Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 1
1. Inleiding 1.1. TEKENBENODIGDHEDEN Goed tekenmateriaal hoeft niet altijd duur te zijn, ga daarom bij verschillende winkels je licht opsteken i.v.m. de eigenschappen, de kwaliteiten en de prijs van dit gereedschap. Denk er ook aan dat er niet steeds een grote merknaam moet opstaan om goed materiaal te zijn. Potlood: Type vulpotlood met een stiftdiameter van 0,5 mm, het stiftje een hardheid van HB.
heeft
Gom: Zachte witte gom. Tekenlat: Een doorzichtige lat, zo kan je zien wat er onder je lat zit, dit is doeltreffend bij het meten. Lengte 30 cm. De lat bezit een gave boven- en onderrand en is voorzien van een inktgleuf. Zo voorkom je vlekken bij het tekenen in inkt. Deze lat gebruik je enkel voor technisch tekenen! cirkelsjabloon: Hebben we nog voor het tekenen van cirkels. (symbool schakelaar en lamp) Tekenstiften: We gebruiken de vier hoofdkleuren bij tekenen. Rood-Blauw-Groen-Zwart. Stiften hebben vooraan een vilt en geen roller zoals bij rollerpennen. Tekenstiften met 0,4 en 0,5 zijn goed van dikte. DRAAG ZORG VOOR JE TEKENMATERIAAL, MET GOED ONDERHOUDEN GEREEDSCHAP KAN JE MOOI VERZORGDE TEKENINGEN AFLEVEREN.
Computertekenen. Onze tekeningen gaan we maken met de computer. We gebruiken hiervoor in de tweede graag het programma designcad. Dit programma kopen we aan in september via de leraar voor een bedrag rond de 35 Euro. Als we computertekenen maken we altijd eerst een schets van wat we gaan tekenen. Je tekenmateriaal moet je dus altijd bij je hebben om dit te kunnen tekenen. Geen schets is niet beginnen op de computer.
1
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 2
1.2. DE TITELHOEK De titelhoek geeft ons meer informatie over de tekening. Wie heeft ze getekend, waarover gaat het, op welke schaal is de tekening gemaakt, enz... Voor de elektrotechnische tekeningen gebruiken we de titelhoek die hieronder is afgebeeld. Let wel op dat de titelhoek bij A3 formaat in de rechter benedenhoek staat.
Je naam, klas, datum (dit is de datum van opgave) en de opgave nummer vil je aan met een letterhoogte van 3,5mm. De titel die vermeld staat bij elke opgave vul je aan met een letterhoogte van 5mm.
1.3. DE KADERS Aan elk papierformaat is een hechtrand of perforatiezijde voorzien om het opbergen in een map of plankast te vergemakkelijken. Langs deze zijde is de kaderlijn bij elk formaat 25 mm. Bij de andere zijden blijf je steeds 5 mm van de bladrand af. Een kader trek je met pendikte 0,7 mm.
1.4.Tekeningen met computer. Vanaf het ogenblik dat we met de computer tekenen worden alle net-tekeningen afgeveven met een afdruk via de printer. Dit zal thuis gebeuren. Indien dit niet mogelijk is door panne van de computer of printer maak je op een tekenblad met opschrift elektriciteit je net-tekening met tekenstiften en normschrift. Er moet dan een briefje van de ouders bijzitten waarin zij verklaren dat de printer of computer defect is. Geen brief is automatisch een 0/100 voor deze opgave.
1.5. Te laat afgeven of niet gemaakt? Tekening niet gemaakt? Deze kunnen afgegeven worden tegen de volgende dag voor 8u15 voor de helft van de punten. Daarna worden geen opgavens meer aangenomen en heb je automatisch een 0/100 voor deze opgave. Deze afspraken gelden voor het hele schooljaar!!!
2
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 3
2. Tekenen. 2.1. Normschrift. Tekeningen zijn nooit volledig en duidelijk zonder tekst en benaming van toestellen. Aldus dringt zich de noodzaak van een schrift op. Dit schrift moet gemakkelijk leesbaar zijn, zowel voor de tekenaars als voor de uitvoerder van elektrische installaties. Vandaar gebruikt men een genormaliseerd schrift. De letterhoogte en de pendikte staan in wederzijds verband tot elkaar, het systeem werkt als volgt: De letterhoogte is 10 x groter dan de lijndikte. V.b: lijndikte = 0,35 mm letterhoogte = 0,35 x 10 = 3,5 mm ( dit geldt enkel voor de hoofdletters) De genormaliseerde letterhoogten zijn: 1,8 - 2,5 - 3,5 - 5 - 7 10 - 14 en 20 mm. Indien je lettersjablonen gebruikt, gebruik je de onderlinge afstand op het sjabloon tussen de letters voor het woord dat je wil schrijven. Indien je met de vrije hand schrijft maak je gebruik van hulplijntjes om tussen te schrijven, de letters schrijf je dan onder een hoek van 75°. Tips -Pas steeds uw letterhoogte aan, aan de plaats en ruimte die je ter beschikking hebt. -Zorg dat je tekst niet te zwaar is, in je titels gebruik je best enkel een hoofdletter voor de eerste letter van een woord. -Aanbevolen letterhoogten: -5 mm voor titels van tekeningen; -3,5 mm voor benamingen van toestellen of ondertitels op je tekening; -2,5 mm voor klem- en draadnummers.
Opgave 1: Normschrift.
3
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 4
2.2. Schaalbepaling 2.3. Perspectief tekenen Om een zo juist mogelijke voorstelling te hebben van een getekend element, tekenen we dit element in perspectief. In deze tekenmethode worden altijd 3 dimensies voorgesteld in hun normale vorm. Men tracht met deze tekenmethode zoveel mogelijk de realiteit voor het oog van de mens te benaderen. Er zijn verschillende soorten perspectief.
2.3.1. Cavalier perspectief: Lengte verhoudingen: A : B : C = 1 : 1 : 0,5 Hoek α= 45°
2.3.2. Isometrisch perspectief: Lengte verhoudingen: A : B : C = 1 : 1 : 1 Hoek α = 30° Hoek Β = 30°
2.3.2. Dimetrisch perspectief: Lengte verhoudingen: A : B : C = 1 : 1 : 0,5 Hoek α = 7° Hoek Β = 42°
4
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 5
2.4.Europese projectiemethode Een werktekening voor het vervaardigen van een voorwerp bestaat altijd uit verschillende aanzichten van dat voorwerp. Uit het voorgaande weet je dat een aanzicht datgene is wat een waarnemer van een voorwerp ziet. Je kan ook zeggen dat het de voorstelling is die je krijgt door de loodrechte projectie van het voorwerp op een vlak. De verschillende aanzichten worden in de verbeelding geprojecteerd op vlakken die loodrecht staan op elkaar.
We hebben gezien dat de aanzichten voorgesteld worden in één vlak. We kunnen ons voorstellen dat de projectievlakken opgevouwen worden tot één vlak, het verticale projectievlak, waarop het vooraanzicht geprojecteerd is. De projectie van het linkerzijaanzicht wordt naar gevouwen, de projectie van het bovenaanzicht naar onder. De aanzichten staan loodrecht op elkaar. Elk punt van een balk kun je terugvinden door projectie. De letters tussen haakjes duiden de hoekpunten aan die achteraan liggen. Je tekend zoveel aanzichten als er nodig zijn om de vorm van een voorwerp duidelijk vast te leggen. Meestal worden er drie aanzichten getekend: vooraanzicht, linkerzijaanzicht en bovenaanzicht. Het aanzicht dat het voorwerp het duidelijks weergeeft, wordt als vooraanzicht genomen.
5
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 6
Als het nodig is kunnen ook andere aanzichten worden getekend: achteraanzicht, onderaanzicht en rechterzijaanzicht. De plaats van de aanzichten wordt bepaald door de projectiemethode. Volgens de Europese projectiemethode staat de linkerzijaanzicht rechts van het vooraanzicht. Indien een voorwerp getekend is volgens de Europese projectiemethode dan vind je volgende aanduiding op de tekening:
6
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 7
2.5. Maataanduidingen en toleranties 2.5.1. Maataanduidingen. 2.5.1.1.Inleiding. Alle maten nodig om een werkstuk te maken moeten o de tekening voorkomen. Een maat wordt slechts éénmaal aangegeven en dit in het aanzicht waar de geometrische vorm het duidelijks te zien is. 2.5.1.2. Algemeen. In het algemeen geeft men eerst de maten van de hoofdvorm van een werkstuk. In dit voorbeeld zijn dat de lengte a en de breedte b op de figuur. Dan worden de maten gegevenbom de plaats en de grootte van de uitgesneden gedeelten te bepalen, hier de maten c, d, e, f en g. De maten h en i mogen maar moeten niet worden gegeven omdat ze afgeleid kunnen worden uit andere maten.
Voor het tekenen van maten ga je als volgt te werk: - eerst teken je hulplijnen. Ze zijn minimum 12mm lang als er één maatlijn getekend wordt. - Vervolgens teken je de maatlijnen, evenwijdig met het werkstuk op 10mm van het werkstuk en van elkaar. - Daarna teken je de maatpijlen - Ten slotte vul je de maten aan. De maten worden in millimeter uitgedrukt. De maatgetallen moet je zo tekenen dat ze van de onderkant en van de rechterkant van de tekening leesbaar zijn. Ze staan telkens boven de maatlijnen. 7
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 8
2.5.2. Maataanduidingen van cirkels. We tekenen bij voorkeur de maat van de middellijn buiten de cirkel. De maat mag ook in de cirkel worden aangegeven.
Voor de duidelijkheid kunnen we ook als volgt te werk gaan.
Het symbool “ o “ mag ook worden gebruikt om aan te tonen dat het om een cilindervorm gaat. Zo ook wijst het teken op de zijde van een vierkant. De afstand tussen de gaten wordt aangegeven van middelpunt tot middelpunt.
Afrondingen worden met hun straal aangeduid.
2.5.3. Maataanduidingen van afschuiningen.
Één van beide aanduidingen zal worden gebruikt, dit naar gelang je bij de constructie 8
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 9
uitgaat van de hoek of van de lengte der zijden.
2.6. Schetsen. Opgave 2: Schetsen van figuur
3.SOORTEN SCHEMA'S Schema's dienen om de werking van een installatie te verklaren of als voorbereiding van de uitvoering ervan. Sommige schema's zijn ook een belangrijk hulpmiddel voor het opsporen van fouten.
3.1.Verklarende schema's : Het grondschema of ééndraadschema is een schema dat zo eenvoudig mogelijk de samenstelling van een elektrische installatie weergeeft en ook globaal de werking verklaart. Door middel van symbolen en eenvoudige figuren stelt dit schema een installatie voor, met onderling verband tussen de verschillende onderdelen, maar zonder dat al de verbindingen getekend worden. We hebben met het grond- of ééndraadschema een overzicht van de installatie.
Het stroomkringschema is een verklarend schema waaruit de details van de werking moeten blijken. De onderdelen van de installatie worden zodanig geplaatst dat de stroomkringen zo eenvoudig mogelijk worden weergegeven. Bij het tekenen wordt geen rekening gehouden met de ruimtelijke plaats van de onderdelen.
9
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 10
3.2.Uitvoeringsschema's: Het bedradingsschema is een uitvoeringsschema dat de interne verbindingen weergeeft in een deel van de installatie, het geeft een voorstelling van de hoofd- en hulpverbindingen tussen de toestellen en klemmen.
Een leidingschema is een uitvoeringsschema dat alleen de leidingen tussen de verschillende eenheden (schakelaars, verbruikers,...) weergeeft. Het leidingschema kan ook op een bouwkundigplan getekend worden.
10
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 11
Wanneer we alleen de apparaten op een bouwkundigplan tekenen, spreken we van een situatieschema. Het AREI verplicht ons om voor elke nieuwe huishoudelijke installatie dergelijk schema te tekenen (dit is ook zo voor het ééndraadschema). Niet alleen de apparaten staan erop, maar er moet ook op vermeld worden tot welke stroombaan (stroomkring) deze behoren. Ook wordt er aangegeven welke volgorde ze in die stroombaan hebben. In dit voorbeeld: stroombaan A, eerste aftakking.
Een aansluitschema is een uitvoeringsschema dat alleen de klemmen aangeeft en de leidingen of groepen van leidingen die daarmee verbonden zijn. Dit schema geeft voor een eenheid (kast, bord,...) alle klemmen voor de uitwendige verbinding weer. Dit schema wordt hoofdzakelijk gebruikt bij de montage ter plaatse.
3.3. Bouwkundig plan Een huis wordt gebouwd volgens een plan. Dit plan wordt getekend door een architect. Een dergelijk plan bestaat uit de aanzichten van al de gevels en bevat ook de noodzakelijke horizontale en verticale doorsneden van het gebouw. Voor bet ontwerpen en tekenen van de elektrische installatie in een gebouw maakt de 11
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 12
elektricien hoofdzakelijk gebruik van de horizontale doorsnede. Het snijvlak van de horizontale doorsnede wordt op 1 meter boven de vloer genomen. Figuur stelt de doorsnede van een bungalow voor. -
-
Uit hoeveel lokalen bestaat deze woning? Hoeveel lokalen kan men betreden vanuit de hal? Hoeveel deuren zijn er in de achtergevel? In welk lokaal is er een hoekraam voorzien? Hoeveel deuren draaien, bij het openen, in de keuken? Hoeveel ramen tel je in de badkamer? Tegen welke gevel staat het bed in slaapkamer 1? Met welke gevel staat bet bed evenwijdig? In welk lokaal vind je de schouw? Wat scheidt de kleerkasten op slaapkamer 1 en 2?
Als je een installatieschema wilt tekenen, dan moet je bet bouwkundig plan kunnen lezen
12
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 13
4. Juiste voorstelling van een schakelaar + codering. 4.1 Schakelaars. Een schakelaar maakt of verbreekt een verbinding in een elektrische keten. Een schakelaar heeft minimum twee aansluitklemmen.
Beweegbaar contact
aansluitklemmen
Volgens internationale tekennormen moet ieder contact in ruststand getekend worden. We onderscheiden twee soorten contacten. Het normaal open (NO)
Het normaal gesloten contact (NC)
Een NO contact moet steeds van links naar rechts sluiten of van onder naar boven
Een NC contact moet steeds openen van rechts naar links.
4.2. Soort van bediening Het symbool van de verschillende bedieningswijzen vind je in de symbolenlijst (NBNnormen). Dit symbool wordt uiterst links van het symbool van de schakelaar getekend Vb:
13
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 14
4.3. Coderen van onderdelen. Een code duidt een soort apparaat aan op een schema. Deze code komt soms ook voor op het toestel. De codering is niet altijd de beginletter van de Nederlands benaming. Als het symbool horizontaal getekend is, plaatsen we de code boven het symbool. Is het symbool verticaal getekend dan schrijven we de code rechts van het symbool. F F
4.4. Lijst van de bestaande coderingen.
14
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 15
15
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 16
5. De enkelpolige schakeling. Aan de deur moet een schakelaar voorzien worden, waarmee één lamp moet mee geschakeld worden.
5.1. Definitie: ………………………………………………… ………………………………………………… ………………………………………………… …………………………………………………
5.2 Stroomkringschema
5.3 Bedradingsschema
5.4. Leidingschema
Opgave 3: Enkelpolige schakeling 16
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 17
5.5. Een verbruiker in serie of parallelschakelen. 5.5.1. serieschakelen van verbruikers. Als we een aantal lampen of weerstanden serieschakelen dan zal de spanning zich over de lampen of weerstanden verdelen. Als één lamp of weerstand stuk is of onderbroken is, zal de hele keten spanningsloos worden.
5.5.2.Definitie: ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… 5.5.3. parallelschakelen van verbruikers. Hier zal over elke weerstand de zelfde spanning staan. Als er hier één weerstand of lamp stuk is, zal niet de hele kring spanningsloos worden. De lampjes blijven branden.
5.5.4.Definitie: ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… Opgave 4: Serie en parallelschakelen van lampen 17
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 18
6. Dubbelploige schakeling. Aan de deur wordt een schakelaar voorzien, waarmee een lamp in de badkamer bediend worden. Bij het uitschakelen mag geen enkele stroomdraad met de lamp verbonden zijn. Deze schakeling moet gebruikt worden in vochtige lokalen/
6.1. Definitie ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………
6.2. Stroomkringschema.
6.3. Bedradingschema.
18
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 19
6.4. Leidingschema.
Opgave 5: Dubbelpolige schakeling Opgave 6: Kombinatieschakeling met schakelaars 1 en 2.
19
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 20
7. Dubbeleaansteking of serieschakelaar. Aan de deur wordt één schakelaar voorzien, waarmee men twee lichtpunten in de kamer, gelijktijdig of afzonderlijk kan bedienen. (vb: een luchter met twee lampengroepen)
7.1. Definitie:…………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………
7.2 Stroomkringschema
7.3. bedradingschema
7.4. Leidingschema
Opgave 7: Lichtschakeling met serieschakelaar Opgave 8: Lichtschakelingen met schakelaar nr.5
20
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 21
8. Wisselschakeling. In een gang wordt aan de twee deuren een schakelaar voorzien waarmee men naar keuze één lamp in de gang kan bedienen.
8.1. Definitie: ………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………
8.2. Stroomkringschema:
8.3. Bedradingschema:
21
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 22
8.4. Leidingschema:
Opgave 9: De wisselschakeling Opgave 10: Lichtschakeling met schakelaar nr.6
22
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 23
9. Kruisschakeling. In een de hal moet een lichtpunt vanuit drie plaatsen bedienen. Deze drie schakelaars moeten afzonderlijk het lichtpunt kunnen aanzetten en doven.
9.1. Definitie: ………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………
9.2. Stroomkringschema:
9.3 Bedradingschema.
23
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 24
9.4. Leidingschema.
Opgave 11: Kruisschakeling 1 Opgave 12: Kruisschakeling 2 Opgave 13: aanvullen leidingschema’s Opgave 14: aanvullen leidingschema’s Opgave 15: aanvullen leidingschema’s Opgave 16: aanvullen leidingschema’s Opgave 17: aanvullen leidingschema’s Opgave 18: Elektrische installatie in een lokaal Opgave 19: Elektrische installatie in een lokaal Opgave 20: Elektrische installatie in een lokaal Opgave 21: samengestelde lichtschakelingen 1 Opgave 22: samengestelde lichtschakelingen 2 Opgave 23: samengestelde lichtschakelingen 3 Opgave 24: samengestelde lichtschakelingen 4 Opgave 25: samengestelde lichtschakelingen 5 Opgave 26: samengestelde lichtschakelingen 6 Opgave 27: samengestelde lichtschakelingen 7
24
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 25
10. Tweepolige wisselschakeling. Men heeft een vochtig lokaal een lichtpunt vanop twee plaatsen ontsteken.
10.1. Definitie: ………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………
10.2. Stroomkringschema.
10.3. Bedradingsschema
25
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 26
10.4. Leidingschema.
Referentienummer: 6/2 Opgave 28: Dubbelpolige wisselschakeling
26
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 27
11. Dubbele wisselschakelaar. Deze wordt toegepast om zonder kapwerk een tweede schakelaar te plaatsen waar maar plaats is voor één schakelaar.
11.1 Stroomkringschema.
11.2 Bedradingschema.
11.3. Leidngschema Referentienummer: 6+6 Opgave 29: Dubbelwisselschakeling
27
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 28
12. Het stopcontact. De contactdoos is het gedeelte van het volledig stopcontact dat de bussen bevat. Die bussen zijn bestemd om aan het net aangesloten te worden. De wandcontactdoos (stopcontact) is de contactdoos die op bestendige wijze op of in de muur bevestigd is. Het is deze laatste dat we altijd op onze schema’s gaan terug vinden.
In een huisinstallatie moet men overal stopcontacten plaatsen met kinderveiligheid en met aarding. De draaddoorsnede van een normaal stopcontact is 2.5mm
28
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 29
13. Lichtschakelingen met signalisatie. 13.1. Controlelampje. Aan de deur van de kelder wordt een schakelaar voorzien. Het lichtpunt is in de kelder. Wanneer de kelderdeur gesloten is kan men niet zien dat het licht nog aan is. Men moet hier dus een signaallampje voorzien dat de aanduiding geeft dat het licht aan is in de kelder.
13.1.1. Stroomkringschema:
13.1.2. Bedradingsschema
13.1.3. Leidingschema’s
Opgave 30: Dubbelpolige en wisselschakeling met controlelampje. 29
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 30
13.2. Oriënteringslampje. In een berging staat een schakelaar. Deze schakelaar is in het donker moeilijk te vinden. Men gaat hier een signaallampje voorzien om de schakelaar terug te vinden in het donker.
13.2.1. Stroomkringschema:
13.2.2. Bedradingsschema
13.2.3. Leidingschema’s
Opgave 31: Dubbelpolige en wisselschakeling met oriënteringslampje.
30
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 31
14. Signalisatieschakelingen. Het voornaamste kenmerk bestaat uit geven van een zichtbaar of hoorbaar signaal. De bediening kan zowel met de hand als automatisch geschieden. De apparaten kunnen in drie groepen onderscheiden worden. - Voedingsapparaten: elementen, accumulatoren, transfo’s - Bedieningsorganen: drukknoppen, relais, foto elektrische cellen, enz - Signaalgevers: lampen, bellen, zoemers,… We hebben twee mogelijke grondschakelingen: a) oproep zonder antwoordsignaal. b) oproep met antwoordsignaal. Nieuwe schakelcontacten.
31
Cursus technisch tekenen 3ET
Pagina 32
Opgave 32: Twee bellen werken als de deur opengaat en blijven bellen zolang de deur openstaat. Opgave 33: Twee bellen worden samen bediend door een drukknop en deurcontact (kortstondig). Opgave 34: Een drukknop bedient tegelijkertijd een zoemer en signaallamp. De zoemer moet kunnen worden afgezet. Opgave 35: Vanop twee plaatsen drie lampen bedienen.. De lampen branden zolang men op een drukknop drukt. Opgave 36: Vanop 1 plaats, met drukknop S, gelijktijdig 3 toeters bedienen en vanop 3 plaatsen 1 controlelampje bedienen. Opgave 37: Een bel en zoemer worden gelijktijdig bediend vanop 3 plaatsen. Twee van de drie drukknoppen S2 en S3 moeten met 1 schakelaar kunnen worden afgezet. Opgave 38: Verlichting in een auto. Opgave 39: Drukknop S1 bedient de bel H1, drukknop S2 de bel H2. De drukknoppen S3 en S4 bedienen het deurslot.
32