© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
1. Evert Vreeken De politie is je beste kameraad
H01-01
Geachte Dames en Heren van de Raad voor de Integriteit, Toen ik in september 2004 in een gecompliceerde situatie terechtkwam, ben ik een logboek gaan bijhouden om mij zo nodig te kunnen verweren. Ik dacht, laat ik mij daarbij tot U wenden, in de hoop dat U eindelijk zult zijn geïnstalleerd tegen de tijd dat ik U nodig heb. Het is weer eens wat anders dan ‘lief dagboek’. Nu, zes jaar later, is de tijd rijp om de oogst van de acht maanden die volgden op orde te brengen, en van commentaar te voorzien, om de Vonken en consorten te weerspreken wanneer zij hun fantasmen en leugens gaan vertellen. De concrete aanleiding tot het maken van dit verslag was een bezoek, enkele maanden geleden, van twee afgezanten van de Satan, zich voordoend als rechercheurs van de Ad-hoc Commissie ter Discrete Ruiming van het Interne Puin. Hun boodschap was uiteraard niet dat ik zelf mijn getuigenissen te boek moest stellen, maar ik nam de moeite door hun vooringenomen en suggestieve vragen heen te kijken, en zag daar een bui hangen van grote proporties. Dus heb ik de heren vriendelijk het bos in gestuurd, zeggende dat ik mijn gegevens had vernietigd, me weinig van de zaak kon herinneren, er nooit meer een seconde aan had gedacht en er geen enkele interesse voor kon opbrengen. Een jokkentje, ik beken het meteen, maar niet afgelegd onder ambtseed of welke andere eed dan ook. Mocht het verbaal van deze satansknechten iets anders beweren, weet dan dat ik heb geweigerd (a) een eed of belofte af te leggen en (b) iets te verklaren of ergens voor te tekenen; en dat is de zuivere waarheid. In het navolgende zult U meer jokkentjes aantreffen, door mij gepleegd in september 2004 en de daarop volgende maanden. Er zat destijds weinig anders op, kan ik U in alle eerlijkheid vertellen. En U hoeft me niet op mijn woord te geloven, want ik kan alles bewijzen. Ik heb namelijk in het geheel niets weggegooid, in tegendeel, ik heb alles bewaard, op een paar versleutelde harde schijven: brieven, rapporten, emails, webpagina’s, foto’s van allerhande taferelen, en vooral geluidsopnamen vele vele, meer dan vijf duizend uur aan mp3’s, en last but not least mijn aantekeningen bij die opnamen, want wie heeft tijd en zin om al die gigabytes af te luisteren op zoek naar de handvol pareltjes waar het om gaat. In de luwte voor de storm die ik voel komen heb ik dus mijn afspraken afgezegd, de schijven opgehaald bij de ene notaris en de envelop met de sleutels bij Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
7
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
de andere, om het materiaal presentabel te maken. Ik besloot mij in dit relaas wederom tot U te richten, niet uit balorigheid, zoals in 2004 in mijn aantekeningen, maar in de hoop dat U werkelijk binnen afzienbare tijd door de Tweede Kamer uit het stof der Handelingen tot leven zult worden gewekt. H01-02
De zaak begon ermee, Geachte Dames en Heren van de Raad, dat ik voorjaar 2003 op non-actief ging omdat mijn superieuren mij beticht hadden van deloyaal gedrag. Ik had bij de hoofdcommissaris van de niet bij name te noemen regio waar ik werkte aan de orde gesteld dat mijn baas, de commissaris, (a) bepaalde zaken niet correct afhandelde, en (b) mij allerlei lelijks had toegevoegd toen ik hem daar op wees. Dezelfde dag nog werd ik naar huis gestuurd. Een paar weken later suggereerde ik in een gesprek met een bemiddelaar dat de hoofdcommissaris zelf wel boter op z’n hoofd zou hebben omdat hij mijn baas in bescherming nam, en toen was helemáál de boot aan. Anderhalf jaar heb ik thuis gezeten. Met behoud van salaris. Voor zover ik kon zien werd geen enkele poging gedaan me te ontslaan. Kon dat te maken hebben met mijn functie als secretaris van de Medezeggenschapscommissie? Het bewees volgens mij eerder dat er nog meer mensen in de organisatie bij de beerput betrokken waren. Ik zag zogezegd de vage contouren van een boterberg. Ze hebben me zwijgplicht opgelegd, ik mag er verder niks over zeggen, en daar houd ik mij aan: ik geloof niet dat ze me hier nu op willen pakken. Maar dit dossier is aan mijn kant overzichtelijk genoeg. Het past in één ordner. Als U eenmaal bent benoemd, en de Wetgever U bevoegdheden geeft met handen en voeten, dan kunt U zelf het ongetwijfeld heel wat dikkere dossier van de organisatie opvragen en dan weet U er meer van dan ik. Ik besloot dat ik studieverlof had, met volkomen vrijheid van onderwerp. Mijn keus viel op informatietechnologie en computerrecherche. Dat leek me een goede investering in mijn verdere loopbaan, hetzij binnen, hetzij buiten de politieorganisatie. Financieel had ik het niet breed. Anderhalf jaar daarvoor was ik gescheiden, ik betaalde alimentatie. Het werd dus zelfstudie met schriftelijke cursussen en veel uitzoekerij op internet. Ik was al handig met computers, en de diploma’s waren er niet minder om. Eind augustus 2004 kwam er weer eens iemand van de dienst poolshoogte nemen, een meneer Gerrese, van personeelszaken regio Utrecht, niet mijn “eigen” regio. Er ging een termijn verstrijken van een of andere procedure, men had mijn salaris teruggevonden op een begroting, mijn bazen hadden promotie gemaakt, ik kon er niet goed uit wijs worden. Concreet vroeg hij of ik een andere functie wil de aanvaarden. Da’s nog ’s wat anders dan een dienstbevel. Ik verklaarde me in principe bereid, mits het een behoorlijke job was, liet de twee diploma’s zien die ik zojuist had behaald, suggereerde een functie in de computerrecherche, en vroeg wat hij in de aanbieding had. Een week later, maandag 6 september 2004, werd ik gebeld voor een gesprek met Gerrese, in bijzijn van officier van justitie Gomez. Deze laatste wilde me toevoegen aan een onderzoeksteam van zijn collega Vonk. Mijn opdracht was mee te draaien als rechercheur, daarbij de teamleden op hun vingers te kijken, en Gomez dagelijks in detail verslag te doen van de gang van zaken, zonder de teamleden hier over in te lichten. Gomez had vroeger zeven jaar als officier gewerkt in een ander arrondisse8
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
ment, daarna vijf jaar een staffunctie bekleed bij de Europese Commissie in Brussel, als adviseur voor justitiële aangelegenheden. Een van de dingen waarin hij zich toen verdiept had, was de methodologie van opsporing en vervolging. Hij had in vakbladen een aantal artikelen gepubliceerd over het toetsen van hypothesen die ten grondslag liggen aan de richting van het strafrechtelijk onderzoek en de inhoud van de tenlastelegging. Twee jaar geleden was hij aangezocht om in het arrondissement Utrecht zijn ideeën om te zetten in beleid. De achtergrond hiervoor was de publieke ophef die was ontstaan over een aantal justitiële dwalingen waardoor onschuldigen tot lange celstraffen waren veroordeeld. Sommige van deze mensen hadden onder de druk van de politieverhoren bekend. Het OM wenste dergelijke incidenten in de toekomst zoveel mogelijk uit te sluiten. Ik dacht over deze schandalen eerder in termen van ‘structurele gebreken’ dan ‘incidenten’, maar het leek me niet de juiste gelegenheid dit naar voren te brengen. ‘Waarom vraagt u mij voor deze klus?’ vroeg ik. ‘Meneer Gerrese heeft het dossier over je aanvaring met je superieuren nauwgezet geanalyseerd, en is tot de conclusie gekomen dat je het gelijk voor honderd procent aan jouw kant hebt. Verder heb je in je hele carrière een onberispelijke staat van dienst. Nadat je was ingezet in een IRT om drugstransporten te volgen die doorgelaten werden, heb je tegenover de rijksrecherche verklaringen afgelegd die geholpen hebben de imagoschade van het korps te beperken. Je hebt je nek uitgestoken in de MC. In de anderhalf jaar van wat ik maar je buitengewoon verlof zal noemen, heb je niet gekletst en niet geklaagd. Je hebt je bekwaamd in een nieuw specialisme, en twee diploma’s behaald. Dit alles heeft gisteren voor PZ van de politieorganisatie en het overleg op het parket een rol gespeeld: we zouden het jammer vinden als je talenten verloren gaan voor de politie, en we denken dat je geschikt bent voor deze opdracht.’ ‘Ik zal nu maar niet gaan rondlopen als een pauw, met zoveel veren in mijn achterwerk,’ zei ik. ‘Maar zeer hartelijk bedankt.’ Ik woog de voors en tegens. Mijn collega’s bespioneren in opdracht van het OM zou me niet populair maken als het ooit bekend werd, en ik verwachtte niet dat zoiets lang voor hen verborgen zou blijven. Maar ik had veel zin om na anderhalf jaar weer in actieve dienst te gaan. Wat had ik eigenlijk te verliezen? Mentaal had ik me al voorbereid op werken in de particuliere sector, dat perspec tief veranderde niet. Ik voelde me vrij. Het intrigeerde me, het leek me een interessant dossier. Ik nam het aanbod aan. Uiteraard kreeg ik weer zwijgplicht opgelegd, en die geldt nog steeds. Daarom, Geachte Dames en Heren van de Raad, is het van belang dat Uw bevoegdheden breed worden uitgemeten, opdat U dit verslag überhaupt mag lezen. Aan het eind van diezelfde dag maakte ik kennis met officier Agnès Vonk, een hoogzwangere kordate vrouw van een jaar of vijfendertig, die de leiding had van het onderzoek. De leider van het rechercheteam, Guus Pek, was een ouwe rot in het vak met wie ik jaren eerder had samengewerkt in een grote drugszaak. Zijn hoofdhaar was grijs geworden. De dikke wenkbrauwen waren nog zwart, zijn snor en sik peper en zout. Hij oogde als immer energiek en vitaal. Ook de rest van het plaatje was ongewijzigd: het slobberige jasje, de gekreukte broek strak Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
9
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
onder de pens, de bordeelsluipers. ‘Long time no see,’ zei ik. ‘Welkom.’ Hij grinnikte. ‘Ze hebben je quarantaine opgeheven. Niet meer besmettelijk?’ Uit zijn mond golfde nog altijd een putlucht, iets wat ik vergeten was maar nu weer nadrukkelijk onder mijn aandacht kwam. ‘Nooit geweest,’ zei ik met een grijns. ‘Er is iemand bevorderd, ik geloof dat dat er mee te maken heeft.’ ‘Of de paniek is inmiddels zo totaal, met de verdwijning van die LNV-ambtenaar afgelopen zaterdag, dat ze in hun wanhoop je verlof hebben ingetrokken.’ Guus stelde me voor aan Bufan Kladrâuček, zijn assistent, een gladgeschoren afgetrainde felle knaap van tegen de dertig met veel geldingsdrang in een kek jasje boven een broek met messcherpe vouw. ‘Welkom,’ zei ook hij. De rest van het team was op stap, mensen interviewen van een onafzienbare lijst van potentiële verdachten. Guus en Bufan hadden de hele dag een verdachte verhoord, voorlopig zonder enig succes. De man heette Vreeken en hij ontkende als een beroeps. H01-03
De dinsdag bracht ik door met lezen van het dossier. Er was op 18 juli rond middernacht in Vleuten brand gesticht in de woning van een ambtenaar van Uwv, 1 de club die bij bedrijven de sociale premies van werknemers int en daarvan de uitkeringen voor ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid en dergelijke betaalt. Het slachtoffer was een stafmedewerkster van de juridische afdeling, mr drs R.H.L. Dutterdijk. Zij had direct na het ruiken van de brand op het nippertje het vege lijf gered door van een balkon aan de achterzijde van haar woning te sprin gen. Daarbij had ze wonder boven wonder slechts een enkel verstuikt. De brand was kort na middernacht aangestoken met een eenvoudige maar geraffineerde installatie, bestaande uit onder meer twee limonadeflessen, de ene gevuld met een soort napalm, de andere met samengeperste lucht. Toen het tijdmechaniek afging werd twee liter zeer brandbare vloeistof via de brievengleuf van de voordeur naar binnen gespoten en ontstoken. Er ontstond direct een vuurzuil in het houten trappehuis, waardoor de weg naar beneden was versperd. Het vuur verspreidde zich snel naar de verdieping en de zolder. Toen de brandweer arriveerde sloegen de vlammen al uit de ramen. Als het slachtoffer had geslapen was ze er waarschijnlijk in gebleven. Brandstichting, zoveel was duidelijk. Degelijk voorbereid. Maar van de daders geen spoor. Het motief? Dutterdijk zei geen persoonlijke vijanden te hebben. Geen ruzies, niets. Ook niet op haar werk? Nam ze wel eens beslissingen in het nadeel van de mensen of organisaties die onder de regelgeving vielen? Nee, ze nam nooit beslissingen, ze voerde gewoon de regels uit, en als iemand bezwaar maakte dan procedeerde ze. Het was dan in laatste instantie de rechter die de be slissing nam, dus waarom zou iemand haar daarop aanzien? De brand was gesticht in de nacht van zondag 18 op maandag 19 juli, dat was 1
10
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, ontstaan rond 1 januari 2002 uit een fusie van onder meer het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen (Lisv) en het Gak (Gemeenschappelijk administratiekantoor van de in 1997 in het Lisv opgenomen Bedrijfsverenigingen). Vreeken kreeg in 1999 en 2000 het Gak op z’n dak. {mn} De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
inmiddels zeven weken geleden. Je kon niet zeggen dat het spoor doodliep, want er was geen spoor. Niemand had iets gezien. De brandbom bestond uit eenvoudige spullen die overal zonder argwaan te wekken gekocht konden worden: petflessen van Coca-Cola, een elektrisch klokje van de Hema, een piëzo-elektrische aansteker voor het fornuis, slangetjes en plastic kraantjes en een elektromotortje uit een technische bouwdoos, een batterij van negen volt, koperen buisjes van de Gamma of de Praxis. Rond de helse machine zelf was ook vuur ontstaan, het plastic was half verbrand, er waren geen vingerafdrukken, niets. Wat er eventueel aan voetsporen, haren en dergelijke kon zijn geweest was door de brandweer vakkundig weggespoten. Iedereen kon het gedaan hebben. Bij gebrek aan beter richtte het onderzoek zich op mogelijke ontevreden klanten van het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen, waar mr drs Dutterdijk haar dagen doorbracht met het niet nemen van beslissingen. Het hele archief werd doorgespit. Aan gegriefde klanten geen gebrek. Massa’s bezwaarmakers die met een standaardbriefje het bos in waren gestuurd. Vasthouders die met of zonder advocaat het standpunt van Uwv hadden aangevochten. Voor het onderzoek werden de dossiers geselecteerd van klagers die in het ongelijk waren gesteld en/of verwensingen of bedreigingen hadden geuit. Dat was een aanzienlijke lijst. Die personen werden bezocht, en zo had men vrijdag 3 september Evert Vreeken gevonden. H01-04
De zaak tegen Vreeken bestond uit de volgende feiten. Hij had geen alibi voor de avond en nacht van 18 juli. De buurvrouw had hem die avond in zijn auto weg zien rijden van zijn vakantiehuisje in Kruishouten, op de Veluwe. Hij was pas laat in de nacht teruggekeerd. Zijn kilometeradministratie bevatte een rit op maandag 19 juli naar een relatie waar hij niet was geweest. Het aantal kilometers van die gefingeerde rit kwam overeen met een retourtje Kruishouten-Vleuten. In het schuurtje bij zijn woning in Utrecht werden stukjes slang van siliconenrubber gevonden die veel leken op wat voor de brandbom was gebruikt. En hij had een jaar eerder, in juli 2003, een boze brief geschreven aan Dutterdijk om haar de mantel uit te vegen. Vreeken was ZZP’er, zelfstandige zonder personeel. Hij deed automatiseringsklussen bij klanten, op contract, met afrekening per factuur. Begin 2000 voerde het Gak2 een looncontrole uit bij een van die klanten, de groothandel ABG te Utrecht, vond Vreekens facturen, stelde vast dat de opdracht nogal lang had ge duurd, en oordeelde dat hij deze klus had gedaan in een zogenoemd fictief dienstverband. Men zag Vreeken dus voor die opdracht als werknemer, en de klant als werkgever, hoewel het contract tussen Vreeken en ABG dienstverlening betrof op factuurbasis. De klant kreeg een naheffing voor sociale premies plus een boete. Vreeken kreeg geen bericht. Het Gak ging er volgens hun eigen logica van uit dat ABG als ‘werkgever’ zijn ‘werknemer’ moest inlichten. Vreeken hoorde pas een half jaar later van een collega, ook een ZZP’er, dat de klant hem zocht, om hem de naheffing van het Gak te laten betalen. Het was inmiddels zomer 2000. Vreeken nam een advocaat in de arm, die een bezwaarschrift indiende. Eind 2000 vond bij het Gak een hoorzitting plaats. Kort daarna kwam een brief van het Gak waarin Vreeken in het ongelijk werd gesteld. 2
Gemeenschappelijk administratiekantoor, zie noot 1. {mn}
Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
11
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
Met die uitspraak is hij naar de rechtbank in Utrecht gestapt. Toen kwam mevrouw mr drs R.H.L. Dutterdijk in beeld, juridisch stafmedewerkster van het Uwv, het nieuwe instituut waarin alle sectorale en functionele organen bezig waren op te gaan die tot dan toe met z’n allen de wettelijke sociale zekerheid van werknemers hadden bestierd. Zij heeft namens Uwv een pleitnota geschreven voor de rechtbank. Daarin stond precies hetzelfde wat het Gak had beweerd. De rechtbank hield zitting in september 2001, ondervroeg Vreeken langdurig en in detail over zijn zaak, en stelde hem per vonnis van december 2001 in het gelijk. Dutterdijk was niet komen opdagen voor de zitting, maar ging in januari 2002 even zo vrolijk namens Uwv in beroep. De zaak kwam in mei 2003 voor de Centrale Raad van Beroep in Utrecht, waar Dutterdijk en Vreeken beiden verschenen, zij met exact hetzelfde relaas als in 2001, Vreeken met zijn zelfde verweer, aangevuld met een getuigeverklaring en enkele concrete bewijzen. Wederom werd hij in het gelijk gesteld. Maar genoegdoening kreeg Vreeken niet. Zijn juridische kosten werden slechts voor een kwart vergoed. Hij was door de acties van Gak en Uwv klanten kwijtgeraakt, een aanzienlijke economische schade die hij niet op Uwv/Gak kon verhalen. En bij zijn volgende klant kon het Uwv weer van voren af aan beginnen. Om zijn frustratie te uiten schreef hij in juli 2003 een lange brief aan Dutterdijk, waarin hij haar op haar nummer zette en beledigde. Hij was zo boos dat hij stopte met zijn onderneming, en van zijn spaarcenten in zijn hutje in het bos ging wonen. Vreeken had dus een dijk van een motief. Zondagnacht was hij van z’n bed gelicht en meteen een paar uur verhoord. Maandag was hij acht uur lang verhoord. Dinsdag opnieuw. Zonder succes. Vreeken had al heel snel nog maar één tekst: ‘Het begint met advo en het eindigt op caat.’ H01-05
Onder dit gesternte, Geachte Dames en Heren van de Raad, begon op woensdag 8 september 2004 om 8 uur des ochtends mijn herintreding in de actieve dienst bij de recherche, niet in mijn eigen district, maar in Utrecht. Ik meldde me bij Guus Pek, de teamleider. ‘Hebben jullie gister nog wat uit hem gekregen?’ Hij schudde het hoofd, en ging me voor naar een kleine observatieruimte naast de verhoorkamer, waar hij me voorstelde aan Irma Asscher, een blondine, dertiger, met een beeldig figuur. Ze droeg een mohair truitje en een strakke spijkerbroek. ‘Marten komt het team versterken,’ zei Guus. ‘Maak jij hem wegwijs met de apparatuur?’ Irma toonde me in de verhoorkamer een moderne videocamera met twee banden. Als die vol waren werd de een verzegeld opgeborgen en de ander gebruikt als werkexemplaar. Daarnaast waren er twee verdekt opgestelde mini-camera’s, die de verdachte respectievelijk de hele verhoorsituatie toonden. Beeld en geluid van de laatste twee werden gereproduceerd op monitoren in de observatieruimte, en daar tevens vastgelegd op een harde schijf. We konden vanuit die ruimte deze twee camera’s ook bedienen: richten, scherp stellen, inzoomen. De grote camera konden we op afstand starten en stoppen. Irma’s taak was de verdachte te observeren tijdens het verhoor, aantekeningen te maken voor het proces-verbaal, en de administratie van de opnamen bij te houden. Voorlopig was het wachten tot er ac12
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
H01-06
tie kwam, iets wat ik bij de recherche wel gewend was. Irma had een mooie, heldere stem. Ze was gescheiden, alweer een aantal jaren. Van een collega. Geen kinderen. Haar meeste dienstjaren had ze doorgebracht in zedenteams, waar haar werk grotendeels had bestaan uit praten en bemiddelen, hulpverleners inschakelen, kinderen opvangen, slachtoffers hun verhaal laten doen. Ze sprak er over met passie, maar in de verleden tijd: de zedenteams waren gereorganiseerd, wat in veel gevallen neerkwam op opheffing. Er was een zedenafdeling opgericht bij het KLPD. In de regionale korpsen werden de specialismen afgebouwd omdat iedereen generalist moest worden, wat later ten dele werd teruggedraaid. Irma moest verplicht verhuizen maar had dan toch langere reistijden. Tenslotte hadden ze haar niet meer nodig voor zedenzaken, daarom zat ze nu hier. Ik vertelde haar beknopt en in discrete termen over mijn moeilijkheden, met inachtneming van mijn zwijgplicht, weet U nog? Quasi-opgewekt besloot ik: ‘Nieuwe ronde, nieuwe kansen.’ ‘Krek zo,’ zei Irma. Ze stak nog net niet haar middelvinger op. In de verhoorkamer ging de deur open. Guus en Bufan kwamen binnen, met een zeer vermoeid ogende vijftiger. Ze pootten hem aan de tafel op de stoel recht tegenover de grote camera. Irma startte de opname. Guus en Bufan gingen aan weerskanten van de tafel schuin tegenover hem zitten. Vreeken deed zijn armen over elkaar en keek strak voor zich uit. Hij had wallen onder zijn ogen. Blijkbaar had hij zich sinds zondag niet mogen of willen scheren. Zijn hemd was gekreukt en vuil. Hij droeg zijn donkerblonde haar kortgeknipt. Zijn ogen waren bruin. Hij knipperde er voortdurend mee, waarschijnlijk geïrriteerd door het felle licht. ‘Ik wil een dokter zien,’ zei hij tegen Guus. ‘Ik heb nu al drie dagen geen medicatie geslikt voor mijn bloeddruk.’ ‘’t Is voor het eerst dat je daar over begint,’ zei Bufan er hard overheen. ‘Denk je dat wij helderziend zijn?’ ‘Dan zat ik hier niet,’ repliceerde Vreeken, met meer energie dan ik hem eerst toedacht. Misschien ging hij zuinig om met wat hij had. ‘Wat slikt u,’ zei Guus. ‘Pillen, van de dokter. Dat bespreek ik wel met hem.’ ‘Of haar,’ zei Bufan koud. ‘Waarom heb je dat niet eerder gezegd?’ Vreeken negeerde hem, ging verder tegen Guus: ‘Kunt u uw collega laten ophouden met tutoyeren? Ik ben er niet van gediend.’ ‘Vanmiddag komt de dokter,’ zei Guus. ‘En de advocaat?’ Vreeken hield zijn armen nog steeds over elkaar. ‘Daar beslist de officier over.’ ‘Dat moet ze dan verdomd snel doen, anders heeft ze een klacht aan haar broek. Ze overschrijdt de termijn.’ ‘Helaas,’ zei Guus, ‘daar kan ik niks aan doen. Laten we de feiten nog maar ’s langslopen.’ ‘Forget it,’ zei Vreeken. ‘Dit onderhoud is afgelopen.’ ‘Je zit er glad naast,’ nam Bufan het over. ‘Je hebt ons nog niet verteld waar je was met je auto in de nacht van 18 juli. Je doet er verstandig aan je eigen versie van de toedracht te vertellen, want er is genoeg bewijs voor een veroordeling. Als je blijft zwijgen riskeer je acht jaar. Rechters houden niet van ontkennende verHoofdstuk 1. Evert Vreeken
13
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
H01-07
dachten. Als je vertelt hoe het zit wordt de straf lichter en voor een deel voorwaardelijk.’ Vreeken bleef hem negeren. Ik probeerde vast te stellen of dit Bufan werkelijk irriteerde of dat hij dit voorwendde. ‘Kijk me aan als ik tegen je praat,’ zei Bufan afgemeten. Hij duwde Vreeken tegen de schouder, en herhaalde zijn woorden. Vreeken bleef voor zich uit kijken, zijn ogen ongefocust. Misschien was hij gewend te mediteren, een probate manier om compos mentis te blijven. Bufan duwde weer: ‘Kijk me aan.’ Vreeken reageerde niet. Bufan sprak hem opnieuw aan, met nadere helderziende schilderingen van het Vreeken boven het hoofd hangende vonnis. Dit ging zo een paar maal voort. ‘Let op zijn mond,’ zei ik tegen Irma. ‘En op zijn keel. Hij zit speeksel te ver zamelen.’ Het was nauwelijks waarneembaar, maar ik was er vrij zeker van. Hij had sinds zijn laatste zin niet één keer geslikt, en hield zijn lippen op elkaar. Bufan greep Vreeken bij de boord, ik schoof mijn stoel naar achteren, Bufan trok Vreeken naar zich toe en zei: ‘Kijk-me-aan-als-ik-te-gen-je-praat.’ Vreeken spoog hem recht in zijn gezicht. Bufan sprong op, hief zijn arm, Guus stond ook op, maar kon niet verhinderen dat Bufan Vreeken een oorvijg gaf. Ik trok de deur van de observatieruimte open, sprintte naar de verhoorkamer. Guus had Bufan bij de arm. ‘Neem jij het even over,’ zei Guus, en dirigeerde zijn assistent de gang op. Ik nam plaats op de stoel waar Guus had gezeten. Op Vreekens wang kwam onder de stoppelbaard een rode vlek op. Hij wreef er eenmaal zachtjes over. Rond zijn lippen speelde een flauwe glimlach. Ik stelde me voor: ‘Niehof.’ ‘Vreeken,’ zei hij. ‘Bedankt voor uw interventie.’ ‘De regels gelden voor ons net zo goed als voor u.’ Hij keek even naar de grote camera, waarop het opnamelampje nog brandde. ‘Zat u in een regiekamer te observeren?’ Ik knikte. Frasen als ‘Wij stellen hier de vragen’ hadden geen zin. ‘Mijn advocaat zal een kopie van alle banden vragen, en een klacht indienen tegen uw collega.’ ‘Wie is uw advocaat?’ ‘Geen idee. Ik vraag al sinds zondagavond om een advocaat, maar uw collega’s lijken oostindisch doof.’ ‘Volgens de regels zou er uiterlijk vandaag een moeten komen.’ Guus kwam terug, met een collega in uniform die Vreeken terugbracht naar de cel. Ik vroeg Guus wanneer de advocaat kwam. ‘Eind van de ochtend,’ zei hij, ‘Mr Zwart. Was gister plotseling verhinderd. Niet onze fout. En we zitten nog binnen de termijn.’ Guus vroeg me een kijkje te nemen in Vreekens huis. Ik had het rapport van de huiszoeking gelezen, dat was nogal summier en ze hadden het erg snel gedaan. Wat me met name interesseerde waren twee kamers die recent door tieners waren 14
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
H01-08
H01-09
bewoond. Bij de in beslag genomen zaken waren hun agenda’s van het vorig schooljaar, in Utrecht. Tom, 19, en Maaike, 16. Ze waren bekend bij Jeugdzorg, maar voorlopig was alleen Toms dossier gevonden. Van henzelf ontbrak vooralsnog ieder spoor. Ze deden sinds het begin van het nieuwe schooljaar, een paar dagen geleden, vwo 6 respectievelijk havo 5 in Apeldoorn. Dat zouden ze in principe dagelijks vanuit Utrecht kunnen doen per trein, maar meer voor de hand lag verblijf in Vreekens vakantiehuisje in een parkje op de Veluwe, in de gemeente Kruishouten. Dat was de plek waar Vreeken zat in het weekend van de brandstichting, en waar hij was aangehouden. Het rechercheteam had van iedereen in het parkje verklaringen opgenomen, maar de tieners waren daar niet en niemand wist waar ze uithingen. Zei men althans. Het ruime rijtjeshuis van donker verkleurde baksteen lag in een rustige straat uit de jaren dertig. Alle tuintjes goed onderhouden. Het zegel van de voordeur was intact. Via een paadje kwam ik achterom. Naast het houten tuinhek stond een schuurtje. Ik keek door de ruit: niemand. Een smal klinkerpad liep met een lichte kronkel door een stukje gras naar de achtergevel. Achter de ramen bewoog niets. De achterdeur was op slot, maar het zegel was verbroken. Ik opende het slot. Om geen vingerafdrukken te verknoeien duwde ik de klink bij het uiterste puntje omlaag. De deur opende geruisloos. Ik stapte de keuken in, en sloot de deur. Op de verdieping bewoog iets onder zacht zoemen. Snel keek ik in de twee kamers en suite op de begane grond, de hal van de voordeur, de gang, het toilet: niemand. Ik sloop de trap op, en stond oog in oog met een rondkarrende stofzuigrobot. Op de verdieping een grote slaapkamer, een badkamer, en twee kleinere kamers van de tieners. Daar boven een grote rommelzolder. Het huis was eenvoudig maar smaakvol ingericht. Houten meubels, een oude wandkast van echt hout, strokenparket, glad gestucte muren met allerlei grafiek: zeefdrukken, tekeningen, aquarellen, oliedoekjes, foto’s. Nergens kleedjes. In een kast een TV-tuner met beamer. Geen planten, geen bloemenvazen. Alles goed onderhouden. Dure strakke lampen aan de muren. Geen tekenen van een huisdier. In elk van de kleine kamers een tweepersoons opklapbed, tafel, stoel, kast. Tijdens de huiszoeking waren ze beide op orde geweest, maar nu in haast overhoop gehaald. Ik vermoedde dat de tieners hadden gezocht naar hun persoonlijke papieren, maar die niet hadden gevonden, omdat de recherche ze bij de huiszoeking had meegenomen. Schoolboeken en kleren lagen door elkaar op de vloer. Aan de muren posters, en lege plekken waar posters hadden gehangen. Ik maakte foto’s, bekeek de boeken: havo 4 en vwo 5, stof van het vorig leerjaar. Ik doorzocht de rest van het huis, maar vond niets bijzonders. Ik belde Guus. Die stuurde twee rechercheurs om het huis te observeren en vingerafdrukken te nemen van de deurklink. Ook het zegel van het schuurtje was verbroken. Ik vond daar diverse stukjes transparante plastic slang, die voldeden aan de beschrijving van de slangetjes die gebruikt waren voor de brandstichting. Bij de huiszoeking had men er een aantal meegenomen. Ik stak een paar eindjes in mijn zak. Op het bureau trof ik het team in een hoek van de kantine. Guus vertelde een mop, waarvan ik juist de clou opving: ‘Dan moet je haar terugleggen in de wieg.’ De collega’s lachten, maar niet overmatig. Irma keek zuur. Guus stuurde vier rechercheurs die hun lunch achter de kiezen hadden weer op Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
15
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
pad om de lijst van het Uwv verder af te werken, en dirigeerde zijn overige schaapjes naar zijn kamer. Ik haalde aan de balie broodjes, en voegde me bij het team. Irma wees met haar ogen naar een lege stoel naast haar. Ik liet me daar zakken. ‘Vreeken heeft bekend,’ zei Guus. De advocaat was eindelijk gekomen. Ze hadden het stel in een verhoorkamer gezet en het hele gesprek opgenomen, standaard procedure. Guus toonde een transcriptie. Vonk had de band direct laten uittypen. Mr Zwart: Zonder alibi zit u in een lastige situatie. Waar was uw auto die avond? Vreeken: Uitgeleend aan vrienden die iets hebben gedaan waar ze misschien last mee kunnen krijgen. Z: Is het uw bedoeling die mensen te beschermen? V: Nee, maar ik wil ze ook niet aangeven. Z: Met zo’n verhaal komt u er niet. Justitie zal willen weten wie die vrienden zijn, en wat ze hebben gedaan. V: Ik laat het aan hen over of ze zich melden. Ik peins er niet over hen bloot te stellen aan het soort behandeling dat ik hier krijg. Dan verklaart Vreeken dat hij voor de brandstichting geen motief heeft. Dat vindt de advocaat merkwaardig, gezien wat Dutterdijk hem heeft geflikt. V: Ik heb haar ter verantwoording willen roepen. Ik heb haar voor de rechter gesleept. Ik heb geprobeerd een klacht in te dienen bij de Inspectie Werk en Inkomen, maar die namen het niet eens in behandeling. Z: Dat lijkt me terecht. Uwv heeft gewoon de regels uitgevoerd. V: Maar ze heeft geen onderzoek gedaan, ze heeft achter haar bureau een verhaaltje verzonnen, en mijn bedrijf kapot gemaakt met haar vooringenomenheid en gemakzucht. Z: Helaas, ik zie niet wat u daar juridisch kunt bereiken. V: Juridisch? Dat heb ik allang opgegeven. Als ik kijk naar wat mijn eigen advocaat heeft gezegd in die zaak, daar ben ik wanhopig van geworden. Jullie juristen leven op een andere planeet, het heeft met het echte leven allemaal niks te maken. Z: Men stelt dat u een motief heeft voor de brandstichting. Wat kunt u daar te gen inbrengen? V: Niets. Z: Kunt u zich uitgeven voor Zen-Boeddhist? Bent u lid van een club met hoge morele principes? Kunt u aanvoeren dat u hier boven staat? Heeft u relaties die kunnen getuigen van uw karakter en integriteit? Ik weet niet of het veel zou helpen, gezien de brief die u heeft geschreven... V: In die brief heb ik me ingehouden. Ik zou die dame met plezier afranselen met een zweep, haar kreupel trappen zodat ze de rest van haar dagen in een rolstoel moet slijten— Z: Alstublieft, zegt u zulke dingen niet, onder géén beding! Het zou voor de politie gelijk staan aan een bekentenis. V: Is dat niet wat kort door de bocht? We hebben het over een motief. Erken nen dat ik een motief heb is nog geen bekentenis. Bovendien, ik heb geen motief, want ik wens haar niet dood of de stuipen op het lijf, ik wens haar tot inkeer, 16
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
H01-10
goedschiks of kwaadschiks, ik wil dat ze zelf voelt hoe het is om zonder enige reden hardhandig uit je gewone doen gesleurd te worden, de luie hoer. Ik heb geen motief om haar huis in de fik te steken, ik heb een motief om haar aan de schandpaal te zetten en af te ranselen. Z: Denkt u dat die mevrouw door de brandstichting niet uit haar gewone doen gehaald is? V: Kan best. Zou haar verdiende loon zijn. Maar dat is dan angst voor een anonieme dreiging. Waar is de boodschap? Simpele brandstichting is me te min, daarvoor heb ik ab-so-luut geen motief. Ik wil haar confronteren, ik wil persoonlijk mijn gram halen, ik wil dat ze de rest van haar miserabele leven goed doordrongen is van haar misdaden. Brand is geschikt om etnische groepen weg te treiteren, daarvoor kan het een communicatiemiddel zijn. Heeft iemand de aanslag al opgeëist? Dat is toch wat men doet na een aanslag? Voor het verhelpen van mijn boosheid is brand ongeschikt. Het is een kwestie van niveau, van communicatie, van inhoud, dat is toch niet zo moeilijk te begrijpen? Z: De politie en het OM en ook de rechter zullen zonder twijfel oordelen dat het motief dat u noemt het delict brandstichting dekt. V: Misschien als ze zelf hun baan uitgetreiterd worden. Het zou projectie zijn van hun denken op mijn persoon. Maar in mijn hoofd werkt het anders. Z: Als verweer is wat u zegt zwak. Met dit verhaal redt u het niet. V: (zucht) Het valt soms niet mee, leven tussen de barbaren. Er was meer, maar dit was de kern. Guus was in zijn nopjes. ‘Voor z’n roodkoperen, wat ik je brom.’ Bufan Kladraûcek waagde onbevreesd een blik in de toekomst. ‘Let op mijn woorden, dat vogeltje zingt vóór het eind van de week.’ ‘Hij bevestigt wel het motief,’ zei een van de rechercheurs, ‘maar een bekentenis zie ik er niet in.’ ‘Dat toont alleen hoe dom die Vreeken is,’ zei Bufan. ‘Liegen tegen zijn eigen advocaat, dat is een hele slechte zet.’ ‘Kan hij niet een vriendje op haar afgestuurd hebben,’ zei een andere rechercheur. ‘Nee-nee-nee-nee-nee,’ kraaide Bufan, ‘dan had hij gezorgd voor een alibi. Dit is puur een eenmansactie, een slecht voorbereide eenmansactie.’ ‘Hij is er in elk geval bij betrokken,’ zei Guus. ‘En of hij nu moet zitten voor brandstichting of medeplichtigheid, dat maakt mij niet uit.’ Er kwam weer een rechercheur melden wat hij had vernomen van enkele personen op de Uwv-lijst van mogelijke verdachten. Hij bestelde aan de balie een tosti. Guus liet hem de transcriptie lezen. ‘Veelbelovend,’ zei hij. ‘Moet de rest van de lijst nu nog worden bezocht?’ Guus knikte. ‘Als hij een mededader heeft, is er een kans dat die ook slachtof fer is van de Uwv-aanpak. De hele lijst moet worden afgewerkt.’ De kantinejuffrouw kwam de tosti brengen. ‘Is er al een kleine op komst?’ vroeg ze belangstellend. ‘Nog niet,’ zei de rechercheur. ‘Er wordt aan gewerkt.’ ‘De bruiloft is al een jaar geleden,’ kraaide Bufan. ‘Wat doen jullie eigenlijk in de koffer?’ Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
17
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
‘Je weet toch wel hoe het moet?’ vroeg Guus vaderlijk. ‘Het is ook nog ’s de verkeerde volgorde,’ zei Bufan. ‘Normaal is eerst zwanger schoppen en dan pas trouwen.’ Agnès Vonk kwam binnen, stralend, haar buik naar voren als een trofee. Ze feliciteerde Guus met de nieuwe ontwikkeling. ‘Ik wil precies weten hoe het zit met z’n bloeddruk,’ zei ze. ‘Hij schijnt echt medicatie te hebben van zijn huisarts, maar na drie dagen zonder pillen is zijn bloeddruk volkomen normaal.’ ‘Er gaat vanmiddag iemand een verklaring opnemen van de huisarts en de apotheker,’ zei Guus. ‘Het is een raar verhaal, maar ik zie nog niet hoe Vreeken er iets aan zou hebben als hij hiermee de kluit belazert.’ ‘Misschien heeft het niets te betekenen,’ zei Vonk, ‘maar ik wil toch zeker weten dat hij ons niet probeert te foppen met een dooie mus.’ Ze wenste het team veel succes en lichtte haar hielen. ‘Agnès moet biggen,’ zegt Bufan langs z’n neus weg. ‘Doe ’s niet zo lomp jij,’ zegt Irma. ‘Hap-hap-hap!’ kraait Bufan. Ik geef Guus een wenk: ‘Roep jij die filmster ’s tot de orde.’ ‘Niet zo lomp doen, Bufan,’ zegt-ie, ‘daar ben ik voor ingehuurd.’ Lacht daarbij zijn groene tanden bloot. De mannen grinniken. Ik fluisterde Irma in het oor: ‘Geen sjoege geven, logboek bijhouden.’ Guus’ telefoon ging. Hij gebaarde naar mij: ‘Tom is in het huis van Vreeken. Ik wil dat jij hem aanhoudt, de anderen pakken hem als hij de benen neemt.’ Op de gang hoorde ik voetstappen achter me: Irma. ‘Behoefte aan frisse lucht?’ zei ik, terwijl we de trap af snelden. In de auto barstte ze los met gefoeter over Bufan, zijn gevloek de hele dag, shit, fuck, het irritante geblaat, hoe hij Vreeken afbekt, dat hij in de verhoorkamer rookt als een ketting, terwijl Vreeken daar tegen protesteert. ‘Bufan de Vuilbek en z’n fijne baas, mooi sterrenteam,’ besloot ze. Ja, het sterrenteam. In drie zware zaken hadden ze bekentenissen losgekregen waar de verdachten op waren veroordeeld. Ik had de dossiers ingezien. Het waren zaken geweest met nogal wat indirect bewijs. Ook in de zaak-Vreeken was het bewijs uiterst mager. Een boze brief die een motief leverde. Slangetjes van siliconenrubber die misschien een link gaven met de brandbom, dat werd onderzocht in het forensisch instituut. Het zwijgen over de auto en de kilometers toonde alleen aan dat er iets verborgen werd, maar niet wat. ‘Wat was dat voor een verhaal over terugleggen in de wieg?’ vroeg ik. ‘Dat moet je Pek zelf maar vragen,’ zei Irma. ‘Moet je je voorstellen dat je als slachtoffer in een zedenzaak een verklaring moet afleggen bij zo’n vent. Die mevrouw van het Uwv noemt hij Dotterlijk. Wat een hufter.’ ‘Kalm blijven,’ zei ik. ‘Log bijhouden, dossier opbouwen, en als de tijd rijp is een goeie mep uitdelen. Figuurlijk natuurlijk.’ We reden de straat in waar Vreekens woning stond. Mijn gsm ging over: de collega die voor de deur postte meldde dat de jongeman die achterom het huis had betreden nog binnen was. Hij had zich even achter het ruitje van de voordeur vertoond, waarschijnlijk om die van slot te doen. Ik parkeerde in een zijstraat, we 18
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
H01-11
liepen naar de achterkant. Bij het schuurtje stond de andere collega. ‘Hij zit boven.’ Toen we de keuken binnengingen hoorde hij ons, stoof met enkele reuzestappen de trap af. Ik snelde door de gang naar het halletje en had hem bij de kladden vóór hij de voordeur kon openen. Irma stond een tel later naast me. Door het ruitje zagen we de postende rechercheur de voortuin in lopen. ‘Tom?’ zei ik. Hij ging zonder kunsten kalmpjes mee naar de woonkamer. Zwart haar, donkere ogen. Een meter tachtig, slank, gespierd. Hij droeg een T-shirt met de opdruk Ze zegt dat ik niet luister... of zoiets. De collega’s kwamen binnen. Ik vroeg hen te kijken of er nog iemand in het huis was. ‘Ik ben alleen,’ zei Tom. Hij keek op z’n gemak naar Irma en mij, nam ons aandachtig op. We stelden ons voor. ‘Waar is Maaike?’ vroeg Irma. ‘Geen idee.’ ‘Hoe lang ken je haar?’ ‘Weet ik niet.’ De collega’s kwamen weer naar beneden. Ze hadden niemand gevonden. ‘Heb jij het zegel van de achterdeur verbroken?’ zei ik. ‘Nee.’ ‘Wat heb je in dit huis te zoeken?’ ‘Ik woonde hier, tot voor kort.’ ‘En Maaike?’ ‘Ook.’ ‘Maak je zakken eens leeg.’ Een vuile zakdoek, een zakmes, wat muntgeld, twee huissleutels. De ene sleutel was van Vreekens huis. Ik hield de andere omhoog en trok mijn wenkbrauwen op. Tom reageerde niet. Het mes en de sleutels stak ik bij me, het geld en de zakdoek gaf ik hem terug. ‘Wat is je relatie met meneer Vreeken?’ ‘Hij gaf ons onderdak.’ ‘En wat kom je nu doen?’ ‘Spullen halen, voor school.’ ‘Is dat ook wat je gisteren kwam doen?’ ‘Ja.’ ‘Was je wat vergeten?’ ‘Ja.’ ‘Zullen we dat dan nu even gaan halen?’ ‘Waarom?’ ‘Omdat je met ons mee gaat naar het bureau. Daar word je verhoord, dan beslist de officier wat er verder met je gaat gebeuren. Het lijkt me redelijk aannemelijk dat je morgen weer gewoon naar school gaat. Dan is het handig als je je spullen bij je hebt.’ Tom dacht even na. ‘Goed,’ zei hij. Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
19
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
De rechercheurs vertrokken naar het bureau. Ik belde Guus, meldde de vangst en vroeg hem iemand te sturen om andere cilinders in de sloten te zetten, en de boel opnieuw te verzegelen. Boven aan de trap lag een stapeltje boeken: Duits, wiskunde, woordenboeken, een handleiding voor het debuggen van een Linux-server. ‘Moet dat mee?’ vroeg ik. Tom knikte. ‘Anders nog iets?’ ‘Nee.’ Beneden staken we de boeken in Toms rugzak. ‘Ga je mee?’ ‘Is dat een verzoek of een bevel?’ ‘Wordt op het vwo niet meer onderwezen dat de vragende wijs een beleefdheidsvorm kan zijn?’ Hij glimlachte. ‘Als je mij belooft dat je niet wegloopt, hoef je niet geboeid.’ ‘Dat is geen fair voorstel,’ zei hij. ‘Je hebt een punt,’ zei ik. Irma klonk zijn polsen aaneen, en we vertrokken. H01-12
Op het bureau was Bufan met een collega bezig Vreeken te verhoren. Ook Guus was druk. Hij vroeg ons direct Toms verklaring op te nemen, waarbij hem drie dingen speciaal interesseerden: waar Tom verbleef, waar Maaike uithing, en wat hij wist van Vreeken in de nacht van de brand. Tom liet erg weinig los. Hij verklaarde dat Vreeken goed voor hem en Maaike was geweest. Ze woonden tot voor kort allebei in Vreekens huis, op voorspraak van iemand van Jeugdzorg. ‘Hoe staat meneer Vreeken in verband met Jeugdzorg?’ ‘Dat kunt u beter aan hem vragen.’ Tom bevestigde dat Maaike en hij op school zaten in Apeldoorn, op een grote scholengemeenschap. Zij deed havo 5 en hij vwo 6. Het afgelopen schooljaar hadden ze in Utrecht op school gezeten. ‘Vanwaar die switch naar Apeldoorn?’ ‘Evert wil het huis verkopen.’ ‘Er staat geen bord in de tuin.’ ‘De makelaar zou maandag komen met de contracten. Maar jullie hebben hem zondag opgepakt.’ ‘Waarom Apeldoorn?’ ‘Waarom niet?’ ‘Houdt het verband met het vakantiehuisje van meneer Vreeken in Kruishouten?’ ‘Daar woon ik niet.’ ‘Waar wel?’ ‘In een tentje, op de hei.’ ‘En Maaike?’ ‘Geen idee.’ ‘Ze verzuimt net als jij al drie dagen van haar nieuwe school.’ ‘Daar zal ze wel een reden voor hebben.’ ‘Zoals?’ 20
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
‘Ze is bang dat ze opgepakt zal worden en naar een internaat moet. Ze is on dergedoken.’ Ik toonde Tom een stukje slang van siliconenrubber, dat ik in het schuurtje had gevonden. Hij knikte. ‘Van mijn orgeltje.’ Tom vertelde dat hij een kamerorgel had gemaakt, met houten pijpen. De slangetjes kwamen van een aquariumwinkel. Ze dienden om lucht van de balg naar de pijpen te leiden. ‘Waar kunnen we dat orgel bekijken?’ ‘Het staat in Kruishouten,’ zei Tom. ‘We hebben het een paar weken geleden verkast, omdat het huis in de verkoop gaat.’ Over 18 juli, de nacht van de brandstichting, had Tom niets te melden. Geen idee wat hij of Vreeken die avond had gedaan. Ik bracht verslag uit aan Guus: geen van zijn vragen was beantwoord. Ik stelde voor Tom mee te nemen naar het vakantieparkje in Kruishouten en te zien wat we daar zouden aantreffen. ‘Prima. Ik geef je op een briefje dat die meid daar zit. Agnès wil haar in een pleeggezin hebben.’ H01-13
‘We gaan dat pretpark in Kruishouten eens bekijken,’ zei ik tegen Tom. ‘Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen. We geven je een lift.’ ‘Geef me maar geld voor de trein.’ ‘Hoe ben je naar Utrecht gekomen?’ Hij zweeg. Irma reed. Het was anderhalf uur naar Kruishouten, de spits was al begonnen. Tom en ik zaten op de achterbank. Ik verbrak zijn ketenen en haalde een dossier uit mijn rugzakje. ‘Thomas Israëls... Geboren 1985... vader docent klassieke talen op christelijk gymnasium... moeder huisvrouw... lagere school geen bijzonderheden... van 1997 tot 2000 drie jaar gymnasium, geen bijzonderheden... 4 gym najaar 2000 afgebroken... weggelopen van huis, maar ouders hebben geen aangifte gedaan... december 2000 gesignaleerd in kraakpand Amsterdam... februari 2001 aangehouden wegens identiteitsfraude, voorwaardelijke vrijheidsstraf waarvan de proeftijd inmiddels verstreken is, plaatsing in internaat, waar ze je krap twee maanden hebben weten te houden... opnieuw gesignaleerd in Amsterdam bij de kraakbeweging... en dan duik je in 2003 ineens op bij meneer Vreeken, die je onderdak biedt, je zit weer op school, en wel 5 vwo, oftewel, je bent gestopt met het gym, je hebt twee jaar verloren in je schoolcarrière, maar je bent van de zomer met mooie cijfers over naar het laatste jaar en je zit weer goed op de rails.’ Tom keek voor zich uit, zweeg. ‘Mag ik het kranig van je vinden?’ ‘Wat willen jullie van me?’ ‘Ik kan niet namens de officier spreken,’ zei ik. ‘Maar wat mijn collega en ik van jou willen is punt één dat als je betrokken bent bij onwettige zaken je daar onmiddellijk mee ophoudt, punt twee ons helpt Maaike te vinden, punt drie vertelt wat je weet over de zaak waarvoor meneer Vreeken nu vastzit, punt vier je diploma haalt en een nuttig lid wordt van de maatschappij.’ ‘Ik doe m’n best.’ Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
21
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
Ik stak hem het dossier toe. Hij nam het aan, verrast. Ging toen zitten lezen. Irma en ik zwegen. Vanuit de betonbak langs Amelisweerd gingen we rechtsaf, naar het oosten, langs de toren van het KNMI. Tot een eindje voor Amersfoort lag de snelweg verzonken in het landschap, met aan weerskanten een breed, flauw oplopend talud. We gingen de goede kant op, naar de schaarse gebieden waar ons land nog mooi was, weg van de randstad, met zijn eindeloze rijen hui zen, kantoren, zuivelfabrieken, hoogspanningsleidingen, autosloperijen, varkensmesterijen, maïsvelden, bedrijventerreinen en eeuwige weilanden. Wat je daar nog aan bomen vond waren de koebosjes, erfenis van oude miltvuurepidemieën. Ik keek met welgevallen naar de bossen links en rechts van het asfalt. Om het landelijk karakter van de weg niet aan te tasten stonden er geen reclameborden in de berm, zoals langs de A12, met idiote teksten als “De kans dat u geen WA-verzekering heeft is 23%.” Dat geldt alleen als je alle burgers gelijk stelt. Het simpele feit dat je op een snelweg rijdt, maakt de kans al anders, en het merk auto eveneens. Voor degeen die de tekst leest is er zelfs in het geheel geen kans: hij is ver zekerd, of niet. Het was de redeneerkunst van Vonk: je neemt maar wat aan en verzint er een kletsverhaal bij. De kans dat die reclameteksten worden bedacht door nitwits zonder enig benul van kansrekening is groter dan 99,99%. Op de radio klonk zacht een deuntje van Boney M, By the Rivers of Babylon. Een psalm, herinnerde ik me, van de joden die rond 800 voor onze jaartelling door de Babyloniërs in gevangenschap waren weggevoerd. They carried us away in captivity/ required us to sing a song. Dat vogeltje zingt vóór het eind van de week. Ik geloofde er niets van. Vreeken had tegen mr Zwart in zijn boosheid sa menhangende en verstandige woorden gesproken. Ik begreep niet waarom Guus er een bekentenis in zag. Bij Hoevelaken maakten de bossen plaats voor akkers, weiland en industrieën met hun namen groot op de gevels. Na Nijkerk kwam het Nuldenauw, vanaf Harderwijk reden we weer in de bossen. Ik verlangde naar mijn stacaravan, op het Achterveld van Euroase in Wissel, niet ver van Kruishouten: mijn paradijsje op de grens van bos en hei. Irma gaf me de kaart, maar ik kende de weg uit mijn hoofd. Van Wissel naar Kruishouten was ik vaak gegaan, soms te voet, meest met de fiets. Het parkje van Sneeuwwitje intrigeerde me, want ik had het nooit gezien, er zelfs nog nooit van gehoord. Tom zat het dossier te spellen. Af en toe snoot hij zijn neus. Er zaten aantekeningen in van het internaat, rapporten van Jeugdzorg over de relatie met z’n ouders, een verbaal over de identiteitsfraude. Hij had daarover in 2001 in het geheel niets willen verklaren. Tom gaf me het dossier terug. ‘Bedankt,’ zei hij. ‘Klopt het, wat er in staat?’ ‘Het meeste wel. Maar de rapporten van Jeugdzorg zijn geschreven door mensen waar ik nooit van heb gehoord.’ ‘Hoe kwam je aan dat identiteitsbewijs?’ ‘Van iemand gekregen. Ik had hem ergens mee geholpen. Het was echt, ze hadden het van iemand gerold. De foto leek niet super, maar de geboortedatum paste aardig.’ 22
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
‘Waar had je het voor nodig?’ Hij snoot nogmaals z’n neus. ‘Niemand wilde het geloven. Zelfs de rechter niet. Ik had het nodig om in Amsterdam naar school te gaan.’ H01-14
Vanaf Kruishouten wees Tom de weg voor het laatste stukje. Richting Vaassen, dan rechtsaf, een doodlopende bosweg in, de Beukenlaan, gestraat met vriendelijke bemoste gele steentjes. De bomen waarnaar de laan genoemd was hadden een respectabele ouderdom. Aan het eind was links een grote villa in aanbouw. Irma stuurde de berm in, langs de auto’s van de aannemers en een stuk of vijftien ge velde stammen. Vlak na de bouwplaats was rechts de ingang van het parkje. ‘Als je me belooft dat je niet de benen neemt, hoef je geen boeien om.’ ‘Deal,’ zei Tom. Het terrein was omgeven met een door planten overgroeid Heras hek van twee meter hoog, in redelijke staat, maar hier en daar was een heel segment verdwenen. De ingang was geheel open, zonder poort. Je kon er vrij in en uit. Direct links achter de ingang waren parkeerplaatsen. We stapten uit. Een pad van boomschors en houtsnippers leidde naar enkele houten huisjes, de eerste van de zeven dwergen. In het voorste, links, zat een magere oude vrouw achter het raam ons aandachtig op te nemen. Ik groette haar met een handgebaar, Tom maakte een lichte buiging. ‘Mevrouw Klok,’ zei hij. Verderop, aan het eind van het pad, schemerde een wit stenen huis door het groen. Het eerste huisje rechts was van Vreeken. Het stond op een flink stuk grond, zo’n twintig bij dertig meter. Bij de ingang stond een dikke boom, achterin een paar kleinere. Halverwege het paadje naar de voordeur duwde een forse tuinkabouter tegen een kruiwagen. Toms tweede sleutel paste op de voordeur, die in een smalle aanbouw zat. We betraden een keukentje. Daar achter waren een douche, volgestouwd met spullen, en een chemisch toilet. Een deur gaf toegang tot de woonkamer, een vierkante ruimte met een tafel, vier stoelen, een tweezitsbank en aan de verste wand een computermeubeltje met een grote monitor, waar een ingelijste spreuk boven hing: “Wee u, gij schriftgeleerden en Farizeeën, gij geveinsden! want gij zijt den witgepleisterden graven gelijk, die van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen zijn zij vol doodsbeenderen en alle onreinigheid.” 3 Twee smalle deuren leidden naar slaapkamertjes aan de achterzijde, elk met een tweepersoons opklapbed. ‘Voor permanente bewoning lijkt het me een beetje krap,’ zei ik. Tom reageerde niet. Er lagen spullen van hem en Maaike. ‘Ik weet niet waar ze zit,’ zei Tom weer. ‘Ze is ondergedoken.’ Irma hervatte het verhoor: waar was Vreeken in de nacht van de brand, waar was de auto die nacht, waar was Tom zelf. Alleen van het laatste herinnerde hij zich nu iets: hij was met Maaike in Vreekens auto naar de disco geweest. Welke disco? Hoe laat begon dat? Hoe laat waren ze er heen gegaan? Hoe laat waren ze terug? Irma bleef geduldig doorvragen, maar het bleef bij vaagheden. 3
“Het Evangelie naar Mattheüs,” hoofdstuk 23, vers 27 (AD 70 à 80), in: Het Nieuwe Testament. {mn}
Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
23
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678 H01-15
Ik stelde voor het orgel te bekijken. Dit bevond zich in dwerg nummer zeven, aan het eind van een pad rechts van de ingang van het parkje. Het lag naast een redelijk onderhouden tennisbaan. Binnen was een bar, en een zitje. Tegen een wand leunden twee fietsen. Tom vertelde dat het huisje dienst deed als kantine bij de tennisbaan, een bron van inkomsten voor de eigenaar van Sneeuwwitje. Met een sleutel uit een laadje achter de bar opende hij een brede houten kast van twee verdiepingen. Onderin stonden rijen vierkante houten orgelpijpen, rustend op een windkast. In het bovenste deel lagen een laptop, een paar ordners en een stapel bladmuziek, tien centimeter dik. Tom startte de laptop. Met een luide klik van een ebonieten schakelaar zette hij de verrassend stille motor van de windkast aan. Opzij kwam een rood stukje hout omhoog, daarna opende een klepje om de overtollige lucht te laten afvloeien. ‘Wie heeft dit instrument gemaakt?’ vroeg ik. ‘Ik,’ zei Tom. ‘Met hulp van Evert.’ Op de laptop startte hij een programma dat een serie horizontale stroken toonde. Links stond op z’n kant een klavier afgebeeld, waarvan elke toets correspondeerde met een strook. Dunne verticale lijnen markeerden de tellen, dikkere de maten. De muziek was genoteerd als zwarte strepen waarvan de lengte de duur van de noot aangaf. Een elektronisch draaiorgelboek. Tom startte een nummer, een fuga geschreven door Johann Sebastian Bach voor het klavier in de middenstemming. De houten pijpen, in meerdere registers, hadden een prachtig timbre, de hoge en lage tonen pasten perfect bij elkaar. Ook het mechaniek was indrukwekkend. Er haperde niets, de tonen vormden zich direct als de pijpen werden aangezet. Alleen vlak bij de pijpen hoorde ik een zacht klikken van de relais die de luchtstroom regelden. Nu zag ik ook, achter het front dat ik voor de windkast had aangezien, de plastic slangetjes. Zij verbonden de kortere pijpen met op de lager gelegen windkast gesoldeerde koperen buisjes. Alleen de lange pijpen achterin het orgeltje rustten direct op de windkast. Het nummer was uit. Irma en ik maakten onze complimenten. Tom startte een ander nummer, dat me vaag bekend voorkwam. Het had een totaal ander karakter. IJle stemmen vlochten door elkaar in een zacht golvend tempo. Er liepen plots rillingen over mijn rug. ‘Wat is dit?’ vroeg ik. ‘Wind chimes, van Brian Wilson,’ zei Tom. ‘Ideetje van Evert.’ Nu herkende ik het. Beach Boys. Ik hoorde de stemmen soepel continu stijgend en dalend door alle noten glijden. Dit effect was zeer goed gerealiseerd, maar ik begreep niet direct hoe. Dat een klarinettist na veel oefenen van de ene noot naar de andere kan glijden is al moeilijk te vatten, maar hoe je dat op zo’n orgel flikt... Tom wees me op een rijtje pijpen die elk een houten zuiger hadden waarmee je de toon continu kon variëren. Door de ronde tonen uit de houten pijpen heen tinkelden hoge klanken van metalen buisjes, aangetikt door staafjes met houten bolletjes. ‘Heb je voorraad van die slangetjes?’ vroeg ik. Tom opende een schuifdeurtje in de bovenkast. Daar lag een heel assortiment. Ik voegde een paar stukjes toe aan mijn verzameling. Ook maakte ik foto’s van het orgel, speciaal van het binnenwerk, waaruit de betoverende tonen van Wind 24
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
H01-16
H01-17
chimes bleven opwellen. Irma stootte me aan. Een donkerblonde krullekop van een jaar of zestien keek door het raam naar binnen. Irma zwaaide lichtjes naar haar: Hallo! Ik wenkte met mijn vinger: Kom maar binnen. Ze keek naar Tom, die knikte. De deur ging open. Ze bleef op de drempel staan, een frêle figuurtje in een simpel truitje, daar onder een rokje, daaronder een maillot, daaronder gympen. Het licht van de avondzon omgaf haar als een halo, de muziek leek haar te dragen. ‘Wie zijn dat?’ ‘Stillen,’ zei Tom. ‘Maar kom toch maar verder.’ Hij beëindigde de demonstratie, zette de laptop en het orgel uit, deed de kast op slot, borg de sleutel weg. Op weg naar het huisje van Vreeken ging Tom naast Maaike lopen, maar voor hij haar kon inseinen haalde ik ze uit elkaar. Ik gaf Irma de sleutel; zij ging met Maaike naar binnen om haar te verhoren. Intussen maakte ik met Tom een ommetje. Je had nergens overzicht over het hele parkje, door de bomen die overal stonden, maar de indeling was vrij simpel. Het was nagenoeg vierkant. De hoofdingang was op het westen, dichtbij de noordrand van het terrein. Daar lagen achtereenvolgens de parkeerplaats, de huisjes van mevrouw Klok en Govert van de Grift, een vervallen zwembad en een theehuis. In het midden van de oostzijde lag het witte stenen huis. In de zuidoosthoek een ruime moestuin omgeven door een degelijke constructie van dikke balken, tegen de wilde zwijnen uit het bos, zei Tom. Langs de zuidrand weer westwaarts lopend passeerde je een vervallen kleine oranjerie en een met onkruid overwoekerde tennisbaan, om uit te komen bij de redelijk onderhouden tennisbaan die we eerder gezien hadden. In het midden van het terrein lagen vier huisjes, twee op het zuiden, van respectievelijk Dirk Wagenaar en Noortje Crombag, en twee op het noorden, van Vreeken en een chronisch afwezige mevrouw Spiering uit Nieuw Zeeland. Aan de westzijde lag tussen de zevende dwerg en de ingang een kleine speeltuin met wip, schommel, draaischijf, evenwichtsbalk en klimboom. Tom vertelde over de bewoners. Wagenaar, die achter Vreeken woonde, deed een chemokuur tegen uitzaaiingen van een niet tijdig gevonden botkanker. Noortje was een teruggetrokken vegetarische kunstenaar die haar eigen biodynamische voedsel teelde, belaagd door zwijnen die de moestuin wilden omwroeten en vossen die het op haar kippen hadden voorzien. Mevrouw Klok was een jaar geleden in het huisje van haar kleindochter Anita komen wonen omdat ze het niet uithield in het bejaardenhuis. Haar buurman Govert was actief in de milieubeweging en reed in een elektrische auto. Mevrouw Spiering, van het onbewoonde huisje, had zich in geen jaren vertoond, maar correspondeerde af en toe met Vreeken, die voorzitter was van de bewonersvereniging. Mevrouw Spiering had een zoon die in Utrecht woonde, verslaafd, en zeer moeilijk in de omgang. Hij was wel eens in het parkje geweest, maar had overlast bezorgd met drugsvriendjes, geld gejat, kortom, ze hadden hem er uit gegooid, en sindsdien stond het huisje van Spiering leeg. De anderen hadden er spullen opgeslagen, ligstoelen, tuingereedschap. In het witte stenen huis woonde Lodewijk Van Voorst tot Voorst, die het terrein beheerde namens zijn demente oom. Tom had deze oom nog nooit gezien. ‘Sinds wanneer kom je hier?’ vroeg ik. Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
25
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
H01-18
‘Sinds vorig jaar, in de weekenden.’ ‘Sinds je bij meneer Vreeken woont?’ Tom knikte. ‘Hoe ben je bij hem terecht gekomen?’ ‘Hij kende iemand van Jeugdzorg, die vroeg hem of ik een poosje bij hem kon wonen.’ ‘Woonde meneer Vreeken alleen?’ ‘Ja. Hij is jaren geleden gescheiden.’ ‘En Maaike? Woonde die al bij hem?’ ‘Ze zat bij mij op school. Ze woonde in een pleeggezin, maar dat ging niet goed. Ze mocht niks, er was elke dag ruzie. Toen heb ik Evert gevraagd of ze ook bij hem kon wonen. Ze is komen kennismaken. Evert liet haar beloven dat ze zich aan de huisregels zou houden. Toen heeft hij zijn kennis bij de Jeugdzorg gebeld, en die heeft het geregeld.’ ‘Wie is die kennis?’ ‘Geen idee. Nooit gezien.’ ‘Sinds wanneer hebben jullie een relatie?’ ‘Sinds het begin van het schooljaar, vorig jaar. Maar dat was niet fysiek.’ ‘Wanneer is het fysiek geworden?’ ‘Later.’ ‘Bij meneer Vreeken in huis?’ ‘Ja.’ ‘Wat vond hij daar van?’ ‘Hij heeft ons een hoofdstuk uit het biologieboek overhoord.’ ‘Krijgt hij een vergoeding omdat jullie bij hem wonen?’ ‘Ik betaal kostgeld. Huur rekent hij niet, hij heeft geld genoeg.’ ‘Heb je een baantje?’ ‘Ik verdien geld met orgelboeken maken.’ We hadden het rondje voltooid, kwamen weer aan bij de ingang, tussen de huisjes van Klok en Vreeken. Irma gebaarde achter het raam met een paar draaien van haar hand dat we nog wel even verder konden gaan. ‘Laten we ’s aanlopen bij de buurvrouw,’ zei ik. Mevrouw Klok. Zij was de getuige die Vreekens auto op 18 juli had zien vertrekken. We liepen het pad op naar het huisje. Mevrouw Klok trok zich op aan haar rollator en ging voetje voor voetje naar de keukendeur. Ze liet de rollator in de kamer staan, en schuifelde door het keukentje, zich overeind houdend met aan de muur geschroefde handgrepen. Ze draaide twee sloten open, schoof twee grendels weg, en opende de voordeur. Ze keek me nieuwsgierig aan. ‘Niehof,’ zei ik. ‘Recherche. Mogen we verder komen?’ Ze draaide zich om en ging weer stap voor stap naar de kamer. We volgden haar. Het duurde even voor mevrouw Klok weer zat. Ze was broodmager, niet veel meer dan veertig kilo, schatte ik. Haar vingertoppen waren krom van de reuma. Het hoofd stond in een hoek op haar scheve rug. Ze droeg een eenvoudige witte bloeze op een nette lichtbruine lange broek. Aan haar voeten witte katoenen sokken in houten sandalen van dr Scholl. Op de witte formica tafel bij het raam lag het cryptogram van NRC Handels26
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
blad, dat ze op enkele woorden na af had. Ernaast een oude dikke Van Dale in twee delen. Daarachter een rijtje lichtblauwe lege kartons van halve liters halfvolle melk, een grote rode agenda, en een oranje trechter aan een transparante plastic slang. Ze stak het vrije eind van de slang in haar oor, en reikte me de trechter. ‘U woont hier mooi,’ zei ik. ‘Vroeger liep ik graag in het bos,’ zei ze met bibberende stem, ‘maar dat gaat niet meer. Tom gaat wel eens met me wandelen, met de rolstoel. Het is wel behelpen zo. Oud worden is niet erg, oud wezen, dat is erg. Maar ze zorgen goed voor me.’ ‘Wat heeft u vandaag gegeten?’ zei Tom. ‘Ja, ja,’ zei ze. ‘Stil maar. Ik heb het allemaal weggewerkt. Maar Anita had het wel erg gekruid.’ Ze trok haar mondhoeken naar beneden en streek daar met haar duim en wijsvinger langs. Tom pakte de bureauagenda. ‘U heeft een nieuwe?’ ‘Heeft Anita gebracht, vanmorgen.’ Ze vervolgde tegen mij: ‘Wanneer krijg ik de oude terug?’ Ik herinnerde me dat de agenda in beslag genomen was. Ze had er aantekeningen in gemaakt van de autorit op 18 juli: tijdstip van vertrek en terugkeer van Vreekens Volvo. ‘Ik zal het vragen aan de teamleider. Misschien hebben ze hem nog nodig als bewijs.’ ‘Mevrouw Klok houdt alles bij wat hier gebeurt,’ zei Tom. ‘Ook het weer, en hoe u zich voelt.’ Ik complimenteerde haar met het fraaie uitzicht. Het brede raam aan de voorkant keek uit op het pad en de huisjes van Vreeken en Spiering. Vanuit het zijraam in de kamer kon je tussen wat struiken door een deel van de parkeerplaats zien. Het keukenraam zag uit op het erf van Govert van de Grift, waar de ramen volledig verduisterd waren door zwarte rolgordijnen. ‘U kunt iedereen zien komen en gaan,’ zei ik. Mevrouw Klok reageerde niet. ‘Aan de recherche heeft u verteld dat u op 18 en 19 juli de auto van meneer Vreeken heeft gezien,’ ging ik verder. ‘Kunt u mij nog wat details geven van wat u precies heeft gezien?’ ‘Ik heb alles al verteld,’ zei ze. ‘Ik wil mijn agenda terug.’ ‘Wilt u het mij ook nog eens vertellen?’ ‘Hij kwam om half tien naar buiten. Even later reed hij weg. Om twee uur was hij nog niet terug. Om vier uur stond de auto er weer.’ ‘Heeft u hem om half tien zien instappen? Van hieruit is niet de hele parkeerplaats zichtbaar. Waar stond de auto precies?’ ‘Hier voor de deur, op het pad.’ ‘Heeft u hem zien instappen?’ ‘Er was niemand anders in de buurt.’ In het PV had ze verklaard dat de auto van de parkeerplaats was vertrokken. Ik besloot haar later nader aan de tand te voelen. ‘Je collega wenkt,’ zei Tom. Ik keek naar de overkant. Het was waar. We namen afscheid. Mevrouw Klok slofte achter ons aan om af te sluiten. ‘Heeft ze altijd alles dicht?’ Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
27
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
‘Overdag alleen de twee sloten, om zes uur gaan de grendels er bij.’ H01-19
H01-20
‘We vallen van de graat,’ zei Irma. ‘Wil jij iets te eten halen?’ De keus viel op chinees. Babi pangang voor Irma, vegetarisch voor Maaike, Tom en mij. ‘Eten jullie geen van drieën vlees?’ vroeg Irma. ‘Het lijkt er wel op,’ zei ik. ‘Maar mijn eetlust wordt niet bedorven als iemand anders een dood beest naar binnen werkt.’ ‘Mooi,’ zei ze. ‘Maaike gaat even met jou mee. Intussen check ik nog wat details in Toms verklaring.’ Maaike keek Tom wanhopig aan. Deze haalde zijn schouders op. ‘Het komt wel goed,’ zei hij. Onderweg naar de chinees vroeg ik Maaike hoe ze met Vreeken in contact was gekomen. ‘Je gaat ons er bij lappen,’ was haar reactie. ‘Hoezo?’ ‘Niks hoezo. Je gaat ons er bij lappen.’ ‘Mijn instructie is (a) achterhalen of jullie iets op je kerfstok hebt, (b) zorgen dat jullie op een vast en aan mij bekend adres wonen en overnachten, (c) zorgen dat jullie naar school gaan en je huiswerk maakt. Wat bedoel je met “erbij lappen”?’ ‘Je gaat me weer naar stomme pleeggezinnen sturen.’ ‘Wat ik doe is dingen uitzoeken over de brandstichting in Vleuten, en praktische zaken voor jullie regelen zolang meneer Vreeken in voorarrest zit. Als jullie overzichtelijk in het huisje wonen en naar school gaan is er geen acuut probleem, en hoe soepeler dat loopt, des te minder kans dat Jeugdzorg of wie dan ook zich er mee gaat bemoeien.’ Maaike had een gezicht als een donderwolk en zei geen woord meer. Bij de chinees maakten we een keus. Terwijl we wachtten belde ik Guus, dat het verloren schaap gevonden was en morgen weer braaf naar school zou gaan. We aten snel. Irma en ik namen afscheid van Tom en Maaike. Van de Grift was inmiddels thuis geweest: de rolgordijnen waren omhoog, maar er brandde geen licht, en er was niemand te zien. We groetten mevrouw Klok, die achter het raam aan haar tafel zat. Op de parkeerplaats stond een witte kunststof bestelauto. Een snoer leidde van de auto naar een paaltje met een stopcontact. We gingen naar Wissel, waar ik wat spullen uit de caravan moest halen. Onderweg vertelde Irma over de verhoren van Tom en Maaike. Hun verhaal over de nacht van de brand rammelde aan alle kanten: ondanks hun uiterst vage verklaringen spraken ze elkaar tegen over tijdstippen, over de locatie van de disco, wat ze gedaan hadden, hoe laat ze teruggekomen waren. Verder was Maaike bezig met een therapie via internet voor niet nader gespecificeerde problemen met haar ouders. Met de Riagg had ze slechte ervaring, daar wilde ze niet meer heen. De in ternet-therapeute hielp Maaike zonder betaling, vanuit het buitenland, dat was nogal vaag. Een dringend probleem op korte termijn was huishoudgeld, want het geld dat Maaikes vader iedere maand aan Jeugdzorg betaalde kwam terecht bij Vreeken, en dat kanaal lag nu stil. Irma had Jeugdzorg gebeld, die wisten alleen te melden dat ze Maaikes dossier vandaag gevonden hadden. 28
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
‘Heb je kunnen achterhalen wie het contact van Vreeken is bij Jeugdzorg, waardoor Tom bij hem is geplaatst?’ ‘Maaike zegt dat ze hem niet kent.’ ‘Tom vertelde me dat hij vorig jaar september bij Vreeken kwam, en dat hij een maand later vroeg of Maaike ook bij hem kon komen wonen.’ ‘Dat heeft Maaike mij ook verteld.’ ‘Hebben zij en Tom een seksuele relatie?’ ‘Daar wil ze niks over zeggen, maar ze slapen samen, dat lijkt me duidelijk. Ik denk dat dat al een jaar aan de gang is.’ ‘Dat denk ik ook. Zij was toen vijftien, Tom achttien. Beter dat onderwerp te laten rusten.’ ‘Ja,’ zei Irma. ‘Ze hebben al genoeg problemen zoals het er nu voorstaat. Ze lijken me allebei erg verstandig, en Maaike heeft een spiraaltje.’ H01-21
Op het Achterveld van Euroase was alles stil, deze mooie woensdagavond. De gezinnen met kinderen waren vertrokken, nu het schoolseizoen was aangebroken. De weekendklanten zaten in hun stenen onderkomens in de buurt van hun broodwinningen. Alle stacaravans waren donker en verlaten. Mijn caravan was met zijn respectabele 25 jaren de oudste van het veld. Ik had hem drie jaar geleden, toen Evelien van me ging scheiden, voor een prikkie gekocht als pied-à-terre, als alternatief voor kamerbewoner worden van de schamele centen die overbleven na het betalen van mijn alimentatie. Weliswaar een gammel ding, maar de omgeving maakte alles goed. Gemengd bos direct om de hoek, en als je een kwartier ging lopen was je op de hei. Met bitumen had ik het lekkende dak gemaakt, met ventilatie onder de vloer de geur van verrotting zo goed als verdreven, en met de vorig najaar geplaatste houtkachel kreeg ik het gevaarte heerlijk warm, ondanks de beroerde isolatie en de tochtende ramen. Ik was er de koning te rijk mee. De afgelopen anderhalf jaar had ik er vrijwel alle dagen doorgebracht. Terwijl ik wat kleren bij elkaar zocht, zette Irma heerlijke verse koffie met mijn Italiaanse espressomachine, die mij bij de boedelscheiding was toegevallen omdat Evelien het ding niet kon bedienen. Irma wist er uitstekend weg mee. Ze zette de kopjes op de salontafel en ging zitten op de bank. Ik liet me zakken in de leunstoel. Irma nam de woonkamer in zich op. Een boekenkast, een eettafel met vier stoelen bij de open keuken. Het vierkante kastje met de geslepen ruitjes. Ze deed het deurtje open, pakte het Boeddhabeeldje er uit. ‘Hoe kom je hier aan?’ ‘Geërfd, van mijn opa.’ ‘Het ziet er heel echt uit,’ zei ze. ‘Waar komt-ie vandaan?’ ‘Java.’ ‘Mediteer je?’ ‘Een soort. Ik noem het rustig nadenken. Zonder wierook.’ Ze bekeek de ingelijste foto die op het kastje stond. ‘Opa en ik, in de volkstuin.’ ‘Hoe oud was je toen?’ ‘Vijftien, denk ik.’ ‘Wat een mooie bodywarmer. Het lijkt wel een vacht.’ Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
29
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
‘Tweedehands, van een schaap. Echt leer, met echte wol. Van Opa gekregen.’ ‘Lekker ruime kamer,’ zei ze. ‘Geen TV?’ ‘Geen behoefte aan.’ ‘Waar woon je in Utrecht?’ ‘Officieel voor de burgerlijke stand bij vrienden,’ zei ik. ‘Ik mag bij hen logeren op voorwaarde dat ik niet te vaak kom. Feitelijk woon ik hier.’ ‘Hoe moet dat nu je weer werkt?’ ‘Gewoon, zoals het gaat. Voorlopig zit ik deze week in Utrecht, daarna zie ik verder. Mijn auto heb ik anderhalf jaar geleden weggedaan. Ik ga er volgende week maar weer een kopen, een tweedehandsje. De reistijd neem ik voor lief. Ik kom nergens zo goedkoop en mooi onder dak als hier.’ Mijn telefoon ging. Voor Irma’s verbijsterde ogen ging ik op de eettafel staan. ‘Ik zit op de grens van het bereik van de zender.’ Ik nam op. Het was Gomez. Hij wou me de volgende ochtend spreken, in Utrecht, op het parket. Er waren nieuwe verwikkelingen. We spraken af om tien uur. Ik stapte via een stoel weer naar de begane grond. ‘Ik heb mazzel dat het droog is. Als het regent is het bereik nog slechter, dan moet ik op het dak gaan staan met de telefoon in de ene hand en de plu in de andere.’ Ze lachte. ‘Heeft dit onderdak nog meer verrassingen in petto?’ ‘Kijk zelf maar.’ Ik ging haar voor, het gangetje in naar de voordeur. Langs de kleine logeerkamer en mijn eenvoudig maar netjes verbouwde badkamer kwamen we in de ruime slaapkamer, over de hele breedte van de caravan. Irma liet zich diagonaal op het bed vallen. ‘Goeie vering,’ zei ze. ‘Hoe is dat met twee passagiers?’ ‘Dat hangt van de broeken af,’ zei ik. ‘Ben je altijd zo bleu?’ Ze schudde haar blonde manen. ‘Ik ben een heel eenvoudig iemand, het zal mijn haar wel zijn.’ ‘Geen ochtendhumeur?’ vroeg ik. ‘Want we zullen er erg vroeg uit moeten.’ De telefoon ging weer, ik haastte me terug naar de eettafel. Het was René, de voorzitter van de Medezeggenschapscommissie. Ik had hem maandag gebeld dat ik weer aan de slag ging, en René had me toen verteld dat het te maken had met de promotie van de commissaris. Nu had hij ander nieuws: er was opnieuw een justitiële dwaling aan het licht gekomen. De veroordeelde had in verhoor dingen bekend en voor de rechter zijn woorden herroepen. Hij had zes jaar gekregen, en zat nog in de cel. Vorige week was hard bewijs gevonden dat een ander het gedaan had. De miskleun was gemaakt door Pek en Klâdrauchec, onder aansturing van officier Agnès Vonk. Ik hoorde de douche lopen. Een paar kreten. Daarna had ze door hoe het warm water werkte. ‘Pas op je tellen,’ zei René. ‘Er zijn in het OM politieke spelletjes gaande. Die Gomez is een hele sluwe. Hij zit in hetzelfde team als Vonk. Tijdens haar zwangerschapsverlof neemt hij het onderzoek in de zaak-Vreeken over, dat wil zeggen, volgens mij laat hij het gewoon liggen, daarna pakt Vonk het weer op terwijl Gomez haar op de vingers blijft kijken. Er is een gerucht dat hij Vonk wil wippen, ik bedoel, laten ontslaan. Ook andere zaken die Vonk gedaan heeft worden opnieuw bekeken.’ 30
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
‘Wat heb ik met Gomez te maken?’ ‘Hou je maar niet van de domme,’ zei René. ‘Maandag ben je bij hem geweest, en morgenochtend wil hij je weer zien. Laat je niet voor zijn karretje spannen. Ze hebben je één keer genaaid, dat moet genoeg zijn.’ Ik bedankte hem. We hingen op. Ik douchte snel, vlijde me in pyjama in de buitenechtelijke sponde, zette de wekker op halfzes. Irma bracht mijn familiejuwelen aan het licht en inspecteerde die zorgvuldig. ‘Je weet,’ zei ze, ‘dat je vandaag de dag een goed gesprek moet hebben voor je vadertje en moedertje gaat spelen. Geen verborgen gebreken?’ ‘Altijd braaf geweest,’ zei ik naar waarheid. ‘Helemaal gezond. En jij?’ ‘Geen klachten,’ zei ze, terwijl ze mijn pyjama losknoopte. ‘Heb jij condoompjes bij je?’ ‘Lieve jongen, ik ben aan de pil.’ Ze molk behendig mijn voorvocht (ze noemde dit de “Bartholdi-test” 4), was tevreden dat het kristalhelder was en begon me hartstochtelijk te kussen. H01-22
En zo, Geachte Dames en Heren van de Raad, begon de vrijage waarover later partijen allerlei lelijks hebben beweerd. We hadden zin in elkaar, meer was het op dat moment niet. De kennismaking beviel goed. Tenminste, toen Irma zich tegen me aan vlijde om te gaan slapen zei ze: ‘Trusten, kanjer.’ Ik moet in alle beschei denheid aannemen dat dit een blijk van waardering was.
4
Irma bedoelde waarschijnlijk Bartholin, maar had eigenlijk Cowper moeten bedoelen. {mn}
Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
31
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
Redactievergadering, zaterdag 7 augustus 2010. Aanwezig: Marten, Maaike, Katja, Evert, Sam. De commentaren van het panel van achttien proeflezers (uit het parkje en daar buiten) zijn binnen. Hoofdstuk 1 Kritiek van panelleden [met commentaar redactie] - Waar gaat het over??! [Beetje geduld! Als je het na hoofdstuk 2 nog steeds niet weet kun je beter wat anders gaan lezen.] - Dat er mensen zijn als Pek weet ik wel; waarom moet ik zulke dingen lezen? [Dat hoef je helemaal niet. Gauw een ander boek nemen.] - Ineens zoveel personages in het parkje... ik raakte er van in de war. [Zoveel zijn het er toch niet? Ga Het verdriet van België maar eens proberen. Waarom niet even een schetsje gemaakt? De beschrijving is duidelijk genoeg. -- Marten wil de lezer toch tegemoet komen. Katja stelt voor de plattegrond op te nemen die Lodewijk aan de muur heeft.] - Waarom gaan Marten en Irma meteen met elkaar naar bed? [Omdat ze jou niet bij de hand hadden.] Conclusie: Voornamelijk Martens eigen verhaal. Laten zo het is. Plattegrond met namen opnemen. Initialen noteren bij de voetnoten (idee van Maaike). Hoofdstuk 2 Kritiek van panelleden [met commentaar redactie] - Wat voegt het verhaal van Bührmann toe? Kan dat niet weg? [Misschien valt het kwartje nog, en anders kun je een idee opdoen in de bijlage “Praktijk der Instituties”.] Conclusie: Nog steeds Martens eigen verhaal. Tweede deel noot 7 niet als citaat maar met initiaal Noortje. Verder laten zo het is.
32
De Ganzen van het Capitool
© 2011 L e t t e r l a b PB 523 3990 GH Houten - inhoud 5 - index 666 - Schema 678
Hoofdstuk 1. Evert Vreeken
33