1
INLEIDING
De manier waarop de journalistiek het buitenland presenteert is al vaak onderwerp van debat geweest. Met name de berichtgeving over ontwikkelingslanden is veelbesproken. Afgelopen jaar ging het bijvoorbeeld over de tsunami (de media zouden teveel een hype maken van de noodhulp) en over Darfur (de journalisten waren er te laat bij en legden het conflict niet goed uit). Wetenschappers hebben uitgebreid onderzoek gedaan naar het beeld dat de journalistiek schetst van ontwikkelingslanden. De conclusie is vaak dezelfde: journalisten laten afzonderlijke gebeurtenissen zien, geen onderwerpen. Vooral ontwikkelingsthema’s zijn daar de dupe van. Het betekent namelijk dat er steeds rampen, burgeroorlogen en hongersnoden langskomen in het nieuws, maar zonder dat er bij wordt verteld dat die gebeurtenissen oorzaken en oplossingen kennen. Er wordt slechts heel zelden een verband gelegd tussen de deplorabele situatie van mensen in ontwikkelingslanden en internationale politiek of de wereldhandel. Landbouwsubsidies, de schuldenlast van ontwikkelingslanden, eerlijke handel en tariefmuren: het zijn issues en geen events, en daarom bepalen ze nooit de berichtgeving. Ook niet als het over ontwikkelingslanden of over onze eigen politiek en economie gaat. Toch is het de vraag hoe dat komt: waarom wordt die relevante context zo vaak weggelaten? Er zijn verschillende verklaringen te bedenken. Journalisten zouden ontwikkelingsthema’s te ingewikkeld kunnen vinden; misschien menen ze dat hun medium hen te weinig ruimte biedt om dingen goed uit te leggen. Of misschien vinden ze de problematische kanten van de globalisering niet relevant voor het Nederlandse publiek, of gewoon niet nieuwswaardig? Of is het de beruchte afrikamoeheid, dus dat de journalisten veronderstellen dat het publiek niet meer geïnteresseerd is in armoede? Een andere mogelijke verklaring voor het uitblijven van een breder wereldbeeld in de media is dat journalisten zelf niet zo’n brede visie hebben. Je kunt als journalist veel opzoeken, maar een andere manier van kijken is tenslotte niet iets wat makkelijk is op te zoeken. Dat er iets zou schorten aan het inzicht van de journalisten in ontwikkelingsproblematiek is een aannemelijke gedachte, omdat ook de rest van de Nederlanders er een vrij oppervlakkige kijk op ontwikkelingsproblematiek op nahoudt. Elke vier jaar houdt de NCDO een enquête onder een representatieve groep Nederlanders. Dat ‘Draagvlakonderzoek’ laat zien dat de gemiddelde Nederlander zeer positief is over 1
Inleiding
ontwikkelingssamenwerking, maar eigenlijk geen idee heeft van wat het is. De meeste mensen denken blijkbaar dat ontwikkelingssamenwerking niet meer is dan geld en deskundigen naar ontwikkelingslanden sturen en dat de problemen van die landen vooral veroorzaakt worden door corrupte leiders en aanhoudende droogte. Dit onderzoek is een verkenning van de opvattingen over ontwikkelingssamenwerking van journalisten op vijftien grote Nederlandse nieuwsredacties. Aan de ene kant is het de bedoeling een vergelijking te maken tussen de opvattingen van die journalisten en die van de rest van de Nederlanders. Aan de andere kant is het onderzoek een peiling van de ideeën van journalisten over ontwikkelingssamenwerking in relatie tot hun beroep.
2
2
ACHTERGROND
De levensstandaard in de meeste ontwikkelingslanden is de afgelopen twintig jaar achteruit gegaan.1 Het aantal mensen dat moet rondkomen van minder dan een dollar per dag wordt geschat op méér dan 1,2 miljard. Hoewel er decennialang hard is gewerkt en druk is gepraat, is de armoede dus bij lange na de wereld niet uit. Armoede is echter geen onverklaarbaar of onoplosbaar probleem: er zijn sociaaleconomische oorzaken én oplossingen voor aan te wijzen. Helaas weten veel mensen in het westen niet hoeveel mogelijkheden hun regeringen én zijzelf hebben om de situatie van mensen in ontwikkelingslanden te verbeteren. Hoogleraar Bas de Gaay Fortman over die discrepantie: “Ik sta er nog steeds perplex van dat het overgrote deel van de Nederlandse bevolking echt denkt dat wij bezig zijn om netto goed te doen met die hulp. Het gebrek aan resultaten wijten ze aan de corruptie daar en aan het feit dat de hulp in de verkeerde zakken terechtkomt. ... Wat echter absoluut niet in het denkraam van de gemiddelde Nederlander zit, is de manier waarop de Europese landbouwsubsidies de boeren in ontwikkelingslanden duperen of het feit dat er een verband bestaat tussen de lage prijzen van een pak koffie in de supermarkt en de arbeidsomstandigheden van koffieboeren in ontwikkelingslanden.” (Beerends & Broere, 2004, p. 249) Dat de meeste Nederlanders inderdaad op een oppervlakkige manier denken over ontwikkelingssamenwerking blijkt uit het Draagvlakonderzoek dat elke vier jaar wordt uitgevoerd door de NCDO. Die enquête wordt gehouden om vast te stellen hoe de Nederlandse bevolking aankijkt tegen ontwikkelingssamenwerking en de overheidsuitgaven daarvoor. In 2002 werd geconcludeerd dat het Nederlandse publiek een ‘simpel beeld van de problematiek’ heeft –ondanks dat de helft van de ondervraagden vindt dat zij zelf goed op de hoogte is: De volwassenen in Nederland hebben geen idee van de mate van rijkdom in een land als Nederland vergeleken met de arme landen in de wereld. (…) Men heeft een simpel beeld en weinig kennis van de problematiek. (NCDO, 2002)
1
Bron: VN-ontwikkelingsorganisatie UNDP, http://www.undp.org 3
Achtergrond
Vooral het noemen van oorzaken van armoede vinden mensen erg moeilijk. Op de vraag waar de ontwikkelingslanden het best mee worden geholpen noemt bijna niemand uit zichzelf oplossingen zoals ‘meer betalen voor grondstoffen uit derde wereld landen’, ‘vrije toegang tot de wereldmarkt’, ‘kwijtschelden van schulden’ of ‘programma’s voor geboortebeperking’ (NCDO, 2002). Ook uit ander onderzoek blijkt dat mensen het erg moeilijk vinden oorzaken van armoede te noemen. Boschman, Buckens en Rijsdijk (1991) vroegen aan een representatieve groep Nederlanders wat volgens hen kenmerken, oorzaken en oplossingen waren voor onderontwikkeling. Ze concludeerden dat de meeste mensen niet in staat zijn oorzaken van armoede te noemen. Men vindt het makkelijker om kenmerken van onderontwikkeling te noemen, zoals ‘honger en armoede’, ‘oorlog/politieke instabiliteit’ (Boschman, Buckens & Rijsdijk, 1991, p. 46). Verder is het opvallend dat mensen armoede zien als een probleem van ontwikkelingslanden zelf, een probleem dus waar het westen (behalve een helpende hand uit te steken) weinig aan kan doen. Minder dan een derde van de respondenten vindt dat wij er mede schuld aan hebben dat het slecht gaat in de derde wereld. Er is maar weinig steun voor minder handelsbelemmeringen voor producten vanuit ontwikkelingslanden; de meeste mensen denken eerder aan oplossingen als meer onderwijs en het sturen van deskundigen en meer geld (NCDO, 2002). In het Draagvlakonderzoek (NCDO, 2002) wordt mensen ook gevraagd naar wat voor hen de belangrijkste bronnen zijn voor informatie over ontwikkelingssamenwerking en ontwikkelingslanden. De voornaamste bronnen van informatie zijn de televisie en de krant. Ook in het onderzoek van Boschman, Buckens en Rijsdijk (1991) geven mensen aan voor informatie over de Derde Wereld vooral te vertrouwen op de televisie, en in mindere mate ook op krant en radio. Als het gaat om ontwikkelingsthema’s zijn massamedia duidelijk de belangrijkste informatiebron, veel meer dan bijvoorbeeld ‘culturele activiteiten’ of gesprekken met anderen.2 Daarbij is de invloed van televisie op de ideeën die de kijker heeft over sociale conflicten groter als die conflicten ver weg zijn (Cohen, Adoni & Bantz, 1990; Adoni & Mane, 1984, p. 331). De ontevredenheid over wat er in dat verband op televisie en in de kranten te zien is, is al jaren groot. Journalist Twan van de Kerkhof in het blad van journalistenvakbond NVJ: Een belangrijke nuance hierop: ruim een derde van de mensen zegt wel eens bewust af te stemmen op programma’s over de derde wereld, maar slechts 9 procent kan ook vertellen welke programma’s dat dan zijn. De auteurs concluderen dat “de meeste informatie over de Derde Wereld ‘toevallig’, via de journaals en actualiteitenrubrieken bij de mensen terecht komt” (Boschman, Buckens & Rijsdijk, 1991, p. 44-45). 2
4
Achtergrond
Afrika haalt de kranten vooral met burgeroorlogen en hongersnoden. Op de economiepagina’s komt het continent, met uitzondering van Zuid-Afrika, zelden voor. De verklaring is waarschijnlijk dat het Nederlandse bedrijfsleven er nauwelijks actief is. De wonderbaarlijk goed werkende economische programma’s in Oeganda of Ethiopië .. zijn blijkbaar niet boeiend genoeg. Aandacht is er alleen als de Hutu’s en Tutsi’s elkaar afslachten .. of als het al jaren slepende conflict in Liberia weer oplaait. (Van de Kerkhof, 1996) Aangezien veel belang gehecht wordt aan de werking van de media, is al vaak geprobeerd de media zo ver te krijgen dat ze meer aandacht besteden aan ontwikkelingslanden en ontwikkelingssamenwerking. In de jaren ’70 en ’80 bijvoorbeeld heeft men binnen de UNESCO geprobeerd een Nieuwe Informatie en Communicatie Orde te bewerkstelligen die ervoor moest zorgen dat internationale uitwisseling van informatie in twee richtingen zou gaan verlopen en niet door het westen gedomineerd zou blijven (Servaes, 1983). Een andere vaak toegepaste methode om het functioneren van de journalistiek met betrekking tot dit onderwerp te becommentariëren zijn de ‘top 10-lijstjes van vergeten verhalen’, zoals bijvoorbeeld opgesteld Scherpenzeelstiching, Artsen zonder Grenzen en Reuters’ Alertnet.3
door
de
Er wordt niet alleen gepleit voor méér aandacht voor ontwikkelingslanden. Het wordt weliswaar toegejuicht (bijvoorbeeld door middel van de Scherpenzeelprijs) als een bepaald medium in het algemeen meer van het leven in ontwikkelingslanden laat zien, maar er wordt ook wel betoogd dat de journalistiek inhoudelijk meer zou moeten kijken naar oorzaken en oplossingen van ontwikkelingsproblemen: Uit officiële statistieken komt naar voren dat ruim een miljard mensen in de wereld ernstig ondervoed was, toen de ontwikkelingshulp enkele decennia geleden begon. En dat er vandaag de dag nog steeds bijna een miljard mensen in de wereld ernstig ondervoed is, nu de ontwikkelingshulp al vele decennia aan de gang is. ... Er klopt dus iets niet: incidentele inzamelingsacties kunnen het probleem niet oplossen, alleen structurele aanpassingen kunnen dat. Tegen die radicale hervormingen bestaan echter ook weer weerstanden: er zijn enorme belangen mee gemoeid. Maar op de een of andere manier blijft dát vaak buiten het gezichtsveld van het nieuws. (Van Ginneken, 2002, p. 37) Journalist Frans Bieckmann pleit eveneens voor een meer mondiale journalistiek. Hij vindt dat er meer oog moet zijn voor de context en de grotere structuren:
3
http://www.alertnet.org/thenews/newsdesk/L09652362.htm 5
Achtergrond
De journalistiek over ontwikkelingslanden loopt ver achter bij de realiteit. Rampen en oorlogen overheersen de berichtgeving, verbanden worden nauwelijks gelegd en voor diepgang is geen tijd en geen geld. Maar bovenal kijken de meeste media nog steeds vanuit een nationaal perspectief naar ontwikkeling: hoe helpen we een arm land net zo te presteren als wij? … De Nederlandse buitenlandjournalistiek … begrijpt –uitzonderingen daargelatenbijvoorbeeld weinig van de protesten van de wereldwijde beweging voor een ethische mondialisering … Meewarige observaties, sympathieke maar oppervlakkige reportages, of een eenzijdige focus op gewelddadige demonstraties gaan niet gepaard met dieper gravende analyses die inzicht verschaffen in het waarom en het hoe van die beweging. … Zaken worden niet in hun onderlinge samenhang benaderd, maar als opzichzelfstaande verschijnselen.” (Bieckmann, 2002) Het doel van dit onderzoek is vooral meer te weten te komen over de journalisten op Nederlandse nieuwsredacties, om zo misschien beter te brijpen hoe de berichtgeving zoals Bieckmann die typeert tot stand komt.
2.1
Doel van het onderzoek
Ondanks vijftig jaar ontwikkelingssamenwerking bestaat er nog steeds een enorme, mondiale kloof tussen rijk en arm. In die vijftig jaar is er binnen de ontwikkelingssector en de wetenschap veel geleerd over kenmerken, oorzaken en oplossingen van ontwikkelingsproblemen. Helaas is maar weinig van de verzamelde kennis het gezamenlijke bewustzijn van de Nederlanders binnengedrongen. De meeste Nederlanders staan er nooit bij stil dat ontwikkelingslanden grof benadeeld worden door wereldhandel en internationale politiek. Zij associëren ontwikkelingslanden bijna uitsluitend met corrupte leiders en donaties voor noodhulp. Uit onderzoek blijkt dat je amper wijzer wordt van de media: de berichtgeving over ontwikkelingslanden is beperkt en wordt gedomineerd door rampen en conflicten. Hoe komt dat eigenlijk? Waarom ziet de berichtgeving over ontwikkelingsthema’s er zo uit? De mate waarin journalisten zelf op de hoogte zijn zou een verklaring kunnen zijn. Tenslotte zijn het ook maar mensen, dus de kans bestaat dat hun visie op ontwikkeling overeen komt met die van de rest van de Nederlanders. Het is daarom het doel van dit onderzoek om de kennis en opvattingen van Nederlandse journalisten met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking in kaart te brengen. Daarnaast worden journalisten gevraagd naar andere mogelijke invloeden op de berichtgeving over internationale 6
Achtergrond
samenwerking, zoals de interesse van het publiek en de samenwerking met ontwikkelingsorganisaties en hun voorlichters. Het is vooral interessant om te weten of journalisten in staat zijn ontwikkelingsproblemen te begrijpen in samenhang met internationale politiek en economie, dus of hun idee van ontwikkelingssamenwerking verder gaat dan ‘hulp geven’. Dan zou ook duidelijk zijn of ze tenminste in theorie in staat zijn een bredere kijk op de wereld weer te geven in hun berichtgeving. Als een journalist een zeker inzicht in de problematiek ontbeert, dan zal hij of zij die visie ook niet mee kunnen nemen in zijn of haar werk. Omdat de burger en de democratie er bij gebaat zijn goed geïnformeerd te worden, is het belangrijk dat journalisten goed zicht hebben de wereld, eigenlijk zelfs meer dan hun publiek. Wel moet worden benadrukt dat het onderzoek zich beperkt tot een verkenning van opvattingen. Dit onderzoek gaat dus puur om de achtergrondkennis van journalisten; het verband tussen de opvattingen van journalisten en de manier waarop zij hun werk doen, blijft impliciet. Er kan namelijk enkel op basis van ‘zender-gecentreerd’ onderzoek geen verband gelegd worden tussen berichtgeving en de Nederlandse common sense. Om daar onderzoek naar te doen is een bredere opzet nodig met verschillende onderzoeksmethoden (zie Boschman, Buckens & Rijsdijk, 1991; Cohen, Adoni & Bantz, 1990; Philo & Berry, 2004). De doelstelling van dit onderzoek is met name wetenschappelijk van aard: er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar de rol van kennis en opvattingen over specifieke thema’s binnen de beroepspraktijk van journalisten. Er is echter ook een praktisch doel. Op basis van deze enquête onder journalisten kunnen aanbevelingen worden gedaan aan journalisten en aan voorlichters van ontwikkelingsorganisaties. Het zou bijvoorbeeld voor de voorlichters in hun werk praktisch kunnen zijn om te weten welke voorkennis zij in het algemeen bij de journalisten kunnen veronderstellen. Het is tenslotte interessant om meer inzicht te krijgen in de manier waarop dit ene issue –waar zo veel beleidsmakers, voorlichters en journalisten aan trekken- zijn weg vindt in de samenleving.
2.2
Onderzoeksvraag
Vanuit de genoemde doelstelling kan er nu een centrale vraag geformuleerd worden. Het zijn de vragen waar dit onderzoek een antwoord op wil geven. De centrale vraag van dit onderzoek is:
7
Achtergrond
Wat zijn de opvattingen van journalisten op Nederlandse nieuwsredacties ten aanzien van ontwikkelingssamenwerking? Deze centrale vraag heb ik geoperationaliseerd door hem op te delen in deelvragen die betrekking hebben op kennis, beroepspraktijk en visie op ontwikkelingssamenwerking: Kennis In hoeverre zijn journalisten op de hoogte van ontwikkelingssamenwerking en gerelateerde thema’s? Beroepspraktijk Hoe zien journalisten de rol van hun eigen beroep in het kader van ontwikkelingssamenwerking –en andersom, de rol van ontwikkelingssamenwerking in hun werk? Visie op ontwikkelingssamenwerking Staan journalisten positief tegenover ontwikkelingssamenwerking in het algemeen? Zien journalisten ontwikkelingsproblemen als nationale aangelegenheden van ontwikkelingslanden of als problemen die verbonden zijn met internationale politiek en economie? Verder worden twee aanvullende vragen gesteld waarin de opvattingen van journalisten worden vergeleken met de opvattingen van het Nederlandse publiek en de berichtgeving over ontwikkelingsthema’s: Zijn er verschillen tussen journalisten van verschillende media voor wat betreft hun opvattingen over ontwikkelingssamenwerking? In hoeverre verschillen journalisten van de rest van de Nederlandse bevolking voor wat betreft hun opvattingen over ontwikkelingssamenwerking? In het volgende hoofdstuk zal worden toegelicht wat het eerdere onderzoek over alle genoemde vragen heeft opgeleverd.
8