1
De verloren welvaart
Ik denk dat iedereen hier vandaag aanwezig, zal erkennen dat wij dit gevoel van gedeelde welvaart hebben verloren. Barack Obama, 27 maart 20081
Welvaart betekent dat het goed met ons gaat, in overeenstemming met onze hoop en verwachtingen.2 We vragen elkaar: ‘Hoe gaat het ermee? Alles goed?’ Bij zo’n conversatie gaat het om meer dan alleen een terloopse groet. We tonen onze betrokkenheid bij elkaars welzijn. Dat het goed gaat is een gemeenschappelijke menselijke zorg. We beseffen dat dit gevoel van ‘het gaat goed’ een idee van continuïteit inhoudt. Als we denken dat morgen alles uit elkaar valt, voelen we ons niet lekker. ‘Ja, het gaat goed, dank je; morgen dien ik mijn faillissement in.’ Dat zou een onzinnige reactie zijn. We zijn van nature geneigd ons om de toekomst te bekommeren. In het geval van een sociale catastrofe wordt in feite ook het individu in zijn welvaart getroffen. Dat het mij voor de wind gaat, biedt weinig troost als mijn familie, vrienden, de gemeenschap waarvan ik deel uitmaak er ellendig aan toe zijn. Mijn welvaart en die van mijn omgeving zijn vervlochten, soms zelfs onlosmakelijk. In breder verband kunnen we deze gedeelde zorg voor elkaar vertalen naar een idee van vooruitgang. Welvaart spreekt van het uitbannen van honger en dakloosheid, van een einde aan armoede en onrecht, van hoop op een veilige en vreedzame wereld. Die hoop is niet alleen belangrijk om altruïstische redenen maar geeft ons vaak ook de bevestiging dat ons leven zin heeft. Het geeft ons het geruststellende gevoel, dat over het geheel genomen de dingen eerder de goede dan de verkeerde kant op gaan, misschien niet altijd voor onszelf, maar dan toch in ieder geval voor hen die na ons komen. Onze kinderen wacht tenminste een betere samenleving, een rechtvaardiger wereld, een plaats waar zij die nu minder geluk hebben eens zullen kunnen gedijen. Als ik niet geloof dat dit vooruitzicht kan worden bewaarheid, wat kan ik dan geloven? Wat voor betekenis heeft mijn eigen leven dan nog?
18
welvaart zonder groei
Welvaart is aldus een gedeelde visie. Echo’s ervan klinken door in onze dagelijkse rituelen. Discussies erover doordringen de politieke en sociale wereld. De hoop op welvaart ligt ons na aan het hart. Allemaal goed en wel, maar hoe kunnen we dit toekomstbeeld bereiken? Zonder een of andere realistische manier om hoop in werkelijkheid te vertalen blijft welvaart een illusie. Het is belangrijk dat we een geloofwaardig en robuust instrument hebben om welvaart te bereiken. En dat houdt meer in dan dat de machinerie naar behoren draait. De legitimiteit van voldoende bestaansmiddelen is een bestanddeel van de lijm die de samenleving bij elkaar houdt. Als de hoop weg is gaat de collectieve zin verloren, dan wordt de moraliteit zelf bedreigd. Het is van vitaal belang, dat we het instrument in orde krijgen. Een van de kernboodschappen van dit boek is dat we falen in die taak. Onze technologieën, onze economie en onze sociale aspiraties sporen niet met een zinvolle invulling van welvaart. Het idee van sociale vooruitgang dat ons beweegt – gebaseerd als het is op een voortdurend doen toenemen van onze materiële noden – is in wezen onhoudbaar. Ons falen is niet louter een tekortschieten ten opzichte van utopische idealen, het is basaler: in ons najagen van het goede leven vandaag tasten we systematisch het fundament aan van ons welzijn morgen. We lopen het reële gevaar ieder perspectief te verliezen op een blijvende door allen gedeelde welvaart. Dit boek is geen tirade tegen de tekortkomingen van de moderniteit en ook geen klacht over het onvermijdbare menselijk lot. Er zijn gewoonweg enige onveranderlijke beperkingen opgelegd aan onze vooruitzichten op een duurzame welvaart. Het bestaan van ecologische grenzen aan menselijke activiteit is er een van. Een andere zou kunnen liggen in bepaalde aspecten van de menselijke natuur. Het behoort tot de kern van dit onderzoek om rekening te houden met deze beperkingen. Het belangrijkste doel van dit boek is te zoeken naar geschikte manieren om te reageren op het grootste dilemma van onze tijd: het verzoenen van onze zucht naar een goed leven met de beperkingen van een eindige planeet. De analyse op de volgende bladzijden richt zich op het vinden van een geloofwaardige visie op wat het voor een menselijke maatschappij betekent om te gedijen binnen ecologische grenzen.
de verloren welvaart
19
Welvaart als groei De kernvraag van dit boek is eenvoudig. Wat kunnen we ons voorstellen bij welvaart in een eindige wereld met hulpbronnen die schaars worden en een wereldbevolking die, naar verwachting, binnen enkele tientallen jaren de 9 miljard zal overschrijden?3 Hebben we een fatsoenlijke visie op welvaart in zo’n wereld? Is die visie geloofwaardig in het licht van wat we weten over ecologische grenzen? Hoe pakken we het aan om die visie waar te maken? De gangbare reactie op deze vragen is om welvaart in economische termen te definiëren met voortdurende economische groei als het middel om welvaart te scheppen. Hogere inkomens staan voor meer keuzes, een rijker leven en een verbeterde kwaliteit van het bestaan voor hen die er de vruchten van plukken. Tenminste, zo luidt de gebruikelijke wijsheid. Deze aanpak wordt (vrijwel letterlijk) in munt omgezet als een verhoging van het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner. Het bbp is ruwweg een maat voor ‘economische activiteit’ in een land of regio.4 Zoals we later zullen zien zijn er goede redenen om je af te vragen of een dergelijke grove maatstaf wel voldoet, maar voorlopig geeft het redelijk goed weer wat we in globale termen bedoelen met inkomensstijging. Een stijgend bbp per inwoner staat in deze opvatting gelijk aan een groeiende welvaart.5 Zonder twijfel is dit een van de redenen waarom de groei van het bbp gedurende het grootste deel van de afgelopen eeuw over de hele wereld tot beleidsdoel bij uitstek is gekozen. Zo’n keuze heeft duidelijk nog altijd een aanlokkelijke logica voor de armste landen op deze wereld. Een zinvolle benadering van welvaart kan zeker niet om het lot van het miljard mensen heen dat van minder dan een dollar per dag leeft – de helft van een kleintje cappuccino bij Starbucks.6 Maar gaat dezelfde logica ook op voor de rijkere landen, waar in de elementaire levensbehoeften ruimschoots wordt voorzien en waar een verdere toename van consumptiegoederen weinig toevoegt aan het materiële comfort? Hoe komt het dat we met alle spullen die we hebben nog altijd hongeren naar meer? Zou het in de meer ontwikkelde economieën niet beter zijn het onophoudelijk najagen van groei af te remmen en ons in plaats daarvan te concentreren op het rechtvaardiger verdelen van het beschikbare? Zijn in een wereld met ‘eilandjes van welvaart’ in ‘oceanen van armoede’,7 met eindige hulpbronnen en strikte milieugrenzen altijd
20
welvaart zonder groei
stijgende inkomens voor mensen die toch al rijk zijn wel een legitiem object van onze hoop en verwachting? Of is er misschien een andere weg naar een meer duurzame, meer rechtvaardige vorm van welvaart? We zullen steeds opnieuw op deze kwestie terugkomen en haar vanuit verschillende perspectieven onderzoeken. Maar het is van belang hier duidelijk te stellen dat voor veel economen het loutere idee van welvaart zonder groei volstrekt taboe is. Groei van het bbp geldt als iets vanzelfsprekends. Hele bibliotheken zijn volgeschreven over de voorwaarden voor die groei, over wie die groei het best kan bevorderen en over wat je moet doen als die groei stagneert. Je hoort maar weinig over de vraag waarom we groei hoe dan ook zouden willen. De niet aflatende zucht naar meer die schuilt in de gebruikelijke kijk op welvaart is ook niet helemaal ongegrond. De redenering gaat ongeveer zo. Het bbp is de optelsom van de economische waarde van de goederen en diensten die op de markt worden verhandeld. Als we ons geld uitgeven aan meer en meer spullen, dat is dat omdat we daar waarde aan hechten. Dat zouden we niet doen als ze ons leven niet beter zouden maken. Daarom is een voortdurende groei van het bbp per inwoner een redelijke indicatie voor een stijgende welvaart. Maar dit is een rare conclusie, juist omdat welvaart duidelijk niet gelijk staat aan inkomen of rijkdom. Het spreekt niet vanzelf dat stijgende welvaart hetzelfde is als economische groei. Meer is niet noodzakelijkerwijs beter. Niet zolang geleden werd welvaart nog helemaal niet in het bijzonder uitgedrukt in termen van geld; het was simpelweg het tegendeel van tegenslag of narigheid.8 Het idee van economische welvaart – en het overgaan van het idee van stijgende welvaart in dat van economische groei – is een moderne denkconstructie, waarop al behoorlijk wat kritiek is. Een van de dingen die er tegen aangevoerd worden is, dat het profijt van die groei op zijn minst ongelijk verdeeld is. Het armste vijfde deel van de wereldbevolking verdient maar 2% van het mondiaal inkomen, het rijkste vijfde deel daarentegen 74%. Grote ongelijkheden – echte verschillen in welvaart, hoe je het ook meet – kenmerken het verschil tussen arm en rijk. Dergelijke ongelijkheden zijn vanuit een humanitair standpunt gezien niet aanvaardbaar. Ze doen ook toenemende sociale spanningen ontstaan: in de meest misdeelde gemeenschappen lijden mensen echte ontberingen. Dat heeft repercussies voor de maatschappij als geheel.9 Zelfs in de meer ontwikkelde economieën is de ongelijkheid groter dan twintig jaar geleden. Hoewel de rijken rijker werden, bleef
de verloren welvaart
21
het inkomen van de middenklasse qua koopkracht gelijk, ook al lang voor de huidige recessie. De groei verhoogde niet de levensstandaard van hen die dat het meest nodig hadden. Integendeel, ze ging de voorbije vijftig jaar aan een groot deel van de wereldbevolking voorbij en druppelde alleen neer op de uitverkorenen. Hun (on)billijkheid is maar een van de redenen om vraagtekens te zetten bij de gebruikelijke recepten voor het bereiken van welvaart. Een andere reden is de groeiende erkenning, dat, in ieder geval voorbij een bepaald punt, verdergaan met het najagen van economische groei mensen niet gelukkiger maakt, maar misschien wel ongelukkiger. Er was, relatief gezien, economisch succes in de ontwikkelde economieën in de afgelopen decennia, maar ondertussen sprak men ook van een ‘groeiende sociale recessie’.10 Tenslotte – en misschien ook het meest voor de hand liggend – moet iedere geloofwaardige opvatting van welvaart het probleem van ‘grenzen’ aansnijden, en dat met name als zo’n opvatting zich baseert op ‘groei’. Hoe – en hoe lang nog – is voortdurende groei mogelijk zonder te stuiten op de ecologische grenzen van onze eindige planeet?
Het probleem van de eindigheid Het zich zorgen maken over grenzen is zo oud als de mensheid. Maar je zou kunnen stellen dat de recente geschiedenis daarvan drie onderscheiden fasen kent. Dominee Thomas Robert Malthus begon ermee in de late 18e eeuw in zijn enorm invloedrijke Over bevolking (Essay on Population). In de jaren zeventig van de 20e eeuw werd het in een andere vorm opnieuw leven ingeblazen door het rapport Grenzen aan de groei van de Club van Rome. Zelf bevinden we ons nu in de derde fase: zorgen over klimaatverandering en de oliepiek11 wedijveren om de aandacht met de angst voor een economische ineenstorting. Het is natuurlijk gevaarlijk om het spook van Malthus op te roepen. Hij wordt zonder meer veroordeeld om allerlei redenen. Sommige daarvan, zoals zijn vooringenomen kijk op armoede en zijn verbeten oppositie tegen de armenwetten, zijn terecht. Per slot van rekening was het Malthus die aan de economie de reputatie van een ‘armzalige wetenschap’ gaf. Dus kunnen we meteen wel stellen dat Malthus fout zat, tenminste voor zover het de bijzonderheden van zijn beweringen aangaat.12
22
welvaart zonder groei
Zeer in het kort is zijn argumentatie dat bevolkingsgroei altijd sneller gaat dan de toename van de bronnen waarmee je mensen kunt voeden en onderdak geven. Vroeger of later zal de bevolking uit haar ‘middelen van levensonderhoud’ groeien en sommigen – en dat zijn onvermijdelijk de armsten – zullen daar onder lijden. Het is een van Malthus’ missers dat hij de structurele ongelijkheden niet zag die mensen in armoede gevangen hielden. Hij verdedigde die ongelijkheden zelfs. Maar ook in het rekenplaatje vergiste hij zich. De wereldbevolking is nu 6 maal wat ze was in Malthus’ tijd. En dit komt ten dele omdat de middelen van bestaan aanzienlijk sneller toenamen dan de bevolking – precies omgekeerd aan Malthus’ stelling. De wereldeconomie is nu 68 maal groter dan in 1800.13 Hij miste volledig de langetermijnimplicaties van de enorme technologische veranderingen die zich toen al om hem heen voltrokken. Ook kon hij niet voorzien dat die ontwikkelingen een aanzienlijke vertraging van de bevolkingsgroei met zich meebrachten. Tegenwoordig jaagt de toenemende overvloed het grondstoffenverbruik meer op dan de bevolkingsgroei.14 De middelen van bestaan konden de menselijke neiging om zich te vermenigvuldigen gemakkelijk bijhouden, voornamelijk dankzij de ruime beschikbaarheid van goedkope fossiele brandstoffen. Toch zou de enorme toename van het gebruik van natuurlijke hulpbronnen die gepaard gaat aan een economie die bijna 70 maal groter is dan die van rond het begin van de 19e eeuw, dominee Malthus stof tot nadenken hebben kunnen bieden. Hoe kan die toename ooit blijven doorgaan? Die vraag werd gesteld door een groep wetenschappers in opdracht van de Club van Rome in de jaren zeventig van de 20e eeuw. De vraag behelsde een onderzoek naar ecologische grenzen. Donella en Dennis Meadows keken samen met hun collega’s naar de exponentiële groei in het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, bevolking en economische activiteit sinds de industriële revolutie en stelden zichzelf deze simpele vraag: Hoe konden dergelijke curven (figuur 1.1(a)) ooit verder doorlopen volgens de gangbare economische prognoses? Ze wisten dat natuurlijke ecosystemen zich ontwikkelen volgens heel andere curven (figuur. 1.1(b)). Zou het zo kunnen zijn dat de enorme vooruitgang in de menselijke ontwikkeling niets anders was dan de steile fase van aanvankelijke groei aan de linkerzijde van een klokvormige curve? En dat we net als ieder ander ecosysteem dat de bronnen overvraagt waaruit het zich voedt, onvermijdelijk op een ineenstorting af gaan?
de verloren welvaart
23
a) economische groei
b) ecologisch over de grens gaan
tijd
Figuur 1.1 Groeicurven voor economische en ecologische systemen bron: auteur
De Meadows’ beargumenteerden dat schaarste aan grondstoffen de prijzen zou opdrijven en de mogelijkheden voor verdere groei zou vertragen. Uiteindelijk zou, als de materiële productie niet werd gekortwiekt, de grondstoffenbasis zelf instorten, waarmee het potentieel voor verdere economische bedrijvigheid zou wegvallen – althans op de schaal zoals die werd voorgesteld in optimistische verwachtingen. Ze verzamelden zoveel gegevens als ze konden over de beschikbare reserves van grondstoffen en de snelheid van hun winning en stelden zich de taak uit te rekenen wanneer de keerpunten zouden komen – de momenten waar echte nijpende schaarste zou optreden. Ondanks het feit dat beide Meadows’ schreven in een tijd dat harde gegevens over natuurlijke grondstoffen nog schaarser waren dan nu, zijn hun voorspellingen opmerkelijk accuraat gebleken. Zonder maatregelen om de materiële consumptie te beperken, voorzag Grenzen aan de groei een aanzienlijke grondstoffenschaarste voor de eerste decennia van de 21e eeuw. Vroeg in het nieuwe millennium doemt dit vooruitzicht van schaarste nu op.15 Het is betekenisvol dat het debat over de oliepiek rond het jaar 2000 al in volle hevigheid was losgebroken. De ‘piekvoorspellers’ beargumenteerden dat de piek in de olieproductie nog maar een paar jaar in het verschiet lag, of dat die zelfs al was bereikt. Hun tegenstanders wezen er op dat er nog immense reserves aanwezig waren
24
welvaart zonder groei
in teerzand en in oliehoudende leisteenlagen. Het winnen van de olie zou erg duur zijn en schade opleveren voor het milieu, maar absolute schaarste was nog ver weg, beweerden de optimisten. Ondertussen steeg de prijs van de olie gestaag. Stijgingen van de olieprijs hadden al laten zien dat ze de stabiliteit van de wereldmarkt kunnen ontwrichten en basale zekerheden kunnen bedreigen. In juli 2008 bereikte de olie een prijs van 147 dollar per vat (figuur 1.2.) Hoewel er de volgende maanden een scherpe prijsdaling inzette is de dreiging van de oliepiek gebleven. Een stijgende trend in de prijs deed zich opnieuw voor in 2009. Zelfs het Internationaal Energie Agentschap (International Energy Agency – iea) suggereert tegenwoordig dat de piek zich reeds tegen 2020 zou kunnen aandienen. Andere deelnemers aan het debat denken dat het al eerder kan zijn. Het is niet zo dat er daarna geen olie meer is, maar deze zal schaarser zijn en duurder om te winnen. Het tijdperk van de goedkope olie zou, hoe je het ook bekijkt, voorbij zijn, met als resultaat dat de economie van de energie onherroepelijk zal veranderen.16 500 450 -
■■■■■■
400 -
■■■■■■
januari 2003 = 10 0
350 -
■■■■■■
olie voedsel metalen
metalen
300 250 -
olie
200 150 -
voedsel
100 50 0 -ı
ı
ı
ı
ı
ı
ı
ı
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 jan jul jan jul jan jul jan jul jan jul jan jul jan jul jan jul
Figuur 1.2 Mondiale grondstoffenprijzen: januari 2003 – juli 201017 bron: samengesteld door de auteur op basis van gegevens uit noot 17
Olie is niet het enige goed waarbij in de komende decennia sprake zal zijn van grondstofschaarste. Ook de voedselprijzen stegen sterk tot juli 2008. In sommige landen gaven ze aanleiding tot straatrellen. Na deze piek (en vervolgens daling) lijkt de onderliggende tendens weer een stijging te zien te geven (figuur 1.2). Malthus onderkende al
de verloren welvaart
25
dat landbouwgronden de uiteindelijke basis vormen als het gaat om het pure levensonderhoud. Conflicten over het gebruik van grond, in het bijzonder met betrekking tot het gebruik van land voor de teelt van biobrandstoffen, speelden in belangrijke mate mee in het opdrijven van de voedselprijzen in de loop van 2008. Niemand verwacht dat die conflicten er mettertijd minder op zullen worden. Er is ook een tendens van stijgende prijzen van minerale grondstoffen. Dat hoeft niemand te verbazen. De vraag neemt toe en zelfs in het huidige tempo van ontginning zal een aantal belangrijke mineralen eerder binnen enige decennia dan binnen enige eeuwen uitgeput raken. Wanneer de snelheid van ontginning toeneemt komt de horizon van de schaarste dichterbij. Als het grondstoffenverbruik van de hele wereld slechts de helft van het verbruik van de vs zou zijn, zouden bijvoorbeeld koper, tin, zilver, chroom, zink en een aantal andere ‘strategische mineralen’, binnen 40 jaar op raken. Als iedereen hetzelfde tempo zou aanhouden als de vs, gebeurde dat binnen 20 jaar. Sommige zeldzame aardmetalen zullen zelfs bij de huidige mondiale consumptie binnen tien jaar uitgeput raken.18 Er speelden in 2008 allerlei factoren mee in de zeepbel van de prijzen van goederen. Sommige hadden alleen te maken met kortetermijnpolitiek. Iedereen is het erover eens dat het moeilijk is om verregaande conclusies over schaarste te trekken op grond van prijsschommelingen in een kort tijdsbestek. Dit feit wordt aangegrepen door optimisten die het probleem van de grondstofschaarste willen bagatelliseren. Maar het is net zo goed zorgwekkend dat de prijzen van goederen te veranderlijk zijn om enige betrouwbare informatie aan te ontlenen omtrent een aanstaande schaarste. De dreiging van schaarste was genoeg om ze de hoogte in te stuwen. Bij het begin van een recessie kelderden ze even gemakkelijk weer. Door pieken en dalen heen naderen de natuurlijke grondstoffen onverbiddelijk de staat van uitputting. De markt is gewoon te geobsedeerd met zichzelf om dit te kunnen meten. Een econoom merkte midden in de kredietcrisis tegen me op: ‘We kregen niet de recessie die de economen met het oog op de ‘goederenzeepbel’ hadden aangekondigd, want die zou worden veroorzaakt door hoge grondstofprijzen.’ Maar één ding is zeker: die recessie komt, vroeger of later. En als dat gebeurt zullen de gevolgen voor de prijzen niet minder schokkend zijn dan in 2008. De repercussies voor de economie zullen verwoestend zijn.
26
welvaart zonder groei
Deze derde fase van het grenzendebat verschilt van de eerste twee. Schaarste aan grondstoffen – in de taal van de ecologisch economen het probleem van de ‘bronnen’ (sources) – vormt maar een deel van de zorg. Het debat wordt in nog sterkere mate beheerst door het probleem van de ‘opname’ (sinks) – het vermogen van de planeet om de milieugevolgen van de economische bedrijvigheid te ‘assimileren’. ‘Zelfs nog voor we door de olie heen zijn,’ zegt ecoloog Bill McKibben, ‘zijn we door onze planeet heen.’19 Klimaatverandering is een van deze opnameproblemen. Het wordt veroorzaakt door een opeenhoping van broeikasgassen in de atmosfeer, die wordt versneld door menselijke activiteit, in het bijzonder de verbranding van fossiele brandstoffen. Het vermogen van het klimaat om deze uitstoot te assimileren zonder in ‘gevaarlijke’ klimaatveranderingen te vervallen, loopt snel op zijn eind. Nadat het in de late jaren ’80 onder de aandacht van de wereld is gebracht door onder andere klimaatwetenschapper James Hansen, klimt klimaatverandering de voorbije twee decennia onverbiddelijk op de politieke agenda. Het kwam nog eens extra onder de aandacht door de invloedrijke Stern Review, gepubliceerd in 2006. Het ministerie van Financiën van het Verenigd Koninkrijk had Nicholas Stern, een voormalig econoom van de Wereldbank, gevraagd om leiding te geven aan een onderzoek over de economie van klimaatverandering. Het onderzoek wees uit dat een tijdig voor lief nemen van een kleine teruggang in het bbp, misschien niet meer dan 1%, ons in staat zou stellen een grotere terugslag later (van misschien wel 20% van het bbp) te vermijden.20 Het is tekenend dat er een econoom met een opdracht van het ministerie van Financiën aan te pas moest komen om de wereld wakker te schudden voor dingen die klimaatwetenschappers – met name die van het Intergovernmental Panel on Climate Change (ipcc) – al jaren zeiden. Dit is deels een bewijs van de macht van economen in de wereld van de politiek. Maar de invloed van de Stern Review vloeide ook voort uit het verleidelijke karakter van de boodschap: klimaatverandering kan worden gerepareerd en bijna zonder pijn. De economische groei kan gewoon op gebruikelijke voet verder. We zullen die boodschap later nog eens wat nader bezien. De geschiedenis van de klimaatpolitiek leert ons intussen behoedzaam te zijn met het geloof dat het allemaal wel mee zal vallen. Het Kyotoprotocol verbond de ontwikkelde economieën tegen 2010 tot een reductie van uitstoot van broeikasgas met 5% ten opzichte van het
de verloren welvaart
27
niveau van 1990. Maar dat kwam er niet van. Sinds 1990 is de uitstoot met 40% gestegen. Ondertussen is de wetenschap voortgeschreden. De Stern Review stelde zich tot doel om het co2-gehalte in de atmosfeer te stabiliseren op 550 deeltjes per miljoen (ppm).21 De meeste wetenschappers, inclusief Stern zelf, geloven nu dat deze doelstelling veel te ruim is – het zal gevaarlijke door mensen veroorzaakte klimaatverandering niet kunnen voorkomen. Het vierde rapport van het ipcc beargumenteert dat 450 ppm het doel moet zijn, wil de klimaatverandering beperkt blijven tot een gemiddelde mondiale temperatuurstijging van 2oC.22 Dat zou betekenen dat de mondiale uitstoot tegen 2050 met 85% zou moeten worden beperkt ten opzichte van het niveau van 1990.23 Twee artikelen in het tijdschrift Nature van april 2009 vechten zelfs die conclusie aan. De auteurs stellen dat het aankomt op het budget van de totale hoeveelheid broeikasgas dat we onszelf toestaan in de periode tot 2050. De concentraties in de atmosfeer staan nu al op 435 ppm, en als we een 75% kans willen om beneden de 2oC temperatuurstijging te blijven, kan de wereld zich maar een totale uitstoot van duizend miljard ton koolstofdioxide (co2) veroorloven tussen 2000 en 2050. En dat, terwijl wij tot 2008 al een derde van dat budget verbruikt hadden. Binnen deze limiet te blijven zal meer van ons eisen dan zelfs in het 450 ppm-scenario wordt gesuggereerd.24 De boodschap is buitengewoon onbehaaglijk. Gevaarlijke klimaatveranderingen staan ons in de volgende tientallen jaren te wachten. Daarbij teren we in op de tijd die ons nog rest. Het kan tientallen jaren vergen om onze energiesystemen te veranderen. En we zijn er nog nauwelijks mee begonnen. Met het groeien van onze kennis wordt het meer en meer duidelijk dat het opwarmen van de aarde ons confronteert met de grootste bedreiging van ons overleven op deze aarde. Hoewel ze pas laat haar intrede deed kon het klimaat wel eens de moeder van alle grenzen blijken.
Over de grenzen heen Deze korte schets van de ecologische grenzen doet volstrekt geen recht aan de groeiende rijkdom van begrip over grondstofschaarste en klimaatverandering. We hebben het niet eens gehad over vraagstukken als snelle ontbossing, een verlies aan biodiversiteit waarvoor
28
welvaart zonder groei
geen historisch precedent is, de instorting van de visstand, waterschaarste of de vervuiling van land en water. Belangstellende lezers verwijs ik naar elders voor een gedetailleerde bespreking van deze onderwerpen.25 In zekere zin doen de details niet ter zake. Er is brede overeenstemming als het gaat om het vaststellen van de toestand. Het wordt tegenwoordig bijvoorbeeld algemeen erkend dat een geschatte 60% van de diensten die de ecosystemen van de wereld ons leveren in waarde achteruit gegaan zijn, of overmatig zijn geëxploiteerd sinds het midden van de 20e eeuw.26 In die zelfde tijd is de wereldeconomie meer dan vijf maal zo groot geworden. Als ze op dezelfde manier doorgaat zal de economie in 2100 80 maal groter zijn dan in 1950.27 Dit buitenproportionele opjagen van de economische bedrijvigheid in de wereld heeft geen historisch precedent. Het staat volkomen haaks op wat we wetenschappelijk weten over de eindigheid van de grondstoffenvoorraden en over de kwetsbare ecologie waarvan we voor ons overleven afhankelijk zijn. Een wereld die doorgaat als vanouds is al niet meer voorstelbaar. Maar wat met een wereld waarin een geschatte 9 miljard mensen allemaal het welvaartsniveau bereiken dat normaal is voor de landen van de oeso (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling – oecd)?28 Een dergelijke economie zou in 2050 15 maal groter moeten zijn dan die van tegenwoordig (dat wil zeggen 75 maal groter dan die van 1950) en) tegen het eind van de eeuw 40 maal groter dan nu (200 groter dan in 1950).29 Hoe ziet zo’n economie er in vredesnaam uit? Waar loopt hij op? Biedt ze werkelijk een geloofwaardige visie op een gedeelde en duurzame welvaart? Gewoonlijk sluiten we de ogen voor de grimmige werkelijkheid van deze getallen. De gangbare aanname is dat – afgezien van financiële crises – de groei voor onbepaalde tijd zal doorgaan. Niet alleen voor de armste landen waar een betere kwaliteit van het leven ontegenzeggelijk nodig is, maar zelfs voor de rijkste landen waar de hoorn des overvloeds van de materiële welvaart weinig bijdraagt aan het geluk en zelfs de grondvesten van ons welzijn bedreigt. Het is niet moeilijk om de redenen te vinden van deze collectieve blindheid (we gaan er later dieper op in). De moderne economie steunt voor haar stabiliteit structureel op economische groei. Wanneer de groei hapert – zoals dramatisch gebeurde tegen het einde van 2008 – raken de politici in paniek. Bedrijven worstelen om te overleven. Mensen verliezen hun baan en soms ook hun huis. Er dreigt de
de verloren welvaart
29
neerwaartse spiraal van de recessie. Vraagtekens stellen bij de groei geldt als het gedrag van dwazen, idealisten en revolutionairen. Maar we moeten wel. Het idee van een niet-groeiende economie mag voor een econoom taboe zijn, het idee van een voortdurend doorgroeiende economie is taboe voor de ecoloog. Geen deelsysteem van een eindig systeem kan in fysieke termen gesproken onbeperkt doorgroeien. Economen moeten in staat zijn om de vraag te beantwoorden hoe een onbeperkt doorgroeiend economisch systeem kan worden ingepast in een eindig ecologisch systeem. De enig denkbare reactie op deze uitdaging is om te suggereren – zoals economen wel doen – dat je groei in dollars kunt loskoppelen van groei in de omvang van fysieke productie en milieuschade. Maar we zullen zien dat je daarmee nog niet bereikt wat we nodig hebben. We hebben voor de nabije toekomst geen vooruitzicht dat we een dergelijke ontkoppeling tot stand kunnen brengen. En de loutere schaal van de ontkoppeling die vereist is om binnen de gestelde (ecologische) grenzen te blijven (en daarbinnen te blijven ook wanneer de economie oneindig blijft doorgroeien) tart iedere verbeelding. Kortom, we kunnen er niet omheen om vraagtekens te stellen bij de groei zelf. De mythe van de groei heeft ons bedrogen. Zij heeft het miljard mensen bedrogen die dagelijks moeten leven van de helft van de prijs van een kop koffie. Zij heeft de kwetsbare ecosystemen bedrogen waarvan we voor ons overleven afhankelijk zijn. En zij heeft ook zichzelf op spectaculaire wijze bedrogen door niet de economische stabiliteit te brengen die zij beloofd had, en het levensonderhoud van mensen veilig te stellen. Natuurlijk, als de huidige economische crisis werkelijk wijst op het einde van een tijdperk van gemakkelijke groei (zoals sommigen voorspellen) – in ieder geval voor zover het de ontwikkelde landen betreft – dan is de bezorgdheid geuit in dit boek dubbel relevant. Welvaart zonder groei is een nuttige truc om uit de mouw te schudden als de economie hapert. De onbehaaglijke werkelijkheid is dat we onszelf gesteld zien tegenover het op handen zijnde einde van de goedkope olie, het vooruitzicht van gestaag stijgende prijzen van goederen, bederf van lucht, water en grond, conflicten over het gebruik van landbouwgrond, grondstof- en waterverbruik, conflicten over houtwinnings- en visrechten en de geweldige uitdaging om het klimaat stabiel te krijgen. En we moeten dat doen met een economie die in de kern niet deugt, en broodnodig aan vernieuwing toe is.
30
welvaart zonder groei
In deze omstandigheid is een terugkeer naar de gewone orde geen optie. Welvaart voor een selecte groep die gebaseerd is op ecologische verwoesting en hardnekkig sociaal onrecht, is geen fundament voor een beschaafde samenleving. Economisch herstel is van vitaal belang. Het is absoluut wezenlijk dat we de banen van de mensen beschermen en ook nieuwe scheppen. Maar we zijn ook dringend toe aan een hernieuwd gevoel voor gedeelde welvaart en een dieper engagement voor rechtvaardigheid in een eindige wereld. Het verwezenlijken van deze doelen mag ons als een vreemde en niet passende taak voorkomen voor de politiek in de moderne tijd. De rol van de overheid is zo strikt ingeperkt door materiële doelstellingen en uitgehold door een misleidend idee van onbegrensde consumentenvrijheid, dat het concept van governance zelf dringend aan vernieuwing toe is. Toch voorziet de economische crisis ons van een unieke gelegenheid om in verandering te investeren, om het kortetermijndenken dat de maatschappij decennia lang heeft geteisterd, weg te bezemen en het te vervangen door een weloverwogen beleid, dat de enorme uitdaging aandurft om een duurzame welvaart voort te brengen. Uiteindelijk gaat het bij welvaart om meer dan alleen maar materiële genoegens. Ze stijgt uit boven materiële belangen. Ze zit in de kwaliteit van ons leven en in de gezondheid en het geluk van onze gezinnen. Ze is aanwezig in de sterkte van onze relaties en ons vertrouwen in de gemeenschap. Ze blijkt uit de voldoening die we ervaren in ons werk en in ons gevoel van een gedeelde zin en bestemming. Ze hangt af van ons vermogen om volop deel te hebben aan het leven van de maatschappij. Welvaart bestaat in ons vermogen om ons als mens te kunnen ontplooien – binnen de ecologische grenzen van een eindige planeet. De uitdaging voor onze samenleving is de voorwaarden te scheppen waaronder dit mogelijk is. Dit is de meest dringende taak die deze tijd ons stelt.