10de Lentecyclus:
Kunst, voor wie, voor wat?
1ste Sessie: Beeldende Kunsten
woensdag 18 april 2007
Programma: Kunst, voor wie, voor wat?
o.l.v. de voorzitter van de KVAB: Frans Boenders
Sessie 1: Beeldende kunsten Woensdag 18 april 2007: 17u00-19u00
Katlijne van der Stighelen, kunsthistorica, hoogleraar KULeuven: ‘Tussen opschik en inzicht. De evolutie van ‘the (fe-)male gaze’ Ronny Delrue, beeldend kunstenaar: ‘Kunst en psychiatrie’ Michel Buylen, beeldend kunstenaar: ‘Een getuigenis’ Forumgesprek o.l.v. Frans Boenders met de drie sprekers en Jan Fabre
2
Tussen opschik en inzicht. De evolutie van ‘the (fe-)male gaze’ Schema Uitgangspunt: 1914: beschadiging van Velazquez’ ‘Rokeby Venus’ van 1648 door Mary Richardson: kader van de Londense beweging van de suffragettes; aanklacht tegen hechtenis van Emmeline Pankhurst: breuk met de traditionele kunstgeschiedenis. Context: Feminisme als beweging (einde 19de eeuw-begin 20ste eeuw: Verenigde Staten-Engeland) Evolutie: verspreiding van het ideeëngoed over de rest van Europa; ‘Le deuxième sexe’ (1949): invloed vooral vanaf de jaren zestig: ‘tweede feministische golf’; ontstaan van de discipline ‘Vrouwenstudies’ met kunstgeschiedenis als ‘subdiscipline’: de relatie tussen kunst en vrouwen wordt bevraagd. Theoretisch: genese van drie tendensen: 1. Gelijkheidsdenken 2. Differentiedenken of verschildenken 3. Deconstructiedenken Elke tendens/stroming (niet strikt chronologisch af te bakenen) stimuleert een andere benadering van het kunsthistorisch patrimonium. 1. Gelijkheidsdenken (de ‘gelijkheid’, niet de gelijkwaardigheid vormt het uitgangspunt): speurtocht naar vergeten vrouwelijke kunstenaars. Een veronachtzaamd patrimonium wordt voor het eerst ontdekt: Why have there been no great women artists? Analyse van uitsluitingsmechanismen. Poging om naast his-story ook her-story te schetsen 2. Differentiedenken (reactie op het gelijkheidsdenken): het mannelijke wordt niet langer aangezien als de norm. 2.1. Speurtocht naar de ‘differente’ creativiteit: ontdekking van ‘a double voiced discourse’. Wat is vrouwelijke esthetiek (‘écriture féminine’)? Maken vrouwen àndere kunst / anders kunst dan mannen? 2.1.1. Ellen Spickernagel: Susanna en de ouderlingen 2.1.2. Norman Bryson: het stilleven 2.2. In aansluiting bij gelijkheidsdenken (in de zin van hér-denken van de positie van de onrechtmatig behandelde vrouw) aandacht voor de ‘differente’ positie van de vrouw als kijker/ toeschouwer. Aanklacht van de monopoliepositie van de mannelijke opdrachtgever: in het beeldend geheugen van het Westerse cultuurpatrimonium komt de vrouw alleen voor als ‘niet-subject’, als object voor ‘the male gaze’ 3. Deconstructiedenken (postmodernisme): De kunstgeschiedenis komt als discipline op de helling te staan; hoe construeert de kunstgeschiedenis haar subject (blanke, mannelijke genie) en haar object (wat is een kunstwerk). De canon waarbinnen mannelijkheid en vrouwelijkheid als tekens worden opgenomen, wordt gedeconstrueerd. De (kunst)historische analyse biedt methodologisch onvoldoende verklaringsmodellen. Advies vanuit de semiotiek en de psychoanalyse wordt noodzakelijk (Bracha Lichtenberg-Ettinger: ‘the matrixial gaze’). Traditionele paradigma’s waarin het vrouwelijke steeds als het ‘andere’ wordt geduid,
3
dienen vervangen; belanstelling voor androgynie. Vrouwelijke kunstenaars realiseren ‘feministische interventies’; de deconstructie maakt geleidelijk aan een reconstructie mogelijk.
Katlijne Van der Stighelen Katlijne Van der Stighelen (°1959) was tussen 1984 en 1994 onderzoeker bij het Belgisch Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. In 1994-1995 werd zij aangesteld als Deeltijds Hoofddocent aan de K.U.Leuven en aan de Universitaire faculteiten Sint-Ignatius te Antwerpen. Sinds 1995 was ze als hoofddocent voltijds werkzaam aan het Departement Archeologie en Kunstwetenschappen van de K.U.Leuven en vanaf 1 oktober 2001 is ze als voltijds hoogleraar aan dezelfde instelling verbonden. Ze is tevens titularis van de cursus 'Vrouw en kunst' in het interuniversitaire GAS-programma 'Vrouwenstudies' aan de Universitaire Instelling Antwerpen. Ze publiceerde een boek over het artistieke werk van de geleerde Anna Maria van Schurman (1607-1678), stelde een kritische catalogus samen van het werk van Cornelis de Vos en schreef recent een monografie over Anton Van Dyck . Ze was ook lid van het wetenschappelijk comité dat de Van Dyck 1599-1999tentoonstelling (Antwerpen-Londen, 1999) heeft voorbereid. Daarnaast publiceerde ze tal van bijdragen die handelen over de Antwerpse barokschilderkunst, over het fenomeen van het vrouwelijk dilettantisme en over historische kunstenaressen. Samen met Mirjam Westen (Conservator Moderne Kunst Arnhem) was ze curator van de tentoonstelling ‘Elck zijn waerom’. Vrouwelijke kunstenaars in België en Nederland, 1500-1950’ (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen; 17 oktober 1999-16 januari 2000; tussen 26 februari en 4 juni 2000 was de tentoonstelling te zien in het Museum voor Moderne Kunst te Arnhem). Tevens was ze lid van het wetenschappelijk comité dat de tentoonstelling ‘Kinderen op hun mooist. Het kinderportret in de Nederlanden 1500-1700 ’(Haarlem, Frans Halsmuseum / Antwerpen, KMSK, winter-voorjaar 2001) heeft voorbereid. Van augustus tot november 2002 bekleedde ze de ‘Rubens Chair’ aan Berkeley University, California. Ze gaf er colleges over 17de-eeuwse Zuid-Nederlandse portretschilderkunst en over historische kunstenaressen uit de Zuidelijke Nederlanden, ca 1550-1800 (met bijzondere aandacht voor Catharina van Hemessen, Michaelina Woutiers, Catharina Ykens en Elisabeth Seldron). Momenteel werkt ze aan een publicatie over de geschiedenis van de Vlaamse portretschilderkunst (15de-19de eeuw). Samen met Hans Vlieghe geeft ze sinds 1996 de reeks uit: ‘Pictura Nova. Studies in 16th- and 17th-Century Flemish Painting and Drawing’ (Brepols Publishers Turnhout-New York). Totnogtoe zijn reeds elf delen verschenen.
4
Kunst en psychiatrie Enkele samenwerkingsprojecten met mensen die psychotische belevenissen ervaren én personen met een verstandelijke handicap zijn gegroeid vanuit het inhoudelijke aspect van mijn beeldende werk (vervuiling, verstening, verpulvering, verdwijnen, …) De gemeenschappelijke tekeningen van een zwaar verstandelijk gehandicapte vrouw Christine Remacle en mezelf tonen aan dat de begrippen “kunst” en “outsiderkunst” niet altijd scherp af te lijnen zijn. Soms kunnen de begrippen elkaar raken. De “ontmoeting” en de reflectie erover laat nieuw werk ontstaan.
Ronny Delrue: Een kort overzicht: “Comfort/Discomfort – de tekening als intiem verblijf”, Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch, 05.04.2007 t.e.m. 17.06.2007 - “ikob Museum für Zeitgenössische Kunst Eupen, Sammlung”, BOZAR, Palais des Beaux Arts, Brussel (cat.), 29.03.2007 t.e.m. 08.05.2007 - “Portrait- Johan Tahon en Ronny Delrue” ikob Museum für Zeitgenössische Kunst Eupen, 2007 - “Lost memories & nouvelles histoires”, Cabinet des Estampes et des dessins CED, Liège (solo), 2006 - “Presentatie dagboeknotities”, Stedelijk Museum voor Actuele Kunst SMAK, Gent, 2005 ( boek “Dagboeknotities”, uitgave Ludion) - “ Geestelijk landschap”, Museum Dr. Guislain, Gent, 2005 (solo), ( boek “A Mind Map”)
Een getuigenis Michel Buylen is ervan overtuigd dat de notie "engagement" het begrip "kunst" insluit. Kunst zonder engagement is droog water. Hij zal getuigen van zijn picturaal engagement en alles wat dat inhoudt. Hij zal ook pogen van het medium de beperkingen te duiden, de grenzen die tevens zijn pertinentie en zijn eigenheid belichamen.
Michel Buylen Michel Buylen (°1953 Gent) heeft een aparte plaats in de hedendaagse kunstwereld. Na het behalen van een licentiaatdiploma in de Romaanse filologie met een semiotische verhandeling over Pierre Alechinsky en Michel Butor (1975,UG), besloot hij zich volledig aan zijn passie, de schilderkunst, te wijden. Vertrekkende van psychedelische inkttekeningen in een ragfijne stippeltechniek, evolueerde hij vrij snel naar zeer verfijnde kleurpotloodtekeningen met de uitgebreide thematiek die nog steeds de zijne is: de zee als obligate abstractie, door Zen geïnspireerde stillevens en compositions trouvées, het naakt (of ‘het bloot’ zoals hij het liever noemt), zijn
5
dochter als kind en vrouw, portretten van dierbaren en onbekenden. In de jaren tachtig experimenteerde hij met acrylverven en kwam hij tot de techniek die hem nu zo eigen is. Zeer virtuoos van aard wordt zijn werk gemakkelijkheidhalve binnen het fotorealisme gesitueerd. Criticus Marc Ruyters echter vindt het oeuvre neo-symbolistisch van inslag. Sinds 1992 is Michel Buylen verbonden aan de Galerie de Zwarte Panter (Antwerpen). Op 19 april 2007 start zijn nieuwste show “Hériter la Lumière” op de internationale beurs voor hedendaagse kunst ARTBrussels.
Forumgesprek o.l.v.Frans Boenders met de drie sprekers en Jan Fabre Jan Fabre (Engelstalige biografie) Jan Fabre (Antwerp, °1958) is known as one of the most innovative and versatile artists of this day. Over the last 25 years he has produced work as a performance artist, theatre-maker, choreographer, opera-maker, author and visual artist. In 1982, he exploded a bomb under the theatre establishment with his theatre performance This is Theatre as it was to be expected and foreseen. This was confirmed two years later by The Power of Theatrical Madness which he created at the invitation of the Venice Biennale. These two pieces are mentioned in all the literature on contemporary theatre and have toured the world. In the meantime Jan Fabre has grown into one of the most versatile artists on the international scene. He breaks away from the codes of the existing theatre by introducing 'real time performance' — sometimes called 'living installations' — and explores radical choreographic possibilities in order to bring renewal to classical dance. The body in all its forms has been the subject of his investigations from the early Eighties to the present. His writings for theatre, mainly monologues, form an exceptional collection of miniatures with an open and poetic style. His productions Je suis sang at the Cour d'Honneur in Avignon and Tannhäuser at the opera house De Munt/La Monnaie in Brussels achieved wide international success. The invitation to help give artistic shape to the Avignon Festival in 2005 and his recent invitation to stage his own text Requiem für eine Metamorphose for the notorious Felzenreitschule in Salzburg, can undoubtedly be seen as the pinnacle of his performing arts work so far. The quality of his plastic work is equally extraordinary and is at the highest international level. It has been shown several times at Documenta Kassel and the Biennales in Venice, Sao Paulo and Istanbul as well as in many leading museums and galleries. His early plastic work includes a wide variety of experiments, ranging from a major series of blue ballpen drawings, to installations, films and performances, reaching their apotheosis in the Tivoli castle (1990). Metamorphosis and the transition into another stage are two of his major themes. Three works that remain freshly in the memory are Heaven of delight, the permanent ceiling sculpture at the Royal Palace in Brussels, Searching for Utopia, a bronze tortoise in Nieuwpoort, and Totem, a 23-metrehigh outdoor sculpture in Leuven. Addendum: In de loop van 2008 zal er een solotentoonstelling van Jan Fabre plaatsvinden in ‘Het Louvre’ te Parijs. Thema en data zijn tot nu toe nog niet bekend.
6