RAAD VA DE EUROPESE UIE
Brussel, 29 mei 2009 (05.06) (OR. en)
B PU
10277/1/09 REV 1
LI
LIMITE
C
FISC 73
VERSLAG van: aan: Betreft:
I.
het voorzitterschap het Coreper/de Raad Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (hierna de spaarrichtlijn genoemd)1 Voortgangsverslag van het voorzitterschap
Inleiding 1.
De Commissie heeft op 13 november 2008 haar voorstel tot wijziging van de spaarrichtlijn ingediend2, zoals was aangekondigd in het bij artikel 18 van de spaarrichtlijn voorgeschreven verslag over de werking van het gemeenschappelijk systeem voor belastingheffing op spaargelden, van 15 september 20083. Het voorstel beoogt een verbetering van de spaarrichtlijn, door een betere belastingheffing te garanderen op rentebetalingen die langs van belasting vrijgestelde intermediaire structuren kunnen verlopen. Tevens wordt voorgesteld het toepassingsgebied van de spaarrichtlijn uit te breiden tot met rente vergelijkbare inkomsten uit beleggingen in bepaalde innoverende financiële producten en in bepaalde levensverzekeringsproducten. Voorts moet verduidelijking van de technische werking van de spaarrichtlijn leiden tot een meer gebruiksvriendelijk systeem en een efficiëntere toepassing.
1 2 3
COM (2008) 552, Raadsdocument 13124/1/08 REV 1 FISC 117. COM (2008) 727, Raadsdocument 15733/08 FISC 154 + ADD 1 + ADD 2 COM (2008) 552, Raadsdocument 13124/1/08 REV 1 FISC 117.
10277/1/09 REV 1
las/LAS/rv DG G I
Conseil UE
1
LIMITE L
2.
Onder het Franse voorzitterschap is begonnen aan de bespreking van het voorstel; een aantal inleidende besprekingen van de tekst van het richtlijnvoorstel waren vooral gericht op de definiëring van "uiteindelijk gerechtigde" en van "rente-inkomsten".
3.
De Ecofinraad van december 2008 steunde de voorstellen van de Commissie om het toepassingsgebied van de spaarrichtlijn te verruimen en de daarin resterende achterpoortjes te sluiten, riep ertoe op de verdere bespreking van het voorstel vlot te doen verlopen en verzocht het aantredende Tsjechische voorzitterschap in het voorjaar van 2009 opnieuw verslag uit te brengen.
II.
Vorderingen in het dossier
4.
Het Tsjechische voorzitterschap heeft de lezing van alle artikelen en de vijf bijlagen van het voorstel afgerond. De delegaties werden herhaaldelijk aangespoord voorstellen te doen om de tekst te verbeteren.
5.
Het voorzitterschap verzamelde opmerkingen en suggesties, mondelinge en schriftelijke, stelde op basis daarvan enkele verduidelijkingen en aanpassingen van de voorgestelde tekst voor, en onderzocht in zijn compromistekst oplossingen voor problemen van meer inhoudelijke aard (doc. 8346/09 FISC 40).
6.
Uit de discussies kwam naar voren dat het wenselijk is het toepassingsgebied van de spaarrichtlijn te verruimen tot andere, in wezen vergelijkbare inkomsten dan louter de betalingen van rente uit hoofde van schuldvorderingen en uit hoofde van beleggingsfondsen die toegelaten icbe's zijn, bijv. tot de inkomsten uit gestructureerde effecten met een gegarandeerde terugbetaling van het kapitaal aan het einde van de looptijd en tot vergelijkbare inkomsten uit spaargelden verkregen via eender welk beleggingsfonds; het voorzitterschap concentreerde zich op het verfijnen van de definitie teneinde de tekst van die nieuwe bepaling te verduidelijken. Volgens het compromisvoorstel van het voorzitterschap zou de spaarrichtlijn met name van toepassing moeten zijn op "inkomsten die worden uitbetaald of op een rekening worden bijgeschreven en die zijn terug te voeren op effecten van welke aard dan ook, waarbij de op de datum van uitgifte vastgestelde voorwaarden voor een rendement waarborgen dat de belegger aan het einde van de looptijd ten minste 95% van het belegde kapitaal ontvangt".
10277/1/09 REV 1
las/LAS/rv DG G I
2
LIMITE L
7.
Het voorzitterschap heeft gewerkt aan een verfijning van de "doorkijkbenadering" voor rentebetalingen aan bepaalde, in landen buiten de EU gevestigde entiteiten en juridische constructies, als maatregel om het ontwijken van belasting op inkomsten uit spaargelden te voorkomen, hetgeen momenteel mogelijk is via tussenpersonen van buiten de EU. Bijlage I van de spaarrichtlijn, met de lijst van de entiteiten en constructies in de betrokken derde landen en rechtsgebieden, is besproken en er werd een aantal wijzigingen in aangebracht. Sommige lidstaten wensen de gedetailleerde bespreking van bijlage I voort te zetten. De delegaties hadden twijfels bij het gebruik van informatie waarover de uitbetalende instanties beschikken uit hoofde van de antiwitwasrichtlijn (2005/60/EG4), maar de discussie bevestigde dat de voorgestelde aanpak geschikt is omdat die de administratieve lasten voor de uitbetalende instanties beperkt en berust op gebruikmaking van informatie waarover zij reeds beschikken. Het debat loopt nog met betrekking tot de mogelijkheden om de spaarrichtlijn te omzeilen via entiteiten die anonieme beleggingen in lagebelastinglanden aanbieden.
8.
In samenhang met de toepassing van de doorkijkbenadering en met de voorgenomen striktere toepassing van het concept "uitbetalende instantie bij ontvangst" binnen de EU, is het gebruik van de term "plaats van de werkelijke leiding" herhaaldelijk aan de orde gesteld. Het voorzitterschap lichtte toe dat "de plaats van de werkelijke leiding", een internationaal erkend concept in verdragen ter voorkoming van dubbele belasting, wordt gebruikt met het specifieke doel te bepalen waar de rapportageverplichtingen in het kader van de spaarrichtlijn liggen, en geen afbreuk doet aan de nationale regels inzake de fiscale woonplaats van entiteiten en juridische constructies. Het voorzitterschap heeft aan het hanteren van dit concept gewerkt en met de Commissiediensten nagedacht over de wijzen waarop het zou kunnen functioneren en tot het bepalen van de rapportageverplichtingen uit hoofde van de spaarrichtlijn zou kunnen bijdragen. Sommige lidstaten blijven evenwel terughoudend omdat zij twijfels hebben omtrent de juiste toepassing van het concept in hun nationale belastingstelsels. Een andere lidstaat dringt sterk aan op nadere bespreking van de regels betreffende de fiscale woonplaats van juridische constructies, met name ingeval de woonplaats van de trustee niet is aan te merken als de plaats van de werkelijke leiding van de trust.
4
PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15.
10277/1/09 REV 1
las/LAS/rv DG G I
3
LIMITE L
9.
Het voorzitterschap testte de door de Commissie voorgestelde aangescherpte definitie van "uitbetalende instantie bij ontvangst" die eerder uitgaat van feitelijke elementen en niet zozeer van de rechtsvorm, en uit de discussie bleek dat deze definitie voor de lidstaten in grote lijnen aanvaardbaar was. Bijlage III, met de entiteiten en juridische constructies die in elke lidstaat beschouwd moeten worden als "uitbetalende instantie bij ontvangst", is dankzij de opmerkingen van de lidstaten aanzienlijk verbeterd. Het debat loopt nog met betrekking tot de correcte toepassing van de spaarrichtlijn in verband met juridische constructies (bijv. trusts) en entiteiten (bijv. stichtingen) waar niemand de rechtstreeks gerechtigde is van de inkomstenbetaling die door de entiteit of de juridische constructie ontvangen is. Er is gedetailleerd gesproken over de door Malta in overweging gegeven wijzigingen op artikel 4, lid 2, en artikel 6, lid 4, van het richtlijnvoorstel, die door sommige lidstaten als een verbetering worden beschouwd maar wellicht nog bijstelling behoeven. Een aantal lidstaten is van oordeel dat ook het karakter van bijlage III, naast bijlage I, nadere bespreking behoeft.
10.
Om een evenwicht te vinden tussen een betere kwaliteit van de informatie die wordt gebruikt om de identiteit en woonplaats van uiteindelijk gerechtigden vast te stellen, enerzijds, en zo min mogelijk extra administratieve lasten voor uitbetalende instanties en uiteindelijk gerechtigden, anderzijds, wordt er in het compromis van het voorzitterschap rekening gehouden met de situatie van uiteindelijk gerechtigden die nog nooit een identificatienummer hebben gekregen, maar blijven de uitbetalende instanties verplicht het (fiscale) identificatienummer, indien beschikbaar, te noteren. Bijlage II, die informatie bevat over dergelijke nummers in de lidstaten, is aanzienlijk verbeterd. Naar aanleiding van talrijke opmerkingen van de lidstaten stelt het voorzitterschap voor de expliciete eis te schrappen die het voorstel de uitbetalende instanties oplegt om de informatie over uiteindelijk gerechtigden na het verstrijken van de identificatiedocumenten te actualiseren. Het niet gebruiken van verlopen documenten is inherent aan de eis inzake de beste beschikbare informatie.
10277/1/09 REV 1
las/LAS/rv DG G I
4
LIMITE L
11.
Uit de besprekingen is gebleken dat bepaalde categorieën levensverzekeringsovereenkomsten binnen het toepassingsgebied van de spaarrichtlijn zouden moeten vallen, omdat zij veelal beschouwd worden als beleggingsproducten voor de kleine belegger die als substituut voor instellingen voor collectieve belegging dienen. De groep hield een uitvoerige discussie over de vraag hoe inkomsten uit dergelijke producten onder de definitie van rentebetaling kunnen worden gebracht. De aanpak van de Commissie was om de categorie levensverzekeringsproducten die onder de spaarrichtlijn zouden moeten vallen, te definiëren door aan een mate van dekking van het biometrisch risico te refereren, alsmede aan het feit dat de door de overeenkomst geleverde prestatie afhankelijk is van de inkomsten uit schuldvorderingen en vergelijkbare financiële producten. Uit de discussies is evenwel gebleken dat het leggen van een link met het biometrisch risico een aantal vragen onbeantwoord laat, en dat er te veel details via de nationale uitvoeringswetgeving geregeld zouden moeten worden. Daarom heeft het voorzitterschap voorgesteld het toepassingsgebied uit te breiden tot de uitkeringen van alle verzekeringsovereenkomsten waarvan de prestatie hoofdzakelijk afhankelijk is van inkomsten uit schuldvorderingen en vergelijkbare instrumenten, ongeacht de mate van dekking van het biometrisch risico. Deze oplossing kreeg weinig bijval, zodat het voorzitterschap alle alternatieven nog eens doornam en de lidstaten verzocht hun voorkeuren uit te spreken. Daarbij bleek dat sommige delegaties levensverzekeringsovereenkomsten zonder enige beperking onder de spaarrichtlijn wilden laten vallen. Andere delegaties waren het ermee eens dat bepaalde categorieën overeenkomsten onder de richtlijn moeten vallen, maar hadden twijfels bij het bepalen van de mate van dekking van het biometrisch risico.
12.
Het voorzitterschap heeft er nota van genomen dat België bereid is om na 31 december 2009 van heffing van bronbelasting krachtens artikel 11 af te zien en hoofdstuk II van de spaarrichtlijn toe te passen.
13.
Het behoud van de procedure op grond waarvan een uiteindelijk gerechtigde met fiscale woonplaats in één lidstaat door een verklaring voor te leggen de inhouding van bronbelasting op in een andere lidstaat ontvangen rente kan vermijden, is in het geding gekomen. De reden is dat met die procedure, die voor uiteindelijk gerechtigden ook omslachtiger is, minder informatie wordt verkregen dan in het kader van de alternatieve procedure waarbij gegevens vrijwillig aan de woonstaat van de uiteindelijk gerechtigde worden verstrekt.
10277/1/09 REV 1
las/LAS/rv DG G I
5
LIMITE L
Het voorzitterschap nam er nota van dat geen van de lidstaten die de bronbelasting toepassen, het met de voorgestelde afschaffing van de "procedure van de verklaring" eens is. Eén lidstaat maakte gewag van positieve ervaringen met de gelijktijdige toepassing van beide methoden, hetgeen het voorzitterschap beschouwde als een stap in de goede richting die de lidstaten die bronbelasting heffen de mogelijkheid biedt om gaandeweg de administratieve werkwijzen te ontwikkelen, en de uiteindelijk gerechtigden in staat stelt om, desgewenst, gebruik te maken van minder omslachtige procedures dan het voorleggen van een door de belastingdienst afgegeven verklaring. Oostenrijk is het hier echter niet mee eens omdat invoering van de mogelijkheid vrijwillig gegevens te verstrekken de uitbetalende instantie voor onevenredige administratieve lasten zou plaatsen.
14.
Het voorzitterschap propageerde een gedetailleerde bespreking van kwesties in verband met de verdere besluitvorming. Uit die bespreking bleek dat alleen puur technische aangelegenheden zoals *
specificatie van de gegevensverstrekkers waarop uitbetalende instanties een beroep kunnen doen om voor de toepassing van artikel 6 van de spaarrichtlijn de nodige informatie te verkrijgen voor de passende behandeling van inkomsten uit instellingen voor collectieve belegging, andere fondsen of regelingen voor collectieve belegging of specifieke effecten,
*
vaststelling van gemeenschappelijke formaten en operationele procedures voor de informatie-uitwisseling, en
*
vaststelling van gemeenschappelijke formulieren voor verklaringen en andere documenten die nodig of nuttig zijn voor de correcte toepassing van de spaarrichtlijn,
efficiënter geregeld kunnen worden met een flexibeler mechanisme dan het wijzigen van de richtlijn zelf. Er zijn echter majeure bezwaren ingebracht tegen de voorgestelde procedure, met name de overstap op stemming met gekwalificeerde meerderheid via het comité. Hierover lijkt meer ten gronde te moeten worden nagedacht alvorens te bezien welke taken het comité moet krijgen.
III. Te ondernemen stappen
De Raad wordt verzocht nota te nemen van dit verslag en van de vorderingen die tot dusver in verband met het voorstel voor een nieuwe spaarrichtlijn gemaakt zijn.
___________
10277/1/09 REV 1
las/LAS/rv DG G I
6
LIMITE L