Werkblad 6.1 Opdracht 3, module 5, les 6
1. Luister naar het gesprek. 2. Lees de zinnen. 3. Welke informatie hoort u? Kruis aan: JA of NEE. Ja
1. Mevrouw Celik maakt een afspraak met de decaan. 2. De afspraak is woensdag om 11 uur. 3. De decaan zit in lokaal 29. 4. De dochter gaat mee naar de afspraak.
Nee
Werkblad 6.2 Opdracht 3, module 5, les 6
1. Luister naar het gesprek. 2. Lees de zinnen. 3. Welke informatie hoort u? Kruis aan: JA of NEE. Ja
1. Norgul wil later dokter worden. 2. Als je leraar bent, dan werk je met kinderen. 3. Als je fysiotherapeut bent, dan werk je op kantoor.
4. De decaan zegt wat Norgul moet kiezen.
Nee
Werkblad 6.3 Opdracht 3, module 5, les 6
1. Luister naar het gesprek. 2. Lees de zinnen. 3. Welk advies geeft de decaan? Kruis aan: JA of NEE. Ja
1. Ga naar de open dagen van opleidingen. 2. Praat met studenten van de opleiding. 3. Haal eerst je diploma. 4. Verzamel informatie over de studies.
Nee
Werkblad 6.4 Opdracht 4, module 5, les 6
DECAAN
Werkblad 6.5 opdracht 4, module 5, les 6
Dit is ………………… (vul de naam van uw kind in)
Sterke kanten
Zwakke kanten
Werkblad 6.6A Opdracht 12, module 5, les 6
1 Bijbaantje Ieder kind vanaf 15 jaar dat naar school gaat, moet een bijbaantje hebben. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
2 Mannen- en vrouwen beroepen Er zijn geen beroepen alleen voor mannen of alleen voor vrouwen. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
3 Op kamers wonen Als pubers 18 jaar zijn, is het goed voor ze om op kamers te wonen. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
4 Seksualiteit Het is beter om met pubers niet te praten over seksualiteit. -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Werkblad 6.6B voor docenten Opdracht 12, module 5, les 6 Stellingen over pubers 14–18 jaar 1 Ieder kind vanaf 15 jaar dat naar school gaat, moet een bijbaantje hebben. Pubers leren met een bijbaantje hoe ze met geld moeten omgaan en ze leren de maatschappij kennen. Ongeveer de helft van alle pubers probeert iets bij te verdienen. Vanaf zestien jaar kunnen ze officieel werken, maar ook op jongere leeftijd doen pubers vaak allerlei betaalde klussen. Ze hebben bijvoorbeeld vaak een krantenwijk, brengen folders rond, vullen vakken of passen op kinderen. Niet alle ouders willen dat hun dochter buitenshuis gaat werken. Veel ouders zijn extra bezorgd om hun dochters. Zij zijn bang dat hen eerder iets overkomt dan hun zoons. Op seksueel gebied zijn ouders vooral bezorgd dat hun dochter ongewenst zwanger wordt. Ouders beschermen haar om die reden vaak meer dan hun zoons. Maar ook voor meisjes is het belangrijk om het vertrouwen van hun ouders te winnen. Het is goed voor pubers om te weten waar hun ouders bezorgd over zijn. Ouders moeten hierover praten met hun kind. 2 Er zijn geen beroepen alleen voor mannen of alleen voor vrouwen. Een meisje kan ook vrachtwagenchauffeur worden en een jongen kan ook zieken verzorgen. Niet alle ouders vinden het wenselijk dat hun dochter ervoor kiest om vrachtwagenchauffeur te worden. Ook een jongen die in de verzorging werkt wordt niet door alle ouders gewaardeerd. Toch is het belangrijk om de toekomstwensen van het kind serieus te nemen. Laat ouders vooral goed luisteren naar de wensen van hun kind en duidelijk maken wat zij ervan vinden. Uiteindelijk kiest het kind voor een eigen toekomst. 3 Als pubers 18 jaar zijn is het goed voor ze om op kamers te wonen. Dit is goed om zelfstandig en volwassen te worden. Erop vertrouwen dat een kind een eigen leven kan leiden is echter niet zo eenvoudig. Veel ouders hebben er moeite mee om hun kind ‘los te laten’. Ouders weten wel dat er een dag komt waarop hun kind het ouderlijk huis verlaat, maat hopen soms in stilte dat dit nog even duurt. In sommige gezinnen is het ook niet de gewoonte dat kinderen uit huis gaan en op kamers gaan wonen. Ouders zien vaak allerlei bezwaren. Ook al moet een kind soms heel ver en lang reizen om die bepaalde school te bezoeken, ouders zien hun kind liever thuis wonen dan op kamers. 4 Het is beter om met pubers niet te praten over seksualiteit. Veel ouders vinden het moeilijk om met hun kind te praten over seksualiteit. Een van de redenen om er niet over te praten is de angst om het op die manier juist aan te moedigen. Ouders zijn soms bang dat hun kind juist gaat experimenteren als ze erover praten. In sommige culturen is het zo dat niet de ouders met hun kind praten over seksualiteit, maar de oom of tante, neef of nicht. Dochters nemen een speciale positie in als het gaat om seksualiteit. Zie hiervoor de toelichting bij vraag 1.
Werkblad 6.7 Opdracht 13, module 5, les 6
Kijk op je kind 1
Mijn kind heet ………………………………………………
2
Wat vindt mijn kind leuk? Mijn kind houdt van ………………………………………… ……………………………………………………………………
3
In welke vakken is mijn kind goed? ……… is goed in …………………………………………… ……… is niet zo goed in ……………………………………
4
Doet mijn kind goed zijn best op school? ……………………………………………………………………
5
6
Wat doet mijn kind het liefst?
leren uit boeken
met de handen werken
allebei
Wat kan mijn kind goed? Zijn/haar sterke kant is …………………………………… …………………………………………………………………… Zijn/haar zwakke kant is …………………………………
……………………………………………………………………
Werkblad 6.8 Opdracht 13, module 5, les 6
Kijk op het beroep 1
Wat wil mijn kind worden? ………………………………………………
2
3
Wat is belangrijk bij het beroep?
met je handen werken
veel voor leren
goed samenwerken
zelfstandig werken
met mensen werken
......................................................
......................................................
......................................................
......................................................
Past dit beroep bij mijn kind? Ja, want ................................................................. ..............................................................................
Nee, want .............................................................. ...............................................................................
Werkblad 6.9 Opdracht 13, module 5, les 6
Mijn advies aan mijn kind: Ik vind ....................................................... een goed beroep/ leuke richting voor jou, want:
1
.......................................................................... ..........................................................................
2
.......................................................................... ..........................................................................
3
.......................................................................... ..........................................................................
