1. ONDERWIJS‐ EN EXAMENREGELING OPLEIDINGSDEEL BKM Vastgesteld door de directeur van de Academie voor Management & Human Resources op 15‐07‐2014. Instemming door de Academieraad op 15‐07‐2014.
1.1.
Preambule Iedere opleiding is wettelijk verplicht een Onderwijs‐ en Examenregeling (OER) te hebben. Deze regeling bevat adequate en heldere informatie over de opleiding en de geldende procedures en rechten en plichten met betrekking tot het onderwijs en de examens. De OER maakt deel uit van het Studentenstatuut deel 2.
De OER wordt jaarlijks vastgesteld door de directeur van de faculteit waar de opleiding toe behoort en geldt voor de duur van één studiejaar. Een OER van een vorig studiejaar is dan ook niet meer geldig in een nieuw studiejaar. Er wordt voorzien in overgangsmaatregelen als er zaken voor de zittende studenten worden gewijzigd. Deze overgangsmaatregelen zijn apart beschreven in de OER. De OER is opgesteld vanuit het oogpunt van de student. Met uitzondering van de bepalingen op het gebied van onderwijs en studiebegeleiding geldt de OER echter ook voor extraneï. Waar ‘student’ staat, kan in voorkomende gevallen dus ook ‘extraneus’ worden gelezen. Omwille van de leesbaarheid wordt de student in de OER aangeduid met ‘hij’. Waar in de OER ‘hij’ staat, wordt eveneens ‘zij’ bedoeld. Deze OER is beschikbaar in digitale vorm op Studentennet. Een papieren versie ligt ter inzage bij het Faculteitsbureau.
1.2.
Begripsbepalingen In deze Onderwijs‐ en Examenregeling wordt verstaan onder: Academie Een opleiding of een groep van opleidingen onder leiding van een academiedirecteur. Academiedirecteur De functionaris die leiding geeft aan een academie. Academieraad Medezeggenschapsorgaan op academieniveau; in de WHW deelraad genoemd (artikel 10.25, WHW). Associate degree‐ Een programma binnen een opleiding met een studielast van ten minste 120 studiepunten dat leidt tot het behalen van de graad Associate degree programma (artikel 7.19a WHW). (Ad‐programma) Basisminor Een onderwijseenheid van 15 studiepunten ter invulling van de minorruimte, waarvoor geen ingangseisen gelden. College van Beroep Het College van Beroep voor de Examens van de Haagse Hogeschool als voor de Examens bedoeld in artikel 7.60, WHW (zie ook het Reglement College van Beroep voor de Examens in het Studentenstatuut deel 1). College van Bestuur Het bestuur van de hogeschool zoals bedoeld in artikel 10.2, WHW en in artikel 1.1, onder j, WHW. Competentie Een geïntegreerd geheel van kennis, vaardigheden, inzicht en houding, dat nodig is om in een beroepscontext beroepsproducten te realiseren die aan de geldende kwaliteitseisen voldoen. Deeltijdopleiding Een opleiding die zodanig ingericht is dat rekening is gehouden met de mogelijkheid dat de student ook in beslag wordt genomen door andere werkzaamheden dan onderwijsactiviteiten. Deze werkzaamheden kunnen worden aangemerkt als onderwijseenheden (artikel 7.27, WHW). Duale opleiding Een opleiding waarin het volgen van onderwijs (onderwijsdeel) gedurende een of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening (praktijkdeel) in verband met dat onderwijs (artikel 7.7, lid 2, WHW). De beroepsuitoefening vindt plaats op basis van een overeenkomst gesloten door de opleiding, de student en de werkgever (artikel 7.7, lid 5, WHW). Examen Het examen is afgelegd indien de toetsen van de tot een opleiding of propedeutische fase van een opleiding behorende onderwijseenheden met goed gevolg zijn afgelegd, voor zover de examencommissie niet heeft bepaald dat het examen tevens omvat een door haar zelf te verrichten onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus (artikel 7.10, lid 2, WHW). Onderscheiden worden het propedeutisch examen, waarmee de propedeutische fase wordt afgesloten, en het afsluitend examen, waarmee de opleiding wordt afgesloten. Examencommissie Het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs‐ en examenregeling stelt aan kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad (artikel 7.12, lid 2, WHW). Indien de examencommissie heeft besloten dat de toetscommissie bepaalde taken namens haar uitvoert, dient, voor zover het deze taken betreft, ‘toetscommissie’ gelezen te worden waar in deze regeling ‘examencommissie’ vermeld staat. Examinator Persoon, aangewezen door de examencommissie, die belast is met het afnemen van toetsen en het vaststellen van de uitslag daarvan. (artikel 7.12c, lid 1, WHW). Excellentieprogramma Een programma binnen een opleiding met een omvang van ten minste 30 studiepunten bovenop de studielast van het reguliere bachelorprogramma, waarvoor vooraf vastgestelde selectie‐criteria gelden. Extraneus Degene die door de hogeschool is ingeschreven als extraneus en die volgens artikel 7.36, WHW uitsluitend het recht heeft om de toetsen van de onderwijseenheden behorende tot de opleiding, alsmede de examens behorende tot de opleiding af te leggen en in principe recht heeft op toegang tot de inrichtingen en verzamelingen van de hogeschool (zoals de bibliotheek).
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.2
Fraude
Functiebeperking
Getuigschrift
Hogeschool Hoofdfase Keuze‐eenheid
Major Minor Minorruimte
Modulebeschrijving
Onderwijs‐ en Examenregeling (OER) Onderwijsdeel Onderwijseenheid
Onderwijsprogramma
Onregelmatigheid Opleiding
Opleidingscommissie
Overmacht
Het handelen van een student of het nalaten daarvan, waardoor een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. Een zichtbare of onzichtbare beperking in het functioneren als gevolg van een handicap of chronische ziekte. Het kan hierbij gaan om onder meer uiteenlopende lichamelijke beperkingen, chronische ziekten, psychische problematiek en dyslexie. Het bewijsstuk dat uitgereikt wordt wanneer de examenkandidaat het propedeutisch of afsluitend examen van de opleiding of van het Ad‐ programma met goed gevolg afgelegd heeft, als bedoeld in artikel 7.11, lid 1, WHW. De Haagse Hogeschool. Het deel van de opleiding dat volgt op de propedeutische fase. Een onderwijseenheid die kan worden ingezet ter invulling van de minorruimte. Dit kan een keuzemodule, lidmaatschap van een opleidingscommissie, of vakken van het majoronderwijs van een andere opleiding, al dan niet binnen de hogeschool, betreffen. Dat deel van de opleiding waarmee de student mede in staat gesteld wordt het competentieprofiel te verwerven. Een onderwijseenheid van 15 studiepunten ter invulling van de minorruimte. Het deel van de opleiding dat de student zelf kan invullen ter algemene verbreding of ter inhoudelijke verdieping van de competenties uit de major. De minorruimte bedraagt 45 studiepunten voor voltijdse opleidingen en 30 studiepunten voor deeltijdse en duale opleidingen. Beschrijving van de inhoud van een opleidingseenheid, waarin tevens voor zover van toepassing informatie over onder andere de voertaal, toetsing en verplichte deelname aan praktische oefeningen is opgenomen. De modulebeschrijvingen zijn te vinden in het Studentenstatuut deel 2. De regeling waarin adequate en heldere informatie over de opleiding is opgenomen, alsmede de geldende procedures en rechten en plichten ten aanzien van het onderwijs en de examens (artikel 7.13, lid 1 en 2, WHW). Het gedeelte van de duale opleiding dat bestaat uit het volgen van het door de opleiding verzorgde onderwijs. Een samenhangend onderdeel van de opleiding dat de student afsluit met een toets (artikel 7.3, lid 2, WHW). Een onderwijseenheid kan tevens worden aangeduid als ‘cursus’, ‘vak’ of ‘module’. Het geheel van onderwijseenheden (inclusief stages en door de student te kiezen onderwijseenheden in de minorruimte) en de daaraan verbonden toetsen die behoren tot de propedeutische fase en de hoofdfase of tot het Ad‐programma. Het handelen van een student in afwijking van de toetsregels. Een opleiding is een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de verwezenlijking van competenties of doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht, attitudes en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken (artikel 7.3, lid 2, WHW). Opleidingen kunnen in voltijdse, deeltijdse en duale vorm worden aangeboden. Waar in deze Onderwijs‐ en Examenregeling sprake is van een opleiding, wordt een bacheloropleiding bedoeld, inclusief het Ad‐programma, indien een opleiding dit programma kent. De commissie die voor elke opleiding wordt ingesteld en die tot taak heeft advies uit te brengen over de Onderwijs‐ en Examenregeling, de wijze van uitvoering van de Onderwijs‐ en Examenregeling te beoordelen, en de faculteitsdirecteur en de faculteitsraad te adviseren over alle andere aangelegenheden betreffende het onderwijs in de desbetreffende opleiding (artikel 10.3c, lid 1, WHW). Van overmacht is sprake in geval van een onmogelijkheid om een verplichting na te komen die niet aan de desbetreffende (tekortschietende) persoon kan worden toegerekend.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.3
Plagiaat Praktijkdeel Propedeutische fase
Student
Studentendecaan
Studentenstatuut
Studieadvies
Studiejaar Studieloopbaan‐ begeleider
Studiepunt
Toets Toetscommissie
Toetsregels
Topprestatie Topsporter
Verkort programma
Een vorm van fraude waarbij stukken van anderen of eerder gepubliceerd eigen werk zijn gebruikt in eigen werk zonder correcte bronvermelding. Het gedeelte van een duale opleiding dat bestaat uit beroepsuitoefening en dat deel uitmaakt van het onderwijs. De eerste periode van de opleiding, voorafgaand aan de hoofdfase, waarin studenten inzicht krijgen in de inhoud van de opleiding en het toekomstige beroep. Aan het einde van deze fase is selectie en verwijzing mogelijk (artikel 7.8, lid 5, WHW). Degene die door de hogeschool is ingeschreven voor een opleiding, en onder meer het recht heeft om deel te nemen aan het onderwijs van de hogeschool. De onafhankelijke functionaris die studenten adviseert en begeleidt bij persoonlijke problemen van materiële en immateriële aard, en waar nodig bemiddelt. Het studentenstatuut bestaat uit twee delen: het instellingsspecifieke deel (deel 1) en het (gedeeltelijk) opleidingsspecifieke deel (deel 2). Het eerste deel bevat de rechten en verplichtingen van de studenten en de hogeschool en een overzicht van de regelingen die de rechten van de studenten beschermen. Het tweede deel bevat de Onderwijs‐ en Examenregeling, een algemene beschrijving van de studieopbouw, de studentenvoorzieningen en de faciliteiten betreffende de studiebegeleiding (artikel 7.59, WHW). Advies aan de student over de voortzetting van de studie binnen of buiten de opleiding, dat wordt uitgebracht aan het einde van het eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase of zolang de student het propedeutische examen niet behaald heeft (artikel 7.8b, WHW). Het studieadvies kan worden onderscheiden in een positief, aangehouden en negatief bindend studieadvies. Het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar. De studieloopbaanbegeleider ondersteunt het proces waarin de student sturing geeft aan de inhoud van zijn onderwijsprogramma door middel van activiteiten die erop gericht zijn dat de student zicht krijgt op zijn motivatie, drijfveren, talent en visie. De eenheid om studielast in uit te drukken. Eén studiepunt is volgens het European Credit Transfer System (ECTS) gelijk aan 28 uur studie (artikel 7.4, lid 1, WHW). Een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Een toets kan bestaan uit verschillende deeltoetsen. Het begrip ‘toets’ staat gelijk aan begrip ‘tentamen’ als bedoeld in artikel 7.10, WHW. De commissie zoals bedoeld in de Regeling Examencommissies van De Haagse Hogeschool, welke nader te bepalen taken in opdracht, namens en onder toezicht van de examencommissie kan uitvoeren. De nadere bepalingen met betrekking tot de uitvoering van toetsen en deeltoetsen. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op inschrijving, aanwezigheid, de inleverwijze en –termijn van opdrachten, gedrag, toegestane hulpmiddelen en verboden handelingen. Prestatie op hoog niveau waarbij de student behoort tot de (inter)nationale top in zijn discipline, ter beoordeling van het College van Bestuur Een student die nationaal of internationaal op het hoogste niveau meedoet aan wedstrijden en die via het NOC*NSF een status heeft gekregen of een student die op het hoogste landelijk niveau zijn sport bedrijft, waarbij sprake moet zijn van een gemiddelde tijdsbesteding van ten minste 15 uur per week. Een bachelorprogramma waarvan het studieprogramma zodanig is ingericht dat de opleidingsduur wordt verkort vanwege individuele vrijstellingen op grond van de vooropleiding van de student.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.4
Versneld programma
Voltijdopleiding Werkdag
WHW
Een bachelorprogramma waarvan het reguliere aantal studiepunten binnen een kortere doorlooptijd wordt aangeboden en getoetst, bijvoorbeeld 240 studiepunten in 3 jaar. Een opleiding waarbij de praktische vorming (zoals stages) deel uitmaakt van het onderwijs. Alle dagen van het jaar met uitzondering van zaterdagen, zondagen, de verplichte feestdagen en de vakantiedagen zoals formeel vastgesteld voor medewerkers van de hogeschool. Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, te raadplegen via www.wetten.nl.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.5
1.3.
Overgangstabel Met onderstaande tabel kan worden opgezocht waar de informatie uit artikelen van de Onderwijs‐ en Examenregeling van 2012‐2013 en eerder is terug te vinden. Artikel Onderwerp Artikel 2012‐2013 2013‐2014 1 Begripsbepalingen Na preambule 2 Reikwijdte 1.1 3 Voertaal 2.4 4 Toelatingseisen 2.5 5 Vrijstellingen 4.12 2.8 Versnelde en verkorte routes 6 Studielast 2.6 Opbouw van het onderwijsprogramma 3.1 Minoren en keuze‐eenheden 3.3 Opleidingsprofiel 2.2 Afstudeerrichtingen en specialisaties 2.7 Stages, werkzaamheden en beroepsuitoefening 3.2 Overgangsmaatregelen 3.5 7 Bijkomende kosten 2.9 8 Toekenning van studiepunten 4.7 9 De examencommissie 1.3 Rechtsbescherming 1.4 10 Examens 5.1 11 Toetsen en deeltoetsen 4.1 4.3 Voorwaarden voor deelname aan toetsen Wijze en tijdstip van afnemen van toetsen 4.2 Beoordeling 4.5 Bepalingen bij deeltoetsen 4.6 Bekendmaking van resultaten 4.8 Rechtsbescherming 1.4 Inzage 4.9 Herkansing 4.11 12 Voorwaarden voor deelname aan toetsen 4.3 Openbaarheid van mondelinge toetsen en examens 4.4 13 Geldigheidsduur van toetsresultaten 4.13 9.1 14 Voorzieningen voor studenten met een functiebeperking Voorzieningen voor studenten die een topprestatie leveren 9.2 Voorzieningen in andere situaties 9.4 15 Voorzieningen voor studenten met een buitenlandse 9.3 vooropleiding 16 Overmacht 4.10 17 Onregelmatigheden, fraude en plagiaat 8.1‐8.3 18 Studieadvies 7.1‐7.11 Studie(loopbaan)begeleiding 6.1‐6.2 19 Informatievoorziening 1.2 20 Afstuderen 5.2 5.5 Judicium 21 Getuigschrift 5.4 22 Graadverlening 5.3 23 Certificaat bijzondere verdiensten 5.6 24 Afwijking van de Onderwijs‐ en Examenregeling 10.1
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.6
1.4.
Onderwijs‐ en Examenregeling
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1 Reikwijdte 1. Deze Onderwijs‐ en Examenregeling is van toepassing op de voltijd‐ en deeltijdse vorm van de opleiding Bedrijfskunde MER in het studiejaar 2014‐2015. 2. De student kan geen rechten ontlenen aan Onderwijs‐ en Examenregelingen die golden in voorafgaande studiejaren, tenzij expliciet is aangegeven dat deze deel uitmaken van een overgangsregeling als bedoeld in artikel 3.5. Artikel 1.2 Informatievoorziening 1. De opleiding verstrekt informatie over het onderwijs tijdig aan de student via het Studentennet of Blackboard. 2. De opleiding stelt het les‐ en toetsrooster voor een gehele onderwijsperiode ten minste 10 werkdagen voor aanvang van de periode aan de student ter beschikking. 3. De opleiding brengt geen wijzigingen meer aan in roosters die aan de student ter beschikking zijn gesteld, tenzij er sprake is van onvoorziene omstandigheden. In dat geval maakt de opleiding roosterwijzigingen ten minste 24 uur van tevoren bekend. Indien het niet mogelijk is studenten 24 uur van tevoren op de hoogte te stellen, informeert de opleiding de student persoonlijk via e‐mail. 4. De student is verantwoordelijk voor het regelmatig raadplegen van zijn hogeschool‐e‐mailadres, het Studentennet en Blackboard. 5. Communicatie met de examencommissie vindt schriftelijk plaats, tenzij anders is aangegeven. Met schriftelijke communicatie wordt tevens communicatie per e‐mail bedoeld. Artikel 1.3 De examencommissie 1. Elke faculteit van de hogeschool heeft één examencommissie. Voor de opleiding Bedrijfskunde MER is dit de examencommissie van de Faculteit Management & Organisatie. De examencommissie is bereikbaar via MHR‐
[email protected]. 2. De examencommissie is het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de voorwaarden die de Onderwijs‐ en Examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. 3. De taken en bevoegdheden van de examencommissie zijn vastgelegd in het Reglement Examencommissies van de hogeschool. De regels over de uitvoering van deze taken en bevoegdheden zijn vastgelegd in het Huishoudelijk Reglement van de examencommissie. Dit reglement is gepubliceerd op het Studentennet van de opleiding en te vinden onder: mijn studie→ examencommissie. 4. Een student kan zich tot de examencommissie wenden vanwege onder meer: a. een verzoek tot vrijstelling van een of meer toetsen; b. een verzoek tot vrijstelling van de verplichting tot deelname aan praktische oefeningen met het oog op de toelating tot het afleggen van de desbetreffende toets, al dan niet onder oplegging van vervangende eisen; c. een verzoek tot ontheffing van de ingangseis voor het afleggen van een toets; d. een verzoek tot toelating tot verkorte of versnelde routes; e. een verzoek tot toelating tot een excellentieprogramma; f. een verzoek tot toelating tot een minor of andere invulling van de minorruimte; g. een verzoek tot verlenging van de geldigheidsduur van een met goed gevolg afgelegde toets of deeltoets; h. een verzoek om nog niet tot de uitreiking van een getuigschrift over te gaan; i. een verzoek om voorzieningen en aanpassingen vanwege een functiebeperking of chronische ziekte; j. een verzoek om studiefaciliteiten vanwege het beoefenen van topsport of het leveren van topprestaties op cultureel of ander gebied; k. een verzoek om af te wijken van de Onderwijs‐ en Examenregeling indien de toepassing daarvan zou leiden tot onbillijkheid van overwegende aard; l. een bezwaar tegen een beoordeling door een examinator.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.7
Artikel 1.4 Rechtsbescherming 1. Een student kan bezwaar aantekenen bij de examencommissie tegen: a. het niet tijdig bekend maken van het resultaat van een toets of deeltoets; b. een beoordeling door een examinator; c. de wijze waarop een kennelijke fout, als bedoeld in lid 6, wordt hersteld. 2. Een student moet zijn bezwaarschrift indienen binnen 20 werkdagen na de officiële publicatie van het resultaat in Osiris, dan wel binnen 20 werkdagen na de datum waarop het resultaat in Osiris gepubliceerd had moeten worden indien het bezwaar zich richt tegen het niet tijdig bekend maken van een resultaat. 3. Indien de examencommissie dit noodzakelijk acht, belegt zij een zitting waarin zowel de student als de examinator gehoord worden. 4. Indien de examinator tegen wie het bezwaar is gericht lid is van de examencommissie, neemt hij geen deel aan de behandeling van het bezwaar. 5. De examencommissie deelt haar beslissing schriftelijk mee aan de student, uiterlijk 15 werkdagen na de dag waarop zij het bezwaarschrift van de student heeft ontvangen. 6. De examencommissie kan een kennelijke fout in Osiris tot uiterlijk twee maanden na de datum waarop de toets of deeltoets is afgenomen herstellen. De examencommissie deelt dit herstel schriftelijk mee aan de student. 7. Tegen een beslissing van een examinator of van de examencommissie kan een student binnen zes weken beroep instellen bij het Loket Rechtsbescherming (
[email protected]). Deze termijn begint te lopen met ingang van de dag na de schriftelijke bekendmaking van de beslissing aan de student. De procedure en de eisen waaraan een beroepsschrift moet voldoen zijn beschreven in het Studentenstatuut deel 1. 8. Met een beslissing wordt gelijkgesteld: een weigering om te beslissen binnen de daarvoor krachtens de wet of deze regeling gestelde termijn, of, bij het ontbreken van een dergelijke termijn, binnen redelijke tijd.
Hoofdstuk 2. Opleiding Artikel 2.1 Doel van de opleiding Management is complex. Aan bedrijfsvoering zitten vele kanten: economische, personele, juridische, bestuurlijke, organisatorische. Bij de opleiding Bedrijfskunde MER komen al die aspecten aan bod. Het is een brede opleiding met ruime aandacht voor onderwerpen als financieel management, bedrijfsprocessen, human resources management, marketing, economie, bedrijfscommunicatie, ondernemings‐ en bestuursrecht, projectmanagement en advieskunde. Artikel 2.2 Opleidingsprofiel Deze opleiding is gebaseerd op het landelijk opleidingsprofiel dat te vinden is op http://www.vereniginghogescholen.nl/opleidingsprofielen. Met de onderstaande taakcompetenties wordt het bedrijfskundig handelen concreet ingevuld. 1. Probleemherkenning De startende professional is in staat om problemen van organisatorische aard te signaleren, formuleren en consistent operationeel uit te werken tot een organisatievraagstuk en dit bij beslissers onder de aandacht te brengen. 2. Diagnosticeren De startende professional is door onderzoek in staat de effectiviteit van een organisatie te beoordelen en de achtergronden, oorzaken en samenhangen van het disfunctioneren te analyseren. 3. Ontwerpen De startende professional is in staat om de effectiviteit van een organisatie te verbeteren door op basis een programma van eisen en evidence based practice bedrijfsprocessen te (her)ontwerpen. 4. Veranderen De startende professional is in staat om zijn opdrachtgever te adviseren over en te begeleiden bij (complexe) vernieuwingsprocessen met een haalbare en integrale aanpak en gericht op het creëren van de gewenste situatie.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.8
5. Evalueren De startende professional is in staat om door onderzoek de effectiviteit van verbeteracties te beoordelen en advies te geven over eventueel vervolgonderzoek. De evaluatie is gericht op de juistheid van de diagnose, oplossingsrichting (ontwerp) en de implementatie. Generieke competenties van de beginnende professional bachelor Bedrijfskunde MER 1. Methodisch handelen De startende professional is in staat in een (multidisciplinaire) omgeving methoden en technieken op het gebied van onderzoek en projectmanagement te selecteren en toe te passen voor het doelgericht aanpakken van organisatievraagstukken. 2. Schakelen en verbinden De startende professional is in staat om bij de aanpak van bedrijfskundige vraagstukken te schakelen tussen en verbindingen te maken tussen de verschillende functionele gebieden en ‐ niveaus. Hij hanteert hierbij een integrale aanpak en werkt multi‐ en interdisciplinair vanuit verschillende rollen. 3. Adviseren De startende professional is in staat veranderingen of verbeteringen aan te raden waarmee de opdrachtgever en de overige stakeholders geholpen zijn, gericht op de effectiviteit van de organisatie. 4. Innoveren De startende professional is in staat met een onderzoekende en nieuwsgierige geest nieuwe en originele ideeën te signaleren, genereren en uit te voeren bij de toekomstige vernieuwing van strategie, producten, processen en markten. 5. Samenwerken/netwerken De startende professional kan (internationale) samenwerkingscontacten aangaan gericht op het behalen van gemeenschappelijke doelstellingen en profileert en legitimeert zich binnen die contacten. Hij kan relaties, allianties en coalities binnen en buiten de eigen organisatie ontwikkelen en bestendigen en deze benutten voor het verkrijgen van informatie, steun en medewerking. 6. Communiceren De startende professional kan, zowel in de Nederlandse als Engelse taal, ideeën, meningen, standpunten en besluiten begrijpelijk aan anderen duidelijk maken en afstemmen op de toehoorder en/of in begrijpelijke en correcte taal op schrift stellen en afstemmen op de lezer. 7. Verantwoord handelen De startende professional is zich bewust van de ethische aspecten van de context waarin hij opereert, en signaleert maatschappelijk, cultureel en moreel gevoelige punten en past zijn gedrag en/of zijn adviezen hierop aan. 8. Professionaliseren De startende professional is in staat via de weg van reflectie zich professioneel te blijven ontwikkelen en een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de organisatie en de beroepsgroep door opgedane kennis te borgen, over te dragen en te verspreiden. 9. ICT‐vaardig De startende professional is in staat om ICT‐applicaties en ICT‐toepassingen effectief en efficiënt in te zetten in de uitvoering van zijn professionele taken en/of toe te passen bij het verbeteren van bedrijfsprocessen. Artikel 2.3 Inrichting van de opleiding De opleiding Bedrijfskunde MER wordt aangeboden in voltijdse en deeltijdse vorm. Artikel 2.4 Voertaal 1. Het onderwijs wordt aangeboden in het Nederlands. 2. Indien een onderwijseenheid wordt aangeboden in een andere taal, dan is dat expliciet aangegeven in de modulebeschrijving van de desbetreffende onderwijseenheid, conform de Gedragscode Vreemde Talen in het Studentenstatuut deel 1.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.9
Artikel 2.5 Toelating tot de opleiding Toelating tot de opleiding vindt plaats op grond van het Reglement In‐ en Uitschrijving Bachelor‐opleidingen van de hogeschool. Informatie over toelatingseisen en ‐voorwaarden is te vinden op www.dehaagsehogeschool.nl. Artikel 2.6 Studielast De studielast van de opleiding bedraagt 240 studiepunten, waarvan 60 studiepunten in de propedeutische fase en 180 studiepunten in de hoofdfase. Artikel 2.7 Afstudeerrichtingen en specialisaties De opleiding kent geen verschillende afstudeerrichtingen of specialisaties. Artikel 2.8 Versnelde en verkorte routes 1. De opleiding kent geen driejarig vwo‐traject 2. De opleiding kent geen verkorte route Artikel 2.9 Bijkomende kosten 1. De inschrijving als student is niet afhankelijk van een andere geldelijke bijdrage dan het collegegeld. De aanschaf van bepaalde leer(hulp)middelen wordt noodzakelijk geacht voor het studieprogramma. De kosten hiervan bedragen naar verwachting circa € 850 voor het eerste leerjaar. In de hoofdfase zijn de kosten aanzienlijk lager aangezien een aantal boeken dat in het eerste jaar is aangeschaft opnieuw gebruikt wordt. Dit betreft de volgende leer(hulp)middelen: a. studieboeken; b. readers. 2. Aan excursies en werkbezoeken die deel uitmaken van het onderwijsprogramma kunnen kosten verbonden zijn. Indien de student deze kosten niet kan maken, wordt de student een gelijkwaardig alternatief aangeboden. De aanvraagprocedure hiervoor is beschreven in de modulebeschrijving van de betreffende onderwijseenheid. Dit betreft de te maken kosten voor de introductieperiode, trainingen, excursies en werkbezoeken en internationale studiereizen: a. Introductieperiode jaar 1: circa € 75,‐ b. Excursies en werkbezoeken gedurende praktijkweek in jaar 1: circa € 25,‐ c. Externe communicatietraining in jaar 2: circa € 200,‐ d. Internationale studiereis in jaar 3: afhankelijk van de gekozen bestemming tussen circa € 50,‐ en € 750,‐
Hoofdstuk 3. Onderwijs Artikel 3.1 Opbouw van het onderwijsprogramma 1. Een studiejaar bevat vier periodes van 10 weken. 2. De indeling van het studiejaar in periodes, inclusief de momenten waarop toetsing plaatsvindt, is beschreven in de jaarkalender in bijlage 1. 3. De onderwijseenheden waaruit een opleiding is opgebouwd zijn beschreven in bijlage 2. Hierin zijn per onderwijseenheid ten minste de volgende zaken beschreven: a. de naam van de onderwijseenheid; b. of de onderwijseenheid onderdeel uitmaakt van het kwalitatief criterium van het studieadvies; c. de periode(n) waarin de onderwijseenheid wordt aangeboden; d. de bij de onderwijseenheid behorende competenties; e. of de elementen internationalisering, beroepsleren, onderzoek en studie(loopbaan)begeleiding in de onderwijseenheid terugkomen; f. de werkvorm(en) waarin het onderwijs wordt aangeboden en de eventuele aanwezigheidsplicht bij werkcolleges en practica; g. het aantal contacturen en zelfstudie‐uren; h. het aantal studiepunten; i. de toetsvorm, inclusief de wegingsfactoren van eventuele deeltoetsen; j. de week waarin de toets wordt aangeboden. FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.10
Artikel 3.2 Stages, werkzaamheden en beroepsuitoefening 1. Het programma van de voltijdse opleiding bevat 21 weken stage. Hieraan worden 30 studiepunten toegekend. Nadere bepalingen, voorwaarden en informatie zijn beschreven in de stagehandleiding. Deze is te vinden op Blackboard. 2. In het programma van de deeltijdse opleiding worden 30 studiepunten toegekend aan het verrichten van relevante werkzaamheden. In de modulebeschrijving hiervan staat beschreven aan welke voorwaarden deze werkzaamheden moeten voldoen en welke gevolgen er zijn verbonden aan het eventueel verliezen van een passende werkkring tijdens de opleiding. Deze is te vinden op Blackboard. Artikel 3.3 Minoren en keuze‐eenheden 1. De minorruimte binnen een bacheloropleiding bedraagt 45 studiepunten in een voltijdse opleiding en 30 studiepunten in een deeltijdse of duale opleiding. De minorruimte dient ter algehele verbreding en verdieping van de beroepscompetenties uit de major. 2. De periodes die zijn gereserveerd als minorruimte zijn beschreven in bijlage 2. De minoren en keuze‐ eenheden die worden verzorgd door de opleiding Bedrijfskunde MER zijn beschreven in bijlage 2. 3. De minorruimte kan worden gevuld met: a. minoren, te weten: 1° basisminoren waarvoor geen ingangseisen gelden; 2° verdiepende minoren waarvoor ingangseisen gelden vanwege het verdiepende karakter; 3° minoren aan een andere instelling voor hoger onderwijs; b. keuze‐eenheden, te weten: 1° keuzemodules aan de hogeschool; 2° keuzemodules aan een andere instelling voor hoger onderwijs; 3° vakken van het majoronderwijs van een andere opleiding, al dan niet binnen de hogeschool; 4° bijzondere taken, te weten lidmaatschap van de opleidingscommissie, een rol als tutor of mentor of een taak in de PR‐commissie van de faculteit; 5° stage in het buitenland. 4. Voor de invulling van de minorruimte gelden de volgende beperkingen: a. de student moet een door de opleiding vastgesteld programma van 15 studiepunten volgen; b. de minorruimte mag ten hoogste 15 studiepunten aan keuze‐eenheden bevatten; c. de minorruimte mag ten hoogste één basisminor van 15 studiepunten bevatten. 5. De minoren en keuze‐eenheden waarvoor de student zich kan inschrijven zonder individuele toetsing van de examencommissie zijn opgenomen in een lijst die te vinden is op het Studentennet. 6. De student moet in de volgende situaties ten minste 15 werkdagen voor aanvang van de betreffende minor of keuze‐eenheid een verzoek indienen bij de examencommissie: a. voor het volgen van een minor of keuze‐eenheid binnen of buiten de hogeschool die niet is opgenomen op de lijst als bedoeld in lid 5; b. voor het volgen van meer dan 15 studiepunten aan keuze‐eenheden of meer dan één basisminor, in afwijking van het bepaalde in lid 4; c. voor het vragen van vrijstelling van onderdelen van de minorruimte op grond van eerder behaalde resultaten in een andere opleiding. 7. Indien de student een keuze‐eenheid invult met bijzondere taken als bedoeld in artikel 3.3, lid 3, onder b, ten 4°, worden hiervoor bij een voldoende beoordeling 3 studiepunten toegekend, voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. de student zet zich actief in en is, voor zover van toepassing, aanwezig bij ten minste 80% van de vergaderingen van de betreffende commissie; b. de student stelt een verslag op van de door hem verrichte activiteiten in het kader van de bijzondere taak, inclusief een urenverantwoording, en stuurt dit voor het einde van het betreffende studiejaar aan de examencommissie of aan een door de examencommissie aan te wijzen examinator; c. de student ontvangt geen financiële ondersteuning uit het Profileringsfonds voor zijn lidmaatschap van de betreffende commissie. 8. Indien de student een keuze‐eenheid invult met een stage in het buitenland als bedoeld in artikel 3.3, lid 3, onder b, ten 5°, moet hij hierover inhoudelijke verantwoording afleggen. De examencommissie stelt vast op welke wijze deze verantwoording dient plaats te vinden. Artikel 3.4 Excellentieprogramma’s De opleiding biedt geen excellentieprogramma aan.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.11
Artikel 3.5 Overgangsmaatregelen Indien een onderwijseenheid binnen het studiejaar waarin het onderdeel deel uitmaakt van het curriculum niet met een voldoende is afgesloten, heeft de student in het eerstvolgende studiejaar recht op twee toets mogelijkheden om betreffende onderwijseenheid alsnog af te sluiten, ongeacht eventuele wijzigingen die intussen zijn aangebracht binnen de onderwijseenheid of in het curriculum. Daarna vervalt dit recht, dat wil zeggen dat de onderwijseenheid volgens de dan (eventueel andere) geldende condities moet worden afgerond. De onderwijs‐ en examenregeling en het curriculum 2013‐2014 zijn opgenomen in het Studentenstatuut deel 2. Dit statuut is te raadplegen via Studentennet.
Hoofdstuk 4. Toetsen Artikel 4.1 Toetsen en deeltoetsen 1. Een onderwijseenheid wordt afgesloten met een toets. 2. Een toets kan bestaan uit meerdere deeltoetsen. Artikel 4.2 Wijze en tijdstip van afnemen van toetsen 1. In bijlage 2 staat voor elke onderwijseenheid beschreven op welke wijze de toets en eventuele deeltoetsen worden afgenomen. De examencommissie kan in bijzondere gevallen beslissen hiervan af te wijken. 2. Het tijdstip waarop de toets en eventuele deeltoetsen van een onderwijseenheid worden afgenomen wordt uiterlijk 10 werkdagen voor aanvang van de desbetreffende onderwijseenheid gepubliceerd in de toetskalender. Deze is te vinden op het Studentennet van de opleiding en te vinden onder mijn studie. Artikel 4.3 Voorwaarden voor deelname aan toetsen 1. Bij het afleggen van een toets of deeltoets moet een student zich legitimeren. Dit kan met een van de volgende documenten, voor zover de geldigheid hiervan nog niet verstreken is: a. een paspoort of identiteitskaart, voor zover dit paspoort of deze identiteitskaart is uitgegeven door een van de lidstaten van de Europese Unie of Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland; b. een Nederlands rijbewijs; c. een Nederlandse verblijfsvergunning; d. een Nederlands W‐document of geprivilegieerdendocument. 2. Zonder geldig legitimatiebewijs als bedoeld in lid 1 heeft een student geen recht op deelname aan een toets of deeltoets. 3. De student moet tevens voldoen aan de toetsregels. Deze regels zijn beschreven op het Studentennet, onder mijn studie → statuten en regelingen en beva en bepalingen over inschrijving, aanwezigheid, de wijze en termijn van inleveren van opdrachten, gedragsregels en dergelijke. Wanneer de student een toets of deeltoets aflegt bij een andere opleiding dan waarvoor hij staat ingeschreven, gelden de nadere regels met betrekking tot de uitvoering van toetsen en deeltoetsen van de opleiding waarbij de toets wordt afgelegd. 4. Indien de student verplicht moet deelnemen aan praktische oefeningen, te weten practica of werkcolleges, voordat hij een toets of deeltoets mag afleggen, is dit vastgelegd in bijlage 2 en in de modulebeschrijving van de desbetreffende onderwijseenheid. In de modulebeschrijving is tevens vastgelegd welke procedure de student moet volgen om bij de examencommissie om vrijstelling van deze verplichting te verzoeken, waarbij de examencommissie kan beslissen om vervangende eisen te stellen. 5. Indien de student een of meer toetsen met goed gevolg moet hebben afgelegd om een toets of deeltoets te kunnen afleggen, is deze voorwaarde vastgelegd in bijlage 2 en in de modulebeschrijving van de onderwijseenheid waartoe de af te leggen toets of deeltoets behoort. Openbaarheid van mondelinge toetsen en examens Artikel 4.4 Mondelinge toetsen en examens zijn niet openbaar, tenzij in de modulebeschrijving van de desbetreffende onderwijseenheid anders is bepaald. In bijzondere gevallen kan de examencommissie beslissen hiervan af te wijken.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.12
Artikel 4.5 Beoordeling 1. Een toets of deeltoets kan worden beoordeeld met: a. de kwalificatie ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’, of b. een cijfer op een schaal van 1 tot 10. 2. Indien een toets of deeltoets wordt beoordeeld met een cijfer als bedoeld in lid 1, onder b, dan wordt dit cijfer uitgedrukt met één decimaal. Bij cijfers die het resultaat zijn van een gewogen of rekenkundig gemiddelde van meerdere deeltoetsen, wordt dit gemiddelde berekend op basis van deelcijfers die zijn uitgedrukt met één decimaal. Indien dit gemiddelde cijfer uit meer dan één decimaal bestaat, dan wordt het gemiddelde cijfer afgekapt na de eerste decimaal (bijvoorbeeld: 6,49 wordt 6,4). 3. Het cijfer voor een toets kan worden afgerond op hele getallen. In dat geval wordt het cijfer, dat met één decimaal is uitgedrukt zoals beschreven in lid 2, naar beneden afgerond als de decimaal kleiner is dan 5 (bijvoorbeeld: 6,4 wordt 6) en wordt het cijfer naar boven afgerond als de decimaal groter dan of gelijk aan 5 is (bijvoorbeeld: 6,5 wordt 7). Cijfers voor deeltoetsen worden niet afgerond op hele getallen. Indien er sprake is van afronding van toetscijfers op hele getallen, dan is dit vastgelegd in de modulebeschrijving van de betreffende onderwijseenheid. Artikel 4.6 Bepalingen bij deeltoetsen 1. Indien een toets bestaat uit meerdere deeltoetsen wordt het toetsresultaat alleen vastgesteld indien: a. voor alle deeltoetsen die worden beoordeeld met een kwalificatie ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’, de kwalificatie ‘voldoende’ is behaald, en b. voor elke deeltoets die wordt beoordeeld met een cijfer tenminste een 5,5 is behaald, tenzij in de modulebeschrijving van de betreffende onderwijseenheid anders is bepaald. 2. Indien aan de voorwaarden als bedoeld in lid 1 is voldaan, wordt het toetsresultaat vastgesteld als het gewogen gemiddelde van de resultaten van die deeltoetsen die worden beoordeeld met een cijfer. De wegingsfactoren van de deeltoetsen zijn beschreven in bijlage 2. Artikel 4.7 Toekenning van studiepunten 1. Aan een onderwijseenheid is een geheel aantal studiepunten verbonden. Deze studiepunten worden toegekend indien de student voor de desbetreffende toets: a. de kwalificatie ‘voldoende’ heeft behaald, als bedoeld in artikel 4.5, lid 1, of b. een cijfer van 5,5 of hoger heeft behaald, met dien verstande dat de student een cijfer van 6 of hoger moet hebben behaald indien het cijfer voor de desbetreffende toets wordt afgerond als bedoeld in artikel 4.5, lid 3, of c. vrijstelling heeft gekregen van de examencommissie. 2. Er worden geen studiepunten toegekend voor het met goed gevolg afleggen van een deeltoets. 3. De eindresultaten van toetsen voor onderwijseenheden kunnen niet onderling worden gecompenseerd. Artikel 4.8 Bekendmaking van resultaten 1. Het resultaat van een toets of deeltoets wordt uiterlijk 15 werkdagen na de datum waarop de toets of deeltoets is afgenomen bekendgemaakt in OSIRIS. 2. De examencommissie kan kennelijke fouten in OSIRIS herstellen binnen een termijn van twee maanden na de datum waarop de toets of deeltoets is afgenomen. Na deze termijn kan de student rechten ontlenen aan de resultaten die in OSIRIS staan vermeld. Artikel 4.9 Inzage 1. De examencommissie draagt er zorg voor dat de normering van de verschillende onderdelen van de toets of deeltoets bekend wordt gemaakt voorafgaand aan de toets of op de toetsopgaven. Indien de normering niet wordt vermeld, geldt voor alle onderdelen van de toets dezelfde normering. Op basis van de kwalitatieve analyse van de toets kan de examinator de normering achteraf aanpassen. 2. De student wordt in de gelegenheid gesteld om inzage te krijgen in de beoordeelde toets of deeltoets en de gehanteerde normen op een door de opleiding bekend te maken moment. Dit inzagemoment vindt uiterlijk 15 werkdagen na bekendmaking van het resultaat in OSIRIS plaats. Tevens kan de student de beoordeelde toets of deeltoets binnen deze termijn inzien op afspraak met de examinator. Artikel 4.10 Overmacht Wanneer de student door overmacht is verhinderd aan een toets of deeltoets deel te nemen, kan de examencommissie beslissen dat de student de toets of deeltoets op een ander moment mag afleggen. Hiertoe kan de student een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen bij de examencommissie. Dit verzoek moet uiterlijk 5 werkdagen na de betreffende toets of deeltoets worden ingediend bij de examencommissie. FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.13
Artikel 4.11 Herkansing 1. Voor elke toets en deeltoets wordt ten minste één herkansing in hetzelfde studiejaar aangeboden, uiterlijk in de laatste week van het onderwijsblok dat volgt op het onderwijsblok waarin de desbetreffende onderwijseenheid werd aangeboden. In de modulebeschrijving van de desbetreffende onderwijseenheid is voor elke toets en deeltoets vermeld wanneer de herkansing plaatsvindt. Indien een toets of deeltoets niet in hetzelfde studiejaar kan worden herkanst, omdat een herkansing redelijkerwijs niet valt in te passen in het onderwijsprogramma wegens het specifieke karakter van een onderwijseenheid, is dit eveneens aangegeven in de modulebeschrijving. 2. Bij herkansing van een toets of deeltoets geldt het hoogst behaalde resultaat. 3. In bijzondere gevallen kan de examencommissie beslissen om af te wijken van het bepaalde in lid 1 en een extra herkansing toe te staan. Hiertoe kan de student een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen bij de examencommissie. Dit verzoek moet uiterlijk 15 werkdagen na bekendmaking van het resultaat van de betreffende toets of deeltoets worden ingediend bij de examencommissie. 4. Studenten hebben de mogelijkheid om deel te nemen aan een versnelde herkansing in september 2014 voor alle schriftelijke tentamens uit cohort 2013‐2014 van de propedeuse, onder de voorwaarde dat: ‐ de student een aangehouden BSA ofwel een uitgesteld BSA voor de opleiding Bedrijfskunde MER van de examencommissie heeft gekregen eind studiejaar 2013‐2014; ‐ de student heeft zich tijdig ingeschreven (volgens de toetsregels) voor de tentamens. Artikel 4.12 Vrijstelling 1. De examencommissie kan een student vrijstelling verlenen voor een toets, indien zij van mening is dat de student reeds aan de vereisten wat betreft inhoud en niveau van de desbetreffende onderwijseenheid heeft voldaan. 2. Vrijstelling kan worden verleend op basis van: a. toetsresultaten die bij een andere opleiding zijn behaald, of b. door (werk)ervaring verworven competenties, kennis of vaardigheden. 3. De student die in aanmerking wil komen voor vrijstelling kan hiertoe een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen bij de examencommissie. Hierbij moeten tevens de bewijsstukken worden gevoegd waaruit blijkt dat de student reeds aan de vereisten van de desbetreffende onderwijseenheid heeft voldaan. Dit verzoek moet uiterlijk 5 werkdagen na aanvang van de desbetreffende onderwijseenheid worden ingediend bij de examencommissie. 4. Indien het verzoek niet volledig is, kan de examencommissie beslissen dat de student het verzoek kan aanvullen binnen een door de examencommissie vast te stellen termijn. 5. De examencommissie deelt binnen 15 werkdagen na ontvangst van het verzoek haar beslissing schriftelijk aan de student mee. Indien de student de gelegenheid heeft gekregen het verzoek aan te vullen als bedoeld in lid 4, deelt de examencommissie haar beslissing binnen 15 werkdagen na ontvangst van de aanvulling schriftelijk aan de student mee. Artikel 4.13 Geldigheidsduur van toetsresultaten 1. Een behaald propedeutisch of afsluitend examen is onbeperkt geldig. 2. Toetsresultaten en vrijstellingen, behaald vanaf 1 september 2011, zijn beperkt geldig: a. toetsresultaten en vrijstellingen in de propedeutische fase zijn drie jaar geldig, gerekend vanaf de datum waarop de toets is afgenomen, zolang het propedeutisch examen nog niet is behaald; b. toetsresultaten en vrijstellingen in de hoofdfase zijn vijf jaar geldig, gerekend vanaf de datum waarop de toets is afgenomen, zolang het afsluitend examen nog niet is behaald. 3. In afwijking van lid 2 geldt de volgende overgangsregeling voor eerder behaalde toetsresultaten en vrijstellingen: a. toetsresultaten en vrijstellingen, behaald tussen 1 september 2007 en 31 augustus 2011, zijn tien jaar geldig zolang het examen van de betreffende opleidingsfase nog niet is behaald, tenzij in de toenmalig geldende Onderwijs‐ en Examenregeling een andere geldigheidsduur was vastgelegd; b. toetsresultaten en vrijstellingen, behaald voor 1 september 2007, zijn onbeperkt geldig, tenzij in de toenmalig geldende Onderwijs‐ en Examenregeling een beperkte geldigheidsduur was vastgelegd. 4. Wanneer een onderwijseenheid nog niet is afgesloten, zijn de resultaten van en vrijstellingen voor de daarvan onderdeel uitmakende deeltoetsen, behaald vanaf 1 september 2011, drie jaar geldig in de propedeutische fase en vijf jaar geldig in de hoofdfase, gerekend vanaf de datum waarop de desbetreffende deeltoets is afgenomen. 5. In afwijking van lid 4 geldt de volgende overgangsregeling voor eerder behaalde resultaten van deeltoetsen: FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.14
a.
6.
resultaten van deeltoetsen, behaald tussen 1 september 2007 en 31 augustus 2011, zijn tien jaar geldig zolang de onderwijseenheid waarvan de deeltoets onderdeel uitmaakt nog niet is afgesloten, tenzij in de toenmalig geldende Onderwijs‐ en Examenregeling een andere geldigheidsduur was vastgelegd; b. resultaten van deeltoetsen, behaald voor 1 september 2007, zijn onbeperkt geldig, tenzij in de toenmalig geldende Onderwijs‐ en Examenregeling een andere geldigheidsduur was vastgelegd. In bijzondere gevallen kan de examencommissie, op schriftelijk verzoek van de student, beslissen om de geldigheidsduur van een resultaat van een toets, deeltoets of vrijstelling te verlengen, of om een aanvullende of vervangende toets af te nemen. Dit verzoek moet uiterlijk 15 werkdagen voor het verlopen van de geldigheid van de desbetreffende toets of deeltoets worden ingediend bij de examencommissie.
Artikel 4.14 Ongeldig verklaren van toetsen of deeltoetsen Indien onregelmatigheden bij een toets of deeltoets zijn vastgesteld, kan de examencommissie na overleg met de faculteitsdirecteur beslissen dat de desbetreffende toets of deeltoets ongeldig wordt verklaard voor studenten bij wie geen onregelmatigheden zijn vastgesteld, indien de examencommissie krachtens haar rol als bedoeld in artikel 1.3, lid 2, van oordeel is dat de borging van de kwaliteit van de toetsing en examens in het gedrang is gekomen.
Hoofdstuk 5. Examens en getuigschriften Artikel 5.1 Examens 1. Aan zowel de propedeutische fase als de hoofdfase van een bacheloropleiding en een Associate degree‐ programma is een examen verbonden. 2. De examencommissie stelt de uitslag van een examen vast. De datum waarop de examencommissie de uitslag van het examen heeft vastgesteld wordt vastgelegd als examendatum. 3. Een examen is afgelegd indien de student met goed gevolg de toetsen heeft afgelegd van de onderwijseenheden die tot de betreffende fase behoren. 4. In afwijking van lid 2 kan de examencommissie, voordat zij de uitslag van een examen vaststelt, zelf een onderzoek instellen naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de student indien de uitslagen van de desbetreffende toetsen daartoe aanleiding geven. Artikel 5.2 Afstuderen In de afstudeerhandleiding van de opleiding zijn regelingen opgenomen met betrekking tot afstuderen, de beoordeling in de afstudeerfase en de vaststelling van de uitslag van het afsluitende examen. De afstudeerhandleiding is te vinden op Blackboard. Artikel 5.3 Graadverlening 1. Indien de examencommissie heeft vastgesteld dat de student het afsluitend examen heeft behaald, verleent het College van Bestuur de student de graad Bachelor of Business Administration. 2. De student mag de verleende graad in zijn eigen naamsvermelding tot uitdrukking brengen als bedoeld in artikel 7.19a, WHW. Artikel 5.4 Getuigschrift 1. Ten bewijze dat het propedeutisch of afsluitend examen met goed gevolgd is afgelegd, reikt de examencommissie aan de student een getuigschrift uit. 2. Indien blijkt dat de student niet voldoet aan de procedurele eisen voor afgifte van het getuigschrift, zoals beschreven in het Reglement In‐ en Uitschrijving Bacheloropleidingen, wordt niet overgegaan tot uitreiking van het getuigschrift totdat de student alsnog aan deze eisen voldoet. 3. De student die heeft voldaan aan de voorwaarden voor het afleggen van een examen kan de examencommissie verzoeken het getuigschrift nog niet uit te reiken. Hiertoe moet de student uiterlijk vijf werkdagen voorafgaand aan de vergadering van de examencommissie een schriftelijk en gemotiveerd verzoek indienen. De examencommissie deelt de student haar beslissing na afloop van de vergadering schriftelijk mee. 4. Het getuigschrift wordt opgesteld in het Nederlands. Indien de student in plaats hiervan een getuigschrift in het Engels wenst te ontvangen, moet de student hiertoe een schriftelijk verzoek indienen bij de examencommissie. FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.15
5.
6.
7.
Het getuigschrift bestaat uit een diploma en een cijferlijst. Hierop wordt vermeld: a. de datum van de vergadering waarin de examencommissie de uitslag van het examen heeft vastgesteld; b. de naam van de hogeschool en de naam van de opleiding zoals vermeld in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs;1 c. een overzicht van de behaalde onderwijseenheden en de daarvoor behaalde resultaten; d. de datum waarop de opleiding voor het laatst is geaccrediteerd, dan wel de datum waarop de opleiding de toets nieuwe opleiding met goed gevolg heeft ondergaan; e. bij het afsluitend examen: de graad die aan de student is verleend; f. bij het afsluitend examen: de bevoegdheid die aan het behalen van het afsluitend examen is verbonden, indien van toepassing. Bij het afsluitend examen wordt aan het getuigschrift een diplomasupplement volgens het Europese standaardformaat toegevoegd, als bedoeld in artikel 7.11, lid 4, WHW. Dit diplomasupplement is in het Engels opgesteld. Indien de student met goed gevolg heeft deelgenomen aan een excellentieprogramma, wordt hiervan een aantekening opgenomen in het diplomasupplement. Indien de student voortijdig zijn studie staakt en de examencommissie geen getuigschrift aan hem kan uitreiken, ontvangt hij desgevraagd een verklaring waarop vermeld wordt welke toetsen de student met goed gevolg heeft afgelegd. Hiertoe moet de student een schriftelijk verzoek indienen bij de examencommissie.
Artikel 5.5 Judicium 1. De examencommissie stelt voor zowel het propedeutisch als het afsluitend examen vast of de student met lof of met de hoogste lof is geslaagd. Indien de student voldoet aan de voorwaarden voor een van deze judicia, wordt het judicium op het getuigschrift vermeld. 2. De voorwaarden voor deze judicia zijn als volgt: a. het gewogen gemiddelde van de resultaten die de student heeft behaald voor alle onderwijseenheden die tot de propedeutische fase of de hoofdfase behoren is ten minste: 1° 8,0 voor het judicium ‘met lof’; 2° 9,0 voor het judicium ‘met de hoogste lof’, en b. voor alle onderwijseenheden die tot de propedeutische fase of tot de hoofdfase behoren heeft de student ten minste de volgende beoordeling verkregen: 1° 7,0 of ‘voldoende’ voor het judicium ‘met lof’; 2° 8,0 of ‘voldoende’ voor het judicium ‘met de hoogste lof’, en c. de student heeft voor minder dan de helft van het onderwijsprogramma van de propedeuse of de hoofdfase vrijstelling gekregen, en d. de examencommissie heeft nooit fraude vastgesteld bij de student. 3. Bij de berekening van het gewogen gemiddelde als bedoeld in lid 2, onder a, is het aantal studiepunten van de betreffende onderwijseenheid de weegfactor. Resultaten die zijn behaald voor onderwijseenheden waarbij de beoordeling plaatsvond op de schaal voldoende‐onvoldoende worden niet meegewogen bij de bepaling van het gemiddelde, evenals onderwijseenheden waarvoor de student vrijstelling heeft gekregen. Artikel 5.6 Certificaat bijzondere verdiensten 1. De student die actief is in organisaties ter verbetering van studie‐ en leefklimaat kan naast zijn getuigschrift een certificaat ontvangen waarop de extracurriculaire activiteiten vermeld staan, mits hij voor deze activiteiten geen studiepunten of financiële ondersteuning heeft ontvangen. De student dient voor een dergelijk certificaat te worden voorgedragen door ten minste twee medewerkers van de hogeschool. 2. Een student kan voor een certificaat worden voorgedragen bij zijn faculteitsdirecteur vanwege activiteiten binnen zijn faculteit of opleiding. Een student kan voor een certificaat worden voorgedragen bij het College van Bestuur vanwege hogeschoolbrede activiteiten. 3. De faculteitsdirecteur respectievelijk het College van Bestuur beslist of het certificaat aan de student wordt afgegeven en geeft, ingeval van een positieve beslissing, het certificaat af aan de student. 4. De faculteitsdirecteur respectievelijk het College van Bestuur beslist of het certificaat aan de student wordt afgegeven en geeft, ingeval van een positieve beslissing, het certificaat af aan de student.
1
Het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (CROHO) wordt beheerd door DUO en is raadpleegbaar via http://www.duo.nl/zakelijk/ho/croho/croho.asp.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.16
Hoofdstuk 6. Studie(loopbaan)begeleiding Artikel 6.1 Studie(loopbaan)begeleiding bij aanvang van de opleiding De student wordt bij aanvang van een voltijdse opleiding uitgenodigd voor een intakeprocedure. Deze bestaat uit een intakegesprek en een zelfassessment en kan tevens een taaltoets bevatten. Hiermee wordt de match onderzocht tussen de student, de opleiding en het toekomstige beroepenveld. De student krijgt op basis van de intakeprocedure een advies. Artikel 6.2 Studie(loopbaan)begeleiding tijdens de opleiding 1. In het onderwijs wordt voor elke student studie(loopbaan)begeleiding aangeboden, bestaande uit activiteiten die erop gericht zijn dat de student zicht krijgt op zijn motivatie, drijfveren, talent en visie, waardoor de student begeleid wordt in het maken van keuzes om sturing te geven aan de inhoud van zijn onderwijsprogramma. 2. Zo lang de student de propedeuse nog niet heeft behaald, wordt hij uitgenodigd voor ten minste twee gesprekken met zijn studie(loopbaan)begeleider per studiejaar. In deze gesprekken wordt de studievoortgang besproken op basis van de behaalde resultaten. Van deze gesprekken wordt een verslag gemaakt, waarbij de student de gelegenheid krijgt tot inzage in deze verslagen. 3. De activiteiten in het kader van studie(loopbaan)begeleiding zijn beschreven in de desbetreffende modulebeschrijvingen.
Hoofdstuk 7. Studieadvies Artikel 7.1 Studieadvies in de propedeutische fase 1. De student ontvangt aan het eind van zijn eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een opleiding advies over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding waarvoor hij is ingeschreven. Dit advies wordt schriftelijk of per e‐mail aan het hogeschoolmailadres van de student uitgebracht door de examencommissie, namens en onder verantwoordelijkheid van de faculteitsdirecteur. 2. Een studieadvies kan worden uitgebracht zolang de student het propedeutische examen nog niet heeft behaald. 3. Aan de student kan een positief studieadvies, een aangehouden studieadvies of een negatief bindend studieadvies worden uitgebracht. Een negatief bindend studieadvies wordt uitgebracht wanneer de student, met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden, niet geschikt wordt geacht voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de eisen die in dit hoofdstuk worden gesteld. 4. Indien een student zijn inschrijving voor de propedeutische fase van een opleiding tijdens het studiejaar heeft beëindigd, wordt aan hem alsnog uiterlijk aan het eind van het betreffende jaar van inschrijving een studieadvies uitgebracht. Als de student zijn opleiding om persoonlijke redenen heeft onderbroken en tijdig een verzoek bij de examencommissie heeft ingediend om deze persoonlijke redenen in acht te nemen, kan de examencommissie beslissen dat het uitbrengen van een studieadvies wordt uitgesteld tot het eind van het eerstvolgende studiejaar waarin de student zich opnieuw voor dezelfde opleiding inschrijft. 5. Indien een student met zijn opleiding is begonnen op een regulier instroommoment in februari, wordt in dit hoofdstuk met ‘het eerste jaar van inschrijving’ bedoeld: de periode vanaf het instroommoment tot en met de maand februari in het daaropvolgende kalenderjaar, en wordt met ‘het tweede jaar van inschrijving’ bedoeld: de periode vanaf de maand februari in het kalenderjaar volgend op het instroommoment tot en met de maand februari in het tweede kalenderjaar volgend op het instroommoment.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.17
Artikel 7.2 Studievoortgangsnorm 1. Aan de studievoortgangsnorm voor het eerste jaar van inschrijving is voldaan indien de student ten minste 50 studiepunten uit de propedeutische fase heeft behaald en heeft voldaan aan het kwalitatief criterium. Aan het kwalitatief criterium is voldaan indien de volgende onderwijseenheden zijn behaald: Economisch Rekenen. 2. Indien voor één of meer onderwijseenheden in de propedeutische fase vrijstelling is verleend aan de student, geldt in afwijking van het in lid 1 genoemde aantal van 50 studiepunten dat de student ten minste 5/6e van de na aftrek van vrijstellingen te behalen studiepunten uit de propedeutische fase, zo nodig af te ronden naar boven, moet hebben behaald. 3. Aan de studievoortgangsnorm voor het tweede jaar van inschrijving is voldaan indien de student het propedeutisch examen heeft behaald. Artikel 7.3 Studieadvies na het eerste jaar van inschrijving 1. Indien de student aan het eind van zijn eerste jaar van inschrijving zijn propedeutisch examen heeft behaald, wordt aan hem een positief studieadvies uitgebracht. 2. Indien de student aan het eind van zijn eerste jaar van inschrijving heeft voldaan aan de studievoortgangsnorm voor het eerste jaar van inschrijving, maar het propedeutisch examen nog niet heeft behaald, wordt aan hem een aangehouden studieadvies uitgebracht. 3. Indien de student aan het eind van zijn eerste jaar van inschrijving niet heeft voldaan aan de studievoortgangsnorm voor het eerste jaar van inschrijving, wordt aan hem een negatief bindend studieadvies uitgebracht. 4. Indien naar oordeel van de examencommissie de persoonlijke omstandigheden van de student hiertoe aanleiding geven, kan het uitbrengen van een studieadvies worden uitgesteld. De procedure hiervoor is beschreven in artikel 7.9. Artikel 7.4 Studieadvies na het tweede jaar van inschrijving 1. Indien de student, aan wie aan het eind van zijn eerste jaar van inschrijving een aangehouden studieadvies is uitgebracht, aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving het propedeutisch examen heeft behaald, wordt aan hem een positief studieadvies uitgebracht. 2. Indien de student, aan wie aan het eind van zijn eerste jaar van inschrijving een aangehouden studieadvies is uitgebracht, aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving het propedeutisch examen niet heeft behaald, wordt aan hem een negatief bindend studieadvies uitgebracht. 3. Indien naar oordeel van de examencommissie de persoonlijke omstandigheden van de student hiertoe aanleiding geven, kan het uitbrengen van een studieadvies worden uitgesteld. De procedure hiervoor is beschreven in artikel 7.9. Artikel 7.5 Positief studieadvies De student aan wie een positief studieadvies is uitgebracht, mag zijn opleiding voortzetten. Artikel 7.6 Aangehouden studieadvies De student aan wie een aangehouden studieadvies is uitgebracht, mag zijn opleiding voorlopig voortzetten, onder de voorwaarde dat de student aan het eind van zijn tweede jaar van inschrijving het propedeutisch examen moet hebben behaald. De examencommissie kan in het aangehouden studieadvies voorwaarden verbinden aan het afleggen van toetsen uit de hoofdfase zolang het propedeutisch examen niet is behaald. Artikel 7.7 Negatief bindend studieadvies 1. De student aan wie een negatief bindend studieadvies is uitgebracht, mag zich niet meer inschrijven voor diezelfde bacheloropleiding of hetzelfde Associate degree‐programma aan De Haagse Hogeschool. 2. Een negatief bindend studieadvies kan alleen worden uitgebracht wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. aan de student is studie(loopbaan)begeleiding aangeboden; b. de gegevens over de studievoortgang van de student zijn opgenomen in het studievolgsysteem OSIRIS; c. de opleiding biedt voor elke onderwijseenheid ten minste één herkansing in hetzelfde studiejaar aan, met uitzondering van onderwijseenheden met een specifiek karakter, zoals een stage of selecterend project, waarvoor een herkansing redelijkerwijs niet valt in te passen in het onderwijsprogramma; d. aan de student is een waarschuwing afgegeven op een zodanig tijdstip dat de student de mogelijkheid had zijn studieresultaten te verbeteren; FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.18
e.
3.
4.
er is rekening gehouden met persoonlijke omstandigheden voor zover de student tijdig bij de examencommissie hierom heeft verzocht; f. de student is in de gelegenheid gesteld om door de examencommissie gehoord te worden voordat het negatief bindend studieadvies is uitgebracht. Indien tijdens een studiejaar een negatief bindend studieadvies aan de student is uitgebracht, wordt zijn inschrijving door het College van Bestuur beëindigd met ingang van de tweede hele maand volgend op de maand waarin het negatief bindend studieadvies schriftelijk of per e‐mail is uitgebracht. Indien de student zijn inschrijving eerder wil beëindigen, moet hij daartoe tijdig een verzoek indienen bij de Centrale Studenten Inschrijving. Een negatief bindend studieadvies voor een bacheloropleiding of een Associate degree‐programma kan ook gelden voor bacheloropleidingen of Associate degree‐programma’s die het propedeutisch examen gemeen hebben met deze bacheloropleiding of dit Associate degree‐programma. In dat geval wordt in het studieadvies vermeld op welke bacheloropleidingen of Associate degree‐programma’s het studieadvies betrekking heeft.
Artikel 7.8 Opnieuw inschrijven na negatief bindend studieadvies 1. Indien aan de student een negatief bindend studieadvies is uitgebracht en de student zich opnieuw voor de desbetreffende opleiding wil inschrijven, kan hij hiertoe een verzoek indienen bij de faculteitsdirecteur. Dit is mogelijk na afloop van het eerste studiejaar dat volgt op het studiejaar waarin hem een negatief bindend studieadvies is uitgebracht. 2. De faculteitsdirecteur kan de student toestemming geven zich opnieuw voor deze opleiding in te schrijven, mits de student aannemelijk heeft gemaakt dat hij de opleiding met vrucht zal kunnen volgen. De beoordeling hiervan vindt plaats door de faculteitsdirecteur. 3. Indien de student toestemming krijgt zich opnieuw in te schrijven, volgt hij het onderwijsprogramma dat geldt op het moment waarop hij opnieuw wordt ingeschreven. Na het eerste jaar van inschrijving, gerekend vanaf het moment waarop de student opnieuw wordt ingeschreven, wordt opnieuw een studieadvies uitgebracht volgens de voortgangsnorm voor het eerste jaar van inschrijving, op basis van de resultaten die de student in dit jaar heeft behaald. Artikel 7.9 Persoonlijke omstandigheden en uitstel van het studieadvies 1. De examencommissie kan beslissen om het uitbrengen van het studieadvies uit te stellen indien de persoonlijke omstandigheden van de student hiertoe aanleiding geven. Aan dit uitstel wordt een termijn verbonden, waarna alsnog een studieadvies wordt uitgebracht. Ook wordt aangegeven aan welke studievoortgangsnorm de student na deze termijn dient te voldoen. Tevens kan de examencommissie beslissen om nadere voorwaarden aan het uitstel te verbinden. De beslissing tot uitstel, inclusief de termijn, de studievoortgangsnorm waaraan na uitstel moet zijn voldaan en de eventuele nadere voorwaarden, wordt schriftelijk of per e‐mail uitgebracht door de examencommissie. 2. Indien de student wil dat de examencommissie rekening houdt met zijn persoonlijke omstandigheden, dan moet hij de studentendecaan en zijn studie(loopbaan)begeleider over deze omstandigheden informeren op het moment dat deze zich voordoen, of zo spoedig mogelijk daarna. Ook moet de student een gemotiveerd en onderbouwd verzoek bij de examencommissie indienen om het uitbrengen van het studieadvies vanwege deze persoonlijke omstandigheden uit te stellen. De student is zelf verantwoordelijk voor het melden van de omstandigheden, het doen van een verzoek bij de examencommissie en voor het in overleg met de studieloopbaanbegeleider opstellen van een studieplan om eventuele studievertraging te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. 3. Uitsluitend de volgende persoonlijke omstandigheden kunnen, ter beoordeling van de examencommissie, aanleiding geven voor uitstel van het uitbrengen van een studieadvies: a. ziekte: elke lichamelijke of psychische ongesteldheid; b. functiebeperking: een lichamelijke, zintuiglijke of psychische functiebeperking; c. zwangerschap en bevalling; d. bijzondere familieomstandigheden: 1° de langdurige verzorging van een zieke bloedverwant of iemand binnen het eigen samenlevingsverband; 2° langdurige psychische en/of sociale problemen in het eigen samenlevingsverband; 3° andere omstandigheden die als bijzondere familieomstandigheden worden aangemerkt; e. het beoefenen van topsport of andere activiteiten op hoog niveau waarbij de student behoort tot de (inter)nationale top van zijn discipline en hieraan ten minste 15 uur per week besteedt; f. het lidmaatschap van de hogeschoolraad, een faculteitsraad of opleidingscommissie;
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.19
g.
h.
het lidmaatschap van een commissie binnen de hogeschool, voor zover deze commissie is opgenomen in de ‘Lijst van Studentenorganisaties en Medezeggenschapsorganen’ in het Studentenstatuut deel 1 van het desbetreffende studiejaar; het lidmaatschap van het bestuur van een studievereniging, studentenvereniging of studentenorganisatie met volledige rechtsbevoegdheid, voor zover deze vereniging of organisatie is opgenomen in de ‘Lijst van Studentenorganisaties en Medezeggenschapsorganen’ in het Studentenstatuut deel 1 van het desbetreffende studiejaar.
Artikel 7.10 Tijdsverloop 1. Het studieadvies wordt uiterlijk op 31 juli van het betreffende jaar van inschrijving uitgebracht, tenzij er in de periode van 31 juli tot en met 31 augustus nog gelegenheid is om studiepunten te behalen. In dat geval wordt het studieadvies uiterlijk op 31 augustus van het betreffende jaar van inschrijving uitgebracht. 2. Voorafgaand aan het uitbrengen van het studieadvies wordt uiterlijk op 31 maart een waarschuwing voor een mogelijk negatief bindend studieadvies afgegeven. 3. Indien de student wil dat de examencommissie bij het uitbrengen van het studieadvies rekening houdt met zijn persoonlijke omstandigheden, moet een verzoek daartoe uiterlijk op 1 juli voorafgaand aan het uitbrengen van het studieadvies door de examencommissie schriftelijk of per e‐mail zijn ontvangen. Artikel 7.11 Bepalingen bij ingesteld beroep 1. Indien een student conform artikel 1.4, lid 7, beroep heeft ingesteld tegen de beslissing om hem een negatief bindend studieadvies op te leggen, wordt de uitvoering van het negatief bindend studieadvies opgeschort totdat het College van Beroep voor de Examens uitspraak heeft gedaan over het beroep, of totdat de student het beroep heeft ingetrokken. 2. De student kan zich derhalve desgewenst voor de duur van het beroep bij het College van Beroep voor de Examens opnieuw inschrijven, waardoor hij geen onnodige studievertraging oploopt wanneer zijn beroep gegrond wordt verklaard. De eventueel in deze periode behaalde studieresultaten worden niet meegewogen bij de beoordeling van het beroep door het College van Beroep voor de Examens. 3. Indien het College van Beroep voor de Examens het beroep ongegrond of niet‐ontvankelijk verklaart, of de student het beroep intrekt, wordt de inschrijving van de student door het College van Bestuur beëindigd. Deze beëindiging vindt plaats met ingang van de maand die volgt op de maand waarin de student het beroep heeft ingetrokken of waarin het Loket Rechtsbescherming de student op de hoogte heeft gesteld van het feit dat het College van Beroep voor de Examens uitspraak heeft gedaan.
Hoofdstuk 8. Onregelmatigheden, fraude en plagiaat Artikel 8.1 Reikwijdte 1. Onder onregelmatigheden wordt onder andere, maar niet uitsluitend, verstaan: a. het niet opvolgen van schriftelijk of mondeling gegeven regels of aanwijzingen omtrent de gang van zaken tijdens een toets; b. fraude; c. plagiaat. 2. Onder fraude wordt onder andere, maar niet uitsluitend, verstaan: a. het afkijken tijdens een toets; b. het in het zicht of onder handbereik hebben van ongeoorloofd materiaal tijdens een toets; c. het inleveren van werk onder een andere naam dan de eigen naam; d. het zich niet houden aan regels die (mede) zijn ingesteld om fraude te voorkomen tijdens een toets; e. het ter beschikking stellen van eigen materiaal aan anderen; f. het zich voorafgaand aan de toets in kennis gesteld hebben van vragen, opgaven of modelantwoorden van de betreffende toets; g. het tijdens of na afloop van een toets overnemen van vragen en/of modelantwoorden en deze zelf gebruiken of aan anderen ter beschikking stellen; h. het aanwenden van vervalste gegevens voor onderzoek in het kader van een onderwijseenheid of de scriptie; i. het vervalsen van beoordelingen. 3. Onder plagiaat worden onder andere, maar niet uitsluitend, de volgende situaties verstaan:
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.20
a.
het letterlijk of in eigen woorden verwerken van delen van het werk van anderen of eerder gepubliceerd eigen werk, al dan niet met aanhalingstekens, in eigen werk zonder verdere specificatie of bronvermelding; het presenteren van uitgewerkte ideeën of vondsten van anderen als eigen ideeën of vondsten.
b. Procedure bij het constateren van fraude, plagiaat of andere onregelmatigheden Artikel 8.2 1. Wanneer fraude, plagiaat of andere onregelmatigheden tijdens of na de toets worden vermoed, geldt de volgende procedure: a) de surveillant of examinator maakt een aantekening op het door de student ingeleverde of in te leveren werk en neemt eventuele bewijsstukken in; b) de student wordt in de gelegenheid gesteld om de toets of het examen af te maken; c) de surveillant of examinator maakt proces‐verbaal op, waarin ten minste wordt vastgelegd wat de surveillant of examinator heeft waargenomen en op grond waarvan het vermoeden van fraude is ontstaan; d) de surveillant of examinator stelt de examencommissie op de hoogte van het vermoeden van fraude en overlegt daarbij het proces‐verbaal; e) binnen vijf werkdagen na ontvangst van de melding stelt de examencommissie de student op de hoogte van het vermoeden van fraude; f) binnen vijftien werkdagen na ontvangst van de melding stelt de examencommissie de student in de gelegenheid om te worden gehoord, waartoe de examencommissie de student schriftelijk een uitnodiging stuurt; g) binnen vijftien werkdagen na het tijdstip waarop de student in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord stelt de examencommissie vast of er sprake is van fraude; h) indien nader onderzoek nodig is, kan de examencommissie beslissen de termijn van vijftien werkdagen te verlengen en stelt zij de student hiervan tijdig op de hoogte; i) de beslissing wordt tezamen met de eventueel opgelegde sancties schriftelijk aan de student medegedeeld, waarbij tevens een afschrift aan de faculteitsdirecteur wordt gestuurd. 2. Bij vermoeden van fraude, plagiaat of andere onregelmatigheden wordt het gemaakte werk niet nagekeken. De examinator kent geen beoordeling toe aan het ingeleverde werk. Indien de examencommissie vaststelt dat er geen sprake is van fraude, plagiaat of andere onregelmatigheden, wordt het werk alsnog nagekeken en wordt er een beoordeling toegekend. 3. Bij de detectie van plagiaat in teksten kan gebruik worden gemaakt van elektronische detectieprogramma’s zoals Ephorus. Met het aanleveren van de tekst geeft de student toestemming tot het opnemen van de tekst in de database van het betreffende detectieprogramma. 4. Indien plagiaat in een toets wordt geconstateerd of vermoed, kan de examencommissie besluiten eerder door dezelfde student ingeleverde toetsen te onderzoeken op plagiaat. De student is verplicht om aan een dergelijk onderzoek mee te werken. Artikel 8.3 Sancties 1. Afhankelijk van de ernst van de gepleegde fraude, plagiaat of andere onregelmatigheden, herhaalde fraude daaronder begrepen, kan de examencommissie de volgende sancties opleggen: a. ongeldig verklaren van (een gedeelte van) de betreffende toets; b. uitsluiting van de betreffende toets tot een maximum van een jaar; c. uitsluiting van meer, door de examencommissie aan te wijzen toetsen tot een maximum van een jaar; d. een combinatie van bovengenoemde maatregelen. 2. Het College van Bestuur kan op verzoek van de examencommissie overgaan tot de volgende sancties: a. definitieve beëindiging van de inschrijving voor de opleiding van de student; b. aangifte bij de politie; c. een combinatie van bovengenoemde maatregelen. 3. Tegen een sanctie die de examencommissie of het College van Bestuur op basis van dit artikel heeft opgelegd, kan binnen zes weken na de beslissing beroep dan wel bezwaar worden ingesteld bij het Loket Rechtsbescherming via
[email protected].
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.21
Hoofdstuk 9. Bijzondere voorzieningen Artikel 9.1 Voorzieningen voor studenten met een functiebeperking 1. De student met een functiebeperking vanwege een handicap of chronische ziekte heeft recht op doeltreffende, ofwel geschikte en noodzakelijke aanpassingen, tenzij deze voor de hogeschool een onevenredige belasting vormen. Deze aanpassingen dienen ertoe belemmeringen weg te nemen of te beperken en de zelfstandigheid en volwaardige participatie van de student zoveel mogelijk te bevorderen. De aanpassingen kunnen betrekking hebben op: a. de toegankelijkheid van gebouwen; b. het onderwijsprogramma, inclusief de stages; c. de onderwijsroosters; d. de werkvormen, inclusief de begeleiding; e. de leermiddelen, en f. de toetsing. 2. De student met een functiebeperking die aanspraak wil maken op aanpassingen, dient hiertoe een gemotiveerd verzoek in bij de examencommissie. Dit verzoek moet zijn voorzien van een advies van de studentendecaan, dat gebaseerd is op een aan de studentendecaan overhandigde verklaring van een BIG‐geregistreerde zorgverlener, waarin de persoonlijke gegevens van de student en de medische diagnose vermeld zijn. In afwijking van de vorige volzin volstaat bij dyslexie een dyslexieverklaring op grond van een door een erkende psycholoog of orthopedagoog verricht onderzoek. Wanneer de examencommissie dit voor de door haar te nemen beslissing noodzakelijk acht, kan zij op basis van geheimhouding inzage krijgen in de overhandigde verklaring. 3. Bij besluitvorming omtrent voorzieningen voor studenten met een functiebeperking gelden de volgende termijnen: a. de studentendecaan brengt binnen 15 werkdagen na de intake inzake een functiebeperking van de student advies uit aan de examencommissie; b. de examencommissie beslist binnen 15 werkdagen na ontvangst van het advies van de studentendecaan over de toekenning van aanpassingen; c. een beslissing om aanpassingen toe te kennen wordt uitgevoerd binnen 15 werkdagen nadat de beslissing is genomen; d. indien het een verzoek tot een complexe voorziening betreft, kunnen elk van deze termijnen met 15 werkdagen worden verlengd. De betrokken functionaris stelt de student op de hoogte van deze verlenging voor het verstrijken van de oorspronkelijke termijn. Artikel 9.2 Voorzieningen voor studenten die een topprestatie leveren 1. De student die topsport beoefent of een topprestatie op cultureel of ander gebied op het hoogste niveau levert, kan een verzoek indienen voor studiefaciliteiten. Dit verzoek moet direct bij aanvang van het studiejaar, dan wel direct na het aanvangen van de activiteiten worden ingediend bij de examencommissie. 2. De examencommissie beslist binnen 15 werkdagen na ontvangst van het verzoek. Hierbij laat zij zich adviseren door de coördinator topsport indien er sprake is van de beoefening van topsport, dan wel door de studentendecaan indien er sprake is van een andere topprestatie. Artikel 9.3 Voorzieningen voor studenten met een buitenlandse vooropleiding 1. De student die is toegelaten op grond van een buiten Nederland afgegeven diploma van voortgezet onderwijs kan een verzoek indienen om gedurende het eerste jaar van inschrijving aan de hogeschool voor Nederlandstalige toetsen en deeltoetsen 30% extra toetstijd te krijgen en/of gebruik te mogen maken van een woordenboek. Dit verzoek moet binnen 15 werkdagen na aanvang van het studiejaar worden gericht aan de examencommissie. 2. De examencommissie kan op verzoek van de student de aanpassingen uitbreiden. Voorzieningen in andere situaties Artikel 9.4 In bijzondere gevallen kunnen voorzieningen worden getroffen voor studenten die niet voldoen aan de voorwaarden als bedoeld in de artikelen 9.1 tot en met 9.3. De faculteitsdirecteur beslist in deze gevallen over het al dan niet treffen van voorzieningen.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.22
Hoofdstuk 10. Slotbepaling Artikel 10.1 Afwijking van de Onderwijs‐ en Examenregeling 1. In gevallen waarin de Onderwijs‐ en Examenregeling niet voorziet of waarin de toepassing van de Onderwijs‐ en Examenregeling zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, beslist de examencommissie, tenzij de faculteitsdirecteur op het desbetreffende onderwerp bevoegd is. 2. Een student kan een verzoek om af te wijken van de Onderwijs‐ en Examenregeling indienen bij de examencommissie. Indien de examencommissie op het desbetreffende onderwerp niet bevoegd is, zendt de examencommissie het verzoek door naar de faculteitsdirecteur.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.23
Bijlage 1: jaarplanning Maand
September
2014
Oktober
November
December
Januari
Februari
2015
Maart
April
Mei
Juni
Juli
Augustus September
Les‐ Kalenderweek week Maandag 36 1 1‐9 37 2 8‐9 38 3 15‐9 39 4 22‐9 40 5 29‐9 41 6 6‐10 42 7 13‐10 43 20‐10 44 8 27‐10 45 9 3‐11 46 10 10‐11 47 1 17‐11 48 2 24‐11 49 3 1‐12 50 4 8‐12 51 5 15‐12 52 22‐12 1 29‐12 2 6 5‐1 3 7 12‐1 4 8 19‐1 5 9 26‐1 6 10 2‐2 7 1 9‐2 8 2 16‐2 9 23‐2 10 3 2‐3 11 4 9‐3 12 5 16‐3 13 6 23‐3 14 7 30‐3 15 8 6‐4 16 9 13‐4 17 10 20‐4 18 1 27‐4 19 2 4‐5 20 3 11‐5 21 4 18‐5 22 5 25‐5 23 6 1‐6 24 7 8‐6 25 8 15‐6 26 9 22‐6 27 10 29‐6 28 11 6‐7 29 12 13‐7 30 20‐7 31 27‐7 32 3‐8 33 10‐8 34 17‐8 35 24‐8 36 31‐8‐2015
Start collegejaar 2014‐2015 blok 1
Herfstvakantie Do 06/11 Onderwijsdag
Tentamenweken blok 1 Start blok 2
Kerstvakantie
Tentamenweek blok 2 Hertentamenweek blok 1 Start blok 3 Voorjaarsvakantie
Di 18/03 Onderzoeksdag vrijdag 3 april Goede Vrijdag 6 april 2e Paasdag Tentamenweek blok 3 Hertentamenweek blok 2 Start blok 4
27 april Koningsdag 5 mei Bevrijdingsdag 14(+15 Mei) Hemelvaartsdag 25 mei 2e Pinksterdag
Tentamenweek blok 4 Hertentamenweek blok 3 Hertentamenweek blok 4
Zomervakantie
Start collegejaar 2015‐2016 blok 1
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.24
Bijlage 2: Opleidingsleerplan Bedrijfskunde MER voltijd
Deel 1 Opleiding: Voltijdvariant Bedrijfskunde MER. Korte verantwoording opleidingsinrichting: Het kernwoord voor de inhoud van ons onderwijs is: kwaliteit. De opleiding heeft aandacht voor differentiatie binnen de studentenpopulatie en het motto is: de lat hoog voor iedereen. Onderzoek, internationalisering, praktijkleren en ICT zijn allen een integraal onderdeel van de opleiding en het curriculum. De inhoud van ons onderwijs is erop gericht dat onze afgestudeerde studenten in een breed werkveld een baan kunnen vinden. Bedrijfskunde MER is een brede bachelor opleiding en afgestudeerden vinden dan ook in zeer uiteenlopende vakgebieden een baan. Veel afgestudeerde bachelors van de opleiding verzorgen in hun latere beroepspraktijk de externe of interne advisering van organisaties op managementterreinen als bijvoorbeeld: marketing, human resources, accounting en controlling en organisatie(her)ontwerp en verandering. Beroepsgerichtheid is dan ook een belangrijk uitgangspunt voor de opleiding Bedrijfskunde MER. Vanaf het eerste jaar tot en met hun afstuderen komen studenten in aanraking met de actuele beroepspraktijk. Een actieve houding van de student is een vereiste. Kennis wordt actief geconstrueerd door de student, hij of zij leert in interactie met anderen en is in toenemende mate zelf verantwoordelijk voor het leerproces. Leren vindt plaats binnen een uitdagende leeromgeving, succes is de norm. De opbouw van het programma sluit daarom aan op de beschreven visie op de inhoud van het onderwijs en is daarnaast transparant, samenhangend en evenwichtig. Competenties, leeractiviteiten en toetsing zijn binnen de opleiding volledig in lijn met elkaar geconstrueerd. De persoonlijke ontwikkeling van de student loopt als een rode draad door de opleiding heen. Er zijn binnen het programma 45 EC gereserveerd voor de minorruimte. Deze is bedoeld om studenten gedurende hun studie de gelegenheid te bieden zich te verdiepen of te verbreden. Studenten kunnen enkel een minor volgen als zij hiervoor vooraf goedkeuring hebben gekregen van de examencommissie. De minor dient immers bij te dragen aan de verbreding of verdieping van het bachelor niveau. De minorperiode is geprogrammeerd in de 4e periode van het 2e jaar met een internationale opleidingsminor en periode 1 en 2 van het 4e jaar. In juni 2012 heeft de HBO Raad het nieuwe competentieprofiel Bedrijfskunde MER vastgesteld. Dit competentieprofiel is vanaf studiejaar 2013‐2014 geïntegreerd in het programma van de propedeuse en het e 2 jaar van de opleiding. Het huidige programma van jaar 3 en 4 van de hoofdfase is gebaseerd op het landelijk beroeps‐ en competentieprofiel van 2008. Competenties voor de Bachelor Bedrijfskunde MER Propedeuse en jaar 2 TC: Taak Competenties GC: Generieke Competenties vanuit de BBA standaard TC1 Probleemherkenning TC2 Diagnosticeren TC3 Ontwerpen TC4 Veranderen TC5 Evalueren GC1 Methodisch handelen GC2 Schakelen en verbinden GC3 Adviseren GC4 Innoveren GC5 Samenwerken GC6 Communiceren GC7 verantwoord handelen GC8 Professionaliseren GC9 ICT‐vaardig
Hoofdfase jaar 3 en 4
1 Adviseren 2 Analyseren 3 Beheersen 4 Coachen 5 Communiceren 6 Implementeren 7 Innoveren 8 Motiveren 9 Onderzoeken 10 Ontwerpen 11 Relaties beheren 12 Samenwerken 13 Zelfmanagement
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.25
BoKS: Propedeuse en jaar 2 Kernvakgebieden vanuit de BBA standaard: Accounting Finance Economics Marketing Organizational Behavior Strategic management Management Information Systems Operations Management Quantitative/qualitative techniques Business Law and Ethics Vanuit de competentie “communiceren” is daar de taallijn aan toegevoegd met de onderdelen: Business English Communicatieve vaardigheden Nederlands
Hoofdfase jaar 3 en 4 Binnen de sector HEO is deze BoKS verwoord in de zogenaamde domeincompetenties. Deze geven aan wat de Bachelor of Business Administration moet kennen en kunnen om als professional succesvol te opereren in de beroepspraktijk: 1. Ontwikkelen van een visie op veranderingen en trends in de externe omgeving en ontwikkelen van relaties, netwerken en ketens. Belangrijke deskundigheidsgebieden zijn: theorieën van organisatie-wetenschappen, methoden van informatieverzameling, juridische- en economische ontwikkelingen. 2. Analyseren van beleidsvraagstukken, vertalen in beleidsdoelstellingen en alternatieven en voorbereiden van besluitvorming. Belangrijke deskundigheidsgebieden zijn: budgetten en kosten, haalbaarheidsanalyse, kwaliteitssystemen, procesmanagement, beslissings- en besluitvormingsmodellen, interne organisatieleer. 3. Toepassen van human resource management in het licht van de strategie van de organisatie. Belangrijke deskundigheidsgebieden zijn: HRM-beleid, personeelsinstrumenten, leiderschapsstijlen, structuur en gebruik van gespreksmodellen t.b.v. HRM (vb: slecht-nieuws-, beoordelings- en selectiegesprekken). 4. Inrichten, beheersen en verbeteren van bedrijfs- of organisatieprocessen. Belangrijke deskundigheidsgebieden zijn: organisatiekunde (systeemleer, bedrijfsprocessen), relatiemanagement, financieel management, informatiesystemen, zorgsystemen, verander-management. 5. Analyseren van de financiële en juridische aspecten, interne processen en de bedrijfs- of organisatieomgeving om samenhang en wisselwerking te versterken. Belangrijke deskundigheidsgebieden zijn: bedrijfseconomie, administratieve organisatie, privaatrecht (overeenkomsten, schadevergoeding, aansprakelijkheid, arbeidsrecht) en publiekrecht (vergunningen en inspectie). 6. Ontwikkelen, implementeren en evalueren van een veranderingsproces. Belangrijke deskundigheidsgebieden zijn: advieskunde- en vaardigheden, verandermanagement, projectmanagement, planning and control. Elke afgestudeerde Bachelor of Business Administration beschikt over al deze competenties, maar er zijn accentverschillen per opleiding op landelijk niveau.
BSA en flankerend beleid: De opleiding heeft naast het behalen van 60 studiepunten het volgende kwalitatieve criterium gesteld aan het behalen van een positief BSA: oormerk Economisch Rekenen voor 3 EC. Deze onderwijseenheid is een kernvak voor de Bachelor of Business Administration (zie BBA standaard) en fungeert als basis voor vereiste kennis en vaardigheden in de hoofdfase. De opleiding geeft op onderstaande wijze uitvoering aan het flankerend beleid om de kans op het behalen van 60 studiepunten en de kwalitatieve eis te vergroten: - Summercourse: wegnemen/verkleinen van eventuele deficiënties in de Nederlandse en Engelse taal, rekenen en studievaardigheden. - Studieloopbaanbegeleiding: intensieve begeleiding op maat die gericht is op de professionele ontwikkeling van de student binnen de context van de opleiding en het monitoren van studieresultaten. - Contacttijd voor Economisch Rekenen (kwalitatieve eis) is aanzienlijk verhoogd. Deze onderwijseenheid is bewust vroeg in het studiejaar geprogrammeerd zodat studenten eventueel bij het niet behalen van deze onderwijseenheid (na de herkansing in blok 2) voor 1 februari kunnen switchen naar een andere opleiding of zich uitschrijven. - Tutoring voor en door studenten.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.26
Onderzoek: Praktijkgericht onderzoek is geworteld in de beroepspraktijk en gekoppeld aan specifiek aanwijsbare actoren en managementvraagstukken. Praktijkgericht onderzoek draagt bij aan de verbetering en innovatie van de beroepspraktijk door het genereren van kennis en inzichten. Hierdoor worden toepasbare producten en concrete oplossingen voor praktijkproblemen gerealiseerd. Binnen de opleiding Bedrijfskunde MER zijn onderwijs en onderzoek onlosmakelijk met elkaar verbonden. Praktijkgericht onderzoek is bij Bedrijfskunde MER verbonden met het onderwijs omdat dit bijdraagt aan de aansluiting op de beroepspraktijk en het niveau van de afgestudeerde student Bedrijfskunde MER. We leiden geen onderzoekers op. Wel dragen we bij aan het onderzoekend vermogen van de student. Docenten bereiden de studenten voor op een beroepsuitoefening waarbinnen hij/zij “een goed geïnformeerde kritische consument van wetenschappelijke informatie en expertoordelen” is. Hiertoe maken de studenten binnen de opleiding kennis met recent wetenschappelijk onderzoek (body of knowledge) en praktijkgericht onderzoek. De studenten doen ervaring op in het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek onder begeleiding van docenten en lectoren. Vanaf het eerste tot en met het vierde studiejaar leren studenten onderzoek te doen. Dit onderzoek is praktijkgericht en sluit aan op de Body of Knowledge van de BBA standaard. Voorbeelden hiervan in het curriculum zijn: Jaar 1: Onderzoeksvaardigheden, Branche en Markt en het Bedrijfsproject. Jaar 2: Statistiek en het Extern Bedrijfsproject. Jaar 3: Extern project. Jaar 4: Afstuderen. Internationalisering: De opleiding volgt het internationaliseringsbeleid dat op hogeschoolniveau is vastgesteld. Studieonderdelen die binnen de opleiding gericht zijn op de internationale beroepspraktijk en het ontwikkelen van interculturele competenties zijn: Business Game (jaar 1). Business English (jaar 1 en 2). Internationale minor met studiereis (jaar 2). Mogelijkheid stage in buitenland (jaar 3). Mogelijkheid afstudeeropdracht in buitenland (jaar 4). Mogelijkheid te kiezen voor een Engelstalige minor (jaar 4). Volgen van internationale differentiaties (jaar 4). Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van internationale Engelstalige literatuur en audiovisueel materiaal in het onderwijs ter bevordering van de internationale leeromgeving. Beroepsgerichtheid: Beroepsgerichtheid is een belangrijk uitgangspunt van het onderwijsprogramma. Bedrijfskunde MER maakt in elke onderwijseenheid in alle studiejaren gebruik van gastsprekers die vanuit een specifieke expertise een bijdrage leveren aan het onderwijs. Zij illustreren toepassingen in de beroepspraktijk of leggen een relatie met actuele ontwikkelingen. Ook zijn bij de opleiding gastdocenten betrokken, die een workshop of een deel van een cursus ontwikkelen en verzorgen. De opleiding Bedrijfskunde MER hecht zodanig veel waarde aan een goede en vroegtijdige oriëntatie van studenten op loopbaan en beroep, dat zij voor jaar 1 een onderwijseenheid van 3 EC programmeert: “Oriëntatie op loopbaan en beroep”. De redenen hiervoor zijn de volgende: studenten leren het brede beroepenveld van de bedrijfskundige in al haar facetten vlot kennen, studenten kunnen beter bepalen welke keuzes zij voor zichzelf willen en gaan maken t.a.v. mogelijkheden die de studie biedt (stage, minor, differentiatie, afstudeeronderwerp), maar vooral ook dat de studenten in een vroeg stadium van de studie een professionele beroepshouding ontwikkelen en hun persoonlijke talenten maximaal leren ontwikkelen en benutten. De opleiding Bedrijfskunde MER geeft hiermee de kwaliteit van alle studenten Bedrijfskunde MER een extra impuls en komt tegemoet aan het potentiële talent dat elke student in zich heeft. FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.27
Jaar 1: Oriëntatie op loopbaan en beroep. Internationale Business Game: samen met studenten van andere opleidingen wordt een fictief bedrijf opgericht en korte tijd geleid. Bedrijfsproject: studenten schrijven een rapport waarin diverse kernvakgebieden aan de orde komen. Jaar 2: Studenten nemen gedurende twee onderwijsperiodes deel aan een project dat wordt uitgevoerd voor een externe opdrachtgever. De studenten kiezen een organisatie en gaan aan de hand van een projectopdracht aan de slag met een bedrijfskundig vraagstuk dat uitmondt in een adviesrapport voor de opdrachtgever. Jaar 3: Studenten nemen gedurende één onderwijsperiode deel aan een project dat wordt uitgevoerd voor een externe opdrachtgever. De studenten kiezen een organisatie en gaan aan de hand van een projectopdracht aan de slag met een bedrijfskundig vraagstuk dat uitmondt in een adviesrapport voor de opdrachtgever. In periode 3 en 4 gaan studenten gedurende twee onderwijsperiodes op stage. Dat kan zowel in het binnen‐ als in het buitenland. Studenten verwerven zelf een stageplaats met een bijbehorende opdracht. Jaar 3 en 4: In maart en april doen studenten mee aan de HUBA‐campagne (hulp bij belastingaangifte). Deze campagne wordt verzorgd in samenwerking met de opleiding Accountancy, Bedrijfseconomie en de Belastingdienst. In het Atrium van de hogeschool helpen studenten de burgers uit de Haagse regio met hun belastingaangifte. Naast kennis van belastingrecht vereist dit ook de nodige sociale vaardigheden. Verder wordt hiermee vorm en inhoud gegeven aan een andere doelstelling van de hogeschool, namelijk in het kader van de profilering, het spelen van een belangrijke maatschappelijke rol in de regio. Jaar 4: De afstudeeropdracht wordt gedaan in de vorm van een "meesterproef". De student doet een omvangrijk praktijkonderzoek in een organisatie met als doel een bruikbaar advies te formuleren voor een bedrijfskundig vraagstuk.
SLB: Studieloopbaanbegeleiding binnen de opleiding is gericht op de begeleiding van de student in zijn ontwikkeling naar beginnend beroepsbeoefenaar. De studieloopbaanbegeleiding sluit aan op de persoon van de student in zijn ontwikkelingsfase en is gericht op zijn professionele ontwikkeling binnen de context van de opleiding. Vanuit de onderwijsvisie van De Haagse Hogeschool op de afgestudeerde bachelor is op opleidingsniveau gekozen voor de volgende principes: De dynamiek van studieloopbaanbegeleiding is het greep krijgen op de eigen studie: ‘Ik weet steeds beter en doorzie steeds meer wat ik wil’. Het komt erop neer het eigen studiesucces te verwezenlijken. De doelstelling van studieloopbaanbegeleiding is het greep krijgen op het eigen leer‐ en ontwikkelingsproces en het betekenis daaraan geven. Dat betekent dat de student kan analyseren wat hij wil en kan, dus tot zelfkennis komt, in relatie met wat van hem als beroepsbeoefenaar wordt gevraagd. Studiebegeleiding betreft het begeleiden van de student bij het succesvol studeren, bij het maken van keuzes en bij het bewaken van de studievoortgang. Loopbaanbegeleiding omvat alle activiteiten die een student helpen om zich voor te bereiden op zijn toekomstige loopbaan. In de loop van de studie verschuift de focus van studiebegeleiding naar loopbaanbegeleiding. Studieloopbaanbegeleidingsactiviteiten zijn geïntegreerd in het curriculum, er is sprake is van maatwerk, opdat elke student die begeleiding krijgt die hij nodig heeft gekoppeld aan de fase van de studie waarin hij zich bevindt. Talentontwikkeling Aandacht voor talentontwikkeling van iedere individuele student is ook de opdracht van de studieloopbaanbegeleider. Aandacht hebben voor de talenten van onze studenten is een logisch onderdeel van het takenpakket van de studieloopbaanbegeleider en maakt dus onderdeel uit van het aanbod. De keuze voor minors, voor stages, voor deelname in onderzoeksprogramma’s en de keuze voor een afstudeerproject, zijn passend bij de individuele ambities en mogelijkheden van iedere student.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.28
Toetsing en werkvormen De toetsing is afgestemd op de leeractiviteiten en leerdoelen per leerlijn. De keuze voor een bepaalde toetsvorm wordt gemaakt door de docent, het keuzeaanbod van toetsen is bepaald door de toetscommissie van de opleiding. Afhankelijk van de beoogde competenties en leerdoelen wordt er binnen de opleiding gebruik gemaakt van verschillende toetsvormen. Waar relevant en mogelijk wordt het beroepenveld bij de beoordeling betrokken. De opleiding hanteert verschillende werkvormen die zijn afgestemd op de verschillende leerdoelen van de onderwijsonderdelen en de leerstijlen van de studenten: werkcolleges, projecten, trainingen en in beperkte mate, hoorcolleges. Leerlijn BoK ‐ ‐ ‐ ‐ Vaardigheden ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ Beroepsgericht ‐ ‐ ‐ ‐
Werkvorm en toetsing behorend bij leerlijn Een conceptuele, ondersteunende leerlijn bestaat uit één of meer theoretische achtergronden. Hoor‐ en werkcolleges Over theorie nadenken en analyseren Kennis en inzicht toetsen Theorie toetsing (examen open vragen, multiple choice tentamen) Een vaardighedenleerlijn bestaat uit algemene en/of beroepsvaardigheden (specifieke vaardigheidstrainingen) en praktijkopdrachten. Werkcolleges Trainingen Oefenen en intervisie SLB Presentaties Vaardighedentoets (spreken, luisteren, rekenen, reflectieverslag, etc.) Een integrale leerlijn met aan de praktijk ontleende (project)opdrachten, stage en afstudeeropdrachten. Begeleide en onbegeleide projectbijeenkomsten Hoorcolleges Consultatie Geïntegreerde toetsing van beroepsproducten (rapport, presentatie)
ICTO: ICT draagt bij aan effectiever, efficiënter en aantrekkelijk onderwijs mits er in samenhang aandacht is voor visie, professionalisering van gebruikers, digitaal leermateriaal, leiderschap en de benodigde ICT‐ infrastructuur. Voor alle onderwijseenheden wordt gebruik gemaakt van digitale courses in Blackboard, die volgens een vast stramien worden opgezet. Bij de onderwijseenheid Bedrijfscommunicatie wordt naast klassikaal onderwijs ter ondersteuning gebruik gemaakt van web lectures. In de onderwijseenheden behorende bij het kernvakgebied Strategic Management wordt gebruik gemaakt van simulatiegames. In de onderwijseenheid Management Information Systems worden studenten uitgedaagd met het maken van een website. In de onderwijseenheid Business Game en het Bedrijfsproject maken studenten actief gebruik van Office en wordt er een filmpje gemaakt. Taalbeleid: Studenten komen in theorie binnen met taalniveau Nederlands B2 en dit geldt dan ook als startniveau voor het hbo. De vele onvoldoendes voor de instaptoets tonen aan dat dit in ieder geval op het gebied van schrijfvaardigheid lang niet altijd terecht is. Het uitstroomniveau voor hbo is minimaal C1 (vaardig gebruiker). Voor De Haagse Hogeschool en dus ook de opleiding Bedrijfskunde MER betekent dit het volgende: ‐ Instaptoets meet B2‐niveau schrijfvaardigheid ‐ Studenten dienen aan het eind van de propedeuse op B2‐niveau te zijn ‐ Studenten dienen aan het einde van de studie op C1‐niveau te zijn De instaptoets die wordt afgenomen bij de opleiding meet het B2‐niveau schrijfvaardigheid. De toets wordt 3 keer per jaar afgenomen, naast de instaptoets is er na de lessen in de eerste onderwijsperiode nog een eerste en tweede kans.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.29
Onderstaand overzicht laat de communicatieve vaardigheden per jaar en per periode zien.
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
Jaar 1
Schriftelijke communicatieve vaardigheden
Mondelinge communicatieve vaardigheden
Jaar 2
Bedrijfs‐ communicatie
Extern Bedrijfsproject
Extern Bedrijfsproject
Jaar 3
Management‐ training
Extern Bedrijfsproject Adviesvaardig‐ heden
Stage
Stage
Jaar 4
Voortraject Afstuderen
Afstuderen
Vanaf studiejaar 2013‐2014 is gestart met een nieuw curriculum waarbij in jaar 1 aandacht is voor schriftelijke (blok 1) en mondelinge (blok 3) communicatieve vaardigheden. De instaptoets blijft gehandhaafd. De generieke competentie ‘communiceren’ vanuit de BBA standaard, moet in jaar 1 op niveau 1 behaald zijn, in jaar 2 op niveau 2 en vanaf jaar 3 kan er gekozen worden voor diepgang op niveau 3. Ditzelfde geldt voor de taakcompetenties ‘diagnosticeren’ en ‘evalueren’. Naast de schriftelijke en communicatieve vaardigheden die in blok 1 en 3 van jaar 1 worden aangeboden, vindt er een duidelijke integratie met andere onderwijseenheden plaats. Zo wordt het onderdeel ‘interviewen’ geïntegreerd aangeboden binnen het kernvakgebied Quantitative/qualitative techniques. Dit is ook in het tweede studiejaar het geval. Flankerend onderwijs Studenten met een taalachterstand krijgen in de lessen die gericht zijn op het schrijven van een brief (jaar 1) extra aandacht. Door een instaptoets hoeven studenten met een voldoende de lessen niet meer te volgen waardoor er extra tijd voor de taalzwakke studenten is. Bovendien kunnen studenten buiten de lessen bij de taaldocenten terecht voor taalvragen. Ook is er de mogelijkheid een tutor aan te vragen voor extra oefening. Bij de opleiding is er een taalcoördinator aangewezen en bij de verschillende onderwijseenheden voor taal is ondersteunend materiaal op Blackboard aanwezig. Voor excellente studenten is er de mogelijkheid om tutor Schriftelijke Communicatievaardigheden te worden en om redactielid te worden van de nieuwsbrief. Bovenstaande wordt uitgebreid met remediërende maatregelen voor de poort gericht op taal in de vorm van een summercourse om de taalachterstand weg te werken.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD
p.30
Deel 2 Jaar 1 voltijd Opleiding: Bedrijfskunde MER Jaar 1 Onderwijseenheid (*Kwalitatieve eis voor BSA)
Variant: VOLTIJD Blokken
1
2
3
Elementen 4
Competenties
I
B
Economisch Rekenen* BKVT-ER-13
x
TC2, GC8
x
Organisatiekunde BKVT-OK-13
x
TC1, TC2, GC5, GC8
x
Publiekrecht BKVT-PUBL-13
x
TC1, TC2, GC8
Onderzoeksvaardigheden BKVT-OV-13
x
TC1, GC1, GC3, GC6, GC8, GC9
x
x
GC6, GC8
x
x
GC2, GC4, GC5, GC6, GC8
x
Schriftelijke Communicatieve Vaardigheden BKVT-SCV-13 Oriëntatie op loopbaan en beroep BKVT-OLB-14
x
O
S
Contacturen
Zelfstudieuren
EC
Toetsvorm
Deeltoetsen Wegingsfactor
Toetsmoment
HC WC
44
40
3
Exam MC/OV
-
Week 9/10
HC WC
26
58
3
Exam Open
-
Week 9/10
HC WC
26
58
3
Exam MC/OV
-
Week 9/10
HC WC
24
60
3
Rapport Groep
-
Week 9/10
WC
26
58
3
Exam Open
-
Week 9/10
WC
8
20
1
Rapport individueel
-
Week 9/10
Werkvorm (*aanwezigheidsplicht)
x
x
x
x
Management Accounting BKVT-MAC-13
x
TC2, GC3, GC6, GC8
x
WC
20
64
3
Exam Open
-
Week 7/8
Marketing BKVT-MARK-13
x
TC2, GC8
x
HC WC
20
64
3
Exam MC/OV
-
Week 7/8
TC2, TC3, GC4, GC8, GC9
100%
x
HC WC
Exam MC
x
20
64
3 Presentatie Groep
V
TC2, TC3, TC5, GC8, GC2
x
WC
26
Exam Open
-
ICT in Organisaties BKVT-ICT-13
Bedrijfsprocessen BKVT-BP-13
x
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD p.31
58
Week 7/8
3
Week 7/8
Business English 1.0 BKVT-E1-14
x
GC6, GC8
x
x
WC
20
Business Game BKVT-BG-14
x
TC3, GC2, GC5, GC6, GC8, GC9
x
x
Practicum*
28
Strategisch Management BKVT-SM-14
x
TC1, TC2, TC3, TC4, GC8
x
x
Financiële Administratie BKVT-FAD-13
x
TC2, GC6, GC8
Mens en Organisatie BKVT-MORG-14
x
GC2, GC5, GC8
Privaatrecht BKVT-PRIV-13 Mondelinge Communicatieve Vaardigheden BKVT-MCV-13 Oriëntatie op loopbaan en beroep BKVT-OLB-14
x
TC2, GC7, GC8
x
x
TC2, TC5, GC6, GC8
x
x
GC2, GC4, GC5, GC6, GC8
x
x
HC WC Practicum
x
26
64
3
Assessment
-
Week 7/8
0
1
Assessment
-
Week 9/10
Exam MC/OV
50%
58
Week 9/10
3 Presentatie ² groep
50%
WC
26
58
3
Exam Open
-
Week 9/10
WC Training
24
60
3
Rapport individueel
-
Week 9/10
HC WC
26
58
3
Exam MC/OV
-
Week 9/10
x
Training
18
66
3
Assessment
-
Week 7/8
x
WC
8
20
1
Rapport individueel
-
Week 9/10
x
Financiële Analyse BKVT-FAN-13
x
TC2, GC3, GC6, GC8
x
WC
26
58
3
Exam Open
-
Week 9/10
Branche en Markt BKVT-B&M-13
x
TC2, GC8
x
HC WC
26
58
3
Exam Open
-
Week 9/10
x
TC1, TC2, TC3, GC1, GC2, GC3, GC6, GC8, GC9
x
HC Project Consultancy
26
58
3
Assessment
-
Week 8/10
x
GC6, GC8
WC
26
58
3
Exam MC/OV
-
Week 9/10
Bedrijfsproject BKVT-BPROJ-14 Business English 1.5 BKVT-E15-14
x
x
x
x
² Studenten kunnen alleen tijdens blok 3 deelnemen aan het practicum. Er is geen herkansingsmogelijkheid voor het practicum in blok 4 vanwege de praktische uitvoerbaarheid.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD p.32
Deel 2 Jaar 2 voltijd Opleiding: Bedrijfskunde MER Jaar 2
Variant: VOLTIJD blokken
Onderwijseenheid
1
2
3
Competenties 4
Elementen I
B
O
S
Werkvorm (*aanwezigheidsplicht)
Contacturen
Zelfstudieuren
EC
Toetsvorm
Deeltoetsen wegingsfactor
Toetsmoment
Macro-economie BKVT-MAEC-14
x
TC2, GC8
x
x
HC, WC
20
64
3
Exam Open
-
Week 9/10
Business English 2.0 BKVT-E2-14
x
GC6, GC8
x
x
WC
18
66
3
Assessment
-
Week 9/10
x
TC1, TC2, TC3, TC4, TC5, GC3, GC4, GC6, GC8
x
x
TC2, TC3, TC4, TC5, GC2, GC3, GC8
x
x
TC2, GC3, GC4, GC6, GC8
Beleid en Strategie BKVT-B&S-14
Besluitvorming in organisaties BKVT-BIO-14 Bedrijfscommunicatie MEVT-BC-10 Processen in organisaties BKVT-PIO-14 Management Informatie Systemen BKVT-MIS-14
Internationale Economische Betrekkingen BKVT-IEB-14 Personeelsmanagement BKVT-PM-14 Extern bedrijfsproject BKVT-EBP-14
x
TC2, TC3, TC5, GC2, GC3, GC4, GC8
x
TC1, TC2, TC3, TC5, GC2, GC6, GC8
Exam Open x
x
50% Week 9/10
Rapport Groep
50%
3
Exam Open
-
Week 9/10
WC, E-colleges, consultancy
12
72
3
Rapport Individueel
-
Week 9/10
x
WC
20
64
3
Exam Open
-
Week 9/10
Rapport Groep
50%
Week 9/10
x
HC, WC, Practicum
Presentatie Groep
50%
Week 9/10
Exam Open
-
Week 9/10
Exam Open
60%
Assessment
40%
Assessment
-
x
TC1, GC2, GC4, GC6, GC8
x
TC1, TC2, TC4, GC1, GC2, GC3, GC5, GC6, GC8, GC9
x
x
3
64
TC2, GC8
x
70
20
x
x
14
WC
x
x
WC, Practicum
x
x
x
x
14
70
3
HC, WC
20
64
3
WC, Training
22
62
3
WC, HC, Training, Projectbegeleiding
x
60
108
Week 9/10
6
Week 7
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD p.33
Verslaggeving en winst BKVT-VGW-14 Statistische Methoden en Technieken BKVT-SMT-14 Management BKVT-MA-14
Ondernemingsrecht BKVT-OR-14 Minorruimte 1 Internationale opleidingsminor
x
TC2, GC6, GC8
x
TC2, GC1, GC3, GC6, GC8, GC9
x
x
TC1, GC2, GC6, GC8
x
x
TC1, TC2, GC2, GC5, GC6, GC7, GC8
WC
x
HC, WC
x
x
TC2, GC7, GC8
x
x
x
WC, Training
20
64
3
18
66
3
19
65
3
Exam Open
-
Rapport Groep
40%
Exam Open Rapport individueel
60% 50%
Assessment
50%
Week 9/10 Week 9/10 Week 9/10 Week 9/10 Week 9/10
x
WC
14
70
3
Exam MC/OV
-
Week 9/10
x
HC, WC, studiereis
108
312
15
Rapport individueel
-
Week 9/10
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD p.34
Deel 2 Jaar 3 voltijd Opleiding: Bedrijfskunde MER Jaar 3 Onderwijseenheid Strategie in Internationaal Perspectief BKVT-STRAT-12 Bedrijfsanalyse & Fiscaal Recht BKVT-B&FR-12 Fiscaal recht 1: winstBelastingen Bedrijfsanalyse en Aspecten van ondernemen Portfolio Strategische en Economische ontwikkelingen Internationale en interculturele oriëntatie BKVT-I&IO-12 Europees recht Internationale activiteit Internationale betrekkingen Interculturele communicatie en diversiteit Managementtraining Extern project 2 BKVT-EP2-12
Variant: VOLTIJD blokken
1
2
3
Competenties
x
Kritisch denken
-
Projectmanagement
(Internationale) Stage BKVT-STAGE-13
Contacturen
Zelfstudieuren
EC
Toetsvorm
Deeltoetsen Wegingsfactor
Toetsmoment
WC
45
95
5
Kennistoets
-
Week 9/10
HC, WC
9
47
Overall-toets
100%
Week 9/10
WC
5
23
Opdracht
100%
Week 9/10
1, 2, 12
Zelfstudie
n.v.t.
28
Opdracht
100%
Week 9/10
1, 2 5, 11, 13 2, 9
HC Participatie WC
9 28 9
19 47
Essay Participatie Kennistoets
100% 100% 100%
Week 9/10 Week 9/10 Week 9/10
1, 2, 5, 11, 12
WC*
9
19
Kennistoets
100%
Week 9/10
3, 4, 5, 8
Training*
12
16
Opdracht
100%
Week 9/10
Project
32
220
Assessment
-
Week 9/10
Training*
12
44
Opdracht
100%
Week 9/10
WC
9
47
Kennistoets & Portfolio
100% 100%
Week 9/10 Week 9/10
WC
9
47
Overall-toets & Opdracht
100% 100%
Week 9/10 Week 9/10
Practicum
12
828
Assessment
-
Week 9/10
I
1, 2, 9, 12
B
O
S
x
1, 2 x
x
1, 2, 12
x
x
x
1, 2, 5, 9, 11
Analyseren en adviseren MEVT-A&A-11 Adviesvaardigheden -
Werkvorm (*aanwezigheidsplicht)
4
Elementen
x
x
x
x
1, 2, 5, 9 x
2, 5, 13
x
5, 6, 10, 12
x
x
11, 12, 13
(x)
x
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD p.35
x
4
6
9
6
30
Deel 2 Jaar 4 voltijd Opleiding: Bedrijfskunde MER Jaar 4 Onderwijseenheid
Minorruimte 2 (zie deel 3)
1
Bedrijfsanalyse~ MEVT-BAN-10 Capita selecta ~ BKVT-CS-12 Maatschappelijke oriëntatie
2
3
Competenties 4
I
B
O
S
Werkvorm (*aanwezigheidsplicht)
Contacturen
Zelfstudieuren
x
x
x
2, 3
x
x
x
x
x
x
x
6
78
Practicum
-
56
3
x
Deeltoetsen Wegingsfactor
Toetsmoment
Opdracht
-
Week 9/10
Participatie
100%
Week 9/10
4
2, 5
x
WC
1
HC, WC*
8
48
Presentatie
100%
Week 9/10
HC, WC
11
45
Overall-toets
100%
Week 9/10
Practicum*
9
19
Hulp bij belastingaangifte
100%
Week 9/10
x x
1
3
x -
Toetsvorm
15
5, 12, 13 x
EC
15
Actuele onderwerpen
Fiscaal recht 2~ BKVT-FR2-12 ‐ Loon- en Inkomstenbelasting
Elementen
x
Minorruimte 3 (zie deel 3)
‐
Variant: VOLTIJD blokken
HUBA
Voortraject afstuderen~ MEVT-VAFST-10
x
x
x
x
2, 9
Afstuderen~ MEVT-AFST-10
x
x
x
x
1, 2, 5, 7, 9, 12, 13
x
x
WC
20
120
5
Opdracht
-
Week 9/10
x
Consultancy
10
410
15
Assessment
-
Week 9/10
~ Deze onderwijseenheden worden meerdere malen per jaar aangeboden in verband met spreiding studielast, studeerbaarheid programma en versneld afstuderen. FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD p.36
Deel 3 Minoren Minoren Bedrijfskunde MER Jaar 4
blok(ken) 1
2
3
Competenties 4
Elementen I
B
O
S
Werkvorm (*aanwezigheidsplicht)
Contacturen
Zelfstudieuren
EC
Toetsvorm
Deeltoetsen Wegingsfactor
100%
15
Rapport Individueel (3) Exam Open (3) Mondeling
WC China: Economics & Culture (English) MHR-HMVT12-CHI
x
GC5, GC6, GC7
x
x
120
Workshops
300
Internationale* activiteit: International management and Finance (English) MHR-HMDT13-IMF
x
Makelaar taxateur onroerende zaken 2 MHR-HMVT10-MA2
x
Ethiek en Bewustzijnsontwikkeling MHR-HMDT13-EB
Financiële markten in een internationale context MHR-HMVT13-FIN
Makelaar taxateur onroerende zaken 1 MHR-HMVT10-MA1
x
GC1, GC6, GC9, TC4
x
TC1, TC2, TC4, GC2, GC3, GC7
x
x
x
TC1, TC2, TC4, GC2, GC3, GC7
WC
x
TC1, GC2, GC5, GC6, GC7, GC8
TC1, GC2, GC7
x
x
x
x
130
WC
x
96
WC
116
WC
96
280
15
304
15
340
100%
100% Week 9/10 100% 100%
Exam MC (3)
15
100%
Rapport Individueel (2)
100%
Presentatie Individueel
100%
Assessment Exam MC/OV (2)
100%
Exam OV
100%
Individuele opdracht
100%
Week 9/10
Week 9/10
100%
Exam MC (3)
15
Week 9/10
100%
Exam Open Rapport Individueel (2) Assesment
15
324
140
HC WC Consultancy Bedrijfsbezoek Gastsprekers
x
290
Toetsmoment
Week 9/10
100%
Week 9/10
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD p.37
Exam MC/OV Op weg naar je master MHR-HMVT12-DM
GC1, GC2, GC6, GC8
x
x
x
WC
80
340
Exam OV (2)
15
100%
Week 9/10
100%
Week 9/10
100%
Week 9/10
-
Week 9/10
Rapport Individueel (2) Exam MC/OV Russian & Eurasian Studies (English) MHR-HMVT13-RUS
Strategisch Management MHR-HMDT13-SM
TC2, GC5, GC6, GC7
x
x
TC2, TC3, TC4, GC2, GC3, GC6
x
x
x
WC Gastsprekers
HC WC Bedrijfsbezoek Groepswerk
96
324
Rapport Individueel (2)
15
Mondeling Exam MC/OV 110
310
15
Presentatie Individueel Portfolio
Internationale opleidingsminor
x
TC1, TC2, GC2, GC5, GC6, GC7, GC8
x
HC, WC, studiereis
x
108
312
Rapport individueel
15
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD p.38
Opleidingskeuzemodules De opleiding biedt diverse keuzemodules aan die studenten kunnen inzetten binnen de minorruimte. Het staat studenten vrij om ook hogeschool brede keuzemodules te volgen. Deze zijn gepubliceerd op het studentennet. Goedkeuring van de hogeschool brede keuzemodules geschiedt bij de minor coördinator van de opleiding, mevrouw C. Barendregt. Nr. 1.
Activiteit PR‐team
Aantal uur 3 ECTS
Contactpersoon M. Celik‐Karakaya
2. 3.
Jaarboekcommissie Opleidingscommissie (OC)
3 ECTS 3 ECTS
F.M. de Poorter Voorzitter OC
4.
Tutoring
3 ECTS
M.G.A. van Asseldonk
5. 6.
Senior Tutoring Engels 2 (B2‐niveau) Voor het laatst aangeboden aan hoofdfase studenten in studiejaar 2013‐2014. Engels 3 (C1‐niveau)
3 ECTS 3 ECTS
L.C.F. Kamperman‐Elbracht
3 ECTS
J. Hayes
7.
Aanmelden Sollicitatiebrief n.a.v. vacature op studentennet. Werving via diverse kanalen. Werving via diverse kanalen. Reageren op de oproep op studentennet.
FACULTEIT MANAGEMENT & ORGANISATIE – STUDIEGIDS BEDRIJFSKUNDE MER VOLTIJD p.39
Bijlage 3: Conversietabel
Wijzigingen curriculum propedeuse 2014‐2015 (voltijd Bedrijfskunde MER) Tentamen moment
Programma 2013‐2014 Blok 4
onderwijseenheid 2013‐2014
ECTS
Bedrijfsproject*
6
1e kans 25
2e kans 28
*De conversie is niet mogelijk bij het Bedrijfsproject, dat wil zeggen dat je het Bedrijfsproject kunt bezemen in studiejaar van 2014‐2015, conform het programma uit studiejaar 2013‐2014. Je kunt het Bedrijfsproject (als bezem) doen in kalenderweek 25 (laatste lesweek blok 4) Daarna kun je het Bedrijfsproject herkansen in kalenderweek 28 (herkansingsweek blok 4) Heb je het Bedrijfsproject na bovengenoemde twee kansen met een onvoldoende afgesloten, dan heb je geen mogelijkheid meer om het Bedrijfsproject in oude vorm (als bezem) af te leggen. De onderwijseenheid Bedrijfsproject wordt in de huidige vorm in het programma 2015‐2016 niet meer aangeboden!
Onderwijseenheden die verplaatst zijn naar een ander blok Blok Blok 2013/14 2014/15 onderwijseenheid 2013‐2014 1
2 1 3 2
2 3
ECTS
Bedrijfsprocessen Publiekrecht Strategisch Management Ict in Organisaties
3 3 3 3
*De verplaatste onderwijseenheden zijn inhoudelijk ongewijzigd. Check de leerstof van de onderwijseenheden wel altijd in de digitale studiehandleiding in studiejaar 2014/15 Voorbeeld: Het onderwijs en de toets van de module Publiekrecht vond in studiejaar 2013/2014 plaats in blok 2, In studiejaar 2014/2015 vindt het onderwijs en het tentamen plaats in blok 1.
p.40
De Haagse Hogeschool | Toetsregeling | Vastgesteld op 17 juni 2014
Wijjzigingen cu urriculum H Hoofdfase 1 2014‐2015 5 (voltijd Be edrijfskunde e MER)
p.411
De Haaggse Hogeschoo ol | Toetsregeeling | Vastgesteld op 17 ju uni 2014
Bijlage 4: Toetsregeling
1.1
1.2 1.3 1.4
1.5
2.1 2.2
2.3
2.4 2.5
2.6
2.7
2.8 2.9 2.10
Vastgesteld door het College van Bestuur op 17 juni 2014. Artikel 5 vastgesteld door de directeur van de faculteit Management en Organisatie op 14 juli 2014. Artikel 1. Algemene bepalingen In deze toetsregeling worden de regels voor de goede gang van zaken tijdens de toetsen van alle bacheloropleidingen op De Haagse Hogeschool beschreven, als bedoeld in artikel 4.3, lid 3 van de Onderwijs‐ en Examenregeling. In deze regeling worden onder ‘toetsen’ tevens deeltoetsen en herkansingen verstaan. Overtreding van de toetsregels kan worden aangemerkt als onregelmatigheid in de zin van hoofdstuk 8 van de Onderwijs‐ en Examenregeling. Tegen een beslissing die is genomen op basis van deze regeling, kan de belanghebbende binnen zes weken bezwaar indienen bij het Loket Rechtsbescherming. Deze termijn begint te lopen met ingang van de dag na de bekendmaking van de beslissing aan de student (schriftelijk of per e‐mail). Indien de examencommissie op grond van artikel 9.1 van de Onderwijs‐ en Examenregeling heeft besloten om voorzieningen te treffen voor een student met een functiebeperking vanwege een handicap of chronische ziekte, kan dit leiden tot afwijking van de bepalingen in deze toetsregeling ten aanzien van deze student, voor zover de beslissing van de examencommissie hiertoe aanleiding geeft. Artikel 2. Bepalingen bij schriftelijke toetsen De student dient ingeschreven te zijn voor de toets conform de regels die door de faculteit in artikel 5 van deze regeling zijn opgenomen. De student dient op de aangegeven aanvangstijd van de toets in het toetslokaal aanwezig te zijn en plaatsgenomen te hebben op de hem toegewezen plaats. Indien de student na aanvang van de toets arriveert, wordt hem de toegang geweigerd. De hogeschool neemt geen verantwoordelijkheid voor overmachtsituaties waardoor de student niet tijdig bij de toets aanwezig kan zijn. De student dient zich te legitimeren met een geldig legitimatiebewijs als bedoeld in artikel 4.3, lid 1 van de Onderwijs‐ en Examenregeling, te weten: a. een paspoort of identiteitskaart, voor zover dit paspoort of deze identiteitskaart is uitgegeven door een van de lidstaten van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland, of b. een Nederlands rijbewijs, of c. een Nederlandse verblijfsvergunning, of d. een Nederlands W‐document of geprivilegieerdendocument. De student dient de presentielijst te ondertekenen. De student mag tijdens de toets slechts gebruik maken van de uitgereikte opgaven, het uitgereikte tentamenpapier, het eventueel uitgereikte kladpapier en de toegestane hulpmiddelen zoals vermeld op het voorblad van de toets. Andere dan de toegestane hulpmiddelen dienen zich buiten het zicht en buiten handbereik van de student te bevinden. De student dient zijn jas, tas, mobiele telefoon, horloge en overige niet‐toegestane hulpmiddelen op een daartoe aangewezen plaats achter te laten en zijn mobiele telefoon uit te zetten. Het tijdens de toets dragen van een horloge, waaronder tevens worden begrepen smartwatches, is niet toegestaan. Vanaf het moment dat de toetsopgaven worden uitgedeeld, is het de student niet toegestaan op enigerlei wijze met anderen te communiceren of papier of hulpmiddelen uit te wisselen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 2.9. De student mag de opgaven pas inzien wanneer de surveillant daartoe het sein heeft gegeven. Indien er sprake is van onduidelijkheid, kan de student de surveillant vragen langs te komen door zijn hand op te steken. Toiletbezoek is niet toegestaan tijdens een toets die twee uur of korter duurt. Bij een toets die langer dan twee uur duurt is toiletbezoek toegestaan gedurende de volledige duur van de toets, met uitzondering van de periodes genoemd in artikel 2.12. Dit dient onder begeleiding van een surveillant plaats te vinden. De student dient zijn werk zodanig achter te laten dat het voor andere studenten niet mogelijk is dit werk in te zien.
p.42
De Haagse Hogeschool | Toetsregeling | Vastgesteld op 17 juni 2014
2.11
2.12 2.13
Het ingeleverde werk dient met pen te zijn geschreven. Op de eerste pagina van het ingeleverde werk moet zijn aangegeven hoeveel pagina’s dit omvat. Elke pagina dient een paginanummer en de naam en het studentnummer van de student te bevatten. Tijdens de eerste 15 minuten en de laatste 15 minuten van een toets mag de student het lokaal niet verlaten. Na het verlaten van het toetslokaal dient de student zich onmiddellijk buiten gehoorsafstand van het lokaal te begeven.
3.1 3.2
3.3
Artikel 3. Bepalingen bij overige toetsen Bij overige toetsen geldt eveneens dat de student ingeschreven dient te zijn voor de toets conform de daarvoor geldende regels. Bij computertoetsen zijn de regels als bedoeld in artikel 2 van overeenkomstige toepassing. Tevens kunnen aanvullende toetsregels worden gesteld die voortvloeien uit het specifieke karakter van de computertoets. Deze regels worden beschreven op het voorblad van de toets. De opleiding draagt zorg voor het tijdig bekendmaken van de toetsregels bij andersoortige toetsen zoals mondelinge toetsen, presentaties, papers, assessments, etc. Deze regels worden bekend gemaakt in de modulebeschrijving van de desbetreffende onderwijseenheid.
Artikel 4. Toezicht en onregelmatigheden Het toezicht op de gang van zaken tijdens de toetsen berust bij de surveillanten. Tijdens de toets dient te allen tijde ten minste één surveillant in het toetslokaal aanwezig te zijn. 4.2 De student dient de aanwijzingen van de surveillant en overige medewerkers op te volgen. 4.3 Het is de student niet toegestaan tijdens de toets met de surveillant in discussie te treden. 4.4 Indien de student tijdens de toets gedrag vertoont dat, ter beoordeling van de surveillant, hinderlijk is voor andere studenten en dit gedrag na aanmaning door de surveillant niet staakt, kan de surveillant beslissen de student uit het toetslokaal te verwijderen. Het door de student gemaakte werk wordt niet beoordeeld. 4.5 Bij onregelmatigheden en vermoeden van fraude wordt de procedure gevolgd zoals deze in artikel 8.2 van de Onderwijs‐ en Examenregeling is beschreven. Artikel 5. Wijze van inschrijven voor toetsen en aanvullende toetsregels voor de Opleidingen Human Resource Management en Bedrijfskunde MER. 5.1 Inschrijving 5.1.1. In aanvulling op in artikel 2.1 gestelde geldt dat alle studenten van de opleidingen Human Resource Management en Bedrijfskunde MER zich via OSIRIS Student verplicht dienen in te schrijven voor alle toetsen. 5.1.2. Inschrijving via OSIRIS Student kan alleen tijdens de openstelling in de eerste 4 weken van het blok waarin de toetsen worden gehouden. 5.1.3. Studenten die zich niet hebben aangemeld voor een schriftelijke toets of Computertoets kunnen niet deelnemen aan deze toets. Onder schriftelijke toetsen of computertoetsen wordt verstaan de toetsen die vermeld staan in het toetsrooster.
4.1
p.43
De Haagse Hogeschool | Toetsregeling | Vastgesteld op 17 juni 2014