Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
Deel 1: Kantoorconcepten
1 Inleiding 2 Geschiedenis van de kantooromgeving 3 Oorzaken van de verandering 3.1 Bedrijfseconomische ontwikkelingen Ontwikkelingen die een belangrijke rol spelen in de organisatie van het kantoorgebeuren.
3.1.1 Oppervlakte van een werkplek p12 Volgens ISO- of DIN-norm aantal m² onderverdelen. Bruto vloeroppervlakte = netto vloeroppervlakte + constructieoppervlakte Netto vloeroppervlakte = nuttige- + installatie- + circulatieoppervlakte Bruto vloeroppervlakte (BVO) Netto vloeroppervlakte (NVO) Constructieoppervlakte Nuttige oppervlakte
Installatie oppervlakte Circulatie oppervlakte
Som grondvlakken van verschillende verdiepingen. Berekening met buitenmaten. Tussen de verschillende muren en constructie-elementen. Ingenomen door elementen van de structuur van het gebouw. (verticale schachten en muren) Doel /gebruik van het gebouw. (ruimte binnen kantoren inclusief ingebouwde kasten, meubilair, bewegingsruimte, verplaatsbare wanden, wc’s) Om gebouw op zich te laten functioneren .(technische lokalen) Verkeersruimten (gangen, trappen,… NIET ruimte tussen bureaus en liften)
Optimale m² volgens Algemeen Reglement voor ArbeidsBescherming (ARAB): wetgeving in verband met veiligheid. Nu vervangen door CODEX.
3.1.2 Bezettingsgraad van een werkplek p14 Bezettingsgraad opmeten volgens MMO: 14 dagen op willekeurige tijdstippen (6 à 8 u/dag) controleren op aanwezigheid in kantoor. Van de effectief te benutten werkdagen zijn we 20% van de tijd niet beschikbaar. Een groot deel van de beschikbare oppervlakte wordt niet gebruikt.
Jolien De Veirman
1/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
Hoge bezettingsgraad: receptie, secretariaat, ondersteunende afdelingen, productieafdelingen en administraties. Lage bezettingsgraad: managers, adviseur en onderwijsmensen.
3.1.3 Kosten van een werkplek p15 Gemiddeld € 15/m², grootste kost naar schoonmaak, energie en technisch onderhoud. Huisvestingsgebonden kosten: huur, afschrijving, onderhoud, schoonmaak en energie. Per m². Werkplekgebonden kosten: ICT,, receptie, catering. Per werkplek. Kwaliteit werkplek: Geen minimalisatie van kosten maar kijken naar toegevoegde waarde die facilitaire organisaties hebben.
3.1.4 Efficiënte en effectiviteit van een werkplek p 16 Efficiëntie: iets op een goede manier doen Efficiëntie verhogen: exploitatiekost verlagen Effectiviteit: het goede doen Effectiviteit verhogen: ruimte op zo’n manier gebruiken dat ze de kwaliteit van het werk verbetert. Ze biedt een meerwaarde aan het bedrijfsproces.
3.2 Technische ontwikkelingen Revolutie in - dagelijkse manier van werken en leven (snelheid, mobiliteit, flexibiliteit) - functioneren van bedrijfsprocessen (organisatiestructuur, manier van werken)
3.3 Maatschappelijke ontwikkelingen -
bereikbaarheid streven naar evenwicht tussen privé en werk
3.4 Vergelijking tussen oude en nieuwe kantoorculturen 3.4.1 Fysieke eigenschappen p 18
Jolien De Veirman
2/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
Traditionele kantooromgeving: -
administratief werk als basis van het kantoorwerk routinematig werk 1 persoon per werkplek werken van 9 tot 5 aan het kantoor was te zien hoe belangrijk een persoon was geschikt voor grote groepen van medewerkers groepswerk werd niet gestimuleerd, elk individuele opdracht volgorde zoals in een productielijn
Nieuwe kantoor: -
aandacht voor economische belang van beter gebruik van tijd minder fysieke grenzen (moderne organisatie vereist meer overleg tussen afdelingen en specialisten om complexere problemen sneller te kunnen oplossen) minder belang aan hiërarchie, werkelijke bijdrage belangrijker spelen in op steeds kleiner wordende business units die ontstaan als gevolg van uitbesteding van al wat niet tot de core-business behoort simulatie van teamwerk door inrichten van projectruimtes en vergaderzalen groot vertrouwen en gebruik van informatietechnologie
afhankelijk van kracht, aanwezigheid en integratie van de informatietechnologie zie ook bijlage 15
4 Kantoorconcepten 4.1 Interactie en autonomie Interactie: persoonlijk contact nodig of wenselijk om kantoortaken uit te voeren Interactie stijgt druk om ruimten te voorzien om dit te ondersteunen stijgt Autonomie of zelfstandigheid: controle en verantwoordelijkheid over inhoud, manier, plaats en middelen voor uitvoering van zijn werk Autonomie stijgt meer inspraak over aard en kwaliteit van werkomgeving
Jolien De Veirman
3/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
4.2 Soorten kantoorwerk Soort werk
Vergelijking
Interactie
Autonomie
laag
boekhouder, advocaat
hoog
* eenvoudige opstelling in open ruimte * eigen werkpost
Ontwerp-, media- en reclamewereld (Nieuwsdienst)
groepswerk kennis doorgeven
Voorbeeld
* delen met meerdere gebruikers * bruikbaar voor vertrouwelijke gesprekken * drukken status en hiërarchie uit (grootte, bemeubeling)
geconcentreerd cel
Eigenschappen
hol
hoog
laag
club
hoog
hoog
bijenkorf
laag
laag
Benaming
Aantal werkplekken
Akoestische en visuele privacy
Klimaatregeling
1 tot 3
hoog
mogelijk
4 tot 12
hoog
laag
individueel
* lage bezettingsgraad * delen met meerdere gebruikers * onpersoonlijk karakter * interactie met medewerkers * sociale controle is groot
Concultancy- en IT-bedrijven
IBM kantoor in New York
Lay-out (zie 4.3.2) Soort werk geconcentreerd groepswerk kennis doorgeven individueel
Jolien De Veirman
kamerkantoor groeps- of teamkantoor groeps- of teamkantoor kantoortuin en kantoorlandschap combikantoor
5 tot 12
hoog laag laag 12 tot hoger bij kantoorlandschap laag 100 hoog mogelijk gelegen rondom open ruimte vr groepswerk of doorgeven van kennis
Ruimtelijke flexibiliteit
Ruimte per werkplek
hoog
klein
hoog
klein
hoog hoog
klein kan efficiënter
4/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
Activity related workplaces: omgeving gebaseerd op de activiteit
4.3 Soorten kantoorwerkplekken Bevat veel activiteiten, heeft te maken met verwerken van informatie. Karakteristieken: - plaats - lay-out en relatie - gebruik
4.3.1 Plaats van de kantoorwerkplek p24 = de ligging van de werkplek ten opzichte van andere werkplekken 1. Basiskantoor -
permanente werkplek drukt imago van bedrijf uit zou zeer toegankelijk moeten zijn
2. Telewerkplek -
werkplek op afstand van het basiskantoor informatietechnologie nodig interactie is beperkt verschillende vormen:
2.1 Satellietkantoor -
eigendom van de organisatie informatietechnologie voor contact met basiskantoor FM’er zorgt voor toewijzing van de werkplekken
2.2 Business center -
verhuren mensen van verschillende organisaties komen hier werken nabijheid van potentiële gebruikers (luchthaven)
Jolien De Veirman
5/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
2.3 Gastwerkplek -
werkplek in het kantoor van de klant eenvoudiger communicatie met de werknemers van de klant eenvoudiger gebruik informatiebronnen van de klant huisvesting op permanente basis consultants, belastinginspecteurs, verkopers,…
2.4 Thuiswerkplek -
werkplek in een woning van een medewerker geen gezamenlijke faciliteiten zeer autonoom discussie over nodige accommodatie en verzekering arbeidsongevallen
2.5 Instant werkplek of toevallige werkplek -
werkplek die oorspronkelijk niet bedoeld was om te werken geen gezamenlijke faciliteiten onafhankelijk van plaats en tijd in hotellobby’s, hotelkamers, vliegtuigen, restaurants,..
4.3.2 Lay-out van de kantoorwerkplek p26 Enkel van toepassing op werkplekken die zich in een kantoorgebouw bevinden. Heeft betrekking op de ruimtelijke eigenschappen van de werkplekken. Omslotenheid is belangrijk: - wijze waarop mensen samenwerken - klimaatbeheersing - ruimtelijke flexibiliteit - efficiënte ruimtegebruik (zie samenvatting “Kantoorconcepten”)
4.3.3 Gebruik van het kantoor p29 Heeft betrekking op de manier waarop werkplekken gebruik worden. 1. Persoonlijke werkplek: -
1 persoon traditionele manier van verdelen drukt status uit territorium met archief en informatietechnologie persoonlijke inrichting medewerkers weten elkaar gemakkelijk te vinden
Jolien De Veirman
6/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
2. Gedeelde werkplek -
2 of meerdere personen op verschillende tijdstippen van dezelfde werkplek gebruik maken territorium geen persoonlijke inrichting opberging in kasten nabij werkplek regels: o gebruik op voorhand afspreken (werkplanning) o persoonlijke spullen dienen verwijderd te worden als men stopt met werken (clean desk)
3. Niet-territoriale werkplek -
geen vaste groep personen werkplekken worden door iedereen gebruikt geen territorium opberging in verrijdbare ladenblokken toewijzing werkplek: o via reservering o wie eerst komt, is eerst bediend
Gedeelde en niet-territoriale werkplek reduceren de kosten wanneer het aantal werkplekken kleiner is dan het aantal werknemers. Door kostenbesparing kan men de werkplekken bvb beter uitrusten.
4.4 Sociale aspecten bij nieuwe kantoorconcepten 4.4.1 Mens en werkplek p30 Werknemers kennen allerlei emotionele betekenissen toe aan hun fysieke werkomgeving. De ontwerper of adviseur moet dus rekening houden met menselijke eigenschappen en behoeften. De interactie tussen mens en omgeving wordt sterk bepaald door 3 behoeften: 1) Fysiologische behoeften: -
fysieke behaaglijkheid en lichamelijk welzijn. aantrekkelijk binnenklimaat, veilige en gezonde omgeving, afgestemd interieur,… indien hier niet aan voldaan: kan leiden tot onvrede en grijs ziekteverzuim
(wit ziekteverzuim: echt ziek, zwart: bedrog, grijs: komt door het niet goed voelen in bedrijf) 2) Sociale behoeften: -
interactie met anderen, maar men wil zich ook soms kunnen terugtrekken (privacy)
Jolien De Veirman
7/19
Samenvatting Kantoorbeheer
-
Academiejaar 2006-2007
ruimte voor communicatie en sociaal contact, maar ook voor afzondering
3) Psychologische behoeften: -
erkenning, waardering en respect schoonheid, identiteit, zelfontplooiing profileren in eigen kantoor
4.4.2 Privacy p31 = de mate waarin mensen in staat zijn hun interactie met anderen te controleren (zelfbeschikking en keuzevrijheid in het aangaan of vermijden van contact) Te veel privacy: Te weinig privacy:
sociaal isolement ergernis, onbehagen, overbelasting en drukte
Visuele privacy: keuzevrijheid in zicht Akoestische of auditieve privacy: horen en gehoord worden (groot minpunt) Onderzoek: In open kantoren verbetert communicatie want kans op interactie is groter. Maar privacy neemt af! Oplossing: Sociale en ruimtelijke maatregelen: vragen om stiller te praten, non-verbale communicatie Ruimtelijke maatregelen: wanden in glas van verschillende hoogtes Gevolg: Ontwerper moet een balans vinden tussen de behoefte aan openheid en behoefte aan privacy. Hangt af van soort werk: bij complex denkwerk is privacy noodzakelijk
4.4.3 Territorium p32 = een bepaald gebied of plaats tot persoonlijke eigendom maken en het afschermen tegenover anderen. (sterk verbonden met privacy)
Jolien De Veirman
8/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
5 Rol van het facility management in een kantoorcomplex 5.1 Ontwerp en bouw van het complex Aandachtspunten gericht aan architect: Onthaal, ruimte voor leveringen, EHBO-lokaal, vergaderzalen, parking, verhuisramen, dienstlift, lokaaltje voor schoonmaakmateriaal, buitenzonwering, archieflokalen,...
5.2 Exploitatie van het complex Taken weggelegd voor FM met oog op uitbesteding: Onthaal, bewaking, technisch onderhoud, schoonmaak, onderhoud, afvalverwerking, catering, helpdesk, vergaderzalen, kabelmanagement, EHBO-post, archiefbeheer, aankoopdienst,…
5.3 Aanbieden van “social facilities” Vormen voor medewerkers een bijkomend voordeel of gemak: Bedrijfsrestaurant, kranten- en boekenwinkel, fitness, pendeldienst, carwash, verhuur wagens, kinderopvang, reisagentschap, bank, droogkuis en wasserij, kapper, bloemenwinkel,…
6 Aanpak van kantoorinnovatie 6.1 Ontwikkelen van een passend kantoorconcept 6.1.1 Opstellen van een gebruikersprofiel p33 Gebruikersprofiel: ontwikkelt een duidelijk beeld van de organisatie. a) lange- en middellange termijnstrategie -
hoe dynamischer de warmt waarin de organisatie werkt, hoe moeilijker het is een strategie op lange termijn te bepalen bepalen hoe situatie vroeger was en wat men nu verwacht veranderingstendens
Jolien De Veirman
9/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
b) huidige structuur en cultuur beeld krijgen van: - formele verhoudingen tussen de medewerkers (organigram) - functies (hoeveel van elk) die zij uitoefenen (functiegroepen vormen bvb. docenten) c) huidige manier van kantoor- en werkplekgebruik -
observatie: objectief beeld van de huidige manier van kantoor- en werkplekgebruik techniek: multimomentopname (MMO) o minstens 2 weken ieder uur dezelfde route langs bepaalde werkplekken volgen o bezet? Welke activiteit op die werkplek? o beeld vormen van bezetting en activiteiten d) tevredenheid met werkplek en werkomgeving
-
storende aspecten hebben nadelige invloed op productiviteit nulmeting bij opstart van project dient als referentie voor latere evaluatie nulmeting geeft inzicht in de huidige situatie en in mogelijkheden om deze te verbeteren
Tevredenheid opmeten met een vragenlijst, die bestaat uit 3 delen: -
-
algemene vragen: vormt een idee van het type medewerker, afdeling en huisvesting gedetailleerde vragen: kwaliteit, efficiëntie, effectiviteit van de werkzaamheden (ruimtegebruik, communicatie en bereikbaarheid, privacy en concentratie, archivering en opslag, binnenklimaat, meubilair en ergonomie,…) open vragen: inzicht in de ervaren effectiviteit van de medewerkers
Maar! Opmerkingen: -
-
geen correcte beoordeling: geen verplichting, neiging om middenscore aan te duiden vragen zijn van de situatie afhankelijk (controle op toepasbaarheid is noodzakelijk) er wordt niet nagegaan welk belang de medewerkers hechten aan verschillende elementen (vb. voor een secretaresse is meubilair belangrijker dan voor de directeur want ze is 80% van de tijd aanwezig) er worden weinig of geen vragen gesteld omtrent IT-voorzieningen
Nadien: resultaten met nodige commentaar terugkoppelen naar de deelgenomen werknemers.
Jolien De Veirman
10/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
6.1.2 Opstellen generieke ruimtetypen en ruimtebudgetten p36 -
aan welke verschillende ruimten hebben medewerkers in een bepaalde functiegroep behoefte aantal verschillende types (cijfers halen uit gebruikersprofiel): gemiddelde bezetting, veiligheidsmarge, aantal m² ruimtebudget
Vb. groep mensen werkt constant aan projecten op eigen kantoor behoefte aan projectruimte, maar ook aan terugtrekking voor geconcentreerd denkwerk. behoefte aan groepskantoor en kamerkantoor
6.1.3 Ontwerpen van een kantoorconcept p37 Het kantoorconcept wordt opgebouwd uit clusters van generieke ruimtetypen. Elk van deze ruimtetypen biedt een optimale werkplek voor één of meer van de in het gebruikersonderzoek bepaalde activiteiten. Vb. diepte: verschillende dieptezones geschikt voor bepaalde functies en dus voor generieke ruimtetypen Het kantoorconcept is een ruimtelijk systeem dat een bepaalde gebruikswijze veronderstelt. Ergonomische principes dienen in rekening gebracht te worden (zie “bouwen en wonen”). Als het ontwerp klaar is, kan dit gepresenteerd worden aan en besproken worden met de gebruikers. Indien de gebruikers vroeg in het stadium van het project worden betrokken. vergemakkelijkt de implementatie en de acceptatie van het nieuwe kantoorconcept.
6.2 Implementatie en acceptatie van een nieuw kantoorconcept Begint eigenlijk al tijdens het ontwikkelen van het concept geslaagd indien het concept aansluit op verwachtingen en behoeften van de gebruikers Bij de implementatie van een nieuw kantoorsysteem worden volgende stappen genomen: -
pilootproject implementatie in de volledige organisatie evaluatie en onderhoud van het nieuwe concept
Jolien De Veirman
11/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
6.2.1 Pilootproject opzetten p39 -
organisatie tot 200 medewerkers maar soms ook grotere ondersteuning bij het stapsgewijs invoeren van het concept in de gehele organisatie toont aan dat een modern kantoorconcept voordelen biedt voor organisatie en gebruiker stuurgroep vormen: o leider: gemotiveerd persoon (FM’er) die zaken overbrengt o vertegenwoordigde disciplines: FM, vastgoed, HR, IT-technologie o doel: geïntegreerde visie op werkomgeving en de manier waarop deze kan bijdragen tot het bereiken van de organisatorische doelstellingen
6.2.2 Implementatie in de volledige organisatie p40 Succesvol pilootproject is belangrijk voor verdere implementatie maar geen garantie voor succes. Gebruikers van het nieuwe concept uit de pilootgroep zijn belangrijke ambassadeurs voor het totale project. Men is sneller geneigd een collega te geloven. Pilootproject: overzichtelijke aangelegenheid, aanpak staat vast, concept is los Implementatie in een groot kantoor: grote operatie, een goede voorbereiding is noodzakelijk Belangrijk om na het succesvol pilootproject de 1e stappen uit de ontwikkelingsfase uit te werken zodat er een optimale werkoplossing uitgewerkt wordt.
6.2.3 Evaluatie van het concept p41 -
-
Na implementatie van een nieuw kantoorconcept moet men rekening houden met een periode van gewenning. Het meten van de productiviteitsverhoging is niet eenvoudig omdat andere invloeden gedurende de afgelopen 3 tot 6 maand kunnen beïnvloed hebben. Een meting is toch zinvol en nodig. De evaluatie wordt vergeleken met de nulmeting van het gebruikersprofiel. Het hernemen van het onderzoek, net zoals bij het gebruikersprofiel, is noodzakelijk.
6.2.4 Instandhouding van het concept p41 Opvolging door de stuurgroep van het project: -
blijvend onderhouden en optimaliseren van de IT-technologie onderhoud van kantoorapparatuur regels en procedures in de nieuwe omgeving andere regels bvb. in verband met veiligheid bij thuiswerkers
Blijvende afstemming tussen de verschillende disciplines die invloed hebben op de organisatie en de huisvesting!
Jolien De Veirman
12/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
Deel 3: Kantooromgeving
11 Klachten in kantoren Onderzoek Nederlandse kantoren (Landbouwuniversiteit Wageningen 1990): 35% ontevreden over binnenklimaat, 20% gezondheidsklachten Sick Building Syndrome Aspecifieke gezondheidsklachten: hoofdpijn, vermoeidheid, irritaties luchtwegen en ogen Oorzaken: - technisch - arbeidsomgeving, arbeidsverhouding, ergonomische en sociale factoren Het leggen van relaties tussen dit type klachten en oorzaken is moeilijk, alsook de relatie tussen gezondheidsklachten en ziekteverzuim (externe factoren hebben invloed op ziekteverzuim). Meest voorkomende klachten: technische oorzaken als luchtkwaliteit en thermisch comfort. Oplossing: In gebouwen waar veel gezondheidsklachten voorkomen een uitgebreid en systematisch onderzoek doen naar de oorzaken.
11.1 Luchtkwaliteit Onvoldoende ventilatie en te hoge temperatuur. Dampen, biologische agentia (schimmelsporen op bvb koudebruggen), Delen van mijten, fysieke agentia (fijn stof en vezels).
11.2 Thermisch comfort In de zomer: hoge interne warmtelast samen met onvoldoende zonnewering, ventilatie en koeling hoge temperaturen In de winter: tochtverschijnselen op niet goed geplaatste, afgestelde of ontworpen inblaasroosters, niet goed regelbare opening van ramen of grote koudevlakken.
11.3 Geluid Hinder door veel mensen in 1 ruimte, lawaaiige apparatuur, installaties en extern geluid
11.4 Licht Oogklachten: te weinig daglicht, te grote helderheidverschillen en een onjuiste beeldschermopstelling.
Jolien De Veirman
13/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
2 Kantoorklimaat Binnenklimaat: combinatie van thermisch binnenklimaat en luchtkwaliteit
12.1 Thermisch binnenklimaat Het geheel aan omgevingsparameters die de thermische sensatie van de mens beïnvloeden (koud, warm, tocht, koudestraling,…). Thermische behaaglijkheid wordt bepaald door fysische factoren:
12.1.1 Luchttemperatuur p48 °C of K
12.1.2 Relatieve vochtigheid p48 (absolute vochtigheid / relatieve vochtigheid )* 100 50% is ideaal AV: hoeveelheid vocht (g/kg lucht) in de lucht RV: maximale hoeveelheid vocht (g/kg lucht) in de lucht met die temperatuur Hoe warmer, hoe meer waterdamp lucht kan bevatten. Waarom voelt het in het Zuiden anders dan in België met dezelfde temperatuur? BE 32°C RV: 70% = AV / 30 g/kg AV = 21 g/kg ZD
32°C RV: 30% = AV / 30 g/kg AV = 9 g/kg
Als men in België zweet, kan het zweet niet verdampen want de AV is al zeer vochtig en kan dus bijna niets meer opnemen. Het lichaam heeft energie nodig om te transpireren, waardoor het lichaam afkoelt.
12.1.3 Stralingstemperatuur p48 Elektromagnetische straling is afhankelijk vd temperatuur vd omliggende voorwerpen. Een negatieve stralingstemperatuur kan men beperken door een radiator voor een raam te plaatsen warmtecirculatie werkt negatieve straling van het raam weg.
12.1.4 Luchtsnelheid p48 Het aanvoelen van een omgeving. Verzadigde lucht wordt vervangen bij het zweten.
Jolien De Veirman
14/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
12.1.5 De uit te voeren activiteiten p48 Afhankelijk van de uit te voeren activiteit, wordt door het lichaam een hoeveelheid energie omgezet in warmte. Uitgedrukt in vermogen (Watt) per m². (zie bijlage 41) + Mollier diagram!
12.2 Luchtkwaliteit Afhankelijk van: - kwaliteit buitenlucht waarmee geventileerd wordt; - hoeveelheid verse luchttoevoer; - hoeveelheid en aard van de aanwezige verontreinigingsbronnen (rokers en kantoorapparatuur) Ventilatievolume: 30 m³/uur per persoon (rokersruimte: 40 m³/uur pp) gebaseerd op de CO² concentratie van de binnenlucht ∆CO: verschil binnen- en buiten zuurstofconcentratie Buiten gemiddelde CO² concentratie: 350-450 ppm ∆CO² 250 ppm: zeer goed ∆CO² 1000 ppm: onaanvaardbaar
13 Akoestische elementen uit de kantooromgeving 13.1 Hinderlijk geluid - luid moeten praten om omgevingsgeluid te overstijgen; - concentratiemoeilijkheden (concentratielijn onderbroken). Schadegrens bij permanente blootsstelling: 80 db(A). In kantoorsituaties bijna nooit schadelijk geluid.
13.2 Akoestische begrippen (bijlage 44 tem 46) Voorwerp trilt : • • • • • • •
luchtdeeltjes bewegen mee ontstaan van “luchtdrukwisselingen” aantal wisselingen per seconde of frequentie (Hz) snelheid van verplaatsten : 340 m/s trommelvlies : sensatie wordt als “geluid” ervaren geluid: tussen 20 en 10.000 hz drukverschil speelt ook een rol
Aangenaam: enkelvoudige trilling (zuivere toon) of samenstelling van harmonieuze frequenties (muzikale toon). Onaangenaam: totaal van trilling bestaat uit willekeurige, onafhankelijke frequenties.
Jolien De Veirman
15/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
Drukverschillen: • • • •
uitgedrukt in Pa/m² gehoorgrens 20 micro Pa pijngrens 200 Pa aangepaste (logaritmische) schaal: dB
Het oor is niet even gevoelig voor alle frequenties maar intensiteit en frequentie spelen een rol lijnen van gelijke luidheid of isofoonlijnen. Filters of gewogen decibelwaarde: • combinatie frequentie en intensiteit in een meettoestel • A filter benadert de 40 foon curve en komt het best overeen met het menselijk oor • bij een dB(A) meting is reeds een correctie toegepast
13.3 Effecten van geluid op de mens Oriënteerreflex en schrikreactie Concentratie en prestatie van de mens wordt door geluid beïnvloed : • verhoging: eenvoudig werk bij aanwezigheid van achtergrondgeluid • verlaging: ingewikkeld werk bij aanwezigheid van (te herkennen) geluid
Soort achtergrondgeluid is van belang (spraak is meestal storend) Beheersbaarheid is belangrijk (bvb. het kunne kiezen van radio aan of uit) Onderzoek bij schoolkinderen : • beste prestaties bij 51 dB(A) • laagst bij 25 en 67 dB(A)
13.4 Richtlijnen en maatregelen Maximumwaarde geluidshinder volgens Belgische norm NBN S 01 (in school: 45-55 db(A) Bestrijding: 1. aan de bron aanpakken 2. voorkom overdracht van geluid (omkasting, afscherming) 3. persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) hier niet echt van toepassing Nagalmtijd: tijd (in s) nodig om het geluidniveau 60 db(A) te laten dalen
Jolien De Veirman
16/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
13.5 Meetmethoden en meetapparatuur RMS: maat voor geluidsenergie A-filter bij metingen in kantoren: - fast: meeste metingen - slow: wisseling van geluidsniveau groter dan 5 db(A) - hold: maximale waarde Equivalent geluidsdrukniveau (Leq) voor industrie: Gebruik voor een gemiddelde over een bepaalde periode Rekenen met dB(A) : • • •
2 gelijke geluidsniveaus optellen komt overeen met een stijging van 3 dB(A) een verschil van 10 dB(A) betekent 10 x sterker of zwakker geluid als geluidsniveau van twee bronnen niet gelijk is: zie tabel
14 Kantoorverlichting 14.1 Eigenschappen van licht Grootheid lichtstroom lichtsterkte verlichtingssterkte
Uitleg Symbool specifieke lichtstroom of efficiëntie ф(phi) lichtintensiteit in een bepaalde I richting Epunt = I / r² E
Eenheid lumen candela
Symbool lm cd
lux
lux
Luminantie = helderheid van een bepaald vlak De lichtstroom op een oppervlak komt als waarneming terug gereflecteerde lichtstroom: cd / m² Kleurtemperatuur = temperatuur Kelvein waarop we een zwart lichaam moeten brengen om dezelfde kleurindruk te hebben als die van de lamp Kleurweergave-index Ra = kwaliteit van de kleurweergave van een lichtbron (max. 100) Reflectie = materialen kaatsen een groot gedeelte van het ontvangen licht terug invalshoek = uitvalshoek hoe meer gepolijst en hoe helderder het oppervlak, hoe meer licht weerkaatst wordt Verblinding = hindering van lichtbronnen (ramen en verlichtingsarmaturen) aanpassing ogen vermoeidheid, hoofdpijn, concentratieverlies
Jolien De Veirman
17/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
14.2 Lampen Zie cursus “Energie en installaties”.
14.3 Verlichtingsarmaturen 14.3.1 Directe algemene verlichting p 58 A) met inbouw of opbouw armaturen met standaard fluorescentielampen Meest toegepast, armaturen voorzien van aluminium reflector en dwarslamellen 15 à 20 m² 4 lampen van 58 W B) met inbouw of opbouw armaturen met T5-fluorescentielampen en een hogerendementsspiegeloptiek Elektrische voorschakelapparatuur en daglichtafhankelijke regeling mogelijk ( besparing!) C) met inbouw of opbouw armaturen met compacte fluorescentielampen Esthetisch hoog, rendement laag
14.3.2 Algemene verlichting met inbouw of opbouw armaturen voor indirecte verlichting via een reflector in de armatuur p 59 aangenaam, bijval bij beeldschermgebruik
14.3.3 Indirecte algemene verlichting met pendelarmaturen voorzien van compacte fluorescentielampen Voordeel: esthetisch hoog, ruimte in het algemeen lichter en ruimer Nadeel: te hoge luminantie van het plafond (beeldschermwerk) minder flexibel bij herinirchting
14.3.4 Beperkte indirecte algemene verlichting met pendel, plaatselijk aangevuld met werkplekarmaturen Energiebesparing: indirecte algemene verlichting beperkt waar nodig, aangevuld met werkplekarmaturen naast of op de werkplek.
Jolien De Veirman
18/19
Samenvatting Kantoorbeheer
Academiejaar 2006-2007
14.4 Richtlijnen en maatregelen Ontoereikende verlichting zintuiglijke en mentale vermoeidheid vermindering van het waarnemingsvermogen verhoogd foutenpercentage en verhoogd ongevallenrisico.
14.5 Meetmethode en meetapparatuur Verlichtingssterkte doet geen rechtstreekse uitspraak over een lamp of een armatuur, maar geeft informatie over de relatie tussen de armatuur en het verlichte oppervlak Verlichtingssterkte van een vlak berekenen: rekenkundig gemiddelde, gelijkmatigheid van de verlichting
14.6 Noodverlichting In ARAB of Codex: voldoende noodverlichting om de ontruiming van personen te verzekeren wanneer de kunstmatige verlichting uitvalt.
Jolien De Veirman
19/19