1: Suburethrale prostatectomie?
sling,
de
oplossing
voor
stress-incontinentie
na
radicale
Groen L.A., De Ridder D. De radicale prostatectomie heeft belangrijke ontwikkelingen ondergaan, inzichten in de chirurgische anatomie hebben bijgedragen tot een sterke vermindering van de belangrijkste neveneffecten: incontinentie en impotentie. De aanpak van incontinentie bij de minderheid van de patiënten die toch incontinentie vertonen blijft moeilijk. De anatomie en fysiologie van incontinentie na radicale prostatectomie en het chirurgisch antwoord daarop zijn nog niet volledig begrepen. Een ideale behandelingsmethode wordt gezocht. De artificiële urinaire sfincterprothese wordt beschouwd als de gouden standaard voor de behandeling van stress-incontinentie bij mannen. Er is echter een risico op heringrepen wegens infectie, erosie, atrofie of mechanische defecten, de revisieratio bedraagt 20-25% na 5 jaar. Er zijn verschillende recente publicaties over minimaal invasieve behandelingsalternatieven. In onze instelling werden 20 patiënten tussen mei 2004 en maart 2007 behandeld met een aanpasbaar suburethraal sling systeem: het Male Remeex System (Mechanical External Regulation). We bespreken de operatietechniek, de resultaten en de indicatie en vergelijken dit met andere behandelingsmethodes. Is de aanpasbare suburethrale sling het gedroomde antwoord op persisterende incontinentie na radicale prostatectomie?
2. ‘Biedt FDG-PET/CT meerwaarde bij de lymfestadiëring van het invasief blaascarcinoom? Greet Swinnen, I. Billiet, M. Hardeman, K. Lesage, P. Verleyen, P. Vossaert, P. Werbrouck Dienst Urologie, AZ Groeninge, Kortrijk De aanwezigheid van positieve lymfeklieren bij patiënten met invasief blaascarcinoom is een belangrijke prognostische factor. De huidige preoperatieve stadiëring volgens de EAU guidelines bestaat uit RX thorax, botscan en CT of MRI abdomen. Zowel CT abdomen als MRI hebben beperkte sensitiviteit waardoor veel lymfekliermetastasen preoperatief niet worden herkend. Positron-emissie-tomografie, gebruik makend van 18 F gelabeld deoxyglucose (FDG) is een hoog sensitieve en specifieke techniek in de detectie van verschillende carcinomata. Het combineren van deze PET met CT abdomen verhogen de detectiekans. Tussen april 2004 en december 2007 werden bij 51 patiënten met een invasief (≥T2) of slecht gedifferentieerd oppervlakkig (T1G3) transitioneelcel carcinoom van de blaas, zonder metastasen op afstand, een preoperatief FDG- PET/CT uitgevoerd. Onafhankelijk van het resultaat van de FDG-PET/CT wat de klieren betreft, werd bij allen een radicale cystectomie met uitgebreide lymfadenectomie uitgevoerd. De resultaten van de FDG-PET/CT worden vergeleken met het anatoompathologisch onderzoek. We gaan na of de FDG-PET/CT een meerwaarde biedt in de preoperatieve stadiëring. In deze uiteenzetting lichten we onze resultaten toe in vergelijking met de literatuurgegevens.
3. Talent, motivatie en zelfstudie ... wat heb je nodig om een goed chirurg te worden? Siska Van Bruwaene, Prof. M. Miserez INLEIDING Zowel in de psychologische als de heelkundige departementen bestaat er een debat omtrent ‘talent’ versus toegewijde oefening als oorzaak van expertise. Sommige groepen promoten het includeren van ‘handigheidstesten’ als selectiecriterium voor chirurgen terwijl anderen geloven dat je door oefening een aangeboren gebrek zeker kan overkomen. In deze studie werd op een prospectieve manier het relatieve belang aantoond van motivatie, toegewijde zelfstudie en aangeboren capaciteit op het verwerven van psychomotorische vaardigheden. MATERIALEN EN METHODES Er werden 68 vijfde jaars geneeskunde studenten geïncludeerd in deze studie. Bij deze proefpersonen werden aangeboren capaciteiten en motivatie gemeten voor de aanvang van de training. Aangeboren capaciteit werd bepaald door hun eerste prestaties op een boxtrainer (identiek aan eindevaluatie). Voor motivatie werd een Likert schaal omtrent interesse in heelkunde gebruikt. Hierna volgde de 3 uur durende training in laparoscopische vaardigheden met aansluitend gedurende 2 weken de mogelijkheid tot gestructureerde zelfstudie. Het aantal oefeningen die ze tijdens de zelfstudie uitvoerden werd genoteerd in een persoonlijk logboek. Onmiddelijk na deze periode werden de studenten opnieuw beoordeeld dmv tijdscores op de twee zelfde gevalideerde psychomotor oefeningen (boontjes verplaatsen, touw doorgeven). Multipele regressie analyse werd gebruikt om de impact van de verschillende variabelen te bepalen. RESULTATEN Alle deelnemers vertoonden een significante verbetering in score na de training. Multipele regressie analyse toonde dat de drie variabelen elk, onafhankelijk van elkaar, een impact hebben op het eindresultaat. Aangeboren capaciteit op zich vertoont een R² van 19,6%, motivatie 11,2% en zelfstudie 17,9%. Het globale regressiemodel kan 46% van de uiteindelijke prestatie voorspellen. BESLUIT De verschillende variabelen motivatie, zelfstudie en aangeboren capaciteit beïnvloeden allen op een onafhankelijke manier het eindresultaat. Tijdens training moet men dan ook proberen de intrinsieke motivatie te stimuleren door taak relevantie te benadrukken. Hoewel aangeboren capaciteiten duidelijk een invloed hebben op het aanleren van psychomotore vaardigheden moet deze studie eerst herhaald worden voor complexere procedures alvorens ‘handigheidstesten’ te includeren in een selectieproces.
4. Behandeling van stress-incontinentie na prostaatchirurgie door middel van de “Male Sling” (Invance, AMS). Van Baelen A.A.A., Paulus J.A., Delaere K.P.J. Atrium MC, Heerlen, Nederland Inleiding: Voor de behandeling van stressincontinentie na prostaatchirurgie is er momenteel een relatief weinig invasieve ingreep voor handen, namelijk de male sling. Hierbij wordt continentie verkregen door compressie op de bulbaire urethra. Wij presenteren u onze behandelresultaten van de male sling. Materiaal en methoden: Tussen april 2005 en augustus 2007 werden 38 patiënten met incontinentie na prostaatchirurgie behandeld met de Invance male sling in 5 verschillende ziekenhuizen. De leeftijd was 57 tot 81 jaar (gemiddeld 67 jaar). 32 patiënten hadden een radicale prostatectomie ondergaan, 5 een TURP en 1 een transvesicale prostatectomie. 4 patiënten ondergingen adjuvante radiotherapie. Preoperatief waren 14 patiënten ernstig incontinent (>4 verbanden/dag), 14 patiënten matig (3-4 verbanden/dag) en 10 patiënten licht incontinent (1-2 verbanden/dag).11 patiënten waren eerder zonder succes behandeld met een bulking agent. Detrusoroveractiviteit werd bij iedereen uitgesloten. Bij alle patiënten werd een “perineal bone-anchored sling” (Invance, AMS) geplaatst. Operatieduur bedroeg 45 tot 75 minuten (gemiddeld 60 min). Evaluatie bestond uit registratie van het aantal verbanden en uit een subjectieve tevredenheidsscore. Ook werden de complicaties opgetekend. Resultaten: 55% van de patiënten is volledig continent na de slingprocedure en 76% is tevreden. Licht incontinente patiënten zijn allen continent en tevreden postoperatief (100%). Matig incontinente patiënten zijn continent in 79% en tevreden in 86% van de gevallen. Bij ernstig incontinente patiënten werd continentie bekomen in 43% en tevredenheid in 50% van de gevallen. 3 van de 4 patiënten na adjuvante radiotherapie behielden ernstige incontinentie en waren teleurgesteld na behandeling. Bij 2 patiënten werd de ingreep gecompliceerd door infectie. Retentie deed zich 2 maal voor: een catheter werd gedurende een week geplaatst. Voorbijgaande pijn werd vermeld door 14 patiënten gedurende enkele weken. Conclusie: De Invance male sling is een veilige en effectieve behandelmethode voor stressincontinentie na prostaatchirurgie met een hoge mate van patiënt-tevredenheid en een eerder lage complicatieratio. Zeker bij lichte tot matige incontinentie kan de male sling aanbevolen worden, minder bij ernstige incontinentie. Ook na adjuvante radiotherapie is terughoudendheid aangewezen. 5. De rol van TRPV1 en TRPV4 als mechanosensors in de blaas. Wouter Everaerts, Thomas Gevaert, Bernd Nilius en Dirk De Ridder, KULeuven De laatste jaren is duidelijk geworden dat het urotheel niet zomaar een passieve barriere vormt voor ionen en afvalstoffen in de urine, maar dat het urotheel ook een rol speelt in de detectie van mechanische, thermische en chemische stimuli en dat het bovendien zelf signaalmoleculen kan vrijzetten. TRP (Transient Receptor Potential) kanalen zijn essentieel voor deze sensorische functie van het urotheel.
TRP kanalen zijn ionenkanalen die geactiveerd worden door chemische (pH, osmolaliteit) en fysische (veranderingen van membraanpotentiaal, warmte, koude, mechanische stress) prikkels en door binding van specifieke liganden. TRP kanalen zijn dus als het ware de “zintuigen” van de cel. De TRP familie telt in totaal 28 leden, waarvan er 5 beschreven zijn in het urotheel: TRPV1 (de vanilloid receptor), TRPV2, TRPV4, TRPA1 en TRPM8. TRPV1 en TRPV4 zijn totnogtoe het meest bestudeerd in de blaas. TRPV1 komt tot expressie op urotheelcellen, interstitiële cellen, afferente zenuwuiteinden in het suburotheel en op de gladde spiercellen. Bij blaasvulling fungeert TRPV1 als een druksensor die informatie over de blaasvulling doorgeeft aan het central zenuwstelsel. Muizen waarin deze recptor is uitgeschakeld (TRPV1 knock-out muizen) vertonen belangrijke stoornissen in hun plaspatroon en hebben een grotere blaascapaciteit tijdens cystometrie. In patiënten met neurogene blaasoveractiviteit is aangetoond dat er een overexpressie is van TRPV1 en medicaties gericht tegen deze receptor (vanilloid instillaties of zelf Botulinum Toxine A injecties) worden reeds met succes toegepast.TRPV1 speelt dus niet alleen een belangijke rol in de normale blaasfunctie maar ook in de pathofysiologie van overactieve blaas. Momenteel focust onze onderzoeksgroep zich vooral op de functie van TRPV4 in de blaas. Vorige jaar werd reeds voorgesteld dat muizen, waarin TRPV4 is uitgeschakeld, een soort van “incontinent” plaspatroon vertonen en dat deze muizen een significant grotere blaascapaciteit hebben tijdens cystometrie. In het afgelopen jaar hebben we geprobeerd om de functie van deze receptor in het urotheel verder te specifiëren. Door middel van immunofluorescentie hebben we kunnen aantonen dat TRPV4 specifiek tot expressie komt op de basale urotheelcellen. Daarnaast hebben we kunnen aantonen dat er tijdens de blaasvulling een activatie is van TRPV4 op de urotheelcellen, die ATP zullen vrijzetten als signaalmolecule. Gezien zowel TRPV1 als TRPV4 een belangrijke rol speel in de (patho)fysiologie van de blaas, hebben we muizen gekweekt waarin beide receptoren afwezig zijn (TRPV1-TRPV4 dubbel knock-out muizen). In deze muizen verwachtten we een volledig verstoord plaspatroon, maar niets blijkt minder waar... 6. BCG: Oncotice of Immunocyst ? Inge Peeters, Dirk Michielsen Rationale: Oppervlakkige blaaspolipose wordt op basis van meerdere factoren onderverdeeld in low, intermediate en high risk. Bij low risk blaaspolipose bestaat de behandeling uit een endoscopische resectie en eenmalige blaasspoeling met chemotherapeuticum binnen de 6 uur na de resectie. Intermediair en high risk blaaspolipose wordt meestal nabehandeld met vaste schemata. Hierbij wordt gebruik gemaakt van chemotherapeutica (mitomycine C of farmorubicine) en immunotherapeutica (BCG). Gedurende de laatse jaren werden meer dan 50 patiënten in het UZBrussel behandeld met immunotherapie volgens een vast schema. Retrospectief wordt de behandeling met Oncotice en Immunocyst vergeleken. Zijn er verschilpunten tussen beide immunostatica. Zijn de resultaten van de behandelingen identiek? Welke invloed hebben statines? Zijn er verschilpunten in de levenskwaliteit tijdens en na de behandeling?
De resultaten worden toegelicht. 7. Robot geassisteerde laparoscopische partiële nefrectomie: Techniek en resultaten bij de eerste 16 patiënten. G. De Naeyer, P. Schatteman, A. Mottrie, P. Carpentier, E. Fonteyne Dienst Urologie, Onze- Lieve-Vrouw Ziekenhuis, Aalst Voor T1a tumoren van de nier hebben verschillende series aangetoond dat de lange termijn oncologische resultaten van partiële nefrectomie en radicale nefrectomie evenwaardig zijn. De laatste jaren wordt in ervaren centra vaak gekozen voor de laparoscopische techniek. Het laparoscopisch hechten van het urinair collectiesysteem en het sluiten van het defect in het nierparenchym blijven echter uitdagende vaardigheden, zeker als men de warme ischemietijd wenst te beperken. Vanuit onze ervaring met de daVinci robot in laparoscopische radicale prostatectomie, hebben we ook voor de laparoscopische partiële nefrectomie gekozen voor de robot geassisteerde techniek . Tussen september 2006 en december 2007, ondergingen 16 patiënten in onze dienst een robot geassisteerde laparoscopische partiële nefrectomie (RALPN) voor letsels suspect voor renaal celcarcinoom of voor een groeiend angiomyolipoom. In totaal werden 19 letsels gereseceerd of geënucleëerd. Retrospectief werden de demografische gegevens (leeftijd, tumorgrootte, tumorlocalisatie) alsook peroperatieve gegevens (operatieduur, warme ischemietijd, peroperatief bloedverlies) en anatomopathologische gegevens geanalyseerd. In deze voordracht wordt de techniek van de robot geassisteerde laparoscopische partiële nefrectomie besproken. Bovendien wordt er verder ingegaan op de resultaten bij deze eerste 16 patiënten. 8. Resultaten van het gebruik van buccal mucosa bij het herstel van complexe, bulbaire urethrastricturen. Karen Fransis, Steven Joniau, Universitaire Ziekenhuizen Leuven Doelstelling Weergave van de middellange termijnresultaten van het herstel van complexe bulbaire urethrastricturen door middel van buccal mucosa. Materiaal en Methoden Tussen januari 2003 en juni 2007 werd buccal mucosa gebruikt voor het herstel van recidiverende, complexe bulbaire stricturen bij 34 patienten. Bij 23 patienten werd er gebruik gemaakt van een dorsal onlay techniek, bij 1 patient een ventral onlay , een gecombineerde techniek bestaande uit een dorsal onlay en een fasciocutane flap bij 6 patienten en tenslotte een 2-stage urethraplastie bij 4 patienten. Follow-up gebeurde door middel van een uroflowmetrie en residumeting op 3 maanden en 1 jaar postoperatief en vervolgens jaarlijks en bij het ontstaan van obstructieve mictieklachten.
Een retrograde urethrografie met een mictiecystogram werd uitgevoerd na 6 maanden postoperatief.Een flexibele cystoscopie werd uitgevoerd wanneer een recidief strictuur vermoed werd. Verschillende definities voor succes werden vergeleken bij de interpretatie van de resultaten. (Qmax > 15 ml/s, geen recidief op urethrografie of geen noodzaak tot ingreep door middel van dilatatie of sachse urethrotomie) Resultaten De gemiddelde leeftijd van de patient was 55,5 jaar (range van 23-74).Bij 31 patienten (91,2%) werd reeds eerder een urthradilatatie of sachse urethrotomie uitgevoerd en 22 patienten (64,7%) hiervan ondergingen reeds meerdere ingrepen ter correctie van de urethrastrictuur.Acht patienten (23,5%) ondergingen reeds eerder een operatieve open correctie van de bulbaire urethrastrictuur. De gemiddelde operatieduur was 147 minuten (SD +/- 36) en de gemiddelde lengte van de buccal mucosa greffe was 44,6 mm (SD +/- 5,3). Een mictiecystourethrogram met de transurethrale catheter in situ werd uitgevoerd bij alle patienten alvorens de catheter te verwijderen. Follow-up was mogelijk bij 31 patienten (91,2%) met een gemiddelde follow-up van 13 maanden (SD +/-9). Succesratio na een gemiddelde follow-up van 13 maanden was 87%, 93% en 93% wanneer respectievelijk een Qmax > 15 ml/s, geen recidief op de urethrografie of geen reinterventie door middel van dilatatie of sachse urethrotomie als definities voor succes gehanteerd werden. 80 % van de falingen trad op binnen de 12 maanden en 100 % binnen de 16 maanden. Tot op heden moest er bij geen enkele patient opnieuw een open reconstructie uitgevoerd worden. Er waren geen middellange donor site complicaties in onze reeks. De tevredenheid van de patient was in de meerderheid van de gevallen erg hoog. Besluit Urethroplastie gebruik makend van buccal mucosa voor het herstel van complexe bulbaire stricturen, is een uitvoerbare techniek met veelbelovende en goede middellange termijnresultaten. 9. De rol van TPS, TPA en PSA in de therapiemonitoring van prostaatkanker. Marc Claessens, Steven Joniau, Hein Van Poppel Inleiding en doelstellingen: Prostaat-specifiek antigen (PSA) is een uitstekende merker voor monitoring van prostaatcarcinoom (PCa) na definitieve behandeling, maar is misschien niet ideaal voor monitoring van patiënten onder hormoondeprivatie, gezien PSA expressie androgeen afhankelijk is. Van serum cytokeratine-18 gebonden tissue polypeptidespecifiek antigen (TPS) werd reeds aangetoond dat het karakteristiek is voor carcinoomproliferatie, en verhoogde waarden van TPS lijken in nauw verband te staan met tumorprogressie. Tissue polypeptide antigen (TPA) is een complex van polypeptidefragmenten van cytokeratines 8, 18 en 19. Het wordt door cellen gesecreteerd in de lichaamsvloeistoffen tijdens de late S en de G2 fase van de celcyclus. TPA is een gevestigde klinische merker voor diagnose en monitoring van
tumoren van de long, borst, colon en blaas, maar toch is de waarde van TPA bij prostaatkanker nog onduidelijk. In deze prospectieve follow-up studie vergeleken we de waarde van TPS met de waarden van TPA en PSA in de monitoring van prostaatkankerpatiënten onder hormonale behandeling. Materiaal en methoden: Opeenvolgende metingen van TPS, TPA en PSA werden uitgevoerd bij 38 patiënten op aktieve hormonale behandeling, ofwel als primaire behandeling voor een cT2-4, N0-2, M0-1 PCa (n=9), ofwel adjuvant na lokale behandeling met radicale prostatectomie (n=7) of radiotherapie (n=22) voor cT1-4, N0-1, M0 PCa. Drie outcome categorieën werden gebruikt: genezing (adjuvante hormonale therapie kon gestopt worden na lokale behandeling met curatief opzet), stabiele ziekte (verdere hormonale therapie, zonder klinische progressie) en progressieve ziekte (ontwikkelen van metastasen onder hormonale behandeling). Resultaten: PSA bleek de beste predictieve factor te zijn voor progressieve ziekte (p=0,010), vergeleken met TPA (p=0,038) en TPS (p=0,080) in de follow-up van patiënten onder hormonale behandeling. Aan de andere kant zagen we, in een subgroep van patiënten met een slecht gedifferentieerde tumor, een stabiel laag PSA onder androgeenablatie, terwijl de serumwaarden van TPS en TPA boven de grenswaarden stegen, predictief voor progressieve ziekte. Dalende waarden van TPS onder hormonale behandeling bleken voorspellend te zijn voor genezing of een status van verlengde stabiele ziekte (p=0,0002), terwijl dalende PSA of TPA waarden dat niet waren. Tenslotte bestond er een significante lineaire correlatie (p<0,0001) tussen TPS en TPA waarden, maar niet tussen PSA en TPS, noch tussen PSA en TPA. Besluit: Hoewel PSA de beste predictieve waarde bleek te zijn voor progressieve ziekte, geven TPS en TPA nuttige bijkomende informatie over tumoractiviteit bij hormonaal behandeld PCa. Een daling in TPS tijdens hormonale behandeling is zeer predictief voor verlengde stabiele ziekte of genezing. In sommige slecht gedifferentieerde kankers, die geen PSA produceren, is een stijging van TPS en TPA boven de grenswaarde predictief voor objectieve ziekteprogressie en zou dit moeten gebruikt worden voor monitoring van de behandeling. Grote, prospectieve studies zijn aangewezen om de rol van TPS en TPA monitoring in hormonaal behandelde prostaatkanker verder te verhelderen. 10. Phalloplastie bij mannen met zware peniele insufficiëntie. Lumen Nicolaas, Hoebeke Piet Urologie – UZ Gent Mannen met zware peniele insufficiëntie zijn een moeilijke uitdaging voor de reconstructieve uroloog. Na ervaring te hebben opgebouwd uit de genderchirugie bij vrouw-naar-man transsexuelen, zijn we gestart met het uitvoeren van phalloplastieën bij deze mannen. Elf mannen zijn sinds 2004 behandeld waarbij in 7 patiënten een vrije vooram flap en bij 4 patiënten een anterolaterale dijflap werd gebruikt. Een kort overzicht van de technieken wordt gegeven. De esthetische, functionele en psychologische resultaten zullen worden besproken, alsmede de complicaties.
11. Bladder preservation in bladder cancer . B De Troyer, W Oosterlinck Although eau guidelines state that cystectomy is the golden standard for muscle invasive tumours and radiotherapy is only indicated in palliation and in case of important comorbidity, bladder preservation gains new interest. Radical cystectomy can be overtreatment and orthotopic bladder replacement by means of maintaining quality of life has many drawbacks. One third of patients needs reoperation in one year , edema of the legs, night incontinence, erectile dysfunction… . So bladder preservation, if possible, must be an objective in treatment strategy. The results of TUR only are bad in general but in selected cases –primary, solitary, papillary lesion <3 cm with no lymphatic or vascular invasion and T0 at reTUR - 82% of cure with preservation of the bladder can be provided. This report will focus on brachytherapy as a bladder preserving treatment option for T1G3 –T2 lesions which are primary, solitary and <5cm. We will give an overview of published results and will discuss the results at our institution of the last 10 years. This technique provides excellent results, has low morbidity, bladder capacity and function is well preserved, but still it is underused. 12. Buccal Mucosa Urethraplastiek, onze ervaringen Dr. W. Gelders, Dr. A. De Vylder, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ‘s Hertogenbosch De meest voorkomende oorzaken van urethrastricturen in westerse landen zijn traumatisch of iatrogeen, waarbij zelfs banale (micro) traumata aan de grondslag kunnen liggen. Optische urethrotomie en dilatatie waren en zijn nog steeds de meest toegepaste behandelingen. Gezien echter het hoge recidiefpercentage bieden deze met name voor jongere patiënten geen uitkomst. Hier geeft een urethrareconstructie een betere oplossing. Waar mondmucosa voorheen vooral werd gebruik bij complexe gevallen van hypospadiascorrectie heeft het de laatste jaren in de urethrachirurgie een belangrijke plaats ingenomen. Het is momenteel, gezien de superieure resultaten, het eerste keuze weefsel voor de behandeling van zowel anterieure als posterieure urethrastricturen. Verschillende technieken worden toegepast waarbij wangslijmvlies zowel ventraal (onlay) als dorsaal (inlay) als vrije greffe kan gebruikt worden. Succespercentages gaan van 70 tot 90 % afhankelijk van eerdere heelkunde, strictuurlengte en – lokalisatie. Sedert eind 2005 wordt in het Jeroen Bosch ziekenhuis buccal mucosa gebruikt bij urethrarecontructie. We geven een overzicht van onze reeks, indicaties, de uitgevoerde technieken, de vroege resultaten en gaan na wat er in de recente literatuur te vinden is. 13. Van open radicale prostatectomie naar robot-geassisteerde laparoscopische radicale prostatectomie : een prospectieve analyse bij 200 opeenvolgende patiënten.
Christophe Ghysel, Jo Ampe, Hugo Denys, Peter Van Oyen Dienst Urologie, AZ St-Jan AV, Brugge Inleiding : Voor de behandeling van het gelocaliseerd prostaatcarcinoom is er in Vlaanderen een sterke opmars van de robot-geassisteerde laparoscopische radicale prostatectomieën (RALP). Met deze prospectieve studie willen we de (oncologische) resultaten vergelijken van de laatste 100 opeenvolgende open radicale prostatectomieën (ORP) en de eerste 100 opeenvolgende RALP. Materiaal en methode : Van januari 2006 tot juli 2006 werden 100 ORP op onze dienst uitgevoerd. Vanaf juli 2006 werden enkel nog RALP uitgevoerd. Alle patienten hadden prostaatadenocarcinoom op biopsie en een negatieve staging (CT abdomenbotscan). Een vergelijking tussen de pre-operatieve klinische gegevens en de perioperatieve resulaten werd uitgevoerd. Resultaten : De beide groepen waren vergelijkbaar voor preoperatieve parameters zoals leeftijd, prostaatgewicht, klinisch tumorstadium, pre-operatieve PSA en biopsie Gleason score. Het finale tumorstadium, de diameter van de tumoren en de finale Gleason score waren eveneens in beide groepen niet significant verschillend. Bij de RALP-groep was er een significante verkorting van de hospitalisatieduur (5,5 vs 10,6 dagen bij ORP, p<0,001) en duur van de verblijfscatheter (10,5 vs 13 dagen bij ORP, p=0,023). De transfusieratio was borderline-significant verschillend (11 % vs 21 % bij ORP, p=0,0826). Er was wel een significante verlenging van de operatieduur (153 min vs 95 min bij ORP, p<0,001). De frekwentie van positieve chirurgische snedevlakken per pTNM stadium zijn voor beide groepen in tabel 1 weergegeven. Tabel 1. Tstadium pT2a pT2c pT3a pT3b pT4 Overall
ORP Aantal 17 53 28 2 0 100
RALP snedevlak Aantal
Pos (%) 1 (5,8 %) 19 (35,8 %) 23 (82,1 %) 0 43 %
22 49 23 5 1 100
Pos snedevlak (%) 0 7 (14,3 %) 12 (52,2 %) 2 (40 %) 1 (100 %) 22 %
Chikwadraat p=0,895 p=0,023 p=0,046 p=0,895 NA p=0,0025
Besluit : De overschakeling van open naar laparoscopische robot-geassisteerde radicale prostatectomie is mogelijk en biedt reeds in de leercurve oncologische voordelen in onze setting. Er is eveneens een duidelijke verkorting van de hospitalisatieduur. Door analyse van de localisatie van de snedevlakken hopen we nog een verdere verbetering van de oncologische resultaten te bekomen.
De exodus van jonge, Vlaamse urologen naar Nederland. Dr. L. Fossion De laatste jaren is er weer een forse toename van het aantal Vlaamse urologen die tot Nederlandse maatschappen urologie toetreden en zo in Nederlandse ziekenhuizen gaan werken. Hoewel Nederland qua afstand niet ver is, toch is er een andere manier van praktijkvoering als in België. Waar in België de uroloog nog steeds heel vaak als solitair een zelfstandig ondernemer is, werkt men in Nederland steeds in maatschapsverband. Wat trekt nu die jonge generatie urologen aan om in het koudere Noorden te gaan werken? Wat zijn die voordelen waar men voor bereid is om helemaal aan de grens te gaan wonen of zelfs te verhuizen naar Nederland? Dat Belgische urologen er welkom zijn, is logisch. De basisopleiding tot arts, maar ook de theoretische opleiding tot uroloog is in België nog steeds één van de koplopers van Europa. Dus Belgische opleidingscentra leveren zeker bekwame urologen af. En toch zijn vele van die opleidingscentra door de recente wetgeving hun opleiding ontnomen. Is de reductie van het aantal opleidingsplaatsen een contradictie binnen het nieuwe Europa? En welke landen profiteren hiervan? Wat is er gaande in urologisch België? En hoe kunnen we onze goed opgeleide urologen hier houden? Is er dan toch iets te leren van de organisatie van de urologen in maatschapsverband zoals in Nederland? Betekent een maatschap verlies van vrijheid, of misschien toch niet?