1. Probleemstelling Je kan je ouders eens verrassen met een eenvoudig maar zeer lekker gerechtje. Pannenkoeken zijn hier dan op hun plaats, reeds na een eenvoudige les kan je ze thuis zelf maken. Opdracht: Zoek eens op welke ingrediënten en hoeveelheden we nodig hebben voor 12 pannenkoeken. Tip: Laat je helpen door onderstaande foto en een kookboek.
1 2
1. 2. 3. 4.
……………………………………….. ……………………………………….. ……………………………………….. ………………………………………..
4 3 Op bovenstaande foto zie je een voedingsproduct dat men vroeger nog niet had, namelijk zelfrijzende bloem. Om deegbereidingen toen luchtiger te maken gebruikte men gist, dit gaan wij ook eens proberen. Zoek eens op wat gist eigenlijk is
Voer de leuke proefjes op de volgende pagina eens uit
Gist: ....................................................................................................................... ....................................................................................................................... .......................................................................................................................
2
Proefje 1.Giet in: - twee petflesjes een 10cl water - twee petflesjes 10cl water en 5 gram bloem (zetmeel) - twee petflesjes 10cl water en 5 gram suiker (of gebruik fruitsap)
flesje nr 1 & 2 flesje nr 3 & 4 flesje nr 5 & 6
2.schud eens goed met de flesjes en voeg 10 gram gist toe 3.plaats een ballon op de flesjes 4.Plaats flesjes 1, 3 & 5 op een koelblokje 5.Verwarm flesjes 2, 4 & 6 lichtjes met een haardroger
Noteer na een uurtje hieronder je bevindingen.
Maak gebruik van de werkfiche en observatietabel
Welke ballonnen zijn het grootst? Rangschik van groot naar klein nr: .......... - .......... - .......... - .......... - .......... - ..........
Wat zit er in de ballonnen? Zoek een op wikipedia. ........................................................................................................................ Wat heeft gist nodig om zijn werk goed te kunnen doen? ...................................................... ......................................................
3
Opdracht: kleef hieronder enkele mooie afbeeldingen van het micro-organisme gist gezien door een microscoop
4
2.Transport van goederen De ingrediënten die wij gebruiken kopen we in de supermarkt. Dit vinden wij zeer vanzelfsprekend maar was dit 100 jaar geleden ook al het geval? …………………………….. Waar haalde men vroeger zijn voedingsmiddelen? - …………………………………………………………………………………… - ……………………………………………………………………………………
a. Distributie Al die voedingswaren worden natuurlijk niet in de supermarkt zelf gemaakt, dit is gewoon de laatste halte in een heel distributienetwerk. In de volgende opdracht ga je eens de hele reis reconstrueren die de voedingsproducten afleggen van de productie tot in onze keuken. Opdracht: geef de reisroute in afstand en in tijd weer van onze ingrediënten voor de pannenkoeken Hoe ga je te werk? 1. Zoek op het internet een gratis routeplanner. (www.google.be met de zoekterm : “routeplanner”)
5
2. Vul telkens het vertrekpunt en het aankomstpunt in.
3. Noteer dan de afstand en de tijdsduur. afstand tijd
4. Geef als laatste de totale afstand en tijdsduur. Oefening MELK a. productie: Boerderij ’t Elvenhof Elvenweg 9 3990 Peer
afstand: ……… tijd: ………………
6
b. zuivelfabriek: Campina Venecolaan 17 9880 Aalter
c. distributiecenter: Delhaize Osseghemstraat 53 1080 Brussel
d. supermarkt: Delhaize ....................... ........................................ ............... ......................
e. keuken of klas: .................................. .................................. ............ ..................
afstand: ……… tijd: ……………..
afstand: ……… tijd: ……………..
afstand: ……… tijd: ……………..
afstand: ........ tijd: ............... Totale afstand: ……………. Totale tijd: ……………………
BLOEM a. productie: Boerderij Taillieu Poezelhoekstraat 4 8980 Geluveld
b. maalderij: Campbell Rijksweg 16 2870 Puurs
c. distributiecenter: Delhaize Osseghemstraat 53 1080 Brussel
afstand: ……….. tijd: ……………….
afstand:……….. tijd: ……………….
afstand: ……….. tijd: ………………. 7
d. supermarkt: ................................. ................................. .......... ...................
e. Keuken of klas: ............................ ............................ .......... ...............
afstand: ……….. tijd: ……………….
afstand: ........... tijd: ................. Totale afstand: ……………… Totale tijd: ……………………..
GIST a. productie: Algist Bruggeman nv Langebruggekaai 37 9000 Gent
b. distributiecenter: Delhaize Osseghemstraat 53 1080 Brussel
c. supermarkt: ................................. ................................. .......... ...................
d. Keuken of klas: ............................ ............................ .......... ...............
afstand: ……….. tijd: ……………….
afstand: ……….. tijd: ……………….
afstand: ……….. tijd: ……………….
afstand: ........... tijd: .................
Totale afstand: ……………… Totale tijd: …………………….. 8
SCHARRELEIEREN a. productie: Maenen Eggerseelstraat 49 2530 Boechout
b. distributiecenter: Delhaize Osseghemstraat 53 1080 Brussel c. supermarkt: ................................... .................................. .......... ..................... d. keuken of klas: ........................... ........................... .......... ..............
afstand: ……….. tijd: ……………….
afstand: ……….. tijd: ……………….
afstand: ……….. tijd: ……………….
afstand: ........... Tijd: .................. Totale afstand: ……………… Totale tijd: ……………………..
BOTER (bakken van de pannenkoeken) a. productie: melkveehouder Gelyns Verhaegenstraat 25 3220 Holsbeek b. zuivelfabriek: st. Isidoor Beekstraat 25 3130 Betekom c. distributiecenter: Delhaize Osseghemstraat 53 1080 Brussel d. supermarkt: ................................. ................................ .......... ..................
afstand: ……….. tijd: ……………….
afstand: ……….. tijd: ……………….
afstand: ……….. tijd: ……………….
afstand: ……….. tijd: ………………. 9
e. keuken of klas: ........................... ........................... .......... .............
afstand: ........... tijd: ................. Totale afstand: …………….. Totale tijd: …………………….
Totaal alle ingrediënten: afstand: ………………………………………….. tijd: …………………………………………………..
b. Transport De ingrediënten leggen dus een hele weg af van de plaats van productie tot in onze keuken. Welk transportmiddel wordt hiervoor het meest gebruikt? …………………………………………………………………………………………………………….. Dit transportmiddel is niet het veiligste en milieuvriendelijkste maar wel het snelste op onze wegen.
Opdracht: kleef op A4-blad een krantenartikel over een ongeval met vrachtwagens en voeg dit toe aan je projectmapje.
Indien goederen moeten vervoerd worden gebruikt men nog andere transportmiddelen. Welke?
Hou rekening met hoeveelheid, afstand en tijd.
10
Je kan kiezen uit onderstaande transportmiddelen.
1. Snel vervoer of grote afstanden, geen al te grote hoeveelheden. Eventueel tussen verschillende continenten. …………………………………………………………………………………………………………………… 2. Vervoer over grote afstanden in heel grote hoeveelheden. Eventueel tussen verschillende continenten. …………………………………………………………………………………………………………………… 3. Vervoer van grote hoeveelheden. Op hetzelfde vaste land alhoewel er tegenwoordig ook een verbinding is met Engeland. …………………………………………………………………………………………………………………… 4. Snel vervoer via de snelweg of secundaire weg middelmatige hoeveelheden. …………………………………………………………………………………………………………………… 5. Snel transport in kleine hoeveelheden en over kleine afstanden. ……………………………………………………………………………………………………………………
http://mediatheek.thinkquest.nl/~ll138/last_page.htm 11
c. Historische evolutie Je hebt nu een beter inzicht in het hedendaags transport van goederen. Was dit vroeger ook zo? Welke transportmiddelen gebruikte men vroeger? (rond het jaar 1900) - …………………………………………………………………… - …………………………………………………………………… - …………………………………………………………………… Waarom? ………………………………………………………………………………………………………. 3. Energie We hebben nu onze ingrediënten, welk keukengerei hebben we nodig om het pannenkoekenbeslag te maken?
…………………………………
……………………………….
Om het deeg te mengen maken we dus gebruik van spierkracht of menselijke energie. Het bakken zelf doen we op een warmtebron, we hebben dus te maken met omzetting van energie naar warmte.
12
Opdracht: Bekijk de volgende foto’s eens goed en zeg welke energieomzetting er is. Kies uit de volgende begrippen: elektrisch vuur – omzetting van gas in warmte – omzetting van kolen of hout in warmte – gasvuur – kachel – omzetting van elektriciteit in warmte
- ……………………………. - ……………………………. …………………………….
- …………………………….. - …………………………….. ……………………………..
- ………………………...... - …………………………… ……………………………
4. Bereiding Nu gaan we aan de slag en bereiden onze pannenkoeken (werk in groepjes van 4) 1. Zeef de bloem in een kom en maak er een kuiltje in.
2. Los de gist op in een beetje lauwe melk en giet in het kuiltje
3. Klop de eieren los met de melk.
13
4. Giet het eimengsel beetje bij beetje in het kuiltje en meng met de klopper tot een glad beslag. 5. Voeg eventueel een zakje (of meer als je ze zoet wil) vanillesuiker toe. 6. Laat de deeg ongeveer 30 min staan op een warme plaats afgedekt met een natte handdoek . De micro-organismen (gist) zullen hun werk doen en de deeg laten rijzen; dit geeft luchtigere pannenkoeken. 7. Smelt een klontje boter in een koekenpan en bedek de hele bodem met de vetstof. 8. Giet met een soeplepel een beetje beslag in de pan. 9. Bedek hiermee de hele bodem. 10. Keer de pannenkoek om wanneer de onderkant goudbruin en de bovenkant droog is.
Dien je pannenkoek nu op met een beetje beslag ( suiker, siroop, … ) Waarom maakt het gistingsproces onze pannenkoeken luchtiger?
Denk aan het proefje met de gist in de flesjes.
Antwoord: ............................................................................................................ 14
5. Bespreking Na de bereiding en het proeven bespreek je in groep hoe de pannenkoek nog lekkerder te maken. - ………………………………………………………………… - ………………………………………………………………… - …………………………………………………………………
Je kan zowel zoete als hartige pannenkoekjes maken, dat hangt van de ingrediënten af
Bedenk zelf een receptje en laat je creativiteit de vrije loop, probeer dit thuis dan ook eens uit
Receptje: ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................
15
Bekijk de seizoenstabel van fruit en groenten eens goed. Heb je voedingsmiddelen van dit seizoen gebruikt? .............................................................................................................. Zoek op het internet of controleer dit eens met de seizoenskalender
Hoe komt het dat je alle producten zowel tijdens winter als zomer kan verkrijgen? .............................................................................................................
Pas je receptje nu eens aan zodat je enkel seizoensgebonden en Belgische voedingsmiddelen gebruikt.
Aanpassing ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................
16
6. Afval Welk verpakkingsafval heb je als we de producten in het warenhuis kopen? - ................................................................................................... - ................................................................................................... - ................................................................................................... - ................................................................................................... - ................................................................................................... Hoe kunnen we dit vermijden? ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................ ........................................................................................................................................
17
7. Beroepen Opdracht Kleef op de hieronder enkele afbeeldingen of jobadvertenties van beroepen die met biochemie, koken of transport te maken hebben.
Welke richtingen op school (of een andere school) kan je volgen om één van bovenstaande beroepen te kunnen uitoefenen? ……………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………. www.megajobs.be www.stepstone.be 18
8. Kruiswoordraadsel
Horizontaal 1. Vervoer en verdeling van goederen. 3. Ingrediënt dat ervoor zorgt dat we een luchtige pannenkoek krijgen. 6. Programma op het internet om een reis te plannen. 7. Bestanddeel van pannenkoeken. 9. Verwarmingstoestel in de keuken. 11. Beroep dat te maken heeft met voeding. 12. Programma om berekeningen te maken, bestaande uit kolommen en rijen. 15. transportmiddel Verticaal 2. kalender om te zien welke groenten er in een periode groeien. 4. Snel transport voor lange afstanden. 5. Wat moet je in een rekenblad zelf invoeren voordat de computer aan zijn berekeningen kan beginnen? 8. Gist bestaat uit ... 10. soort zoetmiddel 13. wat produceren de mico-organismen in gist? 14. De gistcellen kan je bekijken door een ...
19
9. Evaluatie Hieronder vind je een evaluatiefiche, geef jezelf een beoordeling. Zeer goed (zg): Ik ken er alles van en kan zo de leerkracht zijn plaats innemen. Goed (g): Ik weet er veel van, mits een beetje oefenen of opzoekingswerk gaat het zeker nog beter. Voldoende (v): Ik weet voldoende om me uit de slag te kunnen trekken, veel oefenen is de boodschap. Onvoldoende (o): Het kan veel beter, ik deed mijn best niet of moet eens met de leerkracht praten over een extra oefening.
Evaluatiefiche Wat wordt er van mij verwacht
Mijn evaluatie
Evaluatie leerkracht
Ik kan ingrediënten en hoeveelheden opzoeken. (kookboek, internet) Ik kan een routeplanner gebruiken. Ik kan een transportroute van een product reconstrueren naar tijd en afstand. Ik kan een transportmiddel linken aan een product. Ik kan een eenvoudige prijsberekening maken met een rekenblad. Ik kan op een correcte manier een eenvoudig gerechtje bereiden. Ik kan een eenvoudig proefje met gist uitvoeren. Ik kan een observatietabel invullen en interpreteren. Ik ken een aantal beroepen die met voeding te maken hebben.
20
10. Moeilijke woorden
Moeilijke woorden die je niet begrijpt schrijf je in de eerste kolom. Daarna zoek je met de ganse groep in een woordenboek of op het internet naar een verklaring, je bevindingen schrijf je in een groene kleur in de verklaringskolom. Woordjes die dan nog niet gevonden zijn leggen we voor aan de ganse klas en verduidelijken we in een zwarte kleur.
Moeilijk woord
Woordverklaring
21