Voorbeeldvragen HBO Structuur 1
Kunt u een typering geven van de organisatiestructuur van uw organisatie-eenheid? - Ingericht naar vakgroepen - Grove sector/divisie structuur (grote eenheden) - Fijne sector/divisie structuur (kleine eenheden) - Matrix structuur - Ingericht naar marktgroepen
2
Is er binnen uw organisatie-eenheid sprake van een verbijzondering naar:
Verbijzondering duidt op het verbijzonderen van het primaire proces gericht op de specifieke behoefte van de student en het beroepenveld. - Functie - Dienst - Doelgroep 3 Is het werk 'fijn' opgedeeld of krijgen medewerkers vrij 'grote brokken' die ze zelfstandig kunnen uitvoeren? - Zeer fijn opgedeeld - Fijn opgedeeld - Redelijke brokken - Grote brokken - Zeer grote brokken 4 Hoe lang is de cyclustijd voor de doorsnee werkzaamheden op de werkvloer binnen uw organisatie-eenheid? - Zeer korte doorlooptijd - Korte doorlooptijd - Middellange doorlooptijd - Lange doorlooptijd - Zeer lange doorlooptijd
Omgeving 5
Om hoeveel uiteenlopende onderwijsmodellen vraagt de studenteninstroom?
Soorten onderwijsmodellen zijn bijvoorbeeld : - Klassikaal onderwijs - Probleemgestuurd onderwijs - Studentgericht onderwijs - Projectonderwijs
- Eén - Enkele - Meerdere - Veel 6 Zijn de verschillende studentenstromen van elkaar afhankelijk door overlap in curriculumonderdelen? - Onafhankelijk - Redelijk onafhankelijk - Niet onafhankelijk, niet afhankelijk - Redelijk afhankelijk - Zeer afhankelijk
7
Worden de verschillende soorten instroom allemaal opgeleid tot dezelfde eindtermen? - Alle instromen worden opgeleid tot dezelfde eindtermen - Enkele soorten instromen worden opgeleid tot enkele soorten eindtermen - Vele soorten instromen worden opgeleid tot vele soorten eindtermen - Iedere instromende student wordt opgeleid tot eigen/verschillende eindtermen
Cultuur 8
In welke mate draagt uw organisatie-eenheid bij aan de missie van de hogeschool? - Geen bijdrage - Beperkte bijdrage - Gemiddelde bijdrage - Grote bijdrage - Zeer grote bijdrage
9 Worden leidinggevenden geworven uit eigen gelederen of worden ze van buitenaf aangetrokken? - Hoofdzakelijk intern - Zowel intern als extern - Hoofdzakelijk extern 10 Zijn de vastgestelde doelen binnen de organisatie-eenheid voornamelijk kwalitatief of kwantitatief? - Alleen kwantitatief - Hoofdzakelijk kwantitatief - Kwantitatief en kwalitatief - Hoofdzakelijk kwalitatief - Alleen kwalitatief
11
Als deze doelen worden gewijzigd, binnen welke termijn gebeurt dit dan? - Zeer lange termijn: > 3 jaar - Lange termijn: < 2 à 3 jaar - Middellange termijn: < 1 jaar - Redelijk korte termijn: < 1/2 jaar - Korte termijn: < 1 maand - Zeer korte termijn: < 1 week
Primair proces Het begrip primaire proces is in eerste instantie wellicht onherkenbaar voor u. Deze algemene term wordt hier gebruikt omdat er binnen hogescholen zodanig verschillende activiteiten ontplooid kunnen worden dat we van verschillende processen kunnen spreken: Uw organisatie-eenheid kan zich hoofdzakelijk met onderwijs bezig houden, of hoofdzakelijk met onderzoek of met advies. De term primair proces mag u betrekken op uw eigen situatie en daarvoor kunt u dus lezen: onderwijsproces, onderzoeksproces of adviesproces. Om de termen onderwijs, onderzoek en advies gezamenlijk te kunnen omschrijven wordt in deze lijst zoveel mogelijk de term diensten gebruikt. De term primair proces is tenslotte onderscheiden van de term ondersteunend proces, waarmee we alle processen in uw organisatie aanduiden die ten dienste staan van het onderwijsproces, het onderzoeksproces of het adviesproces.
12 Welke wijze van onderwijsaanbod is binnen uw organisatieonderdeel prominent? (er zijn meerdere antwoorden mogelijk, kies hier voor de antwoordmogelijkheid die voor uw gevoel het beste aansluit bij uw organisatie-onderdeel) - Hoorcollege's (docent is kennisbron) - Werkgroepen (docent is bron en begeleider) - Zelfstudie (docent is verstrekker studiemateriaal) - Projectonderwijs (docent is begeleider) - Ontdekkende werkvormen (docent en student werken samen als partners) - Individuele studietrajecten (docent is adviseur en inspirator) 13
Hoe kunnen de activiteiten binnen uw organisatie-eenheid worden getypeerd? - Activiteiten worden uitgevoerd op basis van ideeën van individuen - Activiteiten worden uitgevoerd na overleg met de groep (bijvoorbeeld docententeam) - Activiteiten worden uitgevoerd volgens specificaties en/of intercollegiale toetsing vindt plaats - Oordelen van belanghebbers worden systematisch gebruikt voor het bijstellen van activiteiten en/of er wordt vergeleken met concurrenten - Verbeteringen in de activiteiten zijn over meerdere jaren aantoonbaar en/of er wordt vergeleken met andere excellente organisaties
14 Is het proces ingericht op een instroom die van omvang wisselt of op een instroom die constant is van omvang?
Als u voornamelijk met onderwijs te maken heeft gaat het om de instroom van studenten. Heeft u voornamelijk met onderzoek en advies te maken, dan gaat het om instroom van opdrachten - Constante omvang - Redelijk constante omvang - Beperkt wisselende omvang - Wisselende omvang - Sterk wisselende omvang Flexibiliteitsscan Voor u bevindt zich het onderdeel flexibiliteitsscan van de audit flexibiliteit. Dit onderdeel heeft als doel om de maatregelen in kaart te brengen die u als organisatie neemt om de flexibiliteit te verhogen dan wel te verlagen. Belangrijk om te weten is dat de audit als uitgangspunt de match tussen omgeving en maatregelen neemt. Het nemen van vele maatregelen kan tot onbestuurbaarheid leiden als de omgeving hier niet om vraagt. De flexibiliteitsscan is opgedeeld in 4 hoofdcategorieën en 12 subcategorieën. Iedere categorie bevat een aantal maatregelen, waarbij iedere keer gevraagd wordt naar de mate waarin uw organisatie-eenheid van deze maatregel gebruik maakt. U wordt gevraagd iedere maatregel te beschouwen vanuit het organisatie-onderdeel waarvoor u werkzaam bent. Dit kan zijn de hogeschool, de faculteit, de opleiding etc. U wordt gevraagd voor iedere maatregel het 'feitelijke' gebruik goed in te schatten.
5.1.3. Te leveren activiteiten 14 Vooraf afstemmen van opleidingsactiviteiten en personeelscapaciteit; vooraf vaststellen waar eventuele knelpunten in het curriculum/projectdoorloop en personeelsbezetting ontstaan om daar vervolgens adequaat op in te spelen 15
Bij capaciteitsgebrek prioriteiten stellen in uit te voeren activiteiten
16 Tijdelijk of permanent kunnen overschakelen naar alternatieve activiteiten (back-up gelegenheid) 17
Uitbesteden van activiteiten aan andere organisatie-eenheden
18
Uitbesteden van activiteiten aan andere organisaties
5.1.4. Arbeidsmarkt Personeel 20
Gebruik maken van tijdelijk personeel
21
Arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd of een bepaalde opdracht
22
Overeenkomst tot het verrichten van enkele diensten (PNIL-medewerkers)
23
Free-lance overeenkomst
24
Uitzendkrachten
25
Thuiswerkers
5.1.5. Kennis/technologie Kennis/technologie heeft betrekking op opleidingsactiviteiten in de breedste zin van het woord. Dus zowel onderwijs, onderwijsondersteuning, onderzoek en advies 38
Gebruik maken van verschillende soorten kennisgebieden (multidisciplinaire aanpak)
39
Verminderen van afhankelijkheid van één bepaald kennisgebied
40 Accent leggen op toegepast (praktijk) onderzoek in plaats van fundamenteel onderzoek 41
Interne kennisoverdracht organiseren voor alle medewerkers
42
Kennis overnemen (inkopen) in plaats van zelf ontwikkelen