RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 14 december 2001 (19.12) (OR. en) 15354/1/01 REV 1 LIMITE PESC 546 RELEX 184 JAI 177
NOTA van: d.d.: aan: Betreft:
het Coreper 12 december 2001 de Raad ontwerp-verslag van de Europese Unie aan de commissie die is ingesteld krachtens artikel 6 van Resolutie 1373 (2001), welke door de VN-Veiligheidsraad tijdens zijn 4385e zitting op 28 september 2001 is aangenomen
Het Comité van permanente vertegenwoordigers heeft zich tijdens zijn vergadering van 12 december 2001 gebogen over een ontwerp-verslag van de Europese Unie aan de bij Resolutie 1373 van de VN-Veiligheidsraad ingestelde commissie. Het ontwerp is door het voorzitterschap tezamen met de Commissie opgesteld. Naar aanleiding van deze vergadering wordt de Raad verzocht om als A-punt op de agenda het door het Comité van permanente vertegenwoordigers definitief vastgestelde verslag, dat als bijlage bij deze nota gaat, te bekrachtigen.
_______________
15354/1/01 REV 1
ass/LEP/mm DGE IX
1
NL
BIJLAGE ONTWERP-VERSLAG VAN DE EUROPESE UNIE AAN DE COMMISSIE DIE IS INGESTELD OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 6 VAN RESOLUTIE 1373 (2001), WELKE DOOR DE VN-VEILIGHEIDSRAAD TIJDENS ZIJN 4385e ZITTING OP 28 SEPTEMBER IS AANGENOMEN Resolutie 1373 van de VN-Veiligheidsraad roept alle staten op om binnen 90 dagen aan de krachtens de bepalingen van de resolutie ingestelde commissie verslag uit te brengen over de maatregelen die ter uitvoering van de resolutie werden genomen. Dit verslag, dat door de Europese Unie wordt ingediend, bestrijkt de maatregelen die in het kader van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zijn genomen. Het gaat niet in op de maatregelen die door de afzonderlijke EU-lidstaten (België, Denemarken, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Finland, Zweden, Verenigd Koninkrijk) buiten dit kader werden genomen. Het vormt bijgevolg een aanvulling op de nationale verslagen die door de EU-lidstaten moeten worden uitgebracht. Dit verslag is opgesteld overeenkomstig de richtsnoeren die door de voorzitter van de krachtens UNSCR 1373 opgerichte commissie werden verspreid. De Raad van de Europese Unie heeft op 10 december overeenstemming bereikt over een gemeenschappelijk standpunt betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme. Dit instrument vormt de basis voor een groot aantal van de maatregelen die de Europese Unie voornemens is vast te stellen naar aanleiding van de bepalingen van UNSCR 1373. 1. a) Welke maatregelen zijn in voorkomend geval genomen ter voorkoming en bestrijding van de financiering van terroristische daden, naast de maatregelen die worden opgesomd in de antwoorden op de vragen 1 b) tot en met 1 d)? De bijzondere aanbevelingen betreffende de financiering van het terrorisme die tijdens de buitengewone plenaire vergadering van de Financiële Actiegroep Witwassen van Geld op 29-30 oktober 2001 zijn aangenomen, hebben betrekking op een aantal van de aangelegenheden die door de punten 1 en 2 van de Resolutie worden bestreken. Het is de bedoeling dat deze aanbevelingen ten minste gedeeltelijk worden uitgevoerd door middel van maatregelen die worden genomen in het kader van het Verdrag betreffende de Europese Unie (EU) en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG).
15354/1/01 REV 1 BIJLAGE
kee/LEP/mm DGE IX
1
NL
1. b) Welke strafbare feiten en sancties kent uw land in verband met de opgesomde activiteiten? Dit is een aangelegenheid voor de EU-lidstaten. 1. c) Welke wettelijke voorschriften en procedures bestaan er voor de bevriezing van rekeningen en vermogensbestanddelen bij banken en financiële instellingen? In het kader van de restrictieve maatregelen tegen derde landen die overeenkomstig artikel 60 en artikel 301 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap zijn vastgesteld, heeft de Raad op 6 maart 2001 een verordening aangenomen (Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad), die voorziet in de bevriezing van alle tegoeden en andere financiële middelen die eigendom zijn van alle door het (overeenkomstig UNSCR 1267 ingestelde) sanctiecomite Afghanistan aangewezen en in een van de bijlagen bij de verordening genoemde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen. Overeenkomstig de bepalingen van de verordening heeft de Europese Commissie de lijst die aan de verordening is gehecht reeds vier keer gewijzigd op grond van besluiten van de VN-Veiligheidsraad of het sanctiecomité, en heeft zij personen en entiteiten aan de lijst toegevoegd. De jongste drie wijzigingen hadden betrekking op Osama bin Laden en het Al-Qa'idanetwerk. Met het oog op de aanpassing aan het ruimere toepassingsgebied van de maatregelen krachtens UNSCR 1373 en om de personen te kunnen treffen die terroristische daden plegen, pogen te plegen, daaraan deelnemen of het plegen van deze daden vergemakkelijken, maar die niet met één staat verbonden zijn, heeft de Raad van de Europese Unie tijdens de zitting van 10 december overeenstemming bereikt over een gemeenschappelijk standpunt en een verordening, die samen een wettelijk voorschrift vormen om tegoeden, andere financiële vermogensbestanddelen en economische middelen te bevriezen en niet meer beschikbaar te houden voor vooraf aangewezen natuurlijke of rechtspersonen, groepen en entiteiten die zijn vermeld in de lijsten die als bijlage bij de wetgeving gaan. Deze wetgeving zal naar verwachting begin 2002 in werking treden.
15354/1/01 REV 1 BIJLAGE
kee/LEP/mm DGE IX
2
NL
1. d) Welke maatregelen bestaan er om de in dit punt opgesomde activiteiten te verbieden? Deze maatregelen worden gedeeltelijk bestreken door het antwoord onder 1.c). Bovendien bestaat er wetgeving (Richtlijn 91/308/EEG van de Raad, aangenomen in 1991) om het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld te voorkomen. De bepalingen omvatten onder meer de verplichting voor financiële instellingen om een passende registratie te verrichten en programma's ter bestrijding van het witwassen van geld op te zetten. De richtlijn bepaalt voorts dat het bankgeheim indien nodig wordt opgeschort en dat verdachte transacties moeten worden gemeld aan de met het toezicht belaste autoriteiten. De richtlijn van 1991 is gewijzigd op 19 november 2001. De nieuwe richtlijn breidt het verbod op het witwassen van geld uit tot de meeste misdrijven in het kader van de georganiseerde en ernstige criminaliteit. Zij breidt het toepassingsgebied van de vroegere richtlijn tevens uit tot een aantal niet-financiële activiteiten en tot beroepen die gevoelig zijn voor misbruik door witwassers. De EU-lidstaten zijn overeengekomen dat alle misdrijven in verband met de financiering van terrorisme krachtens de richtlijn worden aangemerkt als een ernstig misdrijf. 2. a) Welke wettelijke voorschriften of andere maatregelen werden vastgesteld ter uitvoering van dit punt? In het bijzonder, volgens welke bepalingen is het in uw land een strafbaar feit om i) personen te werven voor terroristische groeperingen en ii) wapens te leveren aan terroristen? Welke andere maatregelen dragen ertoe bij dat dergelijke activiteiten worden voorkomen? Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens bevat maatregelen die gericht zijn op het verbieden van het leveren van wapens aan terroristen. De richtlijn legt de EU-lidstaten een aantal verplichtingen op, onder meer de verplichting om na te gaan of personen die een vuurwapen aanschaffen of voorhanden hebben een gevaar voor de openbare orde of veiligheid vormen. De richtlijn verbiedt voorts de aanschaf en het voorhanden hebben van bepaalde soorten vuurwapens. Op 16 oktober 2001 heeft de Raad een besluit aangenomen betreffende de ondertekening namens de Europese Gemeenschap van het Protocol van de VN betreffende de bestrijding van illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, onderdelen ervan en munitie (dit protocol is gehecht aan het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit). Dit besluit maakt de weg vrij voor de toepassing van de onderdelen van het Protocol die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.
15354/1/01 REV 1 BIJLAGE
kee/LEP/mm DGE IX
3
NL
De EU-Gedragscode betreffende de uitvoer van militaire uitrusting is een belangrijk instrument om het risico dat Europees defensiematerieel wordt misbruikt door terroristische organisaties, zo klein mogelijk te maken. Voorts wordt de veiligheid mede gegarandeerd door Verordening (EG) nr. 1334/2000 van de Raad van 22 juni 2000 tot instelling van een communautaire regeling voor exportcontrole op goederen voor tweeërlei gebruik. De Europese Unie heeft meer in het algemeen haar betrekkingen met derde landen opnieuw geëvalueerd in het licht van het standpunt dat de betrokken landen ten aanzien van de terrorismebestrijding innemen. Op 17 oktober 2001 heeft de Raad een objectief stelsel van indicatoren goedgekeurd, dat de EU moet helpen om haar betrekkingen met derde landen systematisch te evalueren. De EU beoordeelt momenteel haar betrekkingen met derde landen in het licht van die evaluatie. 2. b) Welke andere maatregelen worden genomen om terroristische daden te voorkomen, en, in het bijzonder, welke alarmsystemen bestaan er om de uitwisseling van informatie met andere landen mogelijk te maken? De Raad heeft tijdens zijn zitting van 20 september 2001 overeenstemming bereikt over een aantal maatregelen om de informatie-uitwisseling tussen EU-lidstaten te intensiveren. Deze maatregelen omvatten onder meer regelmatige vergaderingen van de hoofden van de terrorismebestrijdingseenheden en van de inlichtingendiensten van de lidstaten. De samenwerking tussen de EU-lidstaten en Europol werd eveneens versterkt, en omvat de detachering van specialisten inzake terrorismebestrijding van de lidstaten bij Europol. Het besluit van de Raad van 6 december 2001 om Eurojust volledig operationeel te maken, zal de informatieuitwisseling eveneens vergemakkelijken (zie hierna onder punt 2. e)). 2. c) Welke wettelijke voorschriften of procedures bestaan er om te voorkomen dat uw land een toevluchtsoord voor terroristen zou worden, bijvoorbeeld wetten om de in dit punt vermelde individuen uit te sluiten of uit te wijzen? Artikel 23, lid 1, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, die een onderdeel van de communautaire wetgeving vormt, bepaalt dat de vreemdeling die niet of niet meer voldoet aan de voorwaarden die gelden op het grondgebied van een lidstaat die partij is bij het Schengenakkoord, het Schengengebied onverwijld moet verlaten. Indien de vreemdeling niet vrijwillig vertrekt, of indien het onmiddellijk vertrek van de vreemdeling om redenen van openbare orde of nationale veiligheid geboden is, dient de vreemdeling te worden verwijderd overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaat waar hij werd aangehouden.
15354/1/01 REV 1 BIJLAGE
kee/LEP/mm DGE IX
4
NL
De harmonisering van de wetgeving op dit gebied moet plaatsvinden in het kader van Richtlijn 2001/40/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de wederzijdse erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen. Doel van deze richtlijn is een doelmatiger uitvoering van deze maatregelen en een betere samenwerking tussen de lidstaten van de EU. 2. d) Welke wetten of procedures bestaan er om te voorkomen dat terroristen vanuit uw grondgebied tegen andere staten of burgers optreden? Naast de in het antwoord op vraag 2. b), vermelde maatregelen biedt het Schengeninformatiesysteem (SIS) verschillende mogelijkheden om te voorkomen dat terroristen opereren vanaf het grondgebied van de EU-lidstaten. Er worden inspanningen geleverd om het gebruik van SIS te verbeteren. Zo stimuleren de autoriteiten de invoering van automatische signaleringen en nationale signaleringen die voldoen aan de criteria voor opneming in het SIS, zullen in de mate van het mogelijke automatisch worden ingevoerd zodat geen extra handeling van de initiatiefnemende autoriteit vereist is. Bovendien zal het overleg betreffende signaleringen van personen ter fine van onopvallende controle vereenvoudigd worden. Kort na 11 september is bij Europol een task force ingesteld die bestaat uit twintig deskundigen op het gebied van terrorismebestrijding en die op dit ogenblik volledig operationeel is. 2. e) Welke maatregelen zijn genomen om terroristische daden aan te merken als ernstige strafbare feiten en om ervoor te zorgen dat de straf in overeenstemming is met de ernst van dergelijke terroristische daden? Op 6 december 2001 heeft de Raad een politiek akkoord bereikt over een kaderbesluit inzake terrorismebestrijding. Dit besluit omvat een gemeenschappelijke definitie van verscheidene soorten strafbare feiten van terroristische aard en ernstige straffen. De wettekst zal spoedig worden aangenomen en de EU-lidstaten hebben tot eind 2002 de tijd om de maatregelen in hun eigen strafrecht om te zetten. Er is tevens een politiek akkoord bereikt over een kaderbesluit betreffende het Europees arrestatiebevel. Dit besluit strekt ertoe de huidige procedures voor uitleveringen tussen lidstaten te vervangen en personen die gezocht worden voor allerlei strafbare feiten over te dragen aan de rechterlijke autoriteiten van andere EU-lidstaten, zonder dat de dubbele strafbaarheid van het feit wordt nagegaan, behoudens de overeengekomen snelle beroepsprocedures.
15354/1/01 REV 1 BIJLAGE
kee/LEP/mm DGE IX
5
NL
Op 6 december 2001 heeft de Raad een politiek akkoord bereikt over een tekst tot oprichting van de eenheid voor justitiële samenwerking Eurojust. Dit besluit beoogt de samenwerking tussen de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten te verbeteren en te stimuleren, in het bijzonder door de internationale rechtshulpverlening en de afhandeling van uitleveringsverzoeken te vergemakkelijken. 2. f) Welke zijn de procedures en mechanismen om andere staten bij te staan? Zie antwoord op vraag 2. d), hierboven. 2. g) Hoe wordt door middel van grenscontroles in uw land voorkomen dat terroristen zich verplaatsen? Hoe wordt dit ondersteund door uw procedures voor de afgifte van identiteits- en reisdocumenten? Welke maatregelen zijn er ter voorkoming van onder meer vervalsing van die documenten? Bij een resolutie van de Raad van 11 mei 1999 is een alarmsysteem ingesteld met het oog op de uitwisseling van informatie over illegale immigratie en mensensmokkel. Dit systeem staat zowel ter beschikking van EU-lidstaten als van kandidaat-lidstaten en wordt sinds 11 september 2001 steeds intensiever gebruikt. Krachtens Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 is voor door EUlidstaten afgegeven visa een uniform model vereist. Deze verordening voorziet in procedures en specificaties om te voorkomen dat nagemaakte of valse visa worden gemaakt en gebruikt. 3. a) Welke maatregelen zijn genomen om te komen tot een snellere en intensievere uitwisseling van de operationele informatie op de in dit punt vermelde gebieden? Zie het antwoord op vraag 2. b), hierboven. Bovendien voorziet de bestaande EG-wetgeving inzake gegevensbescherming in een soepele informatie-uitwisseling, indien dit bijdraagt tot de bestrijding van terrorisme.
15354/1/01 REV 1 BIJLAGE
kee/LEP/mm DGE IX
6
NL
3. b) Welke maatregelen zijn genomen inzake informatie-uitwisseling en samenwerking op de in dit punt vermelde gebieden? De Europese Unie intensiveert haar samenwerking op deze gebieden, met name met de Verenigde Staten. Naar aanleiding van de gebeurtenissen van 11 september 2001 hebben de Verenigde Staten aan het Strategisch Comité immigratie, grenzen en asiel van de EU, in een gezamenlijke vergadering op 26 oktober 2001, voorstellen voor samenwerking inzake grenscontroles en migratiebeheer voorgelegd. Deze voorstellen worden momenteel besproken. 3. c) Welke maatregelen zijn genomen om op de in dit punt vermelde gebieden samen te werken? Naast de onder 2. b), uiteengezette maatregelen heeft de Raad een aantal maatregelen genomen om de samenwerking van de EU met derde landen te versterken. Contacten op hoog niveau hebben er met name toe geleid dat de samenwerking op het gebied van wetshandhaving en de justitiële samenwerking tussen de EU en de VS is versterkt. Op 6 december 2001 is een overeenkomst inzake samenwerking en uitwisseling van nietpersoonsgebonden informatie tussen Europol en de VS ondertekend. Tevens zijn onderhandelingen aangeknoopt over een overeenkomst inzake de uitwisseling van persoonsgegevens. In het kader van de versterking van de samenwerking bij de bestrijding van terrorisme is er vooral naar gestreefd gebruik te maken van de bepalingen van bestaande bilaterale overeenkomsten. Meer in het algemeen buigt de Europese Commissie zich momenteel over de communautaire programma's voor externe bijstand, begrotingslijnen en landenstrategieën om na te gaan welke hulp verder nog kan worden geboden in het kader van de bestaande bijstandsprogramma's van de EG. De EG biedt reeds bijstand aan een aantal derde landen, onder meer ten behoeve van het bestuur en de versterking van de justitiële en wetsstelsels. 3. d) Welke zijn uw voornemens in verband met de ondertekening en/of bekrachtiging van de in dit punt vermelde verdragen en protocollen? Alle EU-lidstaten hebben het Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme inmiddels ondertekend.
15354/1/01 REV 1 BIJLAGE
kee/LEP/mm DGE IX
7
NL
3. e) Verstrek alle relevante informatie over de uitvoering van de in dit punt vermelde verdragen, protocollen en resoluties De EU bepleit actief de ondertekening en bekrachtiging van alle VN-verdragen inzake terrorisme (met name het Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme) door alle staten, alsmede de afronding van de onderhandelingen over het ontwerp van een Algemeen Verdrag tegen het internationale terrorisme. Zij heeft met name gebruik gemaakt van al haar vergaderingen met derde landen in het kader van de politieke dialoog om het onderwerp van de verdragen inzake terrorisme met die landen te bespreken. Terrorisme staat nu regelmatig op de agenda van die vergaderingen. 3. f) Door middel van welke wetgeving, procedures en mechanismen wordt nagegaan dat asielzoekers niet bij terroristische activiteiten betrokken zijn geweest, vooraleer de vluchtelingenstatus wordt verleend? De Raad van de EU heeft zijn werkzaamheden toegespitst op het voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus. In zijn zitting van 6 en 7 december 2001 heeft de Raad hieromtrent conclusies aangenomen en nota genomen van het voornemen van de Commissie om een gewijzigd voorstel in te dienen. De Raad heeft zich tevens nader gebogen over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de EU-lidstaten, alsmede over het voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend. Deze verordening zal in de plaats komen van de Overeenkomst van Dublin van 1990 betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend. Alle bestaande EG-instrumenten op het gebied van asiel omvatten standaardbepalingen waarmee personen die ervan verdacht worden terrorist te zijn of een terroristische bedreiging te vormen, kunnen worden uitgesloten van het recht op internationale bescherming, verblijf of toegang tot bepaalde voorzieningen. 3. g) Welke zijn de procedures om te voorkomen dat terroristen misbruik maken van de vluchtelingenstatus? Zie het antwoord onder 3. f), hierboven. _______________ 15354/1/01 REV 1 BIJLAGE
kee/LEP/mm DGE IX
8
NL