Plothandleiding
1
1.1
PLOTHANDLEIDING
1.1 Inleiding Het goed kunnen lezen van meteorologische berichten ligt aan de basis van alle oefeningen van het weerkamerpracticum en is dan ook onontbeerlijk. Meteorologische berichten worden in het algemeen wereldwijd verzonden en moeten dan ook over de gehele wereld leesbaar zijn. Uit technische overwegingen is het begrijpelijk dat de berichten in een codevorm verzonden worden. Die codes zijn internationaal afgesproken. Er bestaan diverse codetypen in de meteorologie, om allerhande soorten berichten wereldwijd te kunnen verzenden. Zo zijn er codes voor de uurlijkse waarnemingen, zoals die wereldwijd op waarneemstations gedaan worden, te verzenden, codes om de gegevens van de hogere luchtlagen, verkregen uit ballonoplatingen, te verzenden, codes voor de luchtvaart, codes om gehele weerkaarten te verzenden, etc. Elk codebericht moet dus herkenbaar zijn, zodat verwarring uitgesloten is. Bij het weerkamerpracticum maken we gebruik van maar een paar codeberichten, namelijk die van de grondwaarnemingen zoals die door landstations en door schepen gedaan worden. De basiscodevorm hiervan is de zogeheten SYNOP (van synoptisch, dat wil zeggen grondwaarneming). Het bericht staat uitvoerig beschreven in het codeboekje dat in de map zit. Een goede methode om de berichten snel te leren decoderen en te begrijpen, is aan de hand van dergelijke berichten zelf een weerkaart te maken en te analyseren. De grote hoeveelheid berichten in codevorm is onoverzichtelijk, reden waarom de berichten in een kaart 'geplot' worden, dat wil zeggen elk bericht wordt 'geplot' op de plaats van het station waar het van afkomstig is. In zo'n plotje worden allerlei gegevens als temperatuur, luchtdruk, weer, bewolking, dauwpuntstemperatuur, etc. weergegeven, zodat een overzicht ontstaat van het weer op het moment van waarneming (dat moment is steeds voor alle stations gelijk). Door de gegevens in zo'n geplotte weerkaart te analyseren, ontstaat een overzichtelijk geheel, zodat we op grond daarvan uitspraken kunnen doen over het heersende en mogelijk te verwachten weer. In deze handleiding wordt beschreven hoe de gegevens, volgens internationale afspraken, 'geplot' worden in een kaart. We behandelen achtereenvolgens de synop van een landstation en van een schip.
1.2 Synop van een landstation De basisvorm van het SYNOP codebericht voor een landstation is: AAXX YYGGiw IIiii iRiXhVV Nddff 1snTTT 2snTdTdTd 4PPPP 5appp 6RRRtR 7wwW1W2 8NhCLCMCH
1.2 De regengroep (6RRRtR) wordt niet geplot. De andere groepen worden geplot volgens het plotmodel in figuur 1.1 (linker figuur).
Figuur 1.1 Plotmodellen: het officiële WMO plotmodel (links) en het door Meteo Consult gehanteerde plotmodel (rechts).
Bij het plotten worden de volgende groepen in rood geplot: temperatuur TT (in hele graden, afgerond), met eventuele minteken (sn=1) dauwpuntstemperatuur TdTd (idem), met eventueel minteken (sn=1) de druktendensgroep a en pp als de druk daalt, dus als a >= 5. het verleden weer, gegeven door W1. De groep W2 wordt niet geplot. De plotsymbolen voor Ch, Cm, Cl, ww, a en W1 staan op bijgevoegde symbolentabel. NB: -
Temperaturen bij het plotten afronden op hele graden. De luchtdruk wordt op tienden van mbar geplot, met weglating van het duizendtal of negenhonderdtal.
1.3 Synop van een schip De SYNOP van een schip is uitgebreider, die bevat nog informatie over de richting en vaart van het schip en eventueel zeewatertemperatuur en golfwaarnemingen. Codevorm: BBXX DDDD YYGGiw 99LaLaLa QcLoLoLoLo iRixhVV Nddff 1snTTT 2snTdTdTd 4PPPP 5appp 6RRRtR 7wwW1W2 8NhCLCMCH 222Dsvs (0snTwTwTw) (1PwPwHwHw) (2PwPwHwHw) Het plotmodel ziet er dan uit als gegeven in figuur 1.2 (volgende bladzijde).
Plothandleiding
1.3
In dit bericht wordt de positie weergegeven door de groepen: - 99LaLaLa, die de geografische breedte geeft in tienden van graden en - QcLoLoLoLo, die de geografische lengte geeft in tienden van graden. De Letter Qc geeft het aardkwadrant als volgt aan: Figuur 1.2 Plotmodel van een schip.
Cijfer 1 2 3 4
Breedte noord zuid zuid noord
Lengte oost oost west west
- De doelvaart wordt gegeven door de groep 222Dsvs: Ds
richting
vs
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
stilliggend noordoost oost zuidoost zuid zuidwest west noordwest noord onbekend
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
snelheid (knopen) stilliggend 1-5 6 - 10 11 - 15 16 - 20 21 - 25 26 - 30 31 - 35 36 - 40 > 40
1.4 Het plotje AAXX YYGGiw IIiii ----------------------Dit is de herkenningsgroep voor een landstation met datumtijd en stationsnummer. Deze groepen worden niet geplot. Wel wordt in de kaart linksonder de datumtijdgroep aangegeven (we willen ook later nog weten van welk tijdstip de berichten zijn! Vergeet dit dus niet.) De plotjes worden gewoon op de plaats van het station geplot. BBXX DDDD YYGGiw 99LaLaLa QcLoLoLoLo ---------------------------------------Herkenningsgroep voor schepen. Voor schepen geldt dat het plotje op de positie van het schip (zie de positiegroepen) geplot wordt. Ook worden de roepletters (elk schip heeft vier internationale roepletters, gegeven in de groep DDDD).
1.4 Nddff (windgroep) ----------------N Elk plotje begint met het inzetten van de (totale) bedekkingsgraad. Deze wordt geplot (1) als cijfer midden op de positie van het station, of (2) als een symbool (zie Figuur 1.3). Bij N=9 is de bedekkingsgraad niet vast te stellen (bv. door mist). dd Windrichting in tientallen graden. De windrichting is ten opzichte van het ware noorden, dus lokaal oriënteren aan de meridianen, die de richting van het ware noorden aangeven. Schat de richting en teken een lijntje voor het windvaantje. ff windsnelheid in knopen. Elk groter dwarsstreepje komt overeen met 10 knopen, een half dwarsstreepje met 5 knopen. Bij grote windsnelheden (50 knopen of meer) geven we de 50-tallen aan door middel van een gevuld driehoekje. Let op hoe de windsnelheid is opgegeven. Oosteuropese stations geven de wind in meters per seconde en niet in knopen (een knoop is een halve meter per seconde). We plotten echter in knopen, dus vermenigvuldigen met een factor twee. Hoe gemeten wordt, staat in de windindicator iw uit de eerste groep.
Figuur 1.3 Symbolen voor het plotten van de bedekkingsgraad N.
NB: - Als het windstil is, ddff=0000 dan alleen een cirkeltje rond de bedekkingsgraad plotten. - Bij weinig wind (ff <= 2 knopen) en wel een richting, dan alleen een windschacht plotten. - Als snelheid ontbreekt, een kruisje zetten ipv ff, bij zwakke veranderlijke wind (ddff=9903) dan een vaantje met half dwarsstreepje plus kruisje plotten.
1snTTT (temperatuur) -------------------De temperatuur wordt opgegeven in tienden van graden, waarbij sn aangeeft of de temperatuur boven nul (sn=0) of beneden nul (sn=1) is. We plotten voor de overzichtelijkheid de temperatuur in hele graden, met eventueel minteken. Temperatuur wordt in rood geplot.
2snTdTdTd (dauwpuntstemperatuur) -------------------------------Wordt op dezelfde wijze geplot als de luchttemperatuur, ook in hele graden en in rood.
4PPPP (luchtdruk) ----------------De luchtdruk wordt in tienden van millibaren opgegeven, waarbij de honderdtallen (dus de 9 of de 10) worden weggelaten (PPPP=0134 betekent 1013.4 millibar of officieel nu hectopascal). We plotten de luchtdruk wel in tienden van millibaren. Juist die tienden zijn belangrijk. In het voorbeeld hierboven plotten we dan 134.
Plothandleiding
1.5
5appp (luchtdrukverandering) ---------------------------ppp Deze groep geeft de luchtdrukverandering weer in tienden van millibaren (ppp). We plotten dit in tienden van millibaren. Juist de kleine verschillen in luchtdrukverandering zijn van groot belang. Daarom geheel plotten (behalve de nullen bij bc. ppp = 005). a De a geeft het karakter van de verandering weer (dalend, sterk dalend, stijgend, etc.) Hiervoor plotten we een symbool. De symbolen staan in de symbolentabel in Bijlage 6 van het gele codeboekje van het KNMI. In het geval dat de luchtdruk daalt (a >= 5) plotten we zowel a als ppp in rood. 7wwW1W2 (aktueel en verleden weer) ---------------------------------Deze groep geeft een indruk van het algehele weerbeeld, door middel van cijfers. ww Het actuele weer (soms samen met het weer van het afgelopen uur) wordt gegeven door ww. Dit is een cijfer van 00 tot en met 99. Voor de betekenis zie het gele codeboekje. Elk weercijfer wordt in de vorm van een symbool geplot. Zie hiervoor de symbolentabel (gele codeboekje). De ww cijfers 00 t/m 03 plotten we niet. W1 Dit getal geeft, net als W2, het weer over een aantal voorafgaande uren (aantal uren hangt af van het tijdstip). Deze cijfers worden zo gekozen dat de totale combinatie van deze groep een zo goed mogelijk beeld geeft van het weerbeeld zoals dat zich in die uren heeft ontwikkeld en nu is. Wij plotten alleen het cijfer W1. Zie hiervoor weer de symbolentabel. NB. er geldt altijd: W1>W2. VV (zicht) ----------Het zicht (eerste groep) plotten we naast het weer (ww) en geven gewoon het codecijfer. 8NhCLCMCH (bewolking) ---------------------Bewolking is een belangrijk weerselement. In de berichten worden wolken dan ook uitgebreid opgegeven door een algemene groep, die nog nader gespecificeerd kan worden. Zie het codeboekje. Wij plotten alleen de eerste wolkengroep 8NhCLCMCH. Voor elke groep plotten we het overeenkomstige symbool en tenslotte onderaan nog de combinatie van de bedekkingsgraad van de lage (en middelbare) bewolking, samen met de wolkenbasis (h) uit de eerste groep. Hieronder enkele voorbeelden: NOG ENKELE OPMERKINGEN VOOR HET PLOTTEN -
-
Het gaat er in het weerkamerpracticum om de codes te leren kennen. het plotten is daarbij een hulpmiddel, geen doel op zichzelf. Meestal moeten andere mensen op jouw werk voortbouwen. Als je slordig bent is het voor anderen moeilijk leesbaar en worden misverstanden in de hand gewerkt. Werk daarom netjes en nauwkeurig. Zorg dat de plotjes duidelijk leesbaar zijn, maar ook niet te groot uitvallen (dan kunnen er te weinig stations geplot worden). Hanteer als regel dat het plotje ongeveer zo groot moet zijn als een kwartje.
1.6 1.5 Voorbeeld Hieronder is (vergroot) een voorbeeld gegeven van een meteorologische waarneming in code van een willekeurig station in Nederland. Van deze waarneming is een plotje gemaakt Waarneming 06260 41575 12224 10107 20072 40147 55007 78065 83524 Plotje
Figuur 1.4 Voorbeeld van een plotje.
Figuur 1.5 Stations in Nederland