qu?Hi-(*<jL
VEGETATIEKAART VANDE OMGEVING VAN ZEVENAAR VEGETATION MAP OFTHE REGIONOF ZEVENAAR 1:25.000
G E M E E N S C H A P P E N VAN O P E N W A T E R EN M O E RASSEN
10.
PLANT COMMUNITIESOF WATER ANDSWAMP
L i m n a n t h e m o - P o t a m e t u m p e c t i n a t i , gezelschap van Kamfonteinkruid en Watergentiaan in stilstaand open water in de oude Rijnstrangen en in wielen. Limnanthemo-Po tame turnpectinati. Communityof Potamogeton pectinatusand Nymphoidespeltata, instagnant openwater in old Rhine ox-bowsand in scour holes. Scirpeto-Phragmitetum medio-europaeum. Rietkragen langs de oevers van bovenbedoelde oude Strängen. Veelal ontwikkeld als facies van Mattenbies (Scirpus lacustris) of Liesgras (Glyceria maxima). Scirpeto-Phragmitetum medio-europaeum. Reed bordersalong the edges of old Rhine ox-bows. Mostly developed with dominance of Scirpuslacustrisor Glyceria maxima.
JJ_
L i n a r i e t u m s p u r i a e in optimale ontwikkeling, rijk aan kenmerkende soorten (o.a. Linaria elatine, L. spuria en L. minor). Graanvruchtassociatie der rivierkleigronden. Bij voorkeur voorkomend op lichte, kalkhoudende, goed gekruimelde Komgronden, voor zover deze nog voor bouwland geschikt zijn. Corresponderende hakvruchtassociatic: Veroniceto-Lamietum hybridi. Linarietum spuriae in optimal development, rich in characteristic species {e.g.Linaria elatine,L. spuria,and L. minor). Association of weeds of the cerealfieldson river clay soils. Preferringlight, calcareous, crumblyriver basin soils, to the extent that theseare appropriatedfor arable land.Corresponding rootcropassociation: VeronicetoLamietum hybridi. Verarmd L i n a r i e t u m s p u r i a e , zonder kensoorten. Graanvruchtgezelschap der zware zavel en lichte rivierkleigronden. Vormt overgangen naar 8 en 9. Impoverished Linarietum spuriae, without character-
20.
L o l i e t o - C y n o s u r e t u m h ö r d e t o s u m , variant met D e s c h a m p s i a c e s p i t o s a . Als 17, doch rijker aan vochtminnende soorten (o-m. Deschampsia cespitosa, Cardamine pratensis en Lysimachia nummularia), op drassige plekken in de uiterwaarden. Vormt de overgang van 17 naar 26. Groeiplaats zeer zware rivierklei. Lolieto-Cynosuretum hördetosum, variant with Deschampsia cespitosa. Like 17, however richerin hygrophilous species (e.g. Deschampsiacespitosa,CardaminepratensisandLysimachianummultt^a),on wetspots of the river forelands, on very heavy nver clay soil. Transitionalfrom 17 to 26. L o l i e t o - C y n o s u r e t u m h ö r d e t o s u m , variant met T r i s e t u m f l a v e s c e n s . De overgang van 17 naar 20. Lolieto-Cynosuretum hördetosum, variant with Trisetum flavescens. Transitionfro"1 17to 20. Lolieto-Cynosuretum plantaginetosum m e d i a e . Weilandtype op hoge doorlatende kop„„„ :_ .1.. ..;».— . . » - J . . .
b.nmprlt J „ „ - u...
IV. BOSSEN EN H E I D E N WOODLANDS ANDHEATHS
28. P
29.
c
I C a l l u n e t o-Genistetum. Struikheidegezelschap, ontstaan uit gedegradeerd Eiken-Berkenbos. Veelal met vliegdennen bezet en dan geleidelijk weer bos wordend. Uitsluitend op Laagterras en diluviale zandgronden. Calluneto-Genistetum. Heathercommunity,which is a degeneratedstage of oak-birch-forest, .\lostly with scattered wind-dispersed pines; gradually developing into woodland. Only on Lower Terraceand pleistocene sand. Q u e r c e t o - B e t u l e t u m typ i c urn. Het bostype der droge diluviale zandgronden (Laagterras). Als regel beplant met grove den (Pinus sylvestris) of geëxploiteerd als eikenhakhout. Querceto-Betuletum typicum. The forest type of thedrypleistocene sand (Lower Terrace). In mostcases planted with Scotch pine (Pinus sylvestris)or coppiced. Q u e r c e t o - B e t u l e t u m m o l i n i e t o s u m . Evenals het voorgaande gezelschap op de zure zand-
i . i i i i i i a i i u i c i i i u - r u i d m c i u r a p e c i i n a i i , gezelschap van Kamfonteinkruid en Watergentiaan in stilstaand open water in de oude Rijnstrangen en in wielen. Li mnan themo-Po tametum pec tinati. Communityof Potamogeton pectinatusand Nymphoidespeltata, instagnant openwater in old Rhine ox-bowsand in scour holes. Scirpeto-Phragmitetum medio-europaeum. Rietkragen langs de oevers van bovenbedoelde oude Strängen. Veelal ontwikkeld als facies van Mattenbies (Scirpus lacustris) of Liesgras (Glyceria maxima). Scirpeto-Phragmitetum medio-europaeum. Reed bordersalong the edges of old Rhine ox-bows. Mostly developed with dominance of Scirpus lacustrisor Glyceria maxima. II. A K K E R O N K R U I D G E M E E N S C H A P P E N Alleen de graanvruchtassociaties (Secalinetalia) zijn gekarteerd. De corresponderende hakvruchtassociaties (Chenopodietalia) worden hieronder genoemd, maar zijn niet als zodanig op de kaart aangegeven.
lichte, kalkhoudende, goed gekruimelde Komgronden, voor zover deze nog voor bouwland geschikt zijn. Corresponderende hakvruchtassociatie: Veroniceto-Lamietum hybridi. Linarietum spuriae in optimal development, rich in characteristic species (e.g. Linaria elatine,L. spuria,and L. minor). Association of weeds of thecerealfieldson river claysoils. Preferringlight, calcareous, crumblyriver basin soils, to the extent that theseare appropriatedfor arable land. Corresponding rootcropassociation: Veroniceto19. Lamietum hybridi. Verarmd L i n a r i e t u m s p u r i a e , zonder kensoortcn. Graanvruchtgezelschap der zware zavel en lichte rivierkleigronden. Vormt overgangen naar 8 en 9. 20. Impoverished Linarietum spuriae, without characteristicspecies.Weedcommunity of thecerealfieldson heavy sandy clay and light river clay soil. Presents transitions to8 and 9. I I I . GRASLANDGEMEENSCHAPPEN GRASSLAND COMMUNITIES
PLANT COMMUNITIES OFARABLE LAND
Onlythecommunitiesof cerealfields(Secalinetalia) havebeenmapped. The corresponding communities of rootcrops (Chenopodietalia) are mentioned below,but theyarenot indicatedonthemap assuch. 3. A r n o s e r e t o - S c l e r a n t h e t u r n t y p i c u m . Graanvruchtassociatie der droge zandgronden van het Laagterras. Corresponderende hakvruchtassociatie: Echinochloeto-Setarietum typicum. Arnosereto-Scleranthetum typicum. Association of weedson thecerealfieldsondrysand soil of theLower Terrace. Corresponding root crop association: Echinochloeto-Setarietum typicum. Arnosereto-Scleranthetum juncetosum. Graanvruchtassociatie der vochtige zandgronden van het Laagterras. Corresponderende hakvruchtassociatie: E c h i n o c h l o e t o - S e t a r i e t u m r a nunculetosum. Arnosereto-Scleranthetum juncetosum. Association of weedson the cereal fields on moist sand soil of the Lower Terrace. Corresponding rootcrop association: Echinochloeto-Setarietum ranunculetosum. Overgangen tussen 3 en 6. Veelal op zandgronden met iets leembijmenging. Transitions between 3 and 6. Mostly onsomewhat loamy sandy soils. P a p a v e r e t u m a r g e m o n a e.Graanvruchtassocia6. tie der leemhoudende zandgronden en zeer lichte zavels. Voornamelijk fraai ontwikkeld op de Overslaggronden. Corresponderende hakvruchtassociaties: C h r y s a n t h e m o - S p e r g u l e t u m (zelden) en M e r c u r i a l e t u m a n n u a e (voornamelijk op de Overslaggronden). Papaveretum argemonae. Associationof weeds ofthe cerealfieldson the loamysandsoils and light sandy clay. Mostly developedon the spill soils. Corresponding root cropassociations: Chrysanthemo-Sperguletum (rare) and Mercurialetum annuae (onthespill soils). Overgangen tussen 6 en 8. 7. Transitions between6 and 8. 8. L e g o u s i e t u m s p e c u l u m - v e n e r i s . Graanvruchtassociatie der lichte, zandige zavelgronden. Evenals 6 optimaal ontwikkeld op de - iets zwaardere Overslaggronden. Corresponderende hakvruchtassociatie: M e r c u r i a l e t u m a n n u a e . Legousietum speculum-veneris. Association of weedsof the cerealfieldson light sandy clay soils. Like 6 optimally developedonthespill soils.Corresponding root crop association: Mercurialetum annuae. G a l e o p s e t u m s p e c i o s a e . Graanvruchtassociatie met Galeopsis speciosa, G. bifida en Avena fatua op oude, ontkalkte rivierlemen. Corresponderende hakvruchtassociatie onbekend. Galeopsetum speciosae. Association of weedsof the cerealfieldson old, decalcified river loam soils, characterizedbyGaleopsisspeciosa, G. bifida, and Avena fatua. Corresponding root crop association unknown. GEOLOGISCHE KAART/GEOLOGICAL MAP 1: 100.000
1931-1932
13. r
14. (v
15. r
16. r
17. |~
Gezelschap van E u p h o r b i a s e g u i e r i a n a en E. c y p a r i s s i a s . Schraalland behorende tot de orde der droge graslanden (Festuco-Sedetalia acris). Veelal voorkomend aan de rand van het rivierdal 21. op zo nu en dan overstroomd Laagterras. Communityof Euphorbia seguieriana and E. cyparissias. Impoverished grassland,belongingto theOrder of the dry grasslands (Festuco-Sedetaliaacris). Mostly occurring on the border of therivervalleyon occasionally inundatedLower Terrace. "I F e s t u c e t o c o m m u t a t a e - C y n o s u r e t u m . Arm1 ste vorm van een weiland, slecht verpleegd en slecht bemest, op de hoge, droge zandgronden van het Laagterras. De groeiplaats komt overeen met die van 3. Festuceto commutatae-Cynosuretum. Poorestform ofameadow,poorlytakencare of andpoorlyfertilized, on the high dry sand soils of the Lower Terrace. The 22. habitat corresponds to that of 3. i] L o l i e t o - C y n o s u r e t u m l o t e t o s u m . Weilandtype op slecht ontwaterde grond, vaak rijk aan russen en zeggen. Komt alleen voor op de laaggelegen delen van het Laagterras en gaat bij ontwatering over in 16. Groeiplaats als die van 4. 23. Lolieto-Cynosuretum lotetosum. Meadow type on poorlydrainedsoil, often richin rushes and sedges.Only occurring on the lowest parts of theLower Terrace; after drainingit is succeeded by 16. Habitat like that of 4. 1 L o l i e t o - C y n o s u r e t u m luzuletosum.Weilandtype verwant aan 13, eveneens op zandgrond 24. (7 (Laagterras), echter beter bemest en verpleegd en minder droog dan dat. Lolieto-Cynosuretum luzuletosum. Pasture type 25. relaxedto 13, also on sandy soil (Lower Terrace), but betterfertilized, bettertaken careof and on lessdrysoil. 1 Lolieto-Cynosuretum typicum, Alopecur u s p r a t e n s i s - v a r i a n t . Goed weilandtype op betere grond met veel gunstiger waterhuishouding dan de voorgaande typen. Algemeen op de holoce- 26. ne gronden buiten de uiterwaarden (oude Rivierlemen en gebroken gronden). Daarnaast ook op goed vochthoudende zandgronden (Laagterras). Lolieto-Cynosuretum typicum, variantwith Alopecurus pratensis. Good meadowtypeon bettersoil with much more favourable water balance than theprevious types.Commonon holocene groundsexceptriverforelands (old riverloams andbroken soils). Also occurring onsandy soils with good water-holding-capacity (Lower Terrace). 1 L o l i e t o - C y n o s u r e t u m h o r d e t o s u m . Weiland- 27. type der zware rivierkleigronden. Komt optimaal < ntwikkeld voor in de uiterwaarden en op de komkleigronden, op groeiplaatsen, die corresponderen met dievan het Veroniceto-Lamietum hybridi (10). Lolieto-Cynosuretum hordetosum. Meadow typeof the heavy river clay soils. Optimally developed onriver forelands andriver basinclaysoil,onhabitats correspondingtothat of 10.
nummularia), op drassige plekken in de uiterwaarden. Vormt de overgang van 17 naar 26. Groeiplaats zeer zware rivierklci. Lolieto-Cynosuretum hordetosum, variant with Deschampsia cespitosa. Like 17, however richerin hygrophilous species (e.g. Deschampsiacespitosa,CardaminepratensisandLysimachianummularia),on wetspots of the riverforelands, on very heavy river clay soil. Transitionalfrom 17 to 26. L o l i e t o - C y n o s u r e t u m h o r d e t o s u m , variant met T r i s e t u m f l a v e s c e n s . De overgang van 17 naar 20. Lolieto-Cynosuretum hordetosum, variant with Trisetumflavescens. Transitionfrom 17to20. L o l i e t o - C y n o s u r e t u m p i a n t a g i n e tosu m m e d i a e . Weilandtype op hoge doorlatende koppen in de uiterwaarden, o.m. gekenmerkt door het voorkomen van Plantago media, Trisetum flavescens en soms Ononis spinosa. De groeiplaats correspondeert met die van 10. Lolieto-Cynosuretum plantaginetosum mediae. Meadow typeonpermeable uplands in theriverforelands, a.o. characterizedby the occurrence of Plantago media, Trisetumftavescens,and sometimesOnonis spinosa. The habitat corresponds to that of 10. Lolieto-Cynosuretum plantaginetosum m e d i a e , variant met O n o n i s s p i n o s a . Zwak beweid bloemrijk grasland op de dijkhellingen. Gekenmerkt door het veelvuldig voorkomen van Ononis spinosa, Carduus nutans, Cirsium vulgare, Cichorium intybus,Briza media en Medicago lupulina. Vertoont enige voorkeur voor zuidexposities. Lolieto-Cynosuretum plantaginetosum mediae, variantwith Ononis spinosa. Lightlygrazedgrassland with many conspicuousflowers,on the dike slopes. This variant differs from the previous one due to thehigher frequency of Ononis spinosa, Carduus nutans, Cirsium vulgare, Cichorium intybus, Briza media, and Medicago lupulina. Shows slight preferencefor southern exposures. A r r h e n a t h e r e t u m elatioris alopecuretos u m . Hooilandtype der zware rivierkleigronden. Groeiplaats te vergelijken met die van 17. Arrhenatheretum elatioris alopecuretosum. Hayfield typeof theheavyriver claysoils. Habitat edaphically comparable tothat of 17. A r r h e n a t h e r e t u m elatioris alopecuretos u m . Alopecurus geniculatus-facies op vochtiger groeiplaatsen dan de vorige, te vergelijken met 18. Arrhenatheretum- elatioris alopecuretosum. Alopecurus geniculatus-facies onmoister habitatsthan the previousone,edaphicallycomparable to 18. Overgang tussen 22 en 25. Te vergelijken met 19. Transition between 22and25. Hayfield, edaphically comparable to 19. Arrhenatheretum elatioris brizetosum. Hooiland op drogere uiterwaardgronden. Groeiplaats te vergelijken met die van 20. Arrhenatheretum elatioris brizetosum. Hayfields on drier riverforelands. Habitat edaphically comparable tothatof 20. Rumex crispus-Alopecurus geniculatusassociatie. Weide op extreem natte grond, die gedurende een groot gedeelte van de winter onder water staat, en dientengevolge zeer Iuchtarm is.Beweiding door groot vee nauwelijks verdragend, daar dit de zode stuktrapt. Association of Rumex crispus andAlopecurus geniculars. Pasture on extremely wet ground, submersed during a large part of the winter and therefore poorly aerated. Grazing bycattleruinsthe sward. C a r i c e t u m c a n e s c e n t i s - f u s c a e . Drassige, schrale, onbemeste weide, begroeid met een kleinzeggenvegetatie. In slenken ophet Laagterras. Tengevolge van bemesting en ontwatering zeer zeldzaam geworden. Caricetum canescentis-fuscae. Wet, impoverished, unfertilized meadow,covered by avegetation of smallsedges. In depressions of the Lower Terrace. Has become rare due tofertilizing and draining.
Stuifzand. Blown sand. B e e k a f z e t t i n g . Zeer fijn tot fijn zand, afwisselend met laagjes ± zandige en soms kalkhoudende klei. Brook sediment. Very fine to fine sand, alternatingwith thin layers of sandy and sometimes calcareous clay. J o n g r i v i e r z a n d tot > 2 m. Fijn tot middelkorrelig zand, soms grof met enig grint. Vaak afwisselend met dunne kleilaagjes. Tounger river sandupto > 2m.Firu tomedium-grainedsand, sometimescoarse withsomegravel. Oftenalternating with thinclay layers. Rivierk1ei ter dikte van meer dan 5 dm. River clay more than 5 dm thick. R i v i e r k l e i op r i v i e r z a n d , dat in de regel ook dunne kleilaagjes insluit. River clay onriver sand, generally including thinclaylayers. O u d e r r i v i e r z a n d . Meest fijn zand, soms iets kleiig, plaatselijk iets grover en zwak grinthoudend. Older river sand. Mostlyfinesand, sometimes slightlyclayey, locally more coarse andcontaining somegravel. L a a g t e r r a s . Horizontaal gelaagd, grintarm tot grintvrij fijn zand. Lower Terrace. Horizontallylayeredfinesand, verypoorin gravel. F l u v i o g l a c i a l e m a n t e l . Fijn tot middelkorrelig zand, meer of minder rijk aan grint. Fluvioglacical cap. Finetomedium-grainedsand, more orless richin gravel. G e s t u w d p r e g l a c i a a l . Middelkorrelig tot grof zand, meer of minder rijk aan zuidelijk grint; bestrooid met noordelijke erratica. Pushed Preglacial. Medium-grained to coarsesand, more or less rich in southern gravel; covered with northern erratics.
J
29.
31.
33.C
34.
36.
37. 38.
•
ontstaan uit gedegradeerd Eiken-Berkenbos. Veelal met vliegdennen bezet en dan geleidelijk weer bos wordend. Uitsluitend op Laagterras en diluviale zandgronden. Calluneto-Genistetum. Heathercommunity,which is a degeneratedstage of oak-birch-forest. Mostly with scatteredwind-dispersed pines; gradually developing into woodland. Only on Lower Terrace and pleistocene sand. Q u e r c e t o - B e t u l e t u m t y p i ' c u m . Het bostype der droge diluviale zandgronden (Laagterras). Als regel beplant met grove den (Pinus sylvestris) of geëxploiteerd als eikenhakhout. Querceto-Beluletum typicum. The forest type of thedrypleistocene sand (Lower Terrace). In mostcases planted with Scotch pine (Pinus sylvestris)or coppiced. Q _ u e r c e t o - B e t u l e t u m m o l i n i e tosu m. Evenals het voorgaande gezelschap op de zure zandgronden, maar dan in de vochtige slenken en terreindepressies. Querceto-Betuletum molinietosum. Like the previouscommunityon the acidsand grounds, but especially in moist depressions. Ç h i e r c e t o - C a r p i n e t u m s t a c h y e t o s u m . Eiken-Haagbeukenbos op leemhoudende, vochtige, voedselrijke grond. Dit weelderig eikenbos komt vooral voor op oude landgoederen (de Bijvank) op gebroken grond. Querceto-Carpinetum stachyetosum. Oak-hornbeam-forest on loamy, moist,fertile soil. This type of luxuriant oak wood is mostlyfound on old estates (e.g. Bijvank) onclayey sandysoil. Querceto-Carpinetum filipenduletosum. Als de vorige subassociatie, doch drassiger. Veelal in terreindepressies en op ondoorlatende gronden, o.a. op de Komgronden. Reeds een overgang vormend naar het Alnetum glutinosae (34). Querceto-Carpinetum filipenduletosum. Like the previous subassociation,however on wetter grounds. In mostcases indepressions andonimpermeable soils, e.g.on theriverbasinsoils. Presentsa transitiontotheAlnetum glutinosae (34). Q_ucr e c t o - C a r p i n e t urn a s peru l c tosurn. Eiken-Beuken-mengbos, een in Nederland zeldzaam bostype, alleen op enkele plaatsen in het oosten des lands voorkomend op doorlatende kalkrijke leemgronden en zavels. Een van de weinige bostypen in ons land, waarin van nature beuken voorkomen. Hier voorkomend op de doorlatende Overslaggronden, echter niet zeer typisch ontwikkeld. Querceto-Carpinetum asperuletosum. Oak-beechwood, aforest typerare intheNetherlands;only occurring in some localities in the eastern part of the country,on permeablecalcareous loamysoils and sandy clay. Oneof the rarerforest types in this countryin which the beech thrives spontaneously. In the area under consideration thiscommunityoccurs onthepermeable spillsoils; however it is not verytypicallydeveloped here. Cariceto elongatae-Alnetum glutinosae. Moerasbos op voedselrijke, drassige, een deel van het jaar onder water staande, gronden van het Laagterras. Cariceto elongatae-Alnetum glutinosae. Swamp forest onfertile, wet soils of the Lower Terrace. The habitat is submersed during apart of theyear. S a l i c e t o - P o p u l e t u m . Moerasbos der uiterwaarden. Hiertoe horen o.m. de wilgengrienden aan de oevers der oude Rijnstrangen. Saliceto-Populetum. Foresttypeoj wet riverforeland soil,e.g.willow coppice onthe edges ofoldRhineox-bows. P r u n u s spinosa-Crataegus-associatie. Struikengezelschap in de heggen langs de uiterwaardweilanden. Association of Prunus spinosa and Crataegus. Shrub community, building hedges along thegrasslandof theriverforeland. Boomgaarden. Orchards. Niet gekarteerd gebied. Notmapped.
Laboratorium voor Plantensystematiek en -geografie der Landbouwhogeschool, Wageningen. Laboratory of Plant Taxonomy and Plant Geography of the Agricultural University, Wageningen, Netherlands. Staatsbosbeheer, Utrecht. State Forest Service, Utrecht, Netherlands. OPNAMEISURVEr.Dr. G. Sissingh, Ir. P. Tideman. 1944-1945, 1955. KARTOGRAFIE/C/)ÄrOCÄ^/'//r: S. van der Werf. Basis: Top. kaart, blad 513 (nieuwe uitg. 40 E, F, G, H ged.).
—— cseses
00 o CS o CS
^
r- o
(S o es vO CS | 00 C LU
+
^
+
r » ) « «
— CS
+ evj-
N -
««
es — es + „ -
n N
—
CS CS —
CS—
j,rij,
C '5o
_ - +
-
N
CS
^ri«
es"
-
i „ -
— CS—
l
+
CSCS
i - - i
+
M
CSCS
+
I I I
cscs— e*v m eses
• I
m— cseses I
I I I I I I
I I I I I I
1 , - 1 1 1
+
es— I
I I I I I
I I I I I I I I
—
es
+-+++' '+
+'
escs— + rvi +
I I I I I
CSCSCS — • • I I' — i l — ' 1 /
cscs— escs i -L
+
—
es es — es es es —< — — c s - ' + ^ i ' + ' - - ' + + CS CS —
—
- - - - « v i '- - -
—
'+ ' '+ ' ' ' ' '
CS CS — CS CS 1 1 1
I I I I I I I I
I I I I I I
CS
c s ' c s ' - ; - ^
1 1 1 1 1 1 1
+
- ;
I I1 I I I I I
i i : i ii
1 1 1 1 1 1
I I I I I
' « -
cs— es_|1— cs''
—c s e s e s e s e s e s — + es' ' - ' - + - + + '
es
esm —— eseses eses——— es
— cs — es - - + -
eses
— — cs — — cs es— — — z —; i_—; ' ' ' ' ' ' z _ii ' ' ' '
escs
— ' '+ ' ' ' +
—
I I I . ' .
0
0
E
o t 00
3
'2 u
CS— - - .
0 eseseseies +evi^fs_l:4: ' .
I I I II
o
O o">
J — o x
es — . II
es - I
i i i i i i i
- «es«NM-
es es es es cs es es'+es ' + + ' - ' ' ' ' ' ' ' ' ' '
§ • « LT
cs— cs - - + es— — ——es
e s — «s+ " I
— eses— eseseseseses — es— _i.es c s - e s +— cs
CS-+ ''
— O
oo o too o <*> o
—• o —
ese s es'——
eses es eseseseseseseneseseseses - _ _ : ' -t- — es——— _j_o— _|_cs _j__
m eses es — es
es — — cs'++ '
— m es — — es cs
m es cs
es — I I '
es es es —
•*
o «s r~
,-vCS
1> X U. 3
'++
CS
es —
es
es cs es es
cs es es es '
O
m es es e-i '
—
Sr-
T U » ) es
m m _i_
<;
es es — es-CO
- e s ' + + + cs — N .- .
r'r©"> OS
' , < + - + '
. . +
.«-:
1
— + ' '
cs — cs ' e s + -
es es -o" I_•
i
— es es — cs es — ——— - : - « v i - ^ ^ „ - ..„•_(:_•
'++•
CS CS CS CS CS CS - + C S + I + + I
l l l l l i t
. i i i
I
I
I
I
I
I
I I
• I
I
I I
, • - _ ' . . .
eses es es — es ' e s ' _|1
I
i
i
i
i
i
l
_; i
l
l
+
I
i
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I I
I
I
I
I
I
I
I
I
m
I I
n es cs — — m es es — i
I I
es es cs es ri- + + '
es es
es — cs
— es es es
es o
I
I
I I i
—
I
I
I
l
i
i
l
i l
l
•
t I l
l
l
l
~ c 2 S
"'++"" + <S
(N
-^
1
1
1
I I I I I I I
I I I I
— es —
• • I
^
• __; i
es I I I I
i
i __• • i
i
i
i
i
i
i
i
i i
I I I I I I I
I I I I
+
I I
'+'
+''
+
I I I I
I I I I I I I
I
I
• I I
I I I I I I I
I
I I I I
I I I I I I I
+''
I
I I I I
I I I I I I I
I
I
'+ ' ' ' I I I I I I I I
i
I I .' I I
i
I
I I I I
I
• I I
. . _ ; . .
es
o
— .— I
i ,• i i
+
I I I I
•
'+'
es
es
I
I
I i I
+" ' '
I I I I
• • i
I
I
I
I
I
I __; l
.
- - - i
I I I I
I I I I
3
— ,'•——'
i
i
i
i
i
i
-•« S
e s «
U
ô
t.S|fcg XI 3 t/5
X) 3 on
i_- 3 « y o
£ E- fl 3) fl g a a>'=, C 3 c. 5? S «
ZO>£<
S3S
ï 3 <-
Lolium peren Leontodona Carex hirta Plantago maj
,Ki. a > 2 - c
iumre surusc m prat
z >
<
a
èèt ££•£ >>> <<<
C3
c
s«
o
l^l1 -o*o*o*o
c/l
c
EE«
._; ra C t/l 'C m > c ra M •=,
U.S."? DS SS a u a — o. O c c
Ss| fi-gjg 8 S | 5§i
i-s
lig
*%* C u
x
oa c a.SS .2 x « jö 2 o >> ü •a c ~* -n ¥> ë | - § E g .2 u e o j : g 'E H
c/) — 3 C i- o .5» (XOnfflü U . U , U O , U Ü C Q fc e.a t - J Ï c > c M
Ül 3
s
6 o*oo"d d o o d ood dd o do od
.2 S
« c
c « „ ui
.E
3 H __ 3
E
•3
_3
Uu
S o
w 3 co "> U 3
E g ra^lj & -
°.2 C «
J< c« pa w C -r£ ' j - O J ' — —- M _. N — C O 3 M C « <ï_J
»! X X 3 g 3 -_- u. u. «2 o c O « ra .= >> S
> 3 «^ 3 —• ra "- = X g
« »i 3
?
t b
X ; ra jz C « X
S
8'
c 3
^
ra a> Ui vi 3 3
o u c c 3 3
•§•= îr-o u 5 o£- u Sy'S-Eg 2 « 0 P .- 2u 5i E E ,
w
—— E ^
si a
E
il
1-
Es oc Eo o o
3
c « a g
» " ra
3
i = «B g
Sgl
&Sra x|"S
u S 2 4> 3 O ^- *" 3 .= c 3 « 1 0 ci c3 aj ' 3 . ùfi
c
Ü U S
2 2 3=3
E
•H 8. E o.22 X<m
u c
o 3 ra C ' g 1.
es es eses
i i i i i i i
T3T3"OT3TJ
T3-OTJT3-OT3TJT3
0
g-Ie
c o ra c . X g
SHI 2g.3i
• l
C3 CCJ C a C CS 0 U •0 > •ï C8 N ~O •n
c c "9 ' ?
i
1
Q-l
i
I
i
I
i
I
i
I
i
i
I
i
• i
,2 u
Ml u u
T3T3"O
T3"O
T3T3•«"O
T3T3"OTJT 3 - O - O
* ^S Is«^
SN
H mE
vo 1—
g S "> i ^- -î e 3 ra J3 5 ^
I
i
I
i
• . i
I . I I
I ,' I
i
Sl
i i
-
i
I
^
I
T3 C O u. 00 •a c
f c B&v5 p —
c
«s.
•if ÎC ^ ; v ^ ^ g. tu i*i tn i s3 S ?• » S ^ « » ^ •=-a S S C 3 Si « • ; f 5 1
;cs 2 2 d _i/vö x:
•* > Ü ? N • ^ ü . . ° . .
*vo 3 e^
lis
«'S ^ es C C C
SS
J< 0 0 m 3 «-C
2
il
a i 0 3 E-2^ E a o S c «•o E o 2 o o <-> x S § = a — x s«
Î 5 «• =
25 5^
ra O S S
ra JS « U o o s o H 0 . Bi D.-JO-J
«1
,« 3 o .SS C ra k. c •—»
o.« c g •= o 0D o< u
vï --ci-Si <» C ~ S O <3
p 3
8-5 e s sfe=00=
>£
0
O g "^ -S
22vB-§
8 s-iä
r>vjU3ï
ovN
u — C ^ ^ VO
sS
S« c Svd.^7/3 a ^v-o •^"3 3 ^ S 00 o a 3 o 5 °X o 3 -ra :
5
X c
es
3 • o ^3 o " g••i ^^ u n ^ 5
3
£•=> §^|
«s •* es .s ^ c fcove 3-. g M^ u es r- N ^ S o N w - o O -g Oof -o'5 ^ JN E ^ do
11's N 00-O
c g û S
60
15° «
t-4
C
>.* §:=•« •o -a u : « «g 6"7 , S = oX u a a Q . o«si -a S * ' 3 c= S * es 2 ? ^ es 7 ^ ° •- o M g S N C Ü
a >
S S N o » c
«: «5 X O.X o
o
e-S"S — 1-1 • a -J 0J ( o
e
«5
ai g
00 C3 J3 T3 C O u 00 •o c
•35
2 °-S
I I I I I I
-r
3
c
«s . o o .0 00— es
•§ ^ -S S =
es i . . «vi . . . . . .
—„ • / . , • . . .
E_ 2 * - S . 23 o o o, X c w- u
WOU
- : J2 c '3 £ 1 •"O -n c S^H 00
:3 O •o x
5*
' '
—
•5 « 3
.y o
. 2 C8
5
S c 50 g
— es es —
Si,
il
C. N 0 O. B-î '•3 > 60 « o • 3 - 0 w-i - o S u 3 : • *
— O «> X ^ O X£
^ . .*» v(J_ Xcicil's
I .
ii
— es — — —' i _ ; i _ • ; i i
E-?
E
'•3 c cc Js = 'S .ç u o:
çs S. ^
^
_" ^ _•
I I I l l i i
3 2 'öi'
0 X
S
C c
*
n, 0
*.* « ^ 8 •
.»<-•-5AC t •O-O"OT3T3"OTJT3
00 •
1- e « c
15
—m
es
•__;__; i
I I I I I i l
.E S a c
v> es *. c Pi 3
0?
—c e 3
. c
e - g1 « ua
Ses . 3 ^ x %j •
• ' _," . . ' . . . . '
—' —' / —' I ,' I
I I I I I l I
c O M
C .r- ° 5 >n I C *• "C o u
f*
• " . B O N o<
>> » o2 2 £>3 .E •T3 2 x a isfl
u
•=* E
rt o
rt
24
Cl
S
cS >
83
"2
•§.2 O «s
£3-2
3
00 3
8
ra
SS •O
I-r ü
§i§£
«
2E f! e»
c c • "
J ra 00 c
i i
. . . . . . . . .
— es v ' es — es -esüesilil
"r
E E
fc.i x
^ 00 c
. .— ' '
ç> m
E J5
;
C3 O C—
es
I ,' I
E P >- ?
O"O Ä X N:=>
3
\n
+— • — + + ' + +
i i i i i i
l 1 i
°* o •O
— > C« N e s
e se s—— « s c s
+ ' + + ++ ++ '
I I I I I I I
I l
C X!
u B S §_= ?• «> Ja! C :3> CO •O >
§°
3E-. •= es ^r"<^:
I I I I I I I I
O >> e 3
^+'+'++'' >+'''+'''
I I I I I I I
/
C ra K :=> > pq
o.S
0
£3£
+
•"
I> °2
•S «
o a x
X
O X C N
es es es es és" es - - f l e s - ' ' ' evi^l ' ' ' ' - ' ' ' I ' • —
I I I I I I I
N s
cn £ •_-5ra.S * " . 2 0 0 ^ •~ cJS — o 1) h o 'S 2 '5 n
__• • • I ,• I I I I I I I I I I I I I
—
es
«s —
I I I I I I I
à
OS
S-8
<-• O "" T3 Ta TI
'+
o c N «
- ^ S
'T M S c a> —
eses
«U *N "O 00 s.S
^ ÖB e .^ •J. £ g «•£?
i 8 lu
—cs
is go
in
•8 c
. c«
> E i; 3
•o -
_ ; ^ « S J _ ; I . I I I I I I I I I I I
c
w^
--.
ill
«S
l
o
^•3
es N
•e _. 05 f "
a-a
>
ON
s " o c N_ — S>—«—a>öß C « ,X ra -Tï
—
B
— C
c O 'C\D E " • a e > «S N *. es cs 8 o
O ** G
^1
V» o
•o -a ^ 1
>>
o
•«
> > ó 00 L. JL ra J< 5
. . - . I . . .
es es cs — es cs es cs
l I
I I
l
• I I I
es en
I I
l
eses
+' ' '' I
l l
es —
es m' es' + + '
-+-'+' '''
cs —
cs
• ! . _ • .
I I
evievi - ' ' ' I + .
m' ' . + ' '
es — —
I
—
l
es es x es e v i - J . _,_ '
ri
•> es — es .'+-' 1- I
es — —
eses
• I I I I
•_; I I I I
I I i
es m es cs cs es — cs es — — -m'es' + + - ' + - ' ' - ' + + ' ' ' ' ' ' '
I I I
l
I I I I
—''—
I I I I I
l
j l
~+
I I I 1 I
+
l
cs ^ I
es
I I I I I I I
I
i i
<S
• I l
«N T3 0
z
» j , > > >
—es
( i l l
M n n n
."
— cs
I I I I
o ex. e
X c w o o
8
—
• I l
_ X ; ra
I I I II
I I I I I I I I
r4 «S -^ es —« es «s r i ri ' i
— es es es j es —es — — ,' —' _• S __; i __; .• i i i ^ i i i i i i + "" -r cseseseseses «+fs' + 4l+ ' ' ' ' ' es «n es es es e s - H es es - „ • - • ^i„• «vi ^i i ^ i i _: i i i i i i i — es — — — — es - + + + + - + '
l l l l
I l
es —
cs
I
-
^ 7 ' ' ^ + ' ^ + ^ . . evi^ ' ' ' ' ' ' ' ' ' —— — / . . ~r cses es"_- I I — .._,_.
l
+
I I I II
I IIIIIII
eses esescs - - - - - - -
—
l l l l l I I I l I I l I l
— <S *N
esescs escs^1
++ —
I I I! I
- - - ' - e s ' ' + + - ' - l I « « «+ « ««
i
+++
eseseseseses
CS
;
es •«* es es' Tf—'
- + .
I
I I I II
I IIIIIII
+ ' '+ ' '
+
es1 I I " elS-'J_^7 ]++ ' 7 ' ' ' Ï ' ' '
O
I I I II
IIIIIIII
I I.I I II
• I I I I I I I
es — evi- .
+ ' ' '
I IIIIIII
IIIIIIII
I I I I II
+
es — — — es
—
•^+-'++ ' - '
—
I I 1 I I," I
„•pj I I I I
—
- .
I I I I II
— f-i— — — es „.•jvi-^'l'f^llllll.
eseses + es' +
+
.
I I I II
— es— cs——
— CS
- 1
esc>eseses— es — — ri^ - - N es'+ '+ ' ' - ' ' ' ' ' ' '
es—
•*cs rf—'
l
—«SM——
I I I I I I I II
-
i i i i i i i
e s + 'I
—— cseses— + +
cs
__• • l _ • I l
E o o
OÛ 4> W O ^ * œo > c o
TD
5
^ ^
«
ra •->
raS§ g Q « HH
IM
— es -, I
t I 1 II
IIIIIIII
I I I I II
1 1
: '
es esescs -''' ' - ' - ' c s '«
I I I II
I IIIIIII
I I I I II
— 4
es— ' ' cscs
1
— es
— es es — es
— es—— eses— — - - - ^ . ^ ^ ^ l l ^ l l ' . ' ' ' .
— — — — — cs— — cs— — ' '+ ' + - - 4 : - - c s ^ e ^ '
— eics — ' m —
I I II
IIIIIIII
i i i i i i i
+ --' 'es' ' evi'
51
-3
co a
«re
rtu^Ó 5
++ + +
N
X — .
.* ,' i .* i ,* i i i i i i i i i i i i
i i i i i i i
eses
I I I II
IIIIIIII
I I I I II
— es—— eseseses — c s ' c W - ' + ^ ^ l c s ^ l l i I_; I I I l I l
es es es" 'c Ü a •x Q.
I I I I II
cs cs cscs cscscscscscscscscs cscscs + ' + r i - '' - c ^ +- - - + - > •< + - - •'''
m e s — ™ -
IIIIIIII
+ + ' ' ''
— — CS— — CS— CS—— — i_; i i ^ «vj_;_;«v,_;_;_;; i i i . i / i i i i
cs cs — cs''-' -''' I
ra ' S
— eses—
II
I - - . . 1 ^ 1
T3 Ui C3
ès^O cd c
II
&Ora
CS—
3 (u K
o X o X
es — eses ' + +++ '
0)
>o > o\ .
00
esesesesescs
— — eses es'+- +
I I I -
+
I I I II
IIIIIIII
i i i i ii
. ...
m - ' cs'''» CS-CS-CS-+-CS-+ + - : '+
X O X C
I I I I I I!
escses es'--'
&
Il
Vi 1
"~> — — — — — CS
cscscs eses es eseseseseseseses escoes es +es+ ™ 1 + - - - - - - - - •+ + + • I
es o
—
I I I I I I I I
I I I I I I
. - .Ja. •
+
+ + - ' + + ' « ' - + ' ' + ' ' + ' '
N^I i i
CS CS CS
+
J 11 8c - s C 6DSQ N « S c »S c> a ^
'ï i £'13N
ci» > -v^ k.1
s •*•«
o °~
'o'l '« o «x —
O Q es
x 2« u
u
'•5-° I i 2 g - S « 3 o 50 50 50
0 > Q
> w ï ï XXX
'escn^-w-ivor-ooovo
ç>X vo e CUQ2 O o
îo C v) C 60 o c *-* cS — xU-; o• -r-7 - ^ X vX C es cs P9 > 60 C
S3 IN N'2 c »
2 &
ï * *" (U
O 00T3
c
^g
^ c es g E s: o >
s§l .
> * o min -~ M O m v$ c o <*
u u u ,60-0 2 ^a -o]H _ M . 6 0 00 . 6 0 ^ ' y U '5 ç ' 3 > 'Vi *2 '<Â — ," o *£ ? 1- u
xxi g
SO
ci2
S'g o * .6? 00
n o u
>
_^?
•S C o - • x o o 7 , es w O . 2 i« HU —<
—
1» §«7; csn
VEGETATIEKAARTVANDE OMGEVING VAN ZEVENAAR VEGETATIONMAP OFTHE REGIONOFZEVENAAR 1:25.000
I.
G E M E E N S C H A P P E N VAN O P E N W A T E R EN M O E RASSEN
10. r
PLANT COMMUNITIES OF WATER AMD SWAMP
L i m n a n t h e m o - P o t a m e t u m p e c t i n a t i , ge•zelschap van Kamfonteinkruid en Watergentiaan in stilstaand open water in de oude Rijnstrangen en in wielen. Limnanthemo-Potametum pectinati. Communityof Potamogeton pectinatusand Nymphoidespeltata, instagnant openwater in oldRhine ox-bowsand in scour holes. Scirpeto-Phragmitetum medio-europaeum. Rietkragen langs de oevers van bovenbedoelde oude Strängen. Veelal ontwikkeld als facies van Mattenbies (Scirpus lacustris) of Liesgras (Glyceria maxima). Scirpeto-Phragmitetum medio-europaeum. Reed bordersalong the edges of old Rhine ox-bows. Mostly developed with dominance of Scirpuslacustrisor Glyceria II. A K K E R O N K R U I D G E M E E N S C H A P P E N Alleen de graanvruchtassociaties (Secalinetalia) zijn gekarteerd. De corresponderende hakvruchtassociaties (Chenopodietalia) worden hieronder genoemd, maar zijn niet als zodanig op de kaart aangegeven.
I I I . GRASLANDGEMEENSCHAPPEN GRASSLAND COMMUNITIES
PLANT COMMUNITIES OFARABLE LAND
Onlythecommunities of cerealfields(Secalinetalia) havebeen mapped. The corresponding communities of rootcrops (Chenopodietalia) are mentioned below,but theyarenotindicated onthemap assuch. A r n o s e r e t o - S c l e r a n t h e t u m t y p i c u m . Graanvruchtassociatie der droge zandgronden van het Laagterras. Corresponderende hakvruchtassociatie: Echinochloeto-Setarietumtypicum. Arnosereto-Scleranthetum typicum. Association of weedson thecerealfieldsondrysand soil of the Lower Terrace. Corresponding root crop association: Echinochloeto-Setarietum typicum. Arnosereto-Scleranthetum juncetosum. Graanvruchtassociatie der vochtige zandgronden
1 L i n a r i e t u m s p u r i a e in optimale ontwikkeling, 18. rijk aan kenmerkende soorten (o.a. Linaria elatine, L. spuria en L. minor). Graanvruchtassociatie der rivierkleigronden. Bij voorkeur voorkomend op lichte, kalkhoudende, goed gekruimelde Komgronden, voor zover deze nog voor bouwland geschikt zijn. Corresponderende hakvruchtassociatie: Veroniceto-Lamietum hybridi. Linarietum spuriae in optimal development, rich in characteristic species (e.g. Linaria elatine,L. spuria,and L. minor). Association of weeds of thecerealfieldson river clay soils.Preferringlight, calcareous, crumblyriver basin soils, to the extent that theseare appropriatedfor arable [and.Corresponding rootcropassociation: VeronicetoLamietum hybridi. Verarmd L i n a r i e t u m s p u r i a e , zonder kensoorten. Graanvruchtgezelschap der zware zavel en lichte rivierkleigronden. Vormt overgangen naar 8 en 9. 20. Impoverished Linarietum spuriae, without characteristicspecies.Weedcommunity of thecerealfieldson heavy sandy clay and light riverclay soil. Presents transitions to 8 and 9.
13. |
Gezelschap van E u p h o r b i a s e g u i c r i a n a en E. c y p a r i s s i a s . Schraalland behorende tot de orde der droge graslanden (Festuco-Sedetalia acris). Veelal voorkomend aan de rand van het rivierdal 21. op zo nu en dan overstroomd Laagterras. Community of Euphorbia seguieriana and E. cyparissias. Impoverished grassland,belongingto theOrder of the dry grasslands (Festuco-Sedetaliaacris). Mostly occurring on the border of therivervalleyon occasionally inundatedLower Terrace. | F e s t u c e t o c o m m u t a t a e - C y n o s u r e t u m . Armste vorm v a n e e n weiland, slecht verpleegd en slecht bemest, op de hoge, droge zandgronden van het Laagterras. De groeiplaats komt overeen met die va[ h't> c / u r * in f O m m u / n In f .(' \ nn i ur »i ii m
Pnnrrtt
fnrm
L o l i e t o - C y n o s u r e t u m h ö r d e t o s u m , variant met D e s c h a m p s i a c e s p i t o s a . Als 17, doch rijker aan vochtminnende soorten (o.m. Deschampsia cespitosa, Cardamine pratensis en Lysimachia nummularia), op drassige plekken in de uiterwaarden. Vormt de overgang van 17 naar 26. Groeiplaats zeer zware rivierklei. Lolieto-Cynosuretum hördetosum, variant with Deschampsia cespitosa. Like 17, however richerin hygrophilous species (e.g. Deschampsia cespitosa,CardaminepratensisandLysimachianummularia),on wetspots of the riverforelands, on very heavy river clay soil. Transitionalfrom 17 to 26. L o l i e t o - C y n o s u r e t u m h ö r d e t o s u m , variant met T r i s e t u m f l a v e s c e n s . De overgang van 17 naar 20. Lolieto-Cynosuretum hördetosum, variant with Trisetumflavescens. Transitionfrom 17to 20. Lolieto-Cynosuretum plantaginetosum m e d i a e . Weilandtype op hoge doorlatende koppen in de uiterwaarden, o.m. gekenmerkt door het voorkomen van Plantago media, Trisetum flavescens en soms Ononis spinosa. De groeiplaats correspondeert met die van 10. Lolieto-Cynosuretum plantaginetosum mediae. Meadowtypeonpermeable uplands in theriverforelands, a.o. characterizedby the occurrence of Plantago media, Trisetumflavescens,and sometimesOnonisspinosa. The habitat corresponds to that of 10. Lolieto-Cynosuretum plantaginetosum m e d i a e , variant met O n o n i s s p i n o s a . Zwak beweid bloemrijk grasland op de dijkhellingen. Gekenmerkt door het veelvuldig voorkomen van Ononis spinosa, Carduus nutans, Cirsium vulgare, (Scholium intybus, Briza media en Medicago lupulina. Vertoont enige voorkeur voor zuidexpositics. Lolieto-Cynosuretum plantaginetosum mediae, variantwith Ononis spinosa. Lightlygrazedgrassland with many conspicuousflowers,on the dike slopes. This variant differs from the previous one due to thehigher frequency of Ononis spinosa, Carduus nutans. Cusium milan** CirhnTium mi\hu\
linra media, and Medicaeo
IV. BOSSEN EN H E I D E N WOODLANDSAND HEATHS
28. r
I C a l l u n e t o - G e n i s t e t u m . Struikheidegezelschap. ontstaan uit gedegradeerd Eiken-Berkenbos. Veelal met vliegdennen bezet en dan geleidelijk weer bos wordend. Uitsluitend op Laagterras en diluviale zandgronden. Calluneto-Genistetum. Heathercommunity,which is a degeneratedstage of oak-birch-forest. Mostly with scattered wind-dispersed pines; gradually developing into woodland. Only on Lower Terraceand pleistocene sand. 29. | B Q u e r c e t o - B e t u l e t u m t y p i c u m . Het bostype der droge diluviale zandgronden (Laagterras). Als regel beplant met grove den (Pinus sylvestris) of geëxploiteerd als eikenhakhout. Querceto-Betuletum typicum. The forest type of thedrypleistocene sand (Lower Terrace). In mostcases planted with Scotch pine (Pinus sylvestris)or coppiced. Q u e r c e t o - B e t u l e t u m m o l i n i e t o s u m . Evenals het voorgaande gezelschap op de zure zandgronden, maar dan in de vochtige slenken en terreindepressies. Querceto-Betuletum molinietosum. Like the previouscommunityon the acidsandgrounds, but especially in moist depressions. 31. | £ 1 Q u e r c e t o - C a r p i n e t u m s t a c h y e t o s u m . Eiken-Haagbeukenbos op leemhoudende, vochtige, vocdselrijke grond. Dit weelderig eikenbos komt vooral voor op oude landgoederen (de Bijvank) op gebroken grond. Querceto-Carpinetum stachyetosum. Oak-hornbeam-forest on loamy, moist,fertile soil. This type of luxuriant oak wood is mostlyfound on old estates (e.g. Bijvank) onclayey sandy soil. 32. • • • • Q u e r c e t o - C a r p i n e t u m filipcnduletosum. Als de VWÎge subassociatic. doch diassiçri. Veda] in terreindepressies en op ondoorlatcnde gronden, o.a. op de komgronden. Reeds een overgang vormend naar het Alnetum glutinosae (34). Querceto-Carpinetum jilipenduletosum. Like the previous subassociation,howeveron wetter grounds. In
I.
G E M E E N S C H A P P E N VAN O P E N W A T E R EN M O E RASSEN PLANT COMMUNITIES
OF WATER AND SWAMP
L i m n a n t h e m o - P o t a m e t u m p e c t i n a t i , gezelschap van Kamfonteinkruid en Watergentiaan in stilstaand open water in de oude Rijnstrangen en in wielen. Limnanthemo-Po tame tum pectinati. Communityof Potamogeton pectinatusand Nymphoidespeltata, instagnant openwater in oldRhine ox-bowsand inscour holes. Scirpeto-Phragmitetum medio-europaeum. Rietkragen langs de oevers van bovenbedoelde oude Strängen. Veelal ontwikkeld als facies van Mattenbies (Scirpus lacustris) of Liesgras (Glyceria maxima). Scirpeto-Phragmitetum medio-europaeum. Reed bordersalong the edges of old Rhine ox-bows. Mostly developed with dominance of Scirpus lacustrisor Glyceria maxima. II. A K K E R O N K R U I D G E M E E N S C H A P P E N Alleen de graanvruchtassociaties (Secalinetalia) zijn gekarteerd. De corresponderende hakvruchtassociaties (Chenopodietalia) worden hieronder genoemd, maar zijn niet als zodanig op de kaart aangegeven. PLANT COMMUNITIES
Arnosereto-Scleranthetum juncetosum. Association of iveeds on the cereal fields on motet sand 3orl of
6.
a.
li.r
the Lower Terrace. Corresponding rootcrop association: Echinochloeto-Setarietum ranunculetosum. 1 Overgangen tussen 3 en 6. Veelal op zandgronden met iets leembijmenging. Transitions between 3 and 6. Mostly onsomewhat loamy sandy soils. P a p a v e r e t u m a r g e m o na e.Graanvruchtassociatie der leemhoudende zandgronden en zeer lichte zavels. Voornamelijk fraai ontwikkeld op de Overslaggronden. Corresponderende hakvruchtassociaties: C h r y s a n t h e m o - S p e r g u l e t u m (zelden) en M e r c u r i a l e t u m a n n u a e (voornamelijk op de Overslaggronden). Papaveretum argemonae. Associationof weeds ofthe cerealfieldson the loamysandsoils and light sandy clay. Mostly developedon the spill soils. Corresponding root crop associations: Chrysanthemo-Sperguletum (rare) and Mercurialetum annuae (onthespill soils). Overgangen tussen 6 en 8. Transitions between6 and 8. L e g o u s i e t u m s p e c u l u m - v e n e r i s . Graanvruchtassociatie der lichte, zandige zavelgronden. Evenals 6 optimaal ontwikkeld op de - iets zwaardere Overslaggronden. Corresponderende hakvruchtassociatie: M e r c u r i a l e t u m a n n u a e . Legousietum speculum-veneris. Association of weedsof the cerealfieldson light sandy clay soils. Like 6 optimally developedonthespill soils.Corresponding root crop association: Mercurialetum annuae. G a l e o p s e t u m s p e c i o s a e . Graanvruchtassociatie met Galeopsis speciosa, G. bifida en Avena fatua op oude, ontkalkte rivierlemen. Corresponderende hakvruchtassociatie onbekend. Galeopsetum speciosae. Association of weedsof the cereal fields on old, decalcified river loam soils, characterizedbyGaleopsisspeciosa, G. bifida, and Avena fatua. Corresponding root crop association unknown. GEOLOGISCHE KAART/GEOLOGICAL MAP 1 : 100.000
"I L i n a r i e t u m s p u r i a e in optimale ontwikkeling, 18. 1 rijk aan kenmerkende soorten (o.a. Linaria elatine, L. spuria en L. minor). Graanvruchtassociatie der rivierkleigronden. Bij voorkeur voorkomend op lichte, kalkhoudende, goed gekruimelde Komgronden, voor zover deze nog voor bouwland geschikt zijn. Corresponderende hakvruchtassociatie: Veromceto-Lamietum hybridi. Linarietum spuriae in optimal development, rich in characteristic species (e.g. Linaria elatine,L. spuria,and L. minor).Association of weeds of thecerealfieldson river clay soils.Preferringlight, calcareous, crumblyriver basin soils, to the extent that theseare appropriatedfor arable land.Corresponding rootcropassociation: Veroniceto19. Lamietum hybridi. 1 Verarmd L i n a r i e t u m s p u r i a e , zonder kensoor1 ten. Graanvruchtgezelschap der zware zavel en lichte rivierkleigronden. Vormt overgangen naar 8 en 9. 20. Impoverished Linarietum spuriae, without characteristicspecies.Weedcommunity of thecerealfieldson heavy sandy clay and light riverclay soil. Presents transitions to8 and 9.
I I I . GRASLANDGEMEENSCHAPPEN GRASSLAND
OF ARABLE LAND
Onlythecommunities of cerealfields(Secalinetalia)have been mapped. The corresponding communities of rootcrops(Chenopodietalia) are mentioned below,but theyarenotindicated onthemap assuch. A r n o s e r e t o - S c l e r a n t h e t u m t y p i c u m . Graanvruchtassociatie der droge zandgronden van het Laagterras. Corresponderende hakvruchtassociatie: Echinochloeto-Setarietumtypicum. Arnosereto-Scleranthetum typicum. Association of weedsonthecerealfieldsondrysand soil of the Lower Terrace. Corresponding root crop association: Echinochloeto-Setarietum typicum. Arnosereto-Scleranthetum juncetosum. Graanvruchtassociatie der vochtige zandgronden van het Laagterras. Corresponderende hakvruchtassociatie: E c h i n o c h l o e t o - S e t a r i e t u m r a nunculetosum.
5. r
10. r
13. r
11."
15. r
16. r
17. r
I . o l i t t i j - C y n o a u r c t u m l o t c t o s u m . Wciland-
1 type op slecht ontwaterde grond, vaak rijk aan russen en zeggen. Komt alleen voor op de laaggelegen delen van het Laagterras en gaat bij ontwatering over in 16. Groeiplaats als die van 4. 23. Lolieto-Cynosuretum lotetosum. Meadow type on poorlydrained soil, often richin rushes and sedges.Only occurring onthe lowestparts of theLower Terrace; after drainingit is succeeded by 16. Habitat like that of 4. 1 L o l i e t o - C y n o s u r e t u m luzuletosum.WeilandI type verwant aan 13, eveneens op zandgrond 24. (Laagterras), echter beter bemest en verpleegd en minder droog dan dat. Lolieto-Cynosuretum luzuletosum. Pasture type 25. relaxed to 13, also on sandy soil (Lower Terrace), but betterfertilized, beltertaken careof and on lessdrysoil. 1 Lolieto-Cynosuretum typicum, Alopecurus p r a t e n s i s - v a r i a n t . Goed weilandtype op betere grond met veel gunstiger waterhuishouding dan de voorgaande typen. Algemeen op de holoce- 26. ne gronden buiten de uiterwaarden (oude Rivierlemen en gebroken gronden). Daarnaast ook op goed vochthoudende zandgronden (Laagterras). Lolieto-Cynosuretum typicum, variantwith Alopecuruspratensis. Goodmeadowtypeon better soil with much more favourable water balance than theprevious types.Common on holocene groundsexcept riverforelands (oldriverloams andbroken soils). Also occurring onsandy soils with good water-holding-capacity (Lower Terrace). \ L o l i e t o - C y n o s u r e t u m h o r d e t o s u m . Weilandtype der zware rivierkleigronden. Komt optimaal ontwikkeld voor in de uiterwaarden en op de komkleigronden, op groeiplaatsen, die corresponderen met dievan hetVeroniceto-Lamietum hybridi (10). Lolieto-Cynosuretum hordetosum. Meadow typeof the heavy river clay soils. Optimally developed onriver forelandsandriver basinclaysoil,onhabitats corresponding tothat of 10.
EM3
CD LZU
CZ) 1931-1932
COMMUNITIES
Gezelschap van E u p h o r b i a s e g u i e r i a n a en E. c y p a r i s s i a s . Schraalland behorende tot de orde der droge graslanden (Festuco-Sedetalia acris). Veelal voorkomend aan de rand van het rivierdal 21. op zo nu en dan overstroomd Laagterras. Community of Euphorbia seguieriana and E. cyparissias. Impoverished grassland,belongingto theOrder of the dry grasslands (Festuco-Sedetaliaacris). Mostly occurring on the border of therivervalleyon occasionally inundatedLower Terrace. 1 F e s t u c e t o c o m m u t a t a e - C y n o s u r e t u m . ArmI ste vorm van een weiland, slecht verpleegd en slecht bemest, op de hoge, droge zandgronden van het Laagterras. De groeiplaats komt overeen met die van 3. Festuceto commutatae-Cynosuretum. Poorestform ofameadow, poorlytakencare of andpoorlyfertilized, on the high dry sand soils of the Lower Terrace. The 22. habitat corresponds to that of 3.
L o l i e t o - C y n o s u r e t u m h o r d e t o s u m , variant met D e s c h a m p s i a c e s p i t o s a . Als 17, doch rijker aan vochtminnende soorten (o.m. Deschampsia cespitosa, Cardamine pratensis en Lysimachia nummularia), op drassige plekken in de uiterwaarden. Vormt de overgang van 17 naar 26. Groeiplaats zeer zware rivierklei. Lolieto-Cynosuretum hordetosum, variant with Deschampsia cespitosa. Like 17, however richerin hygrophilous species (e.g. Deschampsia cespitosa,CardaminepratensisandLysimachianummularia),on wetspots of the riverforelands, on very heavy river clay soil. Transitionalfrom 17 to 26. L o l i e t o - C y n o s u r e t u m h o r d e t o s u m , variant met T r i s e t u m f l a v e s c e n s . De overgang van 17 naar 20. Lolieto-Cynosuretum hordetosum, variant with Trisetum flavescens. Transitionfrom 17to 20. Lolieto-Cynosuretum plantaginetosum m e d i a e . Weilandtype op hoge doorlatende koppen in de uiterwaarden, o.m. gekenmerkt door het voorkomen van Plantago media, Trisetum flavescens en soms Ononis spinosa. De groeiplaats correspondeert met die van 10. Lolieto-Cynosuretum plantaginetosum mediae. Meadowtypeonpermeable uplands in theriverforelands, a.o. characterizedby the occurrence of Plantago media, Trisetumflavescens,and sometimesOnonisspinosa. The habitat corresponds to that of 10. Lolieto-Cynosuretum plantaginetosum m e d i a e , variant met O n o n i s s p i n o s a . Zwak beweid bloemrijk grasland op de dijkhellingen. Gekenmerkt door het veelvuldig voorkomen van Ononis spinosa, Carduus nutans, Cirsium vulgare, Cichorium intybus, Briza media en Medicago lupulina. Vertoont enige voorkeur voor zuidexposities. Lolieto-Cynosuretum plantaginetosum mediae, variantwith Ononis spinosa. Lightly grazedgrassland with many conspicuousflowers,on the dike slopes. This variant differs from the previous one due to thehigher frequency of Ononis spinosa, Carduus nutans, Cirsium vulgare, Cichorium intybus, Briza media, and Medicago lupulina. Shows slight preferencefor southern exposures. A r r h e n a t h e r e t u m elatioris alopecuretos u m . Hooilandtype der zware rivierkleigronden. < .iiM iplaais te vtigelijken met die vjn 17. Arrhenatheretum elatioris alopecuretosum. Hayfield typeof theheavy river claysoils. Habitat edaphically comparable tothat of 17. A r r h e n a t h e r e t u m elatioris alopecuretos u m . Alopecurus geniculatus-facies op vochtiger groeiplaatsen dan de vorige, te vergelijken met 18. Arrhenatheretum- elatioris alopecuretosum. Alopecurus geniculatus-facies onmoisterhabitatsthan the previousone,edaphicallycomparable to 18. Overgang tussen 22 en 25. Te vergelijken met 19. Transition between 22and25. Hayfield,edaphically comparable to 19. Arrhenatheretum elatioris brizetosum. Hooiland op drogere uiterwaardgronden. Groeiplaats te vergelijken met die van 20. Arrhenatheretum elatioris brizetosum. Hayfields on drier riverforelands. Habitat edaphically comparable tothat of 20. Rumex crispus-Alopecurus geniculatusassociatie. Weide op extreem natte grond, die gedurende een groot gedeelte van de winter onder water staat, en dientengevolge zeer luchtarm is.Beweiding door groot vee nauwelijks verdragend, daar dit de zode stuktrapt' Associationof Rumex crispus andAlopecurus geniculars. Pasture on extremely wet ground, submersed during a large part of the winter and therefore poorly aerated. Grazing bycattleruinsthe sward. C a r i c e t u m c a n e s c e n t i s - f u s c a e . Drassige, schrale, onbemeste weide, begroeid met een kleinzeggenvegetatie. In slenken ophet Laagterras. Tengevolge van bemesting en ontwatering zeer zeldzaam geworden. Caricetum canescentis-fuscae. Wet,impoverished, unfertilized meadow,covered by avegetation of smallsedges. In depressions of the Lower Terrace. Has become rare due tofertilizing and draining.
Stuifzand. Blown sand. B e e k a f z e t t i n g . Zeer fijn tot fijn zand, afwisselend met laagjes ± zandige en soms kalkhoudende klei. Brook sediment. Veryfinetofinesand, alternating with thin layersof sandy and sometimes calcareous clay. J o n g r i v i e r z a n d tot > 2 m. Fijn tot middelkorrelig zand, soms grof met enig grint. Vaak afwisselend met dunne kleilaagjes. Tounger river sandup to> 2m.Finetomedium-grainedsand, sometimescoarse withsomegravel. Often alternating withthin clay layers. Rivierk1ei ter dikte van meer dan 5 dm. River clay more than5 dmthick. R i v i e r k l e i o p r i v i e r z a n d , dat in de regel ook dunne kleilaagjes insluit. River clay onriver sand, generally including thin claylayers. O u d e r r i v i e r z a n d . Meest fijn zand, soms iets kleiig, plaatselijk iets grover en zwak grinthoudend. Older river sand. Mostlyfinesand, sometimes slightly clayey, locally more coarse andcontaining somegravel. L a a g t e r r a s . Horizontaal gelaagd, grintarm tot grintvrij fijn zand. Lower Terrace. Horizontally layeredfinesand, verypoorin gravel. F l u v i o g l a c i a l e m a n t e l . Fijn tot middelkorrelig zand, meer of minder rijk aan grint. Fluvioglacical cap. Fine tomedium-grainedsand, more orless rich in gravel. G e s t u w d p r e g l a c i a a l . Middelkorrelig tot grof zand, meer of minder rijk aan zuidelijk grint ; bestrooid met noordelijke erratica. Pushed Preglacial. Medium-grained to coarsesand, moreor less rich in southern gravel; covered withnorthern erratics.
IV. BOSSEN EN H E I D E N WOODLANDS AND HEATHS
28. f"
29.
31.
36.
37. 38.
~\C a l l u n e t o-Genistetum. Struikheidegezelschap, ontstaan uit gedegradeerd Eiken-Berkenbos. Veelal met vliegdennen bezet en dan geleidelijk weer bos wordend. Uitsluitend op Laagterras en diluviale zandgronden. Calluneto-Genistetum. Heathercommunity,which is a degeneratedstage of oak-birch-forest. Mostly with scatteredwind-dispersed pines; gradually developing into woodland. Only on Lower Terrace and pleistocene sand. Q u e r c e t o - B e t u l e t u m t y p i c u m . Het bostype der droge diluviale zandgronden (Laagterras). Als regel beplant met grove den (Pinus sylvestris) of geëxploiteerd als eikenhakhout. Querceto-Betuletum typicum. The forest type of thedrypleistocene sand (Lower Terrace). In mostcases planted with Scotch pine (Pinus sylvestris)or coppiced. ( Q u e r c e t o - B e t u l e t u m m o l i n i e t o s u m . Evenals het voorgaande gezelschap op de zure zandgronden, maar dan in de vochtige slenken en terieindepressies. Querceto-Betuletum molinietosum. Like the previouscommunityon the acidsandgrounds, but especially in moist depressions. Q u e r c e t o - C a r p i n e t u m s t a c h y e t o s u m . Eiken-Haagbeukenbos op leemhoudende, vochtige, voedselrijke grond. Dit weelderig eikenbos komt vooral voor op oude landgoederen (de Bijvank) op gebroken grond. Querceto-Carpinetum stachyetosum. Oak-hornbeam-forest on loamy, moist,fertile soil. This type of luxuriant oak wood is mostly found on old estates (e.g. Bijvank) onclayey sandysoil. Querceto-Carpinetum filipenduletosum. Als de vorige subassociatie, doch drassiger. Veelal in terreindepressies en op ondoorlatende gronden, o.a. op de Komgronden. Reeds een overgang vormend naar het Alnetum glutinosae (34). Querceto-Carpinetum filipenduletosum. Like the previous subassociation,however on wetter grounds. In mostcases indepressions andonimpermeable soils, e.g.on theriverbasinsoils. Presentsa transitiontotheAlnetum glutinosae (34). Q u e r c e t o - C a r p i n e t u r n a s p e r u l e t o s u m . Eiken-Beuken-mengbos, een in Nederland zeldzaam bostype, alleen op enkele plaatsen in het oosten des lands voorkomend op doorlatende kalkrijke leemgronden en zavels. Een van de weinige bostypen in ons land, waarin van nature beuken voorkomen. Hier voorkomend op de doorlatende Overslaggronden, echter niet zeer typisch ontwikkeld. Querceto-Carpinetum asperuletosum. Oak-beechwood, aforest typerare intheNetherlands;only occurring in some localities in the eastern part of the country, on permeablecalcareous loamysoils and sandy clay. One of the rarerforest types in this countryin which the beech thrives spontaneously. In the area under consideration thiscommunityoccurs onthepermeable spillsoils; however it is not verytypicallydeveloped here. Cariceto elongatae-Alnetum glutinosae. Moerasbos op voedselrijke, drassige, een deel van het jaar onder water staande, gronden van het Laagterras. Cariceto elongatae-Alnetum glutinosae. Swamp forest onfertile, wet soils of the Lower Terrace. The habitat is submersed during apart of therear. S a l i c e t o - P o p u l e t u m . Moerasbos der uiterwaarden. Hiertoe horen o.m. de wilgengrienden aan de oevers der oude Rijnstrangen. Saliceto-Populetum. Foresttypeof wet riverforeland soil,e.g.willow coppice ontheedges ofoldRhineox-bows. P r u n u s s p i n o s a - C r a t a e g u s - a s s o c i a t i e . Struikengezelschap in de heggen langs de uiterwaardweilanden. Association of Prunus spinosa and Crataegus. Shrub community, building hedges along thegrasslandof theriverforeland. Boomgaarden. Orchards. Niet gekarteerd gebied. Not mapped.
Laboratorium voor Planteniyltematiek en -geografie der Landbouwhogeschool, Wageningen. Laboratory of Plan! Taxonomy and Plant Geography of the Agricultural University Wageningen, Netherlands. Staatsbo«beheer, Utrecht. State Forest Service, Utrecht, Netherlands. OPNAMZSURVET: Dr. G. Sisiingh, Ir. P. Tideman. 1944-1945, 1955. KARTOGRAFIE(C4Ä7"OCR4/>Hr.S. van der Werf. Baiii: Top. kaart, blad 513 (nieuwe uitg. 40 E, F, G, H ged.).
