de CLGE-agenda met goedbedoelde bijdragen van het Russische Kadaster, het agenderen van Moskou een nieuw bouwmeetsysteem dat Europees De entourage en locatie van de conferentie was toegepast zou kunnen worden of het najagen uitstekend te noemen. De Russen vormen een van Blue-Parking idealen ons niet verderop zal gastvrij volkje en laten je graag meegenieten brengen; de samenleving niet en het CLGE zelf van de economische veranderingen die zij de niet. In het beste geval zijn dat hamerstukken. afgelopen 35 jaar hebben doorgemaakt. OpvalDat aankaarten, uitdragen en motiveren van lend is de puissante rijkdom in het centrum van
2015-6 | Geo-Info
Kremlin Inside. Moskou. Er is in de laatste jaren een enorme verandering in het straatbeeld te zien geweest. Een groot deel van de door eigen auto-industrie gemaakte voertuigen zal op het autokerkhof beland of verbannen zijn naar oostelijker delen van het rijk der oligarchen. Veel PC Hooftstraattractors met daarin het meest vermogende deel van de Moskouse bevolking rolt af en aan over de brede boulevards, die overigens nog stammen uit de tijd van de laatste tsaar, toen men het ook al breed liet hangen. Dit ‘oude geld’ is zichtbaar in de rijke materiaalkeuze van de gebouwen binnen het ommuurde deel van het Kremlin. Net buiten deze muur – op de Bolshoj-brug over de Moskwa – is een ander accent van datzelfde sprookje zichtbaar. Een enorme bloemenzee markeert nog dagelijks de noordwestelijke kant van deze brug, waar in februari de in de ogen van het huidige regime politieke dissident Nemtsov in koelen bloede werd neergeschoten. Moskou is een gastvrije stad voor hen die gelijk gestemd zijn of dat willen worden. Allen zijn gelijk, sommigen zijn meer gelijk dan anderen. Roelof Keppel
| 43
Mede mogelijk gemaakt door jou als één van de 12 nieuwe landmeters? “Als landmeter meet ik nieuwe grenzen in en geef ik mensen duidelijkheid en zekerheid. Ik werk zelfstandig met de nieuwste meetinstrumenten en kan zelf mijn binnen- en buitenwerk inplannen. In mijn werk draag ik bij aan de rechtszekerheid in Nederland. Mijn werk als landmeter doet er toe!” Jouw profiel Ben jij een gemotiveerde kandidaat met een afgeronde MBO opleiding Bouw en Infra (Landmeetkunde)? Of heb je een technische MBO+ opleiding? Heb je kennis van meetkunde (Goniometrie), numerieke vaardigheden en ruimtelijk inzicht? Houd je van nieuwe technologie, kun je zelfstandig werken en ga je voor kwaliteit? Dan ben jij onze kandidaat!
Ons aanbod In mei 2016 starten we een eenjarige opleiding voor 12 nieuwe landmeters. Theorie en training-on-the-job in de
44 |
regio West en Zuid Nederland. Vanuit onze vestigingen Eindhoven en Rotterdam wordt de opleiding begeleid.
Meet & Greet We organiseren op woensdag 6 januari 2016 een verrassende Meet & Greet in het Geofort in Herwijnen. Kom langs en maak kennis met de nieuwste techniek, het werkveld en je toekomstige collega’s. Meer informatie over de Meet & Greet en de functie vind je op: www.werkenbijhetkadaster.nl
Geo-Info | 2015-6
www.werkenbijhetkadaster.nl
Column
Een nationale informatievoorziening van eigen bodem, hoe moeilijk kan dat zijn? De gehele bodemsector kun je gemakkelijk de grond in boren als het gaat om informatievoorziening tussen bedrijven en overheidsinstanties. Sinds ik in dit werkveld actief ben, heb ik regelmatig last van hoestbuien door de stoffige archieven die geraadpleegd moeten worden. Je kunt er nog enigszins begrip voor opbrengen dat nou eenmaal niet alles gedigitaliseerd is. Maar als ik speciaal naar de andere kant van het land moet reizen om gescande documenten op een monitor te aanschouwen (die je niet op een USB-stick mag plaatsen, maar wel mag afdrukken. Lekker duurzaam!), dan breekt mijn klomp. Tja, het is nu eenmaal makkelijker om allerlei minpunten op te rakelen dan om met oplossingen te komen. Een eenvoudige en duidelijke informatievoorziening in de bodemsector blijkt allesbehalve een simpele opgave. Exemplarisch is de bureaucratische inrichting van de bodemsector. Er zijn de bevoegde gezagen die de gevallen van ernstige bodemverontreiniging registreren en bijhouden. Voor bodemonderzoeken van verontreinigingen die niet beschikt zijn, kun je een bezoekje plannen aan de verantwoordelijke omgevingsdienst. En als dat nog niet het gewenste resultaat heeft, dan kan de provincie of gemeente ook nog van alles achter de hand hebben. Ach, het houdt je van de straat. Voor oplossingen om bodeminformatie uit te wisselen is de Stichting Infrastructuur en Kwaliteitsborging en Bodembeheer (SIKB) een mooi voorbeeld. Conform SIKB worden bodemgegevens tussen overheden uitgewisseld in een standaard (voor geo-ICT’ers de welbekende XML-monsters) waardoor er een zeker kwaliteitsniveau gegarandeerd kan worden. Het is dan wel weer jammer dat de achtergrond van deze standaard niet publiekelijk toegankelijk is en eigenlijk niemand snel en eenvoudig verder kan met de data. Genoeg over de overheid. Ikzelf ben actief bij een commercieel bedrijf. Toegegeven, het is vanuit mijn perspectief makkelijk om de gehele overheid over één kam te scheren en te klagen dat het te langzaam gaat, dat er grijze koppen werken die innovatie eng vinden en alle andere denkbare vooroordelen. Ook de adviesbureaus laten steken vallen qua datadeling. Aan de ene kant is dit ook begrijpelijk. Door bodeminformatie tegenwoordig ook te gebruiken voor andere doeleinden dan alleen het toetsen, ontstaat nu pas de vraag om een betere dataontsluiting. Bodemonderzoek kent een lange historie en het kost tijd en geld om deze gegevens te digitaliseren. Aan de
andere kant kan meer informatie leiden tot nieuwe producten, waarmee de klant uiteindelijk beter en goedkoper geholpen is. Gelukkig is er een aantal bodemportalen beschikbaar waar bodeminformatie openbaar is. Zo is er het DINOloket met modellen over de diepe ondergrond, het Bodemloket met informatie over verontreinigde activiteiten en een aantal bodemkwaliteitskaarten, het WION met ondergrondse infrastructuurnetten, het GIS-loket van de DCMR, de Zaanatlas, bodemtypes bij Alterra, de bodematlas van Gelderland, het CBS met gegevens over het bodemgebruik, de bodematlas van de regio Arnhem en nog veel meer. Duidelijk wanneer je waar moet wezen, toch? Hoe wenselijk is het om een nationale informatievoorziening te realiseren? Dit zou geen utopie mogen zijn in Nederland waar geen vierkante centimeter ongerept is gebleven. Waarom zou je steeds opnieuw bodemonderzoek uitvoeren als er in de archieven miljoenen monsteranalyses opgeslagen liggen? Historisch gezien was er geen urgentie voor een centrale datavoorziening en daardoor kampen we met een digitale achterstand. Daarnaast willen partijen hun gegevens niet delen. Het gevolg is versnippering. Maar… Vanuit de markt wordt de urgentie gevoeld om al die gegevens ruimtelijk inzichtelijk te maken. Deze vraaggestuurde drang naar een centrale datavoorziening is dan ook noodzakelijk om initiatieven, zoals de Basisregistratie Ondergrond (BRO), te laten slagen. Het is geen ver-van-ons-bedshow meer. De datavoorziening BodemInformatie Delen tussen Overheid en Netbeheerders (BIDON) komt er, zoals het er nu uitziet, in 2018. Bij MWH hebben we de Bodemrisicokaart ontwikkeld om graafwerkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren. Stuk voor stuk mooie initiatieven. Wat is er op tegen om bodeminformatie te delen, zodat elke partij goedkoper zijn werk kan uitvoeren en de veiligheidsmaatregelen beter kan inschatten voor de buitendienst? Want, wees eerlijk… uiteindelijk willen we dat iedereen zo veilig mogelijk zijn werk kan doen, of dat nu collega’s of concurrenten zijn. En het liefst zonder overbodig onderzoek, want dat kost alleen maar geld. En tijd.
Christiaan Jolly
In de geo-sector weten we als geen ander data te standaardiseren, te organiseren en te ontsluiten. Noem het gerust een kernkwaliteit van de sector. Over de bodem en ondergrond is verschrikkelijk veel informatie verzameld en opgeslagen, maar o zo slecht toegankelijk. Versnipperd ontsloten, of zelfs niet digitaal. JongGeo vraagt daarom aan JongStrong:
Christiaan Jolly Adviseur Bodem & GIS MWH Global www.jongstrong.com/
2015-6 | Geo-Info
| 45
De erfenis van Ptolemaeus: om ruimtelijke informatie Er bestaat een hechte kartografische band tussen de Griekse oudheid en de Lage Landen in de persoon van Claudius Ptolemaeus (op zijn Grieks Klaudios Ptolemaios) en zijn standaardwerk het ‘Geografisch handboek’ (Geographike Hyphegesis of in het Latijn Geographia) dat hij rond 160 AD schreef in Alexandrië, en dat voor mij het begin van de atlaskartografie vormt.
Atlaskartografie kan men definiëren als het doorgeven van ruimtelijke informatie door bewust gecombineerde kaarten. In atlassen worden kaarten samengebracht om vergelijkingen daartussen mogelijk te maken. Atlassen
zijn nooit toevallige combinaties van kaarten, er is altijd sprake van een bewuste keuze, gebaseerd op vooropgezette denkbeelden over ruimtelijke relaties of een verhaallijn. De te combineren kaarten moeten ook aan speciale
Door Ferjan Ormeling
Figuur 1 - Titelblad van het moderne kaartendeel in de eerste complete uitgave van Mercator’s atlas uit 1595.
46 |
Geo-Info | 2015-6
atlassen als middel te ordenen eisen voldoen, betreffende schaal en mate van generalisatie, om ervoor te zorgen dat hun combinatie zinvol en effectief is. Atlassen vormen een manier om ruimtelijke kennis te ordenen, maar zijn ook altijd gebaseerd op bepaalde opvattingen over de wereld. De atlas als reactie op informatie revoluties Tijdens een aantal stadia in de geschiedenis zijn atlastypen ontstaan als antwoord op de maatschappelijke behoefte om een plotseling toegenomen hoeveelheid geografische kennis duidelijk te kunnen presenteren, ten behoeve van een overzicht. Kaarten hebben daarbij de unieke eigenschap dat ze ruimtelijke relaties kunnen aangeven tussen de op de kaarten weergegeven objecten. In de tijd van Ptolemaeus vervaardigde Griekse geleerden voor de eerste keer overzichten van de beschikbare geografische kennis, en voor Ptolemaeus vormde het de efficiëntste manier om dat door middel van lijsten van objecten met hun coördinaten en kaarten te doen. De volgende geo-informatierevolutie had plaats in het tijdperk van de ontdekkingen, toen er nieuw-ontdekte werelden ingepast moesten worden in de bekende wereld, en het kartografische antwoord op die uitdaging vormden de wereldatlassen van Ortelius (1570) en Mercator (1595). De derde geo-informatierevolutie had plaats in de 19e eeuw, en kwam door de systematische verzameling van fysisch-geografische en statistische gegevens, vooral in centraal-geregeerde staten. De reactie op díe uitdaging waren de nationale atlassen. We zitten nu middenin de laatste geo-informatie revolutie, en ons antwoord op de huidige stortvloed van ruimtelijke data ligt o.a. in de vervaardiging van digitale, vaak Web atlassen. Maar al die verschillende typen atlassen pakken terug naar het eerste model en de standaard, ontwikkeld door Ptolemaeus. e bijdragen van Ptolemaeus D op kartografisch gebied Het geografische handboek van Ptolemaeus (hij heeft ook een werk over de astronomie geschreven) bestaat uit een gids voor het tekenen van kaarten volgens verschillende projecties, een lange lijst van plaatsen met
Figuur 2 - Ptolemaeus’ overzichtskaart van de bekende wereld in kegelprojectie. hun coördinaten en, hoogst waarschijnlijk, uit kaarten waarop die plaatsen zijn ingetekend. Onder de bijdragen van Ptolemaeus op het gebied van geografie en kartografie moeten we in de eerste plaats zijn uniforme coördinatensysteem van lengte en breedte noemen, waarmee hij de locatie van objecten aangaf. Dat was nog niet eerder gebeurd; zijn voorganger en voorbeeld Marinus van Tyrus was nog niet verder gekomen dan het aangeven van alle plaatsen die op eenzelfde breedte of op eenzelfde lengte lagen. In figuur 1 staan ze samen als het ware als kariatiden het gebouw van de geografie te schragen, op het titelblad van de eerste complete uitgave van Mercator’s wereldatlas van 1595.
coördinaten ontbraken daar. In zijn handboek benadrukt Ptolemaeus het belang van een overzichtelijke en gebruiksvriendelijke presentatie van informatie, ofwel het belang van de ‘usability’, om in ons moderne jargon te spreken. Hij klaagt er daar over dat men bij Marinus zijn hele werk moet doorwerken om zowel de lengte- en breedte-opgaven van een plaats bij elkaar te zoeken.
De tweede bijdrage van Ptolemaeus bestaat uit zijn compilatie-arbeid. Hij paste de onnauwkeurige en vaak tegenstrijdige plaatsen richtingsgegevens die vermeld waren in reisbeschrijvingen aan bij het kleine aantal aan de hand van astronomische plaatsbepalingen vastgestelde locaties. Dat compilatiewerk leidde tot zijn lijst van plaatsen, een lijst van zo’n 10.000 objecten met hun geografische lengte en breedte. Ook Marinus van Tyrus had een dergelijke lijst gemaakt, maar de
Ptolemaeus geeft de constructieprincipes van de projecties van drie nieuwe wereldkaarten; de belangrijkste daarvan is een eenvoudige kegelprojectie waarmee de extreme vertekening op hogere breedten wordt voorkomen (zie figuur 2). Het is deze projectie die in de meeste manuscriptversies van zijn werk is overgenomen. Voor mij vormt de onderverdeling van de bekende wereld in een aantal apart gekarteerde regio’s de belangrijkste bijdrage van Ptolemaeus. Hij kiest bij de weergave daarvan voor de rechthoekige cylinderprojectie die Eratosthenes ontwikkelde. Hij gaf de bekende wereld weer op 26 kaartbladen, wier schaal hij aanpaste aan de hoeveelheid informatie die hij erop kwijt moet kunnen. De objecten die op die deelbladen thuishoorden werden zowel
2015-6 | Geo-Info
| 47
op de kaart als in de tekst met hun coördinaten aangegeven. Dit principe, het opslaan van gegevens op deelkaarten op basis van hun geografische coördinaten wordt nog overal ter wereld toegepast, vooral ook bij de nieuwe digitale opslagmanieren zoals bij Google Earth of Flickr.com (zie figuur 3). Hoe meer men op het aardoppervlak inzoomt, hoe meer door gebruikers geüploade foto’s men kan aan klikken. Het is een onderwerp van wetenschappelijke controverse of Ptolemaeus’ geografische handboek nu wel of geen kaarten heeft bevat, maar op basis van de volgende argumenten ben ik van mening dat dat wel het geval was, en dat dat handboek ook inderdaad vanaf het begin door de aanwezigheid van wereldkaarten en 26 deelkaarten de eerste atlas vormde (het tegenargument is dat de oorspronkelijke Geographia geen kaarten bevatte en dat die er later, op basis van Ptolemaeus’ tekenaanwijzingen en zijn van coördinaten voorziene plaatsnamenlijsten, aan zijn toegevoegd): - In de overgebleven manuscripten, ook in die welke geen kaarten (meer) bevatten, staan opmerkingen in de marge die naar oudere versies verwijzen die wel kaarten bevatten. - D e bestaande kaarten bevatten correcte informatie die in de tekst van het handboek foutief is weergegeven. Dus kunnen de kaarten niet alleen op basis van de tekst zijn gereconstrueerd. - B ovendien bevatten de kaarten ook informatie die helemaal niet in de tekst vermeld staat.
Figuur 3 - Het opslaan van ruimtelijke gegevens aan de hand van hun coördinaten, hier op Google Earth. - O p basis van de overeenkomsten en verschillen tussen de overgebleven kaarten moet er rond het jaar 200 AD nog een gemeenschappelijke versie van het kaartdeel hebben bestaan, dus minder dan 40 jaar na het tot stand komen van het werk (Stückelberger und Graßhoff 2006). Ptolemaeus doet in zijn boek veel moeite om de juiste volgorde te beschrijven om de kaarten te plotten: men moet van links naar rechts en van boven naar onder werken, zodat de hand van de tekenaar van het al getekende naar de nog niet getekende objecten kan
doorschuiven. Dus komen meer noordelijk gelegen objecten vóór de meer zuidelijke, en de meer westelijk gelegen objecten vóór de meer oostelijke. Dat is Ptolemaeus’ belangrijkste erfenis: het mensen in staat stellen geo-informatie op te slaan in het best mogelijke ruimtelijke raamwerk, aan de hand van de coördinaten en een indeling van de wereld in (26) deelkaarten, en het manipuleren van de schaal, zodat de verzamelde gegevens duidelijk leesbaar konden worden gevisualiseerd.
Figuur 4 - Details uit kaarten van Spanje van verschillende Ptolemaeus-manuscripten, met beide twee mondingen voor zowel de Guadiana als de Guadalquivir, maar in de tekst staat er voor elke rivier maar één monding vermeld, en wel de meest oostelijke. De kaarten geven dus meer informatie dan de tekst; daarom moeten er aparte voorbeelden of modellen voor de kaarten zijn geweest (illustratie uit Stückelbergers’ Ptolemaios Handbuch der Geographie, 2006).
48 |
Geo-Info | 2015-6
Volgorde en nadruk Of dat nou door hem ook zo bedoeld was of niet is niet duidelijk, maar Ptolemaeus heeft met zijn presentatie van de gegevens in kaarten ook twee concepten geïntroduceerd die karakteristiek zijn voor atlassen: volgorde en nadruk. De volgorde van de deelkaarten verliep van het noordwesten naar het zuidoosten, en wordt nog steeds zo gebruikt in veel wereldatlassen. De nadruk op bepaalde gebieden kan worden afgeleid uit de schaal waarop hij die gebieden op de kaart zette. Omdat in een atlas alle kaarten eenzelfde formaat hebben, betekent dat: hoe groter de schaal, hoe kleiner het afgebeelde gebied is dat kan worden weergegeven, maar ook: hoe meer detail daarbij kan worden opgenomen, en hoe belangrijker dat gebied daardoor is. Op de als bladindex gebruikte wereldkaart (figuur 5) is te zien dat de kleinste vakjes (dus de Alpen, Italië, Bulgarije, Griekenland en, merkwaardigerwijs ook Sardinië en Sicilië) de grootste schaal hebben. De Britse eilanden, Frankrijk, Spanje, Duitsland, Armenië, Turkije en Egypte volgen daarop in schaal. Verder afgelegen gebieden zijn op nog kleinere schaal weergegeven, en de kleinste schaal is gebruikt voor NoordAfrika. Wanneer men woont in een gebied op een bepaalde schaal, kan men zich gemakkelijker een voorstelling vormen van een ander gebied op dezelfde schaal weergegeven in de atlas, en des te meer als dat gebied met dezelfde symbolen is gekarteerd. Om de invloed van de kaartschaal te tonen geeft figuur 6 een vergelijking van twee gebie-
Figuur 5 - Overzichtskaart van de bekende wereld door Ptolemaeus, hier dienend als indexkaart voor zijn deelkaarten. den op dezelfde schaal. Pas hierdoor realiseren we ons de juiste grootteverhoudingen en kunnen we ons een betere indruk maken van de werkelijke verhoudingen en de situatie in het vreemde gebied omdat we de verhoudingen in ons eigen woongebied, op dezelfde schaal en met dezelfde symbolen weergegeven, kennen. Het is een principe toegepast in de Atlas Universel van VanderMaelen (Brussel 1827, schaal 1:1 648 000) en in de Griekse schoolatlassen van Livieratos, Boutoura en Myridis. Een ander, nieuw aspect van volgorde in de kartografie is, dat het causale verbanden
suggereert. Bij een serie thematische kaarten van een gebied wordt het patroon van elke volgende kaart onwillekeurig verklaard door dat van de voorgaande kaarten. Kartografen gebruiken dergelijke automatische reacties van hun lezers om de kaartinhoud beter over te dragen. Een voorbeeld daarvan geven de atlas-spreads van de Canadese InterAtlas, waarop de volgorde waarop de verschillende kaartjes, teksten en illustraties moeten worden bekeken vastgelegd is in de daaraan toegekende nummers. Zo wordt bijv. op de atlas-spread van de akkerbouw het kaartje van de grootte van de tarweoogst verklaard uit de
Figuur 6 - Vergelijking van twee geografische gebieden die men zelden op dezelfde schaal ziet. Uit de Neos scholikos atlantas tis Europis van Livieratos, Boutoura en Myridis (Rekas, Thessaloniki 2000).
2015-6 | Geo-Info
| 49
voorgaande kaartjes van de bodemgesteldheid, de hoeveelheid neerslag en de lengte van het groeiseizoen. In de kunst van het verhalen vertellen zien we dat een aantal verschillende gebeurtenissen worden verteld in een bepaalde volgorde. Sommige gebeurtenissen krijgen daarbij meer aandacht dan andere, omdat ze voor het verloop van het verhaal relevanter zijn. Omdat atlassen ook door een verhaal worden gekenmerkt, kan men de afzonderlijke gebeurtenissen in een verhaal gelijkstellen aan de afzonderlijke kaarten in een papieren atlas, die immers ook in een bepaalde volgorde worden gepresenteerd. Dat aspect van Ptolemaeus’ werk heeft nog niet veel aandacht gekregen, en het zal hier verduidelijkt worden door te verwijzen naar het werk van een van de navolgers van Ptolemaeus in de Nederlanden. ytfliet als case om de structuur W van Ptolemaeus beter te begrijpen In 1597 publiceerde Cornelis Wytfliet in Leuven een toevoegsel op Ptolemaeus’ handboek: de eerste atlas van de nieuwe Wereld, getiteld Descriptionis Ptolemaicae augmentum. Hierin ziet men duidelijk het effect van volgorde en nadruk: na een overzichtskaart van het hele werelddeel begint de atlas in het zuiden (kaart no.2 in figuur 7) bij Straat Magellaan en gaat dan geleidelijk omhoog, naar de gebieden rond de equator en dan het noorden; de laatste kaart (no. 19 in figuur 7) beeldt Groenland en IJsland af. De Ptolemeïsche volgorde, beginnend in het noordwesten en eindigend in het zuidoosten, is hier dus omgedraaid. Wytfliet geeft hier ook een reden voor: Degenen die vanuit het Verre Oosten zuidwaarts gaan komen in het Zuidland. Het is dus passend dat de welwillende lezer, meegevoerd door de beschrijvingen van de oude geografen, daar begint met de beschrijving van de nieuwe wereld, en vervolgens geleidelijk voortgaat naar de evenaar en het noorden, om hem dan vervolgens terug te brengen naar huis en haard. (Wytfliet p.38). Dus Wytfliet brengt de lezers die door Ptolemaeus in Zuidoost-Azië achter zijn gelaten weer thuis; hij eindigt zijn serie kaarten het dichtst bij Europa, waar Ptolemaeus begon, namelijk in Ultima Thule.
Figuur 7 - Index van de kaarten uit Wytfliet ’s atlas. ook al omdat ze achteraan in de kaartenvolgorde komen. Innovaties in de Nederlanden Wytfliet doet niet meer dan de bekende wereld van Ptolemaeus uitbreiden – maar welke concepten zijn er in de 16e-eeuwse Nederlanden aan Ptolemaeus’ handboek toegevoegd? De kaartenhandelaar Lafreri had in Rome rond 1560 het samenbinden van losse kaarten in boekbanden populair gemaakt, waarbij de door Ptolemaeus ingestelde geografische volgorde werd aangehouden, mogelijk om kaarten sneller terug te kunnen vinden (dus ook vanwege
de ‘usability’). Zo werd er een makkelijk te hanteren format gevonden voor combinaties van kaartbladen. Abraham Ortelius brengt in 1570 in Antwerpen als eerste een kaartboek uit waarvan alle kaarten speciaal waren gedrukt op hetzelfde formaat om in een boekband opgenomen te worden, en die alle de moderne stand van de geografie weer gaven. Vóór hem waren er hetzij heruitgaven van Ptolemaeus, hetzij kaartenboeken met combinaties van de kaarten van Ptolemaeus met moderne kaarten uitgekomen. Ortelius deed veel moeite om van alle in zijn atlas afgebeelde gebieden kaarten van de beste kartografen op te nemen, maar hij bracht de gegevens uit deze kaarten niet met elkaar in overeenstemming (zie figuur 8), zodat eenzelfde gebied er op verschillende kaartbladen verschillend uitzag, met van elkaar afwijkende gegevens en symbolen. Er was dus wel sprake van eenheid van druk (het verschijnsel dat alle kaarten tegelijkertijd voor deze uitgave gedrukt waren), maar niet van eenheid van inhoud. Ortelius voegde ook verklarende teksten bij de kaarten die de geografie van het betreffende gebied beschreven. Maar zijn belangrijkste wapenfeit, de reden waarom we hem toeschrijven dat hij de eerste moderne wereldatlas heeft vervaardigd, klopt niet: immers deed Ptolemaeus hetzelfde al in zijn tijd. De eenheid van inhoud, dus het weergeven van een bepaald gebied op verschillende kaartbladen op dezelfde manier, met dezelfde objecten, locaties en symbolen, werd voor het eerst na Ptolemaeus weer bereikt door Gerard Mercator (1595) en Lucas Janszoon Waghenaer (1584) in resp. hun land- en zeeatlassen, aan het eind van de 16e eeuw (figuur 9). Dat was
De nadruk die Wytfliet in zijn atlas aanbrengt is nog relevanter. Aangezien ook hier alle kaarten hetzelfde formaat hebben, hebben de kleinere vierhoeken op de overzichts-indexkaart de grootste schaal. Dat zijn dus de eilanden in het Caribisch gebied: Cuba en Hispaniola, gevolgd door Panama en Midden-Amerika, en dan het gebied rond Straat Magellaan, een van de poorten naar de specerij-eilanden. Alaska, Canada en Groenland hebben de kleinste Figuur 8 - Geen eenheid van inhoud bij Ortelius’ Theatrum Orbis Terrarum (1570). Boven detailkaart van schaal en krijgen daarom de minste aandacht, Engeland; onder detailkaart van Frankrijk; beide kaarten uit de atlas van Ortelius van 1570.
50 |
Geo-Info | 2015-6
Figuur 9 - Wel eenheid van inhoud bij Mercator’s Atlas Europae (1572). Links detailkaart van Engeland; rechts detail kaart van Frankrijk, beide uit Mercator’s atlas van Europa, 1572. Alleen de golfjes rond het schip links verschillen. tolemaeus’ verdere invloed P in de Nederlanden Om de vele banden tussen Ptolemaeus en de kartografen in de Nederlanden te benadrukken is hier nog vermeld dat Mercator ook als onderdeel van zijn kosmografie het kaartdeel uit Ptolemaeus’ handboek opnieuw uitgaf, gecorrigeerd en prachtig gegraveerd door hemzelf, onder de titel Tabulae Geographicae C. Ptolemaei ad mentem autoris restitutae et emendatae (zie figuur 10 voor de titelpagina). Deze versie, met het elegante, uiterst leesbare schuine schrift dat hij speciaal voor kaarten had ontworpen, wordt als de mooiste van de vele uitgaven van de kaarten uit de Geographia beschouwd. En een paar jaar later, in 1584, publiceerde hij een complete Latijnse editie van het Geografie-handboek: Cl. Ptolemaei Alexandrini Geographiae libri octo recogniti iam et diligenter emendati : cum tabulis geographicis ad mentem auctoris restitutis ac emendatis (zie figuur 11 met de titelpagina). Figuur 10 - Titelblad van de kaartuitgave van Ptolemaeus door Mercator uit 1578 (links). Figuur 11 - Titelblad van Mercator’s complete uitgave van Ptolemaeus’ geografie-handboek. alleen maar mogelijk geworden door een enorme hoeveelheid compilatiewerk, en dat is dan ook de reden dat Mercator het drukken van zijn atlas niet meer meemaakte: hij stierf op 82-jarige leeftijd, een jaar voordat zijn atlas uitkwam. Natuurlijk was er meer geografische informatie beschikbaar, maar het plaatst toch ook de prestaties van Ptolemaeus in pers pectief. Conceptueel betekende Mercator’s eenheid van inhoud (unity of contents) een grote stap voorwaarts in de atlaskartografie, samen met de ontwikkeling van een standaardlegenda die op alle kaarten in de atlas van toepassing was. Maar, net als bij Ortelius is dit niet meer dan een herontdekking van de wijze van werken van Ptolemaeus. Die was, omdat hij eerst alle beschikbare informatie op elkaar had afgestemd en er een concordantie van had gemaakt, in staat om discrepanties tussen de op verschillende kaartbladen voorkomende gegevens te vermijden.
De banden met Ptolemaeus zijn overal te vinden in het werk van de Nederlandse
Figuur 12 - Titelpagina van van Ortelius’ Nomenclator Ptolemaicus uit 1584 (links). Figuur 13 - Titelpagina van de tweetalige uitgave van Ptolemeus uit 1605 (rechts).
2015-6 | Geo-Info
| 51
kartografen. Mercator gebruikte voor beide bovenstaande uitgaven zeker de aanpassing van Ortelius van Ptolemaeus’ plaatsnamenlijsten, die hij bij de Latijnse versie van zijn atlas voegde als Nomenclator Ptolemaicus (zie figuur 12), een lijst van alle toponiemen in de teksten en kaarten van Ptolemaeus, met hun moderne equivalenten. Een aantal jaren later (1605) zullen Jodocus Hondius en Cornelis Claesz een tweetalige, Grieks-Latijnse uitgave van Ptolemaeus’ handboek uitbrengen, waarin de door Mercator geproduceerde Latijnse versie met een Griekse versie van Petrus Montanus is aangevuld (figuur 13). Zo produceerden Nederlandse kartografen hun werken in een constante dialoog met Ptolemaeus. Usability of gebruiksvriendelijkheid Het usability-aspect, de gebruikersvriendelijkheid, waar Ptolemaeus ook al naar gestreefd had, werd verder verbeterd door de superieure beschrifting van Mercator’s atlassen. Mercator had al eerder een boekje geschreven over het Figuur 14 - Illustratie uit Mercator’s boekje over het juiste handschrift (1540). juiste handschrift (figuur 14, Mercator, 1540), en Figuur 15 - Titelpagina van Ottens’ Atlas (1725), gegraveerd door Zacharias Webber en eerder gebruikt hij leverde het onomstotelijke bewijs dat het voor Moses Pitt’s English Atlas uit 1680. cursieve schrift ideaal was voor de kaartbe• -Livieratos, Evangelos, Chrysoula Boutoura en Myron Myridis first gazetteer- he also provided the tools for schrifting (Engelhart & Brand 1954). (2000) Neos scholikos atlantas tis Europis. Thessaloniki: Rekos. georeferencing, and thus for ordering geospaDoor de aanpassing van de inhoud, het formaat • -Mercator, Gerard (1540) Literarum latinarum, quas italicas, tial data. He was able to produce this gazetteer en de vorm van atlassen aan de functies die cursoriasque vocant, scribendarum ratio. Leuven: Rutgerus through his compilation work, matching ze verondersteld werden te vervullen, pasten Rescius distances between towns from travel reports Nederlandse kartografen de concepten van de • -Mercator, Gerard (1572) Atlas Europae. Duisburg. • -Mercator, Gerard (1578) Tabulae Geographicae C. Ptolemaei with the few known astronomical positions. usability verder toe. Daarbij differentieerden ad mentem autoris restitutae et emendatae. Duisburg. The article describes how in the 16th century ze tussen land- en zeeatlassen, tussen grote • -Mercator, Gerard (1584) Cl. Ptolemaei Alexandrini Geographiae folio-atlassen voor de rijken en zakatlassen voor Netherlands this Ptolemaic legacy was gradulibri octo recogniti iam et diligenter emendati : cum tabulis geodegenen met meer bescheiden middelen. Maar graphicis ad mentem auctoris restitutis ac emendatis. Duisburg. ally mastered, first through editing Greek and het blijft de door Ptolemaeus verschafte formule • -Mercator, Gerard (1595) Atlantis pars altera. Geographia nova Latin editions of Ptolemy’s geography manual, totius mundi. Duisburg. die de atlas in staat stelde nieuwe werelden in te reconstructing and publishing his maps, • -Mercator, Gerard en Petrus Montanus (1605) Claudii Ptole- producing concordances between the names passen en nieuwe functies te vervullen. maei Alexandrini Geographiae libri octo Graeco-Latini. Uitgein Ptolemy’s gazetteer and modern names, and geven door Jodocus Hondius en Cornelisz Claesz, Amsterfinally by substituting Ptolemy’s mapping of Hoezeer de Nederlandse kartografen zich dam. schatplichtig achtten aan de Griekse oudheid, • -Ortelius, Abraham (1570) Theatrum orbis terrarum. Antwer- the known world in Antiquity by an updated pen: Plantijn. version, culminated in Mercator’s atlas (1595), tot in de 18e eeuw toe, blijkt uit de titelpagina • -Ortelius, Abraham (1584) Nomenclator Ptolemaicus. Ant- which, however, conceptually did not surpass van de door Ottens in 1725 uitgegeven atlas: werpen: Plantijn. its model. (figuur 15). Hier dicteren de zeegod Poseidon • -Ottens, Reinier en Josua (ca. 1725) Atlas major, cum generamet zijn drietand en de aardgodin Cybele met les omnium totius orbis [.] tabulas geographicas continens, haar leeuw en steden-haartooi aan Clio wat ze vol. 1. Amsterdam. moet opschrijven over de aarde. Clio heeft hier, • -Ptolemaeus, Claudius (ca. 160) Geographia. Alexandrië. in de gestalte van Geografia, haar lier ingeruild • -Stückelberger, Alfred und Gerd Graßhoff (2006) Ptolemaios Handbuch der Geographie. Basel: Schwabe Verlag. voor meetapparatuur, terwijl de titaan Atlas • -VanderMaelen, Philippe (1827) Atlas Universel. Brussel. erbij staat, gebukt onder het hemelgewelf • -Waghenaer, Lucas Janszoon (1584) Spieghel der Zeevaert. (Bischoff 2015). Voor het 18e-eeuwse koperspuLeiden: Plantijn bliek waren dit nog vertrouwde zinnebeelden. • -Wytfliet, Cornelis (1597) Descriptionis Ptolemaicae augmentum. Leuven: Johannes Bogaard.
Bronnen • Bischoff, Michael (2015) Zinnebeelden op titelpagina’s van vroegmoderne atlassen. Caert-Thresoor vol 34-1, pp 3-13. • Engelhart, Ben & Chris Brand (1954) Naar beter handschrift. Oudenbosch: Uitg. Parcival. • -L’Interatlas. Les ressources du Québec et du Canada. Centre éducatif et culturel, Montréal 1986 • -Livieratos, Evangelos, Chrysoula Boutoura en Myron Myridis (1994) Neos scholikos atlantas tis Elladas. Thessaloniki: Rekos.
Abstract With his geography manual Geographia, Claudius Ptolemy not only produced the first atlas as a systematic map coverage of the known world. Through his introduction of coordinate pairs for topographical objects, both rendered in these maps and in lists – thus producing the
52 |
Geo-Info | 2015-6
Ferjan Ormeling is emeritus hoogleraar kartografie en als onderzoeker betrokken bij het UvA Explokart onderzoekproject Ferjan is te bereiken via
[email protected]
30 jaar Geodan, 30 jaar smart De intelligentie van locatie-informatie benutten, dat kan Geodan als geen ander. Of het nu gaat om het vermijden van incidenten, slim beheren van onze leefruimte of het optimaliseren van uw werkproces. Al 30 jaar vertalen wij klantwensen naar slimme oplossingen met inzet van bewezen en nieuwe technologie. Ons vakgebied groeit met de dag. Location intelligence is immers overal en van iedereen. Bestel gratis onze jubileumuitgave NXT met mooie voorbeelden uit de praktijk en onze visie op de toekomst!
Kijk op www.geodan.nl/nxt
[email protected] • 020-5711 311 •
@GeodanNL
www.geodan.nl
Start 14 september 2016 www.dataland.nl/opleidingen
BULLETPROOF GNSS
8Easy-to-use 8Compact 8Sleek
8Rugged
8Affordable
GCX2 GNSS Ontvanger De GCX2 is de nieuwste aanwinst in de Sokkia lijn van GNSS geïntegreerde ontvangers en heeft de bijnaam ‘de bullet’. De GCX2 is een voorbeeld van een volledig nieuw ergonomisch ontwerp, ultralicht in gewicht tegen een betaalbare prijs. Deze multiconstellatie en dubbele frequentie ontvanger biedt, hoogwaardige RTK resultaten als een netwerk rover, base en rover met-radio vrij RTK bediening via storingsvrije data communicatie technologie, of gewoon als een basisstation. De GCX2, de “bulletproof” GNSS RTK oplossing!
w w w. s o k k i a . n l