Inhoudsopgave 1. Inleiding
5
2. Voorwaarden en afspraken 2.1 Opdrachtovereenkomst 2.2 Locatie en afspraken 2.3 Vergoeding 2.4 Facturatie 2.5 Tekst en uitleg
6 6 6 6 6
3. Algemene informatie: Eet je fit 3.1 Inleiding 3.2 Doelstellingen 3.3 Overzicht van de workshop 3.4 Benodigde materialen
7 7 7 8
4. Handleiding deel 1: Eet je fit 4.1 Inleiding 4.2 Beleidsdocumenten 4.3 Energie-inname en –verbruik 4.4 BMI
9 9 9 9
5. Oefeningen (praktisch gedeelte)
11
6. Handleiding deel 2: Eet je fit 6.1 Evenwichtig eten 6.2 Afsluiting
13 15
7. Algemene informatie: De gezonde bedrijfskantine 7.1 Inleiding 7.2 Doelstellingen 7.3 Overzicht van de workshop 7.4 Benodigde materialen
16 16 16 17
8. Handleiding deel 1: De gezonde bedrijfskantine 8.1 Inleiding 8.2 Doelstellingen
18 18
9. Oefeningen en kennistest (praktisch gedeelte) 9.1 Kennistest 9.2 Toelichting en antwoorden
19 19
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V- 1
9.3 9.4 9.5
Oefening 1 Oefening 2 Discussie
20 24 24
10. Handleiding deel 2: De gezonde bedrijfskantine 10.1 Wat zou er veranderd kunnen worden in de bedrijfskantine? 10.2 Afsluiting
25 25
11. Algemene informatie: Overgewicht 11.1 Inleiding 11.2 Doelstellingen 11.3 Overzicht van de workshop 11.4 Benodigde materialen
27 27 27 28
12. Handleiding deel 1: Overgewicht 12.1 Inleiding 12.2 Doelstellingen 12.3 Algemene informatie
29 29 29
13. Oefeningen en test (praktisch gedeelte) 13.1 BMI test 13.2 Toelichting – ontstaan van overgewicht 13.3 Toelichting – gevolgen van overgewicht 13.4 Test
30 31 32 34
14. Handleiding deel 2: Overgewicht 14.1 Overgewicht: wat kunt u eraan doen? 14.2 Afsluiting
35 37
15. Algemene informatie: Ploegendiensten 15.1 Inleiding 15.2 Doelstellingen 15.3 Overzicht van de workshop 15.4 Benodigde materialen
38 38 38 39
16. Handleiding deel 1: Ploegendiensten 16.1 Inleiding 16.2 Doel: gezond eten en overgewicht voorkomen 16.3 Verschillende soorten ploegendiensten 16.4 Relevante wetgeving 16.5 Lichamelijke gevolgen
40 40 40 41 42
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V- 2
17. Oefeningen (praktisch gedeelte)
43
18. Handleiding deel 2: Ploegendiensten 18.1 Algemene tips 18.2 Do’s en Don’ts 18.3 Afsluiting
47 47 48
19. Algemene informatie: Schijf van Vijf 19.1 Inleiding 19.2 Doelstellingen 19.3 Overzicht van de workshop 19.4 Benodigde materialen
49 49 49 50
20. Oefening 1 (praktisch gedeelte) 20.1 Inleiding 20.2 Test
51 51
21. Handleiding: Schijf van Vijf 21.1 Hoe eet en beweegt de gemiddelde Nederlander? 21.2 Uitleg over de Schijf van Vijf 21.3 Bioactieve stoffen
52 52 55
22. Oefening 2 (praktisch gedeelte) 22.1 Vezeltest 22.2 Gezond advies 22.3 Afsluiting
57 57 58
23. Algemene informatie: Verpakkingen lezen 23.1 Inleiding 23.2 Doelstellingen 23.3 Overzicht van de workshop 23.4 Benodigde materialen
59 59 59 60
24. Handleiding deel 1: Verpakkingen lezen 24.1 Inleiding 24.2 Doelstellingen 24.3 Warenwet 24.4 Dagelijkse Voedingsrichtlijn
61 61 61 62
25. Oefeningen (praktisch gedeelte) 25.1 Ontrafel het etiket 25.2 Ontrafel de streepjescode
63 65
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V- 3
26. Handleiding deel 2: Verpakkingen lezen 26.1 Kies bewust 26.2 Afsluiting
67 68
27. Literatuurlijst
69
Bijlagen A. Voorbeeldfactuur B. Voor- en nadelen sport en bewegen C. (Rand)Voorwaarden sport en beweging D. Analyse bedrijfskantine E. Motivatietest F. Vezeltest
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
72 74 75 77 78 79
V- 4
1.
Inleiding
Dit handboek beschrijft de standaard bedrijfsworkshops, zoals die in 2011 zijn opgemaakt door twee stagiaires van de opleiding Voeding, Leefstijl & Gezondheid van de Hogeschool Utrecht in opdracht van de BGN. Het betreft onderstaande workshops: • Eet je fit; • De gezonde bedrijfskantine; • Overgewicht; • Ploegendiensten; • Schijf van Vijf; • Verpakkingen lezen. Wanneer u door een bedrijf wordt benaderd om workshops te geven of indien u zelf bedrijven wilt benaderen met het aanbod van workshops, kunt u deze kant-en-klare workshops gebruiken. Het staat u natuurlijk vrij om de workshops ook op andere momenten te gebruiken. Hierbij wordt te allen tijde uitgegaan van de richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad. De workshops dienen uitsluitend gebruikt te worden zoals aangegeven in dit document en in de presentaties. De handleidingen, dit handboek en de presentaties hebben een copyright. Het staat u uiteraard wel vrij om de materialen (zoals de testen en de vragenlijsten) te dupliceren voor gebruik tijdens uw workshop. Het BGN-bestuur verzoekt u met klem om de informatie en de opzet unaniem in acht te houden, zodat u en andere leden, verspreid door het land, deze workshops op uniforme wijze kenbaar maken aan het publiek.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V- 5
2. Voorwaarden en Afspraken 2.1
Opdrachtovereenkomst Voordat de gewichtsconsulent werkzaamheden gaat uitvoeren in het kader van het geven van workshops aan bedrijven of andere instellingen, wordt er een opdrachtovereenkomst tussen beide partijen opgesteld en ondertekend.
2.2
Locatie en afspraken De opdrachtgever zorgt voor een geschikte ruimte en de (financiële) afwikkeling hiervan. Het afspreken van een geschikte datum, tijd en locatie gebeurt in overleg tussen de gewichtsconsulent en de opdrachtgever. De opdrachtgever zorgt ervoor dat de deelnemers voor de workshop(s) tijdig geïnformeerd zijn over datum, locatie en andere relevante informatie en informeert de gewichtsconsulent over het te verwachten aantal deelnemers.
2.3
Vergoeding De gewichtsconsulent is vrij in het bepalen van een uurtarief en maakt dit vooraf, middels een offerte of anderszins kenbaar aan de opdrachtgever.
2.4
Facturatie De factuur dient opgemaakt te worden zoals het voorbeeld in bijlage A. De factuur wordt verstuurd aan de opdrachtgever.
2.5
Tekst en uitleg De teksten zoals genoemd in de handleidingen van de workshops kunt u letterlijk gebruiken in uw informatieoverdracht. Volg de aanwijzingen voor de gewichtsconsulent, zoals beschreven in dit document en houd u aan de indeling van de workshop, om onduidelijkheden te voorkomen.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V- 6
3.
Algemene informatie: Eet je fit!
3.1
Inleiding Alle in dit handboek beschreven handleidingen zijn opgemaakt aangaande de workshops die gegeven kunnen worden door leden van de Beroepsvereniging Gewichtsconsulenten Nederland. Deze workshop heeft als onderwerp “Eet je Fit”. Tijdens de workshop zullen de mensen informatie krijgen over het belang van gezond eten en bewegen. De workshop bevat één grote oefening, die uit zeven stappen bestaat. Het doel van de oefening is dat er een actief vraag- en antwoordgesprek ontstaat tussen de deelnemers en de gewichtsconsulent. Het uiteindelijke doel van de workshop is om de doelgroep bewust te laten worden van de beweeg- en eetgewoontes en informatie om dit te verbeteren.
3.2
Doelstellingen Deze workshop gaat over het belang van gezond en gevarieerd eten en beweging. De doelstellingen van deze workshop zijn: • De deelnemers zien het verband in tussen energie-inname en energieverbruik; • De deelnemers weten de voordelen van ‘meer bewegen’; • De deelnemers hebben aandacht voor beweging tijdens de dagelijkse bezigheden.
3.3
Overzicht van de workshop In onderstaand overzicht is te zien hoe de workshop dient te verlopen en welke onderwerpen deze betreft. Vervolgens zal de workshop stap voor stap worden besproken. • Inleiding Welkom heten, kennismaking en inleiding op het onderwerp • Doelstellingen Benoemen van de doelstellingen • Inhoudsopgave Overzicht van de inhoud van de workshop • Inhoud en oefeningen Diepgang op het onderwerp en oefeningen voor de doelgroep 1. Inleiding/ doelstellingen 2. Energie inname en verbruik 3. BMI 4. Oefeningen: Stap 1 t/m Stap 7 5. Overgang tot verandering
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V- 7
6.
Evenwichtig eten
Vragen Gelegenheid om vragen te stellen • Afronding Afsluiting en bedanken voor de aandacht. Duur: circa 1 uur. •
3.4
Benodigde materialen Om de workshop te kunnen geven heeft u de handleiding en de PowerPoint-presentatie nodig. Deze presentatie is te downloaden van de BGN-website. Uiteraard hebt u een computer en een overheadprojector of beamer en scherm of digitaal schoolbord nodig voor het vertonen van de presentatie. Voor de oefeningen tijdens de workshop hebben de deelnemers pen en papier nodig, zodat zij eventueel hun antwoorden op kunnen schrijven en aantekeningen kunnen maken.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V- 8
4.
Handleiding deel 1: Eet je fit!
4.1
Inleiding De gewichtsconsulent heet de deelnemers welkom en informeert hen aangaande de inhoud van de workshop. Hij verwijst hierbij naar de informatie op het presentatiescherm. De gewichtsconsulent betrekt de deelnemers direct bij de workshop en zorgt voor een setting waardoor de deelnemers aandachtig kunnen luisteren. Naast een dagelijkse gezonde voedselkeuze, is ook elke dag een portie beweging nodig, wanneer men lang en gezond wil leven. Fysieke activiteit heeft heel wat voordelen. Regelmatig bewegen, gecombineerd met gezonde voeding, draagt bij aan een goede gezondheid en een goede fitheid. Het streefdoel is de energiebalans te beïnvloeden door veranderingen aan te brengen in de energie-inname en het energieverbruik.
4.2
Doelstellingen • Het verband tussen energie-inname en energieverbruik inzien; • Voordelen van ‘meer bewegen’ kennen en kunnen opsommen; • Aandacht hebben voor beweging tijdens de dagelijkse bezigheden; • Het belang van vochtopname voor, tijdens en na het sporten kennen.
4.3
Energie-inname en -verbruik Het lichaamsgewicht is afhankelijk van de balans tussen energie-inname en energieverbruik. De meest efficiënte manier om energieverbruik te beïnvloeden is door de combinatie van: 1. het veranderen van de lichaamsactiviteit 2. evenwichtig en uitgebalanceerd eten Op deze manier kunnen we het lichaamsgewicht op peil brengen. De Nederlandse Norm Gezond Bewegen ligt voor volwassenen op minimaal dertig minuten matig intensieve inspanning per dag. Wie wil afslanken, verhoogt deze inspanning naar zestig minuten per dag. De energie die ons lichaam inneemt via voedsel, moet gelijk zijn aan de energie die wij nodig hebben voor het in stand houden van ons lichaam, om te werken, voor dagelijkse bezigheden en de energie die wij verbruiken door te bewegen of te sporten.
4.4
BMI De Body Mass Index is een index voor het gewicht in verhouding tot lichaamslengte. Er zijn verschillende categorieën, variërend van ondergewicht tot morbide overgewicht.1
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V- 9
Index (kg/m²)
Interpretatie
minder dan 18,5
ondergewicht
18,5 tot 25
normaal gewicht
25 tot 27
licht overgewicht
27 tot 30
matig overgewicht
30 tot 40
ernstig overgewicht
meer dan 40
morbide overgewicht
Lichaamsgewicht Body Mass Index = Lichaamslengte x Lichaamslengte Volwassenen met overgewicht (BMI boven de 25) die willen afslanken door hun voedingsgewoonten aan te passen, ondersteunen het gewichtsverlies het best door fysieke activiteit. Dat behoeft geen spectaculaire sportieve inspanning te zijn. Onder ‘matige fysieke inspanning’ verstaan we een fysieke activiteit waarbij de hartslag en ademhaling licht verhoogd zijn, zoals wandelen of flink doorstappen, zwemmen, fietsen, dansen of de trap nemen naar meerdere verdiepingen, in plaats van de lift.2
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 10
5.
Oefeningen (praktisch gedeelte)
Het stappenplan De gewichtsconsulent gaat met de deelnemer(s) een vraag- en antwoordgesprek aan. Sommige vragen kan de gewichtsconsulent de deelnemers ook eerst schriftelijk laten beantwoorden, om daarna de antwoorden in de groep te bespreken. De gewichtsconsulent loopt de verschillende stappen door met de groep. Stap 1: Wat hebt u vandaag allemaal gedaan? De gewichtsconsulent legt de verschillende type inspanningen uit: Onbewust: Matig fysieke inspanningen: Zware sportieve inspanningen: Lichte inspanningen:
ademen, slikken, kuchen de trap nemen, fietsen, stevig doorstappen zware training, competitiesport, squashen afwassen, strijken, rustig wandelen
Stap 2: Hoeveel tijd hebt u besteed aan matige inspanningen en/of zware inspanningen? De gewichtsconsulent laat de deelnemers een optelsom maken: Wie thuis of op het werk geen zware fysieke inspanningen doet, doet er goed aan als volwassene dagelijks minimum 30 minuten matige intensieve activiteiten te doen, te bewegen of iets van sport te doen. Deze 30 minuten mogen gespreid over de hele dag plaatsvinden, waarbij men bij voorkeur ten minste tien minuten achter elkaar actief is. Tel die activiteiten op die voldoen aan de definitie van matige intensieve inspanningen. Stap 3: Hoeveel hebt u gedronken voor, tijdens en na de fysieke activiteit(en)? De gewichtsconsulent vraagt naar vochtgebruik rondom sport en beweging: Voor, tijdens en na fysieke inspanningen of sporten is het heel belangrijk voldoende te drinken, bij voorkeur water. Drinken is noodzakelijk om dehydratie (uitdroging) te voorkomen. Bij een inspanning loopt de temperatuur van het lichaam op en u begint te transpireren. Transpireren is de belangrijkste manier om de temperatuur van het lichaam op peil te houden. Maar daarbij kan veel vocht verloren gaan. Ook dorstlessende sportdranken kunnen nuttig zijn, maar het drinken van gesuikerde en energierijke dranken is minder geschikt. Tips: • Drinken moet men leren: begin met kleine hoeveelheden en bouw op tot de aanbevolen hoeveelheid (min. 1,5 liter water elke dag); • Drink regelmatig: drink voordat u dorst hebt; • Drink zowel voor, tijdens als na het sporten;
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 11
•
Controleer na het sporten uw urine: als de urine een sterke geur en/of een donkere kleur heeft, dan wijst dit op onvoldoende vochtinname. Alleen een heldere urine met een neutrale geur, wijst op een goede vochtbalans.
Stap 4: Welke activiteiten zou u kunnen inbouwen in uw dagelijkse bezigheden? Voorbeelden: de trap nemen in plaats van de lift, met de fiets naar de bakker, met de fiets naar het werk enzovoorts. De gewichtsconsulent vraagt de deelnemers om met passende oplossingen voor elke dag te komen. Stap 5: Welke voordelen kleven er aan meer bewegen voor u - en welke nadelen? De gewichtsconsulent vraagt tevens hoe men zichzelf beloont na een sportieve inspanning. Zie bijlage B. Stap 6: Welke beweegactiviteiten interesseren u? De gewichtsconsulent vraagt naar daadwerkelijke opties en mogelijkheden om (meer) te bewegen. • Welke fysieke activiteiten doet u graag, of zou u graag uitproberen? • Kent u clubs in uw eigen buurt waarbij u zich eventueel zou willen aansluiten? • Hoe kunt u de nodige informatie krijgen, bijvoorbeeld voor een vrijblijvende deelname om eens uit te proberen of de club en sport u wel liggen (proefles)? Dat kunnen klassieke sporten zijn, zoals tennis, voetbal of zwemmen, maar bijvoorbeeld ook in de tuin werken of met een paar vrienden gaan wandelen of hardlopen. Stap 7: Wie levenslang wil bewegen, moet activiteiten vinden die bij hem/haar passen. Hoe komt u te weten of een activiteit bij u past of niet? Daarbij kunnen verschillende factoren of randvoorwaarden in overweging worden genomen. Elke activiteit heeft immers voor- en nadelen. De gewichtsconsulent bespreekt deze factoren en randvoorwaarden. Zie bijlage C.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 12
6.
Handleiding deel 2: Eet je fit!
6.1
Evenwichtig eten Het is belangrijk om gevarieerd te eten. Gevarieerd eten is nodig om uw lichaam gezond te houden. Eet u steeds hetzelfde, dan is het lastig om alle benodigde voedingsstoffen binnen te krijgen. De Schijf van Vijf is een handig hulpmiddel om gevarieerd te eten. U kunt variëren door elke dag iets te eten uit alle vakken van de Schijf van Vijf. Om goed te variëren hoeft uw menu er niet elke dag compleet anders uit te zien. De Schijf van Vijf werkt met vijf regels waar u extra op moet letten bij het kopen, koken en bewaren van het eten. 1. Eet gevarieerd; 2. Eet niet teveel en beweeg; 3. Eet minder verzadigd vet; 4. Eet veel groente, fruit en brood; 5. Eet veilig. De Schijf van Vijf heeft vijf vakken met vijf verschillende categorieën voedingsmiddelen: 1.
Groente en fruit In vak één vind je alle soorten groente en fruit. Dit kan verse groente zijn maar ook uit pot, blik, diepvries of als bewerkt product, zoals puree of smoothies. Deze producten bevatten onmisbare voedingsstoffen, zoals vitamine C, vitamine A, foliumzuur, vezels en kalium. Door elke dag voldoende groente en fruit te eten • verkleint u het risico op hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker; • ondersteunt u het proces om uw bloeddruk te verbeteren; • neemt u volwaardige producten met relatief weinig kilocalorieën; • bent u sneller verzadigd en voldaan. Dit komt door de vezels in groente en fruit. Zij helpen u bovendien om op gewicht te blijven en zorgen voor een goede stoelgang. Varieer zo veel mogelijk tussen verschillende soorten groenten en fruit. Op die manier krijgt u alle voedingsstoffen binnen die het lichaam nodig heeft om gezond te blijven.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 13
2.
Vezelrijke producten Dit vak omvat brood, ontbijtgranen, aardappelen, peulvruchten en graanproducten zoals rijst, pasta en couscous. Deze producten bevatten voedingsstoffen, zoals koolhydraten, eiwitten, vezels, B-vitamines, calcium en ijzer. • Koolhydraten geven het lichaam energie; • Vezels zorgen voor een voldaan gevoel, helpen u op gewicht te blijven en zorgen voor een goede stoelgang. Varieer zo veel mogelijk tussen verschillende soorten vezelrijke producten, zoals aardappelen, zilvervliesrijst, volkorenproducten en peulvruchten. Peulvruchten leveren binnen dit vak de meeste vezels. Kies bij voorkeur volkorenbrood en bruine broodsoorten.
3.
Dranken Zoals eerder besproken is drinken belangrijk om de vochtbalans van het lichaam gezond te houden. Vocht heeft het lichaam nodig om vochtverliezen, zoals via urine of zweet, aan te vullen. Ook is er voldoende vocht nodig voor het regelen van de lichaamstemperatuur, het transport van voedingsstoffen en het helpt bij de opname van voedingsstoffen in de darm. Alle dranken tellen mee bij de dagelijkse inname van vocht, bijvoorbeeld water, koffie, thee, melkproducten, vruchtensappen en frisdrank. Let er wel op dat de ene soort meer kilocalorieën kan bevatten dan de ander. Drink het liefst water, thee en koffie zonder suiker of melk. Wees matig met alcoholische dranken. Voor vrouwen geldt maximaal één glas en voor mannen maximaal twee glazen per dag.
4.
Vet en olie In dit vak vindt u alle vetten en oliën die gebruikt worden voor het besmeren van het brood en het bereiden van de maaltijden. Vetten en oliën bevatten vitamine A, D, E, K en essentiële vetzuren. Deze essentiële vetzuren kan het lichaam niet zelf aanmaken. • Vet geeft energie en is een belangrijke brandstof voor het lichaam; • Onverzadigd vet verkleint de kans op hart- en vaatziekten en is goed voor uw cholesterol; • Vitamine D is belangrijk voor uw botten en het goed functioneren van de cellen in het lichaam; • Vitamine A is belangrijk voor de aanmaak van de huid, een goede werking van uw ogen, voor de groei en voor de weerstand. Kies producten met zo min mogelijk verzadigd vet. Dat zijn de zachte soorten, zoals halvarine voor op brood, vloeibaar bak- en braadvet uit een knijpfles en
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 14
alle soorten olie. Voor op brood heeft halvarine de voorkeur. Dit heeft een laag vetgehalte en levert daardoor minder kilocalorieën. Gebruik voor het frituren vloeibaar frituurvet of olie in plaats van hard frituurvet. 5.
Zuivel, vlees, vis, ei en vleesvervangers: Deze producten bevatten eiwitten, visvetzuren, ijzer, calcium en B-vitaminen. Het eten van vis verkleint de kans op hart- en vaatziekten. Eet daarom twee keer per week vis, waarvan één keer vette vis. Vlees en vleesvervangers leveren eiwitten: bouwstof voor cellen en aanmaak van spieren. Vlees levert ijzer: dit helpt om bloedarmoede te voorkomen. Melk en melkproducten leveren eiwitten en calcium; calcium is belangrijk voor uw botten. Varieer zo veel mogelijk tussen verschillende soorten vlees, vleesvervangers, vis en ei. Wissel ook af tussen rood vlees (rund, varken) en wit vlees (gevogelte). Op die manier krijgt u alle voedingsstoffen binnen die uw lichaam nodig heeft om gezond te blijven. Vlees, vleeswaren, kaas, melk en melkproducten bevatten veel verzadigd vet. Kies daarom bij vlees en zuivel wel voor de magere varianten, omdat hier minder verzadigd vet in zit. Eieren bevatten onder andere veel eiwit en vitamines. Maar in eieren zit ook cholesterol. Drie eieren per week passen prima in een gevarieerd eetpatroon.4
6.2
Afsluiting De afsluiting volgt na de laatste dia. De gewichtsconsulent geeft de ruimte en mogelijkheid aan de deelnemers om vragen te stellen. Als alle vragen zijn beantwoord, bedankt de gewichtsconsulent de deelnemers voor hun aandacht en tijd en wijst hij hen erop dat men met vragen altijd contact op kan nemen. De gewichtsconsulent geeft contactgegevens door en laat eventueel informatiemateriaal achter.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 15
7.
Algemene informatie: De gezonde bedrijfskantine
7.1
Inleiding Alle in dit handboek beschreven handleidingen zijn opgemaakt aangaande de workshops die gegeven kunnen worden door leden van de Beroepsvereniging Gewichtsconsulenten Nederland. De workshop heeft als onderwerp “De Gezonde Bedrijfskantine”. Tijdens de workshop zullen de deelnemers getest worden op hun kennis aangaande gezonde voeding. Vervolgens geeft de gewichtsconsulent weer hoe een gemiddelde bedrijfskantine eruit ziet en geeft hij informatie over gezonde voeding. Voorts volgt er een oefening om achter het aanbod in bedrijfskantine van het betreffende bedrijf te komen. Vervolgens opent de gewichtsconsulent een discussie naar aanleiding van een aantal stellingen. Er is uiteraard ook aandacht voor de verbeteringen die doorgevoerd kunnen worden in de eigen bedrijfskantine. Met deze workshop kan de gewichtsconsulent de doelgroep bewust maken van het feit dat gezonde voeding op de werkvloer belangrijk is. De deelnemers leren door middel van deze workshop “wat nu eigenlijk gezond is” en de gewichtsconsulent stuurt hen richting betere, gezonde(re) keuzes.
7.2
Doelstellingen Deze workshop is geschreven voor werknemers en werkgevers binnen bedrijven. De workshop gaat over het belang van gezond en gevarieerd eten op de werkvloer. De doelstellingen van deze workshop zijn: • De deelnemers worden zich bewust van het eigen voedingsgedrag; • De deelnemers weten het verschil tussen ongezonde en gezonde voeding; • De deelnemers krijgen handvatten voor een gezondere keuze uit het aanbod in de bedrijfskantine; • De deelnemers zien het belang in van gezonde voeding op de werkvloer.
7.3
Overzicht van de workshop In onderstaand overzicht is te zien hoe de workshop dient te verlopen en welke onderwerpen deze betreft. Vervolgens zal de workshop stap voor stap worden besproken. • Inleiding Welkom heten, kennismaking en inleiding op het onderwerp • Inhoud Wat zal er besproken worden tijdens de workshop? • Test Oefening voor de deelnemers
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 16
Uitkomst en inhoud antwoorden Bespreken van de antwoorden, feedback geven • Inhoudelijk gedeelte Diepgang op het onderwerp en oefeningen voor de doelgroep 1. Hoe ziet de gemiddelde bedrijfskantine eruit? 2. Wat bepaalt de keuze in de kantine? 3. Uitleg over gezonde voedingsmiddelen • Discussiemoment Stellingen “Er moet meer aanbod van gezonde voeding komen in de bedrijfskantine.” “Snacks zoals snoep, koek, chips en frisdrank zou worden moeten afgeschaft in de bedrijfskantine.” “De prijs van het product is bepalend voor de keuze die ik maak in de bedrijfskantine.” “Gezond eten moet goedkoper worden in de bedrijfskantine.” “Ongezond eten moet duurder worden in de bedrijfskantine.” • Oefening (praktisch gedeelte) De deelnemers analyseren het aanbod in de bedrijfskantine en dragen alternatieven aan. • Vragen Gelegenheid om vragen te stellen • Afronding Afsluiting en bedanken voor de aandacht. Duur: circa 1 uur. •
7.4
Benodigde materialen Om de workshop te kunnen geven hebt u de handleiding en de PowerPoint presentatie nodig. Deze presentatie is te downloaden van de BGN-website. Uiteraard hebt u een computer en een overheadprojector of beamer en scherm of digitaal schoolbord nodig voor het vertonen van de presentatie. Voor de oefeningen tijdens de workshop hebben de deelnemers pen en papier nodig, zodat zij eventueel hun antwoorden op kunnen schrijven en aantekeningen kunnen maken. Ook dient de oefening zelf uitgeprint te worden (per deelnemer één exemplaar), zodat de deelnemers deze kunnen invullen.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 17
8.
Handleiding deel 1: De Gezonde Bedrijfskantine
8.1
Inleiding In de inleiding heet de gewichtsconsulent de deelnemers van harte welkom en stelt de gewichtsconsulent zich voor. Tevens wordt het doel van de workshop duidelijk gemaakt. De gewichtsconsulent verwijst hierbij naar het scherm om de deelnemers een idee te geven wat er hen te wachten staat. De gewichtsconsulent betrekt de deelnemers direct bij de workshop en zorgt voor een setting waardoor de deelnemers aandachtig kunnen luisteren.
8.2
Doelstellingen • Men wordt zich bewust van het eigen voedingsgedrag; • Men weet het verschil tussen ongezonde en gezonde voeding; • Men ontvangt handvatten voor een gezondere keuze uit het aanbod in de bedrijfskantine; • Men ziet het belang in van gezonde voeding op de werkvloer.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 18
9.
Oefeningen en kennistest (praktisch gedeelte)
9.1
Kennistest Om de deelnemers direct te betrekken bij de workshop, begint deze met een kennistest. De deelnemers krijgen een aantal plaatjes van voedingsmiddelen te zien. De opdracht luidt: “Kies het product dat volgens u het gezondste is.” De deelnemers moeten hierbij kijken naar het aantal kilocalorieën, maar ook naar de voedingsstoffen. Per presentatiesheet zijn er twee afbeeldingen te zien waarbij de gewichtsconsulent de deelnemers deze vraag stelt. De gewichtsconsulent geeft niet direct het antwoord, maar noteert in beginsel hoeveel deelnemers kiezen voor product A en hoeveel er kiezen voor product B. Dit kan bijvoorbeeld door middel van handopsteking. Er zijn drie sheets met afbeeldingen. Voorts vervolgt de gewichtsconsulent met het nalopen van de antwoorden en het geven van de juiste informatie. Waarom is het product gezonder? De gewichtsconsulent geeft uitgebreide toelichting. Het doel van deze oefening is om de deelnemers direct te verbinden aan het onderwerp en hen nieuwsgierig te maken naar het verloop van de workshop. Voor de afbeeldingen dient u de presentatie te raadplegen.
9.2
Toelichtingen en antwoorden: • Broodje kroket vs. broodje kaas Veel mensen zullen kiezen voor het broodje kaas. Maar een broodje kroket is gezonder dan een broodje kaas. In vergelijking met een broodje kaas bevat een broodje kroket namelijk minder vet en calorieën, veel minder verzadigd vet ( dit is namelijk ongezond vet), het bevat opneembaar ijzer en toch ongeveer evenveel vitaminen. • Broodje zalm vs. roombotercroissant De afgebeelde roombotercroissant is minder rijk belegd dan het broodje zalm en bevat daarom minder kilocalorieën. Maar het broodje zalm bevat veel meer goede voedingsstoffen en onverzadigde vetten. Het broodje zalm bevat onder andere Omega-3-vetzuren die het lichaam nodig heeft. Omega-3 draagt bij aan een goede gezondheid, het is onder andere goed voor hart en bloedvaten en onze hersenen. Dit is natuurlijk wel belangrijk om goed te kunnen concentreren op het werk! Een croissant heeft meer verzadigde (verkeerde) vetten. • Ontbijtkoek vs. crackertjes In een paar droge crackertjes zitten minder kilocalorieën dan in een plak ontbijtkoek. Maar ook veel minder voedingstoffen. Crackertjes bestaan voornamelijk uit koolhydraten en kunnen juist de eetlust opwekken. Ontbijtkoek bevat voedingsvezels en is van nature vetarm. Daarnaast is het een goed vullend tussendoortje.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 19
9.3
Oefening 1 De gewichtsconsulent stelt de vraag: “Hoe ziet de gemiddelde bedrijfskantine eruit?” Als inleiding kan de gewichtsconsulent de deelnemers de vraag stellen wie er regelmatig brood van thuis mee neemt. Door middel van handopsteking weet de gewichtsconsulent hoeveel en welke deelnemers regelmatig in de kantine iets afnemen. Naast het feit dat het eten uit een bedrijfskantine vaak erg prijzig is, is het vaak ook ongezond en is er te weinig aanbod van gezonde voedingsmiddelen. De aanblik van een bedrijfskantine is wel bekend: saucijzenbroodjes, kroketten en appelflappen. Mét de bijbehorende geuren. Dit maakt de verleiding dan ook des te groter om hier iets van te nemen, de geur wekt immers de eetlust op. De keuze bestaat vaak uit een aantal warme dingen zoals snacks, saucijzen en kaasbroodjes, soep en soms ook complete maaltijden zoals patat met biefstuk of rijst met kipsaté. De bekende belegde broodjes, zoals broodje filet American, broodje gezond, broodje eiersalade, ontbreken meestal ook niet. In sommige kantines is het brood en het beleg apart verkrijgbaar. Er bestaat dan de keuze uit ‘hard’ of ‘zacht’ en uit ‘wit’ en ‘donker’ brood. Het beleg varieert van kaas tot jam of hagelslag en ergens in een hoekje ziet men vaak nog een schaal met fruit. In de koeling staan enkele zuivelproducten zoals melk, chocomel, yoghurt en kwark. Tevens kunnen de frisdranken natuurlijk niet ontbreken in de bedrijfskantine. In sommige bedrijfskantines bestaat er de mogelijkheid om een groente- of fruitsalade samen te stellen of bijvoorbeeld een vers gemaakte smoothie te nemen. Het nadeel hiervan is dat deze producten vaak erg prijzig zijn. De afgelopen jaren zijn de prijzen in de bedrijfskantine fors gestegen. De gewichtsconsulent kan een interactiemoment invoegen door de deelnemers te vragen of zij hier iets van gemerkt hebben en hen naar hun mening te vragen over de prijzen. Kunnen ze voorbeelden geven van producten en prijzen (zowel gezond als ongezond)? De meeste deelnemers zullen aangeven dat ze meer moeten betalen voor “iets gezonds” zoals een salade of een kop soep. De gewichtsconsulent stelt de vraag: “Wat bepaalt de keuze in de kantine?” De consument bepaalt zelf de keuze in de bedrijfskantine, afhankelijk van waar hij op dat moment “zin in” heeft. Die “zin” kan opgewekt worden door – zoals eerder genoemd – de geuren in de kantine. Een andere mogelijkheid is dat de consument de kantine binnenkomt en iemand een lekker saucijzenbroodje ziet eten. Dit maakt het saucijzenbroodje ineens erg verleidelijk. Het aanbod werkt keuzes ook in de hand. Wanneer het saucijzenbroodje (of andere minder gezonde producten) niet wordt aangeboden, is het vrijwel onmogelijk om hiertoe verleid te worden. Een ander punt wat de keuze sterk kan beïnvloeden is de prijs. Wanneer de consument zich voorneemt “iets gezonds” te gaan nemen in de kantine, maar vervolgens constateert dat de prijs van een broodje
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 20
zalmfilet drie keer zo duur is dan de prijs van een broodje kroket, kan dit de keuze van de consument sterk beïnvloeden. Tevens gaan de deelnemers als collega’s onder elkaar natuurlijk vaak samen naar de kantine. Samen eten is een stuk gezelliger. De keuze van uw collega’s kan daarmee ook invloed uitoefenen op uw eigen keuze. Wanneer alle collega’s besluiten om vandaag lekker een vette hap te nemen is het des te moeilijker om hier nee tegen te zeggen. De gewichtsconsulent geeft uitleg over gezonde voedingsmiddelen. Het is erg gemakkelijk om te zeggen dat werkgever en werknemer moeten kiezen voor gezonde voeding, maar wat is nu precies gezonde voeding? De meningen hierover zijn nogal verdeeld, tegenwoordig zijn er namelijk tal van onderzoeken naar “gezonde voeding”. Wat vooral belangrijk is, is dat u gevarieerd eet, de juiste keuzes maakt en met mate eet. Een keer een koekje als tussendoortje kan echt geen kwaad, maar hierdoor kan wel de verleiding ontstaan om meteen een heel pak koekjes leeg te eten. Om een idee te krijgen van wat gezonde voeding is en wat ons lichaam elke dag nodig heeft kijken we naar de Schijf van Vijf. Uit onderzoek van het Voedingscentrum blijkt dat de Schijf van Vijf een goede signaalfunctie vervult om consumenten bewust te maken van wat ze eten. De Schijf toont aan dat het belangrijk is gevarieerd te eten, zodat u voldoende voedingsstoffen binnen krijgt om uw lichaam gezond te houden. De Schijf van Vijf wordt niet voor niets zo genoemd, hij heeft namelijk vijf regels: • Eet gevarieerd; • Eet niet te veel en beweeg; • Eet minder verzadigd vet (op de verpakking is altijd te zien hoeveel gram van het aantal vetten verzadigd vet is); • Veel groente fruit en brood; • Veilig eten (bewust kiezen om voedselvergiftiging te voorkomen). De Schijf van Vijf heeft vijf vakken met vijf verschillende categorieën voedingsmiddelen: 1.
Groente en fruit In vak één vind je alle soorten groente en fruit. Dit kan verse groente zijn, maar ook uit pot, blik, diepvries of als bewerkt product, zoals puree of smoothies. Deze producten bevatten onmisbare voedingsstoffen, zoals vitamine C, vitamine A, foliumzuur, vezels en kalium. Door elke dag voldoende groente en fruit te eten • verkleint u het risico op hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker; • ondersteunt u het proces om uw bloeddruk te verbeteren; • neemt u volwaardige producten met relatief weinig kilocalorieën;
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 21
•
bent u sneller verzadigd en voldaan. Dit komt door de vezels in groente en fruit. Zij helpen u bovendien om op gewicht te blijven en zorgen voor een goede stoelgang.
Varieer zo veel mogelijk tussen verschillende soorten groenten en fruit. Op die manier krijgt u alle voedingsstoffen binnen die het lichaam nodig heeft om gezond te blijven. 2.
Vezelrijke producten Dit vak omvat brood, ontbijtgranen, aardappelen, peulvruchten en graanproducten zoals rijst, pasta en couscous. Deze producten bevatten voedingsstoffen, zoals koolhydraten, eiwitten, vezels, B-vitamines, calcium en ijzer. • Koolhydraten geven het lichaam energie; • Vezels zorgen voor een voldaan gevoel, helpen u op gewicht te blijven en zorgen voor een goede stoelgang. Varieer zo veel mogelijk tussen verschillende soorten vezelrijke producten, zoals aardappelen, zilvervliesrijst, volkorenproducten en peulvruchten. Peulvruchten leveren binnen dit vak de meeste vezels. Kies bij voorkeur volkorenbrood en bruine broodsoorten.
3.
Dranken Zoals eerder besproken is drinken belangrijk om de vochtbalans van het lichaam gezond te houden. Vocht heeft het lichaam nodig om vochtverliezen, zoals via urine of zweet, aan te vullen. Ook is er voldoende vocht nodig voor het regelen van de lichaamstemperatuur, het transport van voedingsstoffen en het helpt bij de opname van voedingsstoffen in de darm. Alle dranken tellen mee bij de dagelijkse inname van vocht, bijvoorbeeld water, koffie, thee, melkproducten, vruchtensappen en frisdrank. Let er wel op dat de ene soort meer kilocalorieën kan bevatten dan de ander. Drink het liefst water, thee en koffie zonder suiker of melk. Wees matig met alcoholische dranken. Voor vrouwen geldt maximaal één glas en voor mannen maximaal twee glazen per dag.
4.
Vet en olie In dit vak vindt u alle vetten en oliën die gebruikt worden voor het besmeren van het brood en het bereiden van de maaltijden. Vetten en oliën bevatten vitamine A, D, E en essentiële vetzuren. Deze essentiële vetzuren kan het lichaam niet zelf aanmaken. • Vet geeft energie en is een belangrijke brandstof voor het lichaam; • Onverzadigd vet verkleint de kans op hart- en vaatziekten en is goed voor uw cholesterol;
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 22
• •
Vitamine D is belangrijk voor uw botten en het goed functioneren van de cellen in het lichaam; Vitamine A is belangrijk voor de aanmaak van de huid, een goede werking van uw ogen, voor de groei en voor de weerstand.
Kies producten met zo min mogelijk verzadigd vet. Dat zijn de zachte soorten, zoals halvarine voor op brood, vloeibaar bak- en braadvet uit een knijpfles en alle soorten olie. Voor op brood heeft halvarine de voorkeur. Dit heeft een laag vetgehalte en levert daardoor minder kilocalorieën. Gebruik voor het frituren vloeibaar frituurvet of olie in plaats van hard frituurvet 5.
Zuivel, vlees, vis, ei en vleesvervangers: Deze producten bevatten eiwitten, visvetzuren, ijzer, calcium en B-vitaminen. Het eten van vis verkleint de kans op hart- en vaatziekten. Eet daarom twee keer per week vis, waarvan één keer vette vis. Vlees en vleesvervangers leveren eiwitten: bouwstof voor cellen en aanmaak van spieren. Vlees levert ijzer: dit helpt om bloedarmoede te voorkomen. Melk en melkproducten leveren eiwitten en calcium; calcium is belangrijk voor uw botten. Varieer zo veel mogelijk tussen verschillende soorten vlees, vleesvervangers, vis en ei. Wissel ook af tussen rood vlees (rund, varken) en wit vlees (gevogelte). Op die manier krijgt u alle voedingsstoffen binnen die uw lichaam nodig heeft om gezond te blijven. Vlees, vleeswaren, kaas, melk en melkproducten bevatten veel verzadigd vet. Kies daarom bij vlees en zuivel wel voor de magere varianten, omdat hier minder verzadigd vet in zit. Eieren bevatten onder andere veel eiwit en vitamines. Maar in eieren zit ook cholesterol. Drie eieren per week passen prima in een gevarieerd eetpatroon.4
Eten volgens de Schijf van Vijf betekent niet dat er geen ruimte is voor extra’s, zoals sauzen, snacks, koek, snoep en gebak. Deze “extra’s” zijn niet opgenomen in de Schijf van Vijf, omdat ze meestal minder (goede) voedingsstoffen leveren. Bovendien bevatten de producten relatief veel kilocalorieën. Nu denken de deelnemers misschien dat de Schijf van Vijf helemaal geen categorie “tussendoortjes” bevat, maar dit wil niet zeggen dat u geen tussendoortjes kan eten, wanneer u eet volgens de Schijf van Vijf. Als u vaak producten uit de vakken van de Schijf van Vijf eet, kunt u ook best eens iets extra’s kiezen. Het gaat erom dat er een goede balans is tussen gezonde en minder gezonde keuzes. Wanneer u slim kiest, kunt u gezond genieten van alle soorten eten en drinken die u lekker vindt.5
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 23
9.4
Oefening 2 De gewichtsconsulent hanteert deze oefening om de deelnemers het aanbod in de bedrijfskantine te laten analyseren. De gewichtsconsulent stelt het document “Analyse bedrijfskantine” ter beschikking (één exemplaar per deelnemer). De deelnemers krijgen een bepaalde tijdslimiet en dienen hun antwoorden te geven via het document. Hierna bespreekt de gewichtsconsulent de antwoorden in de groep. Zie bijlage D voor dit document.
9.5
Discussie Het discussiemoment bevordert de communicatie over en weer tussen de gewichtsconsulent en de deelnemers, maar ook tussen de deelnemers onderling. Tijdens het discussiemoment kan de gewichtsconsulent deze stellingen aan bod laten komen: “Er moet meer aanbod van gezonde voeding komen in de bedrijfskantine.” “Snacks zoals snoep, koek, chips en frisdrank zou moeten worden afgeschaft in de bedrijfskantine.” “De prijs van het product is bepalend voor de keuze die ik maak in de bedrijfskantine.” “Gezond eten moet goedkoper worden in de bedrijfskantine.” “Ongezond eten moet duurder worden in de bedrijfskantine.” De gewichtsconsulent laat de deelnemers discussiëren over de voeding in de bedrijfskantine. Moet er alleen gezonde voeding beschikbaar zijn in de kantine? Mogen er ook een aantal snacks aanwezig zijn? De ene groep deelnemers zal anders reageren dan de andere. Wanneer er weinig communicatie over en weer plaatsvindt, is het de taak van de gewichtsconsulent om mensen toch actief te maken en te betrekken bij de discussie. Dit kan op meerdere manieren. Zo kan de gewichtsconsulent vragen wie het eens zijn door middel van handopsteking, maar de gewichtsconsulent kan ook heel gericht aan één persoon een prikkelende vraag stellen.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 24
10. Handleiding deel 2: De gezonde bedrijfskantine 10.1
10.2
Wat zou er veranderd kunnen worden in de bedrijfskantine? Het is natuurlijk niet eenvoudig om ‘zomaar’ het aanbod in de kantine te gaan veranderen. Het is wel mogelijk om hiervoor de eerste stappen te nemen waardoor in ieder geval een aantal (kleine) punten aangepast kunnen worden. Dit kan bijvoorbeeld door de mensen op de werkvloer te bereiken en hen te motiveren om hun voedingsgedrag te veranderen. Hierbij gelden verschillende aandachtspunten: 1.
De werknemers moeten de keuze hebben om een gezonde, samengestelde maaltijd te nemen. Er moet dus worden nagegaan of een gezonde maaltijd samengesteld kan worden.
2.
Wanneer het aanbod er niet is, kan het aanbod in de kantine worden uitgebreid met gezonde producten. Hierdoor wordt het algemene aanbod in ieder geval gezonder en wordt het voor de werknemers ook gemakkelijker om te kiezen voor gezonde producten. Denk hierbij aan producten als fruit, smoothies, salades, gezond belegde broodjes en gezonde tussendoortjes.
3.
Het is daarnaast belangrijk om de werknemers te informeren. Dit kan gedaan worden door het maken van posters en folders betreffende gezonde voeding, reclame maken voor gezonde voeding in de kantine of door middel van workshops.
4.
Het aanpassen van de prijzen, zodat het voordeliger is om een evenwichtige maaltijd te nemen, is ook een stimulans. Een cateringbedrijf zou deze verandering al gemakkelijk kunnen toepassen door onder andere: • Het ontwikkelen en toepassen van gezonde recepten; • De samenstelling van de maaltijd veranderen (meer groente, minder vlees of broodbeleg); • Het vervangen van bakboter door margarine of olie; • Een ideeënbox waar de werknemers zelf ideeën voor gezonde producten of maaltijden in kunnen plaatsen. Dit is uiteraard pas zinvol als de goede ideeën leiden tot actie in het bedrijf. Wanneer het bedrijf gebruik maakt van een cateraar kan hiermee een gesprek worden aangegaan betreffende verandering van het aanbod. De gewichtsconsulent kan met zijn kennis een adviserende rol spelen.
Afsluiting
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 25
Het einde is in zicht. De afsluiting volgt na de laatste dia. Hier wordt er gelegenheid gegeven om vragen te stellen. De gewichtsconsulent geeft de ruimte en mogelijkheid aan de deelnemers om vragen te stellen. Als alle vragen zijn beantwoord bedankt de gewichtsconsulent de deelnemers voor hun aandacht en tijd en wijst hij hen erop dat men met vragen altijd contact op kan nemen. De gewichtsconsulent geeft contactgegevens door.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 26
11. Algemene informatie: Overgewicht 11.1
Inleiding Alle in dit handboek beschreven handleidingen zijn opgemaakt aangaande de workshops die gegeven kunnen worden door leden van de Beroepsvereniging Gewichtsconsulenten Nederland. De workshop heeft als onderwerp “Overgewicht”. De gewichtsconsulent zal de deelnemers informeren over overgewicht, maar hen ook bewust maken van de risico’s van overgewicht. Als eerste zal de gewichtsconsulent de deelnemers van algemene informatie voorzien aangaande overgewicht. Hierna zal de gewichtsconsulent de deelnemers tonen hoe zij bij zichzelf kunnen controleren of zij overgewicht hebben, namelijk door het meten van de Body Mass Index en de middelomtrek. De oorzaken en risico’s van overgewicht komen tevens aan bod. Om de deelnemers actief te houden en hen erachter te laten komen waar het probleem van overgewicht kan zitten, kan de gewichtsconsulent een oefening inbrengen. Tenslotte vertelt de gewichtsconsulent wat men kan doen aan het overgewicht en hoe dit het beste, stap voor stap, aangepakt kan worden. Uiteraard zijn er aan het einde van de workshop nog deelnemers die met vragen zitten. Als professionele gewichtsconsulent zorgt u ervoor dat ook deze mensen de gelegenheid krijgen om deze vragen te stellen. Dit kan eventueel ook in een klein privégesprek.
11.2
Doelstellingen De workshop gaat over het belang van een gezond gewicht. De doelstellingen van deze workshop zijn: • Elke individuele deelnemer weet of hij zelf overgewicht heeft of risico loopt op overgewicht; • Elke individuele deelnemer weet wat zijn Body Mass Index is; • De deelnemers weten wanneer er sprake is van overgewicht en wat hiermee wordt bedoeld; • De deelnemers weten welke oplossingen er zijn voor overgewicht.
11.3
Overzicht van de workshop In onderstaand overzicht is te zien hoe de workshop dient te verlopen en welke onderwerpen deze betreft. Vervolgens zal de workshop stap voor stap worden besproken. • Inleiding Welkom heten, kennismaking en inleiding op het onderwerp • Inhoud
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 27
Wat zal er besproken worden tijdens de workshop? • Inhoudelijk gedeelte Diepgang op het onderwerp en oefeningen voor de doelgroep • Test Body Mass Index bepalen en middelomtrek meten Uitleg over oorzaken en gevolgen van overgewicht • Oefening (praktisch gedeelte) De deelnemers analyseren het aanbod in de bedrijfskantine en dragen alternatieven aan. • Wat te doen tegen overgewicht? Oplossingen voor het gewichtsprobleem • Vragen Gelegenheid om vragen te stellen • Afronding Afsluiting en bedanken voor de aandacht. Duur: circa 1 uur. 11.4
Benodigde materialen Om de workshop te kunnen geven hebt u de handleiding en de PowerPoint presentatie nodig. Deze presentatie is te downloaden van de BGN-website. Uiteraard hebt u een computer en een overheadprojector of beamer en scherm of digitaal schoolbord nodig voor het vertonen van de presentatie. Voor de oefening tijdens de workshop hebben de deelnemers pen en papier nodig, zodat zij eventueel hun antwoorden op kunnen schrijven en aantekeningen kunnen maken. Ook dient de oefening zelf uitgeprint te worden (per deelnemer één exemplaar), zodat de deelnemers deze kunnen invullen. Een andere oefening is het meten van de Body Mass Index en de middelomtrek. Hiervoor is een meetlint van belang; het is aan te raden om meerdere meetlinten mee te nemen, indien mogelijk.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 28
12. Handleiding deel 1: Overgewicht 12.1
Inleiding In de inleiding heet de gewichtsconsulent de deelnemers van harte welkom en stelt de gewichtsconsulent zich voor. Tevens wordt het doel van de workshop duidelijk gemaakt. De gewichtsconsulent verwijst hierbij naar het scherm om de deelnemers een idee te geven wat er hen te wachten staat. De gewichtsconsulent betrekt de deelnemers direct bij de workshop en zorgt voor een setting waardoor de deelnemers aandachtig kunnen luisteren.
12.2
Doelstellingen • Elk individu weet na afloop of hij zelf overgewicht heeft of risico loopt op overgewicht; • Men weet wanneer er sprake is van overgewicht en wat hiermee wordt bedoeld; • Iedere individu weet na afloop wat zijn Body Mass Index is; • Men weet welke oplossingen er zijn voor overgewicht.
12.3
Algemene informatie Om voor communicatie over en weer te zorgen tussen de gewichtsconsulent en de groep, kan de gewichtsconsulent beginnen met deze vraag: “Wanneer spreken we van overgewicht?” Hier kunnen natuurlijk de meest uiteenlopende antwoorden op komen, daarom vervolgt de gewichtsconsulent met het eigen verhaal: Overgewicht betekent dat de verhouding tussen lengte en gewicht ongunstig uitvalt. Is men zwaarder in kilo’s dan gepast bij de lichaamslengte, dan is dit ongezond. Er zijn meerdere soorten overgewicht: matig overgewicht (BMI tussen 25 en 30) en ernstig overgewicht of obesitas (BMI boven de 30). Obesitas betekent overigens vetzucht. Mensen met overgewicht en obesitas hebben meer kans op ernstige ziekten zoals suikerziekte, hoge bloeddruk, galstenen, hart- en vaatziekten, rug- en gewrichtsklachten en bepaalde soorten kanker. U kunt bepalen of u overgewicht hebt door de Body Mass Index (BMI) en de middelomtrek te bepalen. Dit zal later in de workshop verder uitgelegd worden. Het aantal Nederlanders met overgewicht stijgt erg snel, in 1981 was namelijk ongeveer 37% van de mannen te zwaar, nu is dit al 57%. Van de vrouwen was dit 25% en nu maar liefst 42%. Aan deze cijfers is af te lezen dat overgewicht met de jaren sterk toeneemt en dat er dus wel degelijk iets aan gedaan moet worden. Wanneer iemand overgewicht heeft, wil men vaak het probleem aanpakken, terwijl het belangrijker is om de oorzaak achter het probleem aan te pakken.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 29
13. Oefeningen en test (praktisch gedeelte) 13.1
BMI Test Overgewicht is dus te bepalen door middel van de Body Mass Index. Deze is eenvoudig te berekenen: Deel uw gewicht door uw lengte x lengte Voorbeeld: Vrouw, 1,72 m en 64 kilogram: 1.72 x 1,72 = 2,9584 64 : 2,9584 = BMI van 21,6 Een gezonde BMI ligt tussen de 18 en de 25. Bij een BMI vanaf 30 is er sprake van ernstig overgewicht, oftewel obesitas.
Index (kg/m²)
Interpretatie
minder dan 18,5
ondergewicht
18,5 tot 25
normaal gewicht
25 tot 27
licht overgewicht
27 tot 30
matig overgewicht
30 tot 40
ernstig overgewicht
meer dan 40
morbide overgewicht
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 30
Tevens kunt u uw middelomtrek meten om te bepalen of u een gezond gewicht hebt. Een middelomtrek tussen de 68 en 80 cm is normaal voor vrouwen. Bij mannen is sprake van een gezond gewicht tussen de 79 en de 94 cm. Uw middelomtrek meet u op het smalste deel van uw middel. Dus tussen de bovenkant van uw bekken en de onderkant van uw onderste rib. Deze tabel geeft weer hoeveel de gemiddelde omtrek in cm is voor mannen en vrouwen. Dit geldt voor volwassenen van 18 tot ongeveer 60 jaar. Mannen
Vrouwen
Advies
Tussen 79 en 94 cm
Tussen 68 en 80 cm
Probeer op gewicht te blijven. (geen verhoogd risico)
Tussen 94 en 102 cm
Tussen 80 en 88 cm
Blijf op gewicht (nog geen verhoogd risico, maar gevarenzone komt in zicht)
102 cm of meer
88cm of meer
Probeer af te vallen (verhoogd risico)
In de praktijk geven de BMI-waarde en de middelomtrek meestal dezelfde uitkomst. Wanneer dit niet zo is, kan het beste het resultaat van de middelomtrek worden aangenomen. Dit omdat u hiermee het extra risico van veel buikvet meeneemt in de berekening. Buikvet verhoogt namelijk de kans op hart- en vaatziekten en het krijgen van diabetes. 13.2
Toelichting – ontstaan van overgewicht Hoe ontstaat overgewicht? Dat is wanneer iemand meer energie, oftewel eten en drinken, tot zich neemt dan hij verbruikt. Het lichaam slaat deze energie dan op in de vorm van vet. Wanneer u iemand ziet met overgewicht, wordt er vaak gedacht dat een overmaat aan eten de oorzaak is. Maar overgewicht kan verschillende oorzaken hebben; genetica en omgeving spelen bijvoorbeeld ook een rol. De laatste jaren is gebleken dat het ‘leptinegen’ een belangrijke rol speelt bij de energieopslag. Leptine speelt een belangrijke rol bij het proces dat bij voedselopname ervoor zorgt dat de reserves worden opgeslagen in vetreserves. Leptine is een zogenoemd ‘signaaleiwit’, dat wordt aangemaakt door het vetweefsel. Via het bloed wordt leptine naar de hersenen getransporteerd. Daar bindt het aan de leptinereceptor die zich in bepaalde hersencellen bevindt. Op die manier worden onze hersencellen ingelicht over de vetreserves in ons lichaam. Wanneer een lichaam veel vetweefsel heeft, komt er dus veel leptine terecht in de hersenen. Het eiwit geeft het lichaam een signaal om minder energie op te nemen en meer energie te verbruiken. Als er dus veel leptine in het lichaam aanwezig is, kan er gewoon energie verbruikt worden. Wanneer er weinig
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 31
leptine aanwezig is, moet er zoveel mogelijk energie worden opgeslagen. Dit proces is heel belangrijk voor het regelen van het lichaamsgewicht. Wanneer er sprake is van een mutatie in het leptinegen wordt er onvoldoende leptine aangemaakt en is er geen goede communicatie tussen het vetweefsel en de hersenen. Door gebrek aan leptine blijft men dan eten en dus ook energie op slaan. Dit heeft zwaarlijvigheid tot gevolg. Eén van de geboden oplossingen voor dit probleem is het inspuiten van leptine. Maar dit heeft zelden effect. Dit is pas werkzaam, wanneer het lichaam helemaal geen leptine meer aan kan maken. De meeste zwaarlijvige mensen hebben geen tekort, maar juist een extreem verhoogd leptinegehalte in het bloed. Dit heeft als gevolg dat de hersenen niet meer goed reageren op de leptine. Dit noemen we ‘leptineresistentie’. De hersenen merken het niet meer als er te veel gegeten wordt en daardoor blijft men eten. Overgewicht door genetische factoren komt procentueel gezien niet vaak voor. Meestal zijn er andere factoren die een grote of grotere rol spelen in het ontstaan van overgewicht. Zoals eerder genoemd kan men hierbij denken aan de omgeving. Denk hierbij maar eens aan alle ‘gemakzucht’. We gaan niet met de trap, want er is een lift. We gaan boodschappen doen met de auto en de wasmachine doet de was. Onze kinderen spelen niet meer buiten, maar doen spelletjes op hun computer. Daarnaast is ons eetpatroon ten opzichte van vroeger ook enorm veranderd. Er wordt steeds vetter gegeten, mensen kiezen steeds vaker voor fastfood en kant en klare maaltijden. De combinatie van veel en vet eten en daarnaast weinig beweging kan overgewicht of zelfs obesitas tot gevolg hebben. Obesitas vormt een groot probleem voor de publieke gezondheid. Het kan namelijk ernstige gevolgen hebben zoals kortademigheid, hart en vaatziekten, diabetes en onvruchtbaarheid. In 2008 had 43% van inwoners de Benelux overgewicht. Hiervan viel 23% onder de noemer ‘obesitas’.6 Tevens is het aantal kinderen met overgewicht de laatste jaren erg toegenomen. Bij 15 procent van de jongens en bij 18 procent van de meisjes is sprake van overgewicht. Eén op de zeven baby’s en peuters is te zwaar. Tien jaar geleden was dat 1 op de 10.7 13.3
Toelichting - gevolgen van overgewicht Dat overgewicht ongezond is, weten we allemaal. Maar dat overgewicht vele ernstige risico’s met zich meebrengt, daar is lang niet iedereen zich bewust van. Een BMI van 25 tot 30 vergroot al de kans op het krijgen van verschillende aandoeningen. Dat wil dus niet zeggen dat overgewicht automatisch aandoeningen in de hand werkt, maar de kans hierop is wel veel groter. Wat zijn de risico’s van overgewicht? De gewichtsconsulent geeft per risico een korte toelichting.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 32
•
•
• •
•
•
• •
•
•
•
•
Verhoogd cholesterol: Wanneer het aantal vetzuren toeneemt, kan dit een ongunstige samenstelling van het bloed geven. Dit verhoogt de kans op vaatproblemen. Verhoogde bloeddruk: hoe hoger het gewicht, hoe hoger de bloeddruk. Een hoge bloeddruk vergroot de kans op onder andere hart- en vaatziekten. Wanneer men gaat afvallen, kan de bloeddruk snel weer dalen. Hartinfarct: door de verhoogde bloedvetten en de hoge bloeddruk, welke beide kunnen ontstaan door overgewicht, is het risico op een hartinfarct ook groter. Psychologische gevolgen: een persoon met overgewicht kan erg onzeker zijn over zichzelf. Dit kan leiden tot stress, depressies, negatief zelfbeeld en tot eetstoornissen. Stressincontinentie: door stress kan incontinentie ontstaan. Dit wil zeggen: urineverlies bij niezen, lachen, springen enzovoorts. Wanneer het overgewicht niet afneemt, kan zelfs een operatieve ingreep nodig zijn. CVA: overgewicht verhoogt de kans op een hoge bloeddruk en de kans op trombose. Hierdoor kan een beroerte, een hersenbloeding of herseninfarct ontstaan. Mensen met overgewicht herstellen in de regel ook minder ‘gemakkelijk’ na een beroerte. Kanker: borstkanker, baarmoederkanker en darmkanker komen vaker voor bij mensen met overgewicht dan bij mensen met een normaal gewicht. Kortademigheid: astma en longemfyseem komen meer voor bij mensen met overgewicht. Door het extra gewicht en vet om de organen hebben deze mensen dan ook vaak last van benauwdheid. Hormonale stoornissen: veel vetweefsel zorgt voor een eigen productie van oestrogenen. Hierdoor kunnen menstruatiestoornissen en onvruchtbaarheid optreden. Zwanger worden is voor dikke vrouwen vaak moeilijker. Aandoeningen aan het bewegingsapparaat: mensen met overgewicht merken signalen als gewrichtsontstekingen, nek- en rugklachten en klachten aan de knieën en heupen later op. Wanneer deze mensen niets aan hun gewicht doen, kunnen ze op den duur last krijgen van ernstige slijtageklachten aan de gewrichten en het kraakbeen. Verminderde arbeidsgeschiktheid en sociale isolatie: het is een feit dat slankere mensen eerder worden aangenomen, dan mensen met overgewicht. Dit alleen al omdat het personeel als het ware het ‘gezicht’ is voor een bedrijf. Het is voor extreem dikke mensen vaak moeilijk om ergens te komen, omdat het reizen in de auto of openbaar vervoer door hun afmetingen als oncomfortabel wordt ervaren. Dit kan leiden tot minder uitstapjes en bezoeken, wat vervolgens zelfs kan leiden tot een sociaal isolement. Diabetes: door de grote toename van het aantal mensen met overgewicht neemt ook het aantal mensen met diabetes type 2 sterk toe.
Het is duidelijk dat er door overgewicht niet alleen lichamelijke, maar ook een aantal psychische gevolgen kunnen optreden. Bij mensen met obesitas zijn deze risico’s nog groter. BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 33
13.4
Test De gewichtsconsulent zal vervolgens ingaan op de manieren van afvallen, maar gebruikt eerst een test om inzichtelijk te maken hoe de deelnemers over hun gezondheid denken. De test bestaat uit verschillende vragen waar de deelnemers bevestigend of ontkennend op kunnen antwoorden. Zie bijlage E. Mensen die vaak ‘ja’ als antwoord geven, zijn waarschijnlijk sneller over te halen en kunnen minder goed verleidingen weerstaan, dan mensen die vaker ‘nee’ hebben geantwoord.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 34
14. Handleiding deel 2: Overgewicht 14.1
Overgewicht, wat kunt u er aan doen? Nu de BMI en middelomtrek gemeten zijn, hebt u wellicht ontdekt dat u geen gezond gewicht hebt. Wat nu? De belangrijkste manier om af te vallen is om minder te eten en meer te bewegen. Oftewel: meer energie te verbruiken dan dat u binnen krijgt met eten en drinken. Hierbij moet u wel voldoende goede voedingsmiddelen blijven gebruiken, want stelselmatig te weinig eten is ongezond en werkt het jojo-effect in de hand. Veel mensen kennen het wel: u maakt met uzelf de afspraak om te gaan afvallen. U wilt anders gaan eten, meer gaan bewegen. U begint op maandag. Dan komt de bewuste maandag en blijkt één van uw collega’s jarig te zijn. Hij trakteert, de verleiding is erg groot en u schuift de plannen op naar dinsdag… of woensdag… Zo bent u alleen maar bezig met uitstellen en moet er uiteindelijk nog meer gewicht van af! Maar als u dan inderdaad begint met afvallen, is het erg belangrijk dat u dit op de juiste manier gaat doen. Uithongeren heeft geen zin, want u moet wel alle voedingstoffen binnen krijgen, die het lichaam nodig heeft. Daarnaast is het van belang dat u op een dusdanige manier afvalt, dat u ook op gewicht blijft en dus niet zó dat u over een half jaar wéér op uw startgewicht zit. Voordat u gaat afvallen, moet u zich afvragen wat de oorzaak is van uw overgewicht. U dient namelijk niet alleen het probleem (overgewicht), maar ook de oorzaak van het probleem aan te pakken, om te voorkomen dat u straks weer terug valt in uw oude patroon. Er zijn enkele redenen te bedenken die de oorzaak kunnen zijn van uw overgewicht: • Ik hou van lekker eten • Ik beweeg te weinig • Ik eet veel tussen de maaltijden door • Ik drink veel frisdrank of alcohol • Ik eet veel makkelijke, maar ongezonde kant-en-klaar producten • Ik ben me niet bewust van wat ik eet op een dag • Ik ben een emotie-eter • Eten betekent voor mij gezelligheid • Ik vind het moeilijk een verleiding te weerstaan Met deze oorzaken dient u extra rekening te houden tijdens het afvalproces. Ken uw valkuilen! Wanneer u er klaar voor bent om te gaan afvallen, begint u dan met het maken van een plan. Dit geldt als het ware als een contract met uzelf. Het plan bestaat uit de volgende onderdelen:
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 35
•
•
•
•
•
Het vaststellen van een gezond en haalbaar gewicht: het liefste wilt u natuurlijk een gezond gewicht bereiken, maar ga na of dat ook haalbaar is. Probeer een gewicht vast te stellen wat voor u haalbaar en toch gezond is. Bepalen in hoeveel tijd je hoeveel gewicht wilt kwijtraken: afvallen gaat niet vanzelf, na één week zal u dan ook niet meteen op het juiste gewicht zitten. U moet er de tijd voor nemen en het moet vol te houden zijn. Stel een voedingsschema op: gezond afvallen is drie keer per dag op tijd een gezonde en gevarieerde maaltijd eten en drie keer per dag een verantwoord tussendoortje nemen. Maak afspraken met jezelf over bewegen: als u nu niet aan sport doet, is het niet verstandig om ineens zeer intensief te gaan sporten. Dit moet u langzaam opbouwen. Begin bijvoorbeeld met twee of drie dagen in de week een uur te gaan wandelen. Daarnaast neemt u uzelf voor om zoveel mogelijk de fiets te nemen, in plaats van de auto en de trap, in plaats van de lift. Deze kleine dingen kunnen op een dag al een heel wat aantal minuten beweging geven. Kies een wekelijks weegmoment: het liefste wilt u natuurlijk dat er morgen 10 kilo van uw gewicht af is. Maar elke dag wegen, geeft vaak teleurstelling en kan demotiverend werken. Wanneer u met uzelf afspreekt, om u bijvoorbeeld elke vrijdagmorgen te wegen, dan weet u precies hoeveel u in die week bent afgevallen. Dit kan ook een oppepper zijn!
Omdat niet iedereen weet wat gezonde en gevarieerde maaltijden en tussendoortjes zijn, geeft de gewichtsconsulent tips en informatie over waar de deelnemers bijvoorbeeld gezonde recepten kunnen vinden (www.voedingscentrum.nl en www.mens-engezondheid.infonu.nl). Tevens kan er verteld worden waarom de begeleiding van een gewichtsconsulent zo van belang is in het proces. Tijdens het afvallen zullen er momenten zijn waarop het moeilijk is om ‘nee’ te blijven zeggen. De verleiding om u niet aan uw eigen ‘contract’ te houden is dan erg groot. De gewichtsconsulent geeft enkele tips om het afvallen beter vol te houden: • Begin de dag met eten. Na de hele nacht in rust te zijn geweest, moet de spijsvertering weer op gang gebracht worden. Het ontbijt is erg belangrijk, kies daarom voor een stevig, gezond ontbijt. Dit helpt een hongergevoel later in de morgen te voorkomen. • Als u tussendoor aan eten denkt, neem dan een glas water. Hierdoor wordt uw maag gevuld, waardoor u minder last hebt van het hongergevoel. • Maak voor uzelf een lijstje met redenen waarom u wilt afvallen. Hang dit lijstje op een zichtbare plek, zodat u het vaak tegenkomt. Wanneer u een moeilijk moment ervaart, bekijkt u het lijstje nog eens goed, als extra motivatie. • Wanneer u ‘s avonds voor de tv zit, krijgt u vaak sneller de neiging om iets lekkers te pakken. Probeer dit op te lossen met een gezond tussendoortje. Tevens is het een tip om alvast uw tanden te poetsen, zodat u minder snel in de verleiding komt om laat te snoepen.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 36
•
14.2
Kies voor de trap, in plaats van de lift, de fiets of de ‘benenwagen’ in plaats van de auto enzovoorts. Als u deze kleine activiteiten bij elkaar optelt, komt u al snel aan een half uur beweging per dag.
Afsluiting Het einde is in zicht. De afsluiting volgt na de laatste dia. Het kan natuurlijk zo zijn dat sommige mensen met vragen zitten die ze graag willen stellen. Wacht niet tot mensen dit zelf aangeven, de gewichtsconsulent vraagt echter beleefd of er nog vragen zijn. Wanneer dit het geval is, beantwoordt de gewichtsconsulent de vragen, anders gaat hij verder met de afronding. Als alle vragen zijn beantwoord, bedankt de gewichtsconsulent de deelnemers voor hun aandacht en tijd en wijst hij hen erop dat men met vragen altijd contact op kan nemen. De gewichtsconsulent geeft contactgegevens door.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 37
15. Algemene informatie: Ploegendiensten 15.1
Inleiding Alle in dit handboek beschreven handleidingen zijn opgemaakt aangaande de workshops die gegeven kunnen worden door leden van de Beroepsvereniging Gewichtsconsulenten Nederland. Deze workshop heeft als onderwerp “Ploegendiensten”. Tijdens de workshop zullen de deelnemers informatie krijgen over het belang van gezond eten en beweging tijdens ploegendiensten en de fysiologische gevolgen van het werken in ploegendienst. De workshop bevat twee oefeningen over het huidige eet- en beweegpatroon van de deelnemers. Het doel van de workshop is het bewustmaken van de doelgroep van hun eigen eet- en beweeggewoonten en de mogelijkheden om dit te verbeteren.
15.2
Doelstellingen De workshop gaat over het belang van gezond eten in ploegendiensten en het nut van beweging. De doelstellingen van deze workshop zijn: • De deelnemers informeren over het belang van een gezond eet- en beweegpatroon; • De deelnemers tips meegeven over het toepassen van een gezonde leefstijl in de praktijk; • De deelnemers bewust maken van eigen eet- en beweeggewoonten.
15.3
Overzicht van de workshop In onderstaand overzicht is te zien hoe de workshop dient te verlopen en welke onderwerpen deze betreft. Vervolgens zal de workshop stap voor stap worden besproken. • Inleiding Welkom heten, kennismaking en inleiding op het onderwerp • Doelstellingen Benoemen van de doelstellingen • Inhoudsopgave Overzicht van de inhoud van de workshop • Inhoud: deel 1 Diepgang op het onderwerp 1. Inleiding 2. Doel van gezond eten en overgewicht voorkomen 3. Verschillende soorten ploegendiensten 4. Relevante wetgeving 5. Lichamelijke gevolgen • Oefeningen (praktisch gedeelte)
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 38
Inzicht in het huidige en gewenste eetpatroon Inzicht in het huidige en gewenste beweegpatroon • Inhoud: deel 2 6. Algemene tips 7. Do’s en dont’s • Vragen Gelegenheid om vragen te stellen • Afronding Afsluiting en bedanken voor de aandacht. Duur: circa 1 uur. 15.4
Benodigde materialen Om de workshop te kunnen geven hebt u de handleiding en de PowerPoint presentatie nodig. Deze presentatie is te downloaden van de BGN-website. Uiteraard hebt u een computer en een overheadprojector of beamer en scherm of digitaal schoolbord nodig voor het vertonen van de presentatie. Voor de oefeningen tijdens de workshop hebben de deelnemers pen en papier nodig, zodat zij eventueel hun antwoorden op kunnen schrijven en aantekeningen kunnen maken. De do’s en dont’s (zie presentatie en handleiding) kunnen extra uitgeprint en uitgedeeld worden.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 39
16. Handleiding deel 1: Ploegendiensten 16.1
Inleiding De gewichtsconsulent heet de deelnemers welkom en informeert hen aangaande de inhoud van de workshop. Hij verwijst hierbij naar de informatie op het presentatiescherm. De gewichtsconsulent betrekt de deelnemers direct bij de workshop en zorgt voor een setting waardoor de deelnemers aandachtig kunnen luisteren. Uit onderzoek is gebleken dat een gezonde leefstijl mensen in staat stelt beter te functioneren in ploegendiensten. Ook blijkt dat mensen met onregelmatige diensten vaker dan gemiddeld kampen met overgewicht en bijbehorende risico’s. Hart- en vaatziekten, cholesterolproblemen en diabetes komen 13% vaker voor bij mensen die in ploegendiensten werken dan bij mensen met een normaal dagritme. Het biologische ritme van de mens kan verstoord worden door de onregelmatige tijden van werken, slapen en eten. Het is voor werknemers die ploegendiensten draaien des te belangrijker dat zij gezond leven.8
16.2
Doel: gezond eten en overgewicht voorkomen Zoals net gezegd is uit onderzoek gebleken dat werknemers die onregelmatige diensten draaien vaker dan gemiddeld kampen met overgewicht en bijbehorende risico’s. Het is daarom erg belangrijker dat een ploegendienstmedewerker gezond leeft en eet. Hierdoor kunnen de gezondheidsrisico’s, die al groter zijn door het werken in ploegendiensten, toch beperkt worden.
16.3
Verschillende soorten ploegendiensten Er zijn verschillende soorten ploegendiensten: twee, drie en vijf ploegendiensten komen het meest voor. • Twee ploegendiensten: in een tweeploegendienst wordt er logischerwijs in twee ploegen gewerkt. Voorbeeld: Ploeg A werkt week 1 van 06.00 – 15.00 uur en week 2 van 15.00 – 22.00 uur. Ploeg B werkt week 1 van 15.00 – 22.00 uur en week 2 van 06.00 – 15.00 uur. De ploegen draaien dus wekelijks om. • Drie ploegendiensten: het drieploegendienstrooster werkt met hetzelfde principe als bovenstaand, met dit verschil dat er ook een nachtploeg werkzaam is. Zowel twee- als drieploegendienstroosters worden voornamelijk ingezet van maandag tot en met vrijdag. • Vijf ploegendiensten: het vijfploegendienstrooster heeft veel varianten. Uitgaande van een achturige werkdag werken de medewerkers 60% en zijn ze 40% vrij. Voorbeelden:
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 40
•
Werknemer A werkt eerst drie nachtdiensten en is vervolgens twee dagen vrij, werkt drie late diensten en is weer twee dagen vrij, draait drie vroege diensten en heeft wederom twee dagen vrij. Werknemer B werkt twee vroege, twee late en twee nachtdiensten en heeft vervolgens vier vrije dagen. Achterwaarts, voorwaarts en snel roteren: een vaak gehanteerd rooster is het zogenaamde achterwaarts roterende rooster. Werknemers beginnen in de nacht, draaien vervolgens middagdiensten en eindigen met ochtenddiensten. Dit rooster gaat tegen de biologische klok in en veroorzaakt bij veel werknemers klachten. Uit onderzoek in Europa en de Verenigde Staten bleek dat een dergelijk rooster ongezond is. Een voorwaarts roterend rooster is in dat opzicht beter. Werknemers beginnen dan met ochtenddiensten, daarna middagdiensten en vervolgens nachtdiensten. Snel roteren betekent twee tot maximaal vier gelijke diensten achter elkaar.
Op deze wijze zijn er nog veel meer roosters te noemen. Ook de begin- en eindtijden van de diensten kunnen variëren, meestal begint de vroege dienst om 7.00 uur, de late dienst om 15.00 en de nachtdienst om 23.00 maar dit verschilt per bedrijf.9 16.4
Relevante wetgeving Op grond van de Arbo-wet zijn werkgevers verplicht een risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) en een plan van aanpak op te stellen. Daarin moet ook nadrukkelijk aandacht worden besteed aan het werken in ploegendiensten, de risico’s die daaraan verbonden zijn en de manier waarop men de risico’s op schadelijke effecten wil beperken. De arbeidstijden van werknemers in Nederland zijn gebonden aan wettelijke bepalingen, vastgelegd in de Arbeidstijdenwet. Ook in de Arbo-wet zijn verwijzingen naar de Arbeidstijdenwet opgenomen. Volgens de Arbo-wet moet de werkgever in de RI&E specifiek aandacht besteden aan mogelijke risico’s in relatie tot arbeidstijden. Daarnaast moet de werkgever: • het arbeidstijdenpatroon in zijn organisatie vastleggen en beschikbaar hebben voor het personeel; • een deugdelijke registratie van de gewerkte uren bijhouden. Uit de registratie moet de Arbeidsinspectie kunnen zien of de Arbeidstijdenwet is nageleefd. Voor alle werknemers van Nederland geldt de Arbeidstijdenwet. In de arbeidstijdenwet zijn verschillende punten opgenomen: • Regelingen voor rusttijden; • Werken op zondag; • Werken in de nachtdienst; • Aantal nachtdiensten; • Consignatie (“oproepdienst”); • Bereikbaarheid- en aanwezigheidsdienst.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 41
Enkele voorbeelden hiervan zijn: • Werknemers mogen maximaal twaalf uur per dienst werken en maximaal zestig uur per week; • In een periode van vier weken mag een werknemer gemiddeld 55 uur per week werken en per zestien weken gemiddeld 48 uur maar nooit meer dan 60 uur per week; • De dagelijkse rusttijd bedraagt elf uur per 24 uur, één keer per week in te korten tot acht uur. Meer informatie over relevante wet en regelgeving is te vinden op overheid.wetten.nl, www.arbeidstijdenwet.nl en/of www.arbonieuwestijl.nl. In het Arbeidstijdenbesluit (ATB) staan uitzonderingen en aanvullingen op de Arbeidstijdenwet. Naast algemene uitzonderingen zijn er ook aanvullende regels voor de zorg, mijnbouw, vervoerssector en overige sectoren. Deze sectoren hebben dus met de algemene regels én de aparte sectorregels te maken. Er zijn verschillende voorbeelden van Cao’s waar sprake is van nadere afspraken in het kader van werk- en rusttijden. Een aantal van deze voorbeelden zijn: • Ziekenhuizen; • Geestelijke gezondheidszorg; • Bouw; • Beveiliging.10 16.5
Lichamelijke gevolgen Werken in ploegendiensten heeft een niet te onderschatten effect op het lichaam en het geestelijk welzijn. Statistisch gezien leven mensen die in ploegendienst werken, of gewerkt hebben, korter dan mensen die dat niet gedaan hebben. Organische processen worden door veel factoren beïnvloed, zoals eten, drinken en lichaamsbeweging. Deze processen verlopen volgens biologische ritmes, de regelmatige wisseling van dag en nacht. Dergelijke biologische ritmes zijn duidelijk zichtbaar in de hartslag, de lichaamstemperatuur en de hormoonhuishouding. Het is door het werken in ploegendienst onontkoombaar dat u werkt wanneer u zou moeten slapen en andersom. Op die manier is het onmogelijk ploegendienst synchroon te laten verlopen met uw eigen biologische ritme. Door het werken op ongewone uren klagen veel mensen over slapeloosheid, slaapstoornissen en sociale problemen. Verschijnselen die vaak voorkomen zijn: • Jetlag • Concentratieverlies • Slaapgebrek • Chagrijnig • Hoofdpijn/migraine11
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 42
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 43
17. Oefeningen (praktisch gedeelte) Onregelmatige werktijden, avond- en nachtdiensten en een te krappe planning kunnen leiden tot ‘versnipperd eetgedrag’. Hieronder verstaat men bijvoorbeeld het overslaan van maaltijden of het even snel tussendoor eten van een simpele snack. Diverse onderzoeken wijzen uit dat chauffeurs, die in ploegendiensten werken, gemiddeld gezien meer kilocalorieën tot zich nemen dan de aanbevolen hoeveelheden. Dit overschot aan kilocalorieën ontstaat door te veel, te vet- en suikerrijk voedsel en te weinig langzame koolhydraten. Chauffeurs blijken vaker dan gemiddeld aan voeding gerelateerde klachten te hebben, zoals maag- en darmklachten. Oefening: Inzicht in het huidige en gewenste eetpatroon 1. Schrijf op hoe uw huidige werkpatroon eruit ziet (welke diensten draait u?) 2. Schrijf op hoe u tijdens de laatste nachtdienst (indien van toepassing) of vandaag gegeten hebt. 3. Schrijf op hoe uw huidige eetpatroon eruit ziet in het algemeen. De gewichtsconsulent vraagt een vrijwilliger uit de groep en vraagt hem om zijn antwoorden kenbaar te maken. De gewichtsconsulent creëert een moment voor discussie en korte vragen. Het is belangrijk om gevarieerd te eten. Gevarieerd eten is nodig om uw lichaam gezond te houden. Eet u steeds hetzelfde, dan is het lastig om alle benodigde voedingsstoffen binnen te krijgen. De Schijf van Vijf is een handig hulpmiddel om gevarieerd te eten. U kunt variëren door elke dag iets te eten uit alle vakken van de Schijf van Vijf. Om goed te variëren hoeft uw menu er niet elke dag compleet anders uit te zien. De Schijf van Vijf werkt met vijf regels waar u extra op moet letten bij het kopen, koken en bewaren van het eten. 1. Eet gevarieerd 2. Eet niet teveel en beweeg 3. Eet minder verzadigd vet 4. Eet veel groente, fruit en brood 5. Eet veilig De Schijf van Vijf heeft vijf vakken met vijf verschillende categorieën voedingsmiddelen: 1. Groente en fruit In vak één vind je alle soorten groente en fruit. Dit kan verse groente zijn maar ook uit pot, blik, diepvries of als bewerkt product, zoals puree of smoothies. Deze producten
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 44
bevatten onmisbare voedingsstoffen, zoals vitamine C, vitamine A, foliumzuur, vezels en kalium. Door elke dag voldoende groente en fruit te eten • verkleint u het risico op hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker; • ondersteunt u het proces om uw bloeddruk te verbeteren; • neemt u volwaardige producten met relatief weinig kilocalorieën; • bent u sneller verzadigd en voldaan. Dit komt door de vezels in groente en fruit. Zij helpen u bovendien om op gewicht te blijven en zorgen voor een goede stoelgang. Varieer zo veel mogelijk tussen verschillende soorten groenten en fruit. Op deze manier krijgt u alle voedingsstoffen binnen die het lichaam nodig heeft om gezond te blijven. 2.
Vezelrijke producten Dit vak omvat brood, ontbijtgranen, aardappelen, peulvruchten en graanproducten zoals rijst, pasta en couscous. Deze producten bevatten voedingsstoffen, zoals koolhydraten, eiwitten, vezels, B-vitamines, calcium en ijzer. • Koolhydraten geven het lichaam energie; • Vezels zorgen voor een voldaan gevoel, helpen u op gewicht te blijven en zorgen voor een goede stoelgang. Varieer zo veel mogelijk tussen verschillende soorten vezelrijke producten, zoals aardappelen, zilvervliesrijst, volkorenproducten en peulvruchten. Peulvruchten leveren binnen dit vak de meeste vezels. Kies bij voorkeur volkorenbrood en bruine broodsoorten.
3.
Dranken Zoals eerder besproken is drinken is belangrijk om de vochtbalans van het lichaam gezond te houden. Vocht heeft het lichaam nodig om vochtverliezen, zoals via urine of zweet, aan te vullen. Ook is er voldoende vocht nodig voor het regelen van de lichaamstemperatuur, het transport van voedingsstoffen en het helpt bij de opname van voedingsstoffen in de darm. Alle dranken tellen mee bij de dagelijkse inname van vocht, bijvoorbeeld water, koffie, thee, melkproducten, vruchtensappen en frisdrank. Let er wel op dat de ene soort meer kilocalorieën bevat dan de andere. Drink het liefst water, thee en koffie zonder suiker of melk. Wees matig met alcoholische dranken. Voor vrouwen geldt maximaal één glas en voor mannen maximaal twee glazen per dag.
4.
Vet en olie
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 45
In dit vak vindt u alle vetten en oliën die gebruikt worden voor het besmeren van het brood en het bereiden van de maaltijden. Vetten en oliën bevatten vitamine A, D, E en essentiële vetzuren. Deze essentiële vetzuren kan het lichaam niet zelf aanmaken. • Vet geeft energie en is een belangrijke brandstof voor het lichaam; • Onverzadigd vet verkleint de kans op hart- en vaatziekten en is goed voor uw cholesterol; • Vitamine D is belangrijk voor uw botten en het goed functioneren van de cellen in het lichaam; • Vitamine A is belangrijk voor de aanmaak van de huid, een goede werking van uw ogen, voor de groei en voor de weerstand. Kies producten met zo min mogelijk verzadigd vet. Dat zijn de zachte soorten, zoals halvarine voor op brood, vloeibaar bak- en braadvet uit een knijpfles en alle soorten olie. Voor op brood heeft halvarine de voorkeur. Dit heeft een laag vetgehalte en levert daardoor minder kilocalorieën. Gebruik voor het frituren vloeibaar frituurvet of olie in plaats van hard frituurvet 5.
Zuivel, vlees, vis, ei en vleesvervangers: Deze producten bevatten eiwitten, visvetzuren, ijzer, calcium en B-vitaminen. Het eten van vis verkleint de kans op hart- en vaatziekten. Eet daarom twee keer per week vis, waarvan één keer vette vis. Vlees en vleesvervangers leveren eiwitten: bouwstof voor cellen en aanmaak van spieren. Vlees levert ijzer: dit helpt om bloedarmoede te voorkomen. Melk en melkproducten leveren eiwitten en calcium; calcium is belangrijk voor uw botten. Varieer zo veel mogelijk tussen verschillende soorten vlees, vleesvervangers, vis en ei. Wissel ook af tussen rood vlees (rund, varken) en wit vlees (gevogelte). Op die manier krijgt u alle voedingsstoffen binnen die uw lichaam nodig heeft om gezond te blijven. Vlees, vleeswaren, kaas, melk en melkproducten bevatten veel verzadigd vet. Kies daarom bij vlees en zuivel wel voor de magere varianten, omdat hier minder verzadigd vet in zit. Eieren bevatten onder andere veel eiwit en vitamines. Maar in eieren zit ook cholesterol. Drie eieren per week passen prima in een gevarieerd eetpatroon.4
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 46
Oefening: Huidig en gewenst beweegpatroon De deelnemers beantwoorden de volgende vragen: Vraag Antwoordmogelijkheden Hoe ga ik naar mijn werk? Fietsend Lopend Per Openbaar Vervoer Met de auto Hoe vul ik mijn pauze(s) in? In de kantine Ik ga buiten zitten Ik maak een wandeling Hoeveel uur sport ik in de week? Ik sport niet 1 à 2 uur per week Meer dan 2 uur per week De gewichtsconsulent vraagt naar de antwoorden die de deelnemers hebben gegeven en geeft waar mogelijk tips om het huidige beweegpatroon te verbeteren. Er is tevens ruimte voor discussie. Door regelmatig aan lichaamsbeweging te doen, voelt iedereen zich fitter en is men meer alert. Ook verkleint lichamelijke activiteit het risico op aandoeningen zoals hart- en vaatziekten en diabetes. Bewegen heeft een positief effect op: • Bloeddruk • Lichaamsgewicht • Lichaamsvetpercentage • Cholesterol • Slaappatroon Meer dan 50% van personen van 13 jaar en ouder is niet voldoende lichamelijk actief. Uit onderzoek is gebleken dat mensen in ploegendiensten significant minder bewegen dan mensen die normale werktijden hebben. Om een goede gezondheid te behouden is het gewenst tenminste vijf dagen per week 30 minuten matig intensieve lichaamsbeweging te hebben. Voor kinderen, jongeren en mensen met overgewicht is het gewenste aantal minuten per dag tenminste 60. Dit is de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Het is van belang om regelmatig aan lichaamsbeweging te doen. Een kleine aanpassing kan een groot verschil betekenen: 1. Hebt u pauze? Ga even een blokje om. 2. Neem de fiets naar het werk. 3. Doe boodschappen met de fiets of wandelend. 4. Loop een extra rondje met de hond. Dit zijn kleine voorbeelden waardoor u sneller bij de Norm Gezond Bewegen komt.12
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 47
18. Handleiding deel 2: Ploegendiensten 18.1
Algemene tips De gewichtsconsulent behandelt de tips één voor één een geeft de gelegenheid per tip om vragen te stellen: Tips om tot een evenwichtige voeding en eetgewoonten te komen zijn: • Eet zo veel mogelijk op vaste tijden en gevarieerd; • Vraag om magere producten en koolhydraat- en vezelrijke producten, zoals brood en aardappelen; • Voeg geen extra zout toe; • Vermijd sterk gekruide maaltijden, die kunnen de maag irriteren; • Vermijd eten met (te) veel kilocalorieën, zoals vet- en suikerrijke (frisdrank)producten; • Van vet voedsel, zoals frites, wordt men vaak ‘sloom’; • Beperk het gebruik van dranken met cafeïne, zoals koffie, energiedranken of cola. Tips om fit te blijven tijdens de nachtdienst: • 's Nachts fit zijn, betekent overdag goed slapen. • Neem rustig de tijd om te eten, eet licht en gezond en zoveel mogelijk op hetzelfde tijdstip. • Eet een warme maaltijd thuis samen met uw partner of gezin, of voor middernacht op uw werk. • Een eiwitrijke maaltijd (vlees, vis, kaas) aan het begin van uw dienst houd u wakker*, een koolhydraatrijke maaltijd (brood, pasta, rijst) in het tweede deel van de nacht geeft dan juist energie. • Vermijd suiker: dat geeft u eerst extra energie, maar nadien komt de dip en word u slaperig. • Zorg voor een goed verlichte werkplek. • Monotone geluiden, zoals het gezoem van een computer, maken ook slaperig. • Doe een dutje voor u met de nachtdienst start. • Zorg overdag voor minstens zeven uur kwaliteitsvolle slaap, dutjes meegerekend. • Rijd voorzichtig naar huis, doe eerst een dutje als u te slaperig bent. • Maak de dag voor u met nachtdienst start niet te vermoeiend en doe een dutje in de namiddag. * Het lichaam heeft moeite met eiwitten te verteren. Tijdens het verteerproces zelf heeft de werknemer dus geen honger. Regelmaat blijft dus erg belangrijk!
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 48
Tips om overdag goed te slapen: • Hebt u een verantwoordelijke taak, neem dan de tijd voor het verslag aan de dagploeg, zodat u de gebeurtenissen van de nacht los kunt laten; • Zet een zonnebril als het helder en zonnig is, wanneer u naar huis rijdt. • Neem een lichte snack voor u gaat slapen, zodat u geen honger hebt of van de trek wakker kunt worden; • Maak uw slaapkamer donker, stil en aangenaam van temperatuur; • Zet uw gsm en de telefoon uit en schakel de deurbel uit; • Gebruik oordoppen, wanneer er te veel lawaai is; • Houd u aan een vast slaapritueel; • Ga na uw nachtdienst meteen naar bed. Stel klussen tot later uit; • Zorg voor voldoende beweging in uw vrije tijd. 18.2
Do’s en Don’ts Do’s: • Eet bij het begin van de dienst eerder eiwitrijk voedsel; • Eet lichte maaltijden; • Eet minimaal drie maaltijden, verdeeld over 24 uur; • Eet veel groente en fruit en zuivelproducten; • Kies voor lichte tussendoortjes; • Drink veel water en wees zuinig met koffie en thee; • Eet rustig en kauw goed in een rustige omgeving. Don’ts: • Eet nooit zwaar en energierijk; • Vermijd gekruid en gefrituurd voedsel; • Vermijd vette voeding, bijvoorbeeld koek, vet vlees enzovoorts; • Snoep nagenoeg niet; • Beperk het gebruik van cafeïnehoudende producten: koffie, thee, cola; • Beperk het gebruik van alcohol en rook niet voor u gaat slapen.
18.3
Afsluiting De afsluiting volgt na de laatste dia. Hier wordt er gelegenheid gegeven om vragen te stellen. De gewichtsconsulent geeft de ruimte en mogelijkheid aan de deelnemers om vragen te stellen. Als alle vragen zijn beantwoord bedankt de gewichtsconsulent de deelnemers voor hun aandacht en tijd en wijst hij hen erop dat men met vragen altijd contact op kan nemen. De gewichtsconsulent geeft contactgegevens door.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 49
19. Algemene informatie: Schijf van Vijf
19.1
Inleiding Alle in dit handboek beschreven handleidingen zijn opgemaakt aangaande de workshops die gegeven kunnen worden door leden van de Beroepsvereniging Gewichtsconsulenten Nederland. Deze workshop heeft als onderwerp “de Schijf van Vijf”. Tijdens de workshop zullen de deelnemers informatie krijgen over het belang van gezond eten. De workshop is gericht op het overbrengen van informatie. Zo geeft de gewichtsconsulent inzicht in het eet- en beweegpatroon van de gemiddelde Nederlander. Er wordt uitgelegd hoe de Schijf van Vijf is samengesteld en welke voedingsmiddelen erop vermeld staan. Na het inhoudelijke gedeelte volgt een praktisch deel. De gewichtsconsulent test de vezelinname van de deelnemers. Vezels zijn erg belangrijk in een gevarieerd voedingspatroon. De gewichtsconsulent toont aan dat het niet gemakkelijk is om elke dag voldoende vezels binnen te krijgen. Na de test (met interactiemogelijkheden) volgt een voedingsadvies. De gewichtsconsulent geeft tips zodat de deelnemers op gewicht kunnen blijven of zelfs wat kunnen afvallen.
19.2
Doelstellingen Deze workshop gaat over het belang van gezond en gevarieerd eten. De doelstellingen van deze workshop zijn: • De deelnemers leren het voorlichtingsmodel ‘Schijf van Vijf’ (beter) kennen; • De deelnemers worden zich bewust van hun voedingsgedrag; • De deelnemers leren onderscheid aan te brengen tussen zichtbare en onzichtbare en verzadigde en onverzadigde vetten; • De deelnemers weten in welke voedingsmiddelen veel voedingsvezels zitten en waarom zij onderdeel zijn van een gezond voedingspatroon; • De deelnemers zien het belang in van dagelijks minimaal 30 minuten matig intensief bewegen; • De deelnemers weten hoe ze gewicht kunnen verliezen of op gewicht kunnen blijven.
19.3
Overzicht van de workshop In onderstaand overzicht is te zien hoe de workshop dient te verlopen en welke onderwerpen deze betreft. Vervolgens zal de workshop stap voor stap worden besproken.
•
Inleiding
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 50
Welkom heten, kennismaking en inleiding op het onderwerp • Doelstellingen Benoemen van de doelstellingen • Inhoudsopgave Overzicht van de inhoud van de workshop • Oefening 1 Oefening voor de doelgroep en uitwerkingen • Inhoudelijk gedeelte Diepgang op het onderwerp en oefeningen voor de doelgroep 1. Hoe eet en beweegt de gemiddelde Nederlander? 2. Uitleg over de Schijf van Vijf • Oefening 2 Oefening voor de doelgroep met uitwerkingen en adviezen • Vragen Gelegenheid om vragen te stellen • Afronding Afsluiting en bedanken voor de aandacht. Duur: circa 1 uur. 19.4
Benodigde materialen Om de workshop te kunnen geven hebt u de handleiding en de PowerPoint presentatie nodig. Deze presentatie is te downloaden van de BGN-website. Uiteraard hebt u een computer en een overheadprojector of beamer en scherm of digitaal schoolbord nodig voor het vertonen van de presentatie. Tijdens de presentatie zullen er enkele oefeningen gedaan worden. Voor een van de oefeningen is het handig deze uit te printen, zodat de deelnemers deze in kunnen vullen. Denk ook aan schrijfmateriaal (pennen). Deze oefening is te vinden als bijlage F. Daarnaast is het zinvol om een poster en/of folder van de Schijf van Vijf mee te brengen. Hang deze duidelijk zichtbaar op in de ruimte. Omdat er in de workshop gesproken wordt over diverse voedingsmiddelen, kan de gewichtsconsulent ervoor kiezen om enkele lege verpakkingen mee te nemen.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 51
20. Oefening 1 (Praktisch gedeelte) 20.1
Inleiding De gewichtsconsulent heet de deelnemers van harte welkom en stelt zich voor. Er wordt met behulp van de informatie op het scherm uitgelegd wat de deelnemers kunnen verwachten in het komende uur. De gewichtsconsulent betrekt de deelnemers direct bij de workshop en zorgt voor een setting waardoor de deelnemers aandachtig kunnen luisteren.
20.2
Test Om de deelnemers direct actief te betrekken, begint de gewichtsconsulent met een test. De deelnemers worden geconfronteerd met het feit dat ze waarschijnlijk niet allemaal even goed weten wat gevarieerde voeding is, oftewel niet weten wat de schijf van vijf precies inhoudt. Daarom begint de gewichtsconsulent de workshop met het stellen van de vraag: “Uit welke vakken bestaat de Schijf van Vijf?” Wanneer er (te) weinig respons komt, kan de gewichtsconsulent meer communicatie over en weer creëren door wat hints of voorbeelden te geven. Wanneer de gewichtsconsulent voldoende reacties heeft gehad, toont hij de vakken van de Schijf van Vijf, bijvoorbeeld door middel van een poster.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 52
21. Handleiding: Schijf van Vijf 21.1
Hoe eet en beweegt de gemiddelde Nederlander? De manier waarop de gemiddelde Nederlander nu eet, is onvoldoende om chronische ziekten te voorkomen. Veel Nederlanders halen de aanbevelingen uit de richtlijn “Goede Voeding” niet. De gemiddelde Nederlander eet te weinig groente en fruit, namelijk de helft van de aanbevolen 200 gram groente en 200 gram fruit per dag. Tevens bevat ons eten te weinig vezels en te veel zout en verzadigt vet. Veel Nederlanders gaan steeds meer buiten de deur eten en ook steeds minder Nederlanders nemen de tijd om te ontbijten of ontbijten ergens onderweg. Bovendien eten en drinken we gewoon te veel en bewegen we te weinig. Niet zo gek natuurlijk dat het overgewicht in Nederland steeds verder toeneemt…
21.2
Uitleg over de Schijf van Vijf 1. Groente en fruit Dit vak is erg belangrijk omdat de producten uit dit vak rijk zijn aan vitamines, zoals vitamine C en foliumzuur, mineralen zoals kalium, vezels en bioactieve stoffen. Het Voedingscentrum adviseert elke dag twee ons groente en twee keer fruit te eten en daarbij volop te variëren. Groente en fruit zijn voedingsmiddelen die in verhouding tot hun volume en gewicht weinig calorieën en veel voedingsstoffen bevatten. Een gezonde voeding bevat ruime porties van dit vak uit de schijf van vijf. Tevens zijn er veel aanwijzingen dat het eten van voldoende groente en fruit het risico op chronische ziekten verlaagt. Als iedereen in Nederland elke dag twee ons groente en twee keer fruit zou eten, kunnen per jaar zo’n 5000 sterfgevallen door hart- en vaatziekten en ongeveer 2300 sterfgevallen door kanker worden voorkomen. Daarnaast kunnen ongeveer 18000 hartinfarcten en beroerten worden tegen gegaan. Tevens is aangetoond dat het eten van voldoende groente en fruit de bloeddruk verbetert. Vruchtensappen De gezondheidsvoordelen van vruchtensappen zoals sinaasappelsap zijn vergelijkbaar met die van vers fruit, maar de gehaltes aan bepaalde voedingsstoffen zoals vezels en vitamine C, zijn meestal lager dan van nature aanwezig in vers fruit. Vruchtensappen en andere bewerkte fruitproducten, zoals sinaasappelsap wordt daarom maar voor maximaal de helft meegeteld bij het realiseren van de aanbevolen hoeveelheid fruit. Variëren
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 53
Het beschermende effect van groente en fruit is niet toe te schrijven aan één bepaalde groente- of fruitsoort of één bepaald bestanddeel. Ook is het effect van bepaalde stoffen mogelijk groter in combinatie met andere. Dat is tevens de reden dat vitaminepillen groente en fruit nooit kunnen vervangen. Variatie met soorten groenten en fruit is belangrijk omdat er grote onderlinge verschillen zijn in de samenstelling. Door te variëren krijgt het lichaam veel verschillende bioactieve stoffen binnen. Om zoveel mogelijk voedingsstoffen te behouden, is het van belang groente en fruit niet te lang te bewaren en groente zo kort mogelijk te koken in weinig water. 2.
Brood, (ontbijt)granen, aardappelen, rijst, pasta en peulvruchten Het Voedingscentrum adviseert elke dag een ruime hoeveelheid vezelrijke producten zoals brood en varianten zoals knäckebröd, roggebrood, beschuit of (ontbijt)granen, aardappelen, rijst, pasta en peulvruchten te eten. Deze voedingsmiddelen bevatten in verhouding tot hun volume en gewicht weinig kilocalorieën en leveren veel voedingsstoffen. Ze geven een voldaan gevoel na elke maaltijd en daardoor verminderen ze de trek in calorierijke tussendoortjes. Zo helpen ze je om het gewicht gezond te houden. Een gezonde voeding bevat ruime porties van deze voedingsmiddelen. Het is dan ook aan te raden om meer vezelrijke producten in uw voeding op te nemen. In Nederland wordt door de meeste mensen te weinig van deze plantaardige producten gegeten. Voor veel mensen geldt dat ze zeker een sneetje brood per dag meer zouden kunnen eten; voor de mannen van 14-50 jaar zouden dat er bijna twee meer kunnen zijn (in totaal 5-7 sneetjes). Voor de aardappelen geldt dat vooral vrouwen van 14-19 jaar en mannen van 14-50 jaar meer van deze producten kunnen gebruiken. Een extra aardappel (of een grote lepel rijst of pasta) per dag is voor deze groep aan te bevelen.
3.
Zuivel, vlees(waren), vis, ei en vleesvervangers Zuivel is van belang voor eiwit, B vitamines en mineralen zoals calcium. Ook vlees, vleeswaren, vis, kip, ei en vleesvervangers leveren eiwit en daarnaast Bvitaminen en mineralen zoals ijzer. Bovendien is vis belangrijk vanwege de visvetzuren. Zuivel, vlees, vis, ei en vleesvervangers kunnen veel verzadigd vet bevatten. Daarom adviseert het Voedingscentrum om uit dit vak te kiezen voor magere en halfvolle varianten. Bovendien is het, met het oog op de preventie van chronische ziekten, verstandig om vaker voor vis te kiezen. De visvetzuren zijn goed voor hart en bloedvaten en beschermen daardoor tegen hart- en vaatziekten. Eet daarom één tot twee keer per week vis in plaats van vlees. Eieren bevatten veel eiwit, vitamine A, B11, B12, E, D en mineralen zoals ijzer, fosfor en seleen. Het is belangrijk om te variëren met andere eiwitrijke producten zoals eieren, vlees, vis, kaas en melk of vleesvervangers.13
4.
Vetten, olie
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 54
In deze productgroep vallen alle vetten en oliën die gebruikt worden voor het besmeren van het brood en het bereiden van de maaltijden. Vetten en olie zijn van belang bij een gevarieerde voeding omdat deze ervoor zorgen dat je voldoende vitamine A, D en E en essentiële vetzuren binnen krijgt. Alle vetten en oliën leveren vitamine E en essentiële vetzuren. Niet alle producten leveren vitamine A en D: dit zijn alleen halvarine, margarine en bak- en braadproducten. Het spreekt al voor zich dat de producten in dit vak grote hoeveelheid vet bevatten. Daarom is het aan te raden te kiezen voor producten met zo weinig mogelijk vet. Dit zijn de producten in kuipjes en (knijp)flessen. Het gaat dan om halvarine, zachte margarine, vloeibare bak- en braadproducten en alle soorten olie. Voor op brood heeft halvarine de voorkeur. Dit heeft een laag vetgehalte en levert daardoor minder kilocalorieën. Transvetten Transvet is een onverzadigd vet dat nog slechter is voor de gezondheid dan verzadigd vet. Het verhoogt het slechte LDL cholesterolgehalte in bloed en daarmee het risico op hart en vaatziekten. In Nederland is de inname van transvet al relatief laag, gemiddeld ca 1 % van alle kilocalorieën die we binnenkrijgen. Dat levert nauwelijks gezondheidsrisico’s op. De helft van het transvet dat we binnenkrijgen komt uit vlees en zuivelproducten van herkauwers. Dat is van nature aanwezig omdat koeien en schapen transvetzuren aanmaken bij de vertering in de buik. Omdat vlees en zuivel belangrijke voedingsstoffen leveren is het ongewenst deze producten te mijden. De andere helft transvet in onze voeding komt uit geharde vetten. Dit zijn zachte onverzadigde vetten die industrieel worden omgezet in harde verzadigde vetten. In vergelijking met vroeger is het gebruik van transvetten tegenwoordig al heel wat verminderd. Toch worden in de horeca (fastfoodketens) en in bakkerijen soms nog harde vetten gebruikt, voor de frituur of voor het maken van koekjes en gebak. Mensen die veel van dit soort producten eten, lopen hierdoor wel een hoger risico op hart- en vaatziekten.14 5.
Dranken Gemiddeld levert voedsel circa een liter water per dag. Daarnaast is drinken nodig om voldoende vocht binnen te krijgen. Voor een volwassene ongeveer anderhalve liter per dag. Water is een voedingsstof waar we gemakkelijk een tekort aan krijgen, maar die we ook snel weer kunnen aanvullen, simpelweg door te drinken. Dranken zijn in te delen in de categorieën bij voorkeur, middenweg en bij uitzondering. De eerste categorie dranken wordt het meest aanbevolen, omdat daar de minste calorieën inzitten. Water, thee en koffie zonder suiker, melk en frisdranken zonder energie, bevatten de minste calorieën. Om de hoeveelheid calcium in het lichaam op peil te houden, wordt aangeraden om
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 55
hiervan bij voorkeur ongeveer 2 glazen als zuiveldrank te drinken, zoals melk. Ook een calciumhoudende melkvervanger is een goede keuze.15 De hoeveelheid vocht die nodig is, hangt af van de leeftijd, de mate van lichamelijke inspanning en de omgevingstemperatuur. Bij de keuze van de dranken is het belangrijk om op het aantal calorieën te letten. Dranken zonder calorieën hebben de voorkeur. Dit zijn koffie en thee zonder suiker en melk en (mineraal) water. Light frisdrank bevatten weinig of geen calorieën, maar ze bevatten wel veel zoetstoffen. Er is te weinig bekend over de schadelijke effecten hiervan. Alle andere dranken leveren calorieën. Zo levert een groot glas frisdrank 85 kilocalorieën. En een glas vruchtensap 70 kilocalorieën. Uit onderzoek is gebleken dat het gebruik van veel frisdranken en vruchtensappen de kans op overgewicht vergroot. Drink daarom niet te veel van deze dranken. Af en toe een glas frisdrank, yoghurtdrank en dergelijke vormen geen probleem, maar let daarbij op de porties, blikjes en flesjes frisdrank worden steeds groter en worden gemakkelijk leeg gedronken. Kinderen worden hier vooral mee getroffen omdat ze er mee opgroeien. Een handige richtlijn voor kinderen is daarom om ze eenmaal per dag een van deze zoete drankjes te geven. Alcoholhoudende dranken De meeste alcoholhoudende dranken (zoals bier) leveren ook een bijdrage aan de voorziening van vocht. Verder leveren zij, mede door de alcohol die erin zit, ook een behoorlijke hoeveelheid calorieën. Eén glas bier levert ongeveer 85 kcal. Veel alcohol is schadelijk voor de gezondheid. Wees dus matig met alcohol. Voor de gezondheid wordt voor mannen aanbevolen niet meer dan drie glazen per dag te drinken en voor vrouwen niet meer dan twee glazen per dag te drinken. Dit niet meer dan vijf dagen per week. 21.3
Bioactieve stoffen Alle stoffen, die een bepaalde biologische activiteit of functie hebben, worden bioactieve stoffen worden genoemd. Deze staan niet vermeld op de Schijf van Vijf, maar kunnen helpen bij het proces van gezonder worden. Het gaat meestal om de groep stoffen die van nature voorkomen in producten of kunstmatig worden toegevoegd aan voedingsmiddelen of supplementen en voor de mens een gezondheidsbevorderend effect hebben, maar niet essentieel zijn. In principe kan het lichaam ook zonder bioactieve stoffen. Aangenomen wordt dat dezelfde functie of activiteit ook door andere voedingsstoffen kan worden vervuld. Het is ook mogelijk dat de betreffende functie of activiteit niet essentieel is voor de mens. Een belangrijke groep van bioactieve stoffen zijn zogenaamde plantenstoffen zoals carotenoïden en polyfenolen (flavonoïden) uit groenten en fruit, maar ook fytosterolen uit plantaardige oliën. Daarnaast bevatten ook niet-plantaardige producten zoals melk en vis bioactieve stoffen, zoals vetzuren met bijzondere gezondheidseffecten. Ook kruiden bevatten bioactieve stoffen, waaraan in enkele bepaalde gevallen een medicinale werking wordt toegeschreven.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 56
De groep bioactieve stoffen wordt steeds groter door de zoektocht naar nieuwe stoffen (ingrediënten) met een gezondheidsbevorderende werking. Naast dat ze van nature voorkomen in voedingsmiddelen, kunnen bioactieve stoffen in geconcentreerde vorm worden toegevoegd aan een voedingsmiddel om een bepaald gezondheidseffect te bereiken. Deze producten worden functionele voeding of ‘functional food’ genoemd. Bioactieve stoffen kunnen ook worden toegevoegd aan een voedingsupplement. In dat geval spreekt men van ‘nutraceuticals’. Van veel bioactieve stoffen is onvoldoende onderzocht en bekend of ze wel voldoende worden opgenomen door de darm en hoe het lichaam ze opneemt en verwerkt. Daardoor is ook nog weinig bekend over de veiligheid van deze stoffen bij langdurig gebruik van grote hoeveelheden ver boven het ‘normale’ consumptieniveau. Van sommige flavonoïden is bekend dat ze de werking van geneesmiddelen kunnen beïnvloeden. Hierdoor moeten geneesmiddelen bij voorkeur worden ingenomen met water en niet met bijvoorbeeld grapefruitsap, dat flavonoïden bevat.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 57
22. Oefening 2 (Praktisch gedeelte) 22.1
Vezeltest De gewichtsconsulent deelt een oefening uit om de kennis van gezonde voeding onder de deelnemers te peilen. De test vraagt de deelnemers om na te denken over hun maaltijden van gisteren en de hoeveelheid vezels in deze producten. Uiteindelijk komt er een getal uit de test waarmee de deelnemers kunnen zien of zij een goede vezelinname hebben. Deze test kan het beste uitgeprint worden en dient tijdens de workshop uitgedeeld te worden aan de deelnemers in de ruimte: per persoon één exemplaar. Zie hiervoor bijlage F. De uitkomsten en bijbehorende adviezen voor de deelnemers: Minder dan 20 punten Werk aan de winkel! U moet minimaal twintig ‘vezelpunten’ behalen. Let erop dat u dagelijks groenten en fruit op het menu plaatst en kies bij voorkeur voor volkorenbrood. Tussen de 20 en 30 punten U bent op de goede weg! U eet zelfs al meer vezels dan de gemiddelde Nederlander. Wanneer u voldoende bruine of volkoren broodsoorten en aardappelen eet, een grote portie groenten en 2 à 3 stukken fruit, dan haalt u de dagelijks aanbevolen hoeveelheid. Meer dan 30 punten Proficiat! U eet ruim voldoende vezels. Let erop dat u hierbij ook voldoende drinkt (minstens 1,5 liter per dag, bij voorkeur water). Eet vooral elke dag verse groenten en fruit.
22.2
Gezond advies Om een gezond gewicht te behouden of te krijgen is er aan aantal adviezen die u kunt opvolgen om dit te bereiken. Uiteraard zijn de adviezen voor iemand met een normaal gewicht anders dan voor mensen die overgewicht hebben. Voor mensen die op gewicht zijn: • Beweeg minstens vijf maal per week een half uur per dag; • Neem elke dag 150 tot 200 gram groente, 200 gram fruit en 30 tot 40 gram vezels, die onder meer in volkorenbrood zitten; • Eet tweemaal per week vis, eenmaal vette vis, zoals haring, sardines, paling, makreel;
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 58
• • • •
•
Wees zuinig met verzadigd vet en kies bijvoorbeeld voor magere varianten van melk- en zuivelproducten en vleeswaren; Gebruik bij het bakken en braden zachte en vloeibare vetsoorten, zoals olijfolie; Wees matig in het consumeren van suikerhoudende producten en vette tussendoortjes als snacks, koek, gebak en zoutjes; Gebruik hooguit een theelepel keukenzout per dag bij het bereiden van uw maaltijden en let vooral op kant-en-klare, vaak zouthoudende, gerechten. Een alternatief voor zout zijn kruiden en/of specerijen; Gebruik als man maximaal twee glazen alcohol per dag, voor een vrouw geldt de marge van één glas.
Voor mensen die zwaarder worden of te zwaar zijn: • Beweeg meer door minstens een uur per dag te lopen of te fietsen; • Verminder de inname van ‘loze calorieën’. Deze zitten in verzadigd vet, zoals vet rundvlees en in toegevoegde suikers. Bak ook geen voedsel in bak- of braadmargarines met verzadigd vet; • Stop met snacks en andere vette tussendoortjes; • Probeer suikerhoudende dranken zoveel mogelijk te mijden of beter nog te vervangen door een paar glazen water per dag; • Eet kleinere porties.16 22.3
Afsluiting De afsluiting volgt na de laatste dia. Hier wordt er gelegenheid gegeven om vragen te stellen. De gewichtsconsulent geeft de ruimte en mogelijkheid aan de deelnemers om vragen te stellen. Als alle vragen zijn beantwoord bedankt de gewichtsconsulent de deelnemers voor hun aandacht en tijd en wijst hij hen erop dat men met vragen altijd contact op kan nemen. De gewichtsconsulent geeft contactgegevens door.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 59
23. Algemene informatie: Verpakkingen lezen 23.1
Inleiding Alle in dit handboek beschreven handleidingen zijn opgemaakt aangaande de workshops die gegeven kunnen worden door leden van de Beroepsvereniging Gewichtsconsulenten Nederland. Deze workshop heeft als onderwerp “Verpakkingen lezen”. Tijdens de workshop worden de deelnemers geïnformeerd over de teksten op verpakkingen van levensmiddelen en worden zij getest op hun kennis aangaande dit onderwerp. De workshop bevat twee oefeningen, met onder andere oog voor de streepjescode. Het doel van de oefening is het overbrengen van informatie: wat kan men aflezen van een etiket? Het uiteindelijke doel van de workshop is om de doelgroep bewust te laten worden van de verschillen in verpakkingen en etiketten, zodat de deelnemers bij aankoop (bijvoorbeeld in de supermarkt) een goede, bewuste en onderbouwde keuze kunnen maken tussen de verschillende voedingsmiddelen en het aanbod van producenten, wat wellicht op het eerste oog weinig verschil lijkt te maken.
23.2
Doelstellingen Deze workshop gaat over het lezen van verpakkingen (etiketten) en het beoordelen hiervan. De doelstellingen van deze workshop zijn: • De deelnemers leren etiketten lezen en kunnen deze interpreteren; • De deelnemers kunnen labels kritisch beoordelen; • De deelnemers kunnen hierdoor gezonde(re) keuzes maken.
23.3
Overzicht van de workshop In onderstaand overzicht is te zien hoe de workshop dient te verlopen en welke onderwerpen deze betreft. Vervolgens zal de workshop stap voor stap worden besproken. • Inleiding Welkom heten, kennismaking en inleiding op het onderwerp • Doelstellingen Benoemen van de doelstellingen • Inhoudsopgave Overzicht van de inhoud van de workshop • Inhoud en oefeningen Diepgang op het onderwerp en oefeningen voor de doelgroep • Vragen Gelegenheid om vragen te stellen • Afronding Afsluiting en bedanken voor de aandacht.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 60
Duur: circa 1 uur. 23.4
Benodigde materialen Om de workshop te kunnen geven hebt u de handleiding en de PowerPoint presentatie nodig. Deze presentatie is te downloaden van de BGN-website. Uiteraard hebt u een computer en een overheadprojector of beamer en scherm of digitaal schoolbord nodig voor het vertonen van de presentatie. Voor de oefeningen tijdens de workshop hebben de deelnemers pen en papier nodig, zodat zij eventueel hun antwoorden op kunnen schrijven en aantekeningen kunnen maken. Tevens zijn er verpakkingen nodig voor het lezen van de etiketten. Afhankelijk van het aantal deelnemers dient de gewichtsconsulent deze met zich mee te brengen voor gebruik in de groep.
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 61
24. Handleiding deel 1: Verpakkingen lezen 24.1
Inleiding De gewichtsconsulent heet de deelnemers welkom en informeert hen aangaande de inhoud van de workshop. Hij verwijst hierbij naar de informatie op het presentatiescherm. De gewichtsconsulent betrekt de deelnemers direct bij de workshop en zorgt voor een setting waardoor de deelnemers aandachtig kunnen luisteren. Etiketten zijn een onderdeel van de verpakking van levensmiddelen. Hierop is onder andere te vinden wat de ingrediënten van het product zijn. Door deze informatie te bestuderen is een koper beter in staat om te weten wat hij aanschaft. Uit verschillende studies is gebleken dat labelling (het geven van een informatief label aan een product, denk aan “biologisch” of “gezonde keuze”) een significante toename heeft veroorzaakt van de verkoop en consumptie van ‘gezonde’ voedingsmiddelen. Het heeft tevens gezorgd voor een daling van de verkoop van producten zonder dergelijke labels. In de jaren ’70 van de vorige eeuw heeft de Europese Unie het recht op informatie van de consument in een voedingsrichtlijn gegoten. Deze richtlijn is in Nederland omgezet in een wet aangaande de etikettering van voedingsmiddelen, die meermaals werd aangevuld en gewijzigd. In de Nederlandse Warenwet is vastgelegd wat er tenminste vermeld moet zijn op een etiket. De Voedsel- en Warenauthoriteit (VWA) controleert of fabrikanten zich hier ook aan houden. De essentie van een etiket is het eenvoudig informeren van de consument, zodat hij in staat is tot het maken van een verantwoorde keuze. Heden ten dage is het ontcijferen en correct interpreteren van een etiket echter niet zo’n makkelijke opgave meer.17
24.2
Doelstellingen De doelstellingen van deze workshop zijn: • De deelnemers leren etiketten lezen en kunnen deze interpreteren; • De deelnemers kunnen labels kritisch beoordelen; • De deelnemers kunnen hierdoor gezonde(re) keuzes maken.
24.3
Warenwet De Warenwet stelt dat bepaalde gegevens op het etiket van levensmiddelen moeten staan. Het gaat om de naam van het product, de naam en het adres van de producent, de inhoud (hoeveelheid), een opsomming van de ingrediënten, de houdbaarheidsdatum en de productiecode of partijcode. 18-19-20
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 62
24.4
Dagelijkse Voedingsrichtlijn De Dagelijkse Voedingsrichtlijn is eigenlijk geen keurmerk, maar een vrijwillige aanvulling van fabrikanten op de verplichte informatie op het etiket. Het is een initiatief van de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI). Bij elke voedingsstof staat een percentage, dat aangeeft hoeveel het product bijdraagt aan de Dagelijkse Voedingsrichtlijn voor deze specifieke voedingsstof. De Dagelijkse Voedingsrichtlijn gaat uit van een maximale hoeveelheid per dag, niet van een aanbevolen hoeveelheid per dag. De dagelijkse voedingsrichtlijn geeft op deze manier informatie over de voedingsstoffen, waarbij het advies geldt dat we er niet teveel van binnen moeten krijgen. Teveel inname van deze voedingsstoffen kan schadelijk zijn voor de gezondheid. De voedingsstoffen die aangegeven worden in de Dagelijkse Voedingsrichtlijn zijn: • Suiker • Zout • Verzadigd vet Ook de totale hoeveelheid vet en het aantal kilocalorieën worden vermeld. De gewichtsconsulent vraagt aan de deelnemers welk product zij denken dat gezonder is: Coca Cola (eerste tabel Dagelijkse Voedingsrichtlijn) of Coca Cola light (tweede tabel Dagelijkse Voedingsrichtlijn). De gewichtsconsulent bespreekt tevens het verschil tussen light- en originele producten.22
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 63
25. Oefeningen (praktisch gedeelte) 25.1
Ontrafel het etiket De gewichtsconsulent neemt een aantal lege verpakkingen van voedingsmiddelen mee waardoor de deelnemers deze oefening kunnen uitvoeren. Hij verdeelt de verpakkingen uit onder de deelnemers. De gewichtsconsulent vraagt aan de deelnemers waar op de verpakking de volgende punten te vinden zijn: • Voedingswaarden; • Ingrediënten; • Naam en omschrijving; • Houdbaarheid; • Inhoud; • Allergenen; • Streepjescode. Hierna licht de gewichtsconsulent de informatie per onderdeel toe en is er ruimte voor het stellen van vragen. Voedingswaarden Op verpakkingen staan vaak de voedingswaarden per 100 gram / 100 ml of per portie aangegeven. De voedingswaarden staan meestal in een overzicht van de energie, koolhydraten eiwitten, vetten, voedingsvezels en natrium. Ingrediënten Op de verpakking van een voedingsmiddel staan de ingrediënten die het product bevat vermeld. Het meest gebruikte ingrediënt staat vooraan en het minst gebruikte ingredient achteraan. Soms staat erbij hoeveel van een ingrediënt in het product zit. Op aardbeienyoghurt moet bijvoorbeeld staan hoeveel % aardbeien erin zitten. Sommige ingrediënten worden als groepsnaam genoemd. Als er geen groepsnaam is worden ingrediënten zo specifiek mogelijk weergegeven. Dus bijvoorbeeld niet ‘bloem’ maar ‘tarwebloem’. Op de volgende producten vindt men meestal geen ingrediënten, omdat er verwacht wordt dat de meeste mensen weten welke ingrediënten het product bevat. Voorbeelden zijn: • Verse groente, fruit en aardappelen; • Water met koolzuur; • Gistingsazijn; • Kaas, boter, gezuurde melk, gezuurde room; • Alcoholische dranken;
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 64
•
Andere levensmiddelen die uit één ingrediënt bestaan, zoals koffie.
In bepaalde gevallen moet de hoeveelheid van bepaalde ingrediënten op een voorverpakt levensmiddel worden vermeld. Wanneer de naam van het ingrediënt in de naam van het product genoemd wordt, moet de hoeveelheid worden aangegeven. Zo moet bij aardbeienyoghurt het percentage aardbeien vermeld worden en bij roomboterstroopwafels het gehalte roomboter. Naam en omschrijving Op een verpakking staat altijd de productnaam vermeld, bijvoorbeeld ‘Lipton’. Dit is niet voldoende, producenten zijn verplicht een omschrijving van het product op de verpakking te vermelden, zoals in dit geval ‘Ice tea’. Houdbaarheid Aangaande de houdbaarheid van producten wordt er onderscheid gemaakt tussen de TGT-datum en THT-datum: • TGT-datum: deze staat op bederfelijke producten zoals vlees, vis, kip, voorgesneden groenten en koelverse maaltijden. Dit is de uiterste datum waarop het product verkocht en gegeten mag worden. Het product blijft alleen houdbaar, als het is bewaard volgens de instructies op de verpakking. Anders is de houdbaarheid korter. De TGT-datum is verplicht bij gekoelde producten die voorverpakt zijn en bewaard moeten worden tussen de 0 en 6 ºC en korter dan 5 dagen houdbaar zijn. • THT-datum: deze staat op de meeste producten. De datum geldt alleen als de verpakking niet open is geweest. THT wil zeggen dat de kwaliteit van het product na de vermelde datum achteruit kan gaan. Het product zal dan niet zo lekker meer smaken, maar men wordt er normaal gesproken niet ziek van. Producten mogen ook na de THT-datum verkocht worden. De THT is meestal weergegeven in cijfers met een dag, maand en een jaar. Op verse groenten en minder bederfelijke producten komt men geen houdbaarheidsdatum tegen. Gebruik dan uw zintuigen. Ziet het product er goed uit en ruikt het goed? Dan kan het best een dagje langer mee. Inhoud De inhoud die op de verpakking vermeld staat, geeft de netto hoeveelheid aan in milliliter, liter, gram of kilogram. Dat is de hoeveelheid zonder dat de verpakking is meegerekend. Vaak staat er een ℮ vermeld op de verpakking. Deze ℮ komt van het Engelse woord ‘estimate’ wat ongeveer of schatting betekend. Deze ℮ geeft aan dat er binnen bepaalde marges iets meer of minder in de verpakking kan zitten. Als er geen ℮ voor staat, betreft het vermelde gewicht de minimale inhoud. Allergenen Er zijn mensen die overgevoelig kunnen zijn voor bepaalde bestanddelen, ook wel allergenen genoemd, in het voedsel. Van de volgende veertien allergenen moet op het BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 65
etiket vermeld staan of ze voorkomen in het product. • • • • • • •
glutenbevattende granen ei vis pinda noten soja melk
• • • • • • •
schaaldieren selderij mosterd sesamzaad sulfiet lupine weekdieren
E-nummers Fabrikanten voegen veelal stoffen met een E-nummer toe aan het product. Voorbeelden zijn: • kleurstoffen; • smaakstoffen; • conserveermiddelen. Deze toevoegingen verbeteren het product; ze verlengen bijvoorbeeld de houdbaarheidsdatum of ze gaan hierdoor glanzen. Een producent mag toevoegingen in zijn product stoppen als de stof geen gevaar oplevert voor de gezondheid en een toegevoegde waarde heeft in het product. Het E-nummer staat daarbij voor een door de Europese Unie goedgekeurde hulpstof. 25.2
Ontrafel de streepjescode Elke verpakking bevat een streepjescode. De streepjescode wordt gescand in de winkel aan de kassa maar de streepjes en cijfers staan er niet voor niets. De gewichtsconsulent vraagt de deelnemers om de streepjescode te bekijken en om gezamenlijk antwoord te geven op onderstaande vragen: 1. Wat is het verschil tussen de streepjes en de cijfers? 2. De cijfercode bestaat uit 4 groepen: welke groep geeft het land van herkomst aan? 3. Welk cijfer staat voor Nederland? Antwoorden: 1. De streepjes en cijfers betekenen hetzelfde. 2. De eerste groep geeft het land van herkomst aan. 3. 87 staat voor Nederland. ‘Kraak de code’ Cijfercode Groepen
87 1
29300 2
89711 3
0 4
Groep 1 bestaat uit de eerste twee cijfers en duidt het land van de producent aan. Zo staat het cijfer 87 voor Nederland, is 54 het getal voor België en Luxemburg, zijn de cijfers 30 tot 37 gereserveerd voor Frankrijk, is alles tussen de 40 tot 43 voor Duits-
BGN Handboek leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 66
land, houdt het cijfer 49 in dat het product uit Japan komt en is het getal 50 behouden aan het Verenigd Koninkrijk en Ierland. Groep 2 bestaat uit de volgende vijf cijfers en is de code van de fabrikant of het bedrijf, waar het product gemaakt wordt. Groep 3 bestaat eveneens uit vijf cijfers en komt overeen met het artikelnummer. Het duidt de kenmerken en de verpakkingseenheid aan. De fabrikant geeft deze vijf cijfers zelf aan elk van zijn producten. Groep 4, het laatste cijfer uit de code is een controlecijfer om vergissingen uit te sluiten.
BGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 66
26. Handleiding deel 2: Verpakkingen lezen 26.1
Kies bewust Naast de informatie op de etiketten zelf, zijn er ook allerhande logo’s en keurmerken die de consument aantreft op de verpakking. Een voorbeeld zijn ‘bewuste keuze’ logo’s. De stichting Ik Kies Bewust en Albert Heijn hebben in 2011 overeenstemming bereikt over één landelijk voedselkeuzelogo. Het Keuze Klavertje en het Ik Kies Bewust-logo zijn daarna samengevoegd tot één nieuw logo. Producten met het Voedselkeuzelogo bevatten minder zout, suiker en/of verzadigde vetten en soms ook meer vezels. Aan het logo kan men in één oogopslag zien of men een gezonde keuze maakt binnen een voedingscategorie. Voorbeelden zijn frisdranken met minder suiker of kaas met minder zout. Er zijn twee verschillende voedselkeuzelogo’s, een groene en een blauwe. Het groene logo met de tekst ‘gezondere keuze’ staat voor de gezondere keuze binnen een groep van basisproducten. Basisproducten zijn producten met veel nuttige voedingsstoffen. Producten die voor het groene logo in aanmerking komen zijn: • Groente en fruit (inclusief vruchtsappen) • Koolhydraatbronnen, zoals aardappelen, pasta, brood, rijst en graanproducten. • Water • Oliën en vetten, inclusief smeerbare vetten. • Vlees, vis, gevogelte en vleesvervangers • Zuivelproducten. • Maaltijden, zoals belegde broodjes, maaltijdmixen en gemengde salades. Het blauwe logo met de tekst ‘bewuste keuze’ helpt bij het maken van een keuze bij producten die niet tot de basisvoeding behoren, zoals soepen, sauzen en tussendoortjes Producten die voor het blauwe logo in aanmerking komen zijn: • Soepen. • Sauzen. • Snacks. • Dranken, met uitzondering van zuivel, water en vruchtsappen. • Broodbeleg, met uitzondering van kaas en vleeswaren. • Overige producten. Een product kan het logo krijgen als de producent zich aanmeldt bij de stichting en als na toetsing blijkt dat aan alle criteria is voldaan. Criteria waarop getoetst wordt zijn de hoeveelheid verzadigd vet, transvet, toegevoegde suikers en zout die het product bevat. Deze criteria zijn afgestemd op de criteria van het Voedingscentrum. De criteria zijn uiteraard niet voor elk product gelijk. In fruit zit bijvoorbeeld veel minder vet dan
BGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 67
in margarine. Daarom zijn er productgroepen ingedeeld zodat de gezonde keuze in elke categorie te maken is. Een valkuil is dat producten met het keurmerk niet per definitie gezond zijn. Het logo is ook op ‘ongezonde’ producten, zoals fritessaus en pizza, terug te vinden. Hierdoor kan het logo de indruk wekken dat het product zelf gezond is. Een andere valkuil is dat producenten het logo alleen tegen betaling op hun product mogen plaatsen. Veel goedkopere producten hebben hierdoor het logo niet, terwijl een A-merk product uit dezelfde categorie het logo wel heeft, zelfs als het goedkopere product gezonder is.2223-24
26.2
Afsluiting De afsluiting volgt na de laatste dia. Hier wordt er gelegenheid gegeven om vragen te stellen. De gewichtsconsulent geeft de ruimte en mogelijkheid aan de deelnemers om vragen te stellen. Als alle vragen zijn beantwoord bedankt de gewichtsconsulent de deelnemers voor hun aandacht en tijd en wijst hij hen erop dat men met vragen altijd contact op kan nemen. De gewichtsconsulent geeft contactgegevens door.
BGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 68
27. Literatuurlijst Overzicht van de geraadpleegde bronnen: 1. http://nl.wikipedia.org/wiki/Queteletindex 2. http://www.voedingscentrum.nl/nl/bmi-meter.aspx 3. http://educatie-en-school.infonu.nl/methodiek/41551-de-gvo-cyclus-en-het-asemodel.html 4. http://www.voedingscentrum.nl/nl/schijf-van-vijf/schijf.aspx 5. http://www.voedingscentrum.nl/nl/schijf-van-vijf/eet-niet-teveel-en-beweeg/wat-kanik-tussendoor-eten-.aspx 6. http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/ziekten/27471-obesitas-oorzaken-enbehandelingen.html 7. http://vorige.nrc.nl/binnenland/article2420858.ece/Overgewicht_kinderen_blijft_stijge n 8. http://www.corusstaalmjv.nl/print/veiligheid-gezondheid-en-goedwerkgeverschap/preventief-gezondheidsbeleid/ gezond-eten-in-ploegendienst.html 9. “Samenvatting dossier ploegendienst” http://www.arbokennisnet.nl/images/dynamic/Samenvatting/Werk_rusttijden/S_Ploeg endienst.pdf 10. “Dossier Werk- en rusttijden” http://www.arbokennisnet.nl/images/dynamic/Dossiers/Werk_rusttijden/D_Werk_en_rusttijden.pdf 11. http://www.arboportaal.nl/vragen/wat-zijn-de-risicos-vanploegendienst.html?/onderwerpen/arbowet--en--regelgeving/arbeidstijden 12. http://cbs.nisb.nl/30minuten/page/381/Beweegnorm 13. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/eieren.aspx 14. http://www.voedingscentrum.nl/nl/nieuws/transvet-in-nederland-geen-acuutprobleem.aspx 15. http://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/dranken.aspx 16. http://www.zorgbelang.nl/Web_HvdZ/Internet/Miscellaneous/Downloads.nsf/0/a7477 d01e608d9ecc12572ab0036533b/$FILE/19.%20Niet%20verkeerd%20vette%20vis,eit je%20en%20een%20wijntje.pdf 17. http://webshop.voedingscentrum.nl/webshop/showfile.aspx?pdf=110.pdf&filetype=fil ePath 18. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voeding/vraag-en-antwoord/wat-moet-erop-het-etiket-van-levensmiddelen-staan.html 19. http://www.vwa.nl/onderwerpen/werkwijze-food/dossier/samenstelling-enetikettering/wat-betekent-etikettering-voor-producenten-van-levensmiddelen
BGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 69
20. 21. 22. 23. 24.
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voeding/vraag-en-antwoord/wat-moet-erop-het-etiket-van-levensmiddelen-staan.html Voedingscentrum Etiketwijzer. http://www.voedingscentrum.nl/nl/nieuws/e-n-voedselkeuzelogo.aspx http://www.ikkiesbewust.nl/hoe_werkt_het http://www.levensmiddelenkrant.nl/4610/voedselkeuzelogo-ah-en-ik-kies-bewustgelanceerd
BGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 70
Bijlagen Handboek Bedrijfsworkshops
BGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 71
Bijlage A: Voorbeeldfactuur Gewichtsconsulent Nota de Rekening Factuurstraat 21 3142 NH Amsterdam 020-1234567
[email protected] -- www.notaderekening.nl ABNAMRO Amsterdam 1234.56.789 Btw: NL012345678.B01 KvK: 12345678 BGN nr. 310 Factuurnummer: 12345 Factuurdatum: 20-02-2010 Factuur voor: Bedrijf ABC Overgewichtstraat 230 3245 BG Amsterdam Betreft: Workshop “Ploegendiensten” op 01-01-2011 Omschrijving
factuurbedrag
Tarief workshop “Ploegendiensten”
€ 275.-
Totaal excl. btw Btw 19% Te betalen
€ 275, € 52,25 € 327,25
Gelieve het factuurbedrag binnen 14 dagen overmaken op rekeningnr. 1234.56.789 t.n.v. “Mevr. Nota de rekening” o.v.v. factuurnummer/datum
BGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 72
Wat moet er op de rekening terug te vinden zijn: Algemeen NAW gegevens gewichtconsulent
/
Rekeningnummer en tenaamstelling Totaal factuurbedrag Factuurdatum Factuurnummer (maximaal 12 posities)
Per declaratieregel Omschrijving van de werkzaamheden NAW gegevens bedrijf (opdrachtgever)
BGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 73
Bijlage B: Voor- en nadelen sport en bewegen VOORDELEN Sociale contacten - Nieuwe mensen leren kennen - Met vrienden of familie samen kunnen bewegen - Napraten na sport- of beweegactiviteiten
Tijd
Plezier
- Graag sporten - De activiteiten plezierig vinden
Competitie
- Deel uitmaken van een Inspanning ploeg - U met anderen meten - De beste zijn - U fitter voelen Gezondheid - Gunstig effect op hart en longen - Ziekten vermijden
Gezondheid
Uiterlijk
- Er goed uitzien - Gewicht verliezen - Een mooi figuur hebben
Psychische voordelen
- U minder futloos voelen en beter kunnen concentreren - Grotere zelfwaardering hebben
BGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
Prijs
NADELEN - Andere dingen die u moet opgeven
- Contributie - Kosten voor uitrusting, kleding, persoonlijke uitgaven - Zweterig - Vermoeid of oververmoeid
- Kans op blessures - Oververmoeidheid of overbelasting van de spieren
V - 74
Bijlage C: (Rand)Voorwaarden sport en bewegen3 VOORWAARDEN FIETSEN/WANDELEN ZWEMMEN Kan op elk moment van de dag plaatsvinden
X
Kan plaatsvinden op weg van thuis naar werk
X
Openingsuren het zwembad
Kan in elk weertype
X
Kan in elk seizoen
X
SKIEN van
X
Alleen in de winter
Verstoort mijn dagorde niet
X
Vraagt geen verre verplaatsingen met parkeerproblemen
X
X (als zwembad in de buurt)
Op reis naar skioord
Kan in mijn buurt of wijk
X
Zwemkleding
Skiuitrusting
Vraagt geen speciale kleding of sportuitrusting
X
Niet te tijdrovend
X
Verplaatsing + omkleden
Kostprijs ligt binnen mijn budget
X
X
De activiteit vraagt geen al te zware inspanningen
X
X
Skiën is duur X
Overgang tot verandering Het verband tussen bewegen, voeding en activiteiten is belangrijk voor mensen die tot de actie willen overgaan. Vrijblijvend deelnemen aan een activiteit of daadwerkelijk naar een club stappen om in te schrijven, kunnen het duwtje in de rug zijn voor een fitte en gezonde toeBGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 75
komst. In de grafiek die op de dia te zien is zijn een aantal punten benoemd die van belang zijn om tot verandering over te gaan: 1.
Attitudes Kennis over gezonde voeding, bewegen, gewichtsverlies en zich fit voelen, heeft invloed op het al dan niet gaan bewegen, het doel dat men wil bereiken. Wie een tijdje beweegt, gaat zich beter voelen en zal ook meer gemotiveerd zijn om te blijven bewegen.
2.
Sociale invloeden Om bewegen op lange termijn in de dagelijkse bezigheden een plaats te geven, is het van belang om sociale steun te zoeken. Men kan zich inschrijven bij een club of aan teamsport doen. Vrienden met gelijke interesse in activiteiten kunnen dan met raad en daad bijstaan, maar men kan ook samen gaan bewegen. Ook werkt het maken van afspraken met anderen als een stok achter de deur.
3.
Eigen effectiviteit Bewegen heeft niet alleen positieve gevolgen voor het lichaam (zoals een goed figuur hebben, overtollig gewicht verliezen, goed voor hart en longen), men krijgt ook een betere, algemene conditie. Daarnaast speelt ook het psychologisch belang: men wordt vaardiger en handiger, krijgt meer zelfvertrouwen en zelfcontrole, men kan zich beter en langer concentreren.
4.
Intentie De intentie om meer te gaan bewegen en gezond te gaan eten, komt meestal voort uit de wens om de conditie en algemene gezondheid te verbeteren. Om dit te kunnen bereiken is het ook nodig om hiermee aan de slag te gaan. De intentie kan goed zijn, maar men moet wel de stap zetten om ook daadwerkelijk te gaan bewegen en gezond te eten.
5.
Barrières Er kunnen verschillende barrières zijn, die in de weg staan om de verandering door te zetten. De hiervoor besproken voor- en nadelen en voorwaarden moeten hiervoor afgewogen worden. Zo kan men barrières uit de weg gaan.
6.
Gedrag Om daadwerkelijk de verandering door te kunnen zetten en gezonder te gaan eten en meer te gaan bewegen, moet men zelf gemotiveerd zijn om te veranderen. Men moet de discipline hebben om vol te houden en er een gewoonte van te maken.
7.
Vaardigheden Door veel te oefenen en regelmatig te bewegen, wordt men er ook steeds vaardiger en beter in. Wellicht wordt de volgende badmintonwedstrijd gewonnen of verbetert men het eigen record bij een bepaalde loopafstand.
BGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 76
Bijlage D: Analyse Bedrijfskantine Welke producten zijn aanwezig in uw bedrijfskantine? Fruit
ja
nee
Fruitsappen & smoothies
ja
nee
Melk en yoghurtproducten
ja
nee
Volkorenkoeken, mueslikoeken of andere koeken
ja
nee
Water
ja
nee
Zoete koeken (glacé) en gebak
ja
nee
Chips en zoutjes
ja
nee
Frisdrank
ja
nee
Belegde broodjes
ja
nee
Bruin brood
ja
nee
Wit Brood
ja
nee
Zoet broodbeleg (hagelslag, chocopasta)
ja
nee
Hartig brood beleg (kaas, vleeswaren)
ja
nee
Mager brood beleg (jam, appelstroop, kipfilet, sandwichspread)
ja
nee
Belegde broodjes met groenten
ja
nee
Saucijzenbroodjes / worstenbroodjes
ja
nee
Snacks zoals kroket / frikadel
ja
nee
Soep
ja
nee
Rauwkost / salades
ja
nee
BGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 77
Bijlage E: Motivatietest JA
NEE
Ik heb me voorgenomen om op mijn voeding te gaan letten, vandaag is een collega jarig en ze trakteert op bonbons. Ik denk: “Ach, ik begin morgen wel!” Ik ben laat thuis van mijn werk en heb een drukke dag achter de rug, geen zin meer om te koken… Ik bestel of haal wel even wat! Ik ben op mijn werk en heb me voorgenomen om vaker de trap te nemen. Ik zie mijn collega’s net in de lift stappen en ik ga er automatisch gezellig bij staan. In de pauze gaan we met een paar collega’s naar de kantine, iedereen is vandaag in voor een vette hap. Ik doe gezellig mee. Ik wil boodschappen doen, omdat het een klein stukje is, wil ik de fiets pakken. Ik zie echter net dat het regent. Ik ga niet wachten hoor, dus pak ik de auto maar. Ik heb met een vriend(in) afgesproken om vanavond te gaan sporten. Hij/zij belt af vanwege migraine. Grote kans dat ik ook niet veel zin meer hebt en dus blijf ik lekker thuis. Ik heb besloten om vandaag eens lekker gezond te koken. De kinderen komen thuis en zeggen dat ze heel veel zin hebben in friet. Ze hebben een goed rapport gekregen, dus vinden ze zelf dat ze dat wel verdiend hebben. Ik wil ze eigenlijk wel belonen en zet de frietpan aan. Ik loop over het station en zie veel mensen met lekker eten. Door al die mensen en de heerlijke geur krijg ik eigenlijk ook wel zin in iets lekkers. Aangezien het toch nog 15 minuten duurt voor de trein er is, besluit ik even langs de snackkiosk te gaan. Ik ben op verjaardagsvisite en neem, net als iedereen, een lekker stukje taart. Het wordt later en er is al veel visite naar huis. De jarige vraagt of er iemand nog een stukje lust. Er is nog zoveel over! Een aantal mensen stemt toe en ik volg ze maar…
BGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 78
Bijlage F: Vezeltest Vul per groep in hoeveel en wat u gisteren hebt gegeten. Vermenigvuldig dit met de getallen die er naast staan, en tel dan alles samen op. Deze uitkomst vertelt u meer over uw vezelinname. 1. Brood en ontbijtgranen: (ontbijt, broodmaaltijd en tussendoor) Gisteren at ik… Aantal (grote) sneden donkerbruin brood / volkorenbrood / meergranenbrood / roggebrood (grote) sneden witbrood / rozijnenbrood / suikerbrood of pistolet(s) volkorenbeschuit of -cracker kommetje(s) vezelrijke ontbijtgranen kommetje(s) muesli kommetje(s) cruesli of krokante muesli kommetje(s) cornflakes
x5 x1 x 0,5 x 11 x4 x3 x1 Subtotaal
2. Aardappelen en aardappelvervangers (warme maaltijden) Gisteren at ik… Aantal portie(s) gekookte aardappelen1 bord(en) gekookte volkorendeegwaar (pasta) of zilvervliesrijst2 klein(e) bakje(s) of 1/3 bord patat frites bord(en) gekookte witte deegwaren of rijst2
x6 x5 x4 x3 Subtotaal
1 één portie is circa 210 gram (100 gram is = 1 grote of 2 kleine aardappelen, gekookt) 2 één portie is circa 180 gram
3. Vezelrijke vervangers voor vlees Gisteren at ik… Aantal portie(s) quorn, tahoe of tempé1 grote groentelepel(s) peulvruchten (witte bonen, linzen)2 handje(s) noten
x5 x3 x 0,1 Subtotaal
1 één portie is circa 100 gram 2 1 lepel is circa 50 gram
4. Groenten BGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 79
Gisteren at of dronk ik… Aantal klein(e) bordje(s) rauwkost1 grote groentelepel(s) gekookte groenten2 glas/glazen groentesap
x1 x1 x2 Subtotaal
1 één portie is circa 50 gram 2 één lepel is circa 50 gram
5. Fruit Gisteren at of dronk ik… Aantal dessertschaaltje(s) bessen (frambozen, bramen, rode bessen) stuk(ken) vers fruit (appel, peer, sinaasappel, banaan) handje(s) gedroogd fruit (dadels, abrikozen, rozijnen) glas/glazen pure vruchtensap
x6 x3 x2 x1
Subtotaal
6. Tussendoor Gisteren at ik… Aantal stuk(ken) fruittaart muesli-, haver- of granenkoek(en) sneetje(s) ontbijtkoek volkorenkoekje(s) rijstwafel(s)
x6 x2 x1 x 0,5 x 0,5 Subtotaal
Totalen Groep 1. brood en ontbijtgranen 2. aardappelen en aardappelvervangers 3. vezelrijke vervangers voor vlees 4. groenten 5. fruit 6. tussendoor
Uitkomst
Totaal
BGN Handboek Leefstijlworkshops, versie 2.0, 31-01-2013
V - 80