Urologie
TOS (Trans Obturator Sling) of TOT (Trans Obturator Tape) Wat is incontinentie? Incontinentie is het ongewild verliezen van urine, waarbij dit voor hygiënische en sociale problemen zorgt. Hoeveel of hoe vaak er urine wordt verloren, is niet doorslaggevend. Want iedereen ervaart dit weer anders. Er zijn verschillende vormen van incontinentie: • stressincontinentie • urge-incontinentie (aandrang-incontinentie) • een mengvorm van stress- en urge-incontinentie (gemengde incontinentie) • overloopincontinentie. Dit komt vooral voor bij de ouder wordende man. Deze folder gaat vooral over stressincontinentie.
Stressincontinentie Bij deze vorm verliest iemand kleine beetjes urine bij plotselinge drukverhoging in de buik. Bijvoorbeeld bij niezen, hoesten, springen, lachen, tillen en sporten. Bij een verhoogde buikdruk is er ook meer druk op de blaas. De sluitspier van de blaas kan deze druk soms niet meer voldoende opvangen. Ongewild urineverlies is het gevolg. Stressincontinentie wordt vaak veroorzaakt door verzwakte bekkenbodemspieren. Deze spieren kunnen bijvoorbeeld verzwakt zijn door overgewicht, na een bevalling en na buikoperaties. Ook kan een tekort aan vrouwelijke hormonen (oestrogenen) een verminderde functie van het afsluitmechanisme van de blaas tot gevolg hebben. Dit treedt met name op na de overgangsjaren.
Deze informatie voor patienten is met de grootste zorg samengesteld. Het betreft algemene informatie. Aan deze informatie kunnen geen rechten worden ontleend. © Jeroen Bosch Ziekenhuis 2011 www.jeroenboschziekenhuis.nl
(URO-085, uitgave mei 2014)
Urge-incontinentie ofwel aandrangincontinentie. Bij deze vorm treedt urineverlies op gepaard gaande met een zeer sterke aandrang (urge) tot urineren. Overloopincontinentie Hierbij verliest iemand druppelsgewijs urine, uit een overvolle blaas. Meestal treedt dit op doordat de afvoer van urine wordt belemmerd door een vergrote prostaat.
Wel of niet behandelen? De diagnose ‘stressincontinentie’ wordt gesteld naar aanleiding van de klachten die u heeft en een lichamelijk onderzoek. Hiernaast kan aanvullend onderzoek worden verricht. Dit bestaat uit: • Een gesprek met de uroloog, de assistent of physician assistant (de anamnese). • Urineonderzoek. Er wordt onderzocht of er wel/geen sprake is van een urineweginfectie. • Urodynamisch onderzoek (UDO). Dit is een drukmeetonderzoek van de blaas; een onderzoek naar de functie van de blaas en het afsluitmechanisme. Over dit onderzoek is een aparte folder beschikbaar. • Cystoscopie. Dit is een onderzoek waarbij in de blaas wordt gekeken. Dan vindt meestal ook een lichamelijk onderzoek plaats. Over de cystoscopie bestaat een aparte folder. • Het bijhouden van een mictielijst (=plaslijst). Hierop houdt u bij wanneer en hoeveel u plast. Incontinentie is geen levensbedreigende aandoening. Maar het ongewild nat zijn en ook de onaangename geur zorgen voor veel ongemak en kunnen de kwaliteit van leven verminderen. Pijn hoort niet bij incontinentie. Een behandeling hoeft niet altijd noodzakelijk te zijn, maar kan de klachten vaak wel aanmerkelijk verminderen. Voor de behandeling van urine-incontinentie zijn het type incontinentie, de ernst van de incontinentie en de leeftijd van belang. Of er wordt gekozen voor een behandeling hangt vooral af van de ernst van de incontinentie. De ernst kan worden uitgedrukt als: • de frequentie waarmee incontinentie optreedt (dagelijks, wekelijks, maandelijks); • de hoeveelheid urineverlies; • het aantal incontinentieverbanden dat wordt gebruikt. Voor welke behandeling wordt gekozen hangt af vooral af van de ernst van de incontinentie en de mate waarin de incontinentie het dagelijks bestaan beïnvloedt. Behandelingsmogelijkheden voor stressincontinentie zijn: • Het gebruik van incontinentiemateriaal. • Fysiotherapie: bekkenbodem-oefeningen. Hierbij wordt aangeleerd om de bekkenbodemspieren beter te gebruiken. • Opereren.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 2 van 5
Operatieve behandeling De informatie in deze folder gaat verder alleen over de operatieve behandeling van stressincontinentie. Er zijn allerlei verschillende operaties mogelijk. We beperken ons in deze folder tot de TransObturator Sling (TOS) ook wel de TransObturator Tape (TOT) genoemd. Afb: Transobturator SLing/Tape
Bij deze operatie wordt een bandje om de plasbuis geplaatst. Dit bandje zorgt ervoor dat de positie van de blaas en de overgang van de blaas naar de plasbuis (blaashals) in de buikholte, wordt hersteld. Door deze nieuwe positie wordt bij persen, hoesten, tillen enz. de verhoogde druk ook overgebracht op de blaashals. Hierdoor kan er geen urineverlies optreden.
Hoe bereidt u zich voor? • U moet nuchter zijn voor de operatie. Eventuele medicijnen mag u met een beetje water innemen. • Wanneer u bloedverdunnende medicijnen gebruikt moet u dit van tevoren melden aan de uroloog. In overleg met de arts die de medicijnen voorschrijft, zult u het gebruik van deze medicijnen een aantal dagen voor de operatie moeten stoppen. Deze medicijnenen kunnen bijvoorbeeld zijn: Ascal, Acetosal, Sintrom enz. • Afhankelijk van het tijdstip waarop u geopereerd wordt blijft u een dag of een dag en een nacht in het ziekenhuis.
Wat neemt u mee? • Uw legitimatiebewijs (geldig paspoort, rijbewijs, identiteitskaart of vreemdelingenkaart). • Uw patiëntenpas van het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Heeft u nog geen pas of kloppen de gegevens niet meer? Laat dan een (nieuwe) patiëntenpas maken voordat u naar uw afspraak gaat. Dit kan op alle locaties van het ziekenhuis. • Uw Actueel Medicatie Overzicht (AMO). Het is voor uw arts belangrijk te weten welke medicijnen u thuis gebruikt. Uw apotheek print dit AMO gratis voor u uit. • Heeft u een brief gekregen van de huisarts? Neemt u deze dan ook mee.
Wat gebeurt er bij de operatie? Op de operatieafdeling wordt vlak voor de operatie de schaamstreek onthaard. De operatie vindt plaats op de operatiekamer. Meestal wordt een ruggenprik gegeven; uw onderlichaam is dan tijdelijk gevoelloos. Ook kan de operatie onder volledige narcose gebeuren. U komt op een bed te liggen met uw benen in beensteunen. Er wordt een kleine snede in de vagina gemaakt. In de linker- en in de rechterlies komt een kleine snede. Het bandje wordt via de opening in de vagina om de plasbuis geplaatst en komt uit bij de linker- en rechterlies (zie afbeelding). Via de liezen kan het bandje strakker aangetrokken worden. Zo dat u goed kunt plassen, maar minder of geen urine zal verliezen. De snede in de vagina wordt met oplosbare hechtingen gesloten. De sneetjes in beide liezen worden elk met een kleine oplosbare hechting gesloten en/ of hier worden zogenaamde steristrips op geplakt. Dit zijn kleine hechtpleisters. Tijdens de operatie krijgt u eenmalig een antibioticum toegediend via het infuus.
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 3 van 5
Wat gebeurt er na de operatie? Na de operatie laat de arts zo nodig een vaginaal tampon achter en een blaaskatheter. Het bloeden wordt op deze manier gestelpt en de urine kan via de katheter makkelijk de blaas verlaten. Aan het eind van de dag (of de volgende ochtend) zullen tampon en katheter verwijderd worden. Dat ligt ook aan het tijdstip van uw operatie. Verwijderen gebeurt na toestemming van de arts. Hierna zult u bijna direct het resultaat merken. Als de katheter is verwijderd kunt u zelf weer plassen. Vaak wordt, nadat u geplast heeft, gekeken of er nog urine in de blaas is achtergebleven. Dit gebeurt met behulp van een echoapparaat (geluidsgolven). Als het plassen goed gaat en er niet te veel urine in de blaas achterblijft mag u naar huis.
Zijn er bijwerkingen of risico’? De kans op complicaties bij deze operatie is klein. Het volgende kan voorkomen: • Nabloeding of bloeduitstorting • Infectie • Afstoting bandje • Toegenomen plasdrang • Onvoldoende resultaat • Niet kunnen plassen. Het komt voor dat het na verwijderen van de blaaskatheter niet meteen lukt om te plassen. Dit komt omdat de blaas zich moet aanpassen aan de nieuwe situatie. Bijna altijd komt na enkele dagen het plassen vanzelf op gang. Als u voor de operatie bloedverdunnende middelen gebruikte, mag u het gebruik hiervan hervatten op de dag dat u naar huis gaat.
Controle Ongeveer zes weken na de operatie komt u op controle bij de arts. Hiervoor krijgt u een afspraak mee. Er wordt dan gekeken wat het effect van de operatie is. Wanneer er eerder problemen zijn kunt u telefonisch contact opnemen met de polikliniek Urologie.
Herstel thuis In de eerste periode thuis kunt u last hebben van de volgende klachten en verschijnselen: • Het wondje in de vagina veroorzaakt na de operatie vaak een paar dagen wat bloedverlies en/of bloederige afscheiding. • De eerste weken treedt soms nog ongewild urineverlies op. • Ook kunt u tijdelijk vaker of sterkere aandrang om te plassen voelen. • Sommige vrouwen hebben het gevoel over een weerstand heen te plassen. Dat gevoel verdwijnt later meestal vanzelf. • De eventueel zichtbare hechtingen zijn van oplosbaar materiaal en verdwijnen meestal binnen drie tot vier weken.
Leefregels en adviezen • De eerste twee tot drie weken na de ingreep is het belangrijk niet zwaar te tillen: liever geen kinderen optillen, geen zware boodschappentassen dragen en geen ander zwaar lichamelijk werk doen. Daarna kunt u uw gewone werkzaamheden gaandeweg hervatten. De eerste vier weken mag u niet fietsen;
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 4 van 5
• De eerste weken na de operatie hoeft u niet extra te drinken. Wel is het belangrijk regelmatig, bij aandrang, te plassen. Let u er op dat u ongeveer vijf keer per dag plast. Als het veel minder is, probeer dan iets meer te drinken; • Direct na de operatie kunt u weer onder de douche. Wacht met het nemen van een bad tot het bloedverlies uit de vagina gestopt is; • Gebruik de eerste twee weken na de operatie geen tampons; • Wacht vier weken met seksuele gemeenschap; • Voor wondpijn kunt u, tenzij de arts anders heeft geadviseerd, paracetamol 500 mgr. gebruiken: maximaal vier keer per dag twee tabletten.
Heeft u nog vragen? Deze folder geeft algemene informatie en is bedoeld als een aanvulling op het gesprek met uw behandelend arts. Bijzondere omstandigheden kunnen tot wijzigingen aanleiding geven. Dit zal altijd door uw uroloog aan u kenbaar worden gemaakt. Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, leg die dan gerust voor aan uw uroloog of de verpleegkundige. Heeft u vragen of problemen na onstlag? Heeft u na uw ontslag uit het ziekenhuis problemen die te maken hebben met deze ingreep? Dan kunt u tijdens kantooruren contact opnemen met de polikliniek Urologie, telefoonnummer (073) 553 60 10. Doen deze problemen zich voor in de avond/nachturen of in het weekend? Dan kunt u contact opnemen met de verpleegafdeling Urologie, telefoonnummer (073) 553 20 22. Een van de verpleegkundigen zal uw vraag dan proberen te beantwoorden of de dienstdoende uroloog inschakelen. Wanneer neemt u contact op? • Als u koorts heeft. • Als u veel pijn heeft. • Als u veel bloedverlies heeft. • Als u niet goed kunt uitplassen.
Meer informatie Voor meer informatie over de afdeling Urologie van het Jeroen Bosch Ziekenhuis en over urologische onderzoeken en behandelingen kunt u kijken op: www.jbz.nl/urologie
Patientenvoorlichting jeroen bosch ziekenhuis 5 van 5