1. Marcion en de relatie tussen het Oude en Nieuwe Verbond door Stef Schagen
In Christus begint verandering van binnen, omdat de Geest van God de wet van God in ons binnenste schrijft (Eze.36:25-27). Niet langer is de wet aan ons gegeven op steen, Gods Geest schrijft Gods wet direct in ons hart (Jer.31:31-34, Hebr.8:10-12). Niet langer is de besnijdenis van buiten, de ware besnijdenis is van binnen (Rom.2:28-29). Niet langer gebeurt die door mensenhanden, maar door God Zelf (Col.2:11). Niet langer leven wij dan ook alleen naar een uiterlijke norm, Gods Geest verwekt een innerlijke norm door ons geweten goddelijk leven in te blazen opdat wij van binnenuit verlangen Gods wil te doen. Daarover ging het in het vorige nummer van Charisma. Wet en genade Nu was de wet de ‘zwaartekracht’ van het Oude Verbond en genade is het van het Nieuwe. De vrucht van het Oude Verbond was dan ook eigen gerechtigheid, van het Nieuwe is het Gods gerechtigheid, Christus (1Cor.1:30). Paulus schrijft hierover dat hij niet meer een eigen gerechtigheid bezit vanuit de wet, maar de gerechtigheid die van God komt door geloof (Fil.3:9). “Want de wet is door Mozes gegeven, genade en waarheid (echtheid) zijn door Jezus Christus gekomen!”, schreef Johannes (Joh.1:17). Is de wet van het Oude Verbond dan niet meer van toepassing in het Nieuwe? Heeft de Genade van het Nieuwe Verbond de wet van het Oude vervangen? Als het Nieuwe Verbond nu van kracht is en het Oude “verouderd, niet ver van verdwijning”, wat gaat er van het Oude mee in het Nieuwe en wat blijft er achter (Hebr.8:13)? Jezus zei toch immers: “Ik ben gekomen om de wet te vervullen (Matt.5:18)? Is alles nu genade? Marcion Marcion dacht dat. In de eerste helft van de tweede eeuw predikte Marcion dat de God van het Oude Verbond een andere was dan de God van het Nieuwe. De God van het Oude Verbond, stelde hij, was de Schepper God, die van het Nieuwe is de Verlosser God. Volgens hem was de God van het Oude Verbond die van de Wet, oordeel, toorn en wraak, maar de God van het Nieuwe liefde en barmhartigheid. Marcion schrapte het Oude Testament en alle delen van het Nieuwe waarin teksten werden aangehaald uit het Oude. Marcion hield alleen een verkorte versie van het Lucas Evangelie en zo’n tien brieven van Paulus over, die hij vervolgens ook nog eens reduceerde tot wat paste bij zijn visie. Het Nieuwe en Oude Maar de belofte van de komst van het Nieuwe Verbond, lag al verborgen in het Oude. Het kloppende hart van het Oude Verbond is uitgerekend de verwachting van het Nieuwe. Alle profeten van het Oude Verbond verkondigden de komst ervan. En alle apostelen van het Nieuwe Verbond predikten dat het er was! Het nog niet complete verwachtte het betere, de volheid. Sterker nog, we lezen het Oude Verbond dat was, door de bril van het Nieuwe dat
kwam, en dat in het Oude al lag verborgen in de profetische beloften (Jes.52:13-53:12, Jer.31:31-34, Eze.36:25-27, Micha 5:1, Jes.7:14, Gen.3:15, Gen.12:2-3, Hab.2:4). Daarom zeg ik: je zult het Nieuwe Testament nooit helemaal begrijpen als je het Oude niet begrijpt en er nooit in leest. Iets anders is ook waar, denk ik: je zult in het Oude Verbond blijven steken als je niet weet dat er inmiddels een Nieuw Verbond is gekomen. Geloof en genade Daar komt nog iets anders bij: ook de God van het Oude Verbond is de God van liefde, barmhartigheid en genade (Ex.34:6-7). En zo is ook de God van het Nieuwe een God van gerechtigheid. Hij is niet veranderd. Hij is een en dezelfde. En beide Testamenten zijn Zijn openbaring. Hij was de reden dat Jona bekering predikte opdat de Ninevieten Hem zouden leren kennen zoals Hij echt is: vol genade (Jona 4:2). Zo is ook het idee dat wij gerechtigheid uit geloof bezitten niet een nieuw concept uit het Nieuwe Testament, maar al werkzaam in het Oude, in het leven van Abraham (Gen.15:6, 26:5, Hab.2:4, Gal.3:6-9). Heilsgeschiedenis: progressieve openbaring Je zou het ook zó kunnen zeggen: het Oude Verbond is honderden jaren zwanger geweest van de komst van het Nieuwe. De wet heeft zo’n veertienhonderd jaar gewacht op de geboorte van genade! Van kaft tot kaft beschrijft de Bijbel dan ook Gods progressieve openbaring, de heilsgeschiedenis. Want de wet van het Oude zou de mens nooit kunnen redden, daarvoor is de genade nodig van het Nieuwe. Zo is de wet van het Oude ook nooit in staat gebleken de mens werkelijk van binnen te veranderen, daarvoor is de diepe werking nodig van Gods Geest die kwam met Christus (Hand.2, Joh.14-16). Wet en Genade Genade zou zijn kracht niet hebben als er geen wet was. Je hebt immers geen genade nodig als er geen wet is die veroordeelt. En daarom zei Jezus niet alleen dat Hij de wet kwam vervullen, maar ook er geen jota of tittel van zal vergaan (Matt.5:17-18). Welke wet heeft Jezus dan vervuld? Is het nog steeds nodig om offers te brengen om met God verzoend te worden iedere keer nadat je gezondigd hebt? Nee, het offer van Christus is voldoende voor verzoening (Hebr.10:10-12). Jezus heeft de ceremoniële wet vervuld, de Oud Testamentische wet op de offeranden en het priesterschap. De ethische Wet – hoe wij met God en elkaar omgaan – is nog steeds van kracht. Slot Marcion was niet goed geïnformeerd. Tertullianus heeft het tegen hem opgenomen. En alle dank aan God die het niet alleen bij de wet heeft gelaten, maar Zijn genade heeft gegeven opdat wij in Christus vrijuit gaan. Ik zou zeggen: buig voor Hem je knieën en ontvang Gods genade door in Hem te geloven. Want de wet bewerkt de toorn, maar wie in geloof Gods genade aanneemt in Christus, ontsnapt aan het oordeel (Joh.3:16-18). Inderdaad, Jezus heeft voor ons de wet en de profeten vervuld (Matt.5:17-18). Hij was de Hogepriester, het Offer en het Lam tegelijk! En Hij stond op uit het graf! Hij was wie de profeten zagen die zou komen.
2. Hij was het Zaad uit de vrouw dat zou komen om met de slang af te rekenen. (Gen.3:15)
door Stef Schagen
Van kaft tot kaft beschrijft de Bijbel Gods Verlossingsprogramma, hoe het zich in de geschiedenis van Israel ontvouwt en daarna de deur uit schiet naar de heidenen totdat hun volheid is binnengebracht (Gen.12:2-3, Matt.24:14, Hand.13, Rom.11:25). Van Genesis tot Openbaringen ontvouwt de Schrift Gods Plan en gedachten. Want de belofte van de komst van het Nieuwe Verbond lag al verborgen in het Oude. Het Oude spreekt veelvuldig over de komst van het Nieuwe. Het Oude kijkt dan ook vooruit, en het Nieuwe blikt terug.
“Deze Jezus”, schreven de apostelen later, ‘is de vervulling van de beloften die God sprak door de profeten! Hij is het! Hij was hier! En wij waren erbij! Hij was een fenomenale Verschijning. Hij deed voor onze ogen spectaculaire wonderen’, schreef Johannes, ‘meer dan om op te noemen’ (Joh.21:25). ‘Wij hebben Hem gezien! Wij hebben Hem getast, gevoeld, geroken! Wij hebben Zijn Aanwezigheid aan den lijve meegemaakt (1Joh.1:1-3). Wij vertellen jullie dan ook van wat er zich allemaal heeft afgespeeld. Wij schrijven geen sprookjes, vernuftig verzonnen verzinsels, maar zijn ooggetuigen geweest van Zijn majesteit (2 Petrus 1:16)! Wij stonden er zelf bij toen wij een stem uit de hemel hoorden (:18). Wij zagen met eigen ogen hoe Hij Lazarus opwekte uit de dood, en dat Hij Petrus’ schoonmoeder genas (Joh.11, Markus 1:29-31). Die avond liep de hele stad te hoop bij de deur en liet Hij ons verbijsterd achter (:32-34). Wij zijn niet meer dezelfde.’
Lees het Oude Testament Het Nieuwe Verbond heeft haar wortels in het Oude. Het Nieuwe begint eigenlijk de finale episode in de Verlossingsgeschiedenis die begint in Genesis 12 met Abraham. Zonder het Oude is er geen grond voor het Nieuwe. Beide testamenten zijn Gods openbaring. Daarom zeg ik: je zult het Nieuwe Verbond niet begrijpen als je nooit in het Oude leest. Zo begrijp je bijvoorbeeld de Hebreeënbrief niet, als je Exodus 12 en Leviticus 16 niet begrijpt. Zo begrijp je ook het verhaal van Ruth, Naomi en Boaz niet, als je niet weet dat koning David Boaz’ achterkleinzoon was bij Ruth, waar het Nieuwe Testament al in het vijfde vers mee begint (Matt.1:5). En dan begrijp je ook de betekenis van de heroïsche daden van Rachab niet, de publieke vrouw die niet alleen de spionnen huisde maar daarna Boaz’ grootmoeder werd en
de geschiedenisboeken inging als voorgeslacht van Christus (Jozua 2, Matt.1:5). En als je Daniel 7:13 begrijpt, begrijp je Markus 14:62.
Een veel groter Plan: het Zaad Alle aartsvaders en mannen uit het Oude Testament waren deel van een veel groter Plan dan met hun eigen leven alleen: de komst van Jezus Christus, de Verlosser van de mensheid, allen die geloven (Matt.1:1-17). Genesis 1 - 11 beschrijft Gods oorspronkelijke Plan en het zondeprobleem van de mens. Genesis 12 - Openbaringen 22 beschrijft vervolgens Gods Oplossing: Christus.
Al direct nadat het misging, op de allereerste bladzijde van de Bijbel, in Genesis 3, doet God een opmerkelijke belofte. Vandaag de dag bevinden wij ons nog steeds in de uitwerking van die belofte. Tot de slang die de mens had verleid, sprak God wat zijn einde zou gaan zijn: “Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en gij zult het de hiel vermorzelen” (Gen.3:15).
Op de allereerste bladzijde van de Bijbel klinkt hier luid het eerste Evangelie. De Bijbel opent met de belofte van de komst van een “zaad”, Iemand uit de vrouw, die voorgoed met de slang af zou gaan rekenen (“de kop vermorzelen”) maar die zelf een tijdelijke dood zou meemaken in de strijd (“hiel vermorzelen”). Dat was goed nieuws voor de mens, slechte nieuws voor de slang.
Wie was het? Daarna kwam Abel (Genesis 4). Zou Abel misschien de vervulling van die belofte zijn? Abels offer werd immers aangenomen bij God (Gen.4:4-5). Was Abel het beloofde zaad? Maar Abel sterft wanneer het zondeprobleem zijn ware karakter toont (Gen.4:7-8). Na Abel kwam Henoch. “Henoch wandelde met God”, staat er (Gen.5:21-24). Was Henoch misschien de vervulling van die belofte van het zaad? Maar ook Henoch was het niet, want “hij was niet meer, … God had hem opgenomen” (Gen.5:24). Na Henoch kwam Noach. Noach “vond genade” bij God (Gen.6:8). Was hij het? Maar na de zondvloed sterft ook Noach en blijkt opnieuw het zondeprobleem. Zo opent Genesis met de verwachting van een zaad dat zou gaan komen als basis van Gods Verlossingsprogramma.
Het Zaad: de zegen van Abraham Bij één belofte van het zaad bleef het niet. Na de torenbouw van Babel lezen we ineens over Abraham. Als een bliksemslag bij heldere hemel is daar ineens Abraham met wie God een verbond sluit, het verbond dat de basis legt van de heilsgeschiedenis. “Ik zal u tot een groot
volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden” (Gen.12:2-3).
In het zaad van Abraham “zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden”. ‘Hoe kan ik in mijn eentje ooit een zegen worden voor alle geslachten op aarde?!’, moet Abraham hebben gedacht. Dat kan niet! Maar Abraham zag misschien meer dan de Schrift hier vermeldt?! Of misschien zag hij wel wat wij nu ook zien! Want Paulus haalt het zaad en de zegen van Abraham later aan in zijn verlossingstheologie, om te laten zien Wie het is: Christus (Gal.3:16). Abrahams nageslacht zou niet alleen Gods beminde Israel zijn, ook al zijn geestelijke kinderen uit de heidenen, die door geloof deel verkrijgen aan de zegen van Abraham: Christus, de Verlosser.
Slot Uit Abraham kwam Israel. Uit Israel kwam uiteindelijk de Messias (Joh.4:22). Vanuit hen schoot het goede nieuws al gauw de deur uit naar de heidenen, de verloren zonen (Lucas 15:21-32). Petrus was apostel voor de Joden (Gal.2:8, Hand.2), Paulus werd het voor de heidenen, instrumentaal in de Verlossingsgeschiedenis van de mensheid (Gal.2:7-10, Rom.11:13).
3. Genesis: Christus, het Zaad. door Stef Schagen
Gods droom is dat alle mensen thuiskomen door de Deur. Van kaft tot kaft beschrijft de Schrift dan ook Gods verlossingsprogramma, met de komst van Christus als hoogtepunt (Heb.1:1-3). Alle boeken van het Oude Testament blikken vooruit naar Zijn komst. Alle mannen en vrouwen die erin door God werden gebruikt waren dan ook deel van een veel groter Plan. Christus is de rode draad vanaf Genesis 3 tot Openbaringen 22. In ieder bijbelboek wordt direct of indirect van Hem gesproken, en dat Hij zou gaan komen. Abraham In Genesis is Hij het zaad uit de vrouw (Gen.3:15), het zaad en de zegen van Abraham (Gen.12:1-3). “Met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden”, sprak God tot Abraham die misschien nauwelijks wist wat hem ineens overkwam (Gen.12:3). ‘Je zult een zegen zijn voor alle natiën!’, zei God. Nu klinkt Gods vlammende passie voor de mens al direct op de eerste bladzijden van de Schrift, maar ‘hoe kan ik in mijn eentje ooit een zegen zijn voor alle geslachten op de aardbodem?!’, moet Abraham hebben gedacht. De vervulling van die belofte, één van de eerste beloften in Gods verlossingsprogramma, zou nog zo’n tweeduizend jaar op zich laten wachten (Gal.3:16). En het zal volledig werkelijkheid worden wanneer wij, Christus’ Kerk, gehoor geven aan de Grote Zendingsopdracht om alle volken, stammen, talen en natiën het Goede Nieuws te brengen dat Jezus Christus is opgestaan uit de dood en verzoening mogelijk is met God (Gal.3:8). De statistieken lezen dat wij er bijna zijn! Het probleem van de mens, Gods oplossing Genesis 1 – 11 beschrijft Gods plan, maar het zondeprobleem van de mens dat het tijdelijk torpedeert. De Bijbel laat in de eerste elf hoofdstukken zien hoe de zonde de mens steeds meer in bezit neemt, met alle gevolgen van dien. Maar Genesis 12 – Openbaringen 22 beschrijft Gods oplossing. Openbaringen eindigt met de voltooiing van Gods verlossingswerk door Christus. In Genesis 3 wordt de mens verbannen uit de hof, in Openbaringen 22 is er vrije toegang tot Gods nabijheid. In Genesis 3 wordt de mens weggestuurd van de boom des levens, in Openbaringen 22 is die vrij bereikbaar. In Genesis 3 en 4 lezen we dat de dood zijn intrede doet zoals God had gezegd, het gevolg van zonde, in Openbaringen 21 en 22 lezen we over het leven in de eeuwigheid voor wie in Christus geloven, nadat Hij als eerste uit de dood is opgestaan waarna wij Hem zullen volgen (1Cor.15:20-22). In Genesis 11 lezen we over de Babylonische spraakverwarring, in Handelingen 2 zien we het begin van het herstel naar één taal, eenheid van de natiën, wanneer alle voorbijgangers in Jeruzalem die dag de discipelen kunnen verstaan. Gods verlossingsprogramma is bezig zich te vervullen. Jozef Na Abraham kwam Jozef. In Jozef zien we al een onmiddellijke vervulling van de zegen van Abraham onder de natiën. Jozef werd een enorme zegen voor de Egyptenaren, één van die geslachten. Verkocht door zijn broers, belandde Jozef in het grote Egypte wat hij redde van de
hongerdood (Gen.47:25). Was Jozef die zegen uit Genesis 12:3? Nee, maar wel een beetje, want profetische beloften in de bijbel hebben soms zowel een nabije vervulling als een ultieme, latere. Wel lezen we in het verhaal van Jozef het brandende hart van God, Zijn liefde en bewogenheid, voor de natiën. Het is een hint in het Oude Testament, dat Gods heil in het Nieuwe ook voor de heidenen bedoeld zal zijn.
Terug naar Abraham Want Abraham zag ons, de verlosten door Christus. Abraham verwachtte een volk dat veel groter was dan het natuurlijk geslacht dat uit zijn lendenen kwam. Hij verwachtte ook geestelijke kinderen, door geloof, geboren uit Zijn Zoon (Joh.3:5-8). Abraham zag wat wij nu zien: een volk gered uit de natiën, dat op een dag voor de Troon zal staan en het Lam zal vereren. Daarom zei Jezus: “Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd”. (Joh.8:56). En Johannes zag wat de uitwerking van die Zegen van Abraham, Christus, zou gaan zijn: de natiën (Psalm 2:7-8)! Uit alle volk, stammen, talen en natiën zullen verlosten voor Gods Troon staan in totale aanbidding: “Daarna zag ik, en zie, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle volk en stammen en natiën en talen stonden voor de troon en voor het Lam”. (Op.7:9). “Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen; want Gij zij geslacht en Gij hebt (hen) voor God gekocht met uw bloed, uit elk stam en taal en volk en natie” (Op.5:9). Lessen Wat leren wij voor ons eigen leven uit het verhaal van Abraham en Jozef? 1. Zij waren deel van een veel groter Plan dan het succes van hun eigen leven alleen. Of zij het nu zagen of niet, zij dienden Gods verlossingsplan met de mens. 2. De zegen van Abraham is niet alleen voor Israël, maar voor álle natiën, ook de heidenen. 3. Israël is Gods oogappel, Zijn priestervolk dat de wereld de Verlosser heeft gebracht. Laten wij bidden voor de vrede van Jeruzalem, want God heeft een plan dat nog te vervullen staat. 4. Wij hebben een roeping! Geef jij daaraan gehoor? 5. God roept ons. God roept jou en mij. God roept tot ons vandaag vanaf iedere bladzijde van de Schrift! Hij zegt: ‘Er is een oplossing voor jouw zondeprobleem, Mijn Zoon, de Verlosser!’. 6. En God roept jou en mij om niet op onze stoel te blijven zitten. Wij zijn ambassadeurs, predikers van verzoening en hebben de bediening van verzoening toevertrouwd gekregen om de aarde te verzoenen met de hemel (2Cor.5:18-20). Slot Het ultieme succes van de aartsvaders lag in de komst van de Zoon van God, de Redder van de mensheid. Ons echte succes ligt in gehoorzaamheid aan Gods Opdracht, het brengen van de Zegen van Abraham naar de natiën (Matt.28:18-20). Ben jij al voor Christus op de knieën gegaan? Ben jij al uitgegaan in de Oogst, een zendeling?