1 Informatie over personen
10
1 Informatie over personen 1.1 Persoonlijke gegevens 3 Basiswoordenschat address [41dres] adult [1ädclt] age [e9d7] born [b0.n] He was born in Bristol. boy [b09] gentleman [1d7entlm4n], gentlemen Ladies and gentlemen, welcome to the meeting. girl [g3.l] individual [!9nd91v9d7u4l] We said goodbye as we walked to our individual cars. kid [k9d] Kids enjoy visiting the zoo. lady [1le9di] The lady at the bank asked for my name. man [män], men Man is only a small particle of the universe. name [ne9m] person [1p3.sn] sex [seks] You can now find out the sex of your baby before it is born. sir [s3.] It’s polite to call strangers ‘Sir’ or ‘Madam’. title [1ta9tl] woman [1w8m4n], women youth [ju.T] In his youth he was a troublemaker.
adres volwassene leeftijd geboren Hij is geboren in Bristol. jongen heer, meneer Dames en heren, welkom op de vergadering. meisje afzonderlijk, eigen We namen afscheid terwijl we elk naar onze eigen auto liepen. kind Kinderen gaan graag naar de dierentuin. dame, mevrouw De mevrouw bij de bank vroeg naar mijn naam. man; de mens De mens is maar een klein deel van het heelal. naam persoon geslacht; seks Je kunt het geslacht van je baby nu te weten komen voordat hij/zij geboren is. meneer Het is beleefd om vreemden aan te spreken met 'meneer' of 'mevrouw'. titel vrouw jeugd In zijn jeugd was hij een herrieschopper.
1.1 Persoonlijke gegevens 3 Vervolgwoordenschat absent [1äbs4nt] Two pupils were absent yesterday. birthday [1b3.Tde9] chap [tSäp] John is a friendly chap.
afwezig Twee leerlingen waren gisteren afwezig. verjaardag man, vent John is een vriendelijke vent.
Christian name [1kr9stj4n ne9m] duke [dju.k] earl [3.l] ethnic [1eTn9k] The inhabitants of our city are from of different ethnic origins. fellow [1fel48] That fellow is a great football player. female [1fi.me9l] The female babies receive pink blankets. gender [1d7end4] Do you know what gender the baby is? guy [ga9] That guy is friends with my brother. identification [a9!dent9f91ke9Sn] Can I see some identification, please? to identify [a91dent9fa9] The girl identified the coat as hers. infant [19nf4nt] This product is not suitable for infants. junior [1d7u.ni4] I want to take on a new junior employee. lad [läd] A group of lads were playing football in the street. male [me9l] We have more male students than female ones. to name [ne9m] Julie is named after her aunt. self [self], selves senior [1si.ni4] My brother is three years my senior. signature [1s9gn4tS4] surname [1s3.ne9m] teenager [1ti.ne9d74] youngster [1jcNst4]
voornaam, doopnaam hertog graaf etnisch, volkenDe inwoners van onze stad zijn van verschillende ethnische afkomst. man, kerel Die kerel is een geweldige voetballer. vrouwelijk; meisjesDe meisjesbaby's krijgen een roze dekentje. geslacht Weet je wat voor geslacht de baby is? jongen, man Die jongen is bevriend met mijn broer. identificatie; identiteitsbewijs Mag ik uw identiteitsbewijs zien? herkennen, identificeren Het meisje gaf aan dat de jas van haar was. jong kind, zuigeling Dit product is niet geschikt voor jonge kinderen. jonger; junior Ik wil een nieuwe juniormedewerker aannemen. jongen Een groep jongens was aan het voetballen op straat. mannelijk; jongensWe hebben meer mannelijke dan vrouwelijke studenten. noemen Julie is genoemd naar haar tante. zich(zelf) ouder; senior Mijn broer is drie jaar ouder dan ik. handtekening achternaam tiener jongere
1 Informatie over personen
11
1 Informatie over personen
12
1.2 Nationaliteiten 3 Basiswoordenschat American [41mer9k4n] Australian [q1stre9li4n] British [1br9t9S] Dutch [dctS] English [19Ngl9S] European [!j84r41pi.4n] foreign [1fqr4n] She enjoys learning foreign languages. French [frentS] German [1d73.m4n] Greek [gri.k] Irish [1a9r9S] Italian [91tälj4n] Scottish [1skqt9S] Spanish [1spän9S] Welsh [welS] Welsh cities sometimes have very complicated names.
Amerikaans Australisch Brits Nederlands, Hollands Engels Europees buitenlands, vreemd Ze vindt het leuk om vreemde talen te leren. Frans Duits Grieks Iers Italiaans Schots Spaans van/uit Wales Steden in Wales hebben soms erg ingewikkelde namen.
1.2 Nationaliteiten 3 Vervolgwoordenschat African [1äfr9k4n] Arab [1är4b] Asian [1e9Sn] Chinese [tSa91ni.z] Indian [19ndi4n] There are a lot of Indian restaurants in London. Japanese [!d7äp41ni.z] native [1ne9t9v] He returned to live in his native country. Russian [1rcSn]
Afrikaans Arabisch Aziatisch Chinees Indiaas; indiaans Er zijn veel Indiase restaurants in Londen. Japans geboorte-; inheems Hij ging weer in zijn geboorteland wonen. Russisch
1.3 Familie 3 Basiswoordenschat aunt [2.nt] baby [1be9bi] birth [b3.T] brother [1brcD4] child [tSa9ld], children All her children live abroad.
tante baby geboorte broer kind Al haar kinderen wonen in het buitenland.
cousin [1kczn] My cousins are much older than me. dad [däd] daughter [1d0.t4] divorce [d91v0.s] My brother is getting a divorce. family [1fäm4li] A new family has moved into the neighbourhood. father [1f2.D4] grandchild [1gräntSa9ld], grandchildren granddaughter [1gränd0.t4] grandfather [1gränf2.D4] grandmother [1gränmcD4] grandparents [1gränpe4r4nts] grandson [1gränscn] husband [1hczb4nd] mother [1mcD4] mum [mcm] nephew [1nevju.] niece [ni.s] I’m looking forward to seeing my nephews and nieces again. parents [1pe4r4nts] pregnant [1pregn4nt] She gave up smoking when she became pregnant. relative [1rel4t9v] My relatives are coming to visit on Saturday. sister [1s9st4] son [scn] uncle [1cNkl] wedding [1wed9N] The wedding will be on a Saturday. wife [wa9f], wives
neef/nicht (kind van oom of tante) Mijn neven en nichten zijn veel ouder dan ik. papa dochter scheiding Mijn broer gaat scheiden. familie; gezin Er is een nieuw gezin komen wonen in de buurt. vader kleinkind kleindochter grootvader grootmoeder grootouders kleinzoon echtgenoot moeder mama neef (kind van broer of zus) nicht (kind van broer of zus) Ik kijk ernaar uit om mijn neefjes en nichtjes weer te zien. ouders zwanger Ze stopte met roken toen ze zwanger werd. familie(lid) Mijn familie komt zaterdag op bezoek. zus zoon oom huwelijk, bruiloft De bruiloft is op een zaterdag. echtgenote
1.3 Familie 3 Vervolgwoordenschat to adopt [41dqpt] childhood [1tSa9ldh8d] I had a very happy childhood. daddy [1dädi] She still calls her father Daddy. generation [!d7en41re9Sn]
adopteren jeugd Ik heb een erg gelukkige jeugd gehad. pappie Ze noemt haar vader nog steeds pappie. generatie
1 Informatie over personen
13
1 Informatie over personen
14 heritage [1her9t9d7] to inherit [9n1her9t] Anna inherited a lot of money from her grandparents. mummy [1mcmi] Susan calls her mother Mummy. twin [tw9n] John and Marie are twins. widower, widow [1w9d484, 1w9d48]
erfenis erven Anna heeft veel geld geërfd van haar grootouders. mammie Susan noemt haar moeder mammie. tweeling John en Marie zijn een tweeling. weduwnaar, weduwe
1.4 Uiterlijk 3 Basiswoordenschat attractive [41träkt9v] I find him very attractive. awesome [10.s4m] That girl looks absolutely awesome! beautiful [1bju.t9fl] blond [blqnd] bright [bra9t] His eyes are bright blue. gorgeous [10.d74s] You look gorgeous! huge [hju.d7] She looked at me with her huge green eyes. image [19m9d7] He stared at his image in the mirror. little [1l9tl], smaller, smallest When my son was little, he broke his leg. lovely [1lcvl9] You're wearing such a lovely dress! nice [na9s] That boy has a nice smile. old [48ld] pretty [1pr9ti] All the girls in the Smith family are very pretty. short [S0.t] He is shorter than the other players on his team. slim [sl9m] She has a very slim waist. small [sm0.l] The girl is quite small for her age.
aantrekkelijk Ik vind hem erg aantrekkelijk. geweldig, fantastisch Dat meisje ziet er helemaal geweldig uit! mooi blond helder, licht; opgewekt Zijn ogen zijn lichtblauw. prachtig, schitterend Je ziet er fantastisch uit! enorm Ze keek naar me met haar enorme groene ogen. beeld, afbeelding Hij staarde naar zijn afbeelding in de spiegel. klein Toen mijn zoon klein was, brak hij zijn been. mooi; leuk Wat heb je een mooie jurk aan! leuk Die jongen heeft een leuke lach. oud knap, mooi Alle meisjes uit de familie Smith zijn erg knap. kort, klein Hij is kleiner dan de andere spelers in zijn team. slank Ze heeft een erg slanke taille. klein Het meisje is vrij klein voor haar leeftijd.
style [sta9l] She wears clothes that are now in style. tall [t0.l] thin [T9n] tiny [1ta9ni] Babies have tiny fingers. ugly [1cgli] young [jcN]
stijl; mode Ze draagt kleren die nu in de mode zijn. groot, lang dun piepklein Baby's hebben piepkleine vingertjes. lelijk jong
1.4 Uiterlijk 3 Vervolgwoordenschat to appear [41p94] He appears to be very nice. appearance [41p94r4ns] Appearance is very important in this job. to attract [41träkt] I am not physically attracted to him. beauty [1bju.ti] curly [1k3.li] Steven has short curly hair. fair [fe4] She has very fair hair and blue eyes. fat [fät] firm [f3.m] She has a lovely firm body. to frown [fra8n] My father frowned at me. make-up [1me9kcp] naked [1ne9k9d] neat [ni.t] A neat appearance is very important. plain [ple9n] As a child, she was quite plain. posh [pqS] You look very posh in your new suit. powder [1pa8d4]
schijnen; verschijnen Hij schijnt erg aardig te zijn. uiterlijk, verschijning Je uiterlijk is erg belangrijk in deze baan. aantrekken Ik voel me lichamelijk niet tot hem aangetrokken. schoonheid krullend, gekruld Steven heeft kort krullend haar. blond; eerlijk; mooi Ze heeft erg blond haar en blauwe ogen. dik, vet stevig, vast Ze heeft een mooi stevig lijf. de wenkbrauwen fronsen, afkeurend kijken Mijn vader keek afkeurend naar me. make-up naakt net(jes), keurig Een verzorgd uiterlijk is erg belangrijk. gewoontjes; onaantrekkelijk Als kind was ze vrij gewoontjes. chic, deftig Je ziet er heel chic uit in je nieuwe pak. poeder
1 Informatie over personen
15
1 Informatie over personen
16
1.5 Karakter en gedrag 3 Basiswoordenschat attitude [1ät9tju.d] to behave [b91he9v] behaviour [b91he9vj4] Such behaviour is simply not acceptable! bright [bra9t] calm [k2.m] character [1kär4kt4] clever [1klev4] confident [1kqnf9d4nt] He appears to be confident, but he is really very shy. crazy [1kre9zi] curious [1kj84ri4s] I am curious to know how she looks. to dare [de4] I didn’t dare to jump from the tree. dishonest [d9s1qn9st] enthusiastic [9n!Tju.zi1äst9k] fair [sk9l] It's not fair to invite all your friends except him. famous [1fe9m4s] friendly [1frendli] funny [1fcni] habit [1häb9t] honest [1qn9st] impatient [9m1pe9Snt] kind [ka9nd] lucky [1lcki] You' ve been lucky. mad [mäd] mean [mi.n] modest [1mqd9st] nice[na9s] patient [1pe9Snt] personality [!p3.s41näl4ti] popular [1pqpj4l4] proud [pra8d] I am very proud of my father. quiet [1kwa94t]
instelling, houding zich gedragen gedrag Dergelijk gedrag is gewoon niet acceptabel! slim, intelligent kalm, rustig karakter slim; handig zelfverzekerd Hij lijkt zelfverzekerd, maar hij is eigenlijk heel verlegen. gek nieuwsgierig, benieuwd; merkwaardig Ik ben benieuwd hoe ze eruitziet. durven Ik durfde niet uit de boom te springen. oneerlijk enthousiast eerlijk, redelijk Het is niet eerlijk om al je vrienden uit te nodigen, behalve hem. beroemd vriendelijk grappig; raar gewoonte eerlijk ongeduldig aardig, lief gelukhebbend Je hebt geluk gehad. boos, woedend; gek. gemeen. bescheiden aardig, vriendelijk geduldig persoonlijkheid populair, geliefd trots Ik ben erg trots op mijn vader. rustig
reasonable [1ri.z4n4bl] I think his proposal is reasonable. rude [ru.d] He made a very rude remark. sensible [1sens4bl] It wasn't sensible of you to say that. sensitive [1sens4t9v] He is sensitive to what people say about him. shy [Sa9] skill [sk9l] He has good computer skills. strict [str9kt] My English teacher is very strict. suspicious [s41sp9S4s] Her husband is quite suspicious. talent [1täl4nt] talented [1täl4nt9d] unfriendly [cn1frendli] unreasonable [1cnri.z4n4bl] Don't be so unreasonable. well-known [wel1n48n] wise [wa9z]
redelijk Ik vind dat zijn voorstel redelijk is. onbeleefd; ruw Hij maakte een heel onbeleefde opmerking. vestandig Het was niet verstandig van je om dat te zeggen. gevoelig Hij is gevoelig voor wat mensen over hem zeggen. verlegen vaardigheid Hij heeft goede computervaardigheden. streng Mijn leraar Engels is erg streng. wantrouwend Haar man is heel wantrouwend. talent, gave talentvol, begaafd onvriendelijk, onaardig onredelijk Doe niet zo onredelijk. bekend wijs, verstandig
1.5 Karakter, gedrag en vaardigheden 3 Vervolgwoordenschat able [1e9bl] She is a very able teacher. bad-tempered [!bäd1temp4d] brave [bre9v] capable [1ke9p4bl] careless [1ke4l4s] My son is careless with his bike. cheerful [1tS94fl] comprehensive [!kqmpr91hens9v] conduct [1kqndckt] The conduct of the football fans was unacceptable. confidence [1kqnf9d4ns] Luke lacks confidence. courage [1kcr9d7] courageous kc1re9d74s]
bekwaam; begaafd Ze is een heel bekwame lerares. slechtgehumeurd moedig, dapper bekwaam, capabel onvoorzichtig, nonchalant Mijn zoon gaat nonchalant met zijn fiets om. vrolijk begripvol gedrag Het gedrag van de voetbalfans was onacceptabel. zelfvertrouwen Luke mist zelfvertrouwen. moed moedig
1 Informatie over personen
17
1 Informatie over personen
18 determination [d9!t3.m91ne9Sn] I finished the work through sheer determination. discretion [d91skreSn] You can rely on my discretion. enthusiasm [9n1Tju.ziäz4m] fame [fe9m] generous [1d7en4r4s] gentle [1d7entl] Chris has a very gentle character. gently (ADV) [1d7entli] The mother gently placed the baby in the bed. hero [1h94r48], heroes humorous [1hju.m4r4s] humour [1hju.m4] inability [!9n41b9l4ti] Their inability to get on is causing problems. kindness [1ka9ndn4s] pride [pra9d] I felt a great sense of pride as my brother accepted his award. reliable [r91la94bl] He is not reliable because he is rarely on time. reluctant [r91lckt4nt] I’m very reluctant to leave my job. reputation [!repju1te9Sn] sincere [s9n1s94] Do you think his apology was sincere? skilful [1sk9lfl] She is a skilful driver. skilled [sk9ld] The business requires highly skilled employees. sophisticated [s41f9st9ke9t9d] Arthur is a very sophisticated man. sympathetic [!s9mp41Tet9k] unwilling [cn1w9l9N] will [w9l] willingness [1w9l9Nn4s] His willingness to help was remarkable.
vastberadenheid, doorzettingsvermogen Ik heb het werk puur op doorzettingsvermogen afgemaakt. discretie, tact Je kunt vertrouwen op mijn discretie. enthousiasme roem gul, royaal zacht(aardig) Chris heeft een heel zachtaardig karakter. zacht, voorzichtig De moeder legde de baby voorzichtig in bed. held humoristisch, grappig humor onbekwaamheid, onvermogen Hun onvermogen om met elkaar om te gaan zorgt voor problemen. vriendelijkheid, aardigheid trots Ik voelde een diepe trots toen mijn broer zijn prijs in ontvangst nam. betrouwbaar Hij is niet betrouwbaar, want hij is zelden op tijd. onwillig, aarzelend Ik aarzel erg of ik mijn baan zal opgeven. reputatie oprecht, echt Denk je dat zijn verontschuldiging gemeend was? bekwaam, handig Ze is een goede chauffeur. opgeleid, getraind Het bedrijf heeft hoogopgeleide werknemers nodig. verfijnd, geraffineerd Arthur is een erg verfijnde man. sympathiek onwillig wil bereidwilligheid, bereidheid Zijn bereidheid om te helpen was opmerkelijk.
1.6 Geloof en moraal 3 Basiswoordenschat belief [b91li.f] She has a strong belief in God. to believe [b91li.v] bible [1ba9bl] charity [1tSär4ti] Any profit made will be given to charity. Christian [1kr9stS4n] Christianity [!kr9sti1än4ti] Christmas [1kr9sm4s] church [tS3.tS] commitment [k41m9tm4nt] His commitment to his family is touching. duty [1dju.ti] to exist [9g1z9st] faith [fe9T] Her family is of the Christian faith. fault [f0.lt] It is your own fault you have been punished. freedom [1fri.d4m] god [gqd] hell [hel] help [help] honour [1qn4] It is an honour to have you here, sir. Islam [19z1l2.m] Islamic [19z1l2.m9k] Jesus [1d7i.z4s] Jew [d7u.] Ron is not a practising Jew although his family is Jewish. Jewish [1d7u.9S] Koran [1k0.1r2.n] moral [1mqr4l] It is your moral obligation to give the police that information. mosque [mqsk] Muslim [1mczl9m] to pray [pre9] prayer [pre4] I said a prayer.
geloof Ze heeft een sterk geloof in God. geloven bijbel liefdadigheidsinstelling; liefdadigheidswerk Alle winst gaat naar een liefdadigheidsinstelling. christelijk christendom Kerstmis kerk betrokkenheid Zijn betrokkenheid bij zijn familie is roerend. plicht bestaan geloof; vertrouwen Haar familie hangt het christelijk geloof aan. schuld, fout Het is je eigen schuld dat je straf hebt gekregen. vrijheid god hel hulp eer Het is een eer om u hier te ontvangen, meneer. islam islamitisch Jezus jood/jodin Ron is geen praktizerende jood, hoewel zijn familie joods is. joods Koran moreel Het is je morele plicht om de politie die informatie te geven. moskee moslim bidden gebed Ik zei een gebed op.
1 Informatie over personen
19
1 Informatie over personen
20 religion [r91l9d74n] religious [r91l9d74s] responsible [r91spqns4bl] sin [s9n] spirit [1sp9r9t] The human spirit can be invincible. synagogue [1s9n4gqg] true [tru.] That is completely true. truth [tru.T]
religie, godsdienst religieus, godsdienstig verantwoordelijk zonde geest, ziel De menselijke geest kan onoverwinnelijk zijn. synagoge waar, echt Dat is absoluut waar. waarheid
1.6 Geloof en moraal 3 Vervolgwoordenschat abbey [1äbi] being [1bi.9N] Every human being has the same rights. bishop [1b9S4p] to bury [1beri] cathedral [k41Ti.dr4l] Catholic [1käT4l9k] chapel [1tSäpl] Christ [kra9st] devil [1devl] to devote [d91v48t] She decided to devote her life to God. Easter [1i.st4] existence [9g1z9st4ns] Many people question the existence of God. fate [fe9t] Fate is something that is beyond human control. ghost [g48st] good [g8d] He doesn't distinguish between good and evil. heaven [1hevn] holy [1h48li] imam [191m2.m] immoral [91mqr4l] Lord [l0.d] Lord, hear our prayer. loyalty [1l094lti]
abdij bestaan, wezen Elk menselijk wezen heeft gelijke rechten. bisschop begraven kathedraal, dom katholiek kapel Christus duivel wijden aan, toewijden Ze besloot om haar leven aan God te wijden. Pasen bestaan Veel mensen betwijfelen het bestaan van God. lot Het lot is iets waar de mens geen invloed op heeft. geest, spook. het goede Hij maakt geen onderscheid tussen goed en kwaad. hemel heilig imam immoreel Heer Heer, hoor ons gebed. loyaliteit, trouw
mass [mäs] Mass is held at 9 a.m. daily. myth [m9T] A myth is a sacred story from the past. obligation [!qbl91ge9Sn] You are under no obligation to pay. parish [1pär9S] Pope [p48p] to predict [pr91d9kt] priest [pri.st] rabbi [1räba9] soul [s48l] His soul is now at peace. spell [spel] She has him under her spell. spiritual [1sp9r9tSu4l] He's working on his spiritual growth. temple [1templ] universal [!ju.n91v3.sl] virtue [1v3.tSu.] Patience is not one of her virtues. wonder [1wcnd4] worship [1w3.S9p] A church is a place of worship.
mis De mis wordt dagelijks om 9.00 uur opgedragen. mythe, sage Een mythe is een heilig verhaal uit het verleden. verplichting, dwang U hebt geen enkele verplichting om te betalen. parochie paus voorspellen priester rabbijn ziel Zijn ziel heeft nu rust gevonden. tovenarij, betovering Ze heeft hem betoverd. spiritueel, geestelijk Hij werkt aan zijn spirituele groei. tempel universeel, algemeen deugd Geduld is niet een van haar deugden. wonder aanbidding, verering; eredienst Een kerk is een plaats voor erediensten.
1 Informatie over personen
21