Agenda 5e openbare vergadering algemeen bestuur Metropoolregio Rotterdam Den Haag Woensdag 7 oktober 2015, aanvang 14.00 uur, in vergaderzaal G van het kantoor van de MRDH, Grote Marktstraat 43 Den Haag
1. Opening en mededelingen 2. Verslag en besluitenlijst algemeen bestuur 3 juli 2015 Gevraagd besluit: Vaststellen van verslag en besluitenlijst. HAMERSTUKKEN 3. Verordening bezwaarschriftencommissie Gevraagd besluit: De Verordening bezwaarschriftencommissie MRDH 2015 vast te stellen. 4. Spreekrecht en plaatsvervanging in adviescommissies Gevraagd besluit: In te stemmen met het wijzigen van: 1. de instellingsbesluiten van de adviescommissies Vervoersautoriteit en Economisch Vestigingsklimaat zodat de benoeming van plaatsvervangend leden mogelijk wordt; 2. de reglementen van orde van beide adviescommissies zodat er voortaan een spreekrecht geldt; 3. de Verordening Rekeningcommissie 2015 zodat de benoeming van plaatsvervangend leden mogelijk wordt. 5. Delegatiebesluit Vervoersautoriteit MRDH 2015 Gevraagd besluit: Het Delegatiebesluit Vervoersautoriteit MRDH 2015 vast te stellen. 6. Planning algemeen bestuur 2016 Gevraagd besluit: 1. De vergaderplanning van het algemeen bestuur 2016 vast te stellen. 2. Kennis te nemen van de planning van de overige bestuurlijke overleggen van de Vervoersautoriteit en Economisch Vestigingsklimaat. 7. Brief 13 gemeenten met procedurevoorstel concept begroting MRDH Gevraagd besluit: Instemmen met de voorgestelde reactie aan de gemeenten. TER BESPREKING 8. Concept Werkplan MRDH Gevraagd besluit: Kennis te nemen van het werkplan MRDH. Op 23.09.2015 heeft het dagelijks bestuur van de MRDH het concept Werkplan MRDH vrijgegeven voor een zienswijzeprocedure. Annet Bertram geeft een toelichting met een presentatie. 9. Stand van zaken Investeringsstrategie, OESO en Roadmap Next Economy Gevraagd besluit: Bespreken: 1. Stand van zaken Investeringsstrategie, OESO, Roadmap Next Economy. 2. De voorbeeldstellende investeringsprojecten. 3. Het proces om te komen tot het realiseren van kansrijke investeringsprojecten. Er wordt gezorgd voor een toelichting met een presentatie.
10. Samenwerking met de provincie Gevraagd besluit:
Kennisnemen van de stand van zaken en instemmen met de beschreven route voor het vervolgproces. 11. MRDH van, voor en door de 23 gemeenten (nazending) Gevraagd besluit: Kennis te nemen van de aanbevelingen om het uitgangspunt ‘MRDH, van, voor en door de 23 gemeenten’ verder te versterken en te bespreken hoe deze aanbevelingen in gezamenlijkheid opgepakt kunnen worden. Bertine Steenbergen, Algemene Bestuursdienst, is aanwezig voor een nadere toelichting. 12. Rondvraag en sluiting
2
e
Concept verslag van de 4 openbare vergadering van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, vrijdag 3 juli 2015 om 15.00 uur, in vergaderzaal G in het kantoor van de MRDH, Grote Marktstaat 43 te Den Haag Aanwezig: voorzitter secretaris-generaal
A. Aboutaleb mw. A.W.H. Bertram
Gemeente Albrandswaard Barendrecht Brielle Capelle aan den IJssel Delft Hellevoetsluis Krimpen aan den IJssel Lansingerland Leidschendam-Voorburg Maassluis Midden-Delfland Rijswijk Rotterdam Schiedam Wassenaar Westland Westvoorne Zoetermeer
Naam H. Wagner J. van Belzen G.G.J. Rensen J.F. Koen G.A.A. Verkerk W.J. Tempel G. Boudesteijn (plv.) C. Rijsdijk mw. S. Bruines (plv.) J.M.H. Evers (plv.) H.H.V. Horlings R. van Hemert (plv.) M. Struijvenberg C.H.J. Lamers J.Th. Hoekema J. van der Tak P.E. de Jong Ch. B. Aptroot
Verhinderd: Den Haag
Nissewaard Pijnacker-Nootdorp Rotterdam Ridderkerk Vlaardingen
J.J. van Aartsen Th. J.A.M. de Bruijn K. Klein J.W. Mijnans mw. F. Ravestein P.J. Langenberg mw. A. Attema A.B. Blase
Presentaties worden verzorgd door: prof. dr. P.P. (Pieter) Tordoir, Universiteit van Amsterdam L. Vokurka, directeur Economisch Vestigingsklimaat Metropoolregio Rotterdam Den Haag W. Benschop, directeur Vervoersautoriteit Metropoolregio Rotterdam Den Haag
1
1.
Opening en mededelingen. De heer Van der Tak opent te 15.00 uur de vergadering, heet een ieder van harte welkom en deelt mede dat hij tot de komst van de voorzitter het voorzitterschap zal waarnemen. De berichten van verhindering worden opgenomen in het verslag.
2.
Verslag en besluitenlijst algemeen bestuur 29 april 2015. Het verslag en de besluitenlijst worden ongewijzigd vastgesteld.
3.
Bijdrageregeling Economisch Vestigingsklimaat De vergadering besluit de Bijdrageregeling Economisch Vestigingsklimaat vast te stellen.
4.
Regeling arbeidsvoorwaarden Mevrouw Bertram deelt mede dat het advies van het GO inmiddels is ontvangen, maar nog enig overleg nodig is. Zij verzoekt het dagelijks bestuur te machtigen een en ander met het GO af te doen. Aldus wordt besloten. De vergadering besluit 1. voorlopig in te stemmen met: - de regeling vergoeding reiskosten woon-werkverkeer (OV-Fiets); - de regeling fiscale verrekening fiets, fietsverzekering, onderhoud en accessoires; - de regeling vergoeding dienstreizen (inclusief bijlage): - het intrekkingsbesluit Reiskostenregeling stadsregio Rotterdam; - de regeling Vergoeding zakelijk gebruik eigen mobiele telefoon per 1 januari 2015; - de regeling Vergoeding zakelijk gebruik eigen mobiele computerapparatuur per 1 juli 2015; deze regelingen treden in werking na instemming van het Georganiseerd Overleg; 2. gelet op de instemming van de OR MRDH in te stemmen met: - de regeling functiebeschrijving en -waardering per 1 januari 2015; - de regeling Privacy persoonsgegevens Metropoolregio Rotterdam Den Haag, met inachtneming van de aan het dagelijks bestuur verstrekte machtiging.
5.
MRDH propositie Agenda Stad De heer Lamers deelt mede dat Schiedam een pilotfunctie heeft vervuld voor een voorloper van de Agenda Stad met het ministerie van I&M, “Gezonde verstedelijking”. Hij verzoekt ook namens de Metropoolregio te pleiten voor continuering van deze I&M-pilot. Mevrouw Bertram zegt dit toe. De vergadering besluit de MRDH propositie Agenda Stad vast te stellen.
6.
Samenwerking WageningenUR/MRDH De heer Aptroot betuigt namens Zoetermeer instemming met het voorstel, maar merkt op dat het niet in een ambtelijke of bestuurlijke commissie is besproken. Hij dringt erop aan erop toe te zien dat dit niet te vaak voorkomt. De voorzitter stelt voor een en ander in ieder geval nog ter kennisneming aan de commissies voor te leggen. Aldus wordt besloten. De vergadering besluit: 1. in te stemmen met het opstellen van een convenant tussen WageningenUR en de MRDH; 2. in te stemmen met de voorgestelde inhoudelijke invulling van dit convenant.
7.
Benoeming leden adviescommissies vanuit Midden-Delfland en Pijnacker-Nootdorp De vergadering besluit op grond van artikel 5 van het Instellingsbesluit adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH 2015 en artikel 5 van het Instellingsbesluit adviescommissie Economisch Vestigingsklimaat MRDH 2015: 1. de door de gemeente Midden-Delfland voorgedragen leden te benoemen in de adviescommissies, te weten: adviescommissie Vervoersautoriteit: lid 1: de heer I.J. Trouwborst lid 2: de heer R.H.G. Zwaard
2
adviescommissie Economisch vestigingsklimaat: lid 1: mevrouw E.de Jong – Hoogendoorn lid 2: de heer A.J. Plooij 2. de door de gemeente Pijnacker-Nootdorp voorgedragen leden benoemen in de adviescommissies, te weten: adviescommissie Vervoersautoriteit: de heer P.P.A. van den Heuij adviescommissie Economisch vestigingsklimaat: de heer R.D. van Oevelen (Het voorzitterschap wordt te 15.09 uur overgedragen aan de heer Aboutaleb.) 8.
Investeringsstrategie MRDH Mevrouw Bertram kondigt aan dat bij dit agendapunt een presentatie zal worden verzorgd door de heer professor dr. Pieter Tordoir (Universiteit Amsterdam), Lucas Vokurka (directeur Economisch vestigingsklimaat) en Willem Benschop (directeur Vervoersautoriteit). De heer Tordoir licht toe dat hem gevraagd is vanuit zijn expertise op het gebied van ruimtelijkeen economische ontwikkeling op stedelijke en mondiale schaal, aan te geven wat voor soort investeringen voor het verdienvermogen van deze regio strategisch van belang zijn en aan welke pakketten deze regio gezamenlijk zou moeten werken. Pakketten waarbij de belangen van de verschillende gemeenten en van de regio parallel lopen, als het even kan ook parallel aan de belangen van het Rijk. De geavanceerde economieën die veel welvaart opleveren, ballen zich samen in grootstedelijke gebieden. In China gebeurt dat nu heel snel, maar ook in Europa vindt het plaats. Die grootstedelijke samenballing is een soort natuurverschijnsel en daarin zal ook deze regio voldoende mee moeten kunnen gaan, en waar nodig voorop lopen. Nu is dat nog onvoldoende het geval. De groei van de welvaart en de banengroei lopen in Zuid-Holland achter en dat is al behoorlijk lang gaande. Het is urgent om daaraan iets te doen. Daarbij gaat het om structuurversterkende activiteiten, die het verdienvermogen van de regio voor de lange termijn veilig moeten stellen. De regio zal voldoende voorzieningen, voldoende massa en voldoende diversiteit moeten hebben om in de enorm snelle ontwikkelingen in de economie en de technologie mee te kunnen gaan. Hierbij gelden twee aandachtspunten: ruimtelijke structuurversterking en vernieuwing van de economie. Het eerste is in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag begrepen: het streven om het gebied als één grote stad te laten functioneren, wat enorm veel voordelen heeft. Kort samengevat: het geheel moet meer zijn dan de som der delen. Bij de economie gaat het met name om vernieuwing en een overgang naar de next economy. De economie en de technologieën ontwikkelen zich bijzonder snel. De zaken worden economisch op een compleet andere manier georganiseerd. In vrij korte tijd zijn zeer sterke veranderingen op allerlei terreinen te onderscheiden, wat samengevat kan worden als de next economy. Daar komt bovendien de ambitie bij dat het geheel duurzamer moet worden en energie-efficiënter. Wat dat betreft zijn er ook allerlei maatschappelijke doelstellingen die wereldwijd steeds belangrijker worden. De kunst is – en dat is meteen het goede van deze regio – om met die regionale oplossingen voor energietransitie, Metropoolvorming en bereikbaarheidsvraagstukken voorop te lopen en die te gebruiken als hefboom voor de internationale concurrentiepositie. Een heel belangrijk vraagstuk betreft de achterstand in de kenniseconomie. In de grote mierenhoop aan arbeidsplaatsen in Nederland is een beweging waarneembaar, door bedrijven die zich verplaatsen, werkplekken die veranderen en mensen die naar andere banen gaan, waarbij met name de arbeidsplaatsen op HBO- of academisch niveau, de kennisintensieve arbeidsplaatsen waar iedere sector behoefte aan heeft, zich heel langzaam, maar wel zeker, een andere kant op bewegen. Wat dat betreft zit deze regio niet helemaal in de juiste hoek. De grote uitdaging is die beweging te keren. De kracht van de regio is dat ze beschikt over relatief veel economische clusters, zoals het maritieme cluster, het havencluster, de Greenport en andere clusters, die mondiaal een toonaangevende rol spelen. Het probleem is echter dat veel van die clusters dat al heel lang doen en marktverzadiging ondervinden. De clusters zijn heel goed vertegenwoordigd in de topfase van de levenscycli, er moeten echter meer activiteiten bij in het begin van nieuwe levenscycli. Heel goed in de regio is het bestaan van veel lokaal organiserend vermogen. Het Westland is er een voorbeeld van, maar het is in alle clusters terug te vinden. Van oudsher bestaat de regio uit allerlei verschillende gemeenschappen in de steden en in de kleinere gemeenten, met een sterke netwerkvorming. Tegelijkertijd is over het gebied sprake van een grote versnippering: het is een eilandenrijk. Als het lukt van dat geheel meer dan de som der delen te maken, kan heel veel potentieel worden aangeboord. Zelf denkt hij dat het potentieel van betere verbindingen, van het geheel
3
meer dan de som der delen, 15% tot 20% reële welvaart per hoofd van de bevolking kan toevoegen in de komende decennia. Daarmee wordt dan meteen goed in de pas gelopen met de Noordvleugel, in principe de grote concurrent. Met die concurrentie is niets mis, dat scherpt alleen maar, maar het moet wel goed samen opgaan, dat is ook een nationaal belang. Er is dus een inhaalslag nodig, en die is ook mogelijk. Het zal echt heel veel miljarden opleveren. De regio heeft een grote aantrekkingskracht op bedrijvigheid, maar met name ook op mensen. Momenteel is sprake van veel migratiestromen. Vaak wordt dan gedacht aan internationale migratiestromen, maar ook binnen Nederland wordt meer verhuisd dan ooit, zij het de afgelopen jaren misschien iets minder als gevolg van problemen op de woningmarkt. De trend is echter dat er steeds meer wordt verhuisd. In die mierenhoop zal moeten worden geprobeerd zoveel mogelijk talent en investerend vermogen aan te trekken. In die race loopt het momenteel niet helemaal goed; het komt er daarom op aan in pole position te komen. Er liggen vier opgaven om de structuur te verstrekken: 1. De fysieke verbindingen: het geheel meer dan de som der delen betekent echt betere verbindingen – een grote en bepaald geen gemakkelijke opgave in deze regio. 2. Economische vernieuwing: er moeten meer vernieuwende activiteiten komen in het begin van nieuwe levenscycli, en wel in alle sectoren. Het geldt voor de havens, voor Greenport en voor de maritieme clusters, maar ook voor de dienstensector, het verzekeringswezen, etc. 3. Transitie naar toonaangevende duurzaamheid: een maatschappelijke ambitie, waaraan echter ook een economische kant is verbonden. Deze regio is een van de belangrijkste centra voor energietechnologie en energieactiviteiten in de wereld, een prachtige positie om van daaruit die transitie te gaan leiden, mondiaal. Dat is deze regio aan haar status verplicht. 4. Aantrekkingskracht op talent en innovatie. De bereikbaarheid is van niet te onderschatten belang. Om aan te tonen waar de regio in dat opzicht staat, wordt een plaatje vertoond van de Randstad waarop de dagelijkse bewegingen zijn aangeven van mensen die voor werk, voorzieningen, zorg enz. van A naar B gaan. De stroom tussen Rotterdam en Den Haag is groot, evenals die tussen Den Haag en Zoetermeer en tussen Amsterdam en Utrecht. De verschillen zijn behoorlijk groot. In de afgelopen 25 jaar is het verkeer tussen Almere en Amsterdam ongeveer verachtvoudigd. Het verkeer tussen Amsterdam en Utrecht is in de afgelopen vijf jaar verviervoudigd, terwijl het verkeer tussen Amsterdam en Den Haag slechts is verdubbeld in de afgelopen 25 jaar. Het betekent dat in de relatie tussen Amsterdam, Utrecht en Almere een sterke, snelle ontwikkeling zichtbaar is van de interstedelijke integratie. De opgave is om wat daar gebeurt ook hier te laten plaatsvinden. Dat moet kunnen, want de bevolkingsdichtheid is gelijk. De internationale ontsluiting is een stuk verbeterd met de HSL, al ligt er nog wel een probleem voor Den Haag, waarvoor op korte termijn op een of andere manier een oplossing zal moeten worden gevonden. Op langere termijn zal de luchthaven beter moeten gaan functioneren. Het vliegverkeer zal de komende dertig jaar waarschijnlijk weer verdubbelen en dan kan het niet zo zijn dat Nederland alleen op Schiphol is aangewezen. In principe bestaat behoefte aan een tweede, goede luchthaven, met name ook voor zakelijk verkeer, dat op middelgrote steden in Europa is aangesloten. Die luchthaven heeft op termijn de ruimte nodig om te ontwikkelen en daarover zal moeten worden nagedacht: kan dat op de huidige plek? Bovendien zal deze luchthaven niet alleen een rol moeten spelen voor de regio, maar ook een nationale functie moeten kunnen vervullen, complementair aan Schiphol. Dat lukt alleen als ze op het hoofdnet van het openbaar vervoer is aangesloten, niet op een busverbinding, maar direct op het hoogfrequent spoor. Ook de verbinding met Duitsland moet beter. Het is niet uit te leggen dat Nederland alleen met één hogesnelheidsspoor is aangetakt op Parijs. Zeker vanuit deze regio bestaat een heel zware relatie met Duitsland; daar ligt een nationale opgave, die wel in deze regio moet worden gerealiseerd. Het zal alleen lukken als van de regio met 2,5 miljoen inwoners één geheel wordt gemaakt, omdat dan zo’n verbinding met Duitsland ook voldoende vervoerwaarde krijgt. Het één ondersteunt het ander. Het is niet iets dat in tien jaar tijd wordt neergezet, het is een ontwikkelingsstrategie voor de komende decennia. De internationale marktpositie is fantastisch. Het exportaandeel van de afzet is in deze regio bijna het dubbele van het gemiddelde in Nederland. In de regio zijn ook relatief veel snelle groeiers; daar is ook de ruimte voor en die moet worden behouden. Bedrijven die succesvol zijn en willen vernieuwen, moeten kunnen opschalen van tien naar duizend werknemers in drie jaar tijd. Dat moet allemaal kunnen en dat gebeurt hier ook. In de regio is sprake van heel veel research en development. De laatste jaren is deze regio koploper in de uitgaven voor research en development. Het enige negatieve eraan is dat het onvoldoende leidt tot nieuwe producten. Enerzijds is de regio koploper in uitgaven R&D, inclusief publieke instellingen, anderzijds ligt ze qua aandeel nieuwe producten in de omzet van het bedrijfsleven significant achter bij grote technologieregio’s als bijvoorbeeld Twente en zuidoost-Brabant. De voorzitter informeert hoe het gesteld is met octrooien. De heer Tordoir moet het antwoord daarop schuldig blijven.
4
De voorzitter verwijst in dit opzicht naar de medische ontwikkelingen in Rotterdam, waarvan de producten die eruit voortvloeien niet altijd in Nederland hun beslag krijgen, maar elders in de wereld. De heer Tordoir zegt toe dat te zullen uitzoeken, evenals het aantal octrooien dat in deze regio wordt toegewezen. Bij economische vernieuwing gaat het ook om het aantrekken van internationaal kapitaal, want het kost veel investeringsgeld om producten naar de markt te brengen, en dan verdient het aanbeveling dat deze regio zich wereldwijd gaat profileren met technologiecentra. Als een nieuwe technologie is ontwikkeld en die moet worden opgeschaald, moeten ook opschalingsmilieus voorhanden zijn. Het hele Europoortgebied, Greenport en Drechtsteden bieden fantastische ruimten, aan het water, voor experimenten en opschaling. Zet die internationaal in de markt en zorg er vervolgens voor dat alles aan elkaar gekoppeld is en dat er zoveel mogelijk cross-overs komen. Er moeten echter ook kapitaalverschaffers komen, vertalers en commerciële mensen. Allerlei diensten zijn nodig, zorg er daarom voor dat de Central Business Districts (CDB) van Rotterdam en Den Haag gaan functioneren als één CDB, dat zich ook mondiaal kan profileren. Ten aanzien van Greenport en alles wat met groen te maken heeft is deze regio ook wereldmarktleider. Tegelijkertijd is het een heel gecompliceerd cluster, ook ruimtelijk, vandaar dat hier herstructurering aan de orde zal zijn, economische en ruimtelijke herstructurering. Als dat goed gebeurt, wordt ook weer ruimte geschapen voor nieuwe activiteiten. Op het gebied van duurzaamheid doen zich talloze initiatieven voor, maar welke technologie het in de toekomst zal winnen – aardwarmte, of wat dan ook – is nog niet bekend. Het is daarom veelal experimenteren. Laat daarom duizend bloemen bloeien, ga makelen en schakelen. Europa heeft besloten om miljarden vrij te maken om juist in dit soort dingen te investeren. Zorg ervoor dat dat geld bij ondernemingsplannen terechtkomt. Tegelijkertijd bestaat behoefte aan een gemeenschappelijke infrastructuur. Het gasnet in Nederland raakt verouderd en daarvoor zal dus iets anders in de plaats moeten komen. in de toekomst moet een integratie van de verschillende netten tot stand komen, die allemaal slimmer worden. Deze regio is goed in netwerken en moet daarom voorop kunnen lopen in de ontwikkeling van één integraal, slim systeem voor het vervoer van energie, stoffen en informatie, daarbij aansluiting vindend bij clubs als Google e.d., die daarvoor de meest geavanceerde software ontwikkelen e.d. Het is erg belangrijk dit alles te orkestreren, opdat het geen puinhoop wordt. Dat betekent niet alleen investeren, maar ook slim reguleren en dereguleren, met aansluiting op nationaal beleid. Ten slotte de accommodatie van talent. Voor deze regio zijn twee groepen van belang: jongeren van 18 tot 29 jaar, die kiezen voor een studie en daarna een baan, met voor beide een woonplaats, en hoogopgeleiden. Op een plaatje zijn de bewegingen van deze groepen aangegeven, zowel de plaatsen waar ze heen gaan als de plaatsen waar ze vandaan komen. Den Haag en Rotterdam trekken meer jongeren dan ze verliezen, maar ook Delft, een relatief kleine stad, dankzij uiteraard de studenten die er komen. De hoogopgeleiden trekken voor een deel ook naar de steden, maar lang niet allemaal. In grote getalen trekken ze nog altijd naar suburbane gebieden. De Noordvleugel heeft een massa aan kwalitatief hoogwaardige suburbane gebieden. De voorzitter vraagt op welke periode deze statistieken betrekking hebben. De heer Tordoir geeft aan dat ze de periode 2006-2012 betreffen. De voorzitter wijst erop dat de recente ontwikkelingen in het Rotterdamse juist een groei laten zien in hoogopgeleiden en gezinnen. De heer Tordoir zegt dat de cijfers van het CBS over 2013 inmiddels wel beschikbaar zijn, maar hierin nog niet zijn meegenomen. Voor de aantrekkingskracht op mensen zijn de binnenstedelijke milieus erg belangrijk. In deze regio zijn er een aantal, die verder door versterkt zullen moeten worden. Daarbij is het de clou om die zodanig te verbinden, dat het als het ware vergelijkbaar wordt met het centrum van Londen, Parijs of New York, verbonden op één groot binnenstedelijk milieu. Voor suburbaan groene milieus moet op termijn meer capaciteit komen. Het zal heel gefaseerd moeten worden gedaan, om bouwen voor leegstand te voorkomen, maar op de langere termijn zal die capaciteit er wel bij moeten kunnen komen. Er is veel groen in de regio, maar het is slecht toegankelijk. De kwaliteit van het landschap en van leisurevoorzieningen is bijzonder belangrijk voor de aantrekkingskracht. De kunst is nu de verschillende opgaven – economische structuur, ruimte voor nieuwe bedrijvigheid, herstructurering van bedrijventerreinen, het bouwen van nieuwe woningen, het transformeren van bestaande woningen en het leggen van nieuwe verbindingen – geïntegreerd aan te pakken, zodat er synergie ontstaat en werk met werk kan worden gemaakt. Het rendement op het geïnvesteerde vermogen wordt dan aanzienlijk hoger. Het gaat om pakketten en het is slim die pakketten in zoneverband vorm te geven, door groepen van gemeenten daarin te laten samenwerken. De centrale as Rotterdam-Den Haag, verder verbonden met Leiden, Schiphol, Antwerpen, Brussel en Parijs, moet sterk worden ontwikkeld en dat vraagt viersporigheid en hoogfrequent spoor. Het lijkt hem verstandig voor die as een goed ontwikkelplan te maken.
5
De heer Lamers toont zich ingenomen met deze presentatie, die duidelijk aangeeft waarom met deze Metropoolregio van start is gegaan: niet alleen vanwege de economische ontwikkeling, maar ook en vooral vanwege de verbindingen. Een soortgelijk verhaal heeft hij eerder horen vertellen over de Utrechtse regio in relatie met Amsterdam en de Noordvleugel, zij het dat men daar een paar slagen verder is. Het feit dat in deze regio voldoende suburbane milieus voorhanden zijn, maar dat die wat beter gewaardeerd zullen moeten worden, heeft hem enigszins gerustgesteld, al klinkt dat misschien een beetje raar. Men moet hier blij zijn met de verstedelijkingsgemeenten op IJsselmonde en met de 3B-hoek in het middengebied. Het is nog niet af, maar ze hebben een hoge woonkwaliteit. Wat terughoudender staat hij tegenover de bewegingen ten aanzien van het vliegveld. Het ligt er en het moet zeker goed worden benut, maar er zijn enkele gemeenten die er onmiddellijk last van hebben als er een extra serie vluchten komt. Het heeft meteen impact op de planologie van Schiedam. De gemeenten Lansingerland, Schiedam en Vlaardingen verzetten zich niet tegen een verdere doorontwikkeling van Rotterdam The Hague Airport, maar wel met inachtneming van de huidige contouren, aantallen en belasting. Het pleidooi voor zakelijke verbindingen, die ook geldt voor de hogesnelheidslijn, kan hij geheel onderschrijven. Erg blij is hij met het pleidooi voor de viersporigheid, want het is echt van de gekke dat nu voor vele miljoenen een spoorverdubbeling tussen Den Haag en Delft is gerealiseerd, terwijl die tussen DelftZuid en Rotterdam niet eens in de planning staat. De Hoekse Lijn komt eraan en zou te zijner moeten worden doorgetrokken naar Den Haag. Het is weliswaar niet zo door de heer Tordoir gezegd, maar hij hoorde het hem wel denken! Zelf heeft hij, net als zijn collega-wethouder voor vervoer, al vaker gepleit voor een verbinding SchiedamRotterdam Airport. Het zou de west-as zelfs nog verder kunnen versterken. De heer Vokurka presenteert de MRDH Investeringskaart PZH, een interactieve kaart die ook is terug te vinden op www.investeringskaart.nl. Op 29 april is in het algemeen bestuur de wens uitgesproken naar een regionale investeringsstrategie, waarvoor vervolgens ideeën zijn opgehaald bij de gemeenten, de universiteiten en de provincie. Op de investeringskaart zijn 180 investeringsprojecten weergegeven die gepland of gerealiseerd, c.q. gewenst zijn. Wat daarbij direct opvalt, is dat het op dit moment diffuus is, weinig focus heeft en eigenlijk niet aansluit bij de grote, geïntegreerde pakketten, zoals eerder genoemd. Heel veel verkeert nog in de wensen/ideeënfase. Geconcludeerd is dat het goed zou zijn op de vier door de heer Tordoir aangegeven lijnen tot samenhangende investeringspakketten te komen. Langs die vier lijnen zullen collega Benschop en hij een aantal voorbeelden presenteren die op dit moment concreet aan het worden zijn. De heer Benschop memoreert dat de viersporigheid Den Haag-Rotterdam al een oude wens is van de Zuidvleugel en nu stukje bij beetje wordt gerealiseerd. Leiden-Den Haag is al een tijdje viersporig, tot en met Rijswijk. Van de spoortunnel Delft is de helft gerealiseerd, de andere helft is helemaal ingericht op viersporigheid. Tussen Schiedam en Rotterdam ligt een aantal sporen, waarvan twee nu worden gebruikt voor de Hoekse Lijn. De ombouw tot metro is al begonnen, zodat de Hoekse lijn uiteindelijk kan worden opgenomen in het metronet van Rotterdam, c.q. de Metropoolregio. Bij viersporigheid is de dienstregeling veel robuuster te maken; er kunnen meer treinen over en er worden kortere reistijden gerealiseerd. Omdat het hier rijksinfrastructuur betreft, is men voor het tijdschema uiteindelijk afhankelijk van de beslissing van het Rijk. Nagegaan zal overigens worden of ook alternatieve vormen van financiering mogelijk zijn, die zo’n beslissing in positieve zin zouden kunnen beïnvloeden. Het economische belang van Rotterdam The Hague Airport is eerder al aangestipt. “Luchtzijdig” doen zich uiteraard beperkingen voor, maar “landzijdig” wordt samen met de luchthaven hard gewerkt aan verbetering van de OV-bereikbaarheid en de autobereikbaarheid, terwijl op langere termijn de gedachten uitgaan naar heavy railverbindingen. Belangrijk bij het verbeteren van de bereikbaarheid is ook dat iemand bij het verlaten van bijvoorbeeld het openbaar vervoer op het Meijersplein het gevoel krijgt op een luchthaven te zijn. Op alle grote luchthavens in de wereld zijn de interne afstanden enorm en het is helemaal niet zo erg om een paar kilometer vervoerd te worden van de halte naar de vertrekhal. In contacten met kennisinstellingen wordt daarbij gedacht aan meer innovatieve “people mover”-achtige systemen. Mogelijk is daarvoor ook een soort testterrein in te richten. De Metropoolregio, de provincie en het Rijk hebben een MIRT-onderzoek uitgevoerd naar de internationale connectiviteit. “Luchtzijdig” is de verbinding met Schiphol evident belangrijk, maar ook “landzijdig” geldt dat met spoorverbindingen. Het rapport is bijna klaar en zal in het eerstvolgende bestuurlijk overleg MIRT op 12 oktober worden gepresenteerd. De viersporigheid past hierin. De spoorverbinding vanaf Rotterdam is perfect in orde, maar voor Den Haag is dat nog minder. Belangrijk zijn ook de verdere verbindingen met het Ruhrgebied. De heer Vokurka vervolgt met de campusontwikkeling, die in deze regio ietsje breder wordt getrokken dan de MRDH. Bio Science Leiden en Technopolis zijn hierin prominent opgenomen. Daarbij worden kardinale investeringen benoemd tot een bedrag van € 150 miljoen die voor die campussen van belang zijn om in de internationale concurrentiepositie echt mee te kunnen doen. Voor de manier waarop dat in gezamenlijkheid tussen gemeenten, regio, provincie, universiteiten en het bedrijfsleven vorm moet krijgen bestaat overigens nog geen duidelijke financieringsstrategie.
6
Om de innovatie ook cross over tot stand te brengen zijn de Field Labs van belang. Daarvan zijn er in de regio veel in ontwikkeling. Aan de Food Inspiration Academy wordt vanuit de bestuurscommissie Economisch vestigingsklimaat een belangrijke bijdrage geleverd. Daarbij gaat het over de samenwerking in Greenport/foodcluster, waarbij ook Rotterdam zeer prominent betrokken is. Jonge mensen, over het algemeen MBO opgeleid, leren daar kennis maken met wat ze later moeten gaan doen en hebben een baangarantie. Het Field Lab Smartfood heeft enige vertraging opgelopen, maar vanuit de bestuurscommissie Economie wordt daar nu een stapje bij gezet. De duizend ha glas in het Westland is grofweg in drieën te delen: een deel koplopers, een deel peloton en een deel achterblijvers. Met de herstructurering is een groot bedrag gemoeid en in termen van financiering zal daarover gedegen moeten worden nagedacht. Wellicht kan het eigenaarschap van de grond worden losgekoppeld van wat er bovenop staat, een beetje kantoorachtige manier van denken. In het kader van de toonaangevende duurzaamheid word verwezen naar Heineken, dat bezig is het hele bedrijfsproces in een soort gesloten kringloop te brengen. Ook voor een bedrijf als DSM of AKZO zou dat zeer interessant kunnen zijn, evenals voor de Rotterdamse haven. Een ander voorbeeld is Green Village: een plek waar bijvoorbeeld wordt nagedacht over de vraag hoe een auto gebruikt kan worden als batterij. Niet alle energie is continu nodig voor een verplaatsing van A naar B. In Delft wordt momenteel met honderd partners nagegaan hoe datgene wat over is, even gestald kan worden in de auto. In totaal is voor Green Village € 10 miljoen nodig om echt beeldbepalend te kunnen zijn op het gebied van duurzaamheid. Ten aanzien van de warmterotonde is door de vier betrokken gemeenten, Westland, Delft, Den Haag en Rotterdam, gisteren besloten verder te gaan met alles wat nu voorligt in cluster West. De MRDH zal betrokken worden bij de financieringsstrategie. De voorzitter merkt op dat de heer Van Aartsen en hij op 22 september een afspraak hebben met de minister van Economische Zaken ter zake. Het lijkt hem van belang voor die tijd te beschikken over de totale business case, met name wat betreft het onrendabele deel. Liefst stuurt hij op voorhand een brief aan de minister met de business case, opdat deze zich daarop kan voorbereiden. Voorts beveelt hij aan niet te volstaan met één rekenploeg, maar er twee rekenploegen aan te zetten, in die zin dat de rekensom die is gemaakt door de eerste rekenploeg voor een second opinion wordt voorgelegd aan een tweede rekenploeg vanuit een andere discipline. De heer Vokurka zegt toe dat te zullen faciliteren. Wat betreft de kwaliteit van de binnenstedelijke gebiedsontwikkeling is nog wel het een en ander te doen aan Den Haag CS. Het is hem overigens bekend dat in het Haagse de ambitie bestaat om de drie stations verder te ontwikkelen. De eerste stap wordt thans gezet rondom het Beatrixkwartier, ook in relatie tot de spoorzone. Momenteel wordt een perspectief ontwikkeld op het landelijk gebied, om het groen goed geborgd te houden in de regio. Onderdeel daarvan zijn de slowlanes, fietspaden door het groene gebied naar de binnenstad. Ten slotte meldt hij dat de regio graag de World Expo naar Rotterdam wil halen in 2025. Het staat buiten kijf dat daarvoor geïnvesteerd moet worden. Als dan toch de regionale investeringsstrategie wordt opgesteld, kan hopelijk worden bezien welke investeringen naar voren kunnen worden gehaald in de vernieuwde financieringsstrategie, zodat men in dat opzicht nog beter gesteld staat. Mevrouw Bertram merkt afsluitend op dat, conform het verzoek dat de vorige keer is gedaan, enerzijds is geprobeerd op te halen bij de 23 gemeenten, wat uiteindelijk de backbone is van iedere strategie die wordt ontwikkeld, en anderzijds instrumenten te ontwikkelen waarmee het uiteindelijk massiever kan worden gemaakt en aantrekkelijker voor financiers om deze kant op te komen. De Rebel-groep is gevraagd een handig systeem te bedenken, en dat met gemeentesecretarissen te bespreken, waardoor een goed idee met een aantal overzichtelijke stappen geoperationaliseerd kan worden. Vervolgens is een aantal van drie, vier mensen gevraagd wat regelmatiger bij elkaar te gaan zitten in een Expertisecentrum, waaraan ook iemand van het ministerie van Economische Zaken wordt toegevoegd die momenteel bezig is de Investment Agency voor de minister invulling te geven. Zo wordt geprobeerd kennis in huis te halen, om er daadwerkelijk voor te kunnen zorgen dat goede plannen uiteindelijk ook bij het geld uit komen. In de komende maanden zal steeds weer een paar stappen verder worden gezet aan de hand van de vier lijnen, daarbij iedere keer uitproberend wat wel en niet werkt. Dankzij het feit dat niet namens één, maar namens 23 gemeenten met een aantal plannen wordt gekomen is nu al merkbaar dat het tot veel meer massa leidt en dat men op een heel andere manier aan tafel zit. Inmiddels is men ook met de warmterotonde bezig en wat dat betreft kan de voorzitter meteen op zijn wenken worden bediend: de eerste contacten met het NICB zijn gelegd, binnenkort zal naar Brussel worden gegaan en door verschillende rekenteams wordt via contra-expertise, en nogmaals contraexpertise, al het rekenwerk dat is gedaan beoordeeld. Het is het eerste grote blok dat bij financiers en bij banken zal worden getoetst op de interesse die bestaat en waaraan moet worden voldaan om dat voor elkaar te krijgen. De heer Aptroot maakt een compliment voor de manier waarop hiermee van start wordt gegaan. Wat nu echter naar voren is gebracht over het Expertiseteam, het rekenteam enz. is helemaal nieuw. In dit opzicht vraagt hij zich ook af hoe het zit met Innovation Quarter die ook een behoorlijk
7
goede start heeft gemaakt. Hij dringt erop aan de anderen hierin op z’n minst mee te nemen, de adviescommissies hierover bij te praten en een soort nieuwsbrief te doen uitgaan, waarmee de raden en de commissieleden kunnen worden geïnformeerd. De heer Vokurka attendeert erop dat iedere vrijdagmiddag een nieuwsbrief wordt verspreid onder alle ambtenaren van het MRDH-netwerk. De voorzitter oppert het idee in het najaar een middag te organiseren voor de commissies die zich met dit soort vraagstukken bezighouden, om hen via een presentatie over een en ander bij te praten. Het lijkt hem verstandig dat tot een werkwijze te maken en voortaan in het voorjaar en in het najaar een presentatie te verzorgen. De heer Lamers sluit zich aan bij de waarderende woorden die zijn gesproken. Hij is van mening dat men in korte tijd ontzettend ver is gekomen, mede dankzij de input vanuit de wetenschap. Aandacht vraagt hij nog voor het volgende. In de adviescommissies zijn niet alle raden even goed vertegenwoordigd. Hij ondersteunt de suggestie om twee keer per jaar een soort “oploop” te organiseren, maar beveelt aan dat niet te doen op één thema. De voorliggende investeringsstrategie bewijst juist de mix van economische ontwikkeling en Vervoersautoriteit, en dat is een voorwaarde die ook de achterban zal herkennen. Voorts wijst hij erop dat Schiedam bezig is met de maritieme ontwikkeling. Hij beveelt aan ook aan dat element in het grotere geheel aandacht te schenken. De heer Van Belzen verzoekt de presentaties die deze middag zijn gehouden ook aan de raden beschikbaar te stellen. De voorzitter geeft in overweging die als bijlage aan de nieuwsbrief toe te voegen. De heer Verkerk merkt op dat hij ook in zijn gemeenteraad merkt dat nog te weinig wordt beseft dat men hier bezig is een grote Europese speler te worden. Het is daarom absoluut nodig ook de raden mee te nemen in dit niveau van denken. Het helpt niet om dan alleen deze sheets met de nieuwsbrief mee te sturen, want die worden niet gelezen. De voorzitter stelt voor na de zomer een sessie te organiseren met de top van de financiële wereld in Nederland, banken, pensioenfondsen, maar ook verzekeraars, om daarin door te praten over de ambities die er zijn en over de vraag welke rol deze daarin voor zichzelf zien. Aldus wordt besloten. 9.
Samenwerking met de provincie Mevrouw Bertram deelt mede dat aan de hand van de Strategie Economie en de Strategie Verkeer en vervoer twee A4´en zijn opgesteld, waar de Metropoolregio en de provincie graag gezamenlijk de schouders onder willen zetten. Inmiddels is daarover ambtelijk overeenstemming met de provincie. Een en ander is uiteraard ook besproken met de bestuurders van de Vervoersautoriteit en met Economisch Vestigingsklimaat, die zich daarin eveneens kunnen vinden. Het is de bedoeling het desbetreffende document a.s. dinsdag in een gezamenlijke sessie te ondertekenen, waarna het gezien kan worden als de intentie waar in de komende periode gezamenlijk de schouders onder zullen worden gezet. Na dinsdag zal ook de Kamer worden bericht dat op deze manier gezamenlijk aan de slag zal worden gegaan. In het najaar zal nader worden bezien wat de optimale vorm is om hieraan handen en voeten te geven. De heer Lamers constateert dat de provincie al actief meedoet in het economisch cluster en dat de gedeputeerde daarbij zelfs fysiek aanwezig is, wat zeer wordt gewaardeerd. Mevrouw Bertram bevestigt dat momenteel heel goed wordt samengewerkt. Aan beide zijden bestaat nu echt het gevoel dat dit het moment is om gezamenlijk door te pakken.
10.
Begroting MRDH 2016 De vergadering besluit: 1. kennis te nemen van de ingekomen reacties van gemeenten op de ontwerpbegroting MRDH 2016; 2. kennis te nemen van de nota van beantwoording; 3. kennis te nemen van de adviezen van de adviescommissies Economisch Vestigingsklimaat en Vervoersautoriteit bij de ontwerp begroting MRDH 2016; 4. de beantwoording van de adviezen zoals vermeld onder beslispunt 3 vast te stellen; 5. bijgevoegde concept begroting MRDH 2016 inclusief het hierin als bijlage 2 opgenomen Investeringsprogramma Vervoersautoriteit (IPVa) 2016 vast te stellen.
11.
Rondvraag en sluiting Mevrouw Bertram memoreert dat in het algemeen bestuur was afgesproken dat zo snel mogelijk een sessie zou worden georganiseerd met een aantal gemeentesecretarissen, burgemeesters en wethouders, om te bedenken hoe de 23 gemeenten zo dicht mogelijk op de MRDH-organisatie kunnen worden gezet. Die sessie heeft plaatsgevonden en er is een eerste verslag van gemaakt. De concrete voorstellen die hieruit voortvloeien zullen met de 23 gemeenten worden besproken. Zodra daarover meer bekend is, zal daarover in de volgende vergadering worden bericht. De voorzitter sluit hierna te 16.42 uur de vergadering.
8
e
Concept besluitenlijst van de 4 openbare vergadering van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, vrijdag 3 juli 2015 om 15.00 uur, in vergaderzaal G in het kantoor van de MRDH, Grote Marktstaat 43 te Den Haag 1.
Opening en mededelingen -
2.
Verslag en besluitenlijst algemeen bestuur 29 april 2015 Het verslag en de besluitenlijst van het algemeen bestuur van 29 april 2015 worden ongewijzigd vastgesteld.
3.
Bijdrageregeling Economisch Vestigingsklimaat De vergadering besluit de Bijdrageregeling Economisch Vestigingsklimaat vast te stellen
4.
Regeling arbeidsvoorwaarden De vergadering besluit 1. voorlopig in te stemmen met: - de regeling vergoeding reiskosten woon-werkverkeer (OV-Fiets); - de regeling fiscale verrekening fiets, fietsverzekering, onderhoud en accessoires; - de regeling vergoeding dienstreizen (inclusief bijlage): - het intrekkingsbesluit Reiskostenregeling stadsregio Rotterdam; - de regeling Vergoeding zakelijk gebruik eigen mobiele telefoon per 1 januari 2015; - de regeling Vergoeding zakelijk gebruik eigen mobiele computerapparatuur per 1 juli 2015; deze regelingen treden in werking na instemming van het Georganiseerd Overleg’; 2. gelet op de instemming van de OR MRDH in te stemmen met: - de regeling functiebeschrijving en -waardering per 1 januari 2015; - de regeling Privacy persoonsgegevens Metropoolregio Rotterdam Den Haag, met inachtneming van de aan het dagelijks bestuur verstrekte machtiging om een en ander met het GO af te doen.
5.
MRDH propositie Agenda Stad De vergadering besluit de MRDH propositie Agenda Stad vast te stellen.
6.
Samenwerking WageningenUR/MRDH De vergadering besluit: 1. in te stemmen met het opstellen van een convenant tussen WageningenUR en de MRDH; 2. in te stemmen met de voorgestelde inhoudelijke invulling van dit convenant
7.
Benoeming leden adviescommissies vanuit Midden-Delfland en Pijnacker-Nootdorp De vergadering besluit op grond van artikel 5 van het Instellingsbesluit adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH 2015 en artikel 5 van het Instellingsbesluit adviescommissie Economisch Vestigingsklimaat MRDH 2015: 1. de door de gemeente Midden-Delfland voorgedragen leden te benoemen in de adviescommissies, te weten: adviescommissie Vervoersautoriteit: lid 1: de heer I.J. Trouwborst lid 2: de heer R.H.G. Zwaard adviescommissie Economisch vestigingsklimaat: lid 1: mevrouw E.de Jong – Hoogendoorn lid 2: de heer A.J. Plooij 2. de door de gemeente Pijnacker-Nootdorp voorgedragen leden benoemen in de adviescommissies, te weten: adviescommissie Vervoersautoriteit: de heer P.P.A. van den Heuij adviescommissie Economisch vestigingsklimaat: de heer R.D. van Oevelen
8.
Investeringsstrategie MRDH De vergadering ondersteunt de gepresenteerde aanpak van de Investeringsstrategie en de vier kernopgaven om de economische structuur te versterken: 1. De fysieke verbindingen. 2. Economische vernieuwing 3. Transitie naar toonaangevende duurzaamheid 4. Aantrekkingskracht op talent en innovatie.
9.
Samenwerking met de provincie De vergadering neemt kennis van de inhoudelijke samenwerkingsafspraken die binnenkort met gedeputeerde staten van de provincie Zuid Holland gemaakt worden.
10. Begroting MRDH 2016 De vergadering besluit: 1. kennis te nemen van de ingekomen reacties van gemeenten op de ontwerpbegroting MRDH 2016; 2. kennis te nemen van de nota van beantwoording; 3. kennis te nemen van de adviezen van de adviescommissies Economisch Vestigingsklimaat en Vervoersautoriteit bij de ontwerp begroting MRDH 2016; 4. de beantwoording van de adviezen zoals vermeld onder beslispunt 3 vast te stellen; 5. bijgevoegde concept begroting MRDH 2016 inclusief het hierin als bijlage 2 opgenomen Investeringsprogramma Vervoersautoriteit (IPVa) 2016 vast te stellen 11. Rondvraag en sluiting -
2
Algemeen bestuur Vergadering: Agendapunt:
7 oktober 2015 3
Onderwerp Voorgesteld besluit
Verordening bezwaarschriftencommissie MRDH 2015 De Verordening bezwaarschriftencommissie MRDH 2015 vast te stellen.
Korte motivering
De voorgestelde verordening legt vast dat ingekomen bezwaarschriften voor wat betreft het horen en adviseren over de beslissing daarop, worden behandeld door de Algemene Bezwaarschriftencommissie van de gemeente Rotterdam, die daarmee tevens de vaste bezwaarschriftencommissie van de MRDH wordt. De voorgestelde Verordening borgt de onafhankelijkheid van de voorzitter en leden van de bezwaarschriftencommissie ten opzichte van de MRDH. De bezwaarschriftencommissie van de gemeente Rotterdam en haar juridische ondersteuning bezitten expertise op de juridische vakgebieden die aan de orde zijn in het geval van bezwaarschriften, als een bezwaarschrift tegen een besluit van de MRDH wordt ingediend zoals subsidierecht en voldoet daarmee aan de gestelde eisen. Met de gemeente Rotterdam wordt een dienstverleningsovereenkomst gesloten op grond waarvan de administratieve ondersteuning van de commissie wordt uitgevoerd door de afdeling Juridische diensten van die gemeente Rotterdam.
Bijlagen
De voorgestelde handelwijze dient de doelmatigheid: gezien het betrekkelijk geringe aantal bezwaarschriften dat - op basis van ervaringen in het verleden van Stadsgewest Haaglanden en de stadsregio Rotterdam - te verwachten valt, vormt de instelling van een 'eigen' commissie en de ondersteuning daarvan door een secretaris een relatief zware administratieve last, die met de benoeming van de Rotterdamse bezwaarschriftencommissie wordt voorkomen. Vergoeding per dagdeel voor commissieleden en per uur voor juridisch-administratieve ondersteuning, conform dienstverleningsovereenkomst. n.v.t. Met de verordening wordt een onafhankelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 Awb ingesteld. Daarmee wordt een zorgvuldige afhandeling van bezwaarschriften gewaarborgd. Verordening bezwaarschriftencommissie
Gevolgde procedure
Adviescommissie Bestuurscommissie
Financiële gevolgen P&O aspecten Juridische aspecten
Verdere procedure Openbaar besluit Wet. bekendmaking Persbericht Andere publiciteit
n.v.t. BC EV: schriftelijke ronde BC Va: 21 september 2015 Zienswijze n.v.t. Dagelijks bestuur 23 september 2015 Anders, te weten n.v.t. Wettelijk bekendmaken van de regeling. Ja Ja Nee Nee
Opsteller Telefoonnummer Datum Secretaris-generaal
Vincent van Toledo 088 5445 100 23 september 2015
Verordening commissie bezwaarschriften Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015 Verordening commissie bezwaarschriften Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015 Het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag; gezien het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 23 september 2015; gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 2:8 van de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag. BESLUIT: vast te stellen de navolgende: Verordening commissie bezwaarschriften Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015 HOOFDSTUK I Begripsbepalingen Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen; b. commissie: vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften; HOOFDSTUK II Behandeling van de bezwaarschriften Paragraaf 1 De commissie Artikel 2 Inleidende bepaling 1. De Algemene bezwaarschriftencommissie van de gemeente Rotterdam wordt aangewezen als de adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht. 2. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften, die zijn ingediend tegen besluiten op grond van een wettelijk voorschrift inzake baatbelasting, als bedoeld in artikel 222 van de Gemeentewet en inzake rechten, als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet. Artikel 3 Samenstelling van de commissie 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden. 2. Bezwaarschriften worden behandeld door de in aanmerking komende kamer van de Algemene bezwaarschriftencommissie van de gemeente Rotterdam. 3. De voorzitter, leden en plaatsvervangende leden van de commissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de Metropoolregio. 4. De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.
1
Verordening commissie bezwaarschriften Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015 Artikel 4 Secretaris 1. Het hoofd van de afdeling Juridische diensten van de Serviceorganisatie van de gemeente Rotterdam is secretaris van de commissie. 2. Het hoofd van de afdeling Juridische diensten van de Serviceorganisatie van de gemeente Rotterdam kan medewerkers van zijn afdeling aanwijzen als plaatsvervangend secretaris. 3. De bepalingen in deze verordening die zien op de secretaris, zijn van toepassing op de plaatsvervangend secretaris. Artikel 5 Ingediend bezwaarschrift 1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend. 2. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld. 3. Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 van de Algemene wet bestuursrecht wordt vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. Artikel 6 Overdracht bevoegdheden 1. De voorzitter draagt er zorg voor dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden. 2. De bevoegdheden ingevolge de hierna te noemen artikelen van de Algemene wet bestuursrecht worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de secretaris van de commissie: 2:1, tweede lid, 6:6, wat betreft het de indiener stellen van een termijn, 6:14, eerste lid, 6:17, voor zover het betreft de verzending van stukken tijdens de behandeling door de commissie, 7:4, tweede lid, 7:6, vierde lid 7:10, tweede, derde en vierde lid. 3. De secretaris kan rechtstreeks alle gewenste inlichtingen inwinnen of doen inwinnen. 4. De voorzitter kan zonodig vorderen dat ambtenaren van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag de nodige informatie verschaffen en desgewenst een plaatsopneming of een hoorzitting bijwonen. Artikel 7 Hoorzitting 1. De secretaris van de commissie bepaalt plaats en tijdstip van de hoorzitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld door de commissie te worden gehoord. 2. Indien de secretaris op grond van artikel 7:3 van de wet afziet van het horen, doet hij daarvan mededeling aan belanghebbenden. 3. De commissie kan besluiten het horen op te dragen aan haar voorzitter of een van haar leden. Artikel 8 Uitnodiging hoorzitting 1. De secretaris deelt de belanghebbenden ten minste twee weken vóór de hoorzitting schriftelijk mede dat zij in de gelegenheid worden gesteld tijdens de hoorzitting te worden gehoord. 2. De secretaris kan wegens bijzondere omstandigheden afwijken of afwijking toestaan van de termijn, genoemd in het eerste lid. 2
Verordening commissie bezwaarschriften Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015 Artikel 9 Niet deelneming aan de behandeling De voorzitter of de leden van de commissie nemen, onverminderd artikel 7:5, eerste lid, onder a en b, van de Algemene wet bestuursrecht, niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Artikel 10 Openbaarheid hoorzitting 1. De hoorzitting van de commissie is openbaar. 2. Een voorstel tot behandeling achter gesloten deuren kan worden gedaan door de voorzitter, een van de leden of door een belanghebbende. 3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de hoorzitting verzetten, vindt de hoorzitting plaats achter gesloten deuren. 4. Als gewichtige redenen worden in ieder geval persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard aangemerkt. Artikel 11 Schriftelijke verslaglegging 1. Het verslag bedoeld in artikel 7:7 van de Algemene wet bestuursrecht vermeldt de namen van de aanwezige partijen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid. 2. Het verslag vermeldt in het kort hetgeen over en weer is gezegd en overigens tijdens de hoorzitting is voorgevallen. 3. Indien de hoorzitting geheel of gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding. 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden. 5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie. 6. Het verslag kan ook een integraal onderdeel uitmaken van het advies. Artikel 12 Nader onderzoek 1. Indien na afloop van de hoorzitting, maar voordat het advies wordt uitgebracht, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de commissie dit onderzoek doen verrichten. 2. De uit nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie en de belanghebbenden toegezonden. 3. De leden van de commissie, de belanghebbenden en het bestuursorgaan kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde informatie aan de secretaris van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De secretaris beslist hieromtrent. 4. Op een nieuwe hoorzitting als bedoeld in het derde lid zijn de bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting van toepassing. Artikel 13 Raadkamer en advies 1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar aan het bestuursorgaan uit te brengen advies. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend. 2. De adviezen worden vastgesteld bij meerderheid van stemmen. 3. De adviezen van een kamer gelden als adviezen van de commissie.
3
Verordening commissie bezwaarschriften Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015 Artikel 14 Uitbrengen advies Het advies wordt zo spoedig mogelijk na ontvangst van het bezwaarschrift uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift beslist, onder toezending van, indien van toepassing, het verslag, bedoeld in artikel 11. HOOFDSTUK III Slotbepalingen Artikel 15 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking. Voor zover de datum van de bekendmaking is gelegen na 7 oktober 2015 heeft dit besluit terugwerkende kracht tot en met 7 oktober 2015. Artikel 16 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als Verordening commissie bezwaarschriften Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015.
Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op 7 oktober 2015.
de secretaris, mw.mr.drs. A.W.H. Bertram
de voorzitter, ing. A. Aboutaleb
4
Bezoekadres: Wilhelminakade 179 Postadres: Postbus 1011 Juridische diensten
3000 BA Rotterdam Internet: www.rotterdam.nl/servicedienst Inlichtingen: mr. P. van Namen Doorkiesnummer: (010) 267 6870 Fax: (010) 267 6300 E-mail:
[email protected] Ons kenmerk: …………..BP /jv Datum:
Overeenkomst inzake juridische dienstverlening door de Serviceorganisatie van de gemeente Rotterdam, afdeling Juridische diensten aan Metropoolregio Rotterdam Den Haag. het openbaar lichaam Metropoolregio Rotterdam Den Haag, verder te noemen opdrachtgever, in dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door mw.mr.drs. A.W.H. Bertram, secretaris-generaal, en de gemeente Rotterdam, in het bijzonder de afdeling Juridische diensten, onderdeel van de Serviceorganisatie van de gemeente Rotterdam, in dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door het waarnemend hoofd Juridische diensten, de heer mr. P. van Namen overwegend dat opdrachtgever in de Verordening commissie bezwaarschriften Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015 de Algemene bezwaarschriftencommissie van de gemeente Rotterdam aanwijst als adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht; overwegend dat opdrachtgever gebruik wil maken van de diensten van de Rotterdamse Serviceorganisatie, in het bijzonder de businessunit Juridische diensten, verder te noemen Jd, en dat Jd bereid is om zodanige diensten te verlenen; verklaren het navolgende te zijn overeengekomen: Onderwerp van de overeenkomst 1. De Algemene Bezwarencommissie van de gemeente Rotterdam zal op afroep van de opdrachtgever de hoorzittingen en adviezen verzorgen inzake bezwaarschriften en daartoe als adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht optreden, met
Blad:
2/4
Datum:
inachtneming van het bepaalde in de Verordening commissie bezwaarschriften Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015. 2. Jd levert voor de sub 1 bedoelde werkzaamheden juridisch-administratieve ondersteuning. Deze ondersteuning omvat: a. het registeren van het bezwaarschrift; b. het samenstellen van een procesdossier; c. het versturen van ontvangstbevestigingen en uitnodigingen; d. het voeren van correspondentie met procespartijen; e. het verzenden van adviezen; f. het overdragen van het procesdossier g. het analyseren van bij Jd binnengekomen bezwaarschriften; h. het voorbereiden van een vergadering (hoorzitting) van de Algemene Bezwarencommissie; i. optreden als (plv) secretaris bezwaarschriften tijdens de hoorzitting; j. het concipiëren van het advies, waar het verslag van de hoorzitting onderdeel van uitmaakt, uiterlijk 2 weken voor het verstrijken van de wettelijke beslistermijn; k. alle overige noodzakelijke (administratief-)juridisch ondersteunende werkzaamheden. Prijsstelling 3. De tarieven zijn vanaf 1 januari 2012: - Voor een Juridisch Adviseur 3 (junior) € 84,- per uur; - Voor een Juridisch Adviseur 2 (medior) € 93, - per uur; - Voor een Juridisch Adviseur 1 (senior) € 103, - per uur. - De leden van de Algemene bezwarencommissie € 205,- per zitting of dagdeel; - De voorzitter van de Algemene bezwarencommissie € 260,- per zitting of dagdeel. Indien en voor zover juridisch administratieve ondersteunende werkzaamheden worden verricht, worden de hierboven genoemde bedragen voor de behandeling van bezwaar opgehoogd met € 22,- per uur. De tarieven zijn inclusief evt. reiskosten, voor zover dit het normale woon-werkverkeer betreft. De tarieven zijn exclusief BTW en worden jaarlijks vastgesteld. Hierover vindt vooraf communicatie plaats. Voor zover de tarieven worden verhoogd, kan de opdrachtgever binnen 14 dagen na bekendmaking van de tariefsverhoging de overeenkomst schriftelijk opzeggen, met inachtneming van de afgesproken opzegtermijn. Wanneer deze situatie zich voordoet is de opdrachtgever niet schadeplichtig jegens de opdrachtnemer. Aansprakelijkheid 4. Jd beperkt haar aansprakelijkheid voor schade die voortvloeit uit of samenhangt met de werkzaamheden van haar medewerkers tot maximaal het bedrag dat Jd per zaak heeft gefactureerd.
Blad:
3/4
Datum:
Wet dwangsom 5. Bij eventuele overschrijdingen van de wettelijke afhandelingstermijnen van bezwaarschriften op grond van de Algemene wet bestuursrecht, wordt uitgegaan van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen. Bij een eventuele overschrijding is uitgangspunt dat wordt betaald door diegene die voor de overschrijding verantwoordelijk kan worden gehouden. Indien zich een overschrijding voordoet, zal er direct in overleg worden getreden tussen opdrachtgever en Jd. Facturering en betaling 6. Betaling geschiedt aan de hand van facturen per kwartaal achteraf. Bij termijnoverschrijding op grond van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen, waarvoor Juridische diensten verantwoordelijk is (zie 4.) en waarin is uitbetaald door opdrachtgever, zal het uitbetaalde bedrag in mindering worden gebracht op de rekening die vanuit Juridische dienst wordt verstuurd, met inachtneming van het onder 3. bepaalde. Duur overeenkomst 7. De overeenkomst geldt tot 1 januari 2017, ingaande op de datum dat beide partijen de overeenkomst hebben ondertekend. De overeenkomst wordt daarna stilzwijgend telkens voor één kalenderjaar verlengd, tenzij partijen uiterlijk drie maanden voor de afloop van de overeenkomst met elkaar in overleg treden over de condities waaronder de overeenkomst wordt verlengd. Voor zover veranderingen in wet- en/of regelgeving, of andere omstandigheden, hiertoe aanleiding geven, dit ter beoordeling van partijen, wordt de overeenkomst aangepast of opgezegd met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn. Nadat Jd tariefswijzigingen bekend heeft gemaakt, kan opdrachtgever de overeenkomst met inachtneming van de afgesproken opzegtermijn opzeggen. Afspraken en randvoorwaarden ten aanzien van de uitvoering 8.1. De werkzaamheden zullen worden uitgevoerd ten kantore van Jd, aan de Wilhelminakade 179 te Rotterdam 8.2. Per half jaar zal Jd aan opdrachtgever rapporten over de voortgang van de werkzaamheden, de bestede uren en kosten en de verwachtingen voor het resterende deel van de looptijd van de overeenkomst.
Blad:
4/4
Datum:
Contactpersonen 9.1. Contactpersoon Jd: mevrouw mr. S. Coops, tel: 010-2676217. 9.2. Contactpersonen opdrachtgever: mw. mr. B.C.F. Livain, telefoon: 088-5445162. 10. Alle transacties geschieden volgens de laatste leveringsvoorwaarden van de Rotterdamse Serviceorganisatie, gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Rotterdam. U kunt de leveringsvoorwaarden terugvinden op www.rotterdam.nl.
Rotterdam/Den Haag,
… september 2015
… september 2015
Namens de gemeente Rotterdam Hoofd Juridische diensten,
Namens Metropoolregio Rotterdam Den Haag
P. van Namen
mw. mr. drs. A.W.H. Bertram, secretaris-generaal
Algemeen bestuur Vergadering: Agendapunt: Onderwerp Voorgesteld besluit
Korte motivering
7 oktober 2015 4
Spreekrecht en plaatsvervanging in adviescommissies In te stemmen met het wijzigen van: 1. de instellingsbesluiten van de adviescommissies Vervoersautoriteit en Economisch Vestigingsklimaat zodat de benoeming van plaatsvervangend leden mogelijk wordt; 2. de reglementen van orde van beide adviescommissies zodat er voortaan een spreekrecht geldt; 3. de Verordening Rekeningcommissie 2015 zodat de benoeming van plaatsvervangend leden mogelijk wordt. De Adviescommissie Vervoersautoriteit heeft verzocht om mogelijk te maken dat plaatsvervangend leden worden benoemd en daarnaast om spreekrecht voor belangenorganisaties mogelijk te maken. Het voorgestelde besluit komt aan die verzoeken tegemoet. Om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk éénduidig te werk wordt gegaan wordt voorgesteld de wijziging voor beide adviescommissies te laten gelden. In de concept gewijzigde instellingsbesluiten is daartoe een lid 6 aan artikel 5 toegevoegd, dat de benoeming door het algemeen bestuur van plaatsvervangend leden mogelijk maakt. Daarmee volgt die benoeming dezelfde procedure als de benoeming van gewone leden. Voor de Rekeningcommissie geldt dat al in 2014 aan de deelnemende gemeenten is gevraagd om plaatsvervangend leden te benoemen. De voorgestelde regeling, door toevoeging van een lid 5 aan artikel 2, borgt dat ook die plaatsvervanging formeel mogelijk wordt.
Financiële gevolgen P&O aspecten Juridische aspecten Bijlagen
Gevolgde procedure
Het spreekrecht wordt met de voorgestelde invoeging van een hoofdstuk 3 in beide reglementen van orde mogelijk gemaakt voor belanghebbenden die willen inspreken over een agendapunt waarbij een door hen vertegenwoordigd belang aan de orde is. De uitoefening van het spreekrecht wordt in de voorgestelde regelingen in tijd begrensd en de voorzitter krijgt een discretionaire bevoegdheid om de orde rond het spreekrecht te bepalen en te handhaven. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 1. 2. 3. 4. 5.
Instellingsbesluit adviescommissie Va Instellingsbesluit adviescommissie EV Reglement van orde adviescommissie Va Reglement van orde adviescommissie EV Verordening rekeningcommissie MRDH 2015 Adviescommissie Va: 17 juni (verzoek) en 24 september EV: schriftelijke ronde Bestuurscommissie Va: 21 september EV: schriftelijke ronde Zienswijze n.v.t. Dagelijks bestuur 23 september 2015 Anders, te weten
Verdere procedure
Wettelijk bekendmaken van de gewijzigde regelingen.
Openbaar besluit Wet. bekendmaking Persbericht Andere publiciteit
Ja Ja Nee n.v.t.
Opsteller Telefoonnummer Datum Secretaris-generaal
Vincent van Toledo 088 5445 100 23 september 2015
Instellingsbesluit adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH 2015 Het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, gelet op artikel 2:8 van de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014 en artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen; gezien het Instellingsbesluit adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH 2015 zoals vastgesteld op 19 december 2014; gelet op het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 23 september 2015;
BESLUIT: vast te stellen het navolgende:
INSTELLINGSBESLUIT ADVIESCOMMISSIE VERVOERSAUTORITEIT MRDH 2015 Artikel 1 Begripsbepalingen a. adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH: een commissie als bedoeld in artikel 2:8 van de regeling en in artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen; b. algemeen bestuur: het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 2:3 van de regeling; c. colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten; d. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie; e. gemeenten: de gemeenten genoemd in artikel 1:1, eerste lid, onder f, van de regeling; f. provinciale staten: provinciale staten van de provincie; g. provincie: de provincie Zuid-Holland; h. regeling: Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014; i. vertegenwoordigend orgaan: de raden van de gemeenten; j. Vervoersautoriteit MRDH: de in artikel 2:7 van de regeling bedoelde bestuurscommissie; k. voorzitter: de voorzitter van de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH; l. zienswijzenprocedure: de procedure, bedoeld in artikel 2:1, derde lid van de regeling.
Artikel 2 adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH 1. Er is een adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH die het algemeen bestuur adviseert omtrent aangelegenheden van de Vervoersautoriteit MRDH. 2. Onderwerpen die tot het werkterrein van meer commissies behoren, worden door de commissies afzonderlijk behandeld of in een gezamenlijke vergadering.
Artikel 3 Bevoegdheden 1. De adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH is bevoegd tot: a. het uitbrengen van advies over een besluit dat in het kader van de zienswijzenprocedure aan de vertegenwoordigende organen en, indien van toepassing, provinciale staten wordt voorgelegd; b. het uitbrengen van advies op verzoek van de Vervoersautoriteit MRDH, en c. het uitbrengen van advies op eigen initiatief. 2. Een advies kan minderheidsstandpunten omvatten. 3. Het advies wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris. 4. De Vervoersautoriteit MRDH ontvangt een afschrift van het advies. 5. Tenzij dit op grond van de Wet openbaar bestuur achterwege wordt gelaten, wordt het advies elektronisch openbaar gemaakt.
Artikel 4 Samenstelling De adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH bestaat uit: a. twee leden per vertegenwoordigend orgaan; b. twee leden van provinciale staten, indien een lid van gedeputeerde staten zitting heeft in de Vervoersautoriteit MRDH.
1
Artikel 5 Benoeming en zittingsduur 1. De leden van de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH worden benoemd door het algemeen bestuur. 2. De zittingsduur van de leden is gelijk aan die van de vertegenwoordigende organen of, indien van toepassing, provinciale staten. 3. Het algemeen bestuur kan een lid van de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH tussentijds als commissielid ontslag verlenen. In tussentijds ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. 4. Het lidmaatschap van de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH eindigt op het moment van verlies van het lidmaatschap van het vertegenwoordigend orgaan of, indien van toepassing, provinciale staten. 5. Bij periodieke aftreding worden de leden van de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH zo spoedig mogelijk na het zitting nemen in de vertegenwoordigende organen of, indien van toepassing, provinciale staten benoemd. 6. Voor ieder benoemd lid kan het algemeen bestuur een plaatsvervangend lid benoemen.
Artikel 6 Voorzitter De adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH wijst uit zijn midden de voorzitter aan.
Artikel 7 Vergaderingen 1. De adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH vergadert minimaal zo vaak als het algemeen bestuur per jaar en voorts zo vaak als de voorzitter dat nodig acht. 2. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor de vergaderingen van de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH vast.
Artikel 8 Slotbepalingen 1. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking. Voor zover de datum van de bekendmaking is gelegen na 7 oktober 2015 heeft dit besluit terugwerkende kracht tot en met 7 oktober 2015. 2. Dit besluit kan worden aangehaald als: Instellingsbesluit adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH 2015. 3. Dit besluit wordt ter kennisgeving aan de vertegenwoordigende organen, colleges en, indien van toepassing, provinciale staten en gedeputeerde staten gezonden.
Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op 19 december 2014 en gewijzigd in de vergadering van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op 7 oktober 2015.
de secretaris, mw.mr.drs. A.W.H. Bertram
de voorzitter, ing. A. Aboutaleb
2
Instellingsbesluit adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH 2015 Het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, gelet op artikel 2:8 van de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014 en artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen; gezien het Instellingsbesluit adviescommissie Economisch Vestigingsklimaat MRDH 2015 zoals vastgesteld op 19 december 2014; gelet op het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 23 september 2015;
BESLUIT: vast te stellen het navolgende:
INSTELLINGSBESLUIT ADVIESCOMMISSIE ECONOMISCH VESTIGINGSKLIMAAT MRDH 2015 Artikel 1 Begripsbepalingen a. adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH: een commissie als bedoeld in artikel 2:8 van de regeling en artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen; b. algemeen bestuur: het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 2:3 van de regeling; c. bestuurscommissie economisch vestigingsklimaat MRDH: de door het algemeen bestuur ingestelde commissie als bedoeld in artikel 2:7 van de regeling en artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen; d. colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten; e. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie; f. gemeenten: de gemeenten als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder f van de regeling; g. provinciale staten: provinciale staten van de provincie; h. provincie: de provincie Zuid-Holland; i. regeling: Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014; j. vertegenwoordigend orgaan: de raden van de gemeenten; k. voorzitter: de voorzitter van de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH; l. zienswijzenprocedure: de procedure, bedoeld in artikel 2:1, derde lid van de regeling.
Artikel 2 adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH 1. Er is een adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH die het algemeen bestuur adviseert omtrent aangelegenheden betreffende het economisch vestigingsklimaat. 2. Onderwerpen die tot het werkterrein van meer commissies behoren, worden door de commissies afzonderlijk behandeld of in een gezamenlijke vergadering.
Artikel 3 Bevoegdheden 1. De adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH is bevoegd tot: a. het uitbrengen van advies over een besluit dat in het kader van de zienswijzenprocedure aan de vertegenwoordigende organen en, indien van toepassing, provinciale staten wordt voorgelegd; b. het uitbrengen van advies op verzoek van de bestuurscommissie economisch vestigingsklimaat MRDH, en c. het uitbrengen van advies op eigen initiatief. 2. Een advies kan minderheidsstandpunten omvatten. 3. Het advies wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris. 4. Tenzij dit op grond van de Wet openbaar bestuur achterwege wordt gelaten, wordt het advies elektronisch openbaar gemaakt.
1
Artikel 4 Samenstelling en stemming De adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH bestaat uit: a. twee leden per vertegenwoordigend orgaan; b. twee leden van provinciale staten, indien een lid van gedeputeerde staten zitting heeft in het dagelijks bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.
Artikel 5 Benoeming en zittingsduur 1. De leden van de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH worden benoemd door het algemeen bestuur. 2. De zittingsduur van de leden is gelijk aan die van de vertegenwoordigende organen of, indien van toepassing, provinciale staten. 3. Het algemeen bestuur kan een lid van de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH tussentijds als commissielid ontslag verlenen. In tussentijds ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. 4. Het lidmaatschap van de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH eindigt op het moment van verlies van het lidmaatschap van het vertegenwoordigend orgaan of, indien van toepassing, provinciale staten. 5. Bij periodieke aftreding worden de leden van de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH zo spoedig mogelijk na het zitting nemen in de vertegenwoordigende organen of, indien van toepassing, provinciale staten benoemd. 6. Voor ieder benoemd lid kan het algemeen bestuur een plaatsvervangend lid benoemen.
Artikel 6 Voorzitter 1. De adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH wijst uit zijn midden de voorzitter aan.
Artikel 7 Vergaderingen 1. De adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH vergadert minimaal zo vaak als het algemeen bestuur en voorts zo vaak als de voorzitter dat nodig acht. 2. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast voor de vergaderingen van de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH.
Artikel 8 Slotbepalingen 1. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking. Voor zover de datum van de bekendmaking is gelegen na 7 oktober 2015 heeft dit besluit terugwerkende kracht tot en met 7 oktober 2015. 2. Dit besluit kan worden aangehaald als: Instellingsbesluit adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH 2015. 3. Dit besluit wordt ter kennisgeving aan de vertegenwoordigende organen, colleges en, indien van toepassing, provinciale staten en gedeputeerde staten gezonden.
Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op 19 december 2014 en gewijzigd in de vergadering van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op 7 oktober 2015.
de secretaris, mw.mr.drs. A.W.H. Bertram
de voorzitter, ing. A. Aboutaleb
2
Reglement van orde Adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH 2015 Het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, Gelet op artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 7, tweede lid, van het Instellingsbesluit adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH 2015; gezien het Reglement van Orde Adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH 2015 zoals vastgesteld op 19 december 2014; gelet op het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 23 september 2015;
BESLUIT: vast te stellen het navolgende:
REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE ADVIESCOMMISSIE VERVOERSAUTORITEIT MRDH 2015 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen a. algemeen bestuur: het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 2:3 van de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014; b. secretaris: de secretaris van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag of diens vervanger; c. voorzitter: de voorzitter van de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH.
Artikel 2 Voorzitter De voorzitter is belast met: a. het leiden van de vergadering; b. het handhaven van de orde; c. het doen naleven van het reglement van orde; d. de uitvoering van hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.
Artikel 3 Secretaris 1. De secretaris is in elke vergadering van de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH aanwezig. 2. De secretaris kan aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.
Hoofdstuk 2 Vergaderingen Paragraaf 1 Voorbereidingen Artikel 4 Vergaderfrequentie De adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH stelt vóór aanvang van elk kalenderjaar een schema op voor de in dat jaar te houden vergaderingen. Dit schema wordt tijdig ter kennis gebracht van de leden en het algemeen bestuur.
Artikel 5 Uitnodiging 1. De voorzitter zendt ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden een uitnodiging onder vermelding van plaats, dag en uur van de vergadering, inclusief de daarbij behorende stukken. 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de uitnodiging tot uiterlijk 24 uur voor de aanvang van de vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden verzonden.
1
Artikel 6 Agenda 1. Bij aanvang van de vergadering stelt de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH de agenda vast. 2. Op voorstel van een lid of de voorzitter, kan de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren. 3. Op voorstel van een lid of van de voorzitter kan de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.
Artikel 7 Openbare kennisgeving 1. De vergadering, inclusief voorlopige agenda en daarbij behorende stukken, wordt tegelijk met de plaatsing op de website van de Metropoolregio openbaar gemaakt. Een uitzondering geldt voor de stukken waarvoor op grond van artikel 23, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen geheimhouding is opgelegd. 2. De openbare kennisgeving vermeldt: a. de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering; b. wijze waarop en plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan inzien.
Paragraaf 2 Orde der vergadering Artikel 8 Verhindering tot bijwoning vergadering Het lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft daarvan vóór het begin van de vergadering kennis aan de secretaris.
Artikel 9 Opening vergadering; quorum 1. 2.
De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur indien ten minste de helft van het aantal leden van de commissie aanwezig is. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, wordt de vergadering niet gehouden.
Artikel 10 Vergaderingen 1. De vergaderingen van de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH zijn openbaar. 2. De deuren worden gesloten wanneer ten minste een vijfde van het aantal aanwezige leden daar om verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.
Artikel 11 Verslag 1. De secretaris draagt zorg voor het opstellen van een kort verslag van de vergadering. 2. Het verslag bevat in ieder geval: a. de namen van de afwezige leden; b. de namen van de andere personen die hebben deelgenomen aan de beraadslaging; c. een formulering van de genomen besluiten. 3. Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de voorzitter en de secretaris wordt ondertekend.
Artikel 12 Handhaving orde; schorsing 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij: a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het in acht nemen van dit reglement te herinneren; b. een lid hem onderbreekt. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden. 2. Indien een spreker zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaat, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen. 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.
2
Artikel 13 Voorstellen van orde 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht. 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen. 3. Over een voorstel van orde beslist de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH terstond.
Artikel 14 Beraadslaging 1. De adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over een of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen. 2. Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is. 3. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH anders beslist.
Artikel 15 Deelname aan de beraadslaging door anderen 1. De adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden deelnemen aan de beraadslaging. 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een der leden genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.
Artikel 16 Uitbrengen adviezen 1. De adviezen worden bij meerderheid van stemmen uitgebracht. De leden stemmen mondeling. 2. Indien een advies niet bij eenstemmigheid wordt uitgebracht, kunnen desgevraagd minderheidsstandpunten bijgevoegd worden. 3. De uitgebrachte adviezen worden gevoegd bij de voorstellen aan het algemeen bestuur.
Hoofdstuk 3 Spreekrecht Artikel 17 Spreekrecht voor belanghebbenden 1. Bij opening van de vergadering, wordt aan belanghebbenden het recht verleend te spreken over punten die zijn vermeld op de agenda, met uitzondering van de verslagen van vergaderingen van organen van de MRDH. 2. De belanghebbende die gebruik wenst te maken van het spreekrecht dient dit tenminste vierentwintig uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk aan de voorzitter en secretaris mee te delen. 3. De in het tweede lid vermelde mededeling vermeldt het agendapunt waarover de belanghebbende wenst te spreken, het belang dat daarbij aan de orde is, en de naam van de spreker. 4. Iedere spreker krijgt maximaal vijf minuten spreektijd. Indien er meerdere sprekers zijn bepaalt de voorzitter in overleg met de commissie de totale voor de belanghebbenden beschikbare spreektijd en de volgorde van sprekers. 5. Indien een belanghebbende wenst te spreken over een punt dat niet vermeld is op de agenda of niet voldoet aan hetgeen bepaald in de punten 2 en 3, kan de voorzitter bepalen dat geen spreekrecht verleend wordt. 6. Voor zover dit artikel daarin niet voorziet bepaalt en handhaaft de voorzitter de orde rond het spreekrecht.
Hoofdstuk 4 Slotbepalingen Artikel 18 Uitleg reglement In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de adviescommissie Vervoersautoriteit op voorstel van de voorzitter.
3
Artikel 19 Inwerkingtreding 1. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking. Voor zover de datum van de bekendmaking is gelegen na 7 oktober 2015 heeft dit besluit terugwerkende kracht tot en met 7 oktober 2015 2. Dit reglement kan worden aangehaald als: Reglement van orde voor de adviescommissie Vervoersautoriteit MRDH 2015.
Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op 19 december 2014 en gewijzigd in de vergadering van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op 7 oktober 2015.
de secretaris, mw.mr.drs. A.W.M. Bertram
de voorzitter, ing. A. Aboutaleb
4
Reglement van orde adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH 2015 Het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, Gelet op artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 7, tweede lid, van het Instellingsbesluit adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH 2015; gezien het Reglement van orde adviescommissie economisch vestigingsklimaat 2015 zoals vastgesteld op 19 december 2014; gelet op het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 23 september 2015 ;
BESLUIT: vast te stellen het navolgende:
Reglement van orde adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH 2015 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen a. algemeen bestuur: het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 2:3 van de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014; b. secretaris: de secretaris van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag of diens vervanger; c. voorzitter: de voorzitter van de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH.
Artikel 2 Voorzitter De voorzitter is belast met: a. het leiden van de vergadering; b. het handhaven van de orde; c. het doen naleven van het reglement van orde; d. de uitvoering van hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.
Artikel 3 Secretaris 1. De secretaris is in elke vergadering van de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH aanwezig. 2. De secretaris kan aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.
Hoofdstuk 2 Vergaderingen Paragraaf 1 Voorbereidingen Artikel 4 Vergaderfrequentie De adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH stelt vóór aanvang van elk kalenderjaar een schema op voor de in dat jaar te houden vergaderingen. Dit schema wordt tijdig ter kennis gebracht van de leden en het algemeen bestuur.
Artikel 5 Uitnodiging 1. De voorzitter zendt ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden een uitnodiging onder vermelding van plaats, dag en uur van de vergadering, inclusief de daarbij behorende stukken. 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de uitnodiging tot uiterlijk 24 uur voor de aanvang van de vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden verzonden.
Artikel 6 Agenda 1. Bij aanvang van de vergadering stelt de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH de agenda vast. 2. Op voorstel van een lid of de voorzitter, kan de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.
1
3. Op voorstel van een lid of van de voorzitter kan de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.
Artikel 7 Openbare kennisgeving 1. De vergadering, inclusief voorlopige agenda en daarbij behorende stukken, wordt tegelijk met de plaatsing op de website van de Metropoolregio openbaar gemaakt. Een uitzondering geldt voor de stukken waarvoor op grond van artikel 23, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen geheimhouding is opgelegd. 2. De openbare kennisgeving vermeldt: a. de datum, aanvangstijd en plaats, alsmede de voorlopige agenda van de vergadering; b. wijze waarop en plaats waar een ieder de bij de vergadering behorende stukken kan inzien.
Paragraaf 2 Orde der vergadering Artikel 8 Verhindering tot bijwoning vergadering Het lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft daarvan vóór het begin van de vergadering kennis aan de secretaris.
Artikel 9 Opening vergadering; quorum 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur indien ten minste de helft van het aantal leden van de commissie aanwezig is. 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, wordt de vergadering niet gehouden.
Artikel 10 Vergaderingen 1. De vergaderingen van de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH zijn openbaar. 2. De deuren worden gesloten wanneer ten minste een vijfde van het aantal aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.
Artikel 11 Verslag 1. De secretaris draagt zorg voor het opstellen van een kort verslag van de vergadering. 2. Het verslag bevat in ieder geval: a. de namen van de afwezige leden; b. de namen van de andere personen die hebben deelgenomen aan de beraadslaging; c. een formulering van de genomen besluiten. 3. Het verslag wordt in de eerstvolgende vergadering vastgesteld, waarna dit door de voorzitter en de secretaris wordt ondertekend.
Artikel 12 Handhaving orde; schorsing 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij: a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het in acht nemen van dit reglement te herinneren; b. een lid hem onderbreekt. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden. 2. Indien een spreker zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaat, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen. 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.
Artikel 13 Voorstellen van orde 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht. 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen. 3. Over een voorstel van orde beslist de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH terstond.
Artikel 14 Beraadslaging 1. De adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over een of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.
2
2. Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is. 3. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH anders beslist.
Artikel 15 Deelname aan de beraadslaging door anderen 1. De adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden deelnemen aan de beraadslaging. 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een der leden genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.
Artikel 16 Uitbrengen adviezen 1. De adviezen worden bij meerderheid van stemmen uitgebracht. De leden stemmen mondeling. 2. Indien een advies niet bij eenstemmigheid wordt uitgebracht, kunnen desgevraagd minderheidsstandpunten bijgevoegd worden. 3. De uitgebrachte adviezen worden gevoegd bij de voorstellen aan het algemeen bestuur.
Hoofdstuk 3 Spreekrecht Artikel 17 Spreekrecht voor belanghebbenden 1. Bij opening van de vergadering wordt aan belanghebbenden het recht verleend te spreken over punten die zijn vermeld op de agenda, met uitzondering van de verslagen van vergaderingen van organen van de MRDH. 2. De belanghebbende die gebruik wenst te maken van het spreekrecht dient dit tenminste vierentwintig uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk aan de voorzitter en secretaris mee te delen. 3. De in het tweede lid vermelde mededeling vermeldt het agendapunt waarover de belanghebbende wenst te spreken, het belang dat daarbij aan de orde is, en de naam van de spreker. 4. Iedere spreker krijgt maximaal vijf minuten spreektijd. Indien er meerdere sprekers zijn bepaalt de voorzitter in overleg met de commissie de totale voor de belanghebbenden beschikbare spreektijd en de volgorde van sprekers. 5. Indien een belanghebbende wenst te spreken over een punt dat niet vermeld is op de agenda of niet voldoet aan hetgeen bepaald in het tweede en derde lid, kan de voorzitter bepalen dat geen spreekrecht verleend wordt. 6. Voor zover dit artikel daarin niet voorziet bepaalt en handhaaft de voorzitter de orde rond het spreekrecht.
Hoofdstuk 4 Slotbepalingen Artikel 18 Uitleg reglement In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de adviescommissie economisch vestigingsklimaat op voorstel van de voorzitter.
Artikel 19 Inwerkingtreding 1. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking. Voor zover de datum van de bekendmaking is gelegen na 7 oktober 2015 heeft dit besluit terugwerkende kracht tot en met 7 oktober 2015. 2. Dit reglement kan worden aangehaald als: Reglement van orde voor de adviescommissie economisch vestigingsklimaat MRDH 2015.
Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op 19 december 2014 en gewijzigd in de vergadering van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op 7 oktober 2015.
de secretaris, mw.mr.drs. A.W.H. Bertram
de voorzitter, ing. A. Aboutaleb
3
Verordening rekeningcommissie MRDH 2015 Het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, Gelet op artikel 2:8 van de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014, artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen; gezien de Verordening op de rekeningcommissie MRDH 2015 zoals vastgesteld op 19 december 2014; gezien het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 23 september 2015;
Besluit: vast te stellen de :
VERORDENING OP DE REKENINGCOMMISSIE VAN DE METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG 2015 (VERORDENING OP DE REKENINGCOMMISSIE MRDH 2015), Artikel 1 Begripsbepalingen. In deze verordening wordt verstaan onder: a. algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag; b. bestuurscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen onderscheidenlijk artikel 2:7, derde lid, van de regeling; c. dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag; d. jaarrekeningonderzoek: het jaarlijkse onderzoek naar de getrouwheid en de rechtmatigheid van het gevoerde financiële beheer en de weergave daarvan in de door het dagelijks bestuur opgestelde jaarrekening van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. e. leden: de leden van de rekeningcommissie; f. regeling: de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014; g. rekeningcommissie: de rekeningcommissie van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag; h. secretaris: de secretaris van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag of diens vervanger; i. vertegenwoordigend orgaan: de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten; j. voorzitter: de voorzitter van de rekeningcommissie.
Artikel 2 Instelling en samenstelling rekeningcommissie. 1. Er is een rekeningcommissie. 2. Het algemeen bestuur benoemt één raadslid per deelnemer aan de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag als lid van de rekeningcommissie. Leden van het dagelijks bestuur kunnen niet benoemd worden als lid van de rekeningcommissie. 3. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien. De benoeming ter vervulling van een tussentijds ontstane vacature wordt gedaan voor de resterende zittingsduur van het algemeen bestuur. 4. De zittingsduur van de rekeningcommissie is gelijk aan de zittingsduur van het algemeen bestuur. 5. Voor ieder benoemd lid kan het algemeen bestuur een plaatsvervangend lid benoemen.
Artikel 3 Voorzitter De commissie kiest uit haar midden een voorzitter en een waarnemend voorzitter.
Artikel 4 Taak 1. De rekeningcommissie heeft tot taak: a. het uitvoeren van het jaarrekeningonderzoek en het opstellen van een verslag hiervan. In dit verslag wordt een advies opgenomen over de vaststelling van de jaarrekening van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, dan wel een voorstel voor een door het algemeen 1
bestuur te nemen indemniteitsbesluit. De rekeningcommissie zorgt ervoor dat het verslag tijdig naar het algemeen bestuur wordt gezonden, zodat het algemeen bestuur kan voldoen aan de wettelijke datum waarvóór de jaarrekening vastgesteld moet zijn; b. het, in opdracht van het algemeen bestuur, verrichten van andere onderzoeken uit hoofde van de controlerende functie van het algemeen bestuur waaronder - bijzondere onderzoeken naar de rechtmatigheid van het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid; - onderzoeken naar de getrouwheid van andere verantwoordingsstukken dan de jaarrekening die onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur worden opgesteld. 2. De rekeningcommissie informeert het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur over die aangelegenheden die zij in het licht van haar taakstelling van belang acht.
Artikel 5 Werkwijze. 1. De rekeningcommissie vergadert zo vaak als de voorzitter of twee van de leden dat nodig vinden. 2. De vergaderingen van de rekeningcommissie zijn openbaar, tenzij zwaarwegende belangen met betrekking tot de te behandelen onderwerpen zich daartegen verzetten. De voorzitter of diens plaatsvervanger besluit in dat geval over de daartoe aangeduide agendapunten besloten te vergaderen. 3. De vergadering van een commissie wordt niet gehouden, indien blijkens de presentielijst niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is. In geval er geen quorum is kan de voorzitter of kunnen de aanwezige leden voorstellen de vergadering toch te houden. Hierover wordt bij gewone meerderheid besloten. 4. De besluiten van de rekeningcommissie worden met meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van de stemmen beslist de voorzitter. 5. De rekeningcommissie bepaalt, voor zover deze verordening daar niet in voorziet, haar eigen werkwijze.
Artikel 6 Openbaarmaking De besluiten van de rekeningcommissie worden elektronisch openbaar gemaakt met uitzondering van besluiten over besloten (delen van) vergaderingen.
Artikel 7 Ondertekening uitgaande stukken De voorzitter van de rekeningcommissie tekent de uitgaande stukken van de rekeningcommissie.
Artikel 8 Bevoegdheden 1. Het dagelijks bestuur zorgt ervoor dat de rekeningcommissie de voor het onderzoek van de jaarrekeningen benodigde stukken ontvangt. Hieronder zijn begrepen de jaarrekening en het rapport van bevindingen van de controlerend accountant. 2. De rekeningcommissie heeft het recht tot het opvragen en het inzien van administraties, besluiten en notulen van vergaderingen, alsmede alle andere bescheiden welke zij voor haar onderzoek nodig acht. 3. De rekeningcommissie heeft het recht de controlerend accountant(s) uit te nodigen de vergadering van de rekeningcommissie bij te wonen voor het geven van toelichting. 4. De rekeningcommissie heeft het recht schriftelijk dan wel mondeling inlichtingen te vragen aan de leden van het dagelijks bestuur en ambtenaren van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Voor het verkrijgen van mondelinge inlichtingen kan de rekeningcommissie de leden van het dagelijks bestuur of een ambtenaar ter vergadering uitnodigen. 5. De rekeningcommissie heeft het recht informatie in te winnen bij organisatieonderdelen van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. 6. Leden van het dagelijks bestuur en ambtenaren zijn verplicht de rekeningcommissie alle informatie te verstrekken die zij voor haar onderzoek noodzakelijk acht. 7. De commissie wordt onmiddellijk in kennis gesteld van alle informatie die na het opmaken van de jaarrekening en voor de behandeling van de jaarrekening in het algemeen bestuur beschikbaar komt en die van wezenlijke invloed is op het beeld dat de jaarrekening geeft.
Artikel 9 Doorwerking bestuurscommissies. 1. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op de door het algemeen bestuur ingestelde bestuurscommissies.
2
2. De bestuurscommissies verschaffen gevraagd en ongevraagd alle informatie aan de rekeningcommissie, het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening.
Artikel 10 Vaststelling verslag jaarrekeningonderzoek. 1. De vaststelling van het verslag over het jaarrekeningonderzoek, vindt plaats nadat de meerderheid van de leden, hetzij ter vergadering, hetzij schriftelijk, haar mening omtrent het desbetreffende ontwerpverslag kenbaar heeft gemaakt. 2. In het verslag van de rekeningcommissie kan een minderheidsstandpunt worden opgenomen.
Artikel 11 Verzending verslag. Het verslag over het jaarrekeningonderzoek wordt, na vaststelling door de rekeningcommissie, verzonden naar het dagelijks bestuur ter agendering voor het algemeen bestuur. Het is aan de rekeningcommissie om te bepalen, of en op welke wijze het verslag van de Rekeningcommissie in de vergadering van het algemeen bestuur wordt toegelicht.
Artikel 12 Secretariaat. De secretaris wijst een ambtenaar van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, die wordt belast met het secretariaat.
Artikel 13 Slotbepalingen. 1. Deze verordening in werking op de dag van de bekendmaking. Voor zover de datum van de bekendmaking is gelegen na 7 oktober 2015 heeft dit besluit terugwerkende kracht tot en met 7 oktober 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de rekeningcommissie MRDH 2015.
Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op 19 december 2014 en gewijzigd in de vergadering van het algemeen bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op 7 oktober 2015.
de secretaris, mw.mr.drs. A.W.H. Bertram
de voorzitter, ing. A. Aboutaleb
3
Algemeen bestuur Vergadering: Agendapunt: Onderwerp Voorgesteld besluit Korte motivering
7 oktober 2015 5
Delegatiebesluit Vervoersautoriteit MRDH 2015 Het Delegatiebesluit Vervoersautoriteit MRDH 2015 vast te stellen. Bij de oprichting van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) is bedoeld alle bevoegdheden op het gebied van verkeer en vervoer bij de Vervoersautoriteit MRDH te leggen. Dit staat ook zo omschreven in de toelichting op de Gemeenschappelijke Regeling. Bij de oprichting zijn echter alleen de bevoegdheden die voortvloeien uit de wet Personenvervoer bij de Vervoersautoriteit MRDH belegd. Het voorgestelde Delegatiebesluit zorgt ervoor dat, naast deze bevoegdheden, de bevoegdheid tot besluitvorming inzake overige verkeer- en vervoertaken volledig bij de Bestuurscommissie Vervoersautoriteit komt te liggen. Het betreft bevoegdheden die door een tiental wetten en regelingen aan het dagelijks bestuur worden toebedeeld. Vaststelling van het voorgestelde Delegatiebesluit maakt tevens aanpassing van het Mandaatbesluit noodzakelijk. Omdat de mandaatverlening gebeurt door het dagelijks bestuur en de bestuurscommissies, ieder voor wat betreft de eigen (gedelegeerde) bevoegdheden, is aan die organen het Mandaatbesluit voorgelegd, ter vaststelling per datum inwerkingtreding van het Delegatiebesluit. Met de herziening van het Mandaatbesluit is tevens beoogd om de interne besluitvormingsprocedures doelmatiger te maken en onnodige bureaucratie terug te dringen. Met het oog daarop wordt voorts aan de Va en de gemandateerde functionarissen voorgesteld om het gewijzigde Ondermandaatbesluit MRDH 2015 vast te stellen. Het mandaatbesluit MRDH 2015 en het Ondermandaatbesluit MRDH 2015 zijn ter kennisname bijgevoegd.
Financiële gevolgen P&O aspecten Juridische aspecten Bijlagen
Gevolgde procedure
Verdere procedure Openbaar besluit Wet. bekendmaking Persbericht Andere publiciteit
n.v.t. n.v.t. Het Delegatiebesluit voldoet aan de daaraan door de Awb gestelde eisen. Op grond van artikel 25 lid 3 Wet gemeenschappelijke regelingen kan het algemeen bestuur bevoegdheden van het dagelijks bestuur overdragen aan de Bestuurscommissie. 1. Delegatiebesluit Vervoersautoriteit MRDH 2015 2. Mandaatbesluit MRDH 2015 (ter kennisname) 3. Ondermandaatbesluit MRDH 2015 (ter kennisname) Adviescommissie n.v.t. Bestuurscommissie BC EV: schriftelijke ronde BC Va: 21 september 2015 Zienswijze n.v.t. Dagelijks bestuur 23 september 2015 Anders, te weten n.v.t. n.v.t. Ja Ja Nee Nee
Opsteller Telefoonnummer Datum Secretaris-generaal
Vincent van Toledo 088 5445 100 23 september 2015
Delegatiebesluit Vervoersautoriteit MRDH 2015 Het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag, gelezen: het advies van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit van 21 september 2015, het voorstel van het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag van 23 september 2015, gelet op: het bepaalde in afdeling 10.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht; het bepaalde in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen; het bepaalde in artikel 2:7, eerste lid, en artikel 3:4, eerste lid, van de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014; de Verordening Vervoersautoriteit MRDH 2015; overwegende dat: het wenselijk is om in aanvulling op artikel 3 van de Verordening Vervoersautoriteit MRDH 2015 - de navolgende taken en bevoegdheden aan de Vervoersautoriteit over te dragen; de Vervoersautoriteit zijn taken op het terrein van Verkeer en Vervoer uitvoert binnen de door het algemeen bestuur gestelde kaders en de Verordening Vervoersautoriteit MRDH 2015; besluit: het hiernavolgende delegatiebesluit vast te stellen: Delegatiebesluit Artikel 1. Begripsbepalingen algemeen bestuur: het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 2:3 van de regeling; Vervoersautoriteit: de bestuurscommissie Vervoersautoriteit, zoals ingesteld bij Verordening Vervoersautoriteit MRDH 2015; dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 2:6 van de regeling; regeling: de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014; Metropoolregio: het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 1:2 van de regeling; verkeer en vervoerstaken: alle taken en bevoegdheden die zijn toebedeeld aan de bestuursorganen van de Metropoolregio en die voortvloeien uit ondergenoemde wet- en regelgeving; minister: de minister van Infrastructuur en Milieu. Overdracht van bevoegdheden van het dagelijks bestuur Artikel 2. Wet BDU verkeer en vervoer Aan de Vervoersautoriteit worden overgedragen alle taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wet BDU Verkeer en Vervoer zijn geattribueerd aan het dagelijks bestuur.
1
Artikel 3. Wet Infrastructuurfonds Aan de Vervoersautoriteit worden overgedragen alle taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wet Infrastructuurfonds zijn geattribueerd aan het dagelijks bestuur. Artikel 4. Wet bereikbaarheid en mobiliteit Aan de Vervoersautoriteit worden overgedragen alle taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wet bereikbaarheid en mobiliteit zijn geattribueerd aan het dagelijks bestuur. Artikel 5. Wet van 24 april 1991, houdende regels met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat Aan de Vervoersautoriteit worden overgedragen alle bevoegdheden die bij of krachtens de Wet van 24 april 1991 houdende regels met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat zijn geattribueerd aan het dagelijks bestuur. Artikel 6. Wet personenvervoer 2000 Aan de Vervoersautoriteit worden overgedragen alle taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000 zijn geattribueerd aan het dagelijks bestuur. Artikel 7. Planwet verkeer en vervoer Aan de Vervoersautoriteit worden overgedragen alle taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Planwet verkeer en vervoer zijn geattribueerd aan het dagelijks bestuur. Artikel 8. Wet lokaal spoor Aan de Vervoersautoriteit worden met ingang van 1 december 2015 overgedragen alle taken en bevoegdheden die bij of krachtens de Wet lokaal spoor per 1 december 2015 zijn geattribueerd aan het dagelijks bestuur. Artikel 9. Wet gemeenschappelijke regelingen Aan de Vervoersautoriteit worden overgedragen alle taken en bevoegdheden die op grond van artikel 33b, eerste lid, onder e en f en het tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn geattribueerd aan het dagelijks bestuur, uitsluitend voor zover dit ziet op taken en bevoegdheden, die voortvloeien uit bovengenoemde wet- en regelgeving en dus betrekking hebben op verkeer en vervoerstaken. Artikel 10. Tijdelijke subsidieverordening MRDH 2015 Aan de Vervoersautoriteit worden overgedragen alle taken en bevoegdheden die op grond van de Tijdelijke subsidieverordening MRDH 2015 in combinatie met de daarin genoemde regelgeving van de voormalige Stadsregio Rotterdam en het voormalige Stadsgewest Haaglanden zijn geattribueerd aan het dagelijks bestuur. Artikel 11. Inwerkingtreding 1. Dit besluit kan worden aangehaald als “Delegatiebesluit bestuurscommissie Vervoersautoriteit 2015”. 2. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking. Voor zover de datum van de bekendmaking is gelegen na 7 oktober 2015 heeft dit besluit terugwerkende kracht tot en met 7 oktober 2015. Aldus besloten in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van de Metropoolregio d.d. 7 oktober 2015, de secretaris,
de voorzitter,
mw.mr.drs.A.W.H. Bertram
ing. A. Aboutaleb
2
Toelichting Algemeen Het Delegatiebesluit komt, in aanvulling op het bepaalde in artikel 3:4, eerste lid, van de GR MRDH 2014, tegemoet aan het uitgangspunt dat de Vervoersautoriteit de taken en bevoegdheden op het gebied van verkeer en vervoer uitoefent, met inachtneming van de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders (zoals de strategische agenda en de werkplannen). De Vervoersautoriteit is ingesteld bij Verordening Vervoersautoriteit MRDH 2015. Dit delegatiebesluit voorziet in de aanvulling van taken en bevoegdheden die door de Vervoersautoriteit worden uitgevoerd. Het besluit gaat over alle taken en bevoegdheden die op basis van bovengenoemde wet- en regelgeving zijn toegekend aan het dagelijks bestuur en die uitsluitend zien op verkeer- en vervoerstaken.
Algemene verwijzing
De verwijzing naar genoemde wet- en regelgeving is een dynamische verwijzing, inhoudende een verwijzing naar de tekst van de wet zoals die met inbegrip van sinds de totstandkoming vastgestelde wijzigingen luidt of zal luiden. In verband met mogelijke wetswijzigingen en gezien het gegeven dat alle bestuurstaken, die wettelijk mogen worden overgedragen, en die betrekking hebben op verkeer- en vervoerstaken, worden overgedragen van het dagelijks bestuur, is er voor gekozen om in het delegatiebesluit geen verwijzing naar concrete bepalingen in genoemde wet- en regelgeving op te nemen. Artikelen
Artikelen 2, 3, 4, 6, 7 en 8
Dit betreffen bevoegdheden die zien op de dagelijkse uitvoeringen van het bepaalde in de betreffende wetten.
Artikel 5
Een groot deel is niet van toepassing op de Metropoolregio. Het betreft het verzoek om aan de minister een bijdrage te vragen ter zake van maatregelen te nemen ter bestrijding van de verkeersonveiligheid.
Artikel 8
De Wet lokaal spoor treedt, met uitzondering van het reeds in werking getreden hoofdstuk 1, in werking met ingang van 1 december 2015. Reden waarom artikel 8 pas in werking kan treden per 1 december 2015. Het betreffen hier ook enkel taken en bevoegdheden die niet voortvloeien uit het reeds in werking getreden hoofdstuk 1 van de Wet lokaal spoor.
Artikel 9
In artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen is de bevoegdheid te besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen expliciet uitgesloten van overdracht aan het dagelijks bestuur, door de verwijzing naar artikel 31a van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De oprichting van en de deelneming in voornoemde privaatrechtelijke rechtspersonen wordt in artikel 31a in handen gelegd van het algemeen bestuur. Nu deze taak niet concreet ziet op verkeer en vervoerstaken, blijft deze taak ook bij het algemeen bestuur. Voor zover wel wenst te worden deelgenomen in een rechtspersoon ter uitvoering van verkeer en vervoerstaken, dient het algemeen bestuur hiertoe te besluiten. Het betreft een ruime bevoegdheid ten aanzien van het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen die via dit delegatiebesluit wordt overgedragen aan de Vervoersautoriteit. Dit betekent onder meer dat de Vervoersautoriteit bevoegd is te besluiten tot het aangaan van geldleningsovereenkomsten, besluiten tot het verlenen van schadevergoedingen uit onrechtmatige daad en het besluiten tot het verlenen van opdrachten (al dan niet aanbestedingsplichtig) etc., alle voor zover dit betrekking heeft op verkeer en vervoerstaken. Aangezien de beperking zit in verkeer en vervoerstaken, is niet gekozen voor het hanteren van een maximumbedrag tot waartoe de Vervoersautoriteit mag besluiten.
3
Het dagelijks bestuur blijft ten aanzien van de algemene bedrijfsvoering – zijnde geen verkeer en vervoerstaken - het bevoegde bestuursorgaan. Het dagelijks bestuur blijft bijvoorbeeld bevoegd over het sluiten, wijzigen of beëindigen van een huurovereenkomst ten behoeve van Metropoolregio als geheel wordt gesloten etc. Het besluiten tot het voeren van en het verrichten van handelingen ter voorbereiding daarop van rechtsgedingen, bezwaarprocedures en administratiefberoepsprocedures betreft een ruime bevoegdheid, die ziet op privaatrechtelijke en bestuursrechtelijke (beroeps)procedures. De Vervoersautoriteit kan dus ook besluiten tot het voeren van een kort geding of voorlopige voorziening. Het tweede lid van artikel 33b van de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt dat ook het nemen van conservatoir maatregelen en het voorkomen van verjaring of verlies van recht of bezit een taak van het dagelijks bestuur is en door middel van het delegatiebesluit van de Vervoersautoriteit is. Het behoort ook tot de bevoegdheid van de Vervoersautoriteit om mondeling of schriftelijk zienswijzen en bedenkingen in te dienen tegen voorgenomen besluiten van bestuursorganen - mits betrekking hebbend op verkeer en vervoerstaken - indien deze gelegenheid of dit recht aan de Metropoolregio of één van zijn bestuursorganen toekomt. Voorts geldt dat er geen beperking is in rechtsinstantie. Dit betekent dat de Vervoersautoriteit bevoegd is te besluiten tot het voeren van procedures bij de bekende rechtsprekende instanties, zoals rechtbanken, gerechtshoven, Hoge Raad en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar bijvoorbeeld ook bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw bij bouwrechtelijke geschillen en bij de Commissie van Aanbestedingsrechtexperts in aanbestedingsrechtelijke geschillen.
4
INTERN WERKDOCUMENT Dit intern werkdocument maakt geen onderdeel uit van het delegatiebesluit en is enkel bedoeld als intern werkdocument. Hierin zijn – voor zover mogelijk – de concrete taken en bevoegdheden weergegeven die door het dagelijks bestuur zijn overgedragen aan de Vervoersautoriteit, op het moment van inwerkingtreding van dit delegatiebesluit: Titel van de wet
Artikel
Omschrijving taak/bevoegdheid
Wet BDU verkeer en vervoer
3, lid 1
Het ontvangen van de door de minister jaarlijks voor het uitkeringsjaar te verstrekken brede doeluitkering ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van het regionaal verkeer- en vervoerbeleid in het gebied van de Metropoolregio. Een gedeelte van de uitkering t.b.v. voorbereiding en uitvoering van het regionaal verkeer- en vervoerbeleid verstrekken aan a. een aan de regeling deelnemende gemeente, b. een waterschap, c. de provincie Zuid Holland, in de in dit artikellid genoemde gevallen. Overeenstemmen met de minister over het uitgaven doen voor: a. het te voeren gemeenschappelijk verkeer- en vervoerbeleid; b. het verlenen van een subsidie aan een rechtspersoon die het te voeren gemeenschappelijk verkeer- en vervoerbeleid behartigt. Het kunnen reserveren van een gedeelte van de uitkering voor het doen van uitgaven, in de jaren die volgen op het uitkeringsjaar. Het afleggen van financiële verantwoording van de besteding en reservering ten laste van de uitkering. Het laten horen door de minister, indien de minister een uitkering ten nadele van de Metropoolregio wijzigt. Desgevraagd inlichtingen verstrekken omtrent de besteding en reservering ten laste van de uitkering aan de door de minister aangewezen ambtenaren van de accountantsdienst als bedoeld in artikel 66, eerste lid van de Comptabiliteitswet 2001 Verstrekken van desgevraagde informatie aan de minister met het oog op de uitoefening van zijn bevoegdheden krachtens deze wet en zijn verantwoordelijkheid voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid dat aan zijn begroting ten grondslag ligt. Het in de bijlage bij de jaarrekening opnemen van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Het aanvragen en ontvangen van subsidies uit het infrastructuurfonds ten behoeve van aanleg, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur. Het als subsidie-ontvanger verlenen van medewerking aan een door of vanwege de minister te verrichten onderzoek naar de besteding van de subsidie. Het opleggen van verplichtingen bij de verlening van een subsidie die wordt bekostigd uit de doeluitkering, bedoeld in artikel 29 onderscheidenlijk artikel 31, om: a. in het jaar volgend op het jaar waarin het subsidiebedrag is betaald een financieel verslag uit te brengen over de besteding van de subsidie en dit verslag vergezeld te doen gaan van een accountantsverklaring; b. medewerking te verlenen aan een door of vanwege gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur te verrichten onderzoek naar de besteding van de subsidie. Het aanvragen van een subsidie uit het fonds voor een groot project gelegen in een samenwerkingsgebied.
3, lid 2
5
9 10 11 13, lid 1
14, lid 1
Besluit BDU verkeer en vervoer
5
Wet Infrastructuurfonds
8, lid 2, onder c
Besluit infrastructuurfonds
3, lid 1 3, lid 2
4, lid 2
5
11, lid 2
13, leden 4, 5 en 8
14 14a, lid 3 16a 16aa Wet bereikbaarheid en mobiliteit Wet van 24 april 1991 houdende regels met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat Wet Personenvervoer 2000
28a 28
1
14b
20, lid 3 in samenhang met AMvB 20, lid 4
Wijzigingen ten opzichte van de op grond van artikel 4 ingediende bescheiden en gegevens die van invloed zijn op de effectiviteit, de kosten, de kwaliteit of de fasering van het project te onderwerpen aan de instemming van de minister. Het jaarlijks binnen vier maanden na afloop van het betrokken kalenderjaar indienen van een financiële verantwoording, voorzien van een accountantsverklaring (tenzij lid 5 van toepassing is). Het indienen van een suppletoire aanvraag bij onvoorziene omstandigheden, waardoor de werkelijk gemaakte kosten hoger uitvallen. Het binnen een jaar nadat het betrokken project in gebruik is genomen, mededeling hiervan doen aan de minister. Indien de werkelijke kosten lager uitvallen dan het bedrag dat als vast subsidiebedrag is verleend, het verschil aan infrastructurele maatregelen conform dit besluit besteden. Het beslissen om het project niet tot uitvoering te brengen na instemming van de minister. Het bij een aanvraag om een subsidie verstrekken van de in dit artikel genoemde gegevens. Het aanvragen en ontvangen van een bijzondere subsidie. De minister verzoeken om ten gunste van een regionaal mobiliteitsfonds, dat als enig doel de bekostiging van infrastructurele maatregelen en vervoersdiensten heeft, bijdragen te verlenen. De minister verzoeken uit ’s Rijks kas een bijdrage te verlenen terzake van maatregelen ter bestrijding van de verkeersonveiligheid.
Het desgevraagd aan de minister verstrekken van gegevens voor zover hij die nodig heeft om te kunnen voldoen aan een verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van verordening (EG) 1370/2007. Verlenen, wijzigen of intrekken van een concessie voor openbaar vervoer, anders dan per trein in het gebied van de MRDH. Het verlenen, wijzigen of intrekken van concessies voor regionaal openbaar vervoer per trein voor aangewezen vervoersdiensten die de daarbij aangegeven stations verbinden.
(NB. Is reeds overgedragen in artikel 3:4, lid 1 van de regeling en artikel 3, lid 1 van de Verordening Vervoersautoriteit MRDH 2015). 22, lid 1 22, lid 2 24 25, lid 2 26, lid 1 27, lid 1
Het verstrekken van subsidies voor het in een concessie omschreven openbaar vervoer. Het bepalen van een termijn aan een concessiehouder voor het verstrekken van gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de artikelen 6 en 7 van de verordening EG 1370/2007. Het verlenen van een concessie voor beperkte duur. Het bepalen van de inhoud van de concessie. Het plegen van overleg met concessieverleners die bevoegd zijn tot het verlenen van concessies in aangrenzende gebieden, voordat een concessie wordt verleend of gewijzigd. Voordat een concessie wordt verleend of gewijzigd, consumentenorganisaties om advies vragen over de aan de concessie te verbinden voorschriften. 6
27, lid 2 27, lid 4 28
29, leden 1 en 3
29, lid 2 29, lid 4 29, lid 5 29a
31
32, lid 1 32, lid 2
37, leden 2
Consumentenorganisaties in de gelegenheid stellen met de Vervoersautoriteit overleg te voeren voordat advies wordt uitgebracht. Zo spoedig mogelijk in kennis stellen van consumentenorganisaties van de wijze waarop aan het uitgebrachte advies gevolg wordt gegeven. Ten minste eenmaal per jaar de consumentenorganisaties, bedoeld in artikel 27 van de Wet Personenvervoer 2000, te informeren over de resultaten van de bij AMvB genomen maatregelen en die de belangen van de reiziger raken. Het verlenen van een ontheffing op het verbod, bedoeld in artikel 19, eerste lid van de Wet Personenvervoer 2000, aan een ieder die openbaar vervoer anders dan per trein wil verrichten in een gebied waarvoor aan verzoeker geen concessie is verleend, voor bepaalde tijd. Het wijzigen of intrekken van de ontheffing. Het weigeren van de ontheffing. Het verlenen van de ontheffing onder beperkingen of het verbinden van voorschriften aan de ontheffing. Het besluiten tot verlening of wijziging van een concessie zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden, is mogelijk indien de vervoerder niet binnen vier dagen na bekendmaking zonder voorbehoud heeft doen blijken dat hij de concessie niet zonder voorbehoud aanvaardt. Het vragen van advies aan de consumentenorganisaties, indien een voorgenomen wijziging van een dienstregeling, het tarief en overige in de concessie geregelde onderwerpen door de concessieverlener is geïnitieerd Het kunnen verbinden van voorschriften aan een concessie. Het in ieder geval verbinden van voorschriften ten aanzien van: a. de onderwerpen waarover en de consumentenorganisaties waaraan de concessiehouder advies vraagt als bedoeld in artikel 31; b. de onderwerpen waarover en de wijze waarop de concessiehouder de consumentenorganisaties, bedoeld in onderdeel a, informeert; c. het verstrekken van informatie aan de concessieverlener ten behoeve van de controle op de uitvoering van de concessie; d. de tarieven, de modellen van vervoerbewijzen en de vervoersvoorwaarden waartegen het openbaar vervoer moet worden verricht, alsmede de wijziging en openbaarmaking daarvan; e. het opstellen van een financiële verantwoording van het uitvoeren van de concessie, welke verantwoording gescheiden is van die voor andere activiteiten; f. de wijziging, de openbaarmaking, de datum van ingang en de geldigheidsduur van de dienstregeling; g. de eisen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer ten behoeve van reizigers met een handicap; h. het waarborgen van een verantwoorde mate van veiligheid ten behoeve van zowel de reizigers als het personeel binnen het openbaar vervoer; i. punctualiteit; j. een procentuele beschikbaarheidsgarantie van zitplaatsen; k. het zowel op stations als in de trein aan reizigers geboden serviceniveau. Het uitoefenen van de afwijkingsbevoegdheid zoals in dit artikel 7
en 3 39, lid 1 39, lid 3 41, lid 3 43 44, lid 1 44, lid 3 44, lid 4 45 46
50 61 62 63a, lid 1
87, lid 1
87, lid 7 93a 100, lid 1 100, lid 2 104
106 108, lid 5
omschreven. Het verzoeken aan concessiehouder om een openbare schriftelijke opgave van rechten en verplichtingen te verstrekken, zoals in dit artikel omschreven, ten behoeve van het programma van eisen. Het aanwijzen van de deskundigen, omschreven in het tweede lid. Het betalen van de kosten van deze deskundigen. Schriftelijk verlenen van toestemming aan concessiehouder voor het overdragen van de concessie. Het geheel of gedeeltelijk kunnen intrekken van een concessie, indien is gebleken dat de concessiehouder de concessie niet naar behoren uitvoert. Het vaststellen van een programma van eisen ten behoeve van een concessie. Het vragen van advies aan consumentenorganisaties. Het publiceren van het programma van eisen voor een concessie van openbaar vervoer, die wordt verleend zonder daaraan voorafgaande aanbesteding. Overleggen als bedoeld in artikel 26, voordat het programma van eisen wordt vastgesteld. Het binnen een door de Vervoersautoriteit te bepalen termijn ontvangen van gegevens van de concessiehouder, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de voorbereiding van de verlening van een concessie. Het vaststellen van een aanbestedingsreglement voor de procedure van aanbesteding van concessies. Het houden van een aanbesteding, voorafgaand aan het verlenen van een concessie voor openbaar vervoer. Het uitsluiten van aanbesteding van de in dit artikel genoemde vervoerders. Het kunnen verlenen van een concessie zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden aan een vervoerder waarop de Metropoolregio net als over haar eigen diensten zeggenschap uitoefent. Het besluiten tot het aanwijzen van personen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000 belast zijn, voor zover het de door de Vervoersautoriteit verleende concessies betreft. Het mededelen van het besluit als bedoeld in het eerste lid, in de Staatscourant. Het opleggen van een last onder dwangsom ter handhaving van de in dit artikel genoemde verplichtingen. Het kunnen intrekken van een concessie, indien aan de concessiehouder ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000 een sanctie is opgelegd. Het kunnen intrekken van een ontheffing als bedoeld in artikel 29, onder de in dit artikellid genoemde voorwaarden. Voor zover dit noodzakelijk is ter toetsing van de geschiktheid van bestuurders, kunnen gegevens betreffende de gezondheid en het gedrag van bestuurders worden verwerkt. Het bestuursorgaan dat bevoegd is tot toetsing aan deze eisen, is verantwoordelijke voor de verwerking van de gegevens als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens. Het als vertegenwoordiger van de Metropoolregio, een regionaal openbaar lichaam, voeren van overleg met de minister over de in dit artikel genoemde voorgenomen wet- en regelgeving. Het desgevraagd aan de minister verstrekken van gegevens ten behoeve van de verslagen en het onderzoek bedoeld in dit artikel. 8
Besluit Personenvervoer 2000
6, lid 1, aanhef en onder a en 87 WP 2000
6, lid 1, aanhef en 106 WP 2000 6, lid 2 en 27, lid 1 WP 2000 27, lid 2 WP 2000 27, lid 4 WP 2000 6 lid 2 en 28 WP 2000 6 lid 2 en 31 WP 2000 6 lid 2 en 32 WP 2000 6 lid 2 en 44, lid 1 44, lid 3 44, lid 4 WP 2000 33
34
36b
Ten aanzien van een voor ieder openstaand personenvervoer per auto dat niet volgens een dienstregeling wordt verricht: Het besluiten tot het aangaan van een (aanbestede) overeenkomst met een vervoerder. Het besluiten tot het aanwijzen van personen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000 belast, voor zover het de krachtens de Vervoersautoriteit gesloten overeenkomst betreft. Het mededelen van het besluit als bedoeld in artikel 87, eerste lid, in de Staatscourant. Het als vertegenwoordiger van de Metropoolregio, een regionaal openbaar lichaam, voeren van overleg met de minister over de in dit artikel genoemde voorgenomen wet- en regelgeving met betrekking tot voor ieder openstaand personenvervoer per auto dat niet volgens een dienstregeling wordt verricht. Voordat de overeenkomst ten aanzien van een voor ieder openstaand personenvervoer per auto dat niet volgens een dienstregeling wordt verricht, wordt verleend of gewijzigd, consumentenorganisaties om advies vragen over de aan de overeenkomst te verbinden voorschriften. Consumentenorganisaties in de gelegenheid stellen met de Vervoersautoriteit overleg te voeren voordat advies wordt uitgebracht. Zo spoedig mogelijk in kennis stellen van consumentenorganisaties van de wijze waarop aan het uitgebrachte advies gevolg wordt gegeven. Ten minste eenmaal per jaar de consumentenorganisaties, bedoeld in artikel 27 van de Wet Personenvervoer 2000, te informeren over de resultaten van de bij AMvB genomen maatregelen en die de belangen van de reiziger raken. Het vragen van advies aan de consumentenorganisaties, indien een voorgenomen wijziging van de dienstkenmerken, de vooraanmeldingstijd en de ophaal- of aankomstmarge, het tarief en overige in de concessie geregelde onderwerpen door de vervoerder is geïnitieerd. Het kunnen verbinden van voorschriften aan de overeenkomst met een vervoerder voor een ieder openstaand personenvervoer per auto dat niet volgens een dienstregeling wordt verricht. Het vaststellen van een programma van eisen ten behoeve van de vervoersovereenkomst Het vragen van advies aan consumentenorganisaties. Het publiceren van het programma van eisen voor de overeenkomst, die wordt verleend zonder daaraan voorafgaande aanbesteding. Indien de Vervoersautoriteit als concessieverlener een wijziging initieert van een onderwerp als bedoeld in het eerste lid, vraagt de Vervoersautoriteit (in ieder geval een keer per jaar) advies aan de consumentenorganisaties, over de in het artikel genoemde onderwerpen. Het informeren van consumentenorganisaties als bedoeld in artikel 31 ten minste over resultaten van maatregelen ten aanzien van: a. de mate van bereikbaarheid van het concessiegebied en b. de aanleg en onderhoud van infrastructuur ten behoeve van het openbaar vervoer. Het verlenen, wijzigen, of intrekken van concessies als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de wet, ten aanzien van het gebied van 9
37 38
39
40 Planwet verkeer en vervoer
6, lid 1 en 16 lid 2 2, lid 2 en 16 lid 2 6, lid 1 en 16, lid 2 12, 16, 12, 16,
Wet lokaal spoor
(met ingang van 1 december 2015)
lid lid lid lid
1 en 2 2 en 2
13, lid 2 en 16, lid 2 4, lid 2 4, lid 3
6, lid 2 9, leden 1 en 2 9, lid 4 9, lid 5 10, lid 1 10, lid 3
de Metropoolregio. Het toepassen van de aanbestedingsregels boven de Europese drempelwaarde. Het opstellen van een besluit tot concessieverlening op grond van gunningscriteria, ten aanzien van niet uitgesloten vervoerders op basis van geschiktheidscriteria of andere bij de aanbesteding gestelde voorwaarden. Het ontvangen van de door de Vervoersautoriteit desgevraagde gegevens van de vervoerder: a. gegevens over de vervoeromvang per lijn of traject in absolute reizigersaantallen of in reizigerskilometers, b. gegevens over de gerealiseerde kosten van de uitvoering van de concessie, c. gegevens over de tijdens de concessieperiode door de concessiehouder verkochte vervoerbewijzen op jaarbasis met de bijbehorende opbrengsten per kaartsoort en per tarief en d. overige gegevens die naar het oordeel van de concessieverlener noodzakelijk zijn voor de voorbereiding van aanbesteding van een concessie. Het na verlening van een concessie, zenden van een kennisgeving betreffende het verloop en de uitslag van de aanbestedingsprocedure aan Onze Minister. Het betrokken worden door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland bij de voorbereiding van het provinciale verkeers- en vervoersplan. Het in overleg treden met de minister bij de voorbereiding van het nationale verkeers- en vervoerplan door de minister. Het bij de voorbereiding van het verkeers- en vervoerplan ten behoeve van de Metropoolregio betrekken van de naar het oordeel van de Vervoersautoriteit meest belanghebbende bestuursorganen. Het kunnen sluiten van bestuurlijke overeenkomsten. Het zich kunnen wenden tot een door de minister in te stellen commissie, voor het geval bestuurlijke overeenkomsten niet tot stand komen. Het zorg dragen voor de organisatie van het verkeers- en vervoerberaad op het niveau van de Metropoolregio. Het zorgdragen voor de aanleg en het beheer van de lokale spoorweginfrastructuur, voor zover gelegen in het gebied van de Metropoolregio. Het kunnen overdragen van bevoegdheden bedoeld in de artikelen 9, tweede lid, 10 derde lid, 11, 12, 17, derde lid, 18, 20, vierde lid, 21, tweede, derde en vierde lid, 22, tweede lid, 24, eerste lid, 32, tweede en vijfde lid, 33, derde lid, 34, eerste en zesde lid, en 35, tweede lid, aan het college van burgemeester en wethouders van een van de in het gebied van de Metropoolregio liggende gemeenten. Indien wordt overwogen een tunnel aan te leggen, langer dan 250 m, als onderdeel van een spoorweg: het laten uitvoeren van een risicoanalyse ten aanzien van het ontwerp. Het verlenen van een vergunning voor het in dienst stellen van lokale spoorweginfrastructuur. Het verlenen van een vergunning onder beperkingen. Het verbinden van voorschriften aan een vergunning. Het ontvangen van een informatiedossier van de beheerder. Het ontvangen van een informatiedossier van de beheerder. Het eisen van een vergunning voor indienststelling. 10
11
12, lid 1 12, leden 2 en 3 12, lid 5 12, lid 6 12, lid 7 12, lid 8 16, lid 1 16, lid 2 17, lid 1 17, lid 2 17, lid 3 18, lid 1 18, lid 4 18, 18, 18, 18, 18,
lid lid lid lid lid
5 6 7 8 10
20, lid 4 21, lid 2 21, lid 3 21, lid 4 22, lid 2 24, lid 1 25, lid 5
Het kunnen schorsen of intrekken van een vergunning, indien: a. dat naar het oordeel van de Vervoersautoriteit noodzakelijk is in verband met de veiligheid op en in de directe nabijheid van de lokale spoorweg; b. de lokale spoorweginfrastructuur niet meer voldoet aan de artikelen 5 en 6. Het verlenen van een vergunning voor het (doen) uitvoeren van werkzaamheden op, in, boven, naast of onder de lokale spoorweg of het plaatsen van zaken. Het weigeren van de vergunning. Het kunnen verlenen van een vergunning onder beperkingen. Het vaststellen van het ruimtelijk profiel waarbinnen het vergunningsvereiste geldt. Het kunnen stellen van nadere regels ter uitvoering van het verbod en de vergunning. Het aanwijzen van gevallen waarvoor geen vergunning is vereist. Het kunnen verrichten van onderzoek naar de oorzaken van ongevallen en incidenten. Het kunnen machtigen van een ander tot het verrichten van het onderzoek. Het ten minste een maal in de vier jaar vaststellen van een visie t.a.v. een kwalitatief goed en doelmatig beheer. Het nader concretiseren van de prestatienormen, na overleg met de beheerder, door middel van prestatie-indicatoren. Het jaarlijks afspraken maken met de beheerder over de uitvoering van de beheertaken en de benodigde financiële middelen ter realisatie van de afspraken. Het ten behoeve van het beheer aanwijzen van een of meerdere beheerders van de lokale spoorweginfrastructuur voor een door de Vervoersautoriteit te bepalen termijn. Het bij de aanwijzing rekening houden met gerechtvaardigde belangen van de rechthebbende op de lokale spoorweginfrastructuur. Het kunnen horen van de rechthebbende. Het kunnen verbinden van voorschriften aan de aanwijzing. Het kunnen wijzigen van voorschriften. Het kunnen schorsen of intrekken van de aanwijzing. Het in de gelegenheid stellen van de beheerder om binnen een door de Vervoersautoriteit te bepalen termijn het veiligheidsbeheersysteem adequaat toe te passen. Het kunnen geven van bindende aanwijzingen aan de beheerder met betrekking tot het beheer. Het instemmen met het jaarlijks door beheerder opgestelde beheerplan. Het jaarlijks voor 1 april ontvangen van een jaarverslag van beheerder ter verantwoording van de uitgeoefende taken. Het kunnen stellen van eisen aan de inhoud en de procedure van totstandkoming van het beheerplan en het jaarverslag. Het kunnen stellen van regels over de veilige uitvoering van de werkzaamheden aan of in de directe nabijheid van de lokale spoorweg. Het belasten van de beheerder of vervoerder met de verkeersleiding over de lokale spoorweg. Het verzoeken tot het nemen van maatregelen die de Vervoersautoriteit noodzakelijk acht voor het veilig verkeer op de lokale spoorweg. 11
27, lid 2 27, lid 4 27, lid 5 27, lid 6 29, lid 2 29, lid 3 29, lid 4 30, lid 2 32, lid 2 32, lid 4 32, lid 5 32, lid 9 33, lid 1 33, lid 3 34, lid 1 34, lid 6 35, lid 2 43 44, lid 1 44, lid 4 49, leden 1 en 3
51 Besluit lokaal spoor
(met ingang van 1 december 2015)
5, leden 1 en 2 6 7 8, lid 1 8, lid 2
Het verlenen van een veiligheidscertificaat aan de vervoerder die beschikt over een veiligheidsbeheersysteem. Het kunnen verlenen van een veiligheidscerticaat onder beperkingen. Het kunnen wijzigen van de beperkingen of voorschriften, verbonden aan een veiligheidscertificaat. Het kunnen stellen van nadere regels. Het kunnen schorsen of intrekken van een veiligheidscertificaat. De vervoerder in de gelegenheid stellen om binnen een door de Vervoersautoriteit te bepalen termijn alsnog te voldoen aan artikel 28. Het kunnen stellen van nadere regels. Het vaststellen van een beleidskader met toewijzingscriteria. Het verlenen van een vergunning voor indienststelling van een spoorvoertuig (voor het gebruik maken van een lokale spoorweg). Het ontvangen van een informatiedossier van de aanvrager. Het kunnen verlenen van een vergunning onder beperkingen. Het kunnen verbinden van voorschriften aan een vergunning. Het kunnen verlenen van ontheffing van het verbod tot gebruik maken van een lokale spoorweg met een spoorvoertuig. Het ontvangen van een informatiedossier, voordat een aanmerkelijk gewijzigd spoorvoertuig in dienst wordt gesteld. Het op basis van het informatiedossier eisen van een vergunning voor indienststelling voor de wijziging of voor het gewijzigde spoorvoertuig. Het op aanvraag verlenen van een vergunning voor indienststelling van een type spoorvoertuig. Het kunnen stellen van nadere regels over de verklaring van overeenstemming, bedoeld in het vijfde lid. Het gebruik van een spoorvoertuig kunnen verbieden. Het opleggen van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens de Wet lokaal spoor gestelde verplichtingen. Het kunnen opleggen van een bestuurlijke boete ten aanzien van de in dit artikellid genoemde overtredingen. Het kunnen verzoeken om gegevens omtrent de omzet van een onderneming, indien deze gegevens niet beschikbaar zijn gesteld aan de Vervoersautoriteit. Het mondeling of schriftelijk opvragen van de bij vervoerders en beheerders berustende gegevens en het inzien in boeken en bescheiden die betrekking hebben op het gebruik of beheer van de lokale spoorweginfrastructuur, voor zover de Vervoersautoriteit dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taken nodig acht en uitsluitend voor de uitvoering van zijn taken en bevoegdheden krachtens deze wet. Het ten laste kunnen brengen van de in dit artikel genoemde kosten van de aanvrager. Het plaatsen van seinen ten behoeve van het spoorverkeer, behoudens de uitzonderingen genoemd in leden 3, 4 en 5. Het per baanvak vaststellen van de toegestane maximumsnelheid en het bekendmaken ervan. Het vaststellen van voorrangsregels die gelden tussen spoorvoertuigen op lokale spoorwegen. Het uitoefenen van de in lid 1 genoemde bevoegdheden ten aanzien van beweegbare bruggen Het horen van de beheerder, de vaarwegbeheerder en 12
8, lid 3 9, lid 1
9, lid 2 10 12, lid 2 Regeling lokaal spoor
(met ingang van 1 december 2015)
2 11, lid 1
Wet gemeenschappelijke regelingen
11, lid 3 33b, lid 1 onder e onder f
33b, lid 2
Tijdelijke subsidieverordening MRDH 2015 (in combinatie met de Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012 van Stadsregio Rotterdam) Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012 van Stadsregio Rotterdam (in combinatie met de Tijdelijke subsidieverordening MRDH 2015)
1
2, lid 1
2, lid 2 4 5, lid 2
vertegenwoordigers uit de scheepvaart zijn gehoord. Het kunnen bepalen hoe lang met het sluiten van de brug kan of moet worden aangevangen. Het zorg dragen voor dat tekens worden getoond overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 6.25 en 6.26, vierde en vijfde lid, van het Binnenvaartpolitiereglement. Indien nodig, bepalen of goedkeuren dat het teken, bedoeld in artikel 6.26, onderdeel f, van het Binnenvaartpolitiereglement wordt gebruikt. Het zorg dragen voor dat in geval van gestoorde lichttekens een bord als bedoeld in artikel 6.26, zesde lid, van het Binnenvaartpolitiereglement wordt getoond. Het vaststellen bij welke spoorwegovergangen een Andreaskruis wordt geplaatst. De toezichthouder verzoeken toezicht op de naleving van het bij of krachtens de wet bepaalde te houden. Het meedelen aan de toezichthouder welke methodieken voor de kwantitatieve analyse en de scenarioanalyse toegepast worden. Het vaststellen van eisen van medische en psychologische geschiktheid. Het goedkeuren van een keuringsprotocol. Het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de Wgr, voor zover dit betrekking heeft op verkeer- en vervoerstaken. Het besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, voor zover dit betrekking heeft op verkeer- en vervoerstaken. Het nemen van alle conservatoire maatregelen en het doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding; voor zover dit betrekking heeft op verkeer- en vervoerstaken. Het conform de Subsidieverordening Verkeer en Vervoer 2012 van Stadsregio Rotterdam verlenen van subsidies ten behoeve van het grondgebied van de voormalige deelnemende gemeenten van Stadsregio Rotterdam.
Het kunnen verlenen van subsidies uit de BDU, waaronder zijn begrepen: a. het (mede)financieren van of het verstrekken van subsidies voor regionale projecten; b. het verstrekken van subsidies voor exploitatie van openbaar vervoer; c. het (mede)financieren van of het verstrekken van subsidies voor activiteiten die in de RSA, het RVVP of de RUVV worden benoemd en die aanvullend zijn op het bepaalde in de voorgaande onderdelen. Het verdelen van de middelen uit de BDU over de verschillende verkeer- en vervoerscategorieën via de begroting. Het kunnen vaststellen van nadere regels en beleidsregels als in dit artikel omschreven. Het jaarlijks kunnen vaststellen van afzonderlijke subsidieplafonds 13
5, lid 3 5, lid 4 6
7, onder f 8, lid 1 8, lid 2 13, leden 1 en 3
13, lid 2 15, lid 2 16, lid 1, onder a 18, lid 6 21, lid 1
21, lid 2 21, lid 4 21, lid 6 22, lid 1 23
25 26
27 28
voor de verschillende categorieën, zoals bedoeld in hoofdstuk 2 en 3 van deze verordening. Het jaarlijks kunnen vaststellen van een subsidieplafond voor het totale programma van kleine projecten. Het wijzigen van een subsidieplafond. Het maken van een rangschikking van de projecten die in aanmerking komen voor subsidie per subsidieplafond als bedoeld in artikel 5, lid 3, volgens de volgorde van prioriteit opgenomen in het tweede lid. Het jaarlijks vaststellen van het maatregelenpakket Duurzame Mobiliteit. Het bij subsidieverlening ten behoeve van activiteiten die van buitengewoon belang zijn kunnen verlenen van een ontheffing of afwijken van de verordening (hardheidsclausule). Het ter kennis brengen van het portefeuillehoudersoverleg, indien subsidie is verleend aan een activiteit van buitengewoon belang. Het beslissen op een aanvraag van subsidie voor kleine projecten binnen drie maanden en op een aanvraag van subsidie voor grote projecten binnen zes maanden na de datum van ontvangst van een volledige aanvraag. Bij complexiteit van de aanvraag verlengen van de genoemde termijnen. Het vaststellen van de Uitvoeringsregeling Brede Doeluitkering Verkeer en Vervoer, waarin de uit het RVVP afgeleide criteria zijn opgenomen. Het kunnen besluiten om in nadere regels voor de in artikel 15 lid 1 genoemde subsidiabele kosten normbedragen vast te stellen. Het kunnen vaststellen van een gemeentelijke verlegregeling. Het kunnen beslissen een subsidie in de vorm van een vast subsidiebedrag te verlenen. Het binnen 26 weken na ingebruikname van een project of na afronding ontvangen van een mededeling hiervan en een aanvraag tot vaststelling van de subsidie van subsidieontvanger. Het met ten hoogste binnen genoemde termijn op verzoek van de subsidieontvanger verlengen van de termijn met 26 weken. De subsidie ambtshalve vaststellen. Het door de Vervoersautoriteit vaststellen van een controleprotocol. Het door of vanwege de Vervoersautoriteit te verrichten onderzoek naar de besteding van de subsidie. Het binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag beslissen op de aanvraag tot vaststelling. Het jaarlijks verstrekken van subsidie aan vervoerders aan wie door de Vervoersautoriteit een concessie is verleend voor de exploitatie van openbaar vervoer en voor het beheer en onderhoud van daarmee samenhangende infrastructuur. Het binnen 12 weken beslissen op de aanvraag. Het ten hoogste met 12 weken kunnen verdagen van de beslissing. Het verzoeken om nadere gegevens van de subsidieaanvrager, die naar het oordeel van de Vervoersautoriteit noodzakelijk zijn om het gebruik, de kosten en de opbrengsten van de vervoersdiensten te berekenen. Het verlenen van een voorschot ten bedrage van een dertiende deel van de jaarlijkse subsidie, met dien verstande dat in de maand april twee maal dit bedrag wordt betaald. Het ontvangen van de aanvraag tot vaststelling van de subsidieontvanger (binnen 26 weken na afloop van het jaar, 14
29, lid 1 (en lid 2) 29, lid 3 30, lid 1 30, lid 2 33, lid 1 34 36 40, lid 1 Tijdelijke subsidieverordening MRDH 2015 (in combinatie met de Verordening Mobiliteitsfonds Haaglanden 2005 van Stadsgewest Haaglanden) Verordening Mobiliteitsfonds Haaglanden 2005 van Stadsgewest Haaglanden (in combinatie met de Tijdelijke subsidieverordening MRDH 2015)
2
3, lid 1 3, lid 3 3, lid 4
5, lid 5
6, lid 3 7 8, lid 3 10, lid 1 10, lid 4 10, lid 5 12, lid 5
waarvoor de subsidie is verleend). Het binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de definitieve subsidie vaststellen (en eenmalig verlengen van de termijn). Het ambtshalve vaststellen van de subsidie. Het verlenen van de in dit lid genoemde subsidie. Het verlenen van incidentele subsidies voor activiteiten tot stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer. Het jaarlijks binnen 12 weken nadat de subsidieontvanger aan al zijn verplichtingen voortvloeiende uit de subsidieverlening heeft voldaan, ambtshalve vaststellen van de definitieve subsidie. Het kunnen verlenen van subsidie aan wegbeheerders voor het realiseren van een maatwerkvoorziening openbaar vervoer. Het binnen 12 weken op de aanvraag tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 35 beslissen. Het voor ten hoogste 12 weken verdagen van de beslissing. Het jaarlijks binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling, zoals bedoeld in artikel 39, de subsidie vaststellen. Het verlenen van subsidies ten behoeve van het grondgebied van de voormalige deelnemende gemeenten van Stadsgewest Haaglanden.
Het beheren van het fonds. Het jaarlijks aan het algemeen bestuur aanbieden van de raming van de verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten van het fonds, als onderdeel van de ontwerp-begroting. Het gelijktijdig aanbieden van de ontwerp-besluiten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, en artikel 11, derde lid.
Het voorstellen aan het algemeen bestuur om de hoogte van de jaarlijkse bijdrage per inwoner te wijzigen in afwijking van het vierde lid, zij het op unaniem voorstel van de leden van de Vervoersautoriteit. Het op verzoek van een deelnemende gemeente vaststellen van een afwijkende betaling. Het toekennen van subsidies, die ten laste van het fonds komen. Het verdelen van de beschikbare bedragen, bedoeld in het eerste en tweede lid, in principe in de volgorde van ontvangst van de aanvragen. Het aanbieden van het ontwerp van een IPVV door de Vervoersautoriteit aan het algemeen bestuur. Het uiterlijk op 1 maart van het betreffende jaar ontvangen van een actualisatie van alle projectgegevens. Het aanbrengen van wijzigingen met betrekking tot het opnemen van projecten in de realisatiefase, mits dit binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde financiële kaders blijft. Het voorstellen aan het algemeen bestuur om het te verdelen budget van het programma voor gemeentelijke projecten 20122017, zij het dat unaniem over het voorstel moet worden besloten 15
14, lid 3 14, lid 4 19, lid 2 21 22
23, lid 1 23, leden 2 en 3 24, lid 1
24, lid 2 24, lid 3 25, lid 1 25, lid 1, onder d 27, lid 2 27, lid 3 29 30, lid 1
30, lid 3 30, lid 6 31, lid 1 33
35 36
door de leden van de Vervoersautoriteit. Het binnen vier weken verzoeken om aanvulling van de aanvraag. Een negatief besluit van de minister binnen vier weken mededelen aan de subsidieaanvrager. Het nemen van een realisatiebesluit als er een subsidiebeschikking wordt genomen. Het schriftelijk verzoeken tot aanvulling van de onvolledig ingediende aanvraag, binnen een termijn van 13 weken. Het beslissen op een aanvraag van subsidie voor programmaprojecten en kleine projecten binnen 20 weken en op een aanvraag van subsidie voor middelgrote projecten binnen 26 weken na de datum van ontvangst van een volledige aanvraag. Het afwijken van de aanvraag, nadat de Vervoersautoriteit de aanvrager in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze terzake naar voren te brengen. Bij complexiteit van de aanvraag verlengen van de genoemde termijnen. Het inhoudelijk toetsen van de aanvraag op basis van aan de doelstellingen van het RVVP en de criteria, die door het algemeen bestuur zijn vastgesteld in het spelregelkader. Het afwijzend beslissen op de aanvraag. Met betrekking tot een subsidieaanvraag van een deelnemende gemeente op het grondgebied van Haaglanden, het toezenden van het ontwerp van het te nemen besluit door of namens de Vervoersautoriteit aan de aanvrager. Het ontvangen van zienswijzen op het ontwerp. Het meenemen van de zienswijze in de besluitvorming. Voor het berekenen van de subsidie, het aanvaardbaar achten van de in aanmerking te nemen kostenposten. Het goedkeuren van de rente van de meest recente staatslening op het moment van gunning van het werk; het bedrag en de termijn (zijnde de bouwrente). Het besluiten tot afwijken van de in artikel 27, lid 1 opgenomen maximale percentages. Het verlenen van subsidie in de vorm van een vast subsidiebedrag. Het verlenen van een voorschot van 50% van de verleende subsidie en het afwijken hiervan. Het binnen 26 weken na ingebruikname van een project of na afronding ontvangen van een mededeling hiervan van subsidieontvanger. Het met ten hoogste binnen genoemde termijn verlengen van de termijn met 26 weken. Het door het dagelijks bestuur vaststellen van een controleprotocol. Het door of vanwege de Vervoersautoriteit te verrichten onderzoek naar de besteding van de subsidie. Het binnen 18 weken na ontvangst van de aanvraag beslissen op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie. Het jaarlijks verstrekken van subsidie aan vervoerders aan wie door de Vervoersautoriteit een concessie is verleend voor de exploitatie van openbaar vervoer en voor het beheer en onderhoud van daarmee samenhangende infrastructuur. Het binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag beslissen op de aanvraag. Het ten hoogste met 26 weken kunnen verdagen van de beslissing. Het verlenen van voorschotten ten bedrage van een dertiende deel van de jaarlijkse subsidie, waarbij in de maand april twee maal dit bedrag wordt betaald. 16
39, lid 1 39, lid 3 40 42 43
Tijdelijke subsidieverordening MRDH 2015 (in combinatie met de Verordening op het regionaal fonds bereikbaarheidsoffensief Haaglanden van Stadsgewest Haaglanden) Verordening op het regionaal fonds bereikbaarheidsoffensief Haaglanden van Stadsgewest Haaglanden (in combinatie met de Tijdelijke subsidieverordening MRDH 2015)
44 45 4
Het binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling vaststellen van de definitieve subsidie. Het ambtshalve kunnen vaststellen van de subsidie. Het jaarlijks verantwoording afleggen aan het algemeen bestuur over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de inkomsten en uitgaven van het fonds. Het voorstellen aan het algemeen bestuur om het fonds op te heffen, mits de leden van de Vervoersautoriteit unaniem hebben ingestemd. Het voorstellen tot het wijzigen van de verordening aan het algemeen bestuur, mits de leden van de Vervoersautoriteit unaniem hebben ingestemd. Het evalueren van de verordening in de praktijk. Het kunnen afwijken in bijzondere gevallen. Het verlenen van aangevraagde subsidies ten behoeve van activiteiten als bedoeld in de Verordening op het regionaal fonds bereikbaarheidsoffensief Haaglanden 2001, conform deze verordening.
3, lid 1
Het kunnen wijzigen van de projectenlijst.
4, lid 1
Het slechts wijzigen van de projectenlijst, indien het dagelijks bestuur toepassing geeft aan artikel 11a, eerste lid. Het opnemen van nieuwe projecten. Het in overeenstemming met het standpunt van gedeputeerde staten van Zuid-Holland wijzigen van projecten en maatregelen, waarvan de provincie Zuid-Holland deelnemer is, indien het dagelijks bestuur toepassing geeft aan artikel 11a, eerste lid. Het voorstellen tot actualisering van de projectenlijst aan het algemeen bestuur. Het vaststellen van een uitvoeringsprogramma. Het zorg dragen voor het eenmaal per jaar en voor 1 april evalueren van de projectenlijst en het uitvoeringsprogramma. Het algemeen bestuur voorstellen tot actualisatie. Het uitvoeringsprogramma zo nodig in overeenstemming brengen. Het tussentijds aanbrengen van wijzigingen in de projectenlijst. Het jaarlijks verantwoording afleggen aan het algemeen bestuur over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de inkomsten en uitgaven van het fonds. Het beheren van het regionaal fonds. Het vaststellen van een treasuryplan voor het regiofonds. Overleggen met de dagelijkse besturen van alle deelnemers over het voornemen het algemeen bestuur voor te stellen de projectenlijst, als bedoeld in hoofdstuk 3, te wijzigen en over het
4, lid 2 4, lid 3
8, lid 6 10 11, lid 1 11, lid 3 11, lid 4 11a 12 13, lid 1 13, lid 4 14, lid 7
17
17, lid 3 18, lid 1 18, lid 3 20 20a 21, lid 1 21, lid 3 24, lid 1 onder d
24, lid 4 25, lid 1 25a, lid 1 27, lid 5 28, lid 1 28, lid 2 28, lid 3 30, lid 1
30, lid 2 30, lid 3
31 32
wijzigen van deze verordening, dan wel het opheffen van het regiofonds. Het kunnen vaststellen van modellen voor het verstrekken van informatie. Het beslissen op een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid, binnen 20 weken na ontvangst van de aanvraag. Het eenmaal met ten hoogste 13 weken verlengen van de termijn. Het afwijzend beslissen op de aanvraag. Het verzoeken om aanvulling van de gegevens. Het zenden van een ontwerp-besluit aan aanvrager. Het bij de bekendmaking van het besluit zijn overwegingen omtrent de naar voren gebrachte zienswijze vermelden. Voor het berekenen van de subsidie, het aanvaardbaar achten van de in aanmerking te nemen kostenposten. Het goedkeuren van de rente van de meest recente staatslening op het moment van gunning van het werk; het bedrag en de termijn (zijnde de bouwrente). Het afwijken in bijzondere gevallen. Het kunnen verlenen van één of meer voorschotten. Het op verzoek kunnen verlenen van voorfinanciering en kredietfaciliteit. Het door of vanwege de Vervoersautoriteit te verrichten onderzoek naar de besteding van de subsidie. Het beslissen op de aanvraag tot subsidievaststelling binnen 18 weken na ontvangst van de aanvraag. Het eenmaal met 13 weken kunnen verlengen van de beslissing. Het ambtshalve kunnen vaststellen van de subsidie. Jaarlijks de uitgaven ten behoeve van het fondsbeheer, zoals onder meer de kosten van de coördinatie van de uitvoering van het programma en de financiële administratie van het regiofonds, ten laste te brengen van de post overige kosten en onvoorzien van het regiofonds. Het in dit artikellid bedoelde bedrag op de post overige kosten en onvoorzien ten laste van het regiofonds te brengen. Aan de hand van de stand per 31 december van de post overige kosten en onvoorzien bezien of er financiële middelen beschikbaar zijn om het deel van het budget voor een project, voor zover dat betrekking heeft op het rijksdeel, dat is opgebouwd op basis van de dotatie van de deelnemer, aan te passen aan de ontwikkelingen van het loon- en prijspeil. Bepalen welk deel van de IBOI van het voorafgaande jaar toegerekend kan worden aan de daarvoor in aanmerking komende projecten. Het algemeen bestuur voorstellen tot wijziging van de verordening, zij het dat unanieme instemming van de voltallige Vervoersautoriteit nodig is ten aanzien van het voorstel. Het in bijzondere gevallen kunnen afwijken van het bepaalde in de verordening of bepalingen buiten toepassing verklaren.
18
Mandaatbesluit Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015 Het dagelijks bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, de voorzitter van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, de bestuurscommissie Vervoersautoriteit en de bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft; gelet op de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen zoals deze luidt vanaf 1 januari 2015, de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014, de afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en het Delegatiebesluit Bestuurscommissie Vervoersautoriteit 2015; overwegende dat het voor het efficiënt functioneren van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag wenselijk is dat zij elk ten aanzien van hun eigen bevoegdheden mandaat, volmacht en machtiging verlenen;
BESLUITEN: vast te stellen het navolgende:
MANDAATBESLUIT METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG Artikel 1 Begripsbepalingen
a. b.
c. d. e. f. g. h. i. j.
Awb: Algemene wet bestuursrecht; bestuursorgaan: het dagelijks bestuur (DB), de voorzitter (VZ), de bestuurscommissie Vervoersautoriteit (Va) of de bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat (EV) van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag; mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen; machtiging: de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan of rechtspersoon handelingen, niet zijnde besluiten en/of privaatrechtelijke rechtshandelingen, te verrichten; volmacht: de bevoegdheid om namens een rechtspersoon privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten; mandaatverlener, machtiging- of volmachtgever: het bestuursorgaan dat mandaat, machtiging of volmacht verleent; gemandateerde, gemachtigde, gevolmachtigde: de functionaris die mandaat, machtiging of volmacht krijgt; ondermandaat, -machtiging, -volmacht: mandaat, machtiging, volmacht verleend namens een bestuursorgaan of rechtspersoon door de gemandateerde, gemachtigde, gevolmachtigde aan een ander; mandaatregister: een van dit besluit onderdeel uitmakend overzicht van de verleende mandaten, machtigingen en volmachten; secretaris-generaal: de secretaris-directeur als bedoeld in artikel 5:1, tweede lid van de gemeenschappelijke regeling Rotterdam Den Haag 2014.
Artikel 2 Mandaat en plaatsvervanging 1. 2. 3. 4.
Het bestuursorgaan verleent mandaat voor de uitoefening van bevoegdheden aan de bestuursorganen en functionarissen, zoals vermeld in het bij dit besluit behorende mandaatregister. De per gemandateerde bevoegdheid geldende begrenzingen en instructies zijn weergegeven in het bij dit besluit behorende mandaatregister. In het geval van afwezigheid of ontstentenis van de gemandateerde is gemandateerd degene die conform de vervangingsregeling van artikel 2.8 van de Verordening ambtelijke organisatie Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015 heeft te gelden als de vervanger van de eerst genoemde gemandateerde. Ondertekening van een krachtens een mandaat genomen besluit van het dagelijks bestuur geschiedt op de volgende wijze: “Namens het dagelijks bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, handtekening
1
naam, functie”. 5.
Ondertekening van een krachtens een mandaat genomen besluit van de voorzitter geschiedt op de volgende wijze: “Namens de voorzitter van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, handtekening naam, functie”.
6.
Ondertekening van een namens de rechtspersoon Metropoolregio Rotterdam Den Haag krachtens een volmacht verrichte privaatrechtelijke rechtshandeling geschiedt op de volgende wijze: “Namens de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, handtekening naam, functie”.
7.
Ondertekening van een krachtens een mandaat genomen besluit van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit geschiedt op de volgende wijze: “Namens de bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, handtekening naam, functie”.
8.
Ondertekening van een krachtens een mandaat genomen besluit van de bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat geschiedt op de volgende wijze: “Namens de bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, handtekening naam, functie”.
Artikel 3 Algemene regels en uitzonderingen 1.
2.
Het mandaat omvat de bevoegdheid om het besluit: a. voor te bereiden; b. te nemen, alsmede te wijzigen, beëindigen, verlengen, in te trekken en op te zeggen; c. te ondertekenen, en d. af te doen. De gemandateerde is bevoegd tot het nemen van besluiten als vermeld in het mandaatregister, tenzij a. advies nodig is van andere (staf)afdelingen en het advies en het eigen standpunt niet op elkaar aansluiten respectievelijk niet tot dezelfde conclusie leiden; b. uit overleg met de portefeuillehouder blijkt dat deze het voorstel aan het bestuursorgaan wil voorleggen; c. het besluit een afwijking zou inhouden van het bestaande beleid of richtlijnen; d. het besluit overschrijding van budgetten of kredieten zou inhouden; e. mandaatverlener vooraf te kennen heeft gegeven zelf te willen beslissen.
2
Artikel 4 Registratie en informatieverstrekking
1. 2.
De gemandateerde houdt een registratie bij van de door hem in mandaat genomen besluiten. De gemandateerde informeert het ter zake bevoegd bestuursorgaan desgewenst over de krachtens mandaat genomen besluiten.
Artikel 5 Schakelbepaling volmachten en machtigingen
Dit mandaatbesluit is van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan aan een functionaris werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid of een derde, volmacht verleent tot het namens de Metropoolregio Rotterdam Den Haag verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, of machtiging verleent tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Artikel 6 Ondermandaat
1. De gemandateerde is bevoegd ondermandaat te verlenen ter uitoefening van een aan hem gemandateerde bevoegdheid aan de onder hem ressorterende functionarissen of derden, voor zover vermeld in het bij dit besluit behorende mandaatregister. 2. Op de verlening van ondermandaat als bedoeld in het derde lid zijn de bepalingen van dit mandaatbesluit van overeenkomstige toepassing. De verlening van ondermandaat geschiedt conform de vorm en systematiek van dit mandaatbesluit en het bijbehorende register.
Artikel 7 Schakelbepaling penvoering samenwerkingsverbanden en verkregen mandaten 1.
2.
3.
Dit mandaatbesluit is van overeenkomstige toepassing op handelingen die een bestuursorgaan verricht als penvoerder van het samenwerkingsverband Decentrale OV-autoriteiten (DOVA) en het samenwerkingsverband Bereik! uit eigen hoofde, dan wel verricht krachtens een mandaat, machtiging of volmacht van dat samenwerkingsverband of van een deelnemer aan dat samenwerkingsverband. Het bestuursorgaan verleent het mandaat als bedoeld in het eerste lid aan de directeur Vervoersautoriteit. De directeur Vervoersautoriteit is bevoegd ondermandaat en ondervolmacht te verlenen aan een functionaris van het samenwerkingsverband om ten behoeve van de uitvoering van de taken van het samenwerkingsverband te besluiten overeenkomsten aan te gaan tot een bedrag € 50.000 per overeenkomst en de daaruit volgende verplichtingen voor het samenwerkingsverband binnen de begroting van het samenwerkingsverband blijven. Dit mandaatbesluit is van overeenkomstige toepassing op handelingen die een bestuursorgaan van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag verricht krachtens een mandaat, machtiging of volmacht zoals vermeld in onderdeel 5 van het register behorende bij dit mandaatbesluit.
Artikel 8 Wijzigingen 1.
Wijzigingen in het mandaatbesluit dienen voor wat betreft de juridische aspecten in overleg met de manager van de afdeling Bedrijfsvoering plaats te vinden. 2. De manager van de afdeling Bedrijfsvoering draagt zorg voor een actuele geconsolideerde versie van het mandaatbesluit.
Artikel 9 Slotbepalingen 1.
2. 3.
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking. Voor zover de datum van de bekendmaking is gelegen na 7 oktober 2015 heeft dit besluit terugwerkende kracht tot en met 7 oktober 2015. Op het moment van inwerkingtreding van dit besluit vervalt het Mandaatbesluit Metropoolregio Rotterdam Den Haag zoals bij vergadering van 19 december 2014 is vastgesteld. Dit besluit kan worden aangehaald als: Mandaatbesluit Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015.
Aldus besloten in de vergadering van het dagelijks bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op 23 september 2015, Aldus besloten in de vergadering van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op 21 september 2015,
3
Aldus besloten in de vergadering van de bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op 22 september 2015, Het dagelijks bestuur, de secretaris,
de voorzitter,
mw.mr.drs. A.W.H. Bertram
ing. A. Aboutaleb
De voorzitter de voorzitter,
ing. A. Aboutaleb
De bestuurscommissie Vervoersautoriteit de secretaris,
de voorzitter,
mw.mr.drs. A.W.H. Bertram
P.J. Langenberg
De bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat de secretaris,
de voorzitter,
mw.mr.drs. A.W.H. Bertram
mw. I. van Engelshoven
4
Toelichting mandaatbesluit Algemeen
Mandaat is de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Dit vloeit voort uit afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit mandaatbesluit worden de bevoegdheden die het het dagelijks bestuur, de voorzitter, de bestuurscommissie Vervoersautoriteit of de bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag op grond van diverse wet- en regelgeving hebben opgedragen aan functionarissen die werkzaam zijn in de ambtelijke organisatie van de Metropoolregio of in een enkel geval aan een advocaat. De besluiten worden genomen door de ambtenaar zelf (gemandateerde), maar gelden als een besluit van het bestuursorgaan (mandaatverlener); het bestuursorgaan blijft dus verantwoordelijk. Het bestuursorgaan blijft tevens bevoegd om de gemandateerde bevoegdheden zelf uit te oefenen. In het mandaatregister is opgenomen wie de mandaatverlener is en welke gemandateerde(n) of ondergemandateerde(n) bevoegd zijn. Waar mandaat of ondermandaat is verleend aan meerdere functionarissen, is telkens aangegeven welke voorwaarde daarbij geldt. Dit mandaatbesluit ziet niet alleen op de mandaatverlening tot het nemen van besluiten in de zin van de Awb, maar ook op het geven van volmachten voor het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen en de machtiging tot het verrichten van feitelijke handelingen. Het mandaatbesluit bestaat uit twee delen: - een besluit met algemene bepalingen over mandaat, volmacht en machtiging, ondertekend door de bevoegde mandaatverlener of volmacht- en machtiginggever; - een mandaatregister, waarin de gemandateerde bevoegdheden zijn overgenomen. Het Mandaatbesluit is gewijzigd als gevolg van het op 7 oktober 2015 vastgestelde Delegatiebesluit Bestuurscommissie Vervoersautoriteit Rotterdam Den Haag 2015. Daarnaast is het mandaatbesluit doelmatiger ingericht, rekening houdend met ontwikkeling van de organisatie sinds 1 januari 2015.
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1
In deze bepaling wordt een aantal begrippen gedefinieerd. In dit artikel wordt naast mandaat ook gesproken over volmacht en machtiging. In het geval van mandaat gaat het om de bevoegdheid om een publiekrechtelijke rechtshandeling (het nemen van een besluit) te verrichten. In het geval van volmacht gaat het om de bevoegdheid om een privaatrechtelijke rechtshandeling (w.o. het aangaan van een overeenkomst) te verrichten. Overigens dient voor het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst het dagelijks bestuur een besluit tot het aangaan van die privaatrechtelijke overeenkomst te hebben genomen. In het geval van machtiging gaat het om de bevoegdheid om een feitelijke handeling (het voeren van het woord tijdens een rechtsgeding) te verrichten. In de Awb zijn volmacht en machtiging door middel van een schakelbepaling onder de werking van de bepalingen over mandaat gebracht, dit volgt uit artikel 10:12 Awb. Wat geldt voor mandaten, geldt ook voor volmachten en machtigingen. Ook dit mandaatbesluit is, door middel van de schakelbepaling van artikel 5, van toepassing op volmachten en machtigingen. In dit mandaatbesluit wordt voor het gemak steeds van mandaat gesproken, ook als sprake is van volmacht of machtiging.
Artikel 2
Mandaat wordt in de regel verleend aan een hiërarchisch ondergeschikte. In dit mandaatbesluit zijn de bevoegdheden voor het merendeel gemandateerd aan de secretaris-generaal- en in een beperkt aantal gevallen aan de (respectievelijke voorzitters) van de Bestuurscommissies Vervoersautoriteit en Economisch Vestigingsklimaat. Per mandaat kunnen bijzondere voorwaarden gelden (artikel 10:6, lid 1 Awb), welke staan aangegeven in de laatste kolom van het mandaatregister.
5
In het geval van afwezigheid van de gemandateerde, is zijn plaatsvervanger bevoegd om het mandaat uit te oefenen. Een plaatsvervanger moet wel formeel als zodanig zijn aangewezen. Als zowel de gemandateerde als de plaatsvervanger afwezig is, dan is de leidinggevende van de gemandateerde bevoegd om het mandaat uit te oefenen. Volgens artikel 10:10 Awb vermeldt een krachtens mandaat genomen besluit namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen. Met het bepaalde in het vijfde lid wordt aangegeven hoe hieraan op uniforme wijze uitvoering wordt gegeven.
Artikel 3
Het ligt voor de hand dat bij mandatering van een bevoegdheid ook de daarbij behorende handelingen, het voorbereiden, ondertekenen en afdoen van het besluit, door de gemandateerde worden verricht. In het geval dat het gaat om de bevoegdheid tot het aangaan van de overeenkomst, is de gemandateerde ook bevoegd om de overeenkomst te ondertekenen. De bevoegdheid tot het aangaan van de overeenkomst is een bevoegdheid van het dagelijks bestuur en de bevoegdheid tot het ondertekenen van de overeenkomst is een bevoegdheid van de voorzitter. Het mandaat houdt derhalve beide bevoegdheden in. Voorts houdt het mandaat in de bevoegdheid om het besluit te wijzigen, beëindigen, verlengen, in te trekken en op te zeggen. In het tweede lid worden grenzen gesteld aan de omvang van het mandaat, in die zin dat er situaties zijn waarin het mandaat niet geldt en het besluit door het oorspronkelijk bevoegd bestuursorgaan moet worden genomen. Zo geldt het mandaat niet indien er sprake is van een afwijking van het bestaande beleid (bijvoorbeeld aanbestedingsbeleid), als er geen eensluidend ambtelijk advies is, er sprake is van een overschrijding van budgetten of kredieten. Voorts is mandaat op grond van artikel 10:3 Awb in bepaalde gevallen uitgesloten. Hieronder is het integrale artikel opgenomen: 1.
Een bestuursorgaan kan mandaat verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet. 2. Mandaat wordt in ieder geval niet verleend indien het betreft een bevoegdheid: a. tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, tenzij bij de verlening van die bevoegdheid in mandaatverlening is voorzien; b. tot het nemen van een besluit ten aanzien waarvan is bepaald dat het met versterkte meerderheid moet worden genomen of waarvan de aard van de voorgeschreven besluitvormingsprocedure zich anderszins tegen mandaatverlening verzet; c. tot het vernietigen van of tot het onthouden van goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan. 3. Mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift of op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, wordt niet verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen. 4. Indien artikel 5:53 van toepassing is, wordt mandaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete niet verleend aan degene die van de overtreding een rapport of een proces-verbaal heeft opgemaakt.
Artikel 4
Op grond van artikel 10:6, lid 2 Awb verschaft de gemandateerde de mandaatverlener op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid. Om die reden is het van belang om een registratie bij te houden over de in mandaat genomen besluiten.
Artikel 5
Dit is de schakelbepaling waarin het mandaatbesluit van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op volmacht en machtiging. Zie ook de toelichting op artikel 1.
Artikel 6
Voor veel aan haar gemandateerde bevoegdheden is de secretaris-generaal bevoegd gemaakt om ondermandaat te verlenen aan directeuren, managers en medewerkers en in een enkel geval een advocaat,
6
zoals is opgenomen in het mandaatregister. Dit geldt ook voor enkele gevallen waarin in dit mandaatbesluit mandaat wordt verleend aan de (respectievelijke voorzitters) van de Bestuurscommissies Vervoersautoriteit en Economisch Vestigingsklimaat. Deze eventuele ondermandaten maken logischerwijze geen deel uit van dit mandaatbesluit en dienen afzonderlijk te worden genomen door de desbetreffende gemandateerde. Tevens dienen deze ondermandaatbesluiten bekend te worden gemaakt op dezelfde wijze als geldt voor dit mandaatbesluit.
Artikel 7
De Metropoolregio Rotterdam Den Haag neemt deel aan verschillende samenwerkingsverbanden en is in enkele gevallen, vanwege het ontbreken van rechtspersoonlijkheid van deze samenwerkingsverbanden aangewezen als penvoerder. Voorbeelden hiervan zijn Bereik! en samenwerkingsverband Decentrale OVautoriteiten (DOVA). In dit artikel verleent het dagelijks bestuur of de voorzitter daartoe aan de directeur Vervoersautoriteit een mandaat, volmacht en machtiging om de handelingen als penvoerder te mogen verrichten. Voor zover het dagelijks bestuur en de voorzitter hier niet handelen op basis van bevoegdheden die hen krachtens de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag toekomen, mag het dagelijks bestuur hier als penvoerder ook handelen indien het samenwerkingsverband of een partij bij het samenwerkingsverband aan het dagelijks bestuur daartoe een mandaat, volmacht of machtiging heeft verleend. In dat geval verleent het dagelijks bestuur krachtens dit artikel dan een ondermandaat aan de directeur Vervoersautoriteit. De directeur Vervoersautoriteit is tevens bevoegd ten aanzien van de aan hem gemandateerde bevoegdheid ondermandaat te verlenen (ook aan niet aan hem ondergeschikten), overigens voor zover het samenwerkingsverband of de partij bij het samenwerkingsverband het dagelijks bestuur heeft toegestaan ondermandaat te verlenen. Het dagelijks bestuur heeft aan de bevoegdheid tot verlening van dit ondermandaat door de directeur Vervoersautoriteit de beperking verbonden dat de overeenkomst en verplichtingen die aldus worden aangegaan een bedrag € 50.000 niet te boven mogen gaan en dat deze verplichtingen voor het samenwerkingsverband binnen de begroting van het samenwerkingsverband dienen te blijven. In onderdeel 5 van het register bij dit mandaatbesluit is een aantal bevoegdheden opgenomen die bestuursorganen van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag krachtens mandaat, volmacht of machtiging van een derde ontvangen. Op de in onderdeel van het register genoemde bevoegdheden is het mandaatbesluit van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8
Omdat het mandaatbesluit centraal moet worden bijgehouden om een actueel overzicht te houden, is in dit artikel bepaald dat wijzigingen in het mandaatbesluit altijd in overleg met de senior adviseur juridische zaken en de manager van de afdeling Bedrijfsvoering plaatsvinden.
Artikel 9
Dit artikel bevat de datum van inwerkingtreding, intrekking van het voorheen geldende mandaatbesluit en de citeertitel.
7
Mandaatregister 1. Algemeen Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
1.1
Het ondertekenen van DB/VZ/Va stukken die geen besluit van het bestuursorgaan vergen (bijv. het verstrekken of het opvragen van informatie)
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren Va en EV managers V, OV en BV
1.2
Het voeren van correspondentie ter voorbereiding en uitvoering van besluiten van de bestuursorganen
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren Va en EV managers V, OV en BV
1.3
1.4
DB/VZ/Va
Het doorsturen van DB/VZ/Va stukken op grond van art. 2:3 Awb en verkeerd geadresseerde en ingezonden bezwaarschriften naar het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling aan de afzender (art. 6:15 Awb) Het sturen van DB/Va ontvangstbevestigingen en verzoeken om een aanvraag aan te vullen
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren Va en EV managers V, OV en BV, senior adviseur juridische zaken
Bijzondere voorwaarden/ toelichting De informatieverstrekking omvat het voeren van algemene correspondentie die het taakveld van het organisatieonderdeel van de MRDH betreft, inclusief het verstrekken van informatie of inlichtingen over vastgesteld beleid, uit vastgestelde regelingen en voorschriften of van algemene aard, het deelnemen aan enquêtes Dit ziet op uitgaande brieven Emailcorresponden tie wordt door de desbetreffende ambtenaren verstuurd
Indien art. 6:15 Awb van toepassing: de secretaris van de bezwaarschriftenco mmissie Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren Va en EV managers V, OV en BV
8
Bevoegdheid
1.5
1.6
op grond van art. 4:5 Awb en het verdagen van de beslistermijn Het opschorten van de beslistermijn op grond van art. 4:15 Awb
Het tekenen voor ontvangst van aangetekende stukken en bij aanbieding van deurwaarders-exploten en dergelijke 1.7 Beslissen op verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur 1.8 Beslissen op verzoeken om informatie als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens 1.9 Het afwikkelen van klachten, inclusief het verdagen van de beslissing op een klacht 1.10 Het voldoen aan voorschriften van rijksen provinciale bijdrageregelingen en vergelijkbare regelingen (zoals het inzenden van declaraties, jaarverslagen, accountantsrapporten, gereedmeldingen) 1.11 Het besluiten tot het aanvragen van vergunningen, noodzakelijk bij uit te voeren werken, alsmede de afhandeling van met die vergunningen verband houdende verzoeken tot nadere informatie
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
DB/Va
Secretarisgeneraal
DB/Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren Va en EV managers V, OV en BV Ja, aan: medewerker receptie MRDH en medewerker functioneel beheer
DB/Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren Va en EV managers V, OV en BV
Advies jurist
DB/Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren Va en EV managers V,OV en BV
Advies jurist
DB/Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: de klachtbehandelaar
Dit ziet zowel op interne als externe klachten
DB/Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren Va en EV managers V, OV en BV
DB/Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren Va en EV managers V, OV en BV
9
Bevoegdheid en gereed melden 1.12 Het vaststellen van wijzigingen in de bijlagen behorende bij het Convenant Landelijk Tarievenkader OV-chipkaart 2009 in overleg met de overige portefeuillehouders van contractpartijen
1.13 Het goedkeuren van regionale vervoerbewijzen
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
DB/Va
Voorzitter Va
Nee
Indien bevoegdheid ontleend aan een door Stadsgewest Haaglanden dan wel door Stadsregio Rotterdam voor 1 januari 2015 gesloten convenant: DB mandaatgever
DB/Va
1.14 Het vaststellen van DB/Va bedrijfseigen kaarten, reisproducten en tarieven voor het stadsen streekvervoer per bus en tram (incl. Randstadrail)
Voorzitter Va
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va manager OV
Ja, aan: directeur Va manager OV
Indien bevoegdheid ontleend bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000: Va mandaatgever Indien bevoegdheid ontleend aan een door Stadsgewest Haaglanden dan wel door Stadsregio Rotterdam voor 1 januari 2015 gesloten convenant: DB mandaatgever Indien bevoegdheid ontleend bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000: Va mandaatgever Alleen mandaat indien het een tijdelijke actie betreft; in overeenstemming met het bepaalde
10
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Bijzondere voorwaarden/ toelichting in de concessie: onder andere tarief- effecten op (groepen) reizigers en helderheid kaartstructuur toetsen Indien bevoegdheid ontleend aan een door Stadsgewest Haaglanden dan wel door Stadsregio Rotterdam voor 1 januari 2015 gesloten convenant: DB mandaatgever
1.15 Het jaarlijks indexeren van het basistarief (vaste voet), kilometertarief en reisproducten voor het stads- en streekvervoer per bus en tram (incl. RandstadRail)
DB/Va
Indien bevoegdheid ontleend bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000: Va mandaatgever Het mandaat betreft alleen de standaardindexatie conform de Landelijke Tarieven Index en geldt niet als daarvan wordt afgeweken.
Voorzitter Va
1.16 Het geven van uitvoering aan de controleverordening
DB
Secretarisgeneraal
Nee
1.17 Het geven van uitvoering aan het
DB/Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren Va en
De Va dient vooraf te worden geïnformeerd over het gebruik van het mandaat.
Zie hoofdstuk 3 Treasurystatuut
11
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Treasurystatuut MRDH 2015
Ondermandaat toegestaan? EV, manager BV
Bijzondere voorwaarden/ toelichting MRDH 2015
2. Bezwaar, beroep en (civiele) rechtsgedingen Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
2.1
Het sturen van een ontvangstbevestiging op een bezwaarschrift
DB/Va
Secretarisgeneraal
2.2
Het verdagen van de beslistermijn op een bezwaarschrift
DB/Va
Secretarisgeneraal
2.3
Het besluiten tot het instellen van bezwaar en beroep, het starten van een civielrechtelijke procedure en het nemen van procesbesluiten Het vertegenwoordigen in bezwaar- en beroepszaken en rechtsgedingen in publiekrechtelijke en privaatrechtelijke aangelegenheden bij de bezwaarschriftencommi ssie, de rechtbank, de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep, het College van beroep voor het Bedrijfsleven, de gerechtshoven, de Hoge Raad, de Raad van Arbitrage en andere gerechtelijke instanties, alsmede het voeren van een procedure bij de Commissie van Aanbestedingsrechtexperts
DB/Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: secretaris van de bezwaarschriftencommissie Ja, aan: secretaris van de bezwaarschriftencommissie Ja, aan: directeuren Va en EV managers V, OV en BV
2.4
2.5
Het vaststellen van een
DB/Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: senior adviseur juridische zaken of advocaat
DB/Va
Secretaris-
Ja, aan:
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
Indien een besluit van DB/Va niet tijdig mogelijk is Advies van senior adviseur juridische zaken De vertegenwoordiging omvat het opstellen en het indienen van een processtuk (zoals verweerschrift, beroepschrift, dagvaarding, conclusie, pleitnota, etc.) en de stukken, het voeren van alle correspondentie over de bezwaarof beroepsprocedure en civiele rechtsgedingen, het verschijnen en het woord voeren op (hoor)zittingen van genoemde instanties Alleen indien een
12
Bevoegdheid
Mandaatverlener
verweerschrift in een bezwaarschriftprocedure
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
generaal
senior adviseur juridische zaken of advocaat
Bijzondere voorwaarden/ toelichting besluit van DB/Va niet tijdig is
3. Opdrachten voor dienstverlening, leveringen en werken
3.1
3.2
3.3
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Het nemen van een besluit tot het aangaan van een overeenkomst van opdracht voor leveringen of diensten tot € 10.000 en het sluiten van de overeenkomst Het nemen van een besluit tot het aangaan van een overeenkomst van opdracht voor leveringen of diensten tot het Europese drempelbedrag en voor werken tot € 1.500.000
DB/Va/ VZ
Secretarisgeneraal
Ja, aan: procesmanagers EV
DB/Va
Secretarisgeneraal Voorzitter Va
Ja, aan: directeuren Va en EV managers V, OV en BV
Het nemen van een besluit tot het aangaan van een overeenkomst van opdracht voor leveringen of diensten vanaf het Europese drempelbedrag en voor werken vanaf € 1.500.000 tot het Europese drempelbedrag
DB/Va
Secretarisgeneraal voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va directeur EV
Bijzondere voorwaarden/ Toelichting Binnen vigerend begrotingskrediet en budget
Binnen vigerend begrotingskrediet en budget Mandaat aan voorzitter Va: indien verkeer- en vervoerstaken. Aan secretarisgeneraal: in overige gevallen Binnen vigerend begrotingskrediet en budget en rekening houdend met de Gids Proportionaliteit Niet van toepassing bij verlenging, aanvulling of herhaling van dezelfde opdracht Mandaat aan voorzitter Va: indien verkeer- en vervoerstaken. Aan secretarisgeneraal: in overige
13
3.4
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Het besluiten tot het starten en voeren van Europese aanbestedingsprocedures
DB/Va
Secretarisgeneraal Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va
Conform de Aanbestedingswet 2012
3.5
Het uitvoeren van Europese aanbestedingsprocedures
DB/Va
Ambtenaren V, OV en BV
Nee
3.6
Het besluiten tot voorlopige gunning en afwijzing bij Europese aanbestedingsprocedures
DB/Va
Secretarisgeneraal voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va
3.7
Het besluiten tot het definitief gunnen van een opdracht bij Europese aanbestedingsprocedures
Bijzondere voorwaarden/ Toelichting gevallen. Binnen vigerend begrotingskrediet en budget
Mandaat aan voorzitter Va: indien verkeer- en vervoerstaken. Aan secretarisgeneraal: in overige gevallen Conform de Aanbestedingswet 2012. Ambtenaren OV en V ten behoeve van verkeer- en vervoerstaken. BV voor overige taken. Conform de Aanbestedingswet 2012 Advies senior adviseur juridische zaken of advocaat
DB/Va
Secretarisgeneraal voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va
Mandaat aan voorzitter Va: indien verkeer- en vervoerstaken. Aan secretarisgeneraal: in overige gevallen Conform de Aanbestedingswet 2012 Mandaat aan voorzitter Va: indien verkeer- en vervoerstaken. Aan secretaris-
14
3.8
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Het besluiten tot verlening van een aanvullende of herhalingsopdracht , bij niet-Europees aanbestede overeenkomsten voor diensten, leveringen of werken
DB/Va
Secretarisgeneraal voorzitter Va
Ja, aan: directeuren Va en EV managers V, OV en BV
Bijzondere voorwaarden/ Toelichting generaal: in overige gevallen Conform de Aanbestedingswet 2012 Ondermandaat met inachtneming van 3.2 en 3.3 inzake de totale opdrachtsom Advies senior adviseur juridische zaken of advocaat
3.9
3.10
Het besluiten tot verlening van een aanvullende of herhalingsopdracht bij Europees aanbestede overeenkomsten voor diensten, leveringen of werken
Het verlenen van de opdracht onder 3.3, 3.7, 3.8 en 3.9 (het sluiten van de overeenkomst)
DB/Va
VZ
Secretarisgeneraal voorzitter Va
Secretarisgeneraal voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va managers V, OV en BV
Ja, aan: directeur Va directeur EV managers V, OV en BV
Mandaat aan voorzitter Va: indien verkeer- en vervoerstaken. Aan secretarisgeneraal: in overige gevallen Conform Aanbestedingswet 2012 Ondermandaat na advies senior adviseur juridische zaken of advocaat Mandaat aan voorzitter Va: indien verkeer- en vervoerstaken. Aan secretarisgeneraal: in overige gevallen Conform Aanbestedingswet 2012 Ondermandaat alleen mogelijk na advies senior adviseur juridische zaken
15
4. Subsidies en bijdragen
4.1
4.2 4.3
4.4
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Gemandateerde
Ondermandaat toegestaan?
Het verlenen van subsidie (op basis van de Tijdelijke Subsidieverordening MRDH 2015 of incidentele subsidie), met uitzondering van het toepassen van de hardheidsclausule Het verlenen van voorschotten op verleende subsidies Het in de gelegenheid stellen om een zienswijze in te dienen op een ontwerpbeschikking Het vaststellen van subsidie of besluit op aanvraag om een bijdrage verleend door het DB, met uitzondering van het toepassen van de hardheidsclausule
Va
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va managers V en OV
Bijzondere voorwaarden/ toelichting Tot een bedrag van maximaal € 1.500.000 Advies senior adviseur juridische zaken
Va
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va managers V en OV Ja, aan: directeur Va managers V en OV
Va
Voorzitter Va
Va
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va managers V en OV
4.5
Het nemen van andere besluiten en beslissingen, dan de onder 4.1 tot en met 4.4. weergegeven besluiten, en verrichten van overige handelingen ter uitvoering van de Tijdelijke subsidieverordening MRDH 2015
Va
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va
4.6
Het verstrekken van een bijdrage op basis van de Bijdrageregeling versterking economisch vestigingsklimaat Metropoolregio Rotterdam Den Haag
EV
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur EV
Geen mandaat in het geval de subsidie met gebruikmaking van art. 4:46, tweede lid Awb lager wordt vastgesteld
Mandaat en ondermandaat uitsluitend na goedkeuring van het project door de bestuurscommissie EV
16
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Gemandateerde
Ondermandaat toegestaan?
2015
4.7 4.8
Het verlenen van voorschotten op verleende bijdragen Het vaststellen van een besluit op aanvraag (op basis van de Bijdrageregeling)
EV
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur EV
EV
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur EV
Bijzondere voorwaarden/ toelichting Met uitzondering van artikel 15 van de Bijdrageregeling
Geen mandaat in het geval de bijdrage lager of op nul euro wordt vastgesteld als bedoeld in de bijdrageregeling
5. Vergunningen, ontheffingen en overeenkomsten Randstadrailinfrastructuur1
5.1
5.2
5.3
5.4
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Bijzondere voorwaarden/ toelichting Geldt tot in werkingtreding van de Wet lokaal spoor
Het verlenen en intrekken van ontheffingen krachtens artikelen 36 en 37a van de Spoorwegwet Het verlenen, wijzigen en intrekken van vergunningen krachtens artikel 15 van het Reglement dienst hoofden lokaalspoorwegen Het verrichten van alle benodigde werkzaamheden ter voorbereiding van de onder 5.1 en 5.2 genoemde besluiten Het met betrekking tot de RandstadRailinfrastructuur besluiten tot het aangaan van overeenkomsten die daden van beheer
Minister
DB/VZ
Ja, aan: manager OV
Minister
Va
Ja, aan: manager OV
Geldt tot inwerkingtreding van de Wet lokaal spoor.
Minister
DB/VZ
Ja, aan: manager OV
Geldt tot inwerkingtreding van de Wet lokaal spoor
Railinfratrust B.V. (RIT)
DB/VZ/Va
Ja, aan: manager OV
alleen volmacht voor: een boring van een mantelbuis met een diameter kleiner of gelijk aan
1
De mandaten zijn verleend in separate besluiten van de Minister, maar worden hier vermeld ten behoeve van de overzichtelijkheid.
17
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Bijzondere voorwaarden/ toelichting 200 mm t.b.v. de doorvoer van laagspan-nings-, signaal- en/of telecommunicatiekabels tot maximaal 10 kV objecten niet hoger dan 800 mm boven maaiveld en een nieuwbouwwaarde van niet meer dan € 25.000, niet zijnde gasregel- en/of meetinstallaties en/of objecten bedoeld voor opslag en/of gebruik van brandbare of chemische stoffen
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Benoemingen, interne overplaatsingen en vaststellen arbeidsvoorwaarden, betreffende functies tot de functie van directeur/manager BV
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan manager BV
Bijzondere voorwaarden/ toelichting Advies HRM en (indien van toepassing) leidinggevende.
Het aangaan van detacheringsovereenkomsten, uitzendovereenkomsten en stageovereenkomsten arbeidsovereenkomsten
DB
betreffen en alle verdere beheersdaden te verrichten en het aangaan van die overeenkomsten, met uitzondering van de bevoegdheid tot het vervreemden en/of bezwaren van de betreffende registergoederen
6. Personele aangelegenheden
6.1
6.2
Secretarisgeneraal
Ja, aan manager BV
Binnen de vastgestelde formatiesterkte, formatiebeleid en begroting. Advies HRM en advies leidinggevende. Ondermandaat uitsluitend voor uitzend-, stage en arbeidsovereen-
18
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Besluiten tot bevordering en vaststellen arbeidsvoorwaarden bij bevordering binnen regelgeving
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan manager BV
Uitvoeren regels ambtsjubileum Het toekennen en intrekken van toelagen, en periodieke verhogingen, gratificaties
DB
(oproep)
6.3
6.4 6.5
6.6
Verlenen van ontslag
DB
DB
Secretarisgeneraal Secretarisgeneraal
Secretaris-
Ja, aan manager BV Ja, aan manager BV
Bijzondere voorwaarden/ toelichting komsten (oproep) en detacheringsovereenkomsten tot functie van directeur en manager BV. Advies HRM en leidinggevende Ondermandaat alleen t.a.v. functies onder directeur en manager BV Advies HRM en leidinggevende. Advies HRM en leidinggevende Ondermandaat alleen t.a.v. functies onder de functie van directeur en manager BV Geen ondermandaat voor intrekken PPT op basis van beoordeling en onthouding periodieke verhoging Geen ondermandaat voor specifieke toelage en arbeidsmarkttoelage en gratificaties Advies HRM en
19
Bevoegdheid
6.7
6.8
wegens AOWgerechtigde leeftijd, keuzepensioen, wegens arbeidsongeschiktheid, wegens disciplinaire maatregel, wegens reorganisatie, van rechtswege aflopen van dienstverband Verlenen ontslag op eigen verzoek, incl. bepalen opzegtermijn
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Bijzondere voorwaarden/ toelichting leidinggevende
Ja, aan manager BV
Advies HRM en leidinggevende
generaal
DB
Secretarisgeneraal
Ondermandaat voor besluiten betreffende functies tot niveau van functie directeur en manager BV Advies HRM
Toekennen van overlijdensuitkering en uitkering bij (onvrijwillige) werkloosheid Werkgeversverklaring
DB
Secretarisgeneraal
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan manager BV
6.10
Verstrekken getuigschrift
DB
Secretarisgeneraal
6.11
Toekennen en intrekken van (vakantie)verlof / roostervrije tijd Besluiten m.b.t. financiële aanspraken bij ongeschiktheid wegens ziekte, op grond van de Wet verbetering
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan directeuren Va en EV, managers BV, V en OV Ja, aan directeuren Va en EV, managers BV, V en OV
DB
Secretarisgeneraal
6.9
6.12
Ja, aan manager BV
Advies HRM, opstellen door HRM.
Advies HRM
20
Bevoegdheid
6.13
6.14
6.15
6.16
6.17
6.18 6.19
6.20
6.21
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan manager BV
Advies HRM
DB
Secretarisgeneraal
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan directeur Va en EV, managers OV, V, en BV
Advies HRM. Ondermandaat voor wat betreft ondergeschikte functies.
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan directeur Va
Inpassen nieuwe functie in generiek functieboek Vaststelling verplichte vrije dagen Openstellen vacatures, afhandelen open sollicitaties. Uitvoering sollicitatieprocedures
DB
Secretarisgeneraal
Ondermandaat uitsluitend betreffende functies in afdelingen OV en V Advies HRM
DB
Secretarisgeneraal Secretarisgeneraal
DB
Secretarisgeneraal
Uitvoering
DB
Secretaris-
poortwachter, in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof en op grond van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren. Uitvoeren van het verzuimprotocol. Toekennen van zorgverlof en ouderschapsverlof. Ontvangen melding en verlenen toestemming nevenwerkzaamheden Plannen en uitvoeren planningsfunctionerings- en beoordelingsgesprekken; vaststellen verslag plannings- en functioneringsgesprek. Vaststellen verslag beoordelingsgesprek
DB
Advies HRM
Instemming OR Ja, aan manager BV
Advies HRM
Ja, aan directeuren Va, EV en managers BV, OV en V Ja, aan manager BV
Advies HRM
Advies HRM
21
Bevoegdheid
6.22
6.23
6.24
verplichtingen ivm gelegde loonbeslagen Uitvoeren regelingen fiscale verrekening fiets, vakbondscontributie, eigen kosten OV- woonwerkverkeer; koopverkoop verlof in het kader van cafetariamodel, verkoop verlof bij ontslag; telefoonkostenvergoeding, vergoeding tablet; toekennen studiefaciliteiten en faclititeiten symposia, congressen boven € 1500,00, toekennen en intrekken abonnement OV woon-werkverkeer, km vergoeding fiets woon-werkverkeer, correspondentie m.b.t. salarisadministratie Uitvoeren accorderingen decla raties, reiskosten, studiekosten, toestemming gebruik eigen voertuig bij dienstreizen en toekennen reis- en verblijfkosten, toekennen faciliteiten voor symposia, congressen voor bedragen tot € 1500,00 Uitvoeren art. 119 lid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
generaal DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan manager BV
Advies HRM
DB
SG
Ja, directeuren Va en EV, Managers OV, V en BV
Advies HRM. Ondermandaat voor wat betreft ondergeschikte functies.
DB
SG
22
Bevoegdheid
6.25
1 Ambtenarenreglement Uitvoeren Ideeënreglement
Mandaatverlener
Mandaat
DB
SG
Ondermandaat toegestaan?
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
7. Overige bevoegdheden Va conform de Wet BDU verkeer- en vervoerstaken (Wet BDU), Wet personenvervoer 2000 (WP), Besluit personenvervoer 2000 (BP), Planwet verkeer- en vervoerstaken (Pvv), Wet lokaal spoor (Wls), Besluit lokaal spoor (Bls) en het Besluit infrastructuurfonds (Bi)
7.1
7.2
7.3
7.4
7.5
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Het overeenstemmen met de minister over het doen van uitgaven (art. 5, lid 5 Wet BDU) Het laten horen door de minister bij een wijziging ten nadele van de Metropoolregio (art. 11 Wet BDU) Het verstrekken van inlichtingen en informatie aan de minister (art. 13 en 14 Wet BDU) Het plegen van overleg met concessieverleners in aangrenzende gebieden (artt. 26 en 45 WP) Het vragen van advies aan consumentenorganisaties en het in kennis stellen stellen van consumentenorganisaties van de wijze waarop aan het uitgebrachte advies gevolg wordt gegeven, het (eenmaal per jaar) informeren van consumenten-
Va
Voorzitter Va
Nee
Va
Voorzitter Va
Nee
Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur Va managers V en OV
Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur Va managers V en OV betreffende ambtenaren
Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur Va managers V en OV
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
23
Bevoegdheid
7.6
7.7 7.8
7.9
7.10
7.11
organisaties (artt. 27, 28 en 31 WP en 6, 33 en 34 BP) Het verzoeken aan concessiehouder van een openbare schriftelijke opgave van rechten en verplichtingen ten behoeve van het programma van eisen en het aanwijzen van deskundigen (art. 39 WP) en het ontvangen van gegevens (art. 39 BP) Het verlenen van ontheffing als bedoeld in art. 29 WP Het bepalen van een termijn voor het indienen van gegevens van concessiehouder als bedoeld in art. 46 WP Het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom (art. 93 WP en 43 Wls) of een bestuurlijke boete (art. 44, lid 1 Wls)
Het voeren van overleg met de minister (artt. 106 WP, 6 BP en 2 en 16 Pvv alsmede in overleg treden met gedeputeerde staten en andere bestuursorganen, artt. 6 en 16 Pvv) Het verstrekken van
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur Va
Va
Voorzitter Va
Va
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va manager OV Ja, aan: directeur Va manager OV
Va
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va
Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur Va managers V en OV ambtenaren V en OV
Va
Secretaris-
Ja, aan:
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
Mandaat en ondermandaat alleen in geval van spoedeisendheid. Indien door de vereiste spoed een besluit van de Va niet kan worden afgewacht; in overleg met de senior adviseur juridische zaken
24
Bevoegdheid
7.12
7.13
7.14
7.15 7.16
7.17
7.18
gegevens aan de minister (art. 108 WP) Het na verlening van een concessie verzenden van een kennisgeving over verloop en uitslag aan de minister (art. 1) Het zorg dragen voor de organisatie van het verkeers- en vervoerberaad (artt. 13 en 16 Pvv) Het verlenen van een vergunning voor indienststelling (art. 9 lid 2 en art. 32 lid 2 Wls) en het eisen van een vergunning voor aanmerkelijke verbetering, vernieuwing of wijzigingen (art. 10 lid 3 en art. 33 lid 3 Wls)
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
generaal
directeur Va managers V en OV Ja, aan: directeur Va managers V en OV
Va
Secretarisgeneraal
Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur Va managers V en OV
Va
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va en manager OV
Het laten uitvoeren van een risicoanalyse (art. 6 Wls) Het verlenen (onder beperkingen), weigeren en intrekken van een vergunning (artikel 12, leden 1 tot en met 5 Wls)
Va
Voorzitter Va
Va
Voorzitter Va
Het (laten) verrichten van onderzoek naar de oorzaken van ongevallen en incidenten en het machtigen tot het verrichten van het onderzoek (art. 16 Wls) Het horen van de rechthebbende op de
Va
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va manager OV Ja, aan: algemeen directeur van HTM Personenvervoer N.V. en algemeen directeur van RET N.V. Nee.
Va
Voorzitter Va
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
Mandaat en ondermandaat art. 9 en art. 32 uitsluitend voor vergunningverlening voor aanmerkelijke verbetering, vernieuwing of wijzigingen bedoeld in art. 10 lid 1 en 33 lid 1 Wls.
Met inachtneming van de nadere regels als bedoeld in art. 12 lid 7 Wls Verder ondermandaat niet toegestaan
Ja, aan: directeur Va
25
Bevoegdheid
7.19
7.20 7.21
7.22
7.23
7.24
7.25
7.26
lokale spoorweginfrastructuur (art. 18 lid 6 Wls) Het vaststellen van beleidskader met toetsingscriteria voor de verdeling van vervoercapaciteit (art. 30 lid 2 Wls) Het aanwijzigen van een deskundige (art. 37 lid 1 sub c Wls) Het vaststellen ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c, van de wet, van eisen van medische en psychologische geschiktheid (art. 11 lid 1 Regeling lokaal spoor) Het opvragen van omzetgegevens (art. 44) en van de bij vervoerders en beheerders berustende gegevens en het inzien in boeken en bescheiden (art. 49 Wls) Het ten laste brengen van de aanvrager van de in art. 51 Wls genoemde kosten Het horen van de beheerder, de vaarwegbeheerder en vertegenwoordigers (art. 8, lid 2 Bls) Methodieken mededelen aan de toezichthouder (art. 2, lid 1 Rls) Het verstrekken van
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan? manager OV
Va
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va manager OV
Va
Voorzitter Va
Va
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va manager OV Ja, aan: directeur Va manager OV
Va
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va manager OV
Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur Va manager OV
Va
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va manager OV
Va
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va manager OV
Va
Voorzitter Va
Ja, aan:
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
Mandaat en ondermandaat uitsluitend voor ondergeschikte wijziging van de door de Va vastgestelde criteria.
Mandaat en ondermandaat uitsluitend voor ondergeschikte wijziging van de door de Va vastgestelde eisen.
26
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
gegevens ten behoeve van een subsidie, art. 16aa Bi)
Ondermandaat toegestaan? directeur Va managers V en OV
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
8. Overige rechtshandelingen van DB/Va Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Het besluiten tot aansprakelijkheidstelling /-afwijzing Erkennen en afwijzen van aansprakelijkheid
DB/Va
Secretarisgeneraal
Nee
DB/Va
Secretarisgeneraal
Nee
8.3
Het doen van aangifte bij de politie
DB
Secretarisgeneraal
8.4
Het sluiten en beëindigen van een verzekeringsovereenkomst en het verrichten van rechtshandelingen ter uitvoering hiervan Het aangaan van een overeenkomst van opdracht met een incassobureau, makelaar, notaris of advocaat Het besluiten tot vergoeding van nadeelcompensatie of afwijzing van het verzoek om nadeelcompensatie, inclusief het instellen van een commissie voor het onderzoek naar nadeelcompensatie Het besluiten tot vernietiging van archiefbescheiden, het uitlenen van archiefbescheiden aan anderen dan
DB/Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren Va en EV manager BV Ja, aan: directeuren Va en EV managers OV, V en BV
8.1 8.2
8.5
8.7
8.8
DB/Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren Va en EV managers OV, V en BV
Va
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur Va
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan: manager BV
Bijzondere voorwaarden/ toelichting Advies van senior adviseur juridische zaken of advocaat Advies senior adviseur juridische zaken of advocaat
Conform de Aanbestedingswet 2012 Advies senior adviseur juridische zaken of advocaat Conform de Aanbestedingswet 2012 Advies senior adviseur juridische zaken en controller Advies senior adviseur juridische zaken
27
Bevoegdheid
8.9
8.10
Mandaatverlener
medewerkers van MRDH, het verstrekken van inlichtingen van eenvoudige aard uit archiefbescheiden op basis van de Archiefwet Het besluiten tot het DB/Va aangaan, uitvoeren, wijzigen en beëindigen van privaatrechtelijke overeenkomsten anders dan elders genoemd in dit register, alsmede het geven van uitvoering daaraan Het verrichten van DB/Va overige privaatrechtelijke rechtshandelingen tot een bedrag van € 25.000,voor zover niet anders benoemd
Mandaat
Ondermandaat toegestaan?
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
Secretarisgeneraal
Ten aanzien van het uitvoering geven aan de overeenkomsten: Ja, aan: directeuren Va en EV en manager BV
Ondermandaat tot een bedrag van € 50.000,-
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur Va
Zoals het terugvorderen van onverschuldigd betaalde vorderingen en het stuiten van verjaringen
Bijzondere voorwaarden/ toelichting Uitsluitend voor zover het de uitvoering van verkeer- en vervoerstaken betreft.
9. (Rechts)handelingen van de voorzitter
9.1
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Het in en buiten rechte vertegenwoordigen van de Metropoolregio, voor zover niet elders in dit mandaatregister genoemd.
VZ
Voorzitter Va
Nee
28
Ondermandaatbesluit Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015 De secretaris-generaal van de Metropoolregio Rotterdam Den Haagde voorzitter van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft, gelet op de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen,, de Gemeenschappelijke Regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014 en de afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht; gelet op het Mandaatbesluit Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015; overwegende dat het voor het efficiënt functioneren van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag wenselijk is dat genoemde bestuursorganen ondermandaat verlenen;
BESLUIT: vast te stellen het navolgende:
ONDERMANDAATBESLUIT METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG Artikel 1 Ondermandaat
1.
2. 3.
De secretaris-generaal en de voorzitter van de bestuurscommissie VA verlenenondermandaat voor de uitoefening van de aan hen gemandateerde bevoegdheden aan de bestuursorganen en functionarissen en in een enkel geval een advocaat, zoals vermeld in het bij dit besluit behorende mandaatregister. De per gemandateerde bevoegdheid geldende begrenzingen en instructies zijn weergegeven in het bij dit besluit behorende mandaatregister. Ondertekening van een krachtens een ondermandaat genomen besluit van het dagelijks bestuur, de bestuurscommissie Vervoersautoriteit of de bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaatgeschiedt op de volgende wijze, waarbij het bestuursorgaan dat het mandaat verleent, moet worden ingevuld: “Namens het dagelijks bestuur/ de bestuurscommissie Vervoersautoriteit/ de bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, handtekening naam, functie”.
4.
Ondertekening van een krachtens een ondermandaat genomen besluit van de voorzitter geschiedt op de volgende wijze: “Namens de voorzitter van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, handtekening naam, functie”.
5.
Ondertekening van een namens de rechtspersoon Metropoolregio Rotterdam Den Haag krachtens een volmacht verrichte privaatrechtelijke rechtshandeling geschiedt op de volgende wijze: “Namens de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, handtekening naam, functie”.
1
Artikel 2 Algemene regels en uitzonderingen 1.
2.
Het ondermandaat omvat de bevoegdheid om het besluit: a. voor te bereiden; b. te nemen, alsmede te wijzigen, beëindigen, verlengen, in te trekken en op te zeggen; c. te ondertekenen, en d. af te doen. De ondergemandateerde is bevoegd tot het nemen van besluiten als vermeld in het mandaatregister, tenzij: a. advies nodig is van andere (staf)afdelingen en het advies en het eigen standpunt niet op elkaar aansluiten respectievelijk niet tot dezelfde conclusie leiden; b. uit overleg met de portefeuillehouder blijkt dat deze het voorstel aan het bestuursorgaan wil voorleggen; c. het besluit een afwijking zou inhouden van het bestaande beleid of richtlijnen; d. het besluit overschrijding van budgetten of kredieten zou inhouden; e. de (onder)mandaatverlener vooraf te kennen heeft gegeven zelf te willen beslissen.
Artikel 3 Registratie en informatieverstrekking 1. 2.
De ondergemandateerde houdt een registratie bij van de door hem in ondermandaat genomen besluiten. De ondergemandateerde informeert de secretaris-generaal of de voorzitter van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit en het ter zake bevoegd bestuursorgaan desgewenst over de krachtens ondermandaat genomen besluiten.
Artikel 4 Schakelbepaling volmachten en machtigingen
Dit ondermandaatbesluit is van overeenkomstige toepassing op de gevallen waarin de secretaris-generaal of de voorzitter van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit aan een functionaris werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid of een derde, volmacht verleent tot het namens de Metropoolregio Rotterdam Den Haag verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, of machtiging verleent tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Artikel 5 Schakelbepaling penvoering samenwerkingsverbanden en verkregen mandaten
1. Dit ondermandaatbesluit is van overeenkomstige toepassing op handelingen die een bestuursorgaan van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag verricht als penvoerder van het samenwerkingsverband Decentrale OV-autoriteiten (DOVA) en het samenwerkingsverband Bereik! uit eigen hoofde, dan wel verricht krachtens een mandaat, machtiging of volmacht van dat samenwerkingsverband of van een deelnemer aan dat samenwerkingsverband. 2. Het bestuursorgaan of de in het mandaatbesluit aangewezen functionaris verleent het ondermandaat als bedoeld in het eerste lid aan de directeur Vervoersautoriteit. De directeur Vervoersautoriteit is bevoegd ondermandaat en ondervolmacht te verlenen aan een functionaris van het samenwerkingsverband om ten behoeve van de uitvoering van de taken van het samenwerkingsverband te besluiten overeenkomsten aan te gaan tot een bedrag van € 50.000 per overeenkomst en de daaruit volgende verplichtingen voor het samenwerkingsverband binnen de begroting van het samenwerkingsverband blijven. 3. Dit ondermandaatbesluit is van overeenkomstige toepassing op handelingen die een bestuursorgaan of de in het mandaatbesluit aangewezen functionaris van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag verricht krachtens een mandaat, machtiging of volmacht zoals vermeld in onderdeel 5 van het register behorende bij dit mandaatbesluit.
Artikel 6 Wijzigingen
1.
Wijzigingen in het ondermandaatbesluit dienen in overleg met de senior adviseur juridische zaken en de manager van de afdeling Bedrijfsvoering plaats te vinden. 2. De senior adviseur juridische zaken van de afdeling Bedrijfsvoering draagt zorg voor een actuele geconsolideerde versie van het ondermandaatbesluit.
2
Artikel 7 Slotbepalingen 1. 2. 3.
Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking. Voor zover de datum van de bekendmaking is gelegen na 7 oktober 2015 heeft dit besluit terugwerkende kracht tot en met 7 oktober 2015. Op het moment van inwerkingtreding van dit besluit, vervalt het Ondermandaatbesluit Metropoolregio Rotterdam, zoals vastgesteld op 19 december 2014. Dit besluit kan worden aangehaald als: Ondermandaatbesluit Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015.
Aldus besloten op 7 oktober 2015, de secretaris-generaal,
mw.mr.drs.A.W.H. Bertram de voorzitter bestuurscommissie Vervoersautoriteit,
P.J. Langenberg de voorzitter bestuurscommissie Economisch Vestigingsklimaat,
mw. I. van Engelshoven
3
Toelichting Ondermandaatbesluit Metropoolregio Rotterdam Den Haag In het Mandaatbesluit Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015 (hierna: Mandaatbesluit) hebben het dagelijks bestuur en de voorzitter van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (hierna: MRDH) mandaat, volmacht en machtiging verleend aan de secretaris-generaal en de voorzitter van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit. De bevoegdheden waarvoor het dagelijks bestuur en de voorzitter mandaat, volmacht en machtiging hebben verleend staan vermeld in het mandaatregister bij het Mandaatbesluit. In het Mandaatbesluit is tevens bepaald dat de secretaris-generaal en de voorzitter van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit voor bepaalde aan hen gemandateerde bevoegdheden ondermandaat, volmacht en machtiging mogen verlenen. Voor welke bevoegdheden de secretaris-generaal en de voorzitter van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit ondermandaat, volmacht en machtiging mogen verlenen is tevens bepaald in het mandaatregister bij het Mandaatbesluit. In dit Ondermandaatbesluit Metropoolregio Rotterdam Den Haag (hierna: Ondermandaatbesluit) verlenen de secretaris-generaal en de voorzitter van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit voor de aan hen gemandateerde bevoegdheden ondermandaat, machtiging en volmacht. Voor welke bevoegdheden dat geldt, en aan welke functionarissen de verlening van het ondermandaat, de volmacht of machtiging plaatsvindt, is geregeld in het Ondermandaatregister bij dit Ondermandaatbesluit. Op de verlening van de onderhavige ondermandaten, volmachten en machtigingen zijn de bepalingen uit het Mandaatbesluit van toepassing. Voor een toelichting op de artikelen van dit Ondermandaatbesluit wordt kortheidshalve verwezen naar de toelichting bij het Mandaatbesluit. De nummers ten aanzien van de (onder)gemandateerde taken en bevoegdheden corresponderen met de gelijkluidende taken en bevoegdheden in het Mandaatregister. Waar ondermandaat niet is toegestaan is de regel bij het betreffende nummer leeg gelaten.
4
Ondermandaatregister 1. Algemeen Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
1.1
Het ondertekenen van DB/VZ/VA stukken die geen besluit van het bestuursorgaan vergen (bijv. het verstrekken of het opvragen van informatie)
Secretarisgeneraal
1.2
Het voeren van correspondentie ter voorbereiding en uitvoering van besluiten van de bestuursorganen
DB/VZ/VA
Secretarisgeneraal
1.3
Het doorsturen van DB/VZ/VA stukken op grond van art. 2:3 Awb en verkeerd geadresseerde en ingezonden bezwaarschriften naar het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling aan de afzender (art. 6:15 Awb) Het sturen van DB/VA ontvangstbevestigingen en verzoeken om een aanvraag aan te vullen
Secretarisgeneraal
1.4
Ondermandaat
Bijzondere voorwaarden/ toelichting Ja, aan: De informatiedirecteuren VA en EV verstrekking omvat managers V, OV en het voeren van BV algemene correspondentie die het taakveld van het organisatieonderde el van de MRDH betreft, inclusief het verstrekken van informatie of inlichtingen over vastgesteld beleid, uit vastgestelde regelingen en voorschriften of van algemene aard, het deelnemen aan enquêtes Ja, aan: Dit ziet op directeuren VA en EV uitgaande brieven managers V, OV en BV Emailcorresponden tie wordt door de desbetreffende ambtenaren verstuurd Ja, aan: directeuren VA en EV managers V, OV en BV senior adviseur juridische zaken Indien art. 6:15 Awb van toepassing: de secretaris van de bezwaarschriftenco mmissie
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren VA en EV managers V, OV en BV
5
Bevoegdheid
1.5
1.6
op grond van art. 4:5 Awb en het verdagen van de beslistermijn Het opschorten van de beslistermijn op grond van art. 4:15 Awb
Het tekenen voor ontvangst van aangetekende stukken en bij aanbieding van deurwaarders-exploten en dergelijke 1.7 Beslissen op verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur 1.8 Beslissen op verzoeken om informatie als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens 1.9 Het afwikkelen van klachten, inclusief het verdagen van de beslissing op een klacht 1.10 Het voldoen aan voorschriften van rijksen provinciale bijdrageregelingen en vergelijkbare regelingen (zoals het inzenden van declaraties, jaarverslagen, accountantsrapporten, gereedmeldingen) 1.11 Het besluiten tot het aanvragen van vergunningen, noodzakelijk bij uit te voeren werken, alsmede de afhandeling van met die vergunningen verband houdende verzoeken tot nadere informatie
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
DB/VA
Secretarisgeneraal
DB/VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren VA en EV managers V, OV en BV Ja, aan: medewerker receptie MRDH en medewerker functioneel beheer
DB/VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: Advies senior directeuren VA en EV adviseur juridische managers V, OV en zaken BV
DB/VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: Advies senior directeuren VA en EV adviseur juridische managers V,OV en zaken BV
DB/VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: de klachtbehandelaar
DB/VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren VA en EV managers V, OV en BV
DB/VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren VA en EV managers V, OV en BV
Dit ziet zowel op interne als externe klachten
6
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
DB/VA
Voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA manager OV
Indien bevoegdheid ontleend aan een door Stadsgewest Haaglanden dan wel door Stadsregio Rotterdam voor 1 januari 2015 gesloten convenant: DB mandaatgever
en gereed melden
1.12 1.13 Het goedkeuren van regionale vervoerbewijzen
1.14 Het vaststellen van DB/VA bedrijfseigen kaarten, reisproducten en tarieven voor het stadsen streekvervoer per bus en tram (incl. Randstadrail)
Voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA manager OV
Indien bevoegdheid ontleend bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000: VA mandaatgever Alleen mandaat indien het een tijdelijke actie betreft; in overeenstemming met het bepaalde in de concessie: onder andere tarief- effecten op (groepen) reizigers en helderheid kaartstructuur toetsen Indien bevoegdheid ontleend aan een door Stadsgewest Haaglanden dan wel door Stadsregio Rotterdam voor 1 januari 2015 gesloten convenant: DB
7
Bevoegdheid
1.15 1.16 1.17 Het geven van uitvoering aan het Treasurystatuut MRDH 2015
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Bijzondere voorwaarden/ toelichting mandaatgever Indien bevoegdheid ontleend bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000: VA mandaatgever
DB/VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: Zie hoofdstuk 3 directeuren VA en EV Treasurystatuut MRDH 2015
2. Bezwaar, beroep en (civiele) rechtsgedingen Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
2.1
Het sturen van een ontvangstbevestiging op een bezwaarschrift
DB/VA
Secretarisgeneraal
2.2
Het verdagen van de beslistermijn op een bezwaarschrift
DB/VA
Secretarisgeneraal
2.3
Het besluiten tot het instellen van bezwaar en beroep, het starten van een civielrechtelijke procedure en het nemen van procesbesluiten Het vertegenwoordigen in bezwaar- en beroepszaken en rechtsgedingen in publiekrechtelijke en privaatrechtelijke aangelegenheden bij de bezwaarschriftencommi ssie, de rechtbank, de Raad van State, de Centrale Raad van
DB/VA
Secretarisgeneraal
DB/VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: secretaris van de bezwaarschriftencommissie Ja, aan: secretaris van de bezwaarschriftencommissie Ja, aan: Indien een besluit directeuren VA en EV van DB/VA niet tijdig mogelijk is managers V, OV en BV Advies van senior adviseur juridische zaken Ja, aan: De senior adviseur vertegenwoordijuridische zaken of ging omvat het advocaat opstellen en het indienen van een processtuk (zoals verweerschrift, beroepschrift, dagvaarding, conclusie, pleitnota, etc.) en
2.4
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
8
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
DB/VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: senior adviseur juridische zaken of advocaat
Beroep, het College van beroep voor het Bedrijfsleven, de gerechtshoven, de Hoge Raad, de Raad van Arbitrage en andere gerechtelijke instanties, alsmede het voeren van een procedure bij de Commissie van Aanbestedingsrechtexperts 2.5
Het vaststellen van een verweerschrift in een bezwaarschriftprocedure
Bijzondere voorwaarden/ toelichting de stukken, het voeren van alle correspondentie over de bezwaarof beroepsprocedure en civiele rechtsgedingen, het verschijnen en het woord voeren op (hoor)zittingen van genoemde instanties Alleen indien een besluit van DB/VA niet tijdig is
3. Opdrachten voor dienstverlening, leveringen en werken
3.1
3.2
3.3
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Bijzondere voorwaarden/ Toelichting Binnen vigerend begrotingskrediet en budget
Het nemen van een besluit tot het aangaan van een overeenkomst van opdracht voor leveringen of diensten tot € 10.000 en het sluiten van de overeenkomst Het nemen van een besluit tot het aangaan van een overeenkomst van opdracht voor leveringen of diensten tot het Europese drempelbedrag en voor werken tot € 1.500.000
DB/VA/ VZ
Secretarisgeneraal
Ja, aan: procesmanagers EV
DB/VA
Secretarisgeneraal Voorziter VA
Het nemen van een besluit tot het eenmalig aangaan van een overeenkomst van opdracht voor
DB/VA
Secretarisgeneraal voorzitter VA
Ja, aan: Binnen vigerend directeuren VA en EV begrotingskrediet managers V, OV en en budget BV Mandaat aan voorzitter VA: indien verkeer- en vervoerstaken. Aan secretarisgeneraal: in overige gevallen. Ja, aan: Binnen vigerend directeur VA begrotingskrediet directeur EV en budget en rekening houdend met de Gids
9
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
leveringen of diensten vanaf het Europese drempelbedrag en voor werken vanaf € 1.500.000 tot het Europese drempelbedrag
3.4
Het besluiten tot het starten en voeren van Europese aanbestedingsprocedures
Niet van toepassing bij verlenging, aanvulling of herhaling van dezelfde opdracht
DB/VA
Secretarisgeneraal Voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA
Mandaat aan voorzitter VA: indien verkeer- en vervoerstaken. Aan secretarisgeneraal: in overige gevallen. Binnen vigerend begrotingskrediet en budget Conform de Aanbestedingswet 2012 Mandaat aan voorzitter VA: indien verkeer- en vervoerstaken. Aan secretarisgeneraal: in overige gevallen
3.5
3.6
Bijzondere voorwaarden/ Toelichting Proportionaliteit
Het besluiten tot voorlopige gunning en afwijzing bij Europese aanbestedingsprocedures
DB/VA
Secretarisgeneraal voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA
Conform de Aanbestedingswet 2012 Advies senior adviseur juridische zaken of advocaat Mandaat aan voorzitter VA: indien verkeer- en vervoerstaken. Aan secretaris-
10
3.7
3.8
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Het besluiten tot het definitief gunnen van een opdracht bij Europese aanbestedingsprocedures
DB/VA
Secretarisgeneraal voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA
Het besluiten tot verlening van een aanvullende of herhalingsopdracht , bij niet-Europees aanbestede overeenkomsten voor diensten, leveringen of werken
DB/VA
Secretarisgeneraal voorzitter VA
Bijzondere voorwaarden/ Toelichting generaal: in overige gevallen Conform de Aanbestedingswet 2012
Mandaat aan voorzitter VA: indien verkeer- en vervoerstaken. Aan secretarisgeneraal: in overige gevallen Ja, aan: Conform de directeuren VA en EV Aanbestedingswet managers V, OV en 2012 BV Ondermandaat met inachtneming van 3.2 en 3.3 inzake de totale opdrachtsom Advies senior adviseur juridische zaken of advocaat
3.9
Het besluiten tot verlening van een aanvullende of herhalingsopdracht bij Europees aanbestede overeenkomsten voor diensten, leveringen of werken
DB/VA
Secretarisgeneraal voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA managers V, OV en BV
Mandaat aan voorzitter VA: indien verkeer- en vervoerstaken. Aan secretarisgeneraal: in overige gevallen Conform Aanbestedingswet 2012 Ondermandaat na advies senior adviseur juridische zaken of advocaat Mandaat aan voorzitter VA: indien verkeer- en vervoerstaken. Aan secretaris-
11
3.10
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Bijzondere voorwaarden/ Toelichting generaal: in overige gevallen
Het verlenen van de opdracht onder 3.3, 3.7, 3.8 en 3.9 (het sluiten van de overeenkomst)
VZ
Secretarisgeneraal voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA, directeur EV managers V, OV en BV
Conform Aanbestedingswet 2012
Bijzondere voorwaarden/ toelichting Tot een bedrag van maximaal € 1.500.000
Ondermandaat alleen mogelijk na advies senior adviseur juridische zaken
4. Subsidies en bijdragen
4.1
4.2 4.3
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Gemandateerde
Ondermandaat
Het verlenen van subsidie (op basis van de Tijdelijke Subsidieverordening MRDH 2015 of incidentele subsidie), met uitzondering van het toepassen van de hardheidsclausule Het verlenen van voorschotten op verleende subsidies Het in de gelegenheid stellen om een zienswijze in te dienen op een ontwerpbeschikking
VA
Voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA managers V en OV
Advies senior adviseur juridische zaken VA
Voorzitter VA
VA
Voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA managers V en OV Ja, aan: directeur VA managers V en OV
12
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Gemandateerde
Ondermandaat
4.4
Het vaststellen van subsidie of besluit op aanvraag om een bijdrage verleend door het DB, met uitzondering van het toepassen van de hardheidsclausule
VA
Voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA managers V en OV
4.5
Het nemen van andere VA besluiten en beslissingen, dan de onder 4.1 tot en met 4.4. weergegeven besluiten, en verrichten van overige handelingen ter uitvoering van de Tijdelijke subsidieverordening MRDH 2015 Het verstrekken van een EV bijdrage op basis van de Bijdrageregeling versterking economisch vestigingsklimaat Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2015
Voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur EV
Het verlenen van voorschotten op verleende bijdragen Het vaststellen van een besluit op aanvraag (op basis van de Bijdrageregeling)
EV
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur EV
EV
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur EV
4.6
4.7 4.8
Bijzondere voorwaarden/ toelichting Geen mandaat in het geval de subsidie met gebruikmaking van art. 4:46, tweede lid Awb lager wordt vastgesteld
Mandaat en ondermandaat uitsluitend na goedkeuring van het project door de bestuurscommissie EV. Met uitzondering van artikel 15 van de Bijdrageregeling
Geen mandaat in het geval de bijdrage lager of op nul euro wordt vastgesteld als bedoeld in de bijdrageregeling
5. Vergunningen, ontheffingen en overeenkomsten Randstadrailinfrastructuur
13
5.1
5.2
5.3
5.4
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Bijzondere voorwaarden/ toelichting Geldt tot in werkingtreding van de Wet lokaal spoor
Het verlenen en intrekken van ontheffingen krachtens artikelen 36 en 37a van de Spoorwegwet Het verlenen, wijzigen en intrekken van vergunningen krachtens artikel 15 van het Reglement dienst hoofden lokaalspoorwegen Het verrichten van alle benodigde werkzaamheden ter voorbereiding van de onder 5.1 en 5.2 genoemde besluiten Het met betrekking tot de RandstadRailinfrastructuur besluiten tot het aangaan van overeenkomsten die daden van beheer betreffen en alle verdere beheersdaden te verrichten en het aangaan van die overeenkomsten, met uitzondering van de bevoegdheid tot het vervreemden en/of bezwaren van de betreffende registergoederen
Minister
DB/VZ
Ja, aan: manager OV
Minister
VA
Ja, aan: manager OV
Geldt tot inwerkingtreding van de Wet lokaal spoor.
Minister
DB/VZ
Ja, aan: manager OV
Geldt tot inwerkingtreding van de Wet lokaal spoor
Railinfratrust B.V. (RIT)
DB/VZ/VA
Ja, aan: manager OV
alleen volmacht voor: een boring van een mantelbuis met een diameter kleiner of gelijk aan 200 mm t.b.v. de doorvoer van laagspan-nings-, signaal- en/of telecommunicatiekabels tot maximaal 10 kV objecten niet hoger dan 800 mm boven maaiveld en een nieuwbouwwaarde van niet meer dan € 25.000, niet zijnde gasregel- en/of meetinstallaties en/of objecten bedoeld voor opslag en/of gebruik van brandbare of chemische stoffen
6. Personele aangelegenheden
14
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Benoemingen, interne overplaatsingen en vaststellen arbeidsvoorwaarden, betreffende functies tot de functie van directeur/manager BV
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan manager BV
6.2
Het aangaan van detacheringsovereenkomsten, uitzendovereenkomsten en stageovereenkomsten arbeidsovereenkomsten (oproep)
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan manager BV
6.3
Besluiten tot bevordering en vaststellen arbeidsvoorwaarden bij bevordering binnen regelgeving
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan manager BV
Uitvoeren regels ambtsjubileum Het toekennen en intrekken van toelagen, en periodieke verhogingen, gratificaties
DB
6.1
6.4 6.5
DB
Secretarisgeneraal Secretarisgeneraal
Ja, aan manager BV Ja, aan manager BV
Bijzondere voorwaarden/ toelichting Advies HRM en (indien van toepassing) leidinggevende. Binnen de vastgestelde formatiesterkte, formatiebeleid en begroting. Advies HRM en advies leidinggevende. Ondermandaat uitsluitend voor uitzend-, stage en arbeidsovereenkomsten (oproep) en detacheringsovereenkomsten tot functie van directeur en manager BV. Advies HRM en leidinggevende Ondermandaat alleen t.a.v. functies onder directeur en manager BV Advies HRM en leidinggevende. Advies HRM en leidinggevende Ondermandaat alleen t.a.v. functies onder de functie van directeur en manager BV
15
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Bijzondere voorwaarden/ toelichting Geen ondermandaat voor intrekken PPT op basis van beoordeling en onthouding periodieke verhoging
6.6
6.7
6.8
Verlenen van ontslag wegens AOWgerechtigde leeftijd, keuzepensioen, wegens arbeidsongeschiktheid, wegens disciplinaire maatregel, wegens reorganisatie, van rechtswege aflopen van dienstverband Verlenen ontslag op eigen verzoek, incl. bepalen opzegtermijn
Toekennen van overlijdensuitkering en uitkering bij (onvrijwillige)
DB
Secretarisgeneraal
DB
Secretarisgeneraal
DB
Secretarisgeneraal
Geen ondermandaat voor specifieke toelage en arbeidsmarkttoelage en gratificaties Advies HRM en leidinggevende
Ja, aan manager BV
Advies HRM en leidinggevende Ondermandaat voor besluiten betreffende functies tot niveau van functie directeur en manager BV Advies HRM
16
Bevoegdheid
6.9
werkloosheid Werkgeversverklaring
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan manager BV
Advies HRM, opstellen door HRM.
Ja, aan directeuren VA en EV, managers BV, V en OV Ja, aan directeuren VA en EV, managers BV, V en OV
6.10
Verstrekken getuigschrift
DB
Secretarisgeneraal
6.11
Toekennen en intrekken van (vakantie)verlof / roostervrije tijd Besluiten m.b.t. financiële aanspraken bij ongeschiktheid wegens ziekte, op grond van de Wet verbetering poortwachter, in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof en op grond van de Verhaalswet ongevallen ambtenaren. Uitvoeren van het verzuimprotocol. Toekennen van zorgverlof en ouderschapsverlof. Ontvangen melding en verlenen toestemming nevenwerkzaamheden Plannen en uitvoeren planningsfunctionerings- en beoordelingsgesprekken; vaststellen verslag plannings- en functioneringsgesprek.
DB
Secretarisgeneraal
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan manager BV
Advies HRM
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan manager BV
Advies HRM
DB
Secretarisgeneraal
DB
Secretarisgeneraal
6.12
6.13
6.14
6.15
Advies HRM
Ja, aan directeur VA en EV, managers OV, V, en BV
Advies HRM. Ondermandaat voor wat betreft ondergeschikte functies.
17
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
6.16
Vaststellen verslag beoordelingsgesprek
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan directeur VA
6.17
Inpassen nieuwe functie in generiek functieboek Vaststelling verplichte vrije dagen Openstellen vacatures, afhandelen open sollicitaties. Uitvoering sollicitatieprocedures
DB
Secretarisgeneraal
DB
Secretarisgeneraal Secretarisgeneraal
DB
Secretarisgeneraal
Uitvoering verplichtingen ivm gelegde loonbeslagen Uitvoeren regelingen fiscale verrekening fiets, vakbondscontributie, eigen kosten OV- woonwerkverkeer; koopverkoop verlof in het kader van cafetariamodel, verkoop verlof bij ontslag; telefoonkostenvergoeding, vergoeding tablet; toekennen studiefaciliteiten en faclititeiten symposia, congressen boven € 1500,00, toekennen en intrekken abonnement OV woon-werkverkeer, km vergoeding fiets woon-werkverkeer, -
DB
Secretarisgeneraal
DB
Secretarisgeneraal
6.18 6.19
6.20
6.21
6.22
DB
Bijzondere voorwaarden/ toelichting Ondermandaat uitsluitend betreffende functies in afdelingen OV en V Advies HRM
Instemming OR Ja, aan manager BV
Advies HRM
Ja, aan directeuren VA, EV en managers BV, OV en V Ja, aan manager BV
Advies HRM
Ja, aan manager BV
Advies HRM
Advies HRM
18
Bevoegdheid
6.23
6.24
6.25
correspondentie m.b.t. salarisadministratie Uitvoeren accorderingen decla raties, reiskosten, studiekosten, toestemming gebruik eigen voertuig bij dienstreizen en toekennen reis- en verblijfkosten, toekennen faciliteiten voor symposia, congressen voor bedragen tot € 1500,00 Uitvoeren art. 119 lid 1 Ambtenarenreglement Uitvoeren Ideeënreglement
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
DB
SG
Ja, directeuren Va en EV, Managers OV, V en BV
Advies HRM. Ondermandaat voor wat betreft ondergeschikte functies.
DB
SG
DB
SG
7. Overige bevoegdheden VA conform de Wet BDU verkeer- en vervoerstaken (Wet BDU), Wet personenvervoer 2000 (WP), Besluit personenvervoer 2000 (BP), Planwet verkeer- en vervoerstaken (Pvv), Wet lokaal spoor (Wls), Besluit lokaal spoor (Bls), Regeling lokaal spoor (Rls) en het Besluit infrastructuurfonds (Bi)
7.1 7.2 7.3
7.4
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Het verstrekken van inlichtingen en informatie aan de minister (art. 13 en 14 Wet BDU) Het plegen van overleg met concessieverleners in aangrenzende gebieden (artt. 26 en 45 WP)
VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur VA managers V en OV
VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur VA managers V en OV betreffende ambtenaren
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
19
7.5
7.6
7.7 7.8
7.9
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Het vragen van advies aan consumentenorganisaties en het in kennis stellen stellen van consumentenorganisaties van de wijze waarop aan het uitgebrachte advies gevolg wordt gegeven, het (eenmaal per jaar) informeren van consumentenorganisaties (artt. 27, 28 en 31 WP en 6, 33 en 34 BP) Het verzoeken aan concessiehouder van een openbare schriftelijke opgave van rechten en verplichtingen ten behoeve van het programma van eisen en het aanwijzen van deskundigen (art. 39 WP) en het ontvangen van gegevens (art. 39 BP) Het verlenen van ontheffing als bedoeld in art. 29 WP Het bepalen van een termijn voor het indienen van gegevens van concessiehouder als bedoeld in art. 46 WP Het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom (art. 93 WP en 43 Wls) of een bestuurlijke boete (art. 44, lid 1 Wls)
VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur VA managers V en OV
VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur VA
VA
Voorzitter VA
VA
Voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA manager OV Ja, aan: directeur VA manager OV
VA
Voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
Mandaat en ondermandaat alleen in geval van spoedeisendheid. Indien door de vereiste spoed een besluit van de VA niet kan worden afgewacht; in overleg met de senior adviseur
20
7.10
7.11 7.12
7.13
7.14
7.15 7.16
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Het voeren van overleg met de minister (artt. 106 WP, 6 BP en 2 en 16 Pvv alsmede in overleg treden met gedeputeerde staten en andere bestuursorganen, artt. 6 en 16 Pvv) Het verstrekken van gegevens aan de minister (art. 108 WP) Het na verlening van een concessie verzenden van een kennisgeving over verloop en uitslag aan de minister (art. 1) Het zorg dragen voor de organisatie van het verkeers- en vervoerberaad (artt. 13 en 16 Pvv) Het verlenen van een vergunning voor indienststelling (art. 9 lid 2 en art. 32 lid 2 Wls) en het eisen van een vergunning voor aanmerkelijke verbetering, vernieuwing of wijzigingen (art. 10 lid 3 en art. 33 lid 3 Wls)
VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur VA managers V en OV ambtenaren V en OV
VA
Secretarisgeneraal
VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur VA managers V en OV Ja, aan: directeur VA managers V en OV
VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur VA managers V en OV
VA
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va en manager OV
Het laten uitvoeren van een risicoanalyse (art. 6 Wls) Het verlenen (onder beperkingen), weigeren en intrekken van een vergunning (artikel 12, leden 1 tot en met 5 Wls)
VA
Voorzitter VA
VA
Voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA manager OV Ja, aan: algemeen directeur van HTM Personenvervoer N.V. en algemeen directeur
Bijzondere voorwaarden/ toelichting juridische zaken
Mandaat en ondermandaat art. 9 en art. 32 uitsluitend voor vergunningverlening voor aanmerkelijke verbetering, vernieuwing of wijzigingen bedoeld in art. 10 lid 1 en 33 lid 1 Wls.
Met inachtneming van de nadere regels als bedoeld in art. 12 lid 7 Wls. Verder ondermandaat niet
21
Bevoegdheid
7.17 7.18
7.19
7.20 7.21
7.22
7.23
7.24
7.25
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat van RET N.V.
Het horen van de rechthebbende op de lokale spoorweginfrastructuur (art. 18 lid 6 Wls) Het vaststellen van beleidskader met toetsingscriteria voor de verdeling van vervoercapaciteit (art. 30 lid 2 Wls)
VA
Voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA manager OV
VA
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va manager OV
Het aanwijzigen van een deskundige (art. 37 lid 1 sub c Wls) Het vaststellen ten behoeve van het onderzoek, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c, van de wet, van eisen van medische en psychologische geschiktheid (art. 11 lid 1 Regeling lokaal spoor) Het opvragen van omzetgegevens (art. 44) en van de bij vervoerders en beheerders berustende gegevens en het inzien in boeken en bescheiden (art. 49 Wls) Het ten laste brengen van de aanvrager van de in art. 51 Wls genoemde kosten Het horen van de beheerder, de vaarwegbeheerder en vertegenwoordigers (art. 8, lid 2 Bls) Methodieken
VA
Voorzitter Va
VA
Voorzitter Va
Ja, aan: directeur Va manager OV Ja, aan: directeur Va manager OV
VA
Voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA manager OV
VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur VA manager OV
VA
Voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA manager OV
VA
Voorzitter VA
Ja, aan:
Bijzondere voorwaarden/ toelichting toegestaan
Mandaat en ondermandaat uitsluitend voor ondergeschikte wijziging van de door de VA vastgestelde criteria.
Mandaat en ondermandaat uitsluitend voor ondergeschikte wijziging van de door de VA vastgestelde eisen.
22
Bevoegdheid
7.26
mededelen aan de toezichthouder (art. 2, lid 1 Rls) Het verstrekken van gegevens ten behoeve van een subsidie, art. 16aa Bi)
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat directeur VA manager OV
VA
Voorzitter VA
Ja, aan: directeur VA managers V en OV
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
8. Overige rechtshandelingen van DB/VA
8.1 8.2 8.3 8.4
8.5
8.7
8.8
Bevoegdheid
Mandaatverlener
Mandaat
Ondermandaat
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
Het doen van aangifte bij de politie
DB
Secretarisgeneraal
Het sluiten en beëindigen van een verzekeringsovereenkomst en het verrichten van rechtshandelingen ter uitvoering hiervan Het aangaan van een overeenkomst van opdracht met een incassobureau, makelaar, notaris of advocaat Het besluiten tot vergoeding van nadeelcompensatie of afwijzing van het verzoek om nadeelcompensatie, inclusief het instellen van een commissie voor het onderzoek naar nadeelcompensatie Het besluiten tot vernietiging van archiefbescheiden, het uitlenen van archiefbescheiden aan anderen dan
DB/VA
Secretarisgeneraal
DB/VA
Secretarisgeneraal
VA
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeuren VA en EV manager BV Ja, aan: Conform de directeuren VA en EV Aanbestedingswet managers OV, V en 2012 BV Advies senior adviseur juridische zaken of advocaat Ja, aan: Conform de directeuren VA en EV Aanbestedingswet managers OV, V en 2012 BV Advies senior adviseur juridische zaken en controller Ja, aan: Advies senior directeur VA adviseur juridische zaken
DB
Secretarisgeneraal
Ja, aan: manager BV
23
Bevoegdheid
8.9
8.10
Mandaatverlener
medewerkers van MRDH, het verstrekken van inlichtingen van eenvoudige aard uit archiefbescheiden op basis van de Archiefwet Het besluiten tot het DB/VA aangaan, uitvoeren, wijzigen en beëindigen van privaatrechtelijke overeenkomsten (zoals huurovereenkomsten) anders dan elders genoemd in dit register, alsmede het geven van uitvoering daaraan Het verrichten van DB/VA overige privaatrechtelijke rechtshandelingen tot een bedrag van € 25.000,voor zover niet anders benoemd
Mandaat
Ondermandaat
Secretarisgeneraal
Ten aanzien van het uitvoering geven aan de overeenkomsten: Ja, aan: directeuren VA en EV
Secretarisgeneraal
Ja, aan: directeur VA
Bijzondere voorwaarden/ toelichting
Zoals het terugvorderen van onverschuldigd betaalde vorderingen en het stuiten van verjaringen
24
Algemeen bestuur Vergadering: Agendapunt: Onderwerp Voorgesteld besluit Korte motivering
7 oktober 2015 6
Planning algemeen bestuur 2016 1. De vergaderplanning van het algemeen bestuur 2016 vast te stellen. 2. Kennis te nemen van de planning van de overige bestuurlijke overleggen van de Vervoersautoriteit en Economisch Vestigingsklimaat. De vergaderplanning van het algemeen bestuur wordt door het algemeen bestuur vastgesteld, op voorstel van het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur heeft op 23 september jl. het bijgevoegde voorstel voor de vergaderdata opgesteld. Ter informatie is de planning van de overige bestuurlijke overleggen van de Vervoersautoriteit en Economisch Vestigingsklimaat bijgevoegd.
Financiële gevolgen P&O aspecten Juridische aspecten Bijlagen Gevolgde procedure
n.v.t. n.v.t. n.v.t. Planning bestuurlijke overleggen MRDH 2016 Adviescommissie n.v.t. Bestuurscommissie n.v.t. Zienswijze n.v.t. Dagelijks bestuur 23 september 2015 Anders, te weten n.v.t.
Verdere procedure Openbaar besluit Wet. bekendmaking Persbericht Andere publiciteit
Ja Nee Nee Publicatie data op website www.mrdh.nl
Opsteller Telefoonnummer Datum Secretaris-generaal
Peter Stehouwer 088 5445 100 23 september 2015
Vergadering: Agendapunt:
Onderwerp: Van: Datum: Contactpersoon: Telefoonnummer:
7 oktober 2015 6
Planning bestuurlijk overleg MRDH 2016 Annet Bertram 25 september 2015 Peter Stehouwer 088 5445 100
Aan het algemeen bestuur, Planning bestuurlijke overleggen MRDH 2016 Voorgesteld worden de volgende data: Datum 4 maart 27 mei 1 juli 4 november 9 december
Tijd 15.00 - 17.00 uur 15.00 - 17.00 uur 15.00 - 17.00 uur 14.00 - 16.00 uur 15.00 - 17.00 uur
Locatie Den Haag Den Haag Den Haag Den Haag Den Haag
De vergaderplanning van het algemeen bestuur wordt door het algemeen bestuur vastgesteld, op voorstel van het dagelijks bestuur. Voorgesteld besluit 1. De vergaderplanning van het algemeen bestuur 2016 vast te stellen. 2. Kennis te nemen van de planning van de overige bestuurlijke overleggen van de Vervoersautoriteit en Economisch Vestigingsklimaat. Bijlage Planning overige (bestuurlijke) overleggen Vervoersautoriteit en Economisch Vestigingsklimaat 2016.
1
Planning overige (bestuurlijke) overleggen Vervoersautoriteit en Economisch Vestigingsklimaat 2016 Ter kennisname is hieronder het overzicht opgenomen van de overige geplande (bestuurlijk) overleggen. 2016 algemeen bestuur dagelijks bestuur bestuurscommissie Va bestuurscommissie EV adviescommissie Va adviescommissie EV ambtelijk overleg Va ambtelijk overleg EV
Jan.
6
Feb.
April
17
Maart 4 23
3
9
13
Mei 27
22
Juni
Juli 1
15 18
15
6
Aug.
Sept.
Okt.
Dec. 9
12
Nov. 4 23
28 21
26
16
7
4
14
16
22
17
13
15
5
16
18
14
16
6
17
10 31
21
27
24
18
15
29
21
23
20
5
13
11
11
7
26
30
1 29
17
19
2
Algemeen bestuur Vergadering: Agendapunt:
7 oktober 2015 7
Onderwerp Voorgesteld besluit
Brief 13 gemeenten met procedurevoorstel concept begroting MRDH Instemmen met de voorgestelde reactie aan de gemeenten.
Korte motivering
13 MRDH gemeenten hebben bij het dagelijks bestuur van de MRDH aandacht gevraagd voor de termijnen in de planning- en controlcyclus. Dit mede in het licht van de per 1 januari 2015 gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen. In haar reactie geeft het dagelijks bestuur aan dat het concept vergaderschema aansluit op de wettelijke termijnen. Het procedurevoorstel van de gemeenten om de zienswijzeperiode van de conceptbegroting te laten eindigen op 1 juli kan niet worden gehonoreerd. Om besluitvorming door het algemeen bestuur voor het zomerreces plaats te kunnen laten vinden, dient de zienswijzeperiode rond de derde week van mei te eindigen.
Financiële gevolgen P&O aspecten Juridische aspecten Bijlagen
n.v.t.
Gevolgde procedure
Verdere procedure Openbaar besluit Wet. bekendmaking Persbericht Andere publiciteit
n.v.t. n.v.t. 1. Brief 13 gemeenten met procedurevoorstel concept begroting MRDH 2. Brief reactie 13 gemeenten inzake termijnen planning- en controlcyclus Adviescommissie n.v.t. Bestuurscommissie n.v.t. Zienswijze n.v.t. Dagelijks bestuur 23 september 2015 Anders, te weten n.v.t. n.v.t. Ja Nee Nee n.v.t.
Opsteller Telefoonnummer Datum Secretaris-generaal
Eveline Fokkema 088 5445 100 23 september 2015
Gescand 2 8 0 8 ) 5
Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) t.a.v. de secretaris Postbus 66 2501 CB DEN HAAG
Poortugaal, 27 augustus 2015
Geachte secretaris,
Met ingang van 1 januari 2015 is de nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen in werking getreden. Veranderingen in de wet beogen de positie van gemeenteraden in samenwerkingsverbanden te versterken. Gemeenteraden dienen binnen de wettelijke kaders van deze wet vanuit lokaal perspectief hun controlerende, toetsende en kaderstellende taken waar te kunnen maken. Een belang waar wij als raadsgriffiers voor staan. De veranderingen in de wet dragen naar onze mening bij aan de democratische legitimiteit van de verbonden partijen. Zowel raden als gemeenschappelijke regelingen hebben daarom belang bij een goede uitvoering van de wet. De nieuwe wet heeft consequenties voor de termijnen waarbinnen stukken aan de gemeenteraden moeten worden aangeboden. Als adviseurs van onze raden brengen wij u, als adviseur van het algemeen en het dagelijks bestuur, daarom het volgende onder de aandacht. Volgens het nieuwe artikel 34b Wgr dienen de raden uiterlijk 15 april de algemene financiële en beleidsmatige kaders te ontvangen. Deze dienen in ieder geval te bevatten een indicatie van de gemeentelijke bijdrage, de beleidsvoornemens voor het volgende begrotingsjaar en de prijscompensatie. Daarnaast wordt 15 april van het lopende jaar ook de uiterste datum waarop de voorlopige jaarrekening, inclusief het accountantsrapport dient te worden aangeboden aan de raden van de deelnemendegemeenten (uit de Memorie van Toelichting, TK vergaderjaar 2012-2013,33 597, nr.3). Wij hebben geconstateerd dat de aangescherpte termijnen dit jaar bij een aantal gemeenschappelijke regelingen wat problemen in de uitvoering hebben gegeven. Om in de toekomst te borgen dat de besluitvorming binnen uw organisatie en binnen de gemeenten op een adequate wijze en binnen de voorgeschreven termijnen kan verlopen, verzoeken wij u uw vergaderschema hierop af te stemmen. Graag ontvangen wij vóór 1 oktober a.s. uw vergaderschema 2016, hierbij zijn voor ons vooral de data van belang waarop besluiten binnen de planning- en controlcyclus worden genomen. Als die bij ons bekend zijn kan hiermee rekening worden gehouden in de planning van de gemeenteraden. Daarnaast stellen wij vast, dat gemeenteraden op verschillende momenten de conceptbegrotingen van gemeenschappelijke regelingen ontvangen. Dit maakt het vrijwel onmogelijk om de besluitvorming door de gemeenteraden m.b.t. het indienen van zienswijzen te plannen. De termijn van acht weken start immers bij iedere gemeenschappelijke regeling op een ander moment en eindigt dus ook op verschillende data. Daarom is het in een substantieel aantal gevallen niet mogelijk tijdig een besluit te nemen over het indienen van zienswijzen over de conceptbegrotingen van gemeenschappelijke regelingen. Het besluitvormingsproces kan sterk worden verbeterd door in deze regio een vaste datum af te spreken, waarop de zienswijzen uiterlijk ontvangen moeten zijn bij de algemene besturen van gemeenschappelijke regelingen. U weet dan dat u na die datum uw AB-vergadering kunt plannen en alle deelnemende gemeenteraden weten dat ze vóór die datum de zienswijze 1
moeten hebben vastgesteld. Wij stellen voor dat er in de regio wordt afgesproken, dat alle gemeenteraden uiterlijk 1 juli hun zienswijzen m.b.t. conceptbegrotingen toezenden aan de gemeenschappelijke regelingen. Dit betekent, uitgaande van de Wgr-termijn van acht weken, dat alle gemeenteraden de conceptbegrotingen op 6 mei moeten ontvangen. Wanneer u de stukken eerder dan 6 mei naar gemeenteraden zendt is dat natuurlijk prima, maar de uiterlijke termijn voor het toezenden van de zienswijze blijft dan 1 juli Hierbij is overigens denkbaar dat de conceptbegroting al vóór 15 april wordt aangeleverd, In dat geval kunnen de algemene financiële en beleidsmatige kaders volledig geïntegreerd in de begroting worden verwerkt en hoeven deze niet separaat aangeboden te worden. Wij verzoeken u deze brief ter kennis te brengen van uw algemeen en dagelijks bestuur. Wij zullen onze brief ter kennis brengen van onze raden en de colleges van burgemeester en wethouders. Wij zijn ervan overtuigd dat de voorgestelde procesmatige aanpassingen bijdragen aan een goede samenwerking tussen onze organisaties. Wij zien graag een reactie van u tegemoet. U kunt deze mailen naar de griffier van Albrandswaard, mr. Renske van der Tempel,
[email protected]
Met vriendelijke groet,
De griffier van Albrandswaard, mevrouw mr. R. van der Tempel De griffier van Barendrecht, mevrouw mr. G. Figge De griffier van Brielle, de heer L.C.M. van Steijn De griffier van Capelle aan den IJssel, mevrouw drs. TA. de Mik De griffier van Hellevoetsluis, de heer H.J. van der Wel De griffier van Krimpen aan den IJssel, mevrouw drs. M.J. van der Ham De griffier van Maassluis, de heer mr. R. van der Hoek De griffier van Nissewaard, de heer mr. S. Mackay De griffier van Ridderkerk, de heer mr. J.G. van Straalen De wnd. griffier van Rotterdam, de heer J.M. van Midden De griffier van Schiedam, de heer mr. J. Gordijn De griffier van Vlaardingen, de heer drs. E.W.K. Meurs De griffier van Westvoorne, de heer R. de Vries
2
Grote Marktstraat 43 Postbus 66 2501 CB Den Haag Telefoon 088 5445 100 E-mail:
[email protected] Internet: www.mrdh.nl KvK nummer: 62288024 Retouradres: Postbus 66 2501 CB Den Haag
Gemeente Albrandswaard T.a.v. Renske van der Tempel Postbus 1000 3160 GA Rhoon
Bankrekeningnummer NL96 BNGH 0285 1651 43 contactpersoon Eveline Fokkema uw kenmerk ons kenmerk 12447
Datum doorkiesnummer 088 5445 273 Onderwerp
Termijnen planning- en controlcyclus
e-mail
[email protected] bijlage(n)
Geachte mevrouw van der Tempel,
Per brief met datum 27 augustus jl. heeft u namens 13 MRDH gemeenten bij het dagelijks bestuur van de MRDH aandacht gevraagd voor de termijnen in de planning- en controlcyclus. U vraagt deze aandacht mede in het licht van het nieuwe artikel 34b Wgr waarin staat opgenomen dat de gemeenschappelijke regelingen vóór 15 april de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten dienen aan te bieden. Wij danken u voor uw brief en stellen het zeer op prijs dat u deze afstemming zoekt. In dit kader verwachten wij dat het tijdens het MRDH begrotingsproces 2016 aangekondigde overleg met de controllers van de MRDH gemeenten over (de kaders van) de begroting 2017 ook bij zal dragen aan deze gewenste afstemming. U vraagt ons om u voor 1 oktober het vergaderschema 2016 van de MRDH toe te sturen. Het vergaderschema MRDH 2016 zal naar verwachting in de vergadering van het algemeen bestuur van 7 oktober a.s. worden behandeld. Wij zullen u dit schema na vaststelling en, op uw verzoek, voorzien van de relevante data waarop besluiten binnen de planning- en controlcyclus worden genomen, doen toekomen. Het concept vergaderschema is mede afgestemd op het door u genoemde artikel 34b Wgr en op de artikelen 34 lid 2 Wgr (voor 1 augustus dienen de gemeenschappelijke regelingen de begroting aan te bieden aan gedeputeerde staten), artikel 34 lid 4 Wgr (voor 15 juli dienen de gemeenschappelijke regelingen de jaarrekening aan te bieden aan gedeputeerde staten) en artikel 35 lid 1 Wgr (zienswijzeperiode ontwerpbegroting bedraagt acht weken). Uw verzoek om de zienswijzeperiode van de conceptbegroting te laten eindigen op 1 juli kunnen wij niet honoreren. Om een tijdige behandeling van de begroting door de bestuursorganen van de MRDH plaats te kunnen laten vinden, dienen wij uw zienswijzen
Albrandswaard, Barendrecht, Brielle, Capelle aan den IJssel, Delft, Den Haag, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Maassluis, Midden-Delfland, Nissewaard, Pijnacker-Nootdorp, Ridderkerk, Rijswijk, Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Wassenaar, Westland, Westvoorne, Zoetermeer.
eerder te ontvangen. Wij zullen voor komende begrotingen nagenoeg dezelfde planning hanteren als die van de MRDH begroting 2016. Dat betekent dat wij rond de derde week van maart onze ontwerpbegroting aan de gemeenteraden zullen sturen voor hun zienswijze en rond de derde week van mei deze zienswijzeperiode laten eindigen. Deze zienswijzen worden verwerkt in de begroting die uiteindelijk half juni en begin juli (voorafgaand aan het zomerreces) door het dagelijks bestuur, respectievelijk het algemeen bestuur wordt vastgesteld. Zoals door u gevraagd zullen wij uw brief ter kennisname aanbieden aan ons algemeen bestuur.
Namens het dagelijks bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den haag,
de secretaris,
de voorzitter,
mw.mr.drs. A.W.H. Bertram
ing. A. Aboutaleb
2
Algemeen bestuur Vergadering: Agendapunt:
7 oktober 2015 8
Onderwerp Voorgesteld besluit
Concept Werkplan MRDH 1. Kennis nemen van het concept Werkplan MRDH
Korte motivering
Het concept Werkplan MRDH geeft inzicht in de strategie van de MRDH voor de komende jaren en de vertaling daarvan naar de (bestuurlijke) organisatie. Voor de concrete activiteiten in 2016 wordt verwezen naar de vastgestelde Begroting 2016 en het Investeringsprogramma Vervoersautoriteit 2016. In het concept Werkplan wordt inzicht gegeven in activiteiten die aanvullend op genoemde documenten nu verwacht worden voor het komende jaar, binnen de financiële kaders van de vastgestelde begroting. Het strategisch deel van het Werkplan zal met ingang van 2017 gekoppeld worden aan de doorlooptijd van de Strategische agenda van de MRDH en zal daarmee niet meer jaarlijks uitgebracht worden. De concrete activiteiten worden met ingang van 2017 jaarlijks geïntegreerd in de Begroting MRDH. De voortgang van de activiteiten wordt via de jaarrekening en de Bestuursrapportages gemeld. Het dagelijks bestuur heeft het document vrijgegeven voor zienswijze op 24 september jl.. Gemeenten hebben tot en met 18 november 2015 de tijd om te reageren. De definitieve versie van het Werkplan MRDH en de reacties van gemeenten op de zienswijze worden op 7 december 2015 weer geagendeerd.
Financiële gevolgen P&O aspecten Juridische aspecten Bijlagen
n.v.t.
Gevolgde procedure
Bestuurscommissie
n.v.t. Op grond van artikel 2:1 tweede lid sub b geldt een zienswijzeprocedure. 1. Concept Werkplan MRDH 2. Brief aan de gemeenten t.b.v. de zienswijzeprocedure
Anders, te weten
Verdere procedure
Zienswijze Algemeen bestuur
Bestuurscommissie EV: 10 september 2015 Bestuurscommissie Va: 21 september 2015 Besproken in de ambtelijk overleggen van EV en Va en besproken met leden van de adviescommissie EV. Gepland: van 24 september tot en met 18 november 2015 9 december 2015
Anders, te weten Openbaar besluit Wet. bekendmaking Persbericht Andere publiciteit
Ja Nee Nee n.v.t.
Opsteller Telefoonnummer Datum Secretaris-generaal
Tamara van Mourik 088 5445 215 24 september 2015
• T • • •
•
•
• ,*
•
•
•
•
• •
•
METROPOOLREGIO ROTTERDAM DEN HAAG
PoslSeStraat 43
2501 CB Den Haag Telefoon 088 5445 100 E-mail:
[email protected] Internet: www.mrdh.nl KvK nummer: 62288024 Retouradres: Postbus 66 2501 CB Den Haag
de colleges van de gemeenten die deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag
A*
contactpersoon Peter Stehouwer uw kenmerk
ons kenmerk MRDH15.12471 Datum
24 september 2015
doorkiesnummer 088 5445 228
Onderwerp
e-mall
Concept Werkplan MRDH: zienswijzen
[email protected] bijlage(n) Concept Werkplan MRDH
Geacht college, Het dagelijks bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) heeft in haar vergadering van 23 september jl. het concept Werkplan MRDH vrijgegeven voor de zienswijzeprocedure. Wij vragen u om het bijgevoegde concept Werkplan MRDH door te geleiden naar uw gemeenteraad met het verzoek om uiterlijk 18 november a.s. de zienswijze kenbaar te maken aan het dagelijks bestuur van de MRDH. Het concept Werkplan MRDH geeft inzicht in de strategie van de MRDH voor de komende jaren en de vertaling daarvan naar de (bestuurlijke) organisatie. Voor de concrete activiteiten in 2016 wordt verwezen naar de vastgestelde Begroting 2016 en het Investeringsprogramma Vervoersautoriteit 2016. In het concept Werkplan wordt inzicht gegeven in activiteiten die aanvullend op genoemde documenten nu verwacht worden voor het komende jaar, binnen de financiële kaders van de vastgestelde begroting. Het strategisch deel van het Werkplan zal met ingang van 2017 gekoppeld worden aan de doorlooptijd van de strategische agenda van de MRDH en zal daarmee niet meer jaarlijks uitgebracht worden. De concrete activiteiten worden met ingang van 2017 jaarlijks geïntegreerd in de Begroting MRDH. De voortgang van de activiteiten wordt via de jaarrekening en de Bestuursrapportages gemeld. Op grond van de gemeenschappelijke regeling van de MRDH geldt een zienswijzeprocedure voor het Werkplan. De ontvangen zienswijzen worden besproken in het dagelijks bestuur van 25 november a.s. Op 9 december a.s. wordt het Werkplan behandeld in het algemeen bestuur. Indien uw gemeenteraad een toelichting wenst vanuit de MRDH-organisatie op het concept Werkplan, dan kan daarvoor contact opgenomen worden met de heer Stehouwer via
[email protected] Namens het dagelijks bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, |le s^^tarj^,
^
mw. rfns-dtfc'A.W.H. Bertrarn"
de voorzitter^
^^tr^TA^AbotrtateB
Albrandswaard, Barendrecht, Brielle, Capelle aan den Dssel, Delft, Den Haag, Hellevoetsluis, Krimpen aan den Dssel, Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Maassluis, Midden-Delfland, Nissewaard, Pijnacker-Nootdorp, Ridderkerk, Rijswijk, Rotterdam, Schiedam, Vlaardingen, Wassenaar, Westland, Westvoorne, Zoetermeer.
•
•
Werkplan MRDH
Versie 1.0 23 september 2015
1
Inhoudsopgave 1
Inleiding: terug- en vooruitblik ................................................................................................. 3
2
Strategie .................................................................................................................................. 5 2.1
Vertrekpunt strategische agenda MRDH ............................................................................ 5
2.2
Nadere uitwerking Strategische agenda MRDH ................................................................. 5
2.2.1
Kernopgaven economische structuurversterking ........................................................ 5
2.2.2
OESO Metropolitan Review......................................................................................... 6
2.2.3
Investeringsstrategie.................................................................................................. 6
2.2.4
Economische vernieuwing: Roadmap Next Economy .................................................. 7
2.2.5
Vervolg in de komende periode .................................................................................. 8
2.3 3
4
Monitoring ......................................................................................................................... 8
Bestuur en organisatie ............................................................................................................. 9 3.1
Van, voor en door de 23 gemeenten ................................................................................. 9
3.2
Overleg 23 gemeenten ...................................................................................................... 9
3.3
Samenwerking noodzakelijk ............................................................................................ 10
3.4
Organisatieontwikkeling .................................................................................................. 11
3.5
Flexibel werken en vergaderen........................................................................................ 11
3.6
Veegactie verordeningen en reglementen ....................................................................... 11
3.7
Tussentijdse operationele audit en quick scan Rekenkamers .......................................... 12
3.8
Medezeggenschap ........................................................................................................... 12
Concrete activiteiten 2016 ...................................................................................................... 13 4.1
Bestuurlijke mijlpalen ...................................................................................................... 13
4.2
Vervoersautoriteit............................................................................................................ 13
4.2.1
Verkeer .................................................................................................................... 13
4.2.2
Openbaar vervoer .................................................................................................... 14
4.3
Economisch Vestigingsklimaat ......................................................................................... 15
4.4
Bedrijfsvoering ................................................................................................................ 18
2
1
Inleiding: terug- en vooruitblik
Op 19 december 2014 is de gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag in werking getreden. Met het constituerend beraad van het algemeen bestuur op die datum was de MRDH definitief uit de startblokken. Het jaar 2015 heeft voor een belangrijk deel in het teken gestaan van de verdere opbouw, van zowel de samenwerking met en tussen de 23 gemeenten en de interne organisatie, de manier van samenwerken met onze partners binnen en buiten de regio en de nadere uitwerking van de strategische agenda. Missie De Metropoolregio Rotterdam Den Haag werkt aan een Europese topregio. 23 gemeenten gaan de uitdaging aan om de internationale concurrentiepositie te verbeteren door hun kennis en bestuurlijke kracht in te zetten en samen te werken met het bedrijfsleven, de kennisinstituten en medeoverheden. Wij werken aan een aantrekkelijke regio voor inwoners om te werken, wonen en recreëren, waar (internationale) bedrijven zich vestigen en waar bezoekers zich welkom voelen. Wij richten ons op het versterken van de bereikbaarheid en het economisch vestigingsklimaat van de regio Rotterdam Den Haag. Visie De Metropoolregio Rotterdam Den Haag wil een Europese topregio worden. Wij zijn al een sterke Europese regio, maar willen nog beter presteren. Betere economische prestaties, betekent meer welvaart voor de inwoners. Om dit te bereiken zetten we in op: • Verbetering van de (internationale) bereikbaarheid van de metropoolregio. • Economische vernieuwing • Transitie naar toonaangevende duurzaamheid • Attractiviteit van de regio De Investeringsstrategie MRDH, het OESO-onderzoek en de Roadmap Next Economy zijn voorbeelden van integrale trajecten die in 2015 zijn ingezet om de strategische agenda nader uit te werken. Deze trajecten worden aanvullend aan elkaar ingevuld om zo steeds meer en beter inhoudelijke focus aan te brengen en nieuwe financiële strategieën te ontwikkelen. Ook de uitwerking van de Strategische Bereikbaarheidsagenda is in 2015 opgestart; deze wordt in 2016 afgerond. In 2015 is uiteraard ook invulling gegeven aan de wettelijke taken rond verkeer en vervoer en is een nadere uitwerking gemaakt van het werkprogramma Economisch Vestigingsklimaat. Het afgelopen jaar is verder geïnvesteerd in de samenwerking met de provincie Zuid-Holland. Op vele fronten en bij vele projecten is er van oudsher, vanuit de toenmalige stadsregio’s, al sprake van een goede inhoudelijke samenwerking. Op bestuurlijk niveau is met de ondertekening van de samenwerkingsafspraken op 8 september over een achttal gezamenlijke investeringen de inhoudelijke samenwerking verder kracht bij gezet. De 23 gemeenten zijn de metropoolregio Rotterdam Den Haag. Samen zijn ze eigenaar van een gemeenschappelijke organisatie. De MRDH is weliswaar juridisch een formele Gemeenschappelijke Regeling, maar is meer. Het is een netwerk van, voor en door de 23 gemeenten. De MRDH-organisatie ondersteunt en faciliteert deze samenwerking en het uitgangspunt is dat de organisatie ook juist vanuit de 23 gemeenten vorm krijgt. In 2015 is bij de gemeenten opgehaald hoe dit verder ingevuld kan worden. Daar wordt in dit werkplan nader op ingegaan. Daarnaast is in 2015 ook een start gemaakt met de verdere ontwikkeling van de gemeenschappelijke organisatie. De organisatie moet steeds beter in staat zijn om op een
3
moderne wijze lokaal, regionaal maar ook internationaal te functioneren. De MRDH is amper een jaar onderweg en er is al veel werk verzet. Het voorliggende Werkplan MRDH geeft inzicht in de strategie voor de komende jaren en de vertaling daarvan naar de (bestuurlijke) organisatie. Voor de concrete activiteiten in 2016 wordt verwezen naar de vastgestelde Begroting 2016 en het Investeringsprogramma Vervoersautoriteit 2016. In het voorliggend Werkplan wordt inzicht gegeven in activiteiten die aanvullend daar op nu verwacht worden voor het jaar 2016. Voor de financiële- en personele inzet en de financiën van de MRDH-organisatie wordt eveneens verwezen naar de vastgestelde begroting MRDH 2016. Het Werkplan verschijnt eenmalig in de voorliggende vorm. Het strategisch deel van het Werkplan wordt met ingang van 2017 gekoppeld aan de doorlooptijd van de Strategische agenda van de MRDH en wordt daarmee niet meer jaarlijks uitgebracht. De concrete activiteiten worden met ingang van 2017 jaarlijks geïntegreerd in de Begroting MRDH. Daarmee wordt er voortaan in één document de koppeling gelegd tussen doelen en middelen. De voortgang van de activiteiten wordt via de Jaarrekening en de Bestuursrapportages gemeld. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de strategie en in hoofdstuk 3 op de vertaling daarvan naar de organisatie. Hoofdstuk 4 gaat ten slotte in op de activiteiten die, aanvullend op de vastgestelde Begroting, in 2016 voorzien worden.
4
2
Strategie
In dit hoofdstuk wordt de strategie voor de komende jaren beschreven om de ambitie van een Europese topregio te realiseren. 2.1
Vertrekpunt strategische agenda MRDH
Op 19 december 2014 heeft het algemeen bestuur de Strategische Bereikbaarheidsagenda (SBA) en de Agenda Economisch Vestigingsklimaat (AEV) vastgesteld. Deze twee agenda’s zijn de basis voor de MRDH-brede strategie. Het verbeteren van het verkeer- en vervoersysteem is immers een cruciaal onderdeel van de metropoolvorming en daarmee voor het versterken van de economische positie van de regio. De Vervoersautoriteit MRDH geeft uitvoering aan de wettelijke taken en bevoegdheden op het terrein van verkeer en vervoer. De SBA bevat de ambities voor dit beleidsterrein, waarbij vijf kernthema’s centraal staan: 1) Concurrerende economie, 2) Verbeteren van de kwaliteit van plekken, 3) Kansen voor mensen, 4) De duurzame regio en 5) Efficiënt en rendabel. In 2015 is een start gemaakt met de nadere uitwerking van de SBA om daarmee te komen tot een plan dat voldoet als een Regionaal Verkeer- en Vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer. De SBA is ook de basis voor de vertaling naar maatregelen, het aanscherpen van subsidieregels etc. Het is een plan op hoofdlijnen, zodat flexibiliteit mogelijk is om in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen. Begin 2016 zal de zienswijzeprocedure starten. In de AEV zijn economische kansen en bedreigingen van de regio geanalyseerd. De AEV bevat de ambities voor de versterking van het Economisch Vestigingsklimaat, waarbij acht werkvelden centraal staan: 1) Werklocaties, 2) Smart infrastructure, 3) Branding, 4) Clustervorming, 5) Financiering, 6) Onderwijs en arbeidsmarkt, 7) Bereikbaarheid en 8) Economie landelijk gebied. Vanuit deze thema’s en werkvelden worden concrete activiteiten opgepakt, die voor het komend jaar grotendeels al beschreven zijn in de Begroting 2016 en het Investeringsprogramma Vervoersautoriteit. In hoofdstuk 4 wordt beschreven welke activiteiten daar aanvullend op voorzien worden in 2016. In 2015 is een start gemaakt met de nadere uitwerking van de MRDH-brede strategie. 2.2
Nadere uitwerking Strategische agenda MRDH
De economische groei en werkgelegenheid van de regio Rotterdam Den Haag blijft achter ten opzichte van andere regio’s in Nederland en Europa. Ondanks de nabijheid en complementariteit van veel sterke economische sectoren komen samenwerking en cross-overs echter nog onvoldoende tot stand. De fysieke verbindingen binnen het gebied en van/naar het gebied zijn nog niet overal op orde om economische groei te kunnen faciliteren. Om de economische structuur van het gebied te versterken, de bereikbaarheid verder te verbeteren en gesteld te zijn voor en te kunnen inspelen op veranderingen die op ons gebied afkomen, is in 2015 vanuit de SBA en AEV gestart met een nadere uitwerking van de MRDH-brede strategie. Deze uitwerking is ingezet via een aantal nauw samenhangende trajecten die hieronder beschreven worden. 2.2.1
Kernopgaven economische structuurversterking
In het licht van relevante trends en toekomstscenario’s is door professor Tordoir 1 een nadere analyse uitgevoerd naar de opgaven die leiden tot economische structuurversterking van ons gebied. Uit deze analyse zijn vier kernopgaven naar voren gekomen: 1. Metropolitane verbindingen: verbetering interne- en internationale verbindingen 2. Economische vernieuwing 1
Hoogleraar economische geografie Universiteit van Amsterdam 5
3. Transitie naar toonaangevende duurzaamheid 4. Attractiviteit Deze kernopgaven vragen om gerichte investeringen om de kracht van de steden en het omliggende gebied verder te versterken. In de analyse zijn essentiële investeringspakketten geïdentificeerd die gegeven de trends en scenario’s robuust zijn voor de korte en middellange termijn. De vier kernopgaven en de gekozen aanpak zijn op 3 juli 2015 door het algemeen bestuur onderschreven en zijn uitgangspunt voor de MRDH-brede strategie voor de komende periode. 2.2.2
OESO Metropolitan Review
In 2015 is in opdracht van het ministerie van BZK en de MRDH gestart met de OESO Metropolitan Review. Met de MRDH als hoofdcasus wordt de samenhang tussen de economische prestaties en de bestuurlijke organisatie van metropolitane regio’s onderzocht. Eind 2015 is het onderzoek afgerond en zijn aanbevelingen gedaan over hoe de bestuurlijke inrichting bij kan dragen aan de economische structuurversterking. Het eindrapport wordt op 1 februari 2016 gepresenteerd ten tijde van het Nederlandse EU-voorzitterschap. De eerste bevindingen onderschrijven: • het belang om de gezamenlijke massa in de regio ook daadwerkelijk met elkaar te verbinden, onder andere door een regionale ruimtelijk-economische investeringsstrategie te ontwikkelen met inzet op verkeer en economisch vestigingsklimaat; • de noodzaak om focus aan te brengen binnen de investeringsagenda en om tegelijk maatregelen te nemen die in de breedte groei ondersteunen. Zoals inzetten op onderzoek en ontwikkeling en mobiliteitsbevordering voor alle lagen van de bevolking. 2.2.3
Investeringsstrategie
Met de vier kernopgaven zoals beschreven in 2.2.1 en de aanbevelingen van de OESO als leidraad is het nu het meest urgent om concrete investeringsprojecten te realiseren. Het is als eerste nodig inzicht te krijgen in welke investeringen (publiek én privaat) in de regio op stapel staan en hoe deze elkaar kunnen versterken. De MRDH, provincie Zuid-Holland en de Economische Programmaraad Zuidvleugel hebben in 2015 de handen ineengeslagen voor het invulling geven aan de Investeringsstrategie. De 23 gemeenten voeden de Investeringsstrategie; hiervoor zijn in gezamenlijke sessies projecten aangeleverd. De gezamenlijke Investeringsstrategie kan ook benut worden om richting Europa sterker te staan voor een beroep op middelen uit Europese fondsen. Investeringsstrategie en Investeringskaart De Investeringsstrategie vervult vier functies: 1) Informeren, 2) Faciliteren, 3) Sturen en 4) Realiseren. De aandacht in 2015 is in eerste instantie vooral uitgegaan naar de informerende functie. Het is voor overheden, bedrijven en kennisinstellingen van belang om op het gebied van investeringen (van elkaar) te weten wat er speelt en waarop wordt ingezet. Daarmee kunnen enerzijds tegenstrijdige belangen bespreekbaar worden gemaakt, anderzijds kansen voor winwinsituaties worden benut. De Investeringskaart biedt het instrument om de investeringsprojecten in beeld te brengen. Door van de investeringsprojecten ook de stand van zaken en voortgang op de Investeringskaart (www.investeringskaart.nl) weer te geven ontstaat de mogelijkheid om te monitoren. In 2015 is een systematiek ontwikkeld waar de investeringsprojecten op uniforme wijze mee geanalyseerd en beoordeeld kunnen worden. Daarmee wordt zichtbaar hoe een investeringsproject ervoor staat, maar ook wat er nodig is om het investeringsproject verder te brengen. Daar invulling aan geven is de faciliterende functie. De Investeringsstrategie komt tot volle wasdom als ook de sturende functie wordt benut. Deze houdt in dat op basis van de Investeringskaart keuzes worden gemaakt tussen en prioriteiten worden bepaald voor de gewenste investeringen in het licht van de geambieerde economische structuurversterking van de regio. De sturende functie duidt op het gezamenlijk handelingsperspectief van overheden, bedrijven en kennisinstellingen. 6
De informerende, faciliterende en sturende functie kunnen gefaseerd tot uitvoering komen. Als de keuzes zijn gemaakt en de prioriteiten zijn gesteld, is het zaak om de investeringsprojecten ook daadwerkelijk te realiseren en concrete resultaten te boeken. Hier is ook een financieringsstrategie voor nodig. Het daadwerkelijk realiseren van investeringsprojecten is een gezamenlijke opgave van de MRDH, de provincie Zuid-Holland en andere partners. Hierbij past het om het eigenaarschap van investeringsprojecten, ook bestuurlijk, met elkaar te verdelen. Financieringsstrategie Investeringsprojecten vereisen een financieringsstrategie om van een idee te komen tot een concreet project dat daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Publiek-private financiering zal meer regel dan uitzondering worden. Publiek-private en private financiering stellen andere eisen aan investeringsvoorstellen dan publieke bekostiging. Om die reden is in 2015 een kleine groep financieel experts van gemeenten, provincie, private partijen en het ministerie van Economische Zaken bijeengebracht om de komende jaren als Expertisecentrum investeringsprojecten verder te helpen en relaties op te bouwen met relevante financiële instellingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het opstellen van businesscases, uitvoeren van risicoanalyses en het komen tot financieringsarrangementen. Investeringen korte- en middellange termijn In 2015 is een start gemaakt met het in kaart brengen van de investeringen die voor de korte- en middellange termijn binnen de regio op stapel staan. Met behulp van de eerder genoemde systematiek zijn in 2015 voor de vier kernopgaven proposities opgesteld met investeringen die als eerste opgepakt worden. Investeringen lange termijn Naast de noodzakelijke investeringen voor de korte- en middellange termijn is het voor de Investeringsstrategie ook van belang om zicht te krijgen op de investeringen die voor de meer lange termijn noodzakelijk zijn. Hiervoor is een analyse nodig op de economische vernieuwing. 2.2.4
Economische vernieuwing: Roadmap Next Economy
De eerste bevindingen van het OESO-onderzoek onderschrijven de noodzaak om in de MRDH te komen tot economische vernieuwing. Vernieuwing is noodzakelijk om in te kunnen spelen op veranderingen die op onze regio afkomen. Trends als grondstoffenschaarste, digitalisering, globalisering, robotisering, 3D-printing, zelfsturende voertuigen, reshoring in combinatie met de steeds verdergaande verstedelijking betekent dat het zwaartepunt van de nieuwe economie, oftewel de next economy, steeds meer verschuift naar stedelijke regio’s zoals de MRDH. Dit biedt grote kansen voor nieuwe bedrijvigheid. Om die nieuwe bedrijvigheid te laten floreren, zal de regio zich internationaal moeten positioneren als aantrekkelijke toplocatie voor de koplopers. Om invulling te geven aan de bevindingen van de OESO is in 2015 een start gemaakt met het opstellen van de Roadmap Next Economy. Naast de MRDH zijn de gemeenten Rotterdam en Den Haag opdrachtgever van de Roadmap; de provincie, partners uit bedrijfsleven, medeoverheden en kennisinstellingen worden nauw betrokken. Met de Roadmap wordt de noodzakelijke gemeenschappelijke agenda gericht op de economische transitie opgesteld: hoe moeten we als regio inspelen op de genoemde trends? Daarbij wordt in kaart gebracht wat er voor de regio noodzakelijk is aan acties en investeringen voor de middellange- en lange termijn: een concreet uitvoeringsprogramma met bijbehorende noodzakelijke publieke en private investeringen om de economie en bereikbaarheid van de regio te versterken. De eerste resultaten worden verwacht voor de zomer van 2016 en vormen input voor de Investeringsstrategie.
7
Op basis van de Investeringsstrategie en bijbehorend financieel onderbouwd uitvoeringsprogramma, gecombineerd met de Europese inbedding van het gedachtegoed van de Next Economy wordt een kansrijke link gelegd naar toekomstige financiers. 2.2.5
Vervolg in de komende periode
De hiervoor beschreven samenhangende trajecten lopen door in 2016 en geven richting voor de activiteiten van de MRDH voor de komende jaren. In 2016 worden de volgende activiteiten voorzien: • Verder aanvullen van de investeringskaart met investeringen van de 23 gemeenten, de provincie en private partijen. • Volledig functioneel zijn van het Expertisecentrum investeringsprojecten. • Invulling geven aan de aanbevelingen uit de OESO Metropolitan Review. • Afronden van de Roadmap Next Economy en doorvertalen naar triple helix projecten in de Investeringsstrategie. • Verder invullen van het bestuurlijk eigenaarschap van investeringsprojecten. 2.3
Monitoring
Eind 2015 is gestart met het project ‘regiomonitor’. Hierin wordt een jaarlijkse regiomonitor ontwikkeld. In deze monitor worden de regionale ontwikkelingen op gebied van economie en bereikbaarheid weergegeven en geanalyseerd. De indicatoren van de regiomonitor zijn zo opgesteld dat ze de acties en doelen zoals weergegeven in de begroting van de MRDH van kwantitatieve onderbouwing voorzien. In 2016 wordt de eerste regiomonitor gepresenteerd. De hierin gebruikte indicatoren worden in de begroting voor 2017 opgenomen. De uitkomsten van de in 2016 gepresenteerde regiomonitor worden als nulmeting voor de begroting 2017 gebruikt. Deze cijfers komen echter pas in het voorjaar van 2016 beschikbaar, als de begroting 2017 al ter zienswijze aan de gemeenteraden is aangeboden. De regiomonitor, met daarin de nulmeting op de in de begroting opgenomen indicatoren, wordt ter informatie aan de gemeenten toegezonden.
8
3
Bestuur en organisatie
In het vorige hoofdstuk is ingegaan op de strategie voor de komende periode; dit hoofdstuk gaat in op de vertaling daarvan naar de (bestuurlijke) organisatie. Nadat in 2015 de organisatie moest worden opgestart, is het nu zaak om verdere stappen te zetten. Toets punten hierbij zijn: versterken van de positie van de samenwerkende gemeenten, flexibiliteit, snelheid en het opbouwen van het regionale, nationale en internationale netwerk. 3.1
Van, voor en door de 23 gemeenten
De 23 gemeenten hebben elkaar gevonden om met elkaar de uitdaging aan te gaan om de bereikbaarheid en het economisch vestigingsklimaat van de metropoolregio te versterken. Dit is een unieke vorm van samenwerking, van onderaf opgebouwd. De gemeenten zijn de backbone van de MRDH en vormen samen met de gezamenlijke organisatie het netwerk in de regio. Er liggen nieuwe mogelijkheden, die ontstaan door de nieuwe context, door de nieuwe of geherformuleerde taken en door het benutten van het volledige werkkapitaal van de 23 gemeenten voor de gezamenlijke doelen. Deze mogelijkheden zijn in 2015 geformuleerd op basis van gesprekken met verschillende kernspelers in het netwerk, zowel bilateraal als in groepen. Het gaat om gesprekken op alle niveaus van raadsleden, wethouders, burgemeesters, gemeentesecretarissen, griffiers, bestuursadviseurs tot inhoudelijke betrokken ambtenaren. Het zijn vooral mensen vanuit de gemeenten geweest en daarnaast hebben enkele gesprekken plaatsgevonden binnen de gemeenschappelijke organisatie en haar directieteam. Ook is een informele denktank gestart, bestaande uit een aantal burgmeesters, wethouders, gemeentesecretarissen, Jong MRDH en de secretaris-generaal MRDH. Verder is gekeken naar voorbeelden van andere regionale netwerken zoals in Eindhoven of rondom het thema water met de Deltacommissaris en is gesproken met mensen uit de relevante omgeving zoals de provincie, Innovation Quarter en het samenwerkingsverband Economische Programmaraad Zuidvleugel. Tot slot is met een enkele wetenschapper op het terrein van regionale samenwerking gesproken. De uitkomsten van de gesprekken leiden tot verschillende vervolgacties voor de gemeenten en de gezamenlijke organisatie om het netwerk, het eigenaarschap van de metropoolregio te versterken. Deze acties zijn deels in 2015 opgestart en zullen verder in 2016 hun werking vinden. Het gaat onder andere om: • Het benoemen van een top 10 van inhoudelijke prioriteiten vanuit het lokale perspectief, die gebaat zijn bij een regionale aanpak. • Het formuleren van een gemeenschappelijke code over hoe we met elkaar willen samenwerken en dat uit willen dragen. • Het opzetten van MRDH-locaties door de hele regio heen, waar aan inhoudelijke projecten gewerkt kan wordt. • Verstevigen en moderniseren van de communicatie, waarbij naast formele ontmoetingen ook ruimte is om het informele netwerk te versterken met de inhoud als bindende element. Hierbij ook nagaan hoe nieuwe middelen, waaronder social media, ingezet kunnen worden om effectiever en gerichter te communiceren. Dit alles vraagt om aandacht voor de organisatieontwikkeling, zowel binnen de gemeenschappelijke werkorganisatie als binnen de individuele gemeenten. 3.2
Overleg 23 gemeenten
Formeel bestuurlijk overleg De gemeenschappelijke regeling MRDH vormt de basis voor het formele bestuurlijk overleg. De 23 gemeenten zijn bestuurlijk vertegenwoordigd in het algemeen bestuur en de twee bestuurscommissies. Deze gremia zijn, elk waar het hun bevoegdheden betreft, besluitvormend. In het algemeen bestuur zijn tussen januari 2015 en nu flinke stappen gezet, die het kader vormen voor de verdere activiteiten binnen de MRDH. De oproep tot tempo wordt ook in 2016 stevig ingevuld.
9
Drie leden uit het algemeen bestuur, roulerend om de twee jaar, hebben naast de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter een plaats in het dagelijks bestuur. Dit betekent dat in december 2016 drie nieuwe leden van het dagelijks bestuur benoemd worden voor de periode 2017-2018. De voorzitter van de MRDH wordt door het algemeen bestuur benoemd voor een periode van twee jaar met dien verstande dat de burgemeester van Den Haag of de burgemeester van Rotterdam als voorzitter wordt aangewezen. In december 2016 zal het voorzitterschap van de MRDH wisselen naar de burgemeester van Den Haag. Betrokkenheid gemeenteraden Gemeenteraadsleden zijn vertegenwoordigd in de twee adviescommissies en de rekeningcommissie die adviseren aan het algemeen bestuur en de bestuurscommissies. Hiermee wordt de basis gelegd voor de inhoudelijke betrokkenheid van de gemeenteraden. Daarnaast zijn de gemeenteraden betrokken via de zienswijzeprocedures die gevolgd worden voor de onderwerpen die in de gemeenschappelijke regeling MRDH benoemd staan. Betrokkenheid gemeentesecretarissen Het overleg van de 23 gemeentesecretarissen is in 2015 opgestart, waarmee de gemeenten ook op dat niveau betrokken zijn bij de MRDH. Informeel overleg Naast het formele overleg, typeert een netwerkorganisatie zich juist ook door informeel overleg. Op ambtelijk niveau vindt veel informeel overleg plaats. Op bestuurlijk niveau kan informeel overleg plaatsvinden binnen of gekoppeld aan een formeel overleg of als apart overleg. De raadsleden zijn betrokken via de adviescommissies en de rekeningcommissie. Door de beide adviescommissies is in 2015 besloten om in de bijeenkomsten ook voldoende ruimte te reserveren voor informeel inhoudelijk overleg, om op die manier vroegtijdig bij thema’s betrokken te worden. In 2016 wordt verder invulling gegeven aan informeel bestuurlijk overleg door het organiseren van thema-events en bijeenkomsten voor raadsleden. Op die manier worden bestuurders en raadsleden betrokken bij de inhoudelijke trajecten waar de MRDH aan werkt. Evaluatie gemeenschappelijke regeling In de gemeenschappelijke regeling MRDH is voorzien in een periodieke evaluatie van de regeling. Daarbij is bepaald dat de eerste evaluatie plaatsvindt twee jaar na inwerkingtreding van de regeling. Een plan van aanpak voor deze evaluatie zal in december 2016 aangeboden worden aan het algemeen bestuur. 3.3
Samenwerking noodzakelijk
Naast het bundelen van de kracht van de 23 gemeenten, is samenwerking met onder meer bedrijfsleven, kennisinstellingen, omliggende regio’s, de provincie en het Rijk noodzakelijk om de ambities te realiseren. De MRDH werkt nauw samen met de Economische Programmaraad Zuidvleugel (EPZ), het triple helix orgaan van vertegenwoordigers van bedrijfsleven, overheden en kennisinstellingen. Samenwerking met partners vindt plaats zowel bij de strategische trajecten zoals genoemd in hoofdstuk 2 als bij de uitvoering van concrete activiteiten. Voor wat betreft de samenwerking met de provincie Zuid-Holland hebben het college van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland en het dagelijks bestuur van de MRDH de inhoudelijke samenwerking verder kracht bijgezet door op 8 september 2015 afspraken te maken over een gezamenlijke inzet op de vier kernopgaven zoals beschreven in paragraaf 2.2.1: 1. Verbetering van interne- en internationale verbindingen – 4-sporigheid Den Haag-Rotterdam – Internationaal bereikbaar – Eén openbaarvervoerkaart
10
2. Transitie naar toonaangevende duurzaamheid – Warmtenet/-rotonde (Cluster West) – Mobiliteitsinnovatie 3. Economische vernieuwing – Fieldlabs 4. Aantrekkingskracht op talent en investeerders – Aantrekkelijk Metropolitane Landschappen – World Expo Rotterdam 2025 In 2016 wordt aan deze samenwerkingsprojecten verder invulling gegeven. Ook op landelijk niveau werkt de MRDH samen met partners. Zo vindt er afstemming plaats met de regio Noord Holland. De MRDH neemt onder andere ook deel aan het DOVA (de samenwerking van de 12 provincie en 2 metropoolregio’s over OV-chipkaartkwesties), het Fietsberaad, de Nationale Databank Wegverkeersgegevens, de Nationale Databank Openbaar Vervoer en aan activiteiten van het landelijk kenniscentrum CROW/KpVV. De MRDH levert ook een bijdrage aan landelijke strategische trajecten zoals Agenda Stad, de Nationale Omgevingsagenda en de Nationale Omgevingsvisie. Een bestuurlijke delegatie van de MRDH neemt deel aan het jaarlijks bestuurlijk overleg van de Zuidelijke Randstad met het Rijk over het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). Op internationaal niveau werkt de MRDH onder meer samen met de OESO en participeert de MRDH in Europese netwerken en projecten. 3.4
Organisatieontwikkeling
De inrichting van de ambtelijke MRDH-organisatie en het bijbehorende functiegebouw hebben in 2014 vorm gekregen. Daarbij is aangegeven dat het functiegebouw dynamisch is, dat zeker bij de start van de organisatie onderhoud behoeft. In het functieboek is om die reden aangekondigd dat in het eerste jaar geëvalueerd zal worden of de functies in voldoende mate aansluiten bij de wensen en behoeften van het bestuur, management en de medewerkers. De MRDH-organisatie werkt in een nieuwe context en een nieuwe politiek-bestuurlijke omgeving. De verwachting is dat de dynamiek de komende periode toeneemt. Dit vraagt om een vernieuwende organisatie die in kan spelen op deze dynamiek. In 2015 is een start gemaakt met de verdere ontwikkeling van de organisatie en de evaluatie van het functiegebouw. 3.5
Flexibel werken en vergaderen
Een vernieuwende organisatie betekent ook flexibiliteit in de manier van werken en vergaderen. Naast het verder doorvoeren van het digitaal werken binnen de MRDH-organisatie, wordt in 2016 ook nagegaan of met behulp van ICT-ondersteuning op meer locaties in de regio werken en vergaderen gefaciliteerd kan worden. Dit idee is mede vanuit de gemeenten naar voren gekomen. Door bijvoorbeeld digitaal vergaderen te faciliteren, hoeven bestuurders en ambtenaren van de gemeenten niet altijd naar de centrale locatie af te reizen om toch deel te kunnen nemen aan MRDH-overleg. Door meer vergaderfaciliteiten verspreid over de regio beschikbaar te stellen, kan meer flexibel en dichter bij de gemeenten vergaderd worden. Het mogelijk maken dat op meerdere locaties ingelogd kan worden op het netwerk van de MRDH-organisatie, brengt flexibiliteit in het werken voor de MRDH voor zowel de gemeenten als voor medewerkers van de MRDHorganisatie. Met een aantal gemeenten, verspreid door de regio, wordt in 2016 nagegaan welke mogelijkheden er zijn om het flexibel werken en vergaderen te faciliteren. 3.6
Veegactie verordeningen en reglementen
In de constituerende vergadering van het algemeen bestuur zijn diverse verordeningen en reglementen vastgesteld. Bij de vertaling hiervan naar de praktijk zijn in 2015 enkele technische onvolkomenheden naar voren gekomen zoals tekstuele omissies en –onduidelijkheden en zaken 11
die toch moeilijk werkbaar blijken. Per brief van 25 maart 2015 aan de leden van het algemeen bestuur is om die reden een technische veegactie aangekondigd waarbij is aangegeven dat een procedurevoorstel eind 2015 wordt aangeboden. De eerste ervaringen in 2015 leren tevens dat de formele besluitvormingsprocedures een lange doorlooptijd kennen. Er is een zeker spanningsveld tussen draagvlak enerzijds, dat vraagt om het doorlopen van alle formele stappen inclusief de bijbehorende doorlooptijden, en meer flexibele en snelle besluitvorming anderzijds. Met de gemeenten wordt de vraag opgepakt hoe om te gaan met dit spanningsveld. De uitkomst hiervan kan leiden tot concrete voorstellen voor het aanpassen van verordeningen en reglementen. De voorstellen tot aanpassing van verordeningen en reglementen worden naar verwachting in de eerste helft van 2016 aan de gemeenten voorgelegd. 3.7
Tussentijdse operationele audit en quick scan Rekenkamers
In de gemeenschappelijke regeling MRDH is opgenomen dat de regeling vijfjaarlijks wordt geëvalueerd en dat de eerste evaluatie plaatsvindt twee jaar na inwerkingtreding. Het dagelijks bestuur heeft het algemeen bestuur op 6 maart 2015 voorgesteld om vooruitlopend op deze eerste evaluatie: • medio 2015 een operationale audit uit te laten voeren door de Rotterdamse afdeling Concern Auditing en • begin 2016 de Rekenkamers van de gemeenten Den Haag en Rotterdam te vragen een quick scan uit te voeren. De operationele audit is in het najaar van 2015 gestart, gericht op de gehele MRDH-organisatie. Hierbij is ook gevraagd een financiële risicoanalyse op te stellen. De uitkomsten van de audit worden meegenomen in het proces van het opstellen van de MRDH begroting 2017 en is input voor de quick scan van de Rekenkamer(s). 3.8
Medezeggenschap
Het bestuur en de directie van de MRDH-organisatie hechten veel waarde aan een goed overleg met de ondernemingsraad (OR) MRDH en het Georganiseerd Overleg (GO). In 2015 is het traject doorlopen om te komen tot de afronding van het pakket arbeidsvoorwaarden. Onderwerp van gesprek met de medezeggenschap in 2016 zijn in ieder geval de dossiers verhuizing en de consequenties daar van, en de doorvertaling van de nieuwe wetgeving rond de rechtspositie van ambtenaren en de werktijdenregeling.
12
4
Concrete activiteiten 2016
Zoals in de inleiding aangegeven, worden de concrete activiteiten met ingang van 2017 jaarlijks geïntegreerd in de Begroting en wordt via de jaarrekening en de Bestuursrapportages jaarlijks de voortgang gemeld. Voor het komende jaar zijn de concrete activiteiten beschreven in de vastgestelde begroting MRDH 2016 en het IPVa 2016. In dit hoofdstuk wordt op hoofdlijnen een nader inzicht gegeven in de activiteiten die aanvullend daar op nu verwacht worden, binnen de financiële kaders van de begroting. In dit hoofdstuk worden ook de activiteiten beschreven van de stafafdeling Bedrijfsvoering. Uiteraard kunnen zich het komende jaar ontwikkelingen voordoen die vragen om aanpassing van activiteiten of het starten van nieuwe activiteiten. Dit vraagt om ruimte en flexibiliteit van de MRDHorganisatie en de 23 gemeenten. 4.1
Bestuurlijke mijlpalen
Alvorens in te gaan op de concrete activiteiten, worden hieronder eerst de bestuurlijke mijlpalen benoemd die in ieder geval voor 2016 voorzien worden: • Besluitvorming investeringsprojecten in het kader van de Investeringsstrategie • Verlening concessies: o rail Rotterdam en Haaglanden o Hoekse Lijn o Bus Haaglanden Streek • Vaststelling Jaarrekening MRDH 2015 • Afronding OESO-onderzoek en doorvertaling van de aanbevelingen • Afronding van de Roadmap Next Economy • Implementatie van de gemeenschappelijke branding strategie door alle stakeholders in de regio Rotterdam-Den Haag (lopend van Leiden tot Dordrecht) • Vaststelling Agenda Bedrijventerreinen • Vaststelling uitvoeringsagenda Agenda Perspectief op het landschap • Aanbesteding accountant 2017 e.v. • Zienswijzeprocedures voor: o Uitwerking Strategische Bereikbaarheidsagenda o Programma van eisen concessie Bus Haaglanden Streek o Kadernota Openbaar Vervoer o Veegactie verordeningen en reglementen o Begroting MRDH 2017 inclusief Investeringsprogramma Vervoersautoriteit 2017 e.v. 4.2
Vervoersautoriteit
Een groot deel van de activiteiten van de Vervoersautoriteit betreft structurele activiteiten die worden gekenmerkt door een wettelijke basis. Het betreft onder andere het verlenen en beheren van openbaar vervoer concessies, assetmanagement, het opstellen van een Investeringsprogramma, bijdragen aan (grote) wegverkeersprojecten, Beter Benutten, mobiliteitsmanagement, fiets en verkeersveiligheid. Ook worden subsidies voor verkeer- en vervoerprojecten verstrekt. De belangrijkste activiteiten op hoofdlijnen voor verkeer en openbaar vervoer, aanvullend op de begroting MRDH 2016 worden hieronder weergegeven. 4.2.1
Verkeer
Uitwerking P+R beleid De SBA-uitwerking beschrijft het regionale P+R beleid. De aanpak van de P+R voorzieningen wordt mede bepaald door het gebruik. Monitoringsresultaten zijn input voor de actualisatie, verbetering en eventuele uitbreiding van het P+R beleid en – voorzieningen in 2016. Een bijzonder aandachtspunt vormt de ontwikkeling van doelgroep parkeren op P+R locaties. Het 13
verwijzingsplan P+R Rotterdam wordt afgerond. Modelontwikkeling Een verkeersmodel is een instrument om prognoses te maken van de ontwikkeling van het verkeer en vervoer. Ook kunnen verschillende beleidsalternatieven (nieuwe wegen, andere ruimtelijke ontwikkeling, andere lijnvoering OV etc.) worden doorgerekend. Binnen de MRDH bestaan twee verkeersmodellen (verkeersmodel Haaglanden en het RVMK Rotterdam). Deze worden vanaf eind 2015/begin 2016 geüpdatet. De combinatie van tellingen en de gegevens van de fietstelweek bieden meer mogelijkheden om een verkeersmodel te ontwikkelen voor fietsverkeer. Doel van dit model is de effecten van infrastructurele maatregelen op het fietsgebruik te kunnen kwantificeren. Dat kan in de toekomst helpen om de maatschappelijke kosten en baten beter inzichtelijk te maken en zo nodig prioriteiten te kunnen stellen bij het verlenen van subsidies. Opstellen visie mobiliteitsmanagement 2016-2020 Mobiliteitsmanagement betekent de reiziger keuzes bieden om slimmer te reizen. Slimmer wil zeggen: sneller, betrouwbaarder, goedkoper, gezonder en/of beter voor het milieu. Uitgangspunt is de principiële keuzevrijheid van de reiziger. Eisen en wensen van mensen die zich (willen) verplaatsen staan centraal. De reiziger wordt verleidt om haar reisgedrag aan te passen en werkgevers stimuleren werknemers tot anders reizen. Met deze visie wordt een eenduidige richting gemaakt wat de MRDH in de periode 2016-2020 met mobiliteitsmanagement wil, welke activiteiten worden gedaan en welke middelen/taken/rollen dit voor de verschillende partijen betekent. Daarbij wordt rekening gehouden met de verschillen in aanpak in Rotterdamse regio (Verkeersonderneming / marktplaats) en regio Haaglanden (Bereikbaar Haaglanden). Inwinning reistijden en intensiteiten wegennet Rotterdamse Regio (aanbesteding NDW) In de regio Rotterdam wordt er op dit moment reistijden en intensiteiten gemeten (Monitoring Rotterdam-MORO). In 2016 moet dit opnieuw worden aanbesteed via het Nationaal Databank voor Wegverkeergegevens (NDW). Er zal gekeken worden naar een regio Rotterdam breed dekkend netwerk. In het Haaglanden deel van de MRDH is in 2015 al een aanbesteding geweest. 4.2.2
Openbaar vervoer
Opstellen Beleidslijn Sociale Veiligheid Sociale veiligheid is één van de kwaliteitseisen in het openbaar vervoer. Reizigers in het openbaar vervoer, maar ook medewerkers van de vervoersbedrijven, moeten beschermd worden en zich beschermd voelen wanneer zij van het openbaar vervoer gebruik maken. Zo goed als mogelijk wordt alles gedaan om persoonlijk leed en/of confrontatie met agressie en geweld, overtredingen en overlast door anderen tegen te gaan. Hiervoor wordt in 2016 een beleidslijn opgesteld. Opstellen toekomstvisie openbaar vervoer over water In 2016 wordt een toekomstvisie ontwikkeld op het vervoer over water. De visie moet inzicht geven in de mogelijkheden voor OV over water om het OV-systeem te versterken. Dit wordt in samenwerking met de provincie Zuid Holland opgepakt. Uitvoering geven aan project OV-idee Op 20 juni 2012 heeft het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam het programma ‘Naar een Toekomstvast OV’ (NTOV) vastgesteld. Een innovatief project uit het programma betreft het project OV-idee. Met het beschikbaar stellen van een budget ten behoeve van het op gang brengen van innovaties wordt getracht de kwaliteit en de dienstverlening van het openbaar vervoer te verbeteren. Met het project 'Slim OV-idee' 2015-2016 nemen de MRDH en de OV partners in de regio het initiatief om het bedrijfsleven en studenten in de regio uit te nodigen om een idee te bedenken om het openbaar vervoer in regio Rotterdam te verbeteren. In 2016 wordt de winnaar van de editie
14
project OV – idee 2015 - 2016 bepaald en wordt ten doel gesteld om in samenwerking met OV partners het winnende idee in 2016 uit te voeren. Nadere uitwerking integratie doelgroepenvervoer De Haaglanden-gemeenten werken samen om het lokale doelgroepenvervoer doelmatiger te organiseren en waar mogelijk over te hevelen richting het OV. In 2015 zijn ook de Rotterdamse gemeenten daar stap voor stap meer bij betrokken. Nadat de contracten van de gemeenten op dit gebied zijn geïnventariseerd, wordt in 2016 gewerkt aan de uitwerking van de maatregelen tot integratie van het doelgroepenvervoer. Opstellen Kadernota openbaar vervoer In de tweede helft van 2015 is gestart met het opstellen van een kadernota OV. Dit document geeft de kaders aan waarbinnen vervoerders, gemeenten en MRDH invulling kunnen geven aan hun opgave. Denk hierbij bijvoorbeeld aan richtlijnen voor halteafstanden en milieueisen. Besluitvorming over de Kadernota zal in 2016 plaatsvinden, via een zienswijzeprocedure. Pilot waterstof- en elektrische bussen Rijden op waterstof en op batterijen dragen bij aan een duurzaam mobiliteitssysteem en leveren een belangrijke bijdrage leveren aan de energie- en klimaatdoelstellingen. De pilot met waterstofbussen en elektrische bussen bij de RET zijn voor de MRDH van groot belang, omdat er ervaring wordt opgedaan die bruikbaar is om in de toekomst een goede afweging te kunnen maken voor wat betreft de eisen die aan nieuwe bus concessies worden gesteld. 4.3
Economisch Vestigingsklimaat
De activiteiten van de MRDH op het gebied van Economisch Vestigingsklimaat lopen langs twee lijnen: de eerste lijn betreft de verdere uitwerking van en input voor de strategische regioprojecten rondom de Roadmap Next Economy en de hier mede uit voortvloeiende Investeringsstrategie. Daarnaast worden de reeds in 2015 ingezette acties uit de acht werkvelden van de Agenda Economisch Vestigingsklimaat in 2016 voortgezet. Deze zullen waar mogelijk en logisch integraal worden opgenomen in de Roadmap Next Economy en de Investeringsstrategie. Werklocaties De voormalige stadsregio’s hadden beide beleid op het gebied van bedrijventerreinen. In de Agenda Economisch Vestigingsklimaat staat de ambitie om op MRDH-schaal een bedrijventerreinenbeleid op te stellen. In 2016 wordt de regiobrede Agenda Bedrijventerreinen opgesteld; tot die tijd worden de kaders van de voormalige regio’s gehanteerd. De Agenda Bedrijventerreinen moet zorgen voor een goede afstemming van vraag en aanbod. Bedrijven moeten zich kunnen vestigen op de juiste plek. De Agenda moet ook zorgen voor een goede afstemming tussen de gemeenten. Tot slot wordt gekeken naar de profilering van de bedrijventerreinen. Welke plek nemen zij in binnen de MRDH? Dit laatste kan ook helpen bij de acquisitie van nieuwe bedrijven. Ook in 2016 worden nieuwe vestigingen, die een bovenlokale impact kunnen hebben, afgestemd in MRDH-verband. Bijvoorbeeld bij winkels. Winkels groter dan 1.000 m² in bestaande centra en groter dan 2.000 m² in de periferie (denk aan bouwmarkten) kunnen invloed hebben op andere gemeenten. Aan de hand van een toetsingskader worden deze nieuwe initiatieven beoordeeld. Daarbij wordt onder andere bekeken wat voor omzeteffecten er zijn te verwachten voor de bestaande winkels. Het doel is dat de gewenste structuur in stand blijft. Smart Infrastructure In 2016 wordt vanuit het werkveld Smart Infrastructure gewerkt aan de ontwikkeling en verknoping van de duurzame energie infrastructuur in de metropoolregio. Daarmee worden schaal- en efficiencyvoordelen benut en wordt de ontwikkeling van nieuwe technologieën in de praktijk
15
mogelijk gemaakt. De nadruk ligt op warmte infrastructuur omdat ongeveer 60% van het energieverbruik wordt gebruikt voor warmte: In 2015 is in samenwerking tussen het Programmabureau Warmte Koude Zuid-Holland en de 23 MRDH gemeenten gestart met het maken van warmte koude kaarten. Met deze kaarten wordt voor alle gemeenten inzichtelijk wat de vraag en het aanbod naar warmte is, bijvoorbeeld voor de verwarming van woningen. In 2016 wordt voor alle 23 gemeenten een warmte koude kaart opgeleverd. Met deze kaarten kunnen gemeenten en het bedrijfsleven energie-initiatieven gaan ontplooien. Daarvoor worden de gegevens van de warmte koude kaarten zoveel mogelijk openbaar gemaakt Het regionale duurzaam inkoopnetwerk van de 23 gemeenten wordt in 2016 ondersteund vanuit het werkveld Smart Infrastructure. Gemeenten wisselen kennis uit over aanbestedingstrajecten om zo inkoopvoordelen te realiseren, duurzamer in te kunnen kopen en regionale werkgelegenheid en innovaties te stimuleren Branding Op 10 september 2015 heeft de bestuurscommissie EV de regionale brandingstrategie vastgesteld, die gemeenten, kennisinstellingen en bedrijven in staat stelt om hun eigen ‘brand’ consistent in breder regionaal perspectief te positioneren. Om dit praktisch te ondersteunen wordt er in samenwerking met InnovationQuarter en met input van de gebruikers een tweetal activiteiten ondernomen: • Ontwikkelen Webportal en toolkit voor gebruik van vastgestelde basis regiobranding. Deze toolkit bevat beeldmateriaal, standaardpresentatiemateriaal, cijfers ter onderbouwing en sprekende voorbeelden ter illustratie van de regionale brandingstrategie. • Uitrol, monitoring van gebruik door regionale partners, en aanscherping van toolkit in nauwe samenwerking met gebruikers. Clustervorming De Metropoolregio Rotterdam Den Haag wordt gekenmerkt door een aantal sterke economische clusters zoals Greenport/Food/agrologistiek, Maritieme maakindustrie en ICT/Hightech/Safety/Security. In 2015 is een start gemaakt met de zogenaamde clusteraanpak. Dit houdt in dat er gezamenlijk met de betrokken gemeenten in kaart wordt gebracht welke clusterversterkende activiteiten ontplooid dienen te worden om economische ontwikkeling van het cluster te stimuleren. Deze activiteiten hebben een relatie tot de EV werkvelden bereikbaarheid, onderwijs-arbeidsmarkt, werklocaties, branding, clusters & campussen en smart infrastructure en hebben juist in samenhang de regionale impact die de MRDH voor ogen heeft. De inzet van de MRDH binnen deze activiteiten kan vervolgens op drie niveaus onderscheiden worden: • Het ondersteunen van processen en verbinden van partijen. Dit gebeurt vanuit de werkvelden. • Het beschikbaar stellen van een projectbijdrage voor initiatieven met een aantoonbare regionale impact. Het toekennen van deze bijdrage loopt altijd via de bestuurscommissie. • Het definiëren van meerjarige transformatische opgaven die een plek kunnen krijgen in de Investeringsstrategie. In 2015 is gestart met de clustersessies Greenport/Food/Agrologistiek, Maritieme Maakindustrie en ICT/Hightech/Safety/Security. Voor Greenport/Food/Agrologistiek heeft dit geleid tot een samenhangend projectenpakket waaraan een projectbijdrage van 1,25 miljoen euro is verleend. In 2016 wordt aandacht besteed aan de voortgang en samenhang tussen deze projecten en zal de inhoudelijke focus komen te liggen op het benutten van de unieke ligging van het Greenportcluster in een verstedelijkte regio in relatie tot duurzame voedselvoorziening en arbeidsmarktvraagstukken. Voor de clusters Maritieme Maakindustrie en ICT/Hightech/Safety/Security zal in de eerste helft van 2016 vanuit een gezamenlijke visie projecten worden aangedragen voor een
16
projectbijdrage. Daarnaast wordt in 2016 een start gemaakt met de clusteraanpak in relatie tot de clusters Life Sciences & Health en Clean Tech. Financiering Het werkveld financiering komt als zelfstandig werkveld te vervallen en gaat op in de Investeringsstrategie Onderwijs en arbeidsmarkt In de metropoolregio is behoefte aan een langjarige strategie met als doelen: • een flexibel inzetbare, goed opgeleide beroepsbevolking met kennis en vaardigheden die voldoende aansluiten op de vraag uit de regionale clusters; • een arbeidsmarkt die zodanig functioneert dat er voldoende mobiliteit van werknemers is tussen bedrijven en sectoren. In verschillende sectoren in de regio worden de economische kansen belemmerd door onvoldoende aanbod van geschikt personeel op de lokale en regionale arbeidsmarkt, op alle opleidingsniveaus. Dit geldt voor specifieke kennisrichtingen en zowel op de korte als de lange termijn. Met de Centra voor innovatief vakmanschap (MBO-niveau) en Centres of expertise (HBO-niveau) wordt ingezet op een betere aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt en het bedrijfsleven om de kwaliteit van het technische onderwijs te bevorderen. Via de centra wordt de verbinding gelegd tussen beroepsonderwijs en de economische topsectoren. De centra moeten uitgroeien tot internationale kenniscentra waar de meest bekwame studenten en docenten studeren en werken. Daarbij is samenwerking met het bedrijfsleven belangrijk. De MRDH zet samen met de Economische Programmaraad Zuidvleugel in op verduurzamen van bestaande MBO-Centra voor Innovatief Vakmanschap (CIV) en HBO-Centres of Excellence (COE) en de ontwikkeling daarvan aan te jagen in clusters waar nog geen CIV en/of COE is. Resultaat van deze inzet het ontwikkelen van een overdraagbare methodiek voor het verduurzamen van CIV's/COE’s. Bereikbaarheid Het doel van het werkveld Bereikbaarheid is het versterken van de samenhang tussen economie en mobiliteit. In 2016 zal daarbij de nadruk liggen op de Innovatieagenda mobiliteit en de OVbereikbaarheid van internationale toplocaties. Dit betekent een intensieve samenwerking binnen de MRDH tussen EV en Va, maar ook met provincie Zuid-Holland en andere stakeholders. De Innovatieagenda Mobiliteit is gericht op het stimuleren van technische- en organisatieontwikkeling in het mobiliteitssysteem van de zuidelijke Randstad, waar mogelijk inclusief het stimuleren van de regionale kenniseconomie. Onze regionale kenniseconomie zal namelijk profiteren van investeringen, pilots en kennisdeling over innovaties. De leidende thema’s in de Innovatieagenda zijn de energietransitie in mobiliteit en de kansen en gevolgen van mobiliteitsinnovaties voor de mobiliteitsmarkt. Naar aanleiding van het MIRT-onderzoek naar de verbetering van de internationale connectiviteit van de zuidelijke Randstad, staat ook het verbeteren van de last-mile van internationale toplocaties en hun verbindingen naar de internationale hubs op de agenda. In dat kader gaan in 2016 op een aantal locaties initiatieven lopen. Een voorbeeld daarvan is de verbinding tussen Rotterdam The Hague Airport en het station Meijersplein. Tenslotte zal vanuit dit werkveld ook een bijdrage worden geleverd aan de MIRT onderzoek naar de bereikbaarheid van Rotterdam Den Haag en de Roadmap Next Economy. Economie landelijk gebied Het werkveld Economie van het landelijk gebied draait om het versterken van het landelijk gebied als vestigingsfactor en om de versterking van de economische vitaliteit van de ondernemers in het landelijk gebied. De MRDH heeft landschapsarchitectenbureau West8 van Adriaan Geuze gevraagd een perspectief op het “Landschap als vestigingsfactor in de Metropoolregio” op te stellen. In het Perspectief worden verschillende projecten benoemd die kunnen bijdragen aan een sterk vestigingsklimaat, zoals de Delflandse kust, uitbreiding van de Rottemeren. Ook het 17
realiseren van fysieke (fiets)verbindingen met allure en het toevoegen van bestemmingen draagt hieraan bij. De uitvoering van projecten worden door of in overleg met de Landschapstafels Duin, Horst en Weide, Hof van Delfland, IJsselmonde en Voorne-Putten opgepakt. Hoe groot is de omvang van de vrije tijdseconomie (leisure, recreatie en toerisme) in onze regio? Waar kan in de samenwerking tussen de gemeenten synergie worden bereikt? En welke lokale verbeterpunten kunnen het beste regionaal worden opgepakt? Deze vragen zijn het onderwerp van een inventarisatie die in 2015 wordt gestart en in 2016 zal leiden tot een voorstel aan de bestuurscommissie EV over de inzet van de MRDH op dit gebied. De meerwaarde van een bovenlokale aanpak van dit onderwerp moet worden aangetoond. Het voorstel voor de bestuurscommissie wordt opgesteld in overleg met een ambtelijke werkgroep, bestaande uit deelnemers van de gemeenten Nissewaard, Maassluis, Den Haag, Capelle aan den IJssel, Rotterdam, Midden-Delfland, Zoetermeer. 4.4
Bedrijfsvoering
De stafafdeling Bedrijfsvoering binnen de MRDH-organisatie omvat de taakvelden HRM, Financiën, Bestuurszaken, Communicatie, Juridische Zaken, ICT/DIV, Facilitaire Zaken en het Secretariaat. Bedrijfsvoering is verantwoordelijk voor de ondersteuning en advisering van de MRDH als geheel en de beleidsdirecties Vervoersautoriteit en Economisch Vestigingsklimaat. De stafafdeling is daarmee niet alleen intern gericht, maar ook extern. Zo is er regelmatig overleg met de communicatieadviseurs van de gemeenten, met de bestuursadviseurs, de HRM-afdelingen en met de controllers. De activiteiten van Bedrijfsvoering zijn veelomvattend en structureel in de zin dat deze niet jaarlijks wijzigen. Specifieke activiteiten die voor 2016 verwacht worden: • Veegactie verordeningen en reglementen (zie 3.6). • Uitvoering geven aan de adviezen van de tussentijdse operationele audit en de quick scan Rekenkamers (zie 3.7). • Invoeren digitaal werken en het Nieuwe Werken en samen met gemeenten flexibel werken en vergaderen op meerdere locaties in de regio mogelijk maken. • Voor zover van toepassing: verwerken van de uitkomsten van de evaluatie van het sociaal convenant dat met de vakbonden gesloten is in oktober 2014 over de rechtspositionele aspecten van indiensttreding personeel bij oprichting MRDH. • Aanbesteding accountant voor 2017 e.v. • Afronden: o intern controleplan inclusief controleprotocol. o treasurybeleid en liquiditeitsplanning. o nota reserves en voorzieningen. o overkoepelend personeelsbeleid en strategische personeelsplanning als kapstok voor onder andere verzuimbeleid, opleiding en ontwikkeling, afspraken over werktijden, flexibel werken. • Doorvertaling van nieuwe wetgeving waaronder de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren en de Nieuwe werktijdenregeling. • Voorbereiding eerste evaluatie gemeenschappelijke regeling MRDH.
18
Algemeen bestuur Vergadering: Agendapunt: Onderwerp Voorgesteld besluit
Korte motivering
7 oktober 2015 9
Stand van zaken Investeringsstrategie, OESO en Roadmap Next Economy Bespreken: • Stand van zaken Investeringsstrategie, OESO, Roadmap Next Economy. • De voorbeeldstellende investeringsprojecten. • Het proces om te komen tot het realiseren van kansrijke investeringsprojecten. Met de bijgevoegde memo wordt het algemeen bestuur geïnformeerd over de stand van zaken van de strategische trajecten Investeringsstrategie, OESO en Roadmap Next Economy. De presentatie van Pieter Tordoir zoals gegeven in het algemeen bestuur van 3 juli is inmiddels vertaald naar een rapportage. Het rapport is bijgevoegd en kan door de gemeenten gebruikt worden voor de verdere doorwerking van de vier kernopgaven 1)Metropolitane verbindingen, 2) Economische vernieuwing, 3)Transitie naar toonaangevende duurzaamheid en 4) Attractiviteit. Vanuit de genoemde trajecten en het rapport van Pieter Tordoir is een eerste vertaling gemaakt naar voorbeeldstellende kansrijke investeringsprojecten. Deze zijn in de bijlagen bijgevoegd. Ter vergadering wordt een nadere toelichting gegeven op de stand van zaken. Voorgesteld wordt om ter vergadering te bespreken welk proces gevolgd kan worden om te komen tot het realiseren van kansrijke investeringsprojecten.
Financiële gevolgen P&O aspecten Juridische aspecten Bijlagen
n.v.t.
Gevolgde procedure
Adviescommissie Bestuurscommissie Zienswijze Dagelijks bestuur Anders, te weten
n.v.t. n.v.t. 1. 2. 3. 4.
Memo met stand van zaken trajecten Reactie van de begeleidingsgroep van directeuren aan de OESO (ter kennisname) Voorbeeldstellende investeringsprojecten Rapport Pieter Tordoir
Verdere procedure
n.v.t.
Openbaar besluit Wet. bekendmaking Persbericht Andere publiciteit
Ja Nee Nee n.v.t.
n.v.t. 23 september 2015 n.v.t.
Opsteller Telefoonnummer Datum Secretaris-generaal
Tom Boot 088 5445 100 23 september 2015
Vergadering: Agendapunt:
Onderwerp: Van: Datum: Contactpersoon: Telefoonnummer:
7 oktober 2015 9.1.
Stand van zaken Investeringsstragie, OESO en Roadmap Next Economy Tom Boot 25 september 2015 Tom Boot 0628707617
Aan het algemeen bestuur, De inhoudelijke inzet van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) heeft als fundament de Agenda Economisch Vestigingsklimaat en de Strategische Bereikbaarheidsagenda. De samenhang van de inzet komt tot uiting in een drietal strategische trajecten: • OESO Metropolitan Review; • Investeringsstrategie; • Economische vernieuwing: Next Economy. De drie strategische trajecten kennen hun eigen besluitvormingsproces. Deze notitie is bedoeld om u op de hoogte te stellen van de voortgang van en de relatie tussen de drie strategische trajecten op hoofdlijnen. Kernopgaven economische structuurversterking In het licht van relevante trends en toekomstscenario’s is door professor Tordoir een nadere analyse uitgevoerd naar de opgaven die leiden tot economische structuurversterking van ons gebied. Uit deze analyse zijn vier kernopgaven naar voren gekomen: 1. Metropolitane verbindingen: verbetering interne- en internationale verbindingen 2. Economische vernieuwing 3. Transitie naar toonaangevende duurzaamheid 4. Attractiviteit Deze kernopgaven vragen om gerichte investeringen. In de analyse zijn essentiële investeringspakketten geïdentificeerd die gegeven de trends en scenario’s robuust zijn voor de korte en middellange termijn. De vier kernopgaven en de gekozen aanpak zijn op 3 juli 2015 door het algemeen bestuur onderschreven en zijn uitgangspunt voor de MRDH-brede strategie voor de komende periode. De presentatie van Pieter Tordoir zoals gegeven in het algemeen bestuur van 3 juli is inmiddels vertaald naar een rapportage; deze is bijgevoegd. OESO Metropolitan Review De economische groei en werkgelegenheid van de regio Rotterdam Den Haag blijft achter ten opzichte van andere regio’s in Nederland en Europa. Ondanks de nabijheid en complementariteit van veel sterke economische sectoren komen samenwerking en crossovers echter nog onvoldoende tot stand. In 2015 is in opdracht van het ministerie van BZK en de MRDH gestart met de OESO Metropolitan Review. Met de MRDH als hoofdcasus wordt de samenhang tussen de economische prestaties en de bestuurlijke organisatie van grootstedelijke regio’s onderzocht. Eind 2015 is het onderzoek afgerond en zijn aanbevelingen gedaan over hoe de bestuurlijke inrichting bij kan dragen aan de economische structuurversterking. Het eindrapport wordt op 1 februari 2016 gepresenteerd ten tijde van het Nederlandse EU-voorzitterschap.
1
De eerste bevindingen onderschrijven: • het belang om de gezamenlijke massa in de regio ook daadwerkelijk met elkaar te verbinden, onder ander door een regionale ruimtelijk-economische investeringsstrategie te ontwikkelen met inzet op verkeer en economisch vestigingsklimaat; • de noodzaak om focus aan te brengen binnen de investeringsagenda en om tegelijk maatregelen te nemen die in de breedte groei ondersteunen. Zoals inzetten op onderzoek en ontwikkeling en mobiliteitsbevordering voor alle lagen van de bevolking. De reactie op het eerste concept rapport is in het directeurenoverleg van de opdrachtgevers (MRDH, BZK, IenM en EZ) op 27 augustus jl. vastgesteld. Deze is ter kennisneming als bijlage bijgevoegd. De algemene observatie in de reactie is dat er heel veel mogelijke maatregelen voorgesteld worden, zonder dat daarin een advies wordt gegeven over welke de voorkeur hebben. Vanuit algemene theorie is nu een slag nodig naar concrete adviezen voor de MRDH, andere grootstedelijke gebieden en nationale overheid. Om tot een echt bruikbaar rapport te komen wordt de OESO uitgedaagd om hierin scherper te kiezen, vanuit haar eigenstandige positie als gezaghebbend kennisorgaan. Om de urgentie van aanscherping goed onder de aandacht van de OESO te brengen, en om deze verder toe te lichten is door de MRDH op 7 september jl. een bezoek aan de OESO gebracht. Hierbij is zowel gesproken met de Permanente Vertegenwoordiging (PV) van Nederland bij de OESO, als met het onderzoeksteam dat is ondergebracht bij het secretariaat van de OESO. Naar aanleiding van het bezoek aan Parijs is met de PV afgesproken dat zij het OESO secretariaat zullen bewegen om deze aanscherping aan te brengen. Investeringsstrategie Met de vier kernopgaven zoals eerder beschreven en de aanbevelingen van de OESO als leidraad is het nu het meest urgent om concrete investeringsprojecten te realiseren. Het is als eerste nodig inzicht te krijgen in welke investeringen (publiek én privaat) in de regio op stapel staan en hoe deze elkaar kunnen versterken. De MRDH, provincie Zuid Holland en de Economische Programmaraad Zuidvleugel hebben de handen ineengeslagen voor het invulling geven aan de Investeringsstrategie. De 23 gemeenten voeden de Investeringsstrategie; hiervoor zijn in gezamenlijke sessies projecten aangeleverd. De gezamenlijke Investeringsstrategie kan ook benut worden om richting Europa sterker te staan voor een beroep op middelen uit Europese fondsen. Investeringsstrategie en Investeringskaart De Investeringsstrategie vervult vier functies: 1) Informeren, 2) Faciliteren, 3) Sturen en 4) Realiseren. De aandacht is in eerste instantie vooral uitgegaan naar de informerende functie. Het is voor overheden, bedrijven en kennisinstellingen van belang om op het gebied van investeringen (van elkaar) te weten wat er speelt en waarop wordt ingezet. Daarmee kunnen enerzijds tegenstrijdige belangen bespreekbaar worden gemaakt, anderzijds kansen voor win-winsituaties worden benut. De Investeringskaart biedt het instrument om de investeringsprojecten in beeld te brengen. Door van de investeringsprojecten ook de stand van zaken en voortgang op de Investeringskaart weer te geven ontstaat de mogelijkheid om te monitoren. Er is een systematiek ontwikkeld waar de investeringsprojecten op uniforme wijze mee geanalyseerd en beoordeeld kunnen worden. Daarmee wordt zichtbaar hoe een investeringsproject ervoor staat, maar ook wat er nodig is om het investeringsproject verder te brengen. Daar invulling aan geven is de faciliterende functie. De Investeringsstrategie komt tot volle wasdom als ook de sturende functie wordt benut. Deze houdt in dat op basis van de Investeringskaart keuzes worden gemaakt tussen en 2
prioriteiten worden bepaald voor de gewenste investeringen in het licht van de geambieerde economische structuurversterking van de regio. De sturende functie duidt op het gezamenlijk handelingsperspectief van overheden, bedrijven en kennisinstellingen. De informerende, faciliterende en sturende functie kunnen gefaseerd tot uitvoering komen. Investeringskaart Op basis van een globale inventarisatie van projecten is een proeve van een investeringskaart gemaakt (www.investeringskaart.nl). De informatie die daar op dit moment op staat is nog (zeer) gebrekkig en onvolledig. De komende maanden zal de informtie over de projecten worden verbeterd en aangevuld. Wel is het al mogelijk een beeld te vormen wat er met de investerkingskaart mogelijk is. Het voornemen is om eind dit jaar een up to date versie van de investeringskaart te lanceren. Expertisecentrum/warroom Met het maken van de proeve van de Investeringskaart is gebleken dat er weliswaar veel ideeën en initiatieven zijn voor investeringsprojecten, maar dat er nog heel veel moet gebeuren om deze tot realisatie te brengen. Het expertisecentrum/de warroom heeft tot doel te zorgen dat investeringsprojecten ‘verder’ worden geholpen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het opstellen van adequate business cases, maar ook om het ontwikkelen van financieringsstrategieën (onder andere benutten Europese fondsen). Het streven is om de bemensing van het expertisecentrum/de warroom nog dit jaar rond te krijgen. Investeringen lange termijn Naast de noodzakelijke investeringen voor de korte- en middellange termijn is het voor de investeringsstrategie ook van belang om zicht te krijgen op de investeringen die voor de meer lange termijn noodzakelijk zijn. Hiervoor is een analyse nodig op de economische vernieuwing. Economische vernieuwing: Roadmap Next Economy De eerste bevindingen van het OESO-onderzoek onderschrijven de noodzaak om in de MRDH te komen tot economische vernieuwing. Economische vernieuwing is noodzakelijk om in te kunnen spelen op veranderingen die op de regio afkomen. Trends als grondstoffenschaarste, digitalisering, globalisering, robotisering, 3D-printing, zelfsturende voertuigen, reshoring in combinatie met de steeds verdergaande verstedelijking betekent dat het zwaartepunt van de nieuwe economie, oftewel de next economy, steeds meer verschuift naar stedelijke regio’s zoals de Metropoolregio. Dit biedt grote kansen voor nieuwe bedrijvigheid. Om die nieuwe bedrijvigheid te laten floreren, zal de regio zich internationaal moeten positioneren als aantrekkelijke toplocatie voor de koplopers. Om invulling te geven aan de bevindingen van de OESO is een start gemaakt met het opstellen van de Roadmap Next Economy. Op 11 juni jl heeft een groot aantal publieke en private partijen een Letter of Intent ondertekend om te komen tot een breed gedragen programma waarmee de regio zich gesteld weet voor de eonomische verandering en toekomstige werkgelegenheid. Tot het opstellen van deze ‘Roadmap Next Economy’ heeft de Bestuurscommissie EV op 10 september jl. besloten. De overige ondertekenaars van de Letter of Intent hebben zitting in een Raad van Advies en werken mee in het projectteam. Aan Jeremy Rifkin en zijn Third Industrial Revolution Consulting Group (TIR CG) is opdracht gegeven om samen met de 23 gemeenten en andere triple helix partijen de Roadmap Next Economy voor de regio Rotterdam-Den Haag op te stellen. De eerste resultaten worden verwacht voor de zomer van 2016 en vormen input voor de Investeringsstrategie. Voorbeeldstellende investeringsprojecten Vanuit de genoemde trajecten en het rapport van Pieter Tordoir is een eerste vertaling gemaakt naar voorbeeldstellende investeringsprojecten; deze zijn in de bijlagen bijgevoegd. 3
Bijlagen 1. Reactie van de begeleidingsgroep van directeuren aan de OESO (ter kennisname) 2. Voorbeeldstellende investeringsprojecten 3. Rapport Pieter Tordoir Voorgesteld besluit Bespreken: • Stand van zaken Investeringsstrategie, OESO, Roadmap Next Economy • De voorbeeldstellende investeringsprojecten
4
Verbetering (internationale) verbindingen 1. Viersporigheid Den Haag – Rotterdam Overkoepelend doel Versterking van de agglomeratiekracht in de Zuidelijke Randstad en effectief en efficiënt benutten van de ruimte in de steden/nabij stations door de verstedelijking in de Zuidelijke Randstad rond stations een impuls geven in combinatie met frequentieverhoging van de Sprinter tussen Leiden, Den Haag, Rotterdam en Dordrecht naar iedere 10 minuten een trein; totstandkoming van een metrofrequentie op het spoor! Om deze frequentie van de Sprinter samen met Intercity’s en internationale treinen (zie Internationale Connectiviteit) betrouwbaar af te kunnen wikkelen is viersporigheid op het gehele traject Den Haag – Rotterdam nodig. Projectresultaat Het gaat om de volgende trajectdelen: 1. Rijswijk – Delft Zuid (spoorverdubbeling, nog geen tracébesluit genomen), 2. Delft Zuid – Schiedam (viersporigheid destijds door Minister Eurlings in het vooruitzicht gesteld, maar nog geen beslissing in zicht over planstudie) en 3. Emplacement Schiedam – Rotterdam Centraal (benutting vrijkomende sporen Hoekse Lijn, ingebracht in de herijking Lange Termijn Spoor Agenda, nog geen beslissing over budget genomen). Bestuurlijke verantwoorVerantwoordelijk is de minister van I&M. delijkheid/trekkerschap Betreft samenwerkingsproject MRDH – PZH. Bestuurlijk duo: Pex Langenberg en Floor Vermeulen. Ambtelijke Jan Termorshuizen/Maarten Balk (MRDH), Eddy le Couvreur (PZH) aanspreekpunten Betrokkenen I&M, MRDH, PZH, NS, ProRail, Delft, Schiedam, Midden-Delfland, Rotterdam Investeringskosten Ad 1. € 200 mln Ad 2. In 2011 werden de kosten tot Kethel geraamd om € 153 mln (+ € 12 mln voor evt. station Kethel) Ad 3. € 30 mln waarvan € 10 mln extra op huidig plan Fase Ad 1. Idee - verkenning – planvorming/opstellen business case – realisatiebesluit – realisatie Ad 2. Idee - verkenning – planvorming/opstellen business case – realisatiebesluit – realisatie Ad 3. Idee - verkenning – planvorming/opstellen business case – realisatiebesluit – realisatie Mijlpalen Ad 1. Tracébesluit Q3 2015; realisatie 2022/2023? Ad 2. Besluit tot verkenning/planvorming Q4? Ad 3. Realisatiebesluit Q3 2015; realisatie 2022/2023? Stand van zaken Ad 1. Tracébesluit kan op korte termijn (nog dit najaar) worden genomen. Budget voor realisatie is beschikbaar.. 15/09/2015 Ad 2. Ministerie van I&M (nog) niet overtuigd van noodzaak.
Te ondernemen acties
Ad 3. Onderzoek door ProRail in opdracht van MRDH en PZH is in uitvoering. Budget voor realisatie is gereserveerd op begroting I&M. Ad 1. Loopt, geen extra acties nodig. Ad 2. I&M overtuigen van noodzaak. In 2010 heeft minister V&W over de corridor Den Haag – Rotterdam verklaard: “Het is niet de vraag of, maar wanneer er viersporigheid nodig is.” Onvolledige viersporigheid vormt een risico voor de robuustheid en betrouwbaarheid van de uitvoering van de zeer hoog frequente dienstregeling. Zo’n hoge frequentie is op dubbelspoor nog niet vertoond. Meerwaarde agglomeratiekracht, internationale connectiviteit, Stedenbaan. Zonder viersporigheid is IC-status Schiedam in gevaar (extra probleem omdat overstapstation Hoekse Lijn wordt, van belang ook voor Voorne Putten). Onderwerp van overleg tijdens BO MIRT op 12 oktober as. Ad 3. Aandringen op realisatiebesluit Landelijke OV/Spoortafel, eventueel tijdens BO MIRT op 12 oktober as.
2. Internationale connectiviteit / Rotterdam The Hague Airport Overkoepelend doel Versterking van de economische concurrentiepositie en de agglomeratiekracht van de Zuidelijke Randstad. Dat moet gebeuren door de internationale verbindingen per spoor met de Zuidelijke Randstad en de bereikbaarheid van de internationale toegangspoorten (Rotterdam Centraal, RTHA, Schiphol) vanuit de regio te verbeteren. Het MIRT-onderzoek ‘Internationale Connectiviteit’ laat zien dat: A. De internationale treinverbindingen van Den Haag en Rotterdam naar Duitsland en van Den Haag naar België verbetering behoeven. Dat geldt ook voor de OV-bereikbaarheid van Rotterdam The Hague Airport, B. Veel aspecten van internationale bereikbaarheid betrekking hebben op de kwaliteit/frequentie van het regionale OV-systeem. Dit is een onderbouwing van de frequentieverhoging van de sprinter tussen Leiden, Den Haag, Rotterdam en Dordrecht en de daarvoor benodigde infrastructuur, De first en last mile tussen de internationale kerngebieden en van/naar de stations, de stations en hun omgeving, ticketing etc. nog veel beter moet om de (internationale) ov-reis te vergemakkelijken. Projectresultaat 1. Verbetering treinverbindingen met Duitsland (Ruhrgebied) en Brussel (– Londen) 2. Versterking corridor Schiphol – Leiden – Den Haag – Delft – Rotterdam – Dordrecht 3. Verbetering openbaar vervoerbereikbaarheid RTHA Bestuurlijke verantwoorDe minister van I&M heeft de instrumenten in handen richting NS. delijkheid/trekkerschap Betreft samenwerkingsproject MRDH – PZH. Bestuurlijk duo: Tom de Bruijn en Floor Vermeulen. Ambtelijke Jan Termorshuizen (MRDH) en Peter Verbon (PZH) aanspreekpunten Betrokkenen I&M, NS, ProRail, MRDH, PZH, Schiphol, DB Netze, Bundesministerium für Verkehr und digitale Infrastruktur, Landesregierung Nordrhein Westfalen Investeringskosten PM
Fase
Mijlpalen
Stand van zaken 15/09/2015
Te ondernemen acties
Ad 1. Ad 2. Ad 3. Ad 1. Ad 2. Ad 3. Ad 1.
Ad 2. Ad 3. Ad 1.
Ad 2. Ad 3.
Idee - verkenning – planvorming/opstellen business case – realisatiebesluit – realisatie Idee - verkenning – planvorming/opstellen business case – realisatiebesluit – realisatie Idee - verkenning – planvorming/opstellen business case – realisatiebesluit – realisatie Besluit tot opstellen. Gereed Q4 2016. Besluit over spoorverdubbeling Venlo – Düsseldorf Q4 2015. Zie Viersporigheid Den Haag – Rotterdam. Afronding onderzoeken Mobiliteitsmarkt, Marktconsultatie innovatieve verbinding, Optimalisatie busnet en Gastvrijheid internationale reizigers. Resultaten studie Internationale Connectiviteit staan op de agenda voor het BO MIRT op 12 oktober as. Hier besluiten tot opstellen business cases voor verbeteren internationale treinverbindingen. MRDH heeft zich in overleg met PZH tot ministerie van I&M gewend met het verzoek een nationale visie op het internationale spoorvervoer te ontwikkelen, waarbij het dan met name gaat om Thalys- en ICE-achtige verbindingen en doorontwikkeling van de Europese Rail Freight Corridors. In overweging gegeven om internationale ‘Spoor Top’ te organiseren. Zie Viersporigheid Den Haag – Rotterdam. Onderzoeken zijn in uitvoering. Tijdens BO MIRT op 12 oktober as afspreken wat nu al ter hand kan worden genomen ten einde resultaten op korte termijn te boeken (tot stand brengen c.q. versnellen van rechtstreekse verbindingen). Verder bewerkstelligen dat Duitsland beslissing neemt over spoorverdubbeling Venlo – Düsseldorf. Zie Viersporigheid Den Haag – Rotterdam. Vast te stelen na afronding van de lopende onderzoeken.
Vernieuwing economie 3. Campussen Overkoepelend doel
Voor zowel bedrijven als de regionale economie biedt een campus meerwaarde in termen van toegang tot kennis, open innovatie, werkgelegenheidsgroei, verbeterde omzet etc. Een campus is niet alleen het natuurlijke en voor kennis-werkers en R&D afdelingen aantrekkelijke kristallisatiepunt voor open innovatie en publiek private R&D-samenwerkings-mogelijkheden, maar is door zijn onderscheidend vermogen en inspelend op nationale en regionale prioriteiten ook een innovatieversneller van formaat. In de internationale concurrentiestrijd om R&D-centra en kenniswerkers kan een goede campus een troef van formaat zijn. Buck Consultants International kwam in 2014 tot de conclusie dat er van de 58 campussen in Nederland er 39 ‘echte’ campussen en campus-initiatieven zijn volgens de gehanteerde definitie. Hiervan zijn er 12 in de ideefase. In de regio gaat het om Bioscience Park Leiden (volwassen), Science Park Technopolis Delft (volwassen), Space Business Park Noordwijk (groeifase), The Hague Security Delta Campus (opstart), Biotech Campus Delft (opstart), Horti Science Park Bleiswijk (ideefase), International Food Tech Center Vlaardingen (ideefase)
Projectresultaat Bestuurlijke verantwoordelijkheid/trekkerschap Ambtelijke aanspreekpunten Betrokkenen Investeringskosten Fase Mijlpalen Stand van zaken 15/09/2015 Te ondernemen acties
4. Fieldlabs Overkoepelend doel
Projectresultaat
Acht topcampussen, waaronder Delft en Leiden, willen een landelijke focus op de profielen van deze internationaal toonaangevende plekken, vragen om inrichting van een investeringsfonds en een mogelijke garantstelling vanuit het Rijk voor faciliteiten die bovenop de kerntaken van universiteiten behoren. Verschilt per campus. Realisatie van onder andere (bedrijfsverzamel)gebouwen (met kortdurende huurmogelijkheden), onderzoeksfaciliteiten/-equipment, parkeervoorzieningen, infrastructuur. Is nog niet eenduidig geregeld. Luc Boot (MRDH) Verschilt per campus. Voor Leiden Bioscience Park en TU Delft Science Park gaat het om € 200 – 300 mln. Verschilt per campus. Verschilt per campus. Onder andere op basis van onderzoek van Buck Consultants zijn eerste inventarisaties gemaakt van te nemen maatregelen. Er zijn nog geen (realiseerbare) business cases. De rollen van de betrokkenen (overheden, kennisinstellingen, bedrijven) zullen verhelderd moeten worden. Per campus (of deel daarvan) business cases opstellen.
Fieldlabs vormen een eigentijds instrument om innovatie in het bedrijfsleven en de kennisuitwisseling tussen bedrijven en kennisinstellingen die daarvoor noodzakelijk is te bevorderen. Een Fieldlab is een praktijkomgeving waar bedrijven en kennisinstellingen binnen een cluster kennis opbouwen en in nauwe samenspraak met klanten en eindgebruikers producten ontwikkelen en demonstreren. Een Fieldlab creëert doorbraakoplossingen, stimuleert ondernemerschap, jaagt innovatienetwerken aan, stimuleert cross-overs van ideeën, integreert regio’s, verbindt onderwijs- en kennisinstellingen onderling en met bedrijven. Binnen Zuid-Holland ontwikkelen verschillende partijen initiatieven voor fieldlabs op het gebied van: • flexibele manufacturing (maakindustrie, htsm, ict); • smart food (horti, htsm, ict, logistiek); • smart & safe mainport (safety & security + logistiek); • smart maintenance (maritiem en offshore); • green village (cleantech, ict). Lopende projecten: 1. SMARTfood. Wordt hèt internationale centrum voor integrale innovatieve oplossingen voor duurzame tuinbouw van voldoende, veilig voedsel en distributie ervan naar en in megasteden. Door internationalisatie, innovatie en integratie bieden we Zuid-Hollandse (MK)Bedrijven een unieke kans om versneld nieuwe producten in de internationale markt te zetten volgens nieuwe business modellen. Let wel: dit fieldlab is momenteel in
Bestuurlijke verantwoordelijkheid/trekkerschap
Ambtelijke aanspreekpunten Betrokkenen Investeringskosten Fase Mijlpalen Stand van zaken 15/09/2015 Te ondernemen acties
behandeling bij de MRDH en wordt naar alle waarschijnlijkheid eind september ingediend bij EFRO Kansen voor West II. Dus de kans dat het project wordt afgewezen is nog steeds aanwezig. 2. Proeftuin Delta Innovaties Zuid-Holland. Wil MKB’ers en startups uit het sterke Zuid-Hollandse deltatechnologiecluster diverse proeflocaties bieden, ter ondersteuning bij het ontwikkelen van onderscheidende deltagebieden wereldwijd. Hiermee wordt een belangrijke impuls gegeven aan de economische groei, innovatieve producten en diensten voor het veilig wonen, werken en leven in en toename van werkgelegenheid in en de aantrekkelijkheid van de regio Zuid-Holland. 3. Dutch Optic Centre- Application lab NanoSats. Heeft als doelstelling om de concurrentiepositie van het MKB in de Zuidvleugel op het gebied van optomechatronica te versterken. Hierbij worden in een open innovatie omgeving (het Nanosats application labs) samen met de eindgebruiker (technologische) toepassingen bedacht, ontwikkeld, ontworpen, getest en geëvalueerd voor maatschappelijke opgaven waar economische potentie in zit. 4. Green Village (deze wordt 3 september beoordeeld door de deskundigencommissie). The Green Village brengt gevestigde bedrijven, MKB, start-ups, onderzoeksgroepen, belangenorganisaties, financiers, gebruikersgroepen en klantgroepen samen om samen te werken op het gebied van energie en duurzaamheid. Hierdoor worden nieuwe producten, systemen en diensten sneller op de markt gebracht. De Green Village wordt zo ontwikkeld dat ze op den duur in haar eigen energie en grondstoffen voorziet. 5. Toegepaste Innovaties Maritieme Automatisering (TIMA). In het project TIMA worden oplossingen ontwikkeld met de inzet van robotica om het bouwen van schepen en de voortstuwingstechnieken van schepen sneller, efficiënter en duurzamer te maken. Door middel van een integrale product- en kennisontwikkeling richt het project zich op rendementsverbeteringen door het koppelen (automatiseren en robotiseren) van verschillende innovatieve deelsystemen. Verantwoordelijkheid/trekkerschap ligt bij de initiatiefnemers kennisinstellingen en/of bedrijven (onder andere TNO en de LDE universiteiten. PZH en MRDH worden door de initiatiefnemers (o.a. TNO en de LDE universiteiten) bij verschillende van deze Fieldlabs betrokken, onder meer omdat zij vanuit hun regionale blik partijen en initiatieven kunnen verbinden, kunnen bijdragen aan synergie en kennisuitwisseling tussen initiatieven en niet in de laatste plaats omdat zij via eigen middelen (PZH, MRDH) en middels EFRO kunnen bijdragen aan de financiële realisatie ervan. Betreft samenwerkingsproject MRDH – PZH. Bestuurlijk duo: Ferrie Förster (MRDH) en Adri Bom-Lemstra (PZH) Luc Boot (MRDH), Laura Vis (PZH) en Annemarie Gehrels (PZH) TNO, Universiteiten Leiden, Delft, Erasmus, bedrijven, IQ, PZH, MRDH PM PM PM PM Lopende initiatieven en projecten in kaart brengen.
Transitie naar toonaangevende duurzaamheid 5. Warmtenet/-rotonde Cluster West Overkoepelend doel Het warmtenet draagt bij aan verbeteren luchtkwaliteit (door reductie van NOx uitstoot), verbeteren van de concurrentie positie (verlaging afhankelijkheid van fossiele brandstoffen) en is duurzaam (warmtenetten maken de transitie naar duurzame bronnen mogelijk). De ambitie is dit net gefaseerd op te bouwen. Projectresultaat Realisatie Warmtenet Cluster West Bestuurlijke verantwoorDe vijf initiërende overheden zijn: PZH en de gemeenten Rotterdam, Den Haag, Westland en Delft. delijkheid/trekkerschap Betreft samenwerkingsproject MRDH – PZH. Bestuurlijk duo: Pex Langenberg (MRDH) en Han Weber (PZH). Ambtelijke Broer Duursma (MRDH) en Robert Geurts (PZH) aanspreekpunten Betrokkenen PZH, Rotterdam, Den Haag, Westland, Delft, Eneco, Warmtebedrijf Rotterdam, Havenbedrijf Rotterdam Investeringskosten PM Fase Idee - verkenning – planvorming/opstellen business case – realisatiebesluit – realisatie Mijlpalen Afronding verkenning Q4 2015, opstellen businesscases Q4 2015 – Q2 2016, uitvoeringsgereed Q2 2016 Stand van zaken Vijf initiërende overheden nemen bestuurlijk kennis van de resultaten van de verkenning. Akkoord gaan met 15/09/2015 voorkeursvariant. Convenant voor vervolg met de vijf initiërende overheden, Te ondernemen acties Opstellen business cases (realisatiemogelijkheden, technische uitwerking, juridische aspecten, governance, exploitatie, financiering etc.). Relatie met het rijk: convenant partner? Marktordening warmte.
6. Mobiliteitsinnovatie Overkoepelend doel
Projectresultaat
Stimuleren van innovaties op het gebied van mobiliteit die de bereikbaarheid verbeteren van de Zuidelijke Randstad, meer kwaliteit leveren voor de reiziger, publieke middelen en energie en grondstoffen efficiënter benutten en kansen opleveren voor kennisinstellingen en (innovatief) bedrijfsleven in de Zuidelijke Randstad. Innovatie op het gebied van mobiliteit zal een wezenlijke bijdrage moeten gaan leveren aan de transitie van de economie van de Zuidelijke Randstad naar een economie die minder afhankelijk is van eindige energiebronnen en die zich meer baseert op circulaire processen en zo bijdraagt aan een transitie tot toonaangevende duurzaamheid. Het gaat om de volgende projecten: 1. Participatie in NWO-SURF project van TU Delft 2. de weg van de energietransitie (N470 en N211),
3. automatische ov-shuttle bij Rotterdam The Hague Airport en vernieuwing Parkshuttle Rivium 4. energietransitie door de inzet van brandstofcelbussen door RET (Rotterdam) en Connexxion (Hoekse Waard en Goeree Overflakkee). De projecten richten zich primair op twee prioriteiten: • De kansen en gevolgen van mobiliteitsinnovaties voor de mobiliteitsmarkt. Inzet is de regio in te zetten als living lab voor nieuwe vervoeroplossingen en op deze wijze de Zuidelijke Randstad te benutten als proeftuin voor nieuwe concepten die later elders kunnen worden benut, in het bijzonder door kennisinstellingen en bedrijfsleven uit de regio. Hiervoor bestaan grote kansen door samenwerking tussen de MRDH, PZH, TU Delft, TNO, IQ in onderzoek en praktijktesten. Waar andere regio’s (oa Eindhoven) zich richten op de verkeerskundige kennis over nieuwe vervoerconcepten (zoals zelfrijdend vervoer) richten de partijen in de Zuidelijke Randstad zich op de bredere kansen en gevolgen voor de mobiliteit en de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de regio. Een van de dragers hierbij is het NWO-SURF-project over de gevolgen van zelfrijdend vervoer. Maar ook nieuwe marktconcepten zoals deeltaxi’s a la Uber en Solit worden verkend. • Verduurzaming van de mobiliteit door energietransitie. PZH heeft een lopend programma energietransitie op het gebied van mobiliteit. De MRDH is actief op het gebied van energietransitie en busvervoer, en verkent de mogelijkheden breder op OV-gebied tot een energietransitie te komen. PZH en MRDH bundelen hun inzet voor energietransitie op het gebied van mobiliteit in brede zin. Bestuurlijke verantwoordelijkheid/trekkerschap Ambtelijke aanspreekpunten Betrokkenen
Investeringskosten Fase Mijlpalen
Betreft samenwerkingsproject MRDH – PZH. Bestuurlijk duo: Christel Mourik (MRDH) en Floor Vermeulen (PZH) Lodewijk Lacroix (MRDH), Gert de Visser (MRDH), Patrick van Norden (MRDH), Jan Ploeger (PZH) Zowel PZH als MRDH zijn actief in kennisnetwerken. De partijen inventariseren samen de relevante kennisnetwerken en verdelen waar mogelijk onderling de primaire deelname aan deze netwerken. Via de Zuidvleugelsamenwerking zijn PZH en MRDH samen mede-initiatiefnemer van de Future Mobility Meetup, een in 2014 gestart netwerk van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden voor mobiliteitsinnovatie in de Zuidelijke Randstad. PZH, MRDH, TU Delft, Erasmus Universiteit, TNO, RET, Connexxion PM Idee - verkenning – planvorming/opstellen business case – realisatiebesluit – realisatie • De weg van de energietransitie (N470 en N211). • Ontwikkelcompetitie en experiment automatische openbaar vervoer shuttle bij Rotterdam The Hague Airport en de nabijgelegen metrohalte. • Parkshuttle Rivium • Uitbouwen experiment automatisch OV RTHA naar programma innovatieve last-mile oplossingen • Inzet van brandstofcelbussen door RET (Rotterdam) en Connexxion (HWGO concessie).
• •
Verder uitbouwen Future Mobility Meetup naar vitaal netwerk voor mobiliteitsinnovatie van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden in de Zuidelijke Randstad. Wenselijkheid van Community of Practice mobiliteitsinnovatie van overheden (incl. gemeenten) bezien. Gebruik InCar-technologie in het kader van verkeersmanagement (Beter Benutten Vervolg).
Planning: • Uitgewerkte samenwerkingsagenda: eind 2015 • Uitgewerkt voorstel proeftuin innovatieve last-mileoplossingen Q2 2016 • Conferentie Future Mobility Sessions (triple helix) met markt met regionale voorbeelden: Q2 2016 • Automatisch OV bij RTHA in bedrijf: Q4 2017 Stand van zaken 15/09/2015 Te ondernemen acties
Voorstel voor samenwerkingsagenda. Uitwerken project(voorstell)en.
Vergroten attractiviteit voor talent en investeerders 7. Aantrekkelijke metropolitane landschappen Overkoepelend Aantrekkelijke landschappen dichtbij het stedelijk gebied zijn een voorwaarde voor een goed vestigingsklimaat voor doel bedrijven en voor het vergroten van de aantrekkingskracht voor talent. In de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH) is het landschap (in vergelijking met andere metropolitane regio’s) altijd dichtbij het stedelijk gebied, alleen wordt dat niet altijd ervaren. Bovendien kenmerkt de metropoolregio zich door een grote verscheidenheid aan landschappen: strand, duinen, rivier, plassen en veenweiden. De aantrekkelijkheid van de Metropolitane landschappen zal worden versterkt door het toevoegen van unieke elementen en door de verbetering van de verbindingen tussen stad en ommeland. In de verbinding stad – ommeland gaat het om de inzet op een netwerk van fiets- en vaarroutes langs interessante bestemmingen, die de MRDH gezicht geven. Het fijnmazig recreatieve netwerk in de Metropoolregio is op orde. Door het toevoegen van ‘slow lanes’, de Hollandse banen, met herkenbare naamgeving en een herkenbaar breed profiel, worden de unieke landschappen toegankelijker en zichtbaarder gemaakt. Onderdeel van deze invalshoek is het stimuleren van het gebruik van de verbindingen, bijvoorbeeld door routes vanaf scholen naar het buitengebied te laten lopen en het toevoegen van bestemmingen. Projectresultaat
Het project bestaat uit de volgende onderdelen: 1. In overleg met de landschapstafels komen we tot een uitvoeringsstrategie en een overzicht van kansrijke programma’s opgebouwd uit concrete projecten voor de periode 2016-2019. 2. Gezien de bovenregionale impact focussen PZH en MRDH zich op de uitwerking van de ‘slow lanes’ We onderzoeken
Bestuurlijke verantwoordelijkheid/trekkers chap Ambtelijke aanspreekpunten Betrokkenen
kansrijke tracés en realiseren op korte termijn de eerste ‘slow lanes’ om de Metropolitane landschappen en de bestemmingen in de landschappen verbinden. We koppelen geldstromen vanuit PZH en MRDH om deze ambitie waar te kunnen maken. 3. Voor de ambities langere termijn gaan we twee haalbaarheidsstudies opstellen: a. Opstellen haalbaarheidsstudie naar nieuwe Delflandse duinen, als vervolg op de Zandmotor. Een ‘Terschelling' voor de kust tussen Den Haag en Hoek van Holland, die in maat niet onderdoen voor de Kennemerduinen en waar ruimte is om te wandelen en fietsen zonder op het randje tussen kas en strand te balanceren. Een nieuwe OV (spoor) verbinding tussen Den Haag en Hoek van Holland zorgt ervoor dat iedere inwoner van de MRDH via maximaal 1 tussenstop op het strand kan zijn. b. Opstellen van een haalbaarheidsstudie naar het bevaarbaar maken van de gefragmenteerde Rottemeren door waterpeilniveaus gelijk te trekken; en verbindingen te leggen met de omgeving. Dit in relatie tot de ambitie om de Rotte te verbinden via Zoetermeer met de Vliet (Of Oude Rijn en Gouwe). Betreft samenwerkingsproject MRDH – PZH. Bestuurlijk duo: Alexander van Steenderen (MRDH) en Han Weber (PZH)
Linda Frinking (MRDH, Marc Soeterbroek (PZH) PZH, MRDH, Landschapstafels Duin, Horst en Weide, Hof van Delfland, Voorne-Putten en IJsselmonde.
Investeringskosten Fase Mijlpalen
PM Idee - verkenning – planvorming/opstellen business case – realisatiebesluit – realisatie • Gezamenlijke ambitie op een aantrekkelijk metropolitaan landschap • December 2015 en overzicht van kansrijke programma’s • Bestuurlijke bijeenkomst: van uitvoeringsstrategie naar programma’s • Voorjaar 2016 • Haalbaarheidsstudies Rottemeren en Delflandse Duinen • Vanaf medio 2016
Stand van zaken 15/09/2015 Te ondernemen acties
Perspectief, zoals opgesteld in samenwerking met Adriaan Geuze, qua ambitie bestuurlijk geaccordeerd. Opstellen uitvoeringsstrategie..
8. World Expo Rotterdam 2025 Overkoepelend doel Expo als instrument voor economische groei en transitie.
Projectresultaat
Het event zal in 2025 plaatsvinden. Maar daarvóór zijn er al twee belangrijke mijlpalen. 1. De toewijzing gebeurt in 2018. 2. Het bid zal in het tweede kwartaal van 2016 worden ingediend. Voorwaarde daarvoor is dat het kabinet het voorstel accordeert. Het initiatief voor de World Expo Rotterdam 2025 komt van het bedrijfsleven. Succes is alleen verzekerd als bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden eendrachtig samenwerken. Ook al is de beoogde locatie Rotterdam, de impact strekt zich ver buiten de gemeentegrenzen uit. Actieve medewerking van de regio is onontbeerlijk. De vruchten zullen ook door de regio geplukt kunnen worden. Alleen al de inzet voor de twee mijlpalen zullen voor een versterking van de regionale binding zorgen. Het vestigingsklimaat zal ervan profiteren. Ook zullen initiatieven in de vorm van voorbeeldprojecten gunstig zijn voor het innovatie klimaat. Daarnaast zal de aanleg van de benodigde infrastructuur de agglomeratiekracht mede ten goede komen. Er zal een enorme stimulans van uitgaan voor regionale samenwerking. Nu al komt er veel energie los. De MRDH en PZH zullen gezamenlijk optrekken in het traject naar de mijlpalen ter ondersteuning van de organiserende Stichting World Expo Rotterdam 2025.
Bestuurlijke verantwoordelijkheid/trekkerschap Ambtelijke aanspreekpunten Betrokkenen Investeringskosten Fase Mijlpalen
Stand van zaken 15/09/2015 Te ondernemen acties
Is een privaat initiatief: Stichting World Expo Rotterdam 2025 MRDH en PZH ondersteunen. Bestuurlijk duo: Maarten Struijvenberg en Adri Bom-Lemstra Lodewijk Lacroix (MRDH) en Jeroen Koedam (PZH) Stichting World Expo Rotterdam 2025, Bedrijfsleven, gemeente Rotterdam Idee - verkenning – planvorming/opstellen business case – realisatiebesluit – realisatie Accordering rijk: Q4 2015 Bid: Q2 2016 Toewijzing: 2018. Voorbereiden bid. Ondersteunen bij opstellen bid.
OECD Metropolitan Review Remarks from the board of directors 2 September 2015
The first draft of the review has been well received by the board of directors. Firstly, the directors want to convey their compliments to the OECD for this draft report. The report gives a good overview of the characteristics of our region, the challenges it faces and the opportunities for further development it possesses. It is strongly based on empiric evidence and paints a clear picture of the administrative and governmental context in which these challenges and opportunities are to be addressed. In its remarks, the board of directors makes a distinction between these two elements: 1. Fact checking: this is incorporated in the three separate chapters. In this context they want to focus attention on four points, which are further explained below; 2. Conclusions and recommendations. 1. Fact-checking In the attached draft chapters, there are several remarks which should be cross-checked or taken into account. Three of these deserve special attention: •
•
•
•
The role and position of ‘EPZ’. The MRDH, the province and the Department of Economic Affairs all underline the fact that the EPZ is a triple helix platform, not an organisation with staff and a budget. It is being carried by both the province and MRDH. Its agenda, although not completely identical, is adapted from the economic agenda of the MRDH and the province. The notion that there is an urgent need to more strongly align spatial planning, infrastructure and economic development policy is duly noted. In improving the coordination between spatial planning, infrastructure and economic a discussion on administrative competencies of the different layers of government is needed. It would be interesting to learn more about how to build in effective and enforceable co-ordination mechanisms in the field of spatial planning, infrastructure and economic development. Co-operation in the MRDH is described, with too much emphasis, as a project of two mayors. This notion is valuable. To come to a better description of institutional support it is good to also take note of the fact that support is wider than that: several municipalities, ranging from (but not exclusive to) Zoetermeer to Leidschendam-Voorburg, Delft to Capelle aan den IJssel and others are giving increasingly strong support for this regional cooperation. Furthermore, the three universities and the local employer organisations have expressed their full support. The MRDH, the province and the Ministry of I&M all feel that too negative a light is being shed on the province’s role. This can be nuanced: co-operation has increased in the last few months. In mid-September the province and the MRDH are launching a number of concrete collaborative projects, including a project related to cooperation in a regional spatial-economic investment agenda. The focus lies on how the current cooperation can be more effective and efficient than in the past. The OECD’s observations (for example on spatial planning) can be included in this for as far as possible.
The board of directors also appreciated the use of comparative analysis, in which similar regions are being described. However, please note the following remarks: •
•
A more systematic analysis is needed in order to increase the usability and impact of these comparisons (what specific elements of what is seen abroad are useable (or necessary) for the MRDH or other Dutch metropolitan regions?) On a Dutch scale: a comparison with the Eindhoven and Utrecht regions would add value. At present focus lies only on the MRA.
2. Conclusions and recommendations The board of directors - reading between the lines - already sees many possible measures proposed in the report. For each chapter, the directors have presented what - in essence - the board of directors gleans from the chapter and which recommendations from the OECD it reads in these. The question to the OECD is whether this description is accurate and whether these are indeed the core recommendations. The board of directors would like to see these translated into concrete advice for the MRDH, other large urban areas in the Netherlands and the central government. The board of directors asks that the OECD make specific choices and set priorities in this, based on its independent position, asking also that it indicate what should happen in the short, medium and long term. A number of highlighting questions have also been formulated per chapter, which the board of directors would like to see further answered in the text and also as a check of whether the report has been correctly interpreted to date. Chapter 1 1. Assets of the MRDH are: the accessibility of the region; the quality of the environment; the level of education in the region; and the variety of economic sectors present. Furthermore, there are a (relatively) high number of young people in the region and the standard of living is high. 2. However, there is room for improvement. The MRDH is less productive than could be expected. Its economic sectors lack complementarity. Sectors operate mostly independently. There is a large share of low-income households in the region, a relatively high percentage of weak schools and school drop-outs, and an overall low presence of, and co-operation in, research and development (R&D). 3. The functional integration between Rotterdam and The Hague can and should improve. By increasing connectivity in the region, fragmentation effects can be mitigated. Market access can be improved, as well as agglomeration power. Recommendation OECD: •
Work on stronger functional and economic integration, by focusing on infrastructure and accessibility, clustering of economic sectors and by making use of the housing market.
Clarifying questions: • What precisely does the OECD understand to be functional and economic integration (definition)? Based on the economic theory on which these concepts are based: how do you achieve this functional and economic integration? What consequences does a functional integration of an area with (at the moment) 2 separate citycentres have for
•
•
•
• •
transport efficiency and the choice for type of transport (in particular car use). What role can a transition to a 'new economy' play in this? In the report, the OECD mentions two issues: the MRDH is economically diverse with many strong sectors, these sectors operate relatively independently of each other. The OECD sees this as a strength: this makes the region less vulnerable. At the same time, it is a manifestation of faulty economic integration – something that the OECD deems worth striving for. How does economic integration relate to this diversity? How can economic integration be realised? And how can the strength of diversity – economic resilience – be safeguarded in the process? The OECD also indicates that polycentricity not only limits agglomeration power, but also positively impacts the business climate. Which of the positive characteristics of polycentricity should the MRDH in any event safeguard? The advantages of polycentricity sometimes seem to be at odds with the pronouncements about functional and economic integration. Can the OECD indicate how these look in the MRDH? And in the polycentric network of the Netherlands’ cities more generally? And even more importantly: what does the above mean for spatial-economic investments and policy? The report asserts that there is a need for a broadly-supported spatialeconomic development strategy focused on functional integration and economic transition. How can this kind of strategy help in the specific context of the MRDH (polycentric, economically diverse and complementary)? The text states that the Randstad is not all that fragmented. Was this measured on the FUA level or based on the number of municipalities in the Randstad? What are successful examples of active efforts towards functional and economic integration in urban areas which result in this desired strengthening of the economic structure, for example in a systematic comparison with examples from other countries?
Chapter 2 4. Because of the size of the economy, the proximity of economic centres and the density and diversity of related and complementary sectors, production in the MRDH has the potential to increase due to the faster spread of ideas, a larger local labour market and higher utilisation of infrastructure. The MRDH can be seen as one of the most well-connected areas in Europe, with the Rotterdam port and many international organisations present. 5. The MRDH has strong tools for infrastructure, with the bottom-up support of its 23 member municipalities and direct competence over infrastructure and regional economic policy. This is a very strong asset. 6. Tensions between the province of South Holland and Rotterdam/The Hague, as well as insufficient co-ordination in the field of spatial planning and the organisation of the housing market, form an impediment to functional integration. Recommendations OECD: • •
To be fully successful, stronger co-ordination between economic development, infrastructure and spatial planning is needed. A strategic economic transition with a focus on the following should be considered: o Education and training; o A regional pact (public and private co-operation); o Central housing policy to increase labour mobility and foster functional integration;
Sufficient space and support for business and the creation of new businesses and start-ups; o Increasing quality of life to attract highly-skilled workers. Targeted sectoral support that is beneficial to other sectors as well (through cross-overs and/or general economic benefits) should be made a priority … ... as well as realising the MRDH as a single transport agency, by combining the economic and transport strategies and co-ordinating economic, transport and spatial planning policies. o
• •
Clarifying questions: • The OECD states that the restrictive spatial planning has impeded on the economic development of the region. What are the characteristics of good spatial policy in the OECD's opinion and how can this be translated to the region? • Taking the points above into consideration: how should a spatial-economic agenda for the region be fleshed out? What role can a strategy for transition to a Next Economy play in this? What parties must be involved and in what roles? • Is the use of "targeted support beneficial for other sectors, for example investment in R&D, transport, education, etc..." the main instrument for strengthening the economic sectors? • To what concrete investments in the region (on project level/project basis) should priority be given in the region in order to concretely realise functional and economic integration? • Given the current administrative context and structure, how can the province and the MRDH complement each other in an equal partnership? • Given the national importance of the functioning of the large urban regions for the Netherlands’ competitive position economically, what role does the OECD see for the central government in relation to the regional spatial-economic investment agenda mentioned above. Chapter 3 7. To achieve more unity, the MRDH should be made a ‘virtual reality’, i.e., it is not only a infrastructural or economic project, but should also be a part of people’s mental framework. Recommendations OECD: a. b. c. d. e.
Achieve hierarchy of objectives (prioritise); Standardise MRDH traffic maps; Create an open data portal for regional public goods; Create flagship events (for example, the world expo?); Organise the mobilisation of citizens by creating a benefit card for visiting public facilities; f. Expand the financial instruments of the MRDH (think of taxes, capital finance, land value capture); g. Initiate dialogue with the private sector; h. Realise administrative support for the 23 municipalities. Clarifying questions:
•
•
•
•
The OECD neutrally outlines a number of potential financial instruments for strengthening the relationship between public investment and economic development. What concrete financial instruments should be available for municipalities or the MRDH given the regional tasks in the Dutch context? How can this be achieved? In what constellation can financing instructions be realised and with which parties (pension funds, European funds/Juncker, PPP constructions, etc.)? The role of the central government is at least described, by, for example, Agenda Stad. Can the OECD be more explicit about what role the central government should play, for example when it comes to the relations between the province and the MRDH (and other large urban areas) or in the elaboration of a regional investment strategy? And specifically, what the OECD's observations and recommendations are in relation to the cohesion between the Agenda Stad and governance of the large cities in the Netherlands? The OECD believes it is important to increase the legitimacy of the MRDH and cites increasing familiarity among inhabitants as a means for this. How much importance does the OECD attach to this? And what means does it deem most effective in achieving this? Finally: as stated, in its report the OECD makes a great many proposals, without making indicative choices in this respect. If a ‘trump card’ must be played, should this be in relation to accessibility, education, R&D, quality of life, etc.? And if choices must be made in the short term, which interventions have priority in that case, according to the OECD?
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
Prioriteiten voor investeringsstrategie Metropoolregio Rotterdam-Den Haag Provincie Zuid-Holland Prof dr P.P. Tordoir
Notitie in opdracht van Metropoolregio Rotterdam-Den Haag en Provincie Zuid-Holland September 2015
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
Inhoud Doel en opzet van deze notitie
2
Ambitie van de Metropoolregio
2
Regionale uitgangspositie
3
Investeren in structuurversterking
9
Investeren in metropolitane verbindingen
11
Investeren in economische vernieuwing
14
Investeren in toonaangevende duurzaamheid
16
Investeren in attractiviteit van stad en land
18
Bronnen
21
1
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
1. Doel en opzet van deze notitie Voor economische structuurversterking zijn goed afgestemde en in elkaar grijpende publieke en private investeringen essentieel. De Metropoolregio Rotterdam - Den Haag (MRDH) en de provincie Zuid-Holland hebben daarom het initiatief genomen tot het ontwikkelen van een regionale investeringsstrategie. Voor dit project brengt de regio voorgenomen investeringen in de regio in kaart en maakt een roadmap next economy voor investeringen die benodigd zijn voor economische vitaliteit en bereikbaarheid op langere termijn. Het proces mondt uit in een regionale investeringsprogrammering. In dit proces wil de regio zicht op algemene aanknopingspunten voor cruciale investeringspakketten. Ze heeft Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir verzocht hiertoe een uitgangspuntennotitie te maken. Deze notitie zit aan de voorkant van het proces en is globaal van karakter. Het gaat in deze fase om het aangeven van de belangrijkste uitdagingen en een wervend economisch perspectief voor de regio, en prioritaire investeringspakketten die daarbij in het geding zijn. Uitgangspunt is de ontwikkelingsambitie van de MRDH zoals neergelegd in de regionale Agenda Economisch Vestigingsklimaat en de Strategische Bereikbaarheidsagenda. In kort bestek geeft de notitie een beeld van relevante economische trends, kansen en bedreigingen en de uitdagingen voor structuurversterking die daar uit volgen. Deze worden vertaald naar prioritaire investeringsrichtingen binnen regionale beleidsthema’s, waaronder economie, bereikbaarheid, wonen, energietransitie en klimaatadaptatie, groen en landschap. Er worden vier kernopgaven en bijbehorende prioritaire investeringspakketten voor structuurversterking gedefinieerd: economische vernieuwing, verbetering van regionale en internationale verbindingen, transitie naar toonaangevende duurzaamheid, en aantrekkingskracht op talent en investeerders. Deze kernopgaven liggen sterk in elkaars verlengde.
2. Ambitie van de Metropoolregio Uit de agenda’s van de MRDH spreken twee centrale ambities, één over de internationale economische positie en één over ruimtelijke en maatschappelijke samenhang. De economische ambitie is ‘internationaal marktleider te zijn in het ontwerpen, ontwikkelen, maken en vermarkten van oplossingen op het gebied van duurzaam leven in een sterk verstedelijkte deltaregio en oplossingen voor mondiale logistieke, energie-, voedsel- en veiligheidsvraagstukken’ (Agenda Economisch Vestigingsklimaat, 2014). De ambitie sluit aan bij de regionaal economische structuur en is specifiek over het doel: waarde creëren met exporteerbare oplossingen voor economische en maatschappelijke vraagstukken die min of meer grote transities verlangen. Daarmee wil de regio zich mondiaal profileren. De ruimtelijke ambitie spreekt uit het concept van een metropoolregio: het aanéénsmeden van de Rotterdamse en Haagse stadsgewesten tot een functionerend, veelzijdig en aantrekkelijk daily urban & regional system van ruim twee miljoen inwoners. Meer samenhang in de regio moet zorgen voor betere werking van arbeids- en woningmarkten, draagvlak voor (top-)voorzieningen, economische kruisbestuivingen en een internationaal aantrekkelijk woon-, werk- en verblijfsklimaat. Bereikbaarheid is daarbij een voorwaarde, gekoppeld aan ruimtelijke ontwikkeling van werken, wonen en recreatie. De ambities hangen samen. Een internationaal concurrerende economie vergt metropolitaanse kwaliteit en aantrekkingskracht van het vestigingsklimaat. Investeringen voor een goed functionerende metropoolregio moeten op hun beurt gedragen worden door een sterke economie.
2
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
3. Relevante megatrends Met de ambities speelt de MRDH in op trends in de concurrentieomgeving. Vooral twee trends zijn van groot belang, de ontwikkeling naar een next economy en de samenballing van geavanceerde activiteiten in metropolitane regio’s. Deze trends zetten in de komende decennia zeker door. Next Economy We leven eerder in een verandering van economisch tijdperk dan in een tijdperk van economische verandering—een prachtige uitspraak van Jan Rotmans. Er is sprake van een kanteling naar een ‘next economy’ , gekenmerkt door intelligentie en verduurzaming van productiesystemen. De toenemende intelligentie van systemen voor productie, transport en dienstverlening is een autonoom proces, gedreven door technologie en de markt. Nieuwe technologie zorgt voor ingrijpende veranderingen in de wijze waarop activiteiten en economische ketens zijn georganiseerd en gecoördineerd. Daardoor worden veranderingen in de vraag sneller gevolgd en capaciteit beter benut. Ketens worden korter en flexibel; netwerken voor goederen, energie en informatie smelten gaandeweg samen tot een intelligent ‘Internet of Things’ (Rifkin 2014). Deze ontwikkelingen gaan gepaard met de opkomst van nieuwe spelers in de economie. Informatisering en robotisering nemen menselijke arbeid over, maar de productiviteit en intelligentie in productiesystemen zorgt ook voor welvaartsgroei. Die welvaartsgroei voedt op haar beurt nieuwe arbeidsvraag voor activiteiten die moeilijk kunnen worden geautomatiseerd, waaronder kennisproductie, onderwijs, zorg, cultuur en toerisme. Als gevolg verschuift de werkgelegenheid van industrie en logistiek naar kennis- en persoonsgerichte diensten. De verduurzaming van activiteiten en productiesystemen, waaronder een energietransitie, verloopt minder autonoom. Collectieve bewustwording en regulerend beleid spelen een grote rol. Juist op dit vlak liggen de mondiale vraagstukken waar de economische ambitie van de MRDH aan refereert. De toekomst wordt zeker gekenmerkt door verduurzaming, maar de snelheid waarmee die zich ontwikkelt is niet te voorspellen. Technologie, waaronder de ontwikkeling van smart grids, werkt stimulerend. De next economy heeft veel impact op de MRDH. De Rijnmond en Drechtsteden en de tuinbouwgebieden vormen een Global Gateway waar stromen van goederen, voedsel, energie en informatie samenkomen en intelligentie van ketens en netwerken veel betekenis kan krijgen. Door sterke productiviteitsgroei behoudt de regio concurrentiekracht voor industrie en transport; ook de investeringsgoederenindustrie in de regio profiteert. De next economy brengt echter ook een verschuiving van werkgelegenheid naar kennis- en persoonsgerichte diensten teweeg en juist daar is de regio relatief wat minder concurrerend. Op het vlak van duurzaamheid en veiligheid, waar nationaal en internationaal beleid een grote rol spelen, kan de regio profiteren van het Haagse internationale institutionele complex. Aldus heeft de regio puzzelstukken voor succes in de next economy in handen.
Metropolitane kwaliteit De next economy is vooral een metropolitane economie. Geavanceerde activiteiten ballen samen in verstedelijkte regio’s, daily urban & regional systems, door het toenemende belang van economische agglomeratievoordelen (van Oort e.a. 2015). De economie draait op geavanceerde infrastructurele netwerken die zich bij uitstek binnen en tussen metropolitane regio’s uitstrekken. De verschuiving van de werkgelegenheid naar kennis- en persoonsgerichte dienstverlening speelt metropolitane regio’s in de kaart omdat juist die activiteiten gevoelig zijn voor nabijheid van grote arbeids- en afzetmarkten. Goed opgeleide werknemers en ondernemers in de next economy verlangen hoogwaardige voorzieningen die in metropolitane regio’s draagvlak vinden. Daarom zien we in Nederland en daarbuiten een trek van hoogopgeleide jonge volwassenen naar grote stadsregio’s; kennisintensieve werkgevers trekken hen achterna. Regio’s met grote economische diversiteit zijn ook een reactorvat voor economische kruisbestuiving en innovatie. Tenslotte zorgen omvangrijke daily systems voor efficiënte marktwerking:
3
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
voor het vinden van de best passende woning en of baan is het goed vissen in een grote vijver met rijk geschakeerd aanbod. In Nederland grijpt de trend aan op een van oudsher verstedelijkt land. Onze relatief kleine steden ontlenen kracht door onderlinge verbinding en gaan gezamenlijk de internationale concurrentie aan. Vooral de jongere en steeds beter opgeleide generatie beweegt zich in interstedelijk netwerkverband. Niet alleen grote steden doen mee; ook kleine kernen en streken raken opgenomen in grote daily systems. Het grootste systeem ontwikkelt zich in de noordvleugel van de Randstad, de vierhoek tussen Amsterdam, Utrecht, Amersfoort en Almere. De zuidvleugel blijft daarbij achter (zie fig. 1).
Fig. 1: Structuur en ontwikkeling van metropolitane daily systems Gemeten op basis van gemiddelde dagelijkse verkeersstromen. Structuur van daily systems: de Randstad bestaat uit vier stadsgewesten
Groei van daily systems, 1985-2009: de noordvleugel smelt samen tot metropoolregio
uitleg: lijnen geven dagelijkse verplaatsingen (min. 5000/dag) Per lijn geeft de blauwe fractie het aandeel bestemmingsverkeer en de rode fractie het aandeel herkomstverkeer. Centrumgemeenten met per saldo een netto bestemmingsfunctie liggen aan het blauwe einde van de lijnen.
uitleg: blauwe lijnen geven de groei van verkeersstromen. De dikte van een lijn geeft de absolute groei, de kleurintensiteit van een lijn geeft de %-groei. Blauw=toename; rood=afname
Bron: CBS microdata OVG en MON, 1985-2009, bewerking Tordoir & Poorthuis (zie Tordoir e.a. 2015)
De metropolitane samenballing wordt door marktkrachten gedreven, maar zonder beleid bijt de markt in haar eigen staart. Ongecontroleerde ontwikkeling leidt tot congestie, kwaliteitsvermindering en hoge kosten. Ook hier ligt een parallel met de next economy: zoals verduurzaming afhankelijk is van gericht beleid is ook het goed functioneren van de metropolitane regio afhankelijk van collectieve investeringen en ordenend beleid. Een fijnmazige verstedelijkingstructuur, doorspekt met groene longen, heeft voordelen. De menselijke maat waaraan we hechten wordt dan gecombineerd met de kracht van het getal. Die combinatie stelt hoge eisen aan bereikbaarheid en ruimtelijke ordening. De trend stelt de MRDH voor grote uitdagingen. De regio kent de hoogste dichtheid aan bevolking, voorzieningen en kennisinstellingen in Nederland maar heeft desalniettemin geen natuurlijke voorsprong. Die ligt bij de noordvleugel van de Randstad (zie fig. 1). De MRDH trekt menselijk en ondernemend talent maar verliest dat ook, en het saldo voor hoogopgeleide mensen en banen is licht negatief (zie tekstkader, volgende bladzijde). Agglomeratievoordelen en welvaart zijn lager dan op grond van aantallen mag worden verwacht. De regio is versnipperd; de stadsgewesten liggen nabij maar zijn niet sterk verbonden. Reistijden zijn lang en vervoersnetwerken onoverzichtelijk. Topvoorzieningen die een groot draagvlak
4
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
vergen, zoals excellente internationale ontsluiting, komen onvoldoende van de grond. Ook in woon- en verblijfskwaliteit loopt de MRDH per saldo achter op concurrenten in binnen- en buitenland. Er zijn hoogstedelijke en groen-suburbane kwaliteitsmilieus, maar die hebben gezamenlijk nog niet de omvang die van een grote en welvarende miljoenenstad verwacht mag worden. Dit alles geeft echter ook veel kansen voor de regio. Er is onbenut potentieel dat gerealiseerd kan worden door betere organisatie. Gerichte investeringen kunnen veel hefboomeffect hebben.
Groei van de MRDH, maar ook een brain drain Onderstaande kaarten geven saldi van in- en uitgaande stromen van banen en mensen, voor de MRDH en omliggende gemeenten. Positieve saldi zijn blauw; negatieve rood. Ook geven taartdiagrammen aan hoeveel banen en mensen de MRDH wint (blauwe taartpunten) en verliest (rode taartpunten) van omliggende gemeenten. De MRDH wint per saldo werkplekken (fig. 2a) en bevolking (fig. 3a), maar niet voor hoger geschoold werk en hoger geschoolde mensen (fig. 2b en 3b). Er is sprake van brain drain. Fig. 2 Verplaatsingen van werkplekken, 2006-2012 a) alle werkplekken b) werkplekken voor hoger opgeleiden
Fig. 3 Verhuizingen, 1999-2012 a) bevolking totaal
b) hoger opgeleide bevolking
Bron: CBS microdata banen, bewerking Tordoir & Poorthuis
5
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
4. Regionale uitgangspositie Bijzondere positie, sterkten en zwaktes De economie van de MRDH kent een bijzondere structuur en achtergrond. Sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen zijn terug te voeren op die achtergrond. Veel grootstedelijke regio’s ontlenen hun concurrentiepositie en aantrekkingskracht aan hun tophiërarchische positie in (inter-)nationale stedelijke netwerken. Het zijn algemene centra, knooppunten voor handel, diensten en verzorging. Dat geldt minder voor de Rotterdamse en Haagse stadsgewesten, waar de economie eerder steunt op een brede reeks van specifieke specialisaties en exportsectoren dan op algemene centrumfuncties. Voor het Rotterdamse gewest is de ligging aan diep vaarwater relatief sterk bepalend; in het Haagse gewest geven institutionele activiteiten een belangrijke basis. Deze achtergrond heeft verreikende consequenties voor sterken, zwakten, kansen en bedreigingen van de MRDH. 1 – De economische structuur van de MRDH zet een rem op de groei van inkomen en werk De sterke groei van commerciële zakelijke en consumentgerichte diensten in geavanceerde economieën is deels aan de MRDH voorbijgegaan. Die diensten zijn gevoelig voor stedelijke centrumposities. In Nederland heeft vooral de Amsterdamse regio sterk van de ontwikkeling geprofiteerd. De bovengemiddelde inkomens en banengroei in deze diensten verklaart waarom het regionaal product, welvaart en ook werkgelegenheid daar sneller groeien dan in de MRDH (zie fig. 3).
Fig. 3: Ontwikkeling van het bruto regionaal product, 1995-2012
bron: CBS/TNO, Randstad Monitor; bewerking W.J.J.Manshanden (2014)
Deze zwakte van de MRDH wordt deels gecompenseerd door sterke productiviteitsontwikkeling in het Rotterdamse stadsgewest en door conjuncturele stabiliteit in het Haagse gewest. De goederensector waarin Rotterdam domineert is productiever dan de commerciële dienstverlening; de Haagse publieke sector is op haar beurt minder conjunctuurgevoelig. Een nadeel is weer dat veel exportsectoren in de MRDH verzadigde (wereld-)markten kennen en de groei van de publieke sector structureel afvlakt. 2 - De concurrentiekracht van de regio steunt sterk op clusterspecifieke netwerken Door haar multi-gespecialiseerde economische structuur hangt de welvaart van de MRDH sterk af van sectoraal specifieke vestigingscondities—zoals de havens en het regeringscentrum—en minder van
6
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
algemene omgevingscondities en agglomeratievoordelen. Zeker in de Rijnmondregio en het West- en Oostland worden op basis van specifieke lokale condities posities in wereldmarkten bevochten. Hier schuilt de grootste kracht van de regio (Slot e.a. 2013). Die kracht is man-made. In de exportsectoren waaronder agribusiness, procesindustrie, logistieke en maritieme diensten en investeringsgoederen vormen bedrijven vitale lokale clusters en is veel geïnvesteerd in gemeenschappelijke voorzieningen en kennis. In die sectoren kent de regio veel organiserend en investerend vermogen. Exportposities worden niet snel overgenomen door concurrenten in andere regio’s. 3 - Het gebouw van de regionale economie kent sterke stenen maar minder sterk cement De kracht op clusterniveau heeft keerzijdes. Exportclusters in de regio steunen op specifieke netwerken, kennis en voorzieningen, meer dan op algemene regionale condities en voorzieningen. Clusters profiteren relatief weinig van algemene stedelijke massa en aantrekkingskracht. De regio is economisch in zekere zin een eilandenrijk. Nieuwe clusters en kruisbestuiving tussen clusters komen niet snel van de grond. Dit verklaart waarom het regionale bedrijfsleven, ondanks de bovenmatige aanwezigheid van kennisinstellingen en researchcentra, gemiddeld genomen slechts matig innovatief is. Een andere consequentie van de versnipperde structuur is dat regionale markten voor arbeid en toeleveringen niet optimaal functioneren: een uitvallende vraag vanuit het ene cluster kan niet snel worden opgevangen door vraagtoename in andere clusters. 4 - Directe clusterbelangen hinderen regiobrede investeringen in de kwaliteit van het verblijfsklimaat Dat de regionale welvaart meer op clusterspecifieke condities steunt dan op regiobrede kracht heeft consequenties voor de algemene aantrekkingskracht van het woon- en verblijfsklimaat. Stedelijke en landschappelijke kwaliteiten laten nog te wensen over. In de stedelijke centra is recentelijk veel verbeterd vanwege het belang van hoogwaardige kantoorfuncties, kenniswerkers en toerisme, maar vooral in suburbane en landschappelijke delen van de MRDH staan sectorspecifieke belangen in infrastructuur, bedrijventerreinen en teeltcomplexen vaak op gespannen voet met het algemene belang van een aantrekkelijk woonklimaat. Het economische belang van stedelijke, suburbane en landschappelijke verblijfskwaliteit en de toenemende rol van die kwaliteit voor aantrekkingskracht op menselijk talent is nog weinig algemeen onderkend.
Kansen en bedreigingen Het gaat in dit rapport over investeringsstrategie om kansen en bedreigingen op langere termijn, voor duurzaam verdienvermogen. Sterkten en zwakten moeten in dat licht worden gewogen. Kansen en bedreigingen volgen deels uit de hiervoor besproken megatrends, de next economy en het belang van grootstedelijke kwaliteit. Hierna volgt een korte, meer gestructureerde bespreking van kansen en bedreigingen. Er zijn twee groepen van kansen en bedreigingen voor duurzaam verdienvermogen in de MRDH. Kansen (1): clusterperspectieven. Veel toonaangevende exportclusters in de MRDH hebben vandaag weliswaar te maken met verzadigde wereldmarkten en tegenzittende conjunctuur, maar kunnen mits ze voldoende innoveren en investeren rekenen op krachtig ontwikkelende markten in de toekomst. Die marktgroei volgt uit mondiale ontwikkelingen en vraagstukken—zie ook de MRDH ambitie—en technologische vooruitgang: transities in energievoorziening, voedselvoorziening en veiligheid, en de organisatie van productie- en vervoerketens ter zake. Alleen al op het vlak van (o.a. duurzame) energievoorziening kunnen wereldwijde investeringen groeien van 500 naar 1000 miljard dollar per jaar. Regionale exportclusters spelen in de betreffende wereldmarkten nu een vooraanstaande rol en zijn daarom in pole position voor de toekomst. Marktleiderschap biedt echter geen garantie. Nieuwe ontwikkelingen gaan gepaard met nieuwe spelers en verlangen van bestaande spelers het uiterste in ondernemerschap en innovatie.
7
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
Bedreigingen (1): onvoldoende innovatie. De kracht van gespecialiseerde clusters hangt uiteindelijk af van nieuw ondernemerschap en innovatie. Niettegenstaande innovatieve bedrijven in agribusiness, life sciences, proces- en regeltechniek en investeringsgoederen heeft de MRDH als geheel geen toonaangevend track record. Er zijn weinig snelle groeiers. Havengerelateerde bedrijven nutten vooral bestaande investeringen uit. Revolutionaire nieuwe technologie speelt een beperkte rol in de economie, ondanks de concentratie van kennisinstellingen en researchcentra. Dat de regio netto kenniswerkers verliest is zowel oorzaak als gevolg. Efficiëntie is doorgaans belangrijker dan productinnovatie. Op kortere termijn geeft dit marktkracht, op langere termijn een bedreiging. Kansen (2): regioperspectieven. De regio heeft stedelijke massa en economische diversiteit opgebouwd door multi-specialisatie, en kan die massa en diversiteit in principe inzetten voor agglomeratievoordelen. Het gaat om directe synergievoordelen tussen clusters en om indirecte voordelen, als regionale markten voor arbeid, kennis, toeleveringen en algemene voorzieningen beter functioneren en meer algemene aantrekkingskracht uitoefenen. Verbetering van dit ‘cement tussen de regionale stenen’ kan zorgen voor een inhaalslag wat betreft de algemene welvaart in de regio, maar vergt wel voldoende voorinvesteringen en intergemeentelijke afstemming in infrastructuur en voorzieningen. Bedreigingen (2): spiraal naar beneden. Regionale integratie kan een opwaartse spiraal in werking zetten, een versnelde slag naar een hoogwaardige grootstedelijke kenniseconomie. Gebrek aan integratie kan juist een neerwaartse spiraal triggeren, gegeven dat innovatieve en kansrijke delen van de regionale economie kunnen uitwijken naar concurrerende regio’s in binnen- en buitenland indien regionale condities geen gelijke tred houden met vestigingseisen. Ook de wisselwerking tussen de aantrekkingskracht van het economisch vestigingsklimaat en de aantrekkingskracht van het woon- en verblijfsklimaat kan twee kanten opwerken: naar boven maar ook naar beneden.
8
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
5. Investeren voor structuurversterking Benutting van kansen en kering van bedreigingen verlangt doelgericht structuurbeleid. Investeringen zijn daar onderdeel van. Om effectief te zijn zullen investeringen onderling goed afgestemd en gefaseerd moeten plaatsvinden, waar nodig geflankeerd door organisatorische overeenstemming en acties. Ze moeten passen in bredere (beleids-)visies die door alle stakeholders worden gedragen. Gezien de voorgaande analyse liggen er vier opgaven voor structuurversterkend investeringsbeleid.
Maar een deel van structuurversterkende investeringen is publiek. Private investeringen kunnen evenzeer bijdragen aan algemene belangen. Met kleine investeringsimpulsen, deelnames en andere stimulerende maatregelen waaronder ook deregulering, kunnen overheden private investeringen in de gewenste richting uitlokken en een hefboom zetten op hun economisch en maatschappelijk effect. Ook kunnen stakeholders zonder de overheid in clusterverband investeringsbeleid uitstippelen. Zolang investeringen collectieve meerwaarde geven zijn verschillende organisatorische modellen mogelijk. Voor de haalbaarheid en timing van investeringen geven kansen voor en complicaties van organisatiemodellen sessiele randvoorwaarden, naast begrotingstechnische en algemeen-conjuncturele condities. Deze voorwaarden en condities komen in dit rapport hoogstens zijdelings aan bod--het rapport is gericht op inhoudelijke investeringsrichtingen—maar zullen in een latere fase van haalbaarheidstoetsing uiteraard nauwkeurig moeten worden meegewogen.
Kernopgave: betere metropolitane verbindingen Een rode draad door de analyse is het agglomeratiepotentieel van de MRDH dat beter kan worden benut. Markten voor arbeid, diensten en huisvesting kunnen beter functioneren, (top-)voorzieningen kunnen meer draagvlak krijgen en onderling worden afgestemd, clusters kunnen meer onderlinge kruisbestuiving geven. De betekenis van de stedelijke massa en diversiteit voor burgers, bedrijven en instellingen in de regio kan toenemen. Basisvoorwaarde is een goede verbindingenstructuur. Het gaat om interne en externe (vooral internationale) ontsluiting. Daartussen zit een verband: intraregionale verbindingen zorgen voor draagvlak voor externe en internationale verbindingen. Relevant zijn niet alleen actuele knelpunten in de infrastructuur maar ook structurele netwerkaanpassing en stimulering van nieuwe vervoerstechnieken en organisatiemodellen. Er is een nauwe relatie met ruimtelijk structuur- en ontwikkelingsbeleid, aansluitend op economische en demografische dynamiek in en rond de MRDH. De bereikbaarheidsopgave verlangt daarom richtinggevende regionale structuurvisie.
Kernopgave: economische vernieuwing Een rode draad door de analyse is het belang van economische en technologische vernieuwing. Het vernieuwingspotentieel in de MRDH vergt een flink tandje extra. Omdat de MRDH weinig ‘natuurlijke’ middelpuntvliedende kracht uitoefent op talent en ondernemerschap in de nationale en internationale omgeving vraagt vernieuwing in eerste instantie stimulering van binnenuit. Dat is vooral een zaak van organiserend vermogen binnen het bedrijfsleven, onderwijs en kennisinstellingen. Het potentieel aan organiserend vermogen en kennis in de regio kan krachtiger worden ingezet. Naast organiserend vermogen scheppen ook investeringen in het vestigingsklimaat, onderwijs en kennisontwikkeling een klimaat waarin vernieuwing gedijt—zie bijvoorbeeld de High Tech Campus in Brainport Zuidoost Brabant. Zaak is om de dominante Mainport investeringsstrategie voor de regio deels om te buigen naar een brainport investeringsstrategie, toegesneden op de economische sterkten van de MRDH. Kernopgave: toonaangevende duurzaamheid
9
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
In de economische ambitie voor de MRDH staan oplossingen voor mondiale opgaven in duurzaamheid en veiligheid centraal. Hier liggen kansen op scherpe internationale profilering en marketing van de regio, gegeven de regionaal economische structuur. In de praktijk zal de profielambitie vooral door extra inzet op vernieuwing tot stand moeten worden gebracht. De ambitie ligt daarmee in het verlengde van de economische vernieuwingsopgave. Een verschil is wel dat maatschappelijke en publieke partijen bij duurzaamheid (waaronder energietransitie) en veiligheid een relatief meer belangrijke rol spelen, als initiator, regelgever of gebruiker. Het geambieerde profiel is relatief goed ‘maakbaar’ door collectieve actie en investeringen, in kleine of grote kring. Tegelijkertijd zijn partijen in de regio sterk afhankelijk van (beleids-)acties en investeringen op (inter-)nationaal niveau. In dat kader komen de Haagse institutionele competenties goed van pas.
Kernopgave: aantrekkingskracht met stedelijke en landschappelijke kwaliteit Economische vernieuwing en duurzaam verdienvermogen steunen op menselijk talent en ondernemerschap. In onze geavanceerde economie kiezen talenten niet alleen een werkplek maar ook een leefklimaat tussen verschillende steden. Bedrijven volgen het talent; de battle for talent tussen grote steden is tenminste zo hevig als de strijd om investeerders. De MRDH heeft geen natuurlijke leiderspositie; de mate waarin de MRDH menselijk potentieel aantrekt en vasthoudt is relatief zwak en verlangt versterking. Zoals gesteld wordt dit in veel sectoren onvoldoende onderkend. Versterking van het economische vernieuwingsvermogen en de (op zich uitstekende) regionale instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek draagt bij aan grotere aantrekkingskracht voor talent. Daarnaast kunnen tandjes worden bijgezet op de kwaliteit van het regionale woon- en verblijfsklimaat. Drie soorten van milieus staan in de battle for talent centraal: binnenstedelijke centra ofwel interactiemilieus waar wonen, werken en recreëren sterk verweven zijn, suburbane milieus waar woonkwaliteit centraal staat en tenslotte recreatieve landschappelijke milieus met hoge kwaliteit.
Gezocht: optimale hefboomwerking De opgaven en benodigde investeringspakketten liggen in elkaars verlengde. Vernieuwing steunt op fysieke bereikbaarheid en aantrekkingskracht, en andersom. Wat werkt voor de ene opgave kan doorwerken voor de andere opgave. Door slim zwaluwstaarten kunnen hefbomen worden gecreëerd. Acties en investeringen op kruispunten tussen opgaven verdienen prioriteit. Die mogelijke synergie geldt ook in gebiedsgericht kader. Het zwaluwstaarten zal moeten plaatsvinden binnen en tussen gemeentelijke verbanden, en tussen het lokale, regionale en (inter-)nationale niveau. Hier kan het MRDH samenwerkingsverband veel meerwaarde tonen, als schakelkast in een veelheid van doelgerichte netwerkverbanden. In de hiernavolgende paragrafen worden opgaven en investeringspakketten verder uitgewerkt.
10
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
6. Investeren in metropolitane verbindingen Uitgangspunt: samenhang bereikbaarheid en verstedelijking Voor de MRDH liggen uitdagingen in internationale en regionale bereikbaarheid. Die hangen samen: verbetering van regionale bereikbaarheid geeft draagvlak voor internationale verbindingen. Versterking van verkeersbindingen binnen de MRDH is door de complexe en versnipperde verstedelijkingstructuur veelal lastig en kostbaar. Business cases zijn daardoor moeilijk rond te krijgen. Een voorbeeld is bereikbaarheid van RTHA: door de excentrische ligging van de terminal t.o.v. hoofdinfrastructuur en beperkte ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden is er onvoldoende vervoerwaarde voor hoogwaardig OV. Ander voorbeeld: de verbetering van het hoofdspoor tussen Rotterdam en Den Haag vergde grote inpassingsinvesteringen in Delft. De voorbeelden geven aan dat investeringen in bereikbaarheid veelal pas haalbaar worden door ruimtelijke ontwikkeling. Bij die ruimtelijke ontwikkeling moet goed wordt ingesprongen op de ruimtelijke dynamiek van bevolking en bedrijvigheid in de regio, en op veranderingen in vervoerpreferenties. Die ruimtelijke dynamiek is recent door de auteur nader in kaart gebracht (Tordoir 2015). Belangrijke ontwikkelingen waar op kan worden ingespeeld: -
De groei van de groep jonge hoogopgeleide ‘netwerkstedelingen’ die binnenstedelijke woon-, werk- en verblijfsmilieus opzoeken, zich vooral tussen stedelijke centra verplaatsen en daarbij eerder OV in combinatie met de fiets gebruiken dan de auto. Kennisintensieve werkgevers nestelen zich steeds meer op centraalstedelijke OV-knopen om voor deze groep goed in de arbeidsmarkt te liggen. Deze dynamiek concentreert zich binnen de MRDH vooral in de (Kennis-)as Rotterdam CS-Delft-Den Haag HS/CS, die verder doorzet naar Leiden en Amsterdam, en de internationale verbinding (Brussel-) Rotterdam-Schiphol-Amsterdam. Deze assen vormen het front van metropolitane integratie op regionale en Randstedelijke schaal. De ontwikkelwaarde van hoofdknopen en de vervoerwaarde van lijnen neemt daarom structureel toe. Hoofdknopen vormen interactiemileus waar werken, wonen en recreëren gemengd zijn.
-
De populariteit van goed gelegen groen-suburbane kwaliteitsmilieus voor wonen en werken (w.o. werk aan en vanuit huis), vooral onder goed opgeleide gezinsvormers en tweeverdieners. In de MRDH zijn groene woonlocaties in de boog Leidschendam-Zoetermeer-Lansingerland structureel in trek, mede door de centrale ligging in de arbeids- en voorzieningenmarkt van de gehele MRDH. Deze groep gebruikt veel de auto; Randstadrail is belangrijk maar verzorgt maar een beperkt deel van het totale vervoer. De groep verplaatst zich niet alleen naar stedelijke centra maar ook tussen suburbane gebieden onderling, gebruik makend van het regionale snelwegennet—dat verklaart vooral de congestie op dat net.
-
De ontwikkeling van werkgelegenheid op grote(re) afstand van stedelijke en suburbane centra, in het bijzonder in havengebieden en het Westland. Een aantal gespecialiseerde clusters zal zich vanwege grootschalig ruimtegebruik en veiligheid op afstand van stedelijk gebied moeten kunnen doorontwikkelen. Pendelstromen moeten efficiënt kunnen verlopen. Die pendel bestaat nu volledig uit autoverkeer, met doorgaans lange reistijden. Dat zet een rem op de efficiëntie van de betreffende arbeidsmarkten.
Internationale bereikbaarheid Recent hebben SEO (2014) en APPM e.a. (2014) de internationale bereikbaarheid in kaart gebracht, rekening houdend met de belangrijkste afzetmarkten en concurrenten. Voor goederenvervoer heeft de regio een uitstekende internationale concurrentiepositie. De MaVa corridor neemt het laatste knelpunt weg. De concurrentiepositie voor internationaal personenverkeer is minder goed. De regio is in het nadeel jegens concurrerende regio’s in de vierhoek Londen-Vlaamse Stedenruit-Parijs-Frankfurt, waaronder de
11
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
Randstad noordvleugel. Verbetering heeft prioriteit. Van belang zijn luchthavens, snelle railverbindingen en regionaal ontsluitend OV van belang. Investeringsprioriteiten: -
Versterking van de functie van RTHA voor vooral het zakelijk verkeer. Actuele knelpunten betreffen de landzijdige ontsluiting. De wegcongestie zal met de opening van de A4 Delft-Schiedam verbeteren. Een probleem blijft OV-ontsluiting; zoals gesteld kent RTHA door de excentrische ligging t.o.v. de OVhoofdstructuur te weinig vervoerwaarde. Op zekere termijn zal moeten worden nagedacht over mogelijke reconstructie en gedeeltelijke verplaatsing van luchthaven(-faciliteiten), zodanig dat de luchthaven en gerelateerde activiteiten beter kunnen uitbreiden en veel betere ontsluiting mogelijk is, bij voorkeur via de treinverbinding Rotterdam-Den Haag. Het gaat om majeure investeringen waarvoor tijdige planologische reserveringen nodig zijn.
-
Betere internationale ontsluiting van Den Haag, door hoogfrequente spoorverbindingen met zowel Schiphol als Rotterdam Centraal. Den Haag heeft ‘ingeleverd’ door de huidige HSL-exploitatie. De belangrijkste investering om dit euvel te verzachten is viersporigheid op het traject Delft-Rotterdam, zodat hoogfrequent op Rotterdam kan worden gereden. Beide steden profiteren. Extra spoor op het traject Delft-Rotterdam heeft hoge prioriteit op korte termijn
-
Op middellange termijn krijgt versnelling van het spoor van de MRDH richting Duitsland tot HSLkwaliteit prioriteit. Daarbij speelt de keuze tussen Rotterdam of Den Haag als eindstation. Beide steden zullen, hoe die keuze ook uitvalt, profiteren van snel spoor richting Duitsland als de railverbinding tussen beide steden volledig viersporig is. Hoe meer hoogfrequent de verbinding tussen de steden, hoe groter het draagvlak voor snel spoor naar Duitsland.
Betere internationale ontsluiting van de MRDH voor personenverkeer verlangt aldus een zorgvuldig gefaseerd investeringenpakket. Een volledig viersporige railverbinding tussen Rotterdam en Den Haag CS vormt de prioritaire eerste stap. Deze geeft tezamen met een ruimtelijk ontwikkelingsprogramma een basis voor latere opwaardering van het spoor naar Duitsland tot HSL-kwaliteit. Mogelijk geeft de ontwikkeling van de vervoers- en kennisas Rotterdam-Delft-Den Haag op termijn kansen voor ruimtelijke herstructurering van het RTHA areaal—wellicht in combinatie met een Technopolis en met landschapsontwikkeling—waardoor de luchthaven landzijdig beter wordt ontsloten. Zo’n integraal programma voor de as Rotterdam-Den Haag is een nationaal belang, waarin ook het Rijk voldoende zal moeten investeren om het nationale concurrentie- en verdienvermogen structureel te verbeteren.
Regionale bereikbaarheid Verbetering van verbindingen in combinatie met ruimtelijke (her-)ontwikkeling, rekening houdend met de bovenbeschreven dynamiek in woongedrag en economisch vestigingsgedrag, is ook het adagium voor investeringen in regionale bereikbaarheid. Met regionaal afgestemd ruimtelijk (her-)ontwikkelingsbeleid kan die dynamiek in goede banen worden geleid opdat haalbare business cases ontstaan. Investeringen in verbindingen dienen daarom in regionaal netwerkverband te worden geplaatst. De prioriteit voor gecombineerde ontwikkeling van ruimte en bereikbaarheid ligt bij een aantal zones binnen de MRDH: -
Kennisas Rotterdam-Delft-Den Haag-Leiden. Het indirecte maar grote belang van deze as voor internationale bereikbaarheid is zojuist besproken: volledige viersporigheid heeft prioriteit. De as kent over krap 20 km drie eminente ontwikkellocaties (Rotterdam CD, Den Haag Laakhaven en CS-zone), een klaarliggende ontwikkellocatie (Spoorzone Delft), een strategische toekomstlocatie (Technologiepark Delft) en twee belangrijke nevencentra: Schiedam en Rijswijk. Weinig metropolen in de wereld kennen zo’n parelketting aan kansen. Met hoogfrequente verbindingen zal de as zich als één uitgestrekt hoogstedelijk interactiemilieu ontwikkelen, vergelijkbaar en in relatie met de as Schiphol-Zuidas-A’dam CS. Dat is een nationaal belang. Voor internationale profilering en aantrekkingskracht op investeringen en talent is de as essentieel. Ook voor metropolitaanse integratie van arbeidsmarkten en draagvlak voor topvoorzieningen is de as cruciaal.
12
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
-
Oostelijke suburbane zone. De groen-suburbane zone ten noordoosten van de Kennisas, die reikt van Leidschendam tot en met Lansingerland, is een kansrijke suburbanisatiezone in de regio en geeft naast de Kennisas een sleutel voor metropoolvorming. Met Randstadrail is een ontsluitingsslag geslagen, maar die is op termijn niet voldoende. Noordoost-zuidwest dwarsverbindingen richting Delft en het Westland zijn beperkt. Met goed gefaseerd ruimtelijk ontwikkelingsbeleid voor de gehele zone kunnen drie vliegen worden geslagen: vergroting van de capaciteit van het gebied voor wonen en werken, verdere versterking van omgevingskwaliteit en aantrekkingskracht, en verbetering van verbindingen. De waarde van het gebied voor wonen geeft mogelijkheden voor goede business cases, mits goed gefaseerd wordt ontwikkeld. Bereikbaarheid zal hier ruimtelijke ontwikkeling moeten volgen: een investeringsprioriteit op termijn.
-
Westland, incluis de zuidelijke zone van Den Haag. Dit economisch belangrijke deel van de regio, ook belangrijk woongebied, is slecht met OV ontsloten. De wegontsluiting is niet optimaal maar verbetert. Ontsluiting wordt snel belangrijker: de pendel uit andere delen van de regio neemt toe, waaronder pendel van kenniswerkers die nodig zijn om het teeltcomplex op te waarderen. Hoogwaardig OV is van toenemend belang, maar voor het verkrijgen van voldoende vervoerwaarde zal eerst zal meer geconcentreerde ruimtelijke ontwikkeling van wonen en werken moeten plaatsvinden. Die ruimtelijke ontwikkeling kan plaatsvinden in relatie met gewenste herstructurering van het glasareaal.
-
Rijnmond Zuidflank, het gebied ten zuiden van de Maas dat reikt van de Drechtsteden tot en met Voorne-Putteninclusief. De bereikbaarheid naar en binnen deze uitgestrekte verstedelijkte zone, doorspekt met suburbane en groene kwaliteitsgebieden, is in grote delen problematisch voor zowel de auto als het het OV. Dit stelt het functioneren van de arbeidsmarkt en het grijpen van economische kansen in de zone op de proef. De Blankenburger tunnel en de MaVa Corridor zijn belangrijk voor goederenvervoer maar geven voor personenverkeer slechts beperkt soelaas. In combinatie met grote ontwikkellocaties, w.o. Stadionpark, Zuidplein en Stadshavens en verschillende locaties in de Drechtsteden, zijn betere en deels nieuwe, in- en externe verbindingen een investeringsprioriteit. Stedelijke verbindingen over de Maas kunnen mogelijk op twee plaatsen worden versterkt, ter hoogte van Stadionpark en Stadshavens, met stations Blaak en Schiedam als noordelijke aanhakingspunten. Aldus kan de Rotterdamse autoruit een pendant in het OV krijgen. Daarnaast kan de OVbereikbaarheid van het eiland Voorne-Putten een impuls gebruiken. Woon-, werk- en voorzieningencentra (zoals het Scheepvaart- en Transportcollege in Brielle) vormen een belangrijk onderdeel van de metropolitane agglomeratie.
Benutting: nieuwe technologie en mobiliteitsdiensten De mogelijkheden voor betere benutting van (multimodale) vervoerssystemen nemen toe door informatietechnologie, nieuwe mobiliteitsdiensten en de deeleconomie. Gestimuleerd door subsidiebeleid en regelgeving kunnen snelle ontwikkelingen in dit kader knelpunten in met name het wegennet verzachten en aldus investeringsruimte vrijspelen voor de bovenstaande prioriteiten. Het zwaard van gericht stimuleringsbeleid snijdt aan twee kanten, want nieuwe mogelijkheden geven een ook markt voor nieuw en kansrijk ondernemerschap. Bovendien kunnen nieuwe mobiliteitsdiensten worden gekoppeld aan een smart grid van energie en informatie dat gaandeweg zal kunnen worden ontwikkeld in de MRDH (waarover meer in paragraaf 8 van deze notitie). Voor de verdere toekomst kunnen zelfsturende en gedeelde systemen voor individueel vervoer een revolutionaire rol gaan spelen: een fundamentele individualisering en flexibilisering van openbaar vervoer. Investeringen en flankerend beleid zullen zich in eerste instantie op experimenteerruimte richten. Of er een moment komt voor grotere voorwaardenscheppende investeringen valt te bezien.
13
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
7. Investeren in economische vernieuwing Omslag naar brainportinvesteringen Investeringen in economische structuurversterking zijn de afgelopen decennia sterk gericht op clusterspecifiek goederenvervoer: het Mainportbeleid, waaronder de bouw van de Betuwelijn en Maasvlakte II. De MaVa corridor en Westelijke Oeververbinding vormen een sluitstuk daarvan. De goederenbereikbaarheid is op mondiaal concurrerend niveau gekomen. De economische structuurversterking zal zich de komende decennia meer kunnen richten op vernieuwing, op de regio als kenniseconomie ofwel brainport. Zo’n omslag stimuleert het bedrijfsleven tot ondernemerschap en investeringen in nieuwe technologie, producten, diensten en markten. Dat is niet alleen voor technologiesectoren van belang maar ook voor main- en greenportsectoren in de MRDH en de maritieme investeringsgoederensector in de Drechtsteden. De infrastructuur, de World Port City en de greenport moeten slimmer worden en evolueren naar de next economy en een Internet of Things. Op het vlak van kennisontwikkeling staat de MRDH sterk met toonaangevende universiteiten en researchcentra. De economische stimulering zal gericht dienen te zijn op kennisvalorisatie, ondernemerschap, ontwikkeling van geavanceerde diensten, onderwijs en vakmanschap, het functioneren van de arbeidsmarkt en aantrekkingskracht op menselijk talent. Technologische incubatie en opschaling, kruisbestuiving (cross-overs) tussen economische clusters en het aantrekken en vasthouden van ondernemend talent vragen bijzondere aandacht. Structuurversterking van de kenniseconomie is niet alleen een zaak van investeringen maar ook een kwestie van organiserend vermogen. Dat vermogen is niet zwak, en regionale initiatieven als Yes, RCI en Innovation Quarter versterken het. Op dat fundament kan verder worden gebouwd met gerichte investeringen in vestigingsklimaat voor vernieuwende activiteit. Twee soorten van vestigingsmilieus hebben daarbij prioriteit: milieus voor incubatie en opschaling van nieuwe producten en processen, en milieus voor geavanceerde kennisdiensten ofwel interactiemilieus.
Incubatie en opschaling voor nieuwe producten en processen Toepassing en opschaling van nieuwe kennis en technologie is cruciaal voor de regionale exportsectoren, waaronder de main- en greenportclusters en de investeringsgoederenindustrie. De opdracht is een vestigingsklimaat te scheppen dat bestaande en nieuwe spelers stimuleert en internationale investeerders en ondernemend talent trekt. Zo’n klimaat vergt fysieke voorinvesteringen. Investeringsprioriteiten hebben vestigingsmilieus voor incubatie en voor opschaling. -
Incubatiemilieus. Incubatie is de eerste toepassing van kennis en technologie voor nieuwe producten en processen. Campusmilieu, met nabijheid van kennisinstellingen en ondernemers zijn bevorderlijk voor innovatie en kunnen internationaal in de markt worden gezet voor investeerders, ondernemers en talent. Het succes van Brainport Zuidoost Brabant steunt mede op het concept. In de MRDH is het concept zwak ontwikkeld, de biotechnologische campus Leiden niet meegerekend. Er is een aanzet tot campusontwikkeling in Delft en er zijn plannen voor andere campussen. Het structuurbeleid kan worden ingezet op campusontwikkeling die mondiaal kan worden geprofileerd. Daartoe lenen zich een drietal campusinitiatieven in de regio: de Technopolis Delft, de RDM campus en Stadshavens, en de Haagse campus van de Universiteit Leiden. De Technopolis Delft kan daarbij, gezien het karakter van de TuDelft en de ontwikkelruimte in Delft-Zuid, de belangrijkste plek worden voor technologisch geavanceerde incubatie. Fysieke voorinvesteringen op de drie campussen, in faciliteiten en ontsluiting, zullen gepaard moeten gaan een krachtige organisatiestructuur en internationale marketing. Daarnaast licht een stimuleringsfonds voor kleinschaliger campusontwikkeling in de regio, waaronder een greenportcampus, in de rede.
14
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
-
Opschalingsmileus en ‘Field Labs’. Opschaling van laboratorium naar (proef-)fabriek vergt experimenteerruimte (waaronder regelvrije ruimte) en gemeenschappelijke voorzieningen. Met name de Stadshavens en RDM campus kunnen zich ontwikkelen en internationaal profileren als inspirerend experimenteermilieu waar bedrijven ook snel kunnen doorgroeien bij succes. Waar kan beter worden gespeeld met zelfvliegende, -varende en -rijdende machines? Zo’n ontwikkeling zal ook inspirerend werken voor jongeren en het beroepsonderwijs. Dit alles vergt voorinvesteringen en organisatie. Gebiedsmarketing zal het vrije karakter moeten benadrukken, eerder dan een thema als klimaat of energie. Alles mag, en daar gaat het om. Daarnaast kan procesindustriële beproeving en opschaling plaatsvinden in de nieuwere haven- en industriegebieden, en teelt-technologische opschaling in Westland, waarbij privaat initiatief leidend zal zijn. In deze gebieden wordt al geëxperimenteerd met Field Labs, installaties en andere voorzieningen voor de beproeving van nieuwe producten en processen waar verschillende partijen gebruik van kunnen maken. Hoge R&D kosten kunnen worden gedeeld; innovatie wordt gestimuleerd. Het Field Lab concept verdient daarom waar mogelijk versterking binnen de MRDH en ook voor de investeringsgoederenindustrie in de Drechtssteden.
Interactiemilieus voor geavanceerde kennisdiensten Voor leiderschap in de next economy en een aantrekkelijk internationaal investeringsklimaat is een breed complex van geavanceerde kennisdiensten en regiefuncties, waaronder hoofdkantoren, onontbeerlijk. Rotterdam en Den Haag kennen zekere speerpunten in maritieme en technische kennisdiensten (w.o. ingenieurs- en architectenbureaus), groothandel, verzekering en juridische activiteit, maar het palet kan breder en de specialisaties kunnen sterker worden. Sectorspecifiek, direct op bedrijven gericht stimuleringsbeleid is voor deze activiteiten niet aan de orde; ook het fiscale instrument dat Nederland lang heeft gehanteerd voor het corporate complex is eindig. Indirect en mensgericht stimuleringsbeleid, gericht op kennis en onderwijs, bereikbaarheid en een internationaal erkend werk-, woon- en verblijfsklimaat, is daarentegen essentieel. Naast de reeds besproken prioriteiten voor bereikbaarheid zijn er twee specifieke investeringsprioriteiten:
-
Hoogwaardige, functiegemengde zakencentra. Een belangrijkste locatiefactor voor geavanceerde dienstverleners is wervingskracht van de vestigingsplek in de omliggende arbeidsmarkt voor kenniswerkers. Een goede ligging van de vestigingslocatie is cruciaal in de battle for talent. Om die reden vestigen kennisdiensten zich in toenemende mate op hoofdknopen van multimodaal vervoer, waarbij vooral hoogfrequente interstedelijke spoorverbindingen zwaar tellen. Rotterdam Central District en het Haagse Central Innovation District (Beatrixkwartier) zijn kernlocaties die de regio in die strijd werpt, gericht op de Randstedelijke arbeidsmarkt. Publieke investeringen in de verblijfskwaliteit van die locaties zijn belangrijk.
-
Interactiemilieus voor kennis en creativiteit. De next economy steunt sterk op kenniswerkers en creatieve activiteit, waarbij interpersoonlijke netwerken van groot belang zijn. Werken, netwerken en ontspannen smelten daarbij steeds meer samen, bij voorkeur in functiegemengde hoogstedelijke milieus. Deze milieus vormen bijenkorven waarin kruisbestuivingen plaatsvinden, met grote aantrekkingskracht op talent. Onder meer Rotterdam Central District, Stadshavens, Kop van Zuid, de Binckhorst en Spoorzone Delft hebben de potentie om zich in deze richting te ontwikkelen. De daartoe benodigde investeringen zullen niet altijd volledig door marktpartijen kunnen worden opgebracht.
15
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
8. Investeren in toonaangevende duurzaamheid Slimme strategie Verduurzaming en vergroting van de veiligheid van productie, vervoer, consumptie en de leefomgeving, waaronder het klimaat, is een wereldwijde uitdaging waar de MRDH een toonaangevende rol kan spelen. Regio’s worden vaak toonaangevend in opkomende activiteiten bij een gelukkige match tussen de lokale economische structuur en de lokale vraag en lokale uitdagingen. Lokale oplossingen geven een springplank naar mondiale markten als uitdagingen ook elders (gaan) spelen. Dit strategische principe kan leidend zijn voor structuurbeleid voor duurzaamheid en veiligheid. Beleid speelt op die terreinen een geprononceerde rol omdat de betreffende uitdagingen en behoeften, zowel lokaal als elders in de wereld, sterk door regulerend, stimulerend en investerend beleid worden bepaald. Al deze omstandigheden geven de MRDH wind in de zeilen. De economische structuur zit mee, lokale uitdagingen en organiserend vermogen zitten mee en het Haagse (non-)gouvernementele complex kan een partij meeblazen in internationale beleidsvorming en afstemming. Internationaal georiënteerde economische strategie, die zo succesvol heeft uitgepakt voor de nationale handelsfunctie, kan ook werken voor duurzaamheid en veiligheid. Er gebeurt al veel, waaronder o.a. het Rotterdam Climate Initiative (RCI 2013), de Clean Tech Delta en de Haagse Security Delta. Om kansen te scheppen en te benutten is echter nog werk aan de winkel. Het vernieuwingsvermogen in de economische (aanbod)structuur is te beperkt. De reeds besproken strategie voor economische vernieuwing is ook voor duurzaamheid en veiligheid essentieel. Daarnaast liggen aan vraagzijde knelpunten. Investeringen in duurzaamheid en veiligheid, waaronder energietransitie, komen in de regio noch elders gemakkelijk van de grond. Onzekerheid over technologie en standaarden (wat gaat het worden?) en gebrekkige beleidsafstemming verhinderen internationale marktvorming. Knelpunten en onzekerheden, gepaard aan grote toekomstkansen, vergen een beleidsmix: enerzijds experimentatie en ‘strooigeld’, anderzijds doorpakken en risico nemen met grotere investeringen. Wie niet waagt die niet wint. Structuurversterkend investeringsbeleid speelt aldus aan aanbod en vraagzijde een rol en telt zwaar. Dat geldt ook voor flankerend organiserend, stimulerend en regulerend beleid, op lokaal en internationaal niveau.
Experimentatie: laat 1000 bloemen bloeien Een vernieuwend economisch klimaat verlangt aanbodstimulering (o.a. in campussen) en een lokale vraag die open staat voor experiment. Welke technieken uiteindelijk winnen is vaak onzeker. Het is uit oogpunt van structuurversterking verstandig om nieuwe en nog onbewezen toepassingen te stimuleren. Toepassing van standaardtechniek voor bijvoorbeeld woningisolatie moet het zonder subsidie kunnen stellen. Een adagium ‘laat 1000 bloemen bloeien’ in duurzaamheids- en energiebeleid geeft de regio aantrekkingskracht op innovatieve ondernemers en vernieuwingsgerichte gebruikers. Zo’n klimaat verlangt ondernemende (campus-)milieus, field labs en publiek ‘strooigeld’. Beleid kan zich daarnaast richten op informatievoorziening en netwerkvorming, makelen en schakelen binnen en tussen economische en maatschappelijke sectoren en tussen aanbod en vraag—op dat vlak gebeurt overigens al veel. Daarbij verdient vraagarticulatie, het organiseren van netwerken van gebruikers van nieuwe technieken om drempels voor o.a. financiering weg te nemen, extra aandacht. Tenslotte kan ook deregulering kan innovatie uitlokken; niet alles kost publiek geld. Krijgen Google en Tesla ruimte om zelfrijdende auto’s in de regio te laten rijden? De (wereld-)markt pikt de winnaars. Doorpakken: op naar een regionaal ‘smart grid’ Desalniettemin kan op één essentieel punt, de fysieke infrastructuur voor energie, met publieke investeringen en subsidie, krachtig worden doorgepakt en zeker risico genomen. Een fundament voor de next economy is het Internet of Things (IoT): slimme, algemeen toegankelijke en onderling gekoppelde netwerken voor goederen, energie, reststoffen en informatie. Het gaat deels om commons: de
16
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
infrastructuur voor het IoT dient algemeen toegankelijk te zijn en dat rechtvaardigt publieke middelen. Door haar economische en stedelijke massa en door de vanwege haar economische structuur buitengewone productie en consumptie van energie verkeert de MRDH als vrijwel geen andere stadsregio in uitgelezen positie voor een slag op dat vlak. Daarmee kan de regio krachtig concurrentievoordeel creëren—vergelijkbaar (en nadrukkelijk ook te relateren met!) de havens en mainportstrategie. Kansrijke onderdelen voor een IoT worden door private investeerders reeds ontwikkeld, waaronder slimme gas- en electranetten door o.a. Eneco. Een mogelijk belangrijk onderdeel kan de Warmterotonde vormen, met een eerste traject van warmteproducent Europoort naar warmtegebruiker Westland. Of zo’n grote individuele investering inzet van publiek investeringsgeld rechtvaardigt moet maatschappelijke kostenbaten analyse uitwijzen. Voor structuurversterkend investeringsbeleid is het in ieder geval essentieel dat dit soort investeringen passen in een bredere visie op koppeling van netten in een echt regionaal IoT. Criteria die kunnen gelden bij de afweging van publieke investeringsmiddelen zijn dan niet alleen directe kosten en opbrengsten maar ook mogelijke exporteerbaarheid van de techniek en de effecten op regionale vernieuwingskracht en het internationale investeringsklimaat. Dat laatste is extra belangrijk omdat de regio voor een toonaangevende rol in duurzaamheid en het IoT ook kennis en private investeerders van elders wil aantrekken, onder andere van Amerikaanse reuzen in informatie- en vervoerstechnologie. Binnen het kader van een bredere IoT strategie zullen specifieke investeringen zoals een Warmterotonde wellicht ook eerder een goede business case krijgen. Temeer reden om zo’n brede infrastructurele verduurzamingstrategie te vormen.
Regionale en internationale orkestratie Voor het IoT, en duurzaamheid en veiligheid in het algemeen, zijn regionale en internationale beleidsafstemming en standaardisering cruciaal. Dat verlangt strategische dwarsverbanden tussen regionale initiatieven zoals het Climate Initiative en de Security Delta, dwarsverbanden in gemeentelijk stimulerings- en aankoopbeleid, krachtige verbanden tussen de regio en het Rijk, tussen verschillende beleidsterreinen zoals economisch beleid, verkeer en vervoersbeleid en ruimtelijk beleid, en tenslotte maar niet tenminste actief beïnvloeden en profiteren van beleid en middelen op EU-niveau, waaronder de Juncker-gelden. Bestuurlijk organisatie- en lobbyvermogen, met korte lijnen naar het Rijk, de EU, het bedrijfsleven en grote internationale investeerders zijn essentieel. Die noodzakelijke ‘spaghetti’ verloopt gesmeerd bij een duidelijk gemeenschappelijk doel en strategie. Het Haagse institutionele complex kan goede diensten bewijzen. Het Rijk is essentieel: zij zal de grootste publiek-investerende partij kunnen zijn. Er is immers een duidelijk een nationaal belang. Gelijk hebben is echter nog geen gelijk krijgen.
17
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
9. Investeren in attractiviteit van stad en land Battle for talent Menselijk talent, in ondernemerschap en vakmanschap, staat aan de basis van economische kracht en vernieuwing. Dat wordt alleen maar sterker op weg naar de next economy. Talent wordt ook steeds meer mobiel; vooral de jongvolwassen en hoogopgeleide generatie verhuist steeds meer van de ene naar de andere regio en van het ene naar het andere land. Steden en regio’s concurreren derhalve om deze groep en die concurrentie is hevig (Tordoir e.a. 2015). Grote stadsregio’s zijn in trek, maar dat geldt minder voor de MRDH dan voor bijvoorbeeld de noordvleugel van de Randstad en veel buitenlandse concurrenten. Er ligt hier derhalve een flinke opgave voor de MRDH. Uiteraard speelt de onderwijs- en kennisinfrastructuur van een regio een belangrijke aantrekkende rol. De MRDH heeft instellingen die jonge talenten van over de gehele wereld aantrekken. Die trekkracht is essentieel en kan waar mogelijk verder worden versterkt. De kernopgave ligt echter vooral bij het vasthouden van talent na het afstuderen en bij het aantrekken van afgestudeerd talent van elders want juist daar ligt een relatieve zwakte van de regio. Vooruitzichten op een carrière en op succesvol ondernemerschap in de regio spelen een grote rol. Versterking van de economische aanbodstructuur, vooral door vernieuwing, levert dus ook grotere aantrekkingskracht op talent—er speelt een wisselwerking. Toch is dit nog niet voldoende. Mensen die veel te kiezen hebben, en dat geldt voor veel talenten en succesvolle vakmensen, kiezen hun woonplek niet alleen met het oog op de arbeidsmarkt maar ook met het vizier op de kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Bij de kwaliteit van dat klimaat in de MRDH kan een tandje worden bijgezet. Versterking van de kwaliteit van het stedelijke en landschappelijke woon- en leefklimaat is uiteraard een breed algemeen belang; alle inwoners profiteren min of meer. Die kwaliteit vergt altijd min of meer grote publieke investeringen. Op zich is dat geen reden om daar ook middelen voor economische structuurversterking aan te besteden. Voor die laatste investeringen gaat het om aantrekkingskracht op mensen die nodig zijn voor een sterke en vernieuwende economie, voor verdienvermogen. Vanuit dit specifieke oogpunt zijn er ook specifieke investeringsprioriteiten in de kwaliteit van de leefomgeving. Het zal met name bij woonmilieus om voorinvesteringen gaan: uiteindelijk zal de business case door o.a. grond- en belastingopbrengsten kloppend dienen te zijn. Uiteraard spelen de conjunctuur, de woningmarkt en de financiële markten een uiterst belangrijke rol waar bij besluiten over feitelijke investeringen nauwgezet rekening moet worden gehouden; dat spreekt voor zich. Drie types van woon- en verblijfsmilieus zijn daarbij van extra belang.
Hoogstedelijke milieus Zoals eerder besproken is hoogstedelijk wonen en recreëren vooral onder de jongste generatie hoogopgeleiden sterk in opkomst. Kennisbedrijven en instellingen volgen die groep en nestelen zich ook in toenemende mate in hoogstedelijke locaties, op en nabij hoofdknopen van intercityverbindingen. Opkomend als woonmilieu voor de groep zijn ook ‘spannende’ stedelijke transitiezones, zoals Katendrecht in Rotterdam en het zuidelijke Regentessekwartier (Rond de Energiecentrale) in Den Haag. Door de kapitaal- en vooral leenkracht kracht van deze groep ontwikkelen die woonmilieus zich vooral vanzelf, met privaat kapitaal. Binnenstedelijke vernieuwing en transformatie nemen dan ook een vlucht. Stimulerend structuurbeleid is vooral belangrijk in regulerende zin—waaronder planologisch beleid—meer dan in publiek investerende zin. Structuurversterkende (voor-)investeringen zijn op hun plaats in zeer dichte woon- en werkcentra, de reeds genoemde interactiemilieus zoals het RCD en het Beatrixkwartier. Daarnaast zijn structuurversterkende (voor-)investeringen belangrijk in bijzondere stedelijke vestigings- en recreatiemilieus, waaronder de Rotterdamse Kop van Zuid en het Museumkwartier, de Haagse
18
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
Internationale Zone en Scheveningen-Strand en Bad. Deze milieus versterken het toerisme en zijn extra belangrijk voor de internationale naamsbekendheid en het profiel van de steden. Het belang van de toerist die later terugkeert als student of als kenniswerker wordt vaak onderschat.
Suburbane milieus De binnenstedelijke investeringsopgave is nog altijd stevig, maar de kwaliteit van de grote binnensteden in de MRDH is de laatste decennia wel met grote sprongen vooruit gegaan. Dat geldt veel minder voor suburbane kwaliteiten in de regio. Een aanzienlijk deel van de voor het verdien- en innovatievermogen benodigde talent, ondernemerschap en vakmanschap zoekt juist suburbane woonmilieus, zeker als kinderen in het spel zijn. Die groep neemt niet af in omvang, maar kiest wel steeds meer tussen verschillende stedelijke regio’s. Ook hier speelt dus concurrentie, en juist hier kent de MRDH een stevige achterstand ten opzichte van concurrerende regio’s. De totale omvang, in oppervlakte en aantal woningen, van kwalitatief goede groen-suburbane woonmilieus in de MRDH beslaat niet veel meer dan de helft van dat van de noordvleugel van de Randstad, terwijl de bevolking van beide gebieden elkaar ongeveer in evenwicht houdt. Gevolg is dat werkgevers in de MRDH eerder een beroep moeten doen op pendelaars van ver. Dat knaagt aan hun concurrentiepositie op de arbeidsmarkt. Dat te redresseren is ook een nationaal belang: pendel van ver vraagt veel publiek geld in infrastructuur. De omvang van groen-suburbane kwaliteitsmilieus in de MRDH moet groter worden en de kwaliteit van bestaande milieus moet omhoog. Dat vergt omvangrijke voorinvesteringen in bereikbaarheid, voorzieningen en groen. Prioriteit hebben daarbij de ‘groene zone’ van Leidschendam tot en met Lansingerland, delen van het Westland en delen van de zuidflank van de Rijnmondregio. De groene zone heeft daarbij de grootste aantrekkingskracht vanwege de centrale ligging in de MRDH, met dien verstande dat de ontsluitende infrastructuur wel verdere verbetering behoeft. Deze drie gebieden hebben momenteel een versnipperde structuur. Verdere ontwikkeling en kwaliteitsverbetering van deze gebieden vergt in ieder geval zonebrede ruimtelijke structuurvisies, waarin groene longen en recreatiegebieden en ook de ontsluitingsstructuur bijzondere aandacht verdienen. Voor deze gehele zones ligt een zone-brede, gemeentegrensoverschrijdende grondexploitatie voor de hand.
Landschappelijke milieus Een zwakke stee van de MRDH zijn ook de landschappen, en dan met name de grote versnippering en slechte bereikbaarheid daarvan. Hoogwaardige landschappen en kustzones geven het regionale woonklimaat voor kenniswerkers aanzienlijke extra aantrekkingskracht. Dat geldt in het bijzonder voor technisch georiënteerde kenniswerkers die gezien de economie en ambitie van de regio extra gewicht in de schaal leggen. Landschap rond de steden en suburbs krijgt bovendien steeds meer waarde gezien de opkomst van kennisintensieve en culturele ‘cottage industries’, ‘slow food’, en toerende recreatie en toerisme, op het water en op de fiets. De MRDH kent een bijzondere reeks van natuur- en cultuurlandschappen en oude kernen, en uiteraard de kustzone. De opgave ligt vooral in het terugdringen van de sterke versnippering, het creëren van doorlopende routes, betere ontsluiting naar woongebieden en verhoging van lokale verblijfskwaliteit. Adriaan Geuze van bureau West8 geeft helder en precies de algemene kansen prioriteiten aan voor landschapsontwikkeling en ontsluiting: de kustzone Den Haag-Hoek van Holland, de groene long van Valkenburg tot het Haagse Bos, de Vlietzone, de Schiezone en het Delfland, de groene long van de Zuidplas tot aan Zoetermeer met de Rottemeren en tenslotte maar niet tenminste de groene long van de eilanden IJsselmonde en Voorne-Putten (West8, 2015). De lijst is groot maar de benodigde investeringen niet noodzakelijkwijs altijd omvangrijk. Met acupunctuur, zoals beter waterbeheer voor de Rottemeren, kunnen al; flinke slagen worden gemaakt. Met het oog op economische structuurversterking kan echter wel de prioriteit worden gelegd bij landschapsontwikkeling in het gebied tussen Den Haag en Rotterdam. Er spelen daarbij drie overwegingen: dit gehele gebied heeft een essentiële schakelfunctie voor de samensmelting van de MRDH tot een optimaal functionerende metropoolregio; door het gebied loopt de Kennisas als
19
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
ruggengraat voor economische structuurversterking en landschapsontwikkeling hier ondersteunt de (business case voor) verdere versterking van het centraal gelegen suburbane woon- en werkklimaat in de MRDH. De Kennisas zal profiteren van opwaardering en ontsluiting van de Schie- en Vlietzone en het Hof van Delfland. Met goed gekozen ruimtelijk structuurbeleid kan andersom de stedelijke ontwikkeling van die zone, incluis Technopolis Delft, bijdragen aan de kwaliteit van het omliggende landschap. Tenslotte kan ook een op termijn ook een relatie worden gelegd met de mogelijk noodzakelijke reconstructie van het RTHA areaal en de ontsluiting daarvan. Wat betreft landschapsontwikkeling in de suburbane zone kan tenslotte een relatie worden gelegd met grondexploitaties voor wonen en met de noodzakelijke herstructurering en modernisering van delen van het omvangrijke glasareaal in de regio. Dit vergt veel kennis en kunde bij (her-)ontwikkelende partijen. Een doelgericht gemeenschappelijk ontwikkelingsbedrijf zou hier goede diensten kunnen bewijzen.
20
Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir
Bronnen
APPM, Ecorys & Goudappel Coffeng (2014), Trends, ontwikkelingen en contouren opgaven Internationale connectiviteit Zuidelijke Randstad BO MIRT (2013), Adaptieve agenda Zuidelijke Randstad 2040. Bestuurlijk Overleg MIRT Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (2014), Agenda Economisch Vestigingsklimaat Manshanden, W. (2014), ‘De overheid in de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag: agglomeratie, innovatie en kapitaal’. In: Tordoir, P.P. e.a., Metropoolvorming: kansen en opgaven. Reflecties uit de wetenschap. Den Haag: Metropoolregio Rotterdam-Den Haag, pp11-23 Oort, F. Van, E. Meijers, M. Thissen, M. Hoogbrugge & M. Burger (2015), De concurrentiepositie van Nederlandse steden. Den Haag: Platform 31 RCI (2013), RCI Actieplan Energie. Rotterdam: Rotterdam Climate Initiative Rifkin, J. (2014), The Zero Marginal Cost Society. New York: Palgrave McMillan SER (2015), Uitvoeringsagenda Energieakkoord 2015. Den Haag: Sociaal Economische Raad Slot, A. van der, B. van Dongen, J. Althoff, W. Van den berg & R. Ponds (2013), Zuidvleugel, de topregio van Nederland. Naar een nieuwe economische agenda Zuidvleugel 2010-2020. Roland Berger Tordoir. P.P. (2015), Mobiliteit in de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag. GIS-analyse van verkeersbewegingen en verhuizingen. Amsterdam: Ruimtelijk Economisch Atelier Tordoir Tordoir, P.P., A. Poorthuis en P. Renooy (2015), De veranderende geografie van Nederland. De opgaven op mesoniveau. Den Haag: ROM West8 (2015), Landschap als vestigingsfactor in de MRDH. Den Haag: Metropoolregio Rotterdam-Den Haag Vervoersautoriteit Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (2013), Strategische Bereikbaarheidsagenda
21
Algemeen bestuur Vergadering: Agendapunt:
7 oktober 2015 10
Onderwerp Voorgesteld besluit
Samenwerking met de provincie Zuid Holland Kennisnemen van de stand van zaken en instemmen met de beschreven route voor het vervolgproces.
Korte motivering
Op 8 september jl. hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid Holland en het dagelijks bestuur van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) inhoudelijke samenwerkingsafspraken gemaakt over een achttal projecten. In het algemeen bestuur van 3 juli jl. was hier een vooraankondiging van gedaan. Op ambtelijk niveau worden werkgroepen ingericht voor de acht projecten. De bestuurlijke duo’s komen binnenkort bijeen. In de volgende bijeenkomst van het algemeen bestuur wordt de voortgang van de projecten gemeld. Voorgesteld wordt dat Gedeputeerde Staten en het bestuur van de MRDH voortaan twee keer per jaar bijeenkomen. Daarnaast wordt gezocht naar aanvullende mogelijkheden voor ontmoetingen tussen bestuurders maar ook Statenleden en raadsleden.
Financiële gevolgen P&O aspecten Juridische aspecten Bijlagen Gevolgde procedure
Verdere procedure Openbaar besluit Wet. bekendmaking Persbericht Andere publiciteit
n.v.t. n.v.t. n.v.t. Brief aan de gemeenteraden en Statenleden Adviescommissie n.v.t. Bestuurscommissie BC EV: 10 september 2015 BC Va: 21 september 2015 Zienswijze n.v.t. Dagelijks bestuur 23 september 2015 Anders, te weten n.v.t. n.v.t. Ja Nee Nee n.v.t.
Opsteller Telefoonnummer Datum Secretaris-generaal
Peter Stehouwer 088 5445 100 23 september 2015
Algemeen bestuur Vergadering: Agendapunt:
7 oktober 2015 11
Onderwerp Voorgesteld besluit
MRDH van, voor en door 23 gemeenten Kennis te nemen van de aanbevelingen om het uitgangspunt ‘MRDH, van, voor en door de 23 gemeenten’ verder te versterken en te bespreken hoe deze aanbevelingen in gezamenlijkheid opgepakt kunnen worden.
Korte motivering
Bij de oprichting van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) is als uitgangspunt gekozen ‘De MRDH, van, voor en door de 23 gemeenten’. Het directieteam MRDH heeft aan de ABD-Interim (onderdeel van de Rijksdienst) in de persoon van Bertine Steenbergen gevraagd om mee te denken over en mee te werken aan het versterken van dit uitgangspunt. Het algemeen bestuur is eerder over dit traject geïnformeerd. De afgelopen periode is gesproken met wethouders, raadsleden, burgemeesters, gemeentesecretarissen, griffiers en verschillende groepen ambtenaren, waaronder de bestuursadviseurs. De meeste gesprekken zijn bilateraal gevoerd, een aantal groepsgewijs, zoals bijvoorbeeld in een informele denktank. De bevindingen geven inzichten en aandachtspunten die om aandacht of actie vragen. Het eindrapport wordt op korte termijn afgerond. Het rapport eindigt met aanbevelingen aan de MRDH als geheel, het netwerk van 23 gemeenten en haar gemeenschappelijke organisatie. De hoofdlijnen van de aanbevelingen zijn: 1. Benoem explicieter wat het samenwerkingsmodel is 2. Ontwikkel een eenduidige missie en visie en werk dit uit tot een heldere lange termijn strategie 3. Optimaliseer het samenspel van de formele organisaties 4. Investeer in het informele netwerk 5. Zorg voor een betere balans tussen de verschillende belangen 6. Creëer meer gelegenheid voor effectieve en efficiënte betrokkenheid van de raden 7. Vernieuw de werkwijze en investeer in communicatie 8. Breidt het netwerk uit naar het bedrijfsleven, de inwoners, kennisinstellingen en de collega-overheden 9. Leer van elkaar en van anderen Ter vergadering zal een nadere toelichting worden gegeven op de uitkomsten van de gesprekken en op de aanbevelingen
Financiële gevolgen P&O aspecten Juridische aspecten Bijlagen Gevolgde procedure
Verdere procedure Openbaar besluit Wet. bekendmaking Persbericht Andere publiciteit
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Adviescommissie Bestuurscommissie Zienswijze Dagelijks bestuur Anders, te weten
n.v.t. n.v.t. n.v.t. 23 september 2015 In het coördinatorenoverleg van 28 september zullen de hoofdlijnen ook besproken worden. Het gezamenlijk oppakken van de aanbevelingen. Ja Nee Nee n.v.t.
Opsteller Telefoonnummer Datum Secretaris-generaal
Peter Stehouwer 088 5445 100 23 september 2015