Syllabus Permanente Educatie
Wft Consumptief krediet
Inhoudsopgave 1
Inleiding
1
2
Bepaling netto woonlasten
3
2.1
Inleiding
3
2.2
Werkelijke bruto woonlasten
4
2.3
Annuïtaire netto woonlasten
4
3
Wijzigingen BKR
7
3.1
Telecombedrijven stoppen met registreren van schulden bij het BKR
7
3.2
Verplichting om klanten in te lichten over een negatieve BKR registratie
7
© 2010 Dukers & Baelemans
Syllabus Permanente Educatie
© 2010 Dukers & Baelemans
Wft Consumptief krediet
Syllabus Permanente Educatie
1
Wft Consumptief krediet
Inleiding
Voor financiële dienstverleners gelden naast diploma-eisen ook doorlopende deskundigheidseisen. Deze hebben tot doel de vakinhoudelijke deskundigheid op peil te houden, die nodig is voor de beroepsbeoefening. Door de financiële crisis staat de financiële wereld onder druk en neemt het toezicht op de dienstverleners toe. Het is belangrijk om in deze tijd in te kunnen spelen op de snelle veranderingen, die in de financiële dienstensector plaatsvinden. Op basis van het advies van het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) heeft het Ministerie van Financiën de toetstermen voor de PE Wft 2011-2012 vastgesteld. De toetstermen omvatten de relevante actuele ontwikkelingen van de diverse Wftonderdelen. De PE Wft 2011-2012 is van start gegaan op 1 juli 2011 en eindigt op 31 december 2012. In deze periode heb je de tijd om je Wft-diploma’s rechtsgeldig te houden. Dukers & Baelemans is geaccrediteerd door het CDFD. Dit houdt in dat Dukers & Baelemans met succes de erkenningsprocedure heeft doorlopen, die ziet op de wijze van kwaliteitsborging, de opzet en inhoud van het aan te bieden programma, de wijze waarop toetsende elementen in het programma zijn verwerkt en de kwaliteit van de docenten. Dukers & Baelemans is geaccrediteerd, zowel voor e-learning als voor contactonderwijs, voor alle PE Wft-onderdelen: - Basismodule Deskundigheid; - Consumptief Krediet; - Hypothecair Krediet; - Levensverzekeringen; - Schadeverzekeringen; en - Volmacht. Deze syllabus omvat de module Consumptief Krediet. In deze module komen alle relevante ontwikkelingen op het gebied van consumptief krediet aan bod.
© 2011 Dukers & Baelemans
1
Syllabus Permanente Educatie
© 2011 Dukers & Baelemans
Wft Consumptief krediet
2
Syllabus Permanente Educatie
Wft Consumptief krediet
2
Bepaling netto woonlasten
2.1
Inleiding
Relevante actuele ontwikkelingen
Eindterm
Toetsterm
Nieuwe/gewijzigde toetsterm PE
Aanpassing definitieve toetskader van de AFM
3a
3a.1 3a.2
Nee Nee
3i
3i.2 3i.3 3i.4
Nee Nee Nee
Vanaf 1 januari 2012 wordt de Gedragscode Consumptieve Financieringen aangepast. Vanaf die datum is in de gedragscode omschreven op welke wijze rekening moet worden gehouden met de (netto) woonlasten van de aanvrager. De AFM en de Minister van Financiën waren van mening dat de gedragscodes verder aangescherpt moesten worden. Dit ondanks het feit dat de Gedragscode Consumptieve Financieringen is aangepast op 1 juli 2010 en de Gedragscode Hypothecaire Financieringen die van kracht is vanaf 1 januari 2007. Dit heeft tot het voorstel Toetskader Hypothecaire Kredietverlening geleid. De Minister was van plan de regels voor kredietverlening wettelijk vast te leggen, tenzij de markt met zelfregulering kwam. Deze zelfregulering is dan ook van de grond gekomen en heeft geleid tot twee nieuwe gedragscodes: De Gedragscode Hypothecaire Financieringen met ingangsdatum 1 augustus 2011 en de Gedragscode Consumptieve Financieringen per 1 januari 2012. Een van de zaken die aangepakt moesten worden was de aansluiting tussen de Gedragscode voor Hypothecaire Financieringen en de Gedragscode voor Consumptieve Financieringen. In de gedragscode Hypothecaire Financieringen heeft dit geleid tot de volgende bepaling: bij het bepalen van de maximale leensom moet rekening worden gehouden met een last van 2% van de kredietlimiet of van de oorspronkelijke hoofdsom. In de Gedragscode Consumptieve Financieringen wordt vanaf 1 januari 2012 opgenomen op welke wijze er rekening gehouden moet worden met de woonlasten van een huiseigenaar. Er moet rekening gehouden worden met: - De werkelijke bruto lasten minus een vaste afslag voor het fiscaal voordeel; - Bruto annuïtaire lasten van de resterende hypothecaire financiering minus het fiscaal voordeel. De aanpassing van de Gedragscode Consumptieve Financieringen komt voort uit een overleg van VFN, NVB, Thuiswinkel.org, het Ministerie van Financiën en de AFM. Tijdens de cursus PE Wft Consumptief Krediet 2010-2011 is behandeld op welke wijze berekend wordt hoe het maximaal te financieren bedrag voor een consumptief krediet tot stand komt. Hierbij is de aflossingscapaciteit van belang. De aflossingscapaciteit is: Netto inkomen Leennorm -/Woonlasten -/Aflossingscapaciteit In deze syllabus wordt alleen stil gestaan bij de berekening van de woonlasten voor de eigenaar van een woning. Hierbij kan de aanbieder uitgaan van de werkelijke bruto woonlasten of van de annuïtaire woonlasten van de financiering. De aanbieder kan kiezen van welke methode hij gebruik maakt.
© 2011 Dukers & Baelemans
3
Syllabus Permanente Educatie
2.2
Wft Consumptief krediet
Werkelijke bruto woonlasten
De eerste mogelijkheid die de kredietverstrekker heeft, is uitgaan van de werkelijke bruto woonlasten. De kredietverstrekker moet op de eerste plaats bepalen wat de werkelijke bruto woonlasten zijn. Onder bruto woonlasten wordt verstaan: - te betalen rente; - contractuele aflossingen; - contractuele betalingen van premie voor (een) aan de woningfinanciering gekoppelde kapitaalverzekering(en); - contractuele betalingen van inleg van (een) aan de woningfinanciering gekoppelde spaar- en/of beleggingsrekening(en); - erfpachtcanon/retributie/liggelden bij woonboten. Bij de bepaling van de bruto woonlasten hoeft er geen rekening te worden gehouden met de premie voor een overlijdensrisicoverzekering. Strikt genomen zou deze premie zelfs uit de premie van een gemengde verzekering gehaald kunnen worden. Dit komt voort uit het oorspronkelijke plan van de Minister van Financiën voor het Toetskader Hypothecaire Kredietverlening. Daar was het plan om alleen te rekenen met de annuïtaire last. Hierin wordt ook geen rekening gehouden met de overlijdensrisicoverzekering. In de praktijk zal echter vaak de premie voor de overlijdensrisicoverzekering in de woonlasten worden meegenomen. Dit is voor de aanbieders praktischer. Bij het bepalen van de woonlasten voor een huiseigenaar moet de kredietverstrekker rekening houden met het fiscaal voordeel van een hypothecaire financiering. Hierbij moet hij rekening houden met een vast percentage. Dit vaste percentage wordt berekend over de totale bruto woonlasten. De hoogte van het percentage is afhankelijk van het gezinsinkomen. Bij een inkomen tot tweemaal modaal is dit percentage 25%. Vanaf tweemaal modaal is het percentage 30%. De grens van tweemaal modaal ligt voor 2012 op € 66.000 bruto inkomen per jaar. Voorbeeld John en Anja vragen een consumptief krediet aan. Ze hebben een eigen woning die gefinancierd is met een bankspaarhypotheek. De hoofdsom is € 200.000 met een rente van 5,3%. De inleg op de bankspaarrekening is € 136,37. Daarnaast hebben ze een overlijdensrisicoverzekering afgesloten, de premie bedraagt € 40 per maand. Hun gezamenlijke bruto jaarinkomen is € 50.000. Het inkomen van John en Anja is minder dan twee maal modaal. De aanbieder moet dus rekening houden met een fiscaal voordeel van 25%. De bruto woonlast is dus € 1.019,70 (€ 200.000 * 5,3% /12 + € 136,37). De netto woonlast is € 764,78 (€ 1.019,70 * 75%). Daarnaast kan de aanbieder rekening houden met de annuïtaire last. In de praktijk zullen de aanbieders echter vaak rekening houden met een netto woonlast van € 764,78.
2.3
Annuïtaire netto woonlasten
De aanbieder mag ook uitgaan van de annuïtaire netto woonlasten. Hierbij is de resterende woningfinanciering op het moment van verstrekken van het consumptief krediet het uitgangspunt. De aanbieder berekent vervolgens de annuïtaire last die hoort bij de resterende financiering op basis van een looptijd van 30 jaar. De Gedragscode voor Consumptieve Financieringen verwijst hierbij naar de Gedragscode voor Hypothecaire Financieringen. De annuïtaire last moet dus worden bepaald zoals deze bepaald wordt in de Gedragscode voor Hypothecaire Financieringen.
© 2011 Dukers & Baelemans
4
Syllabus Permanente Educatie
Wft Consumptief krediet
Bij het berekenen van de annuïtaire last is ook het rentepercentage van belang. De rente wordt in de Gedragscode voor Hypothecaire Financieringen de toetsrente genoemd. Voor hypotheken met een rentevastperiode korter dan 10 jaar geldt als toetsrente de door het Contactorgaan Hypothecaire Financieringen gepubliceerde toetsrente in het betreffende kwartaal. De CHF-toetsrente wordt gebaseerd op een rente behorende bij een 10-jaars staatsobligatie met een door het CHF te bepalen rente-opslag van 2%. Voor hypotheken met een (resterende) rentevastperiode van 10 jaar of langer geldt de daadwerkelijke rente van de betreffende geldinstelling. Op de annuïtaire last wordt in mindering gebracht het fiscaal voordeel. Het fiscaal voordeel wordt niet forfaitair bepaald, maar aan de hand van het werkelijke fiscale voordeel. Vervolg voorbeeld De rente van John en Anja staat nog 7 jaar vast. Het fiscaal voordeel is 42%. De WOZ waarde van de woning van John en Anja is € 275.000. Aangezien de rente nog maar 7 jaar vast staat, moet er gerekend worden met de CHF toetsrente, stel dat deze op het moment van het aanvragen van het krediet 5,7% is. De annuïtaire last is dan € 1.160,80. In dit bedrag zit € 950 rente. Het eigenwoningforfait is op jaarbasis € 1.512,50, per maand dus € 126,04. Het fiscaal voordeel is dan € 346,06 ((€ 950 - € 126,04) * 42%). De netto woonlasten op basis van de annuïtaire last van John en Anja zijn dus € 814,74 (€ 1.160,80 -/- 346,06). De aanbieder rekent op grond van de Gedragscode Consumptieve Financieringen met een rente en aflossingsverplichting van 2%. Een hogere last van € 49,96 leidt tot € 49,96 / 2% = € 2.498 minder te lenen. Als de aanbieder rekent met de annuïtaire last kunnen John en Anja dus zo’n € 2.500 minder lenen dan wanneer de aanbieder rekent met de werkelijke lasten. De verwachting is dat maar weinig aanbieders gaan rekenen met de annuïtaire woonlasten. De bepaling dat er ook gerekend kan worden met de annuïtaire woonlasten komt voort uit het voorstel Toetskader Hypothecaire Kredietverlening. Aanbieders van consumptieve financieringen zijn van oudsher gewend om rekening te houden met de werkelijke woonlasten.
© 2011 Dukers & Baelemans
5
Syllabus Permanente Educatie
© 2011 Dukers & Baelemans
Wft Consumptief krediet
6
Syllabus Permanente Educatie
3
Wft Consumptief krediet
Wijzigingen BKR
Relevante actuele ontwikkelingen
Eindterm
Toetsterm
Nieuwe/gewijzigde toetsterm PE
Wijzigingen BKR
3k
3k.2 3k.3
Nee Nee
3.1
Telecombedrijven stoppen met registreren van schulden bij het BKR
Vodafone, T-Mobile en KPN/Telfort zijn sinds 1 januari 2011 gestopt met het registreren van schulden bij het BKR. De telecombedrijven zijn van mening dat registreren leidt tot disproportionele gevolgen voor hun klanten. Door het stoppen met de registratie worden niet alleen nieuwe schulden die ontstaan zijn vanaf 1 januari 2011 niet meer gemeld maar ook de vóór 1 januari 2011 bestaande registraties en coderingen zijn per die datum komen te vervallen.
3.2
Verplichting om klanten in te lichten over een negatieve BKR registratie
Een eventuele betalingsachterstand op een overeenkomst moet door kredietverleners verplicht gemeld worden bij het BKR. De kredietverleners zullen dit echter pas doen nadat zij de consument vooraf hebben gewaarschuwd dat de achterstand bij het BKR wordt gemeld als de consument nog langer wacht met betalen. Hierdoor weet de consument van tevoren dat het niet tijdig betalen van de achterstand zal leiden tot een negatieve BKR registratie.
© 2011 Dukers & Baelemans
7