1 Studieloopbaanbegeleiding 1.1
Studie-adviezen
Doel Binnen de FNWI worden de nieuwe eerstejaarsstudenten intensief gevolgd in hun studievoortgang. Dit om vroegtijdig problemen te signaleren en direct in te kunnen grijpen. Het idee van ‘de juiste student op de juiste plaats’ speelt hierin een grote rol. Praktische uitvoering Alle eerstejaars studenten krijgen vier studieadviezen gedurende hun eerste studiejaar. Dit zijn het voorlopige eerste semesteradvies, het definitieve eerste semesteradvies, het voorlopige studieadvies en het definitieve studieadvies. Geen van de adviezen is bindend. Enkele uitzonderingen zijn: - Een student is opnieuw gestart met dezelfde opleiding en heeft vorig jaar al een semester- danwel studieadvies gekregen; - Een student is reeds gestopt met de opleiding en uitgeschreven bij de UvA; - Een student schrijft zich in voor de opleiding als eerste studie maar kiest er bewust voor slechts enkele vakken te doen en ambieert geen diploma (bv. mensen uit het bedrijfsleven of studenten die hun eerste studie op een andere universiteit doen); - Een student schrijft zich in voor de opleiding als eerste studie maar doet daadwerkelijk een andere opleiding bij de UvA als hoofdstudie; - Een student heeft een HBO-diploma en is niet geheel vrijgesteld van het eerste jaar. 1. Het voorlopige eerste semesteradvies wordt verstrekt na de tentamens van de studieonderdelen van de eerste 16 weken van het studiejaar. Binnen het onderwijsinstituut Exacte Wetenschappen wordt het advies gegeven aan de hand van de credits die ze tot dan toe hebben gehaald. De credits van niet afgeronde onderdelen tellen niet mee. Het maximale aantal credits voor de afgeronde onderdelen is: Bio-exact 210 Natuur- en sterrenkunde 240 Scheikunde 210 Wiskunde 210 Voor kerst of in ieder geval kort na nieuwjaar wordt er met alle studenten gepraat over het voorlopige eerste semesteradvies. Aan de docenten wordt gevraagd de tentamens met spoed na te kijken, zodat de gesprekken zo vroeg mogelijk en op basis van zoveel mogelijk resultaten gehouden kunnen worden. De voorlopige eerste semesteradviezen worden uitsluitend gebruikt in gesprekken met de studenten. Voor studenten met een B of C advies zijn er afrondingsmogelijkheden. Studenten met een D advies kunnen alleen deelnemen aan de herhalingstentamens in augustus. Studenten met een B advies en een onvoldoende in een van de twee verplichte vakken krijgen in januari de kans een extra tentamen te doen in deze vakken. Voor studenten met een C advies zijn er twee afrondingsmogelijkheden, te weten: 1) studenten met een voldoende voor beide verplichte onderdelen krijgen in overleg aanvullende opdrachten voor een of meer onderdelen met het doel de credits te verhogen tot 180; 2) studenten met een of twee onvoldoendes voor de verplichte vakken doen eerst mee aan herhalingstentamens voor deze vakken, mocht dit niet genoeg credits opleveren krijgen ook deze studenten een aanvullende opdracht. 2. Het definitieve eerste semesteradvies wordt verstrekt als alle resultaten van het eerste semester bekend zijn. Dezelfde normering als voor het voorlopige eerste semesteradvies wordt gehanteerd alleen wordt vanaf nu naar het aantal EC gekeken in plaats van naar credits. Ook nu wordt er met alle studenten een gesprek gevoerd, bij tijdnood wordt er een selectie gemaakt.
3. Het voorlopige studieadvies wordt eind juni verstrekt aan de hand van de EC die de studenten tot dan toe hebben behaald. Er worden geen gesprekken gevoerd. 4. Het definitieve studieadvies wordt verstrekt als alle resultaten van het gehele eerste studiejaar bekend zijn. Met elke student wordt aan het begin van het tweede studiejaar een gesprek gevoerd naar aanleiding van dit advies. Verstrekte adviezen A advies: de student heeft minimaal 75% van de EC of credits behaald. B advies: de studenten heeft minimaal 60% van de EC of credits behaald. C advies: de student heeft 50-60% van de EC of credits behaald. D advies: de student heeft minder dan 50% van de EC of credits behaald.
De studieadviezen worden verstrekt door de studieadviseur en hij/zij voert ook de gesprekken met de studenten. Het verstrekken van de definitieve adviezen gaat per brief. De voorlopige adviezen worden optioneel per brief of per e-mail verstrekt. De volgende teksten worden verstuurd: A advies
B advies
C advies
D advies
‘niet actief’
“Het gaat uitstekend en het onderwijsinstituut verwacht dat je de opleiding in de gestelde tijd zult behalen; we achten je tevens in staat om een honoursprogramma te volgen.” Met deze studenten is een gesprek optioneel. Ze mogen langskomen als ze een honoursprogramma willen volgen en zich nog niet daarvoor hebben opgegeven of als ze willen praten over de keuzevakken in het tweede semester. “Het gaat goed en het onderwijsinstituut verwacht dat je met voldoende inzet de opleiding in de gestelde tijd kunt behalen”. Een gesprek is optioneel, behalve als gesproken moet worden over de afrondingsmogelijkheden voor het eerste semester. “De resultaten zijn niet naar verwachting en het onderwijsinstituut heeft sterke twijfels of je in staat bent het bachelordiploma te behalen. Je zult je studiegedrag sterk moeten aanpassen of van opleiding moeten veranderen.” Er volgt een verplicht gesprek over de voortzetting van de studie en eventuele afrondings- of uitstapmogelijkheden. “De resultaten zijn onvoldoende en het onderwijsinstituut geeft je dringend advies met deze opleiding te stoppen.” Er volgt een verplicht gesprek over stoppen met de studie en uitstapmogelijkheden. Ook wordt de reden voor de slechte resultaten besproken. Deze studenten hebben niets gedaan in het eerste semester, maar staan wel voor de opleiding ingeschreven als eerste studie. Hen wordt meegedeeld dat wij ervan uit gaan dat ze gestopt zijn met de studie. Tevens wordt het formulier ‘voortijdige studiebeëindiging’ meegezonden met het verzoek deze in te vullen en in een gesprek met de studieadviseur te bespreken.terug te sturen.
Resultaatverwerking Van de verstrekte adviezen wordt een verslag gemaakt door de studieadviseur. Dit wordt vervolgens met de opleidingsdirecteur besproken en toegestuurd aan de opleidingscommissies.
1.2
Mentoraat / Tutoraat
Opmerking vooraf: tutoraat en mentoraat zijn twee benamingen voor hetzelfde begrip. Overal in de tekst waar “tutoraat” of “tutor” geschreven is kan ook “mentoraat” en “studentmentor” gelezen worden en vice versa.
Doel Het doel is om de beginnende studenten te helpen hun academische vaardigheden te ontwikkelen en om zo goed en efficiënt mogelijk te (leren) studeren. De tutor helpt de eerstejaars studenten bij de omschakeling van middelbare school naar universiteit, maakt ze wegwijs binnen onze faculteit, begeleidt de studenten bij hun studieopdrachten en fungeert als eerste aanspreekpunt bij allerlei vragen en problemen. Daarnaast vormt de tutorgroep een onmisbare schakel bij het evalueren van het eerste semester onderwijs. Tijdens de tutorbijeenkomsten wordt nl. ook de gang van zaken bij colleges en practica besproken. Op deze manier kan er tijdig een verbetering plaatsvinden waar de studenten direct baat bij hebben. Dit is echter geen direct doel van het tutoraat Praktische uitvoering Een studentmentor is een ouderejaars student van dezelfde opleiding als de nieuwe studenten. De studieadviseur heeft meestal een aantal studenten op het oog die hij/zij geschikt acht als mentor. Deze student wordt dan gevraagd door de studieadviseur. Ook wordt een oproep geplaatst. Met alle kandidaten wordt in juni een selectiegesprek gevoerd. Na de gesprekken worden de kandidaten ingedeeld in 3 categorieën: aangenomen, reserve (omdat feitelijke studentenaantallen nog niet bekend zijn) en afgewezen (met motivatie). De aanstelling van een studentmentor is voor 3 uur per week (1uur uitvoering, 1 uur training, 1 uur voorbereiding) voor een periode van 5 maanden (eerste semester), beginnend twee weken voor de eerste dag van het studiejaar. De studentmentor begeleidt een groep van 6-10 eerstejaars. De aanstelling van de mentor verloopt via UvA JobService.Het secretariaat verzorgt de administratieve zaken. De belangrijkste taak van een studentmentor is die van vraagbaak en eerste opvang bij problemen. Vervolgens is het de bedoeling dat de studentmentor de student naar de juiste persoon of instantie kan doorverwijzen. Tevens dient de mentor relevante informatie over de studenten in je mentorgroep door te geven aan de studieadviseur, die dit vervolgens vertrouwelijk behandelt. De tutor is ook een vraagbaak voor de studenten voor de stof die zij (nog) niet beheersen. De tutor helpt voor zover in zijn vermogen ligt en verwijst naar bijspijkermomenten. Signalering van knelpunten in de collegestof is een onderdeel van het tutoraat. Deze knelpunten dient hij zo snel mogelijk door te spelen naar de verantwoordelijke onderwijscoördinator, evt. via de coördinator tutoraat. Deze coördinator is meestal een studieadviseur. Ook het wegwijs maken van de eerstejaars en het aanleren van studievaardigheden is een taak van de studentmentor. De volgende activiteiten horen bij het werk: • eerste opvang tijdens introductieweek + een kleine rondleiding geven • kennismaking met de UvA, opleiding, studiegenoten e.d. • Neemt, als begeleider, deel aan het eerste jaars weekend • Eerste vraagbaak voor eerstejaars uit mentorgroep • Begeleid een mentorgroep (6-10 eerstejaars) gedurende het eerste semester • Verzorgt daarvoor wekelijkse bijeenkomsten tijdens eerste en tweede blok waarin o.a. studievaardigheden aan de orde komen • Constateert problemen bij individuele studenten, verwijst waar nodig studenten door naar studieadviseur/ docententeam • Neemt leerstof door die de groep nog niet beheerst, verwijst naar bijspijkermomenten • Organiseert sociale activiteit(en) met mentorgroep
• Wekelijkse bijeenkomst met de coördinator tutoraat (feedback) In het eerste semester worden de tutorenbijeenkomsten wekelijks gehouden. In het tweede semester wordt dit patroon losgelaten omdat er een persoonlijke band ontstaat met de tutor. Als er iets is blijft de tutor aanspreekpunt. In 2005 – 2006 zal er wel gekeken worden of het tutoraat in het tweede semester in een andere vorm voortgezet gaat worden. Mentortraining Vooraf aan het tutoraat nemen alle tutoren verplicht deel aan een tweedaagse tutorentraining. Hierin worden gespreksvaardigheden en didactische vaardigheden getraind. Hierna neemt de coördinator de training over in de wekelijkse bijeenkomsten. De studentmentoren worden begeleidt door de coördinator tutoraat. Deze heeft eens in de week contact met de mentoren om te praten over zaken die in het tutoraat aan de orde zijn geweest en om het volgende hoofdstuk uit de handleiding door te nemen. De coördinator adviseert de tutoren hoe te handelen bij problemen. Hij speelt relevante gegevens door naar de opleidingsverantwoordelijken of naar de studieadviseurs.
Onderwijs klachten/ zaken:
student
Docent Docentmentor + studieadviseur Opleidingscommissie
studentmentor
Persoonlijke problemen/ studiebegeleiding:
Studieadviseur
Portfolio Alle studenten van Exacte Wetenschappen moeten een portfolio bijhouden. In de bachelor wordt het portfolio gebruikt om de ontwikkeling van academische basiscompetenties (ABC) bij te houden en aan te tonen. Iedere academicus moet goed kunnen samenwerken, communiceren, reflecteren en genuanceerd kunnen oordelen. Academische vaardigheden heb je tijdens je hele studie en latere loopbaan nodig. In het portfolio worden overzichten, producten en reflecties bewaard. In het tutoraat start de student met het opzetten van een porfolio. Tijdens het tutoraat en andere vakken in het eerste semester worden een aantal producten ontwikkeld die in het porfolio opgenomen moeten worden. Een aantal producten staan vast omschreven. Deze dient de student aan het einde van het eerste semester in het portfolio te hebben. De tutor beoordeelt of het portfolio compleet is en of de overzichten, producten en reflecties volledig zijn ingevuld en uitgewerkt. Het volgen van het tutoraat telt voor 2 EC voor het examenonderdeel academische basisvaardigheden (ABC), mits aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1. de student is aanwezig bij de tutorbijeenkomsten 2. het portfolio voldoet aan alle eisen (zie hieronder) 3. de student heeft een portfoliogesprek met de tutor gehad Toolkit Voor de mentoren is een handleiding/toolkit ontwikkeld waarin opgenomen: het trainingsprogramma, het programma tutoraat, invulformulieren, achtergrond informatie bij de bijeenkomsten, rooster en een kopieerkaart (100 kopieën). (zie bijlage) Deze toolkit ondersteunt de student-mentor bij de uitvoering.
1.3
Individuele begeleiding van studenten
Inleiding De taak die een studieadviseur vervuld is die van studiebegeleiding en studieloopbaan-begeleiding. Onder studiebegeleiding wordt de opvang/hulpverlening aan studenten bij gerezen (persoonlijke of studiegerelateerde) problemen verstaan. Studenten kunnen hiervoor altijd zelf een afspraak maken met de studieadviseur. Zij kunnen daar terecht met alle vragen en problemen die te maken hebben met de studie in de meest brede zin. In de zin van studiebegeleiding houdt een studieadviseur zich o.a. bezig met zaken omtrent studiekeuze, wettelijke regelingen, beurzen, studieplanning en doorverwijzing naar studentendecanen en/of –psychologen. Er wordt te allen tijde uitgegaan van het facultaire onderwijsprogramma en het OER, teneinde een goede studievoortgang van studenten te bevorderen en de studenten in staat te stellen gefundeerde keuzes te maken binnen de eigen opleiding. Studieloopbaanbegeleiding is een ruim begrip, maar kan opgevat worden als het bewaken en begeleiden van de studievoortgang van studenten. Studieloopbaanbegeleiding heeft als doel bij te dragen aan de maximale ontplooiing van de capaciteiten van studenten. Hierbij betreft het de inhoudelijke begeleiding van de student. Bij studieloopbaanbegeleiding volgt de studieadviseur het principe van ‘de juiste student op de juiste plaats’ en is er veel aandacht voor oriëntatie, verwijzing en selectie van studenten. Studieloopbaanbegeleiding loopt door tot en met de masterfase. Dit betekent dat ook de loopbaanoriëntatie (oriëntatie op de arbeidsmarkt voor afgestudeerden) binnen het traject thuishoort. Praktische uitvoering De studieadviseurs kunnen studenten o.a. helpen bij vragen of problemen over: − studiekeuze als de opleiding tegenvalt − twijfel over doorgaan of stoppen − studiegedrag − aanvragen van vrijstellingen − studievertraging, aanvragen fondsen en beurzen − speciale regelingen voor studenten met een handicap (bv. dyslexie, slechthorendheid) Problemen oplossen gaat meestal per e-mail. Maar ook vaak is een persoonlijk gesprek noodzakelijk. Studieadviseurs hebben ook een sterke rol in het inschatten van een situatie en het doorverwijzen naar de daarbij behorende persoon of instantie. -
welke “problemen”horen waar. Bijvoorbeeld: o keuzevakken -> studieadviseur o loopbaantraining -> LAC o verklaringen -> ….. o sexuele intimidatie -> vertrouwenspersoon
Resultaatverwerking Schema’s bijhouden met studieresultaten. Waar nodig een student oproepen. Gesprekken voeren en opslaan. Het programma STAP! wordt bij de meeste onderwijsinstituten op de UvA gebruikt bij het raadplegen en verwerken van notities.
1.4
Keuzevoorlichting
Inleiding Keuzevoorlichting is in verschillende stadia van een studie van belang. Het begint in het eerste jaar al als er keuzevakken gekozen moeten worden. Vervolgens is er aan het eind van de bachelorstudie een keuzemoment voor de masterstudie. Op verschillende momenten in het bachelorprogramma worden er voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd waarin de studenten op de hoogte worden gesteld van de keuzemogelijkheden in het komende deel van het curriculum. Deze bijeenkomsten worden gehouden aan het eind van het tweede en derde studiejaar over de keuzemogelijkheden in het derde studiejaar, respectievelijk de masterfase. Praktische uitvoering - wanneer op welk moment voor wie - waarom op die momenten Keuzevakken: de studieadviseur regelt hiervoor meestal een seminar met docenten die een praatje houden over de inhoud van het door hen gegeven keuzevak. Keuze voor masterstudie: een seminar met mastercoördinatoren. De voorlichting wordt altijd per e-mail aan de student kenbaar gemaakt.
1.5 1.1.1
Intakeprocedure #bachelor + master# Doel
1.1.2 Praktische uitvoering Elke student die zich aanmeldt voor een van de opleidingen van het OWI-EW doorloopt een intakeprocedure. Deze procedure bestaat uit een gesprek tussen de student en de studieadviseur, voor masterstudenten is dit de mastercoördinator, in de eerste 2 maanden vanaf het begin van de studie. 1.1.3
Resultaatverwerking
1.6
Exitprocedure #stoppers + afstudeerders#
Doel Praktische uitvoering Voor de exacte opleidingen is er per 1 januari 2005 een pilot opgezet voor de ‘exit-gesprekken’. Elke reguliere student die afgestudeerd of vroegtijdig zijn/haar studie beëindigd vult een exitformulier in en bespreekt dit tijdens een gesprek met de studieadviseur. Op het exitformulier worden de positieve en negatieve aspecten van de studie uitgelicht. Opvallende zaken worden naar de desbetreffende opleidingscommissie doorgespeeld. Als de resultaten van de pilot goed uitvallen zullen andere opleidingen binnen de FNWI per 1 september 2005 starten met het voeren van exit-gesprekken. Resultaatverwerking
1.7
Docententeams – ANDREA/ANJA
wat doen docententeams / docentmentoren aan studieloopbaanbegeleiding
1.8
Afstudeergroep