Werkblad 10.1 Opdracht 3, module 5, les 10
1. Luister naar het gesprek. 2. Lees de zinnen.
3. Hoe gaat het met de kinderen? Kruis aan: JA of NEE. Ja 1. Norgul gaat over naar de vierde klas. 2. Melita doet haar best op school. 3. Adil loopt stage bij een autobedrijf. 4. Adriana doet volgend jaar examen.
Nee
Werkblad 10.2 Opdracht 3, module 5, les 10
1. Luister naar het gesprek. 2. Lees de zinnen.
3. Seda en Gracia praten over de toekomst. Wat zegt Seda? Kruis aan: JA of NEE. Ja 1. Ze gaan hun eigen weg. 2. Ze gaan ieder weekend uit. 3. Je moet vertrouwen hebben in je kind. 4. Ze moeten zelfstandig worden. 5. Je moet het studeren verbieden.
Nee
Werkblad 10.3 Opdracht 4 en opdracht 13, module 5, les 10
Toekomst
Werkblad 10.4 Opdracht 4, module 5, les 10
1. Gaat uw kind dit jaar over?
2. Wat wilt u dat uw kind later wordt?
3. Gaat uw kind studeren?
4. Mag uw kind op kamers wonen?
5. Bent u bezorgd over uw kind?
6. Wilt u dat uw kind later gaat trouwen?
7. Wilt u dat uw kind later een gezin krijgt?
8. Praat u met uw kind over de toekomst?
9. Heeft uw kind ambitie?
10. Stimuleert u uw kind?
11. Hebt u goed contact met uw kind?
12. Hebt u verwachtingen van uw kind?
Werkblad 10.5 Opdracht 12, module 5, les 10
Quizvragen Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? 1
De puberteit is de leeftijdfase tussen 18 en 23 jaar.
2
Alle pubers twijfelen over hun toekomst.
3
De puber kiest zelf voor een profiel of sector.
4
Iedere puber kan verkeerde vrienden hebben.
5
Ouders moeten verkeerde vrienden verbieden.
6
In een discotheek wordt altijd alcohol gedronken.
7
Aan gokken raak je niet verslaafd.
8
Op alle scholen zijn drugs te koop.
9
Als je drugs gebruikt raak je altijd verslaafd.
10 Gepest worden hoort bij de puberteit. 11 Je hebt beroepen voor jongens en beroepen voor meisjes. 12 Een meisje dat in de puberteit is, moet je beschermen. 13 Tegen een mentor kan een puber alles zeggen. 14 Een decaan geeft advies over beroepen en vervolgopleidingen. 15 Als je kind niet goed kan leren moet het van school af.
16 Tegen pubers moet u altijd zeggen wat u wel en wat u niet goedvindt. 17 Op iedere school vertellen ze over seksualiteit. 18 Opvoeden in Nederland is moeilijker dan in het eigen land. 19 Van een bijbaantje leert een puber veel. 20 Als kinderen 18 jaar zijn, zijn ze volwassenen verantwoordelijk, je kunt ze als ouder loslaten!
en
Antwoorden Quiz 1 De puberteit is de leeftijdfase tussen 18 en 23 jaar. Niet waar De puberteit is de ontwikkelingsfase van kinderen tussen de elf en achttien jaar. De duur van de fase kan per kind en per cultuur verschillen. Het is een periode in het leven van kinderen en hun ouders met specifieke kenmerken en veranderingen. 2 Alle pubers twijfelen over hun toekomst. Waar In de puberteit maken pubers een lichamelijke en geestelijke verandering door. Ze denken meer na over zichzelf. Wie ben ik? Wat kan ik? Wat wil ik worden? Dit maakt dat zij zich onzeker gaan voelen. De meeste pubers hebben aan het einde van de puberteit al een globaal beeld gevormd van hun toekomst, maar zijn daar vaak ook nog onzeker over. Is dit wat ik echt wil? Past dit bij mij? Dit zijn vragen die de meeste pubers bezighouden. Er zijn maar enkele pubers die helder en duidelijk aan kunnen geven hoe zij hun toekomst zien. Onzekerheid hoort bij de puberteit. 3 De puber kiest zelf voor een profiel of sector. Waar Welke profiel- of sectorkeuze de puber uiteindelijk maakt, beslist hij of zij zelf. De school zal de leerlingen en de ouders gericht adviseren en informeren over de voor- en nadelen van de verschillende mogelijkheden. Ouders kunnen hierin ook een ondersteunende rol vervullen. Ze dienen hiervoor wel goed op de hoogte te zijn. De school heeft ook voor ouders vaak nog speciale voorlichtingsbijeenkomsten over profiel- en sectorkeuze. Als ouders extra (individuele) informatie nodig hebben, is het belangrijk dat zij een afspraak maken met de schooldecaan. 4 Iedere puber kan verkeerde vrienden hebben. Waar Iedere puber kan terechtkomen bij verkeerde vrienden, personen waar alleen maar negatieve invloed van uitgaat. Ongelukkig genoeg kunnen zulke vrienden soms een behoorlijke aantrekkingskracht op pubers uitoefenen. Waarschijnlijk is dat omdat ze iets totaal anders bieden dan de puber gewend is. Uiteindelijk zal de puber zelf onderscheid leren maken tussen mensen die deugen en mensen die niet deugen. Belangrijk is het om hier als ouder met pubers over te praten. 5 Ouders moeten verkeerde vrienden verbieden. Niet waar Als pubers met de verkeerde vrienden omgaan en ze komen hierdoor in vervelende situaties terecht, overzien ze vaak niet de gevolgen van hun gedrag. Ze zijn te goedgelovig en een makkelijk slachtoffer voor wie kwaad wil. Ouders hebben de neiging zo’n kind te beschermen en het liefst zouden ze hun kind verbieden om te gaan met deze vrienden. De kans is groot dat de puber ze dan stiekem opzoekt, of tegen zijn ouders in gaat en misschien wel van huis wegloopt. Dan is de controle helemaal weg. Het belangrijkste en ook het moeilijkste voor ouders is dat contact te behouden met de puber. Hiermee houden ouders de mogelijkheid open om subtiel invloed te laten gelden. Soms helpt het om de zorgen met de puber bespreekbaar te maken. Dit moet dan niet op beschuldigende manier gebeuren. 6 In een discotheek wordt altijd alcohol gedronken. Niet waar In allerlei uitgaanscentra kunnen pubers makkelijk aan drank komen. Drank is makkelijk te krijgen. Hoewel de wet verkoop van alcohol aan jongeren onder de zestien jaar verbiedt, staan in vrijwel elke supermarkt de kratten bier hoog opgestapeld en liggen de schappen vol ingeblikte mixdrankjes waar alcohol in zit. Ook in discotheken, waar pubers onder de zestien
jaar meestal niet eens naar binnen mogen en dus ook geen alcohol zouden moeten kunnen gebruiken, is van leeftijdscontrole veelal geen sprake en pubers hebben daar dus volop de gelegenheid om alcohol te gebruiken. Natuurlijk kun je overal, in iedere discotheek ook alcoholvrije drankjes krijgen. Voor pubers is de verleiding echter groot om ‘mee te doen’, om ‘stoer te zijn’, en om net als andere jongeren wel alcohol te drinken. 7 Aan gokken raak je niet verslaafd. Niet waar Veel jongeren beginnen met gokken omdat hun vrienden dat ook doen en ze niet uit de toon willen vallen. Soms voelen ze een soort onvrede met zichzelf en hopen ze uit te blinken in gokken. Gokken is niet geheel zonder risico, het kan verslavend werken. Vooral gokspelletjes waarbij een korte tijd zit tussen het inzetten en de uitkomst, zoals bij de fruitkast of bij krasloten, kunnen snel verslavend werken. Vaak blijkt dat jongeren die vanaf het begin van hun puberteit hebben leren omgaan met zak- en kleedgeld, minder kans hebben om verslaafd te raken aan gokken. Ze hebben dan wellicht meer discipline in geldzaken geleerd. 8 Op alle scholen zijn drugs te koop. Waar Op alle middelbare scholen geldt een verbod op drugsgebruik. Drugs worden niet getolereerd. Middelbare scholen hanteren over het algemeen regels met betrekking tot drugsgebruik. Wie wordt betrapt kan op een schorsing rekenen en de ouders worden meestal ingelicht. Sommige scholen dreigen met definitieve schorsing van kinderen die drugs gebruiken. Toch geven de meeste scholen toe dat ze drugs niet helemaal kunnen uitbannen. Jongeren gebruiken op het schoolplein of in de pauze. 9 Als je drugs gebruikt raak je altijd verslaafd. Niet waar Nieuwsgierigheid is een belangrijke prikkel om iets te proberen op het gebied van drugs. De meeste jongeren proberen een aantal middelen uit en stoppen er weer mee. Het hoort in feite bij de jeugdcultuur. Pubers willen de wereld ontdekken en zoeken hierbij ook de grenzen op. De meeste zijn zich wel bewust van de gevarenzone en begeven zich daar niet in. Een klein aantal jongeren (3%) gaat verder met het gebruik van diverse middelen en krijgt er problemen mee. Nieuwsgierigheid is dan geen reden meer om te gebruiken. Riskant middelengebruik is dan vaker een symptoom van onderliggende problematiek. Bepaalde factoren verhogen het risico om verslaafd te raken, zoals schooluitval, verveling, gedragsproblemen of ernstige gezinsproblemen, discriminatie en wonen in een wijk waar openlijk in drugs gehandeld wordt. Het is een opeenstapeling van dit soort problemen die de kans op verslaving doet toenemen. 10 Gepest worden hoort bij de puberteit. Niet waar Pubers kunnen om allerlei redenen gepest worden, of zelf anderen pesten. Dat kan zijn om het feit dat ze een andere huidskleur of culturele achtergrond hebben. Dit wordt door de meeste pubers als kwetsend ervaren. De boodschap heeft een strekking van ‘Jij hoort hier niet’ (‘Rot op naar je eigen land’) of ‘Jij bent anders en dat is niet normaal’. Vrijwel alle allochtone kinderen krijgen in meer of mindere mate met dit verschijnsel te maken. Hoe pubers reageren op discriminatie is wisselend. Sommige pubers maken zich klein en vertonen vermijdingsgedrag, zoals bij pesten vaak gebeurt. Maar het kan ook zijn dat ze woedend worden en er juist op los slaan. Veel ouders geven hun pubers het advies om er niet op in te gaan. Wie discrimineert is dom. De beste houding is om zulk gedrag te negeren. Duidelijke vormen van discriminatie, zoals niet het vakantiebaantje krijgen dat telefonisch was toegezegd of geweigerd worden bij een disco, kunnen jongeren aangeven bij de regionale meldpunten voor discriminatie.
11 Je hebt beroepen voor jongens en beroepen voor meisjes. Niet waar Sommige pubers weten precies wat ze willen worden. Veel pubers laten zich bij de keuze voor een bepaalde opleiding of een bepaald beroep leiden door wat ze kennen uit hun eigen directe omgeving. Pubers denken vooral in vaste patronen over mannen- en vrouwenberoepen, zoals een verzorgend beroep voor meisjes en een technisch beroep voor jongens. De afgelopen tien jaar zijn deze keuzes minder absoluut geworden en zie je steeds meer verschuivingen. 12 Een meisje dat in de puberteit is, moet je beschermen. Niet waar Over seksualiteit zullen pubers eerder met hun vrienden praten dan met hun ouders. De meeste ouders willen hun pubers ook op seksueel gebied regels bijbrengen en hun wijzen op bepaalde risico’s. Ouders worstelen vooral met de regels ten aanzien van uitgaan en contact met de andere sekse, en hoever pubers daarin mogen gaan. In sommige culturen geldt deze worsteling van ouders vooral voor hun dochters. Men wil het meisje beschermen om de maagdelijkheid te bewaren en om zwangerschap te voorkomen. Ouders vinden het moeilijk om hierover te praten en veel verder dan hun dochter vertellen dat ze moet ‘oppassen voor jongens’ komen ze vaak niet. Het werkt vaak beter als ouders zelf uitleggen waarom ze maagdelijkheid erg belangrijk vinden en waarom ze bang zijn voor ongewenste zwangerschap, aids of andere ziekten en hoe deze voorkomen kunnen worden. Dat biedt meer ondersteuning dan bang maken. Het gebeurt nogal eens dat kinderen, wanneer hun ouders heel streng zijn, stiekem hun gang gaan. Pubers hebben toch behoefte om hun eigen grenzen te verkennen, ook op dit gebied. 13 Tegen een mentor kan een puber alles zeggen. Waar Op de meeste scholen voor voortgezet onderwijs is de mentor degene bij wie een leerling terecht kan met allerlei vragen of met een probleem waar hij of zij in vertrouwen over wil praten. Natuurlijk kan dit ook met een andere leraar. Samen bekijken de mentor en de leerling hoe een probleem het beste aangepakt kan worden. 14 Een decaan geeft advies over beroepen en vervolgopleidingen. Waar Schooldecanen adviseren leerlingen over studie- en beroepsmogelijkheden. Ook geeft een decaan, als het nodig is, advies over studieaanpak en helpt hij of zij een speciaal studietraject uit te zetten als een leerling dit nodig heeft. Ouders kunnen ook altijd een beroep doen op een decaan, bijvoorbeeld als zij een gesprek wensen over de toekomstmogelijkheden van hun kind of als zij twijfels hebben over de keuze van het kind voor een bepaalde sector of profiel. 15 Als je kind niet goed kan leren moet het van school af. Niet waar Om allerlei redenen kan een leerling van school gaan zonder diploma behaald te hebben. Zonder diploma is een carrière onmogelijk. Ouders en school kunnen op allerlei manieren actie ondernemen om te voorkomen dat een kind voortijdig van school gaat. Er is een speciale website (www.voortijdigschoolverlaten.nl) waar veel staat geschreven over vroegtijdig schoolverlaten en hoe je dit kunt voorkomen. Belangrijk is wel dat ouders, puber en school samenwerken als zich een probleem op dit gebied voordoet. 16 Tegen pubers moet u altijd zeggen wat u wel en wat u niet goed vindt. Waar Ook al zijn er veel verschillen, voor alle pubers is het belangrijk dat ouders duidelijk aangeven wat zij wel en niet goed vinden en waarom niet. Zij moeten dus duidelijke regels en grenzen stellen. Pubers weten dan waar ze aan toe zijn en wat er van hen verwacht wordt. Pubers hebben grenzen nodig om tegenaan te schoppen en te weten waar ze zelf staan. Maar:
pubers worden ouder en hebben ruimte nodig om volwassen te worden. Ouders zullen hun grenzen telkens bij moeten stellen. Daarom is praten en overleggen met pubers belangrijk. Zij zullen zich eerder aan de grenzen houden wanneer zij als persoon worden gerespecteerd en worden gestimuleerd om mee te denken over goede afspraken. Dit bevordert verantwoordelijk gedrag bij pubers. 17 Op iedere school vertellen ze over seksualiteit. Niet waar In de groepen 7 en 8 wordt op de meeste, maar niet op alle basisscholen seksuele voorlichting gegeven. Op alle scholen voor voortgezet onderwijs wordt seksuele voorlichting gegeven als onderdeel van een heel lessenpakket, bijvoorbeeld bij de lessen biologie of maatschappijleer. Goede voorlichting kan voorkómen dat pubers later problemen krijgen en het geeft ze een houvast bij alle invloeden die van buiten op hen afkomen. Sommige ouders vinden seksuele voorlichting op de basisschool en het voortgezet onderwijs niet goed. Zij geven aan dat zij geloven dat pubers, door erover te praten, juist aangemoedigd worden om te gaan experimenteren op seksueel gebied. 18 Opvoeden in Nederland is moeilijker dan in het eigen land. Waar Voor allochtone ouders is het niet gemakkelijk om hun kind op te voeden in een omgeving met verschillende culturen en dus ook met verschillende opvattingen over opvoeding. Bovendien verandert de Nederlandse samenleving heel snel. Ook voor Nederlandse mensen is er veel veranderd vergeleken met dertig jaar geleden. Voor allochtonen geldt dat het in het land van herkomst veel duidelijker is wat de bedoeling is. Overal kun je om je heen zien hoe kinderen en volwassenen zich behoren te gedragen. De gedragscodes en opvoedingsstijlen zijn meestal hetzelfde. Als je doet zoals iedereen doet, is het goed. Op afwijkend gedrag volgt vanzelf commentaar of straf. In Nederland zijn opvoedingsstijlen en gedragscodes minder duidelijk en chaotischer. Veel allochtone ouders hebben in Nederland het gevoel dat ze er alleen voor staan. In het thuisland bemoeien veel meer mensen, bijvoorbeeld buren en familieleden, zich met de opvoeding van hun kinderen. In Nederland is dit minder vanzelfsprekend en ouders accepteren het ook niet altijd meer als anderen iets over hun kinderen zeggen. 19 Van een bijbaantje leert een puber veel. Waar Baantjes als kranten bezorgen, folders rondbrengen, helpen in de tuinbouw, vakken vullen in de supermarkt, achter de kassa zitten of op kinderen passen, zijn populaire bijbaantjes voor pubers. Vanaf zestien jaar mogen pubers officieel werken voor een werkgever, maar daarvóór houden ze zich vaak al bezig met allerlei betaalde klussen. Bijbaantjes zijn voor een puber leerzaam en leuk. Hij of zij leert hoe het toegaat in de maatschappij, leert verantwoordelijkheid te dragen, op tijd te komen en zaken goed af te werken. Het is voor de puber ook leuk om wat extra te verdienen. Sommige pubers gaan zo op in hun bijbaantje, dat ze hun schoolwerk daardoor verwaarlozen. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. 20
Als kinderen 18 jaar zijn, zijn ze volwassenen en verantwoordelijk, je kunt ze als ouder loslaten! Waar Tegen de tijd dat een puber een jaar of achttien is, wordt er meestal niet meer over alles een conflict gemaakt. School en eindexamen vragen veel aandacht. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat een puber een eigen levensstijl ontwikkelt. Dat is natuurlijk ook de bedoeling. De puber laat zich niet meer zo gemakkelijk zeggen wat het wel of niet moet doen; hij of zij beslist zelf wel. De puber kan moe worden van goedbedoelde ouderlijke zorg en wil zijn leven nu op zijn eigen manier inrichten. Als ouder hoef je
minder te letten op een ‘volwassen’ puber. Maar soms zijn er toch ook nog momenten waarop de puber zijn of haar ouders wel nodig heeft voor goede raad en aandacht. Langzaam maar zeker wordt duidelijk dat de puber in een andere levensfase terecht is gekomen. In de meeste gevallen voelt het als een natuurlijke overgang van zaken: puber en ouders groeien samen toe naar een moment waarop de puber op eigen benen staat en soms ook de deur uitgaat, op kamers gaat wonen om te studeren of te werken.
Werkblad 10.6 Opdracht 13, module 5, les 10
x? Les 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Met wie hebt u gepraat?
Waarover hebt u gepraat?
Werkblad 10.7 Opdracht 13, module 5, les 10
Kruis aan:
☺ ☺ Gesprek: Foto voorblad les 1 Foto les 2 etc.
Ik durf
nog niet
Ik durf samen
Ik durf het!