RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 16 mei 2007 (06.06) (OR. de)
B PU
9553/1/07 REV 1
LI
LIMITE
C
JURINFO 15 JAI 240 JUSTCIV 135 COPEN 63 HERZIENE NOTA van: het voorzitterschap aan: de Groep juridische informatica (e-justitie) Betreft: Verslag van de Groep juridische informatica (e-justitie) - Ontwerp
I.
Inleiding
1.
Op 20 december 2006 heeft het Comité van permanente vertegenwoordigers (Coreper) de Groep juridische informatica (e-justitie) voorlopig met de voorbereiding op het gebied van ejustitie belast.
2.
In drie vergaderingen (20 februari, 20 april en 21 mei 2007) heeft de groep het mogelijke werkterrein afgebakend, prioriteiten bepaald en de eerste inhoudelijke analyses gemaakt.
3.
Als resultaat hiervan wordt aan het Coreper het onderstaande verslag voorgelegd, ter voorbereiding van de Raadszitting Justitie en Binnenlandse Zaken in juni 2007. Er wordt in uitgelegd waarom het wenselijk is dat e-justitie voortaan permanent door een Raadsgroep wordt behandeld.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
Conseil UE
1
LIMITE NL
II.
Verslag
1.
Toepassing van IT bij justitie: stand van zaken 1
4.
De diversiteit van de rechtsstelsels in de EU leidt onvermijdelijk tot het bestaan van een groot aantal verschillende e-justitieprojecten. Tegenwoordig kan niemand een compleet antwoord geven op de vraag welke technische concepten in Europa prioritair worden gevolgd en hoe het in het algemeen staat met het gebruik van informatie- en communicatietechnologie bij justitie in de lidstaten.
5.
Daarom is de Europäische EDV-Akademie des Rechts GmbH (Europese EDP-academie voor recht) opgedragen een studie te maken van de toepassing van IT bij justitie. Hiermee wordt beoogd een totaalbeeld te krijgen van de situatie, zodat impulsen kunnen worden gegeven aan de verdere ontwikkeling van e-justitieprojecten.
6.
In overleg met de groep werd een vragenlijst opgesteld, die door 26 lidstaten is ingevuld. De Europese EDP-academie voor recht heeft alle antwoorden geanalyseerd en komt voorlopig tot het volgende resultaat:
1.1. a)
Algemene informatie over justitie in de lidstaten van de EU
7.
Het aantal magistraten per 100.000 inwoner vertoont grote verschillen in Europa. Dit zou niets met de grootte van het land of het aantal inwoners te maken hebben. Ook bij landen met vergelijkbare bevolkingsaantallen lopen de cijfers uiteen van 2,83 tot 20,44 rechters per 100.000 inwoners.
8.
In de meeste lidstaten wordt justitie centraal bestuurd of georganiseerd. Slechts in 7 landen wordt er decentraal bestuurd; in 3 hiervan is geopteerd voor zelfbestuur. In 3 landen bestaat er zowel centraal als decentraal bestuur.
1
Zie doc. … (Europese EDP-academie voor recht)
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
2
LIMITE NL
9.
In alle lidstaten heeft het gerecht pc's op de werkplek, wordt internet gebruikt en wordt per email gecommuniceerd. De arbeidsplaatsen zijn doorgaans voor meer dan 90% uitgerust met pc, internet en e-mail. In 4 landen zijn tussen 50 en 90%, en in 1 land minder dan 50% van de justitiële arbeidsplaatsen van een computer voorzien .
10.
Spraakherkenning behoort nog niet tot de standaarduitrusting. Ook rechters en openbare aanklagers, evenals de overige medewerkers beschikken meestal over pc, internet en e-mail. In ongeveer de helft van de lidstaten zijn de zittingzalen uitgerust met computers, internettoegang en e-mail.
11.
In het merendeel van de landen zijn zowel de pc's in de verschillende gerechtsgebouwen als de gerechten zelf onderling gekoppeld. In verreweg de meeste gevallen bestrijkt het justitiële computernet de hele rechterlijke organisatie.
b)
Elektronisch dossierbeheer
12.
Er is duidelijk een meerderheid van lidstaten waar elektronisch dossierbeheer principieel is toegestaan. In slechts 3 staten is dit niet het geval.
13.
In de meeste lidstaten is het mogelijk dossiers deels zowel elektronisch als op papier te beheren. Het blijkt dat het elektronisch dossierbeheer zich in de meeste landen beperkt tot metagegevens en dat de inhoud zelf van de dossiers op papier wordt beheerd.
14.
Slechts in 8 lidstaten zijn er procedures die elektronisch beheerd moeten worden. Al deze landen hebben eerder laten weten dat, naast de metagegevens, de gerechtelijke dossiers ook naar de inhoud elektronisch kunnen worden beheerd. De helft van de lidstaten heeft technische normen voor elektronisch dossierbeheer.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
3
LIMITE NL
15.
In 5 landen zijn deze technische normen bij de wet of anderszins opgelegd. In 6 landen zijn er weliswaar technische normen, maar is de regeling niet uniform.
16.
Slechts 2 landen gebruiken uitsluitend standaardsoftware voor het elektronisch dossierbeheer . Veel staten maken uitsluitend gebruik van specifieke oplossingen, of gebruiken daarnaast ook standaardsoftware.
17.
Meestal is een deel van de rechters en de openbare aanklagers rechtstreeks betrokken bij het elektronisch dossierbeheer. In 5 landen gaat het om een relatief kleine groep.
18.
Slechts in 5 landen mogen in geval van archivering van dossiers, waarvan zowel een elektronische als een papieren versie bestaat, de papieren stukken worden vernietigd.
19.
In 25 van de 26 lidstaten kunnen procesdeelnemers die niet rechtstreeks bij het gerecht werkzaam zijn, de papieren versie van gerechtelijke stukken inzien. In 4 landen is het recht van inzage beperkt tot de gebruikelijke raadpleging van papieren documenten. In alle andere lidstaten is wettelijk voorzien in elektronische inzage, meestal via elektronische toezending of door rechtstreekse toegang via een publiek netwerk. Slechts in 7 landen zijn elektronische dossiers volgens de wet op een intern netwerk toegankelijk.
20.
Er is echter maar 1 lidstaat waar de toegang technisch al geheel is verwezenlijkt. Voor het overige hebben in de lidstaten betrokkenen die niet bij het gerecht werkzaam zijn slechts deels of helemaal geen toegang tot elektronische dossiers.
21.
Niet meer dan zo'n kwart van de lidstaten heeft normen voor elektronische inzage. In de meeste daarvan zijn die normen bij wet opgelegd.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
4
LIMITE NL
Alles bijeen wordt slechts in geringe mate gebruik gemaakt van de mogelijkheid om gerechtelijke dossiers in elektronische vorm in te zien (voor niet meer dan 10 à 50%). Men dient te bedenken dat de toegang tot elektronische dossiers in veruit de meeste gevallen technisch nog niet volledig gerealiseerd is.
c)
Elektronische communicatie met betrokkenen bij de procedure
22.
In 16 lidstaten zijn er procedures waarin elektronische documenten kunnen worden ingediend, en gebeurt dit ook. In 7 daarvan is dat met alle procedures het geval. In 4 lidstaten bestaat de mogelijkheid nog in geen enkele procedure, en wordt ze ook niet overwogen. In 5 landen wordt gedacht aan de invoering van een wettelijke regeling voor de indiening van elektronische documenten, deels beperkt tot bepaalde procedures. Het modale gebruiksniveau ligt, voor zover elektronische communicatie technisch al een feit is, tussen 10 en 50%.
23.
In de meerderheid van de lidstaten kan men in een langs elektronische of traditionele weg ingeleide procedure naderhand van communicatievorm veranderen. In 2 landen is dit niet mogelijk. Behalve in 5 lidstaten wordt het indienen van elektronische documenten niet gestimuleerd.
24.
Enkele uitzonderingen niet te na gesproken, stemt de elektronische communicatie vanuit het gerecht overeen met de juridische en feitelijke situatie wat de indiening van elektronische documenten door de procesdeelnemers betreft. De terugweg is zowat het spiegelbeeld van de heenweg. Iets meer dan de helft van de lidstaten heeft technische normen voor de elektronische communicatie met het gerecht en het openbaar ministerie. In 5 landen zijn technische normen bij de wet of anderszins opgelegd. In 4 landen zijn er weliswaar technische normen, maar is de regeling niet uniform. In 5 lidstaten worden de documenten via een extranet meegedeeld, en in 17 landen per intranet. 1 land heeft voor een andere oplossing gekozen.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
5
LIMITE NL
De mededeling van elektronische gegevens geschiedt in 5 landen niet in gestructureerde vorm. In 13 lidstaten is dat wel het geval, en in 11 hiervan geldt dit zowel de metagegevens als de documenten.
25.
Gegevens en documenten worden meestal volgens het bestandsformaat XML gestructureerd. 8 landen bieden een elektronisch formulier aan.
26.
7 landen melden dat gebruik gemaakt wordt van speciaal voor justitie ontwikkelde communicatiesoftware. In 4 andere landen wordt gewone, op de markt verkrijgbare software toegepast. 8 landen gebruiken zowel speciale als gewone software.
27.
De authenticiteit en integriteit van de verstuurde gegevens wordt niet overal met dezelfde beveiligingstechniek verzekerd. In 2 landen volstaat een eenvoudige handtekening. In 2 landen moet de geavanceerde handtekening worden gebruikt, en in 4 landen is slechts de gekwalificeerde elektronische handtekening toegestaan. In 2 landen worden uitsluitend andere beveiligingstechnieken gehanteerd. Er is 1 land waar de eenvoudige en de geavanceerde ondertekening, alsook andere technieken naast elkaar bestaan. In 2 landen gelden de gekwalificeerde ondertekening en andere beveiligingstechnieken. In 3 landen worden alle vormen van elektronische ondertekening toegepast. Er is 1 land waar zowel de geavanceerde als de gekwalificeerde handtekening wordt gebruikt. In 3 landen wordt geen beveiliging toegepast.
28.
In een nipte meerderheid van de gevallen mag in civielrechtelijke procedures gebruik gemaakt worden van videoconferencing. Het gebruikspercentage ligt daar doorgaans beneden de 10%.
29.
In strafprocedures is de videoconferentiemethode in de overgrote meerderheid van de lidstaten toegestaan. Het gebruikspercentage is hier meestal lager dan 10%.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
6
LIMITE NL
30.
Wat de bestuursrechtelijke procedures betreft, mag in iets meer dan de helft van de gevallen niet gewerkt worden met videoconferenties. De techniek wordt duidelijk vooral in strafprocedures gehanteerd.
d)
Elektronische registers
31.
Voor zover in de lidstaten handelsregisters bestaan en daarover hebben bericht, worden deze elektronisch en meestendeels centraal beheerd.
32.
Ongeveer driekwart van de lidstaten kent daarnaast ook bedrijvenregister; deze worden eveneens elektronisch en meestal centraal beheerd. In bijna alle lidstaten zijn er elektronisch beheerde kadasters.
33.
Het minst verbreid zijn het deskundigenregister, gevolgd door het register van executoriale openbare verkopen, het register van gedwongen tenuitvoerleggingen en het verenigingsregister. In 5 lidstaten ten slotte wordt geen debiteurenregister gehouden. Een kleine meerderheid van de decentraal beheerde registers zijn niet onderling gekoppeld.
34.
Ook wat het bestaan van leesrechten betreft springen het handels- en bedrijvenregister (tezamen in 18 lidstaten) en het kadaster (15 lidstaten) eruit. In de meeste lidstaten is het niet verplicht langs elektronische weg inzage te nemen. De schrijfrechten zijn, in ongelijke mate, restrictiever geregeld dan de leesrechten. In 14 lidstaten worden helemaal geen schrijfrechten toegekend, en tot dusver zijn er slechts 2 lidstaten waar de schrijfrechten elektronisch moeten worden uitgeoefend.
35.
Bijna een derde van de lidstaten stimuleert het elektronisch indienen van aanvragen door buitenstaanders.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
7
LIMITE NL
36.
In iets minder dan de helft van de lidstaten zijn er technische normen voor de elektronische registers vastgesteld. In 9 van de 12 lidstaten waar zulke normen bestaan, zijn deze formeel voorgeschreven. In 1 land komen eenvormige technische normen zonder formele regeling tot stand.
37.
Verreweg de meeste lidstaten gebruiken voor de elektronische registers software die zij speciaal voor hun justitie laten maken. Slechts 6 lidstaten maken enkel gebruik van standaardprogramma's. 4 lidstaten passen beide soorten programmatuur toe.
e)
Aanwezigheid van justitie op internet
38.
In haast alle landen wordt door het gerecht en het ministerie van justitie informatie op het internet geplaatst.
39.
In 3 landen publiceert het gerecht nog niets op het internet, maar wordt deze vorm van bekendmaking wel overwogen.
40.
In 2 landen maakt het ministerie van justitie geen informatie op het internet bekend. In de grote meerderheid van de lidstaten hebben het gerecht en het ministerie van justitie een nationale homepage.
41.
In 6 lidstaten heeft het gerecht nog geen nationale startpagina, maar zijn er wel plannen in die richting. Een homepage van het ministerie van justitie bestaat echter in alle lidstaten.
42.
In 12 lidstaten is justitie regionaal niet op het internet aanwezig, in 14 wel. In 4 van de 12 landen zonder regionale aanwezigheid bestaan er plannen om daar verandering in te brengen. Al bij al is er een duidelijke tendens tot grotere regionale zichtbaarheid.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
8
LIMITE NL
43.
In de meeste lidstaten worden rechterlijke beslissingen vóór publicatie geanonimiseerd; in 6 landen gebeurt dat niet of slechts gedeeltelijk in geval van elektronische publicatie.
2.
Algemene beginselen
a)
E-justitie: definitie en gebruikers
44.
Op Europees niveau zijn er verschillende mogelijkheden om zich op het internet over het recht in Europa te informeren1. De door e-wetgeving geboden mogelijkheden zijn laatstelijk in november 2006 uitvoerig belicht naar aanleiding van de plechtige viering in Luxemburg van 25 jaar Europees recht online.
45.
Met de grensoverschrijdende toepassing van e-justitie wordt echter meer nagestreefd: niet alleen moet aan burgers, ondernemingen, rechterlijke instanties en gerechten juridische informatie worden verstrekt, maar moet er ook rechtstreekse interactie tussen burgers, beoefenaars van juridische beroepen, ondernemingen, instanties en gerechten mogelijk zijn.
46.
Elektronisch verstuurde documenten komen sneller bij justitie aan dan brieven en faxen en bieden het voordeel dat er elektronische dossiers mee kunnen worden aangelegd. Men hoeft dan niet telkens van medium te veranderen, wat immers verkwistend is en tot fouten kan leiden. Het arbeidsproces bij gerechten en deelnemers aan de procedure wordt aldus efficiënter - een essentiële voorwaarde voor een snellere rechtsbedeling.
1
Bv. Eur-Lex, N-Lex, de Europese justitiële atlas, het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, het Europees justitieel netwerk in strafzaken.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
9
LIMITE NL
47.
Uit de studie over de toepassing van IT bij justitie 1 is gebleken dat e-justitie reeds in alle lidstaten bestaat en verder ontwikkeld wordt. Het grensoverschrijdend gebruik van e-justitie staat echter pas in de kinderschoenen. Juist in grensoverschrijdende procedures echter liggen grote mogelijkheden voor moderne informatie- en communicatietechnologie.
b)
E-justitie is geen regelgeving
48.
Met e-justitie wordt gestreefd naar een Europees technisch platform, waarmee in aansluiting op de bestaande of toekomstige nationale elektronische systemen op justitieel gebied, justitiële toepassingen ook over de grenzen heen technisch kunnen worden ondersteund. Het ligt niet allereerst in de bedoeling om met de geplande maatregelen op het gebied van ejustitie nieuwe regelgeving op Europees niveau vast te stellen. Veeleer moet de feitelijke grensoverschrijdende communicatie tussen justitie en deelnemers aan de procedure vergemakkelijkt en verbeterd worden. In bepaalde gevallen kan dit met zich meebrengen dat de lidstaten hun regelgeving in overeenstemming moeten brengen met het Gemeenschapsrecht en met eventuele afspraken over technische en organisatorische normen en richtlijnen.
c)
E-Justice als aanvullend of horizontaal thema
49.
De problematiek van e-justitie zal niet tot enkele rechtsgebieden beperkt blijven, maar zich op vele terreinen van het burgerlijk recht, het strafrecht en het bestuursrecht voordoen. E-justitie is dus een horizontale aangelegenheid, die gevolgen heeft voor alle justitieel getinte procedures waarin grensoverschrijdende aspecten een rol spelen. Daarbij belooft een stapsgewijze aanpak, naarmate de problemen zich voordoen, meer succes op te leveren dan een abstracte pan-Europese e-justitiestrategie.
1
Zie punt II.1 (blz. 1 e.vv.).
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
10
LIMITE NL
d)
Samenwerking met andere instanties in Raadsverband
50.
In het licht hiervan is de Raadsgroep e-justitie bedoeld als een horizontale werkgroep met een coördinerende rol, die technische en organisatorische kwesties welke bij de werkzaamheden in andere gremia van de Raad rijzen, gegroepeerd kan behandelen. Zo blijft er enerzijds voor de gespecialiseerde Raadsgroepen meer tijd over om zich met de juridische aspecten bezig te houden, terwijl anderzijds technische vragen voorgelegd kunnen worden aan nationale deskundigen met de vereiste expertise, die ervoor zorgen dat transversale problemen volgens identieke criteria en met het oog op algemene doelstellingen en normen opgelost worden.
51.
Om te kunnen voldoen aan de strikte eisen die in de gespecialiseerde werkgroepen aan de technische ondersteuning worden gesteld, moeten de Groep e-justitie, de overige Raadsgremia en andere Europese instanties en programma's (bv. IDABC, EJN, enz.) nauw overleggen en samenwerken.
e)
E-justitie heeft geen verplichtend karakter
52.
In eerste instantie staat het elke lidstaat prinicpieel vrij, al dan niet aan de werkzaamheden deel te nemen. Het werk in de Groep e-justitie mag voor de lidstaten principieel niet de verplichting inhouden zelf nieuwe elektronische systemen in te voeren of het roer radicaal om te gooien, maar moet in de eerste plaats dienen om interfaces met nationale systemen te definiëren en communicatienormen vast te stellen. Zo zouden opties kunnen worden aangereikt ten behoeve van lidstaten die hun eigen systemen zo spoedig mogelijk voor Europees gebruik beschikbaar willen stellen. Voor lidstaten die toch al van plan zijn om in de al dan niet nabije toekomst hun systemen te moderniseren en van meet af aan de Europese mogelijkheden te benutten, kan het werk van de groep als hulp en baken fungeren.
53.
Daarbij kan men zich voorstellen dat eerst een beperkt aantal lidstaten oplossingen bedenkt en verwezenlijkt, die vervolgens door andere lidstaten worden overgenomen.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
11
LIMITE NL
Dit sluit niet uit dat op specifieke gebieden - bv. bij de vaststelling van organisatorische en technische voorwaarden voor de elektronische koppeling van strafregisters - regelingen moeten worden getroffen die voor alle lidstaten bindend zijn.
3.
Systeemarchitektuur
54.
Tijdens hun informele bijeenkomst in januari 2007 te Dresden hebben de ministers van Justitie zich ten doel gesteld een decentraal systeem met portaalkoppeling op Europees niveau tot stand te brengen, waarin de bestaande nationale systemen onderling zijn verbonden, zoekinterfaces tussen de nationale systemen toegankelijk zijn en aldus de grootst mogelijke autonomie en flexibiliteit wordt gewaarborgd. Vooral omdat het opzetten van een centraal Europees e-justitie-systeem veel tijd en geld zou kosten, lijken koppeling en verdere ontwikkeling van de bestaande systemen veel effectiever.
55.
De lidstaten die aan het netwerk wensen deel te nemen zouden dan de bestaande nationale systemen van passende interfaces moeten voorzien, eventueel nieuwe functionaliteiten moeten invoeren (vooral met het oog op de behoefte aan extra taalversies) of in voorkomend geval nieuwe systemen (bv. portalen) moeten maken. Dankzij deze flexibeler aanpak zouden de verschillende nationale systemen relatief autonoom kunnen functioneren.
56.
Een decentraal systeem zou evenwel een zekere mate van communautaire coördinatie en standaardisatie vergen, zoals in het N-Lex-systeem.
57.
Voor het creëren van nationale zoekinterfaces zullen de lidstaten nauw moeten samenwerken op het gebied van toegangsprocedures, inhoud, diensten en gebruikte technologieën. Deze samenwerking vereist geen bindend Gemeenschapsrecht. Een pragmatische oplossing zou kunnen bestaan in een soepele formule met richtsnoeren. Op basis van de communautair overeengekomen richtsnoeren zou elke lidstaat zelf maatregelen kunnen treffen, die de weg banen voor grensoverschrijdende e-justitie.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
12
LIMITE NL
4.
Werkingssfeer van e-justitie
a)
Grensoverschrijdende aangelegenheden
58.
De afspraken over e-justitie mogen alleen grensoverschrijdende aangelegenheden betreffen. Procedures die zich uitsluitend binnen een lidstaat afspelen, vallen buiten de directe werkingssfeer van de Europese activiteiten inzake e-justitie.
b)
Materiële werkingssfeer
aa)
Portalen
59.
Enkele lidstaten verschaffen op hun justitiële portaalsite informatie over de toegang tot recht en justitie. In veel lidstaten kunnen bepaalde gerechtelijke procedures via dit portaal online worden ingeleid.
60.
Tijdens hun informele bijeenkomst op 15 en 16 januari 2007 in Dresden zijn de ministers van Justitie overeengekomen dat zij zullen trachten de nationale portalen zo op te zetten dat recht en justitie in de Europese Unie over de grenzen heen toegankelijker worden. De grensoverschrijdende toegang tot recht en justitie is al geruime tijd een werkthema van het Europees justitieel netwerk, Eurojust en het IDABC-programma; voortaan echter zou een doelgerichte actie op het gebied van e-justitie de weg moeten effenen voor samenwerkingsvormen die nu al potentieel aanwezig zijn.
61.
Eén algemeen Europees justitieportaal zou toegang kunnen geven tot de nationale portaalsite van de verschillende lidstaten. Burgers, ondernemingen en rechtzoekenden zouden dan niet meer eindeloos op het internet hoeven te zoeken of de lidstaat waarop de grensoverschrijdende procedure betrekking heeft, over een justitieportaal beschikt en welke handelingen langs die weg kunnen worden verricht.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
13
LIMITE NL
62.
In organisatorisch en technisch opzicht valt te denken aan een decentrale aanpak, waarbij de nationale portaalsites onderling verbonden zijn. Hierbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen toegangs- en gebruikersportalen. Het uitgangspunt zou moeten zijn dat de lidstaten samenwerken op basis van vertrouwen in elkanders IT-structuur. De autorisatie en authentificatie in het nationale portaal (het toegangsportaal) worden in alle andere lidstaten geaccepteerd, waardoor de gebruiksmogelijkheden die hun portaal (het gebruikersportaal) biedt, toegankelijk worden.
63.
Dit veronderstelt dat alle lidstaten weliswaar niet over dezelfde, maar toch over een soortgelijke IT-beveiliging voor authentificatie en autorisatie beschikken. Uiteindelijk zou dit ertoe kunnen leiden dat bepaalde lidstaten hun regelgeving moeten aanpassen om toe te staan dat via hun portaal informatie en diensten worden opgevraagd op basis van een andere authentificatie en autorisatie dan voor louter binnenlandse opvraging is voorgeschreven. Gezien de diversiteit van de diensten die via de portalen zullen worden gevraagd, zou voorts gedacht kunnen worden aan akkoorden over autorisatie- en authentificatieniveaus voor grensoverschrijdend portaalgebruik Andere moeilijkheden, die door de groep nog in detail moeten worden opgelost, houden verband met het feit dat de toegang tot bepaalde gegevens beperkt is tot de leden van bepaalde beroepsgroepen, met de taalverscheidenheid en met het feit dat voor het gebruik soms deels moet worden betaald. Ook moet er rekening mee worden gehouden dat er lidstaten zijn waarvan het justitieportaal verbonden is aan het algemene overheidsportaal of waar justitie niet over een eigen portaal beschikt.
64.
Van belang is dat in een zo vroeg mogelijk stadium wordt afgesproken welke inhoud zal kunnen worden opgevraagd, omdat de structuur van portaalsites en interfaces hiervan afhankelijk is.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
14
LIMITE NL
65.
Om te beginnen moeten de bestaande instrumenten van grensoverschrijdende justitiële samenwerking in Europa worden gebundeld. EurLex, N-Lex, Eurojust, de Europese justitiële atlas en de Europese justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken1. Daarnaast moeten via het portaal de nationale registers worden opengesteld. Ten slotte zouden langs die weg online grensoverschrijdende proceshandelingen kunnen worden verricht.
bb) Gerechtelijke procedures
66.
Voorgesteld wordt rekening te houden met alle aspecten van de communicatie tussen het gerecht en de betrokkenen (de eisende en de verwerende partij en andere deelnemers aan de procedure) op civiel-, handels- en strafrechtelijk gebied en op andere rechtsgebieden die grensoverschrijdende kenmerken vertonen. Bijgevolg moeten de volgende aspecten worden bezien:
•
de rechtsingang;
•
de betekening van de akte van rechtsingang aan de tegenpartij en de procesdeelnemers en de verdere opeenvolgende mededelingen tussen het gerecht en de partijen die betrokken zijn bij of deelnemen aan de gerechtelijke procedure;
•
de mogelijkheid om de beslissing door middel van elektronische procedures te betekenen;
1
•
de elektronische bewijslevering;
•
de samenwerking tussen rechterlijke instanties en gerechten
Zie doc. …
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
15
LIMITE NL
67.
In dit verband zou aandacht kunnen worden besteed aan het geval van bewijsverkrijging waarbij bewijzen in een andere lidstaat met audiovisuele middelen zijn verzameld. Om de procedure sneller te laten verlopen en de kosten te drukken, zou de mogelijkheid die is vervat in artikel 10 van de Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de EU en in Verordening (EG) nr. 1206/2001 van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken, namelijk dat getuigen per videoconferentie worden gehoord, volop moeten worden gerealiseerd. Om te bevorderen dat videotechniek een instrument van veilige, efficiënte en kosteneffectieve procesvoering wordt, dat tegelijk de mogelijkheid biedt om documenten te behandelen, zouden moderne oplossingen moeten worden bedacht en zouden de al bereikte resultaten gebundeld moeten worden.
cc)
Bijzondere procedures
68.
Tijdens de informe bijeenkomst in Dresden zijn de ministers van Justitie overeengekomen bijzondere aandacht te schenken aan de mogelijkheid om de Europese betalingsbevelprocedure, in de zin vanVerordening (EG) nr. 1986/2006 van het Europees Parlement en de Raad, in elektronische vorm toe te passen1.
1
De Europese Commissie zal binnenkort een haalbaarheidsstudie over de digitalisering van de Europese betalingsbevelprocedure laten uitvoeren. Aangezien de resultaten daarvan niet vóór medio 2008 te verwachten zijn en de verordening vanaf begin 2009 van toepassing is, moet nu al op Raadsniveau concreet worden overlegd aan welke technische eisen de lidstaten zullen moeten voldoen. Nauwe samenwerking met de Europese Commissie met het oog op de voorbereiding en begeleiding van de studie is absoluut noodzakelijk.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
16
LIMITE NL
69.
Bijzonder veelbelovend lijkt de grensoverschrijdende toepassing van IT bovendien met betrekking tot:
-
procedures voor geringe vorderingen (small claims)
-
geldelijke sancties (financial penalties)
-
het Europees aanhoudingsbevel
-
de tenuitvoerlegging van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken (freezing orders)
dd) Toegang tot justitiële registers 70.
In de lidstaten worden justitiële registers steeds vaker in elektronische vorm gehouden. Voorbeelden hiervan zijn het kadaster, het handelsregister, het vennootschapsregister, het register van gedwongen tenuitvoerleggingen, het insolventieregister en het strafregister. Deze registers zouden vanuit iedere lidstaat toegankelijk moeten zijn volgens het recht van de plaats waar het register zich bevindt. Tijdens de besprekingen over "e-justitie" zou ook kunnen worden nagegaan hoe het gebruik van deze elektronische registers kan worden gestimuleerd en hoe gebruikersvriendelijke toegang kan worden verleend, ongeacht de lidstaat waar de aanvrager zich bevindt.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
17
LIMITE NL
71.
Een geslaagde registerkoppeling is bijvoorbeeld het proefproject van Duitsland, Frankrijk, Spanje, België, de Tsjechische Republiek en Luxemburg met betrekking tot hun strafregisters, waarbij de elektronische gegevensuitwisseling sinds 2006 een feit is. De Europese justitiële informatiesystemen blijken niet centraal beheerd te moeten worden, maar te functioneren op basis van overeenstemming over nationale interfaces en over communicatienormen ten aanzien van nationale registers, die verder decentraal worden beheerd. Zonder dat men de nationale IT-systemen fundamenteel hoefde te veranderen, is het gelukt om in korte termijn tot een efficiënt en snel functionerende informatie-uitwisseling te komen. Een en ander draagt er vooral toe bij de juridische en taalbarrières te slechten. Daar de justitiële instanties in Europa elektronisch al veilig kunnen communiceren dankzij het TESTA-netwerk, is beveiliging van de gegevensuitwisseling geen prioriteit. De ervaringen die met dit project zijn opgedaan zullen gebruikt kunnen worden voor de elektronische communicatie met betrekking tot andere nationale registers. In ieder geval dient men voor ogen te houden dat het hier gaat om in uiteenlopende mate vertrouwelijke gegevens, waarvoor verschillende toegangsvoorwaarden gelden.
c)
Prioriteiten
72.
In het licht van de in punt 2.c bedoelde stapsgewijze aanpak van e-justitie heeft de groep prioriteiten bepaald, die haar eventuele verdere werkzaamheden moeten structureren. Het ligt in de bedoeling om na te gaan welke oplossingen al voorhanden zijn, deze te coördineren en uit te werken en op bijzonder urgente behoeften in te spelen. Aan de verschillende projecten zou horizontaal en parallel gewerkt kunnen worden, bijvoorbeeld door verschillende deskundigencomités waarin bijzonder ver gevorderde en geïnteresseerde lidstaten zitting hebben; de onderstaande opsomming houdt dan ook geen rangorde in.
Benadrukt zij dat vele concrete projecten gemeen hebben dat er elektronische formulieren ten dele op basis van reeds bestaande papieren exemplaren - moeten worden aangemaakt. Zulke formulieren zijn tevens uiterst geschikt om de vertaling in de officiële talen van de lidstaten te vergemakkelijken.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
18
LIMITE NL
aa)
Justitieportaal
73.
Voor veel Europese projecten op het gebied van e-justitie is een algemeen Europees justitieportaal dringend noodzakelijk, en zal het tevens de basis vormen voor een geslaagde grensoverschrijdende communicatie met IT-ondersteuning. De in dit verband gevonden oplossingen (bijvoorbeeld wat authentificatie, technische normen, meertaligheid, enz. betreft) zullen later met betrekking tot andere problematieken gebruikt kunnen worden.
bb) Registerkoppeling 74.
Voorts moet bij voorrang verder werk worden gemaakt van de elektronische koppeling van de strafregisters. De technische en organisatorische aspecten van de koppeling van strafregisters, die tot dusver door de Groep COPEN zijn behandeld, zouden bij voorkeur in het kader van ejustitie geregeld kunnen worden. Met de opgedane ervaring zou men dan weer andere registers kunnen aanpakken. In eerste instantie lijkt de koppeling van de insolventieregisters bijzonder veelbelovend, omdat zij in vrijwel alle lidstaten op dezelfde wijze gestructureerd zijn en een onbeperkt aantal gebruikers kosteloos ter beschikking staan.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
19
LIMITE NL
75.
Ook de koppeling van handels- en bedrijvenregisters is een mogelijk werkterrein voor ejustitie, met inachtneming van wat reeds met het EBR- en het BRITE-project is verwezenlijkt.
76.
Met betrekking tot de kadasters kan voortgebouwd worden op het werk van EULIS.
cc) Elektronische betalingsbevelprocedure 77.
Voorts moet met inachtneming van de werkzaamheden met betrekking tot de haalbaarheidsstudie die de Commissie moet laten uitvoeren (zie punt II.4.b) cc)) en met het oog op de mogelijkheid om vanaf 12 december 2008 verzoeken tot het uitvaardigen van een Europees betalingsbevel in te dienen, een aanvang gemaakt worden met de digitalisering van de Europese betalingsbevelprocedure.
dd) Videoconferenties 78.
Wat grensoverschrijdende gerechtelijke procedures betreft, zou eerst de videoconferentietechniek verbeterd kunnen worden. Afgezien van het feit dat videoconferenties nu al in veel grensoverschrijdende procedures een belangrijke rol spelen, is de perceptie dat het ontbreekt aan een systeem dat voldoende eenvoudig en gebruiksvriendelijk is. Het is daarom zaak dat de nationale rechterlijke instanties beter geïnformeerd worden omtrent de mogelijkheden van videoconferenties en het feit dat deze techniek gemakkelijk te hanteren is. Er moet worden onderzocht hoe de technische toegang tot de videoconferentie zelf via het justitieportaal kan worden verleend. Het laat zich dan ook aanzien dat coördinatie door de Groep e-justitie al zeer snel resultaten zou opleveren, in de zin van snellere, goedkopere en efficiëntere procedures. Ook hier kan het gepresteerde werk in verband met de Europese justitiële atlas als aanknopingspunt dienen.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
20
LIMITE NL
5.
Technische aspecten
a)
Standaardisatie van de communicatie
79.
Er bestaan verschillende technische standaarden voor elektronische communicatie, encryptie en beveiliging. Enerzijds moet rekening worden gehouden met de beveiligingsvoorschriften van de lidstaten en moet aan de voorschriften inzake gegevensbescherming worden voldaan, maar anderzijds moet erop worden gewezen dat een gebrekkige interoperabiliteit de verdere ontwikkeling van de toepassingen belemmert of zelfs verhindert.
80.
Met het oog op een optimale compatibiliteit van de verschillende technische en organisatorische regelingen van de lidstaten voor de justitiële toepassingen, waarbij een zo groot mogelijke flexibiliteit wordt gewaarborgd, moet op Europees niveau overeenstemming worden bereikt over gestandaardiseerde formaten en communicatieprotocollen die een doeltreffende en snelle uitwisseling mogelijk maken.
81.
Bijzondere aandacht dient uit te gaan naar de noodzakelijke vormgeving en standaardisatie van een portaalkoppelingsprotocol, dat de communicatie tussen de nationale portalen mogelijk maakt.
b)
Authentificatiemechanismen
82.
Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad schept een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen. Toch is de compatibiliteit van de technologieën voor handtekeningen en authentificatie die in de lidstaten van de EU kunnen worden gebruikt, nog niet gewaarborgd.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
21
LIMITE NL
83.
Een essentiële voorwaarde voor een efficiënt gebruik van e-justitie over de landsgrenzen heen is de ontwikkeling van uniforme standaarden c.q. uniforme interfaces voor het gebruik van authentificatietechnologieën en handtekeningencomponenten. De internationale verschillen in rechtstoestand en in gebruikte technologie moeten worden bezien en op grond van de daarbij opgedane inzichten en ervaringen moet worden bepaald hoe een zo rechtszeker mogelijke elektronische uitwisseling van documenten tussen de landen tot stand kan worden gebracht.
84.
Indien de eisen van de lidstaten voor concrete procedures niet geharmoniseerd kunnen worden, moeten de lidstaten voorzien in e-justitieoplossingen op basis van wederzijds vertrouwen in een beveiligde authentificatie en autorisatie van de e-justitiegebruikers.
85.
Verscheidene Europese instellingen houden zich reeds bezig met het grensoverschrijdend gebruik van technologieën voor handtekeningen en authentificatie. Zo heeft de Europese Commissie in het kader van het IDABC-programma reeds aanzienlijk voorbereidend werk verricht. De resultaten daarvan moeten als basis voor justitiële toepassingen dienen.
c)
Systeembeveiliging
86.
De invoering van een "e-justitie"-systeem betekent dat bepaalde gegevens, die bijvoorbeeld betrekking hebben op het privé-leven van de burger, vertrouwelijk zullen zijn. Daarom moet de communicatie in verband met "e-justitie" volledig worden beveiligd. In dit opzicht moet ook rekening worden gehouden met de eerste werkzaamheden op het gebied van IDABC.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
22
LIMITE NL
6.
Talen
87.
De vraag hoe met de taalverscheidenheid in Europa moet worden omgegaan, beperkt zich niet tot e-justitie.
88.
Aangezien echter partijen en rechtbanken door het gebruik van moderne technologie over de landsgrenzen heen nauwer zullen samenwerken en het bij gerechtelijke procedures specifiek op het exacte en correcte gebruik van speciale terminologie aankomt, komt het vraagstuk van de talen sterker naar voren op het gebied van e-justitie. Ook in dit verband is een soepele aanpak aan te bevelen: naar gelang van de personen of instellingen die elektronisch met elkaar communiceren, kunnen verschillende eisen gelden: wanneer justitiële instellingen met burgers willen communiceren of wanneer burgers een beroep willen doen op de dienstverlening van justitie, moet in de officiële taal van de burger kunnen worden gecommuniceerd. Van autoriteiten kan echter worden verlangd dat zij eventueel in een andere taal dan hun landstaal communiceren. In gerechtelijke procedures moet de taal die voor het gerecht in kwestie is vastgesteld, bepalend zijn.
89.
Een bijzondere kans om moderne technologie toe te passen ligt in het gebruik en de verdere ontwikkeling van automatische vertalingen. Dit kan relatief eenvoudig, voor zover reeds in alle talen formulieren beschikbaar zijn voor de behandeling van gerechtelijke procedures. Deze moeten dan alleen nog in elektronische vorm worden omgezet. Ook XML-compatibele informatie kan zonder aanzienlijke moeilijkheden automatisch worden vertaald: deze informatie heeft een bepaalde structuur, en is dus gemakkelijk te vertalen. Het is echter noodzakelijk dat de lidstaten over bepaalde basisgegevens overeenstemming bereiken.
90.
De opstelling van elektronische, voor verschillende functies bruikbare formulieren en bestanden kan een zwaartepunt van de verdere werkzaamheden in verband met e-justitie zijn.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
23
LIMITE NL
91.
Er moet echter bijzondere aandacht worden besteed aan het feit dat afzonderlijke woorden zonder probleem kunnen worden vertaald, maar naar gelang van de lidstaat en/of de context een totaal verschillende betekenis kunnen hebben. Het valt dan ook te overwegen om eerst de informatie te categoriseren, woordenlijsten op te stellen, de inhouden in overeenstemming te brengen en zo tot een ruimer hulpmiddel voor het begrijpen te komen. De ervaringen die op dit gebied reeds met het Europees ondernemingsregister en het project inzake netwerkvorming tussen strafregisters zijn opgedaan, kunnen hierbij als basis dienen.
92.
Het op te richten Europees justitieportaal zou in alle talen van de Gemeenschap ter beschikking staan. Reeds bestaande portalen zoals Eur-Lex en N-Lex bewijzen dat een dergelijke meertalige toegang mogelijk is. Of en in welke talen naast de respectieve landstalen de nationale toegangs- en gebruikersportalen van de lidstaten ter beschikking worden gesteld, moet door iedere lidstaat afzonderlijk worden beslist.
93.
Voor de in een netwerk met elkaar te verbinden registers gelden soortgelijke principes: het is nog wel voorstelbaar dat de toegang tot die registers - bijvoorbeeld via het justitieportaal - in alle talen mogelijk is, maar geen enkele lidstaat kan worden verplicht om de inhoud van het betreffende register in meerdere of zelfs in alle officiële talen van de Europese Unie ter beschikking te stellen.
7.
Juridische grondslag
94.
De Verdragen verlenen noch aan de EU noch aan de EG een algemene bevoegdheid op het gebied van e-justitie.
a)
E-justitie en de interne markt
95.
E-justitie behelst onder meer de toegang tot nationale databanken, om deze mogelijkerwijze langs elektronische weg te vervolledigen of er informatie uit te verkrijgen.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
24
LIMITE NL
96.
In de veronderstelling dat de burgers van de Unie toegang kunnen krijgen in een bepaalde lidstaat die de gegevens beschikbaar houdt, terwijl toegang vanuit een andere lidstaat om technische redenen niet mogelijk is, kan deze onmogelijkheid om gegevens op te vragen, ze aan te vullen of informatie te verkrijgen, als een beperking van het vrije verkeer van personen, kapitaal, goederen en diensten worden beschouwd, wanneer degene die de gegevens nodig heeft zich op de fundamentele vrijheden beroept. In dit verband zou men kunnen aannemen dat de communautaire bevoegdheid rechtstreeks voortvloeit uit de regelingen van het EGVerdrag die schendingen van de fundamentele vrijheden verbieden.
97.
Daaruit volgt dat de Gemeenschap bevoegd is om op te treden om bijvoorbeeld de toegang tot het handelsregister of het kadaster van de lidstaten mogelijk te maken.
98.
In dit verband zij erop gewezen dat bij de artikelen 30, 39 en 46 van het EG-Verdrag beperkingen van de fundamentele vrijheden zijn toegestaan ter wille van de openbare veiligheid, de openbare orde enz. Hiervoor moet e-justitie regelingen treffen.
b)
E-justitie en justitiële samenwerking in burgerlijke zaken
99.
Titel IV van het EG-Verdrag verleent de Gemeenschap een alomvattende bevoegdheid op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, op voorwaarde dat de maatregelen een grensoverschrijdende inslag hebben en noodzakelijk zijn voor een vlotte werking van de interne markt. Zo voorziet artikel 65 van het VEG in het nemen van maatregelen die de verbetering en vereenvoudiging van het systeem van grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken en de samenwerking bij het vergaren van bewijsmiddelen bevorderen. Deze maatregelen kunnen erop gericht zijn de belemmeringen voor de goede werking van burgerlijke procedures weg te nemen teneinde de verenigbaarheid van de civielprocesrechtelijke regelingen in de lidstaten te bevorderen.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
25
LIMITE NL
100. Vanuit dit standpunt zou de bevoegdheid van de Gemeenschap op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken afzonderlijke optredens in verband met e-justitie rechtvaardigen.
c)
E-justitie en de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken
101. De politiële en justitiële samenwerking in strafzaken wordt in titel VI van het EU-Verdrag behandeld.
102. Volgens artikel 30, lid 1, onder b), van het VEU "omvat gezamenlijk optreden op het gebied van politiële samenwerking onder meer de uitwisseling van relevante informatie, met inbegrip van informatie over meldingen van verdachte financiële transacties waarover instanties belast met wetshandhaving beschikken (...)".
103. Deze bepaling maakt de Gemeenschap bevoegd voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten. Wel moet nog worden nagegaan hoe en tussen welke instanties informatie wordt uitgewisseld.
104. In artikel 31, lid 1, onder a), is onder meer bepaald dat het gezamenlijke optreden inzake justitiële samenwerking in strafzaken het vergemakkelijken en bespoedigen van de samenwerking tussen de bevoegde ministeries en de justitiële autoriteiten met betrekking tot procedures en de tenuitvoerlegging van beslissingen moet bevorderen.
105. Daaruit volgt dat deze bepaling de bevoegdheid voor het vergemakkelijken van een aantal onderdelen van de procedure (bv. het videoverhoor van getuigen) aan de EU overdraagt. Zo opent titel VI een aantal mogelijkheden voor het initiatief inzake e-justitie.
106. In dit verband zij erop gewezen dat artikel 33 van het VEU de bevoegdheid van de Unie voor de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de interne veiligheid uitsluit. Bijgevolg gelden de geplande Europese maatregelen inzake e-justitie niet op dit gebied.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
26
LIMITE NL
8.
Taak voor een Groep
107. Zoals reeds in de inleiding van dit document is vermeld, is de Groep juridische informatica tot nu toe slechts voorlopig met de werkzaamheden in verband met e-justitie belast. In drie vergaderingen zijn reeds diepgaande besprekingen gevoerd die - zoals vermeld - aantonen dat het grensoverschrijdende gebruik van moderne informatie- en communicatietechnologie bij justitie in de lidstaten steeds belangrijker zal worden.
108. Wanneer Raadsgroepen in het kader van hun werkzaamheden nieuwe wetteksten opstellen, is er geen garantie dat er voldoende rekening wordt gehouden met horizontale vraagstukken inzake informatietechnologie en organisatie. Een deskundigengroep voor vraagstukken in verband met e-justitie daarentegen zou voor de gespecialiseerde Raadsgroepen als centraal gremium voor het gebruik van moderne technologieën bij justitie kunnen fungeren en de genoemde activiteiten kunnen coördineren en bevorderen.
109. Tegen deze achtergrond dient ook de horizontale bevoegdheid voor alle specifiek op justitie betrekking hebbende technische en organisatorische vragen in verband met het grensoverschrijdend gebruik van informatietechnologie permanent aan een werkgroep op Raadsniveau te worden verleend.
9.
Diversen
a)
Financiering en infrastructuur
110. De Groep dient in samenwerking met de Commissie nader te bekijken welke financiële middelen de Gemeenschap op basis van de bestaande programma's reeds ter beschikking staan en in het algemeen voor e-justitiemaatregelen kunnen worden gebruikt. Voorts dient de Europese Commissie na te gaan of zij voor de als prioritair aangemerkte concrete ejustitieprojecten financiële middelen ter beschikking kan stellen. De uitvoering van Europese maatregelen op het gebied van e-justitie moet steeds gepaard gaan met een kostenbatenanalyse.
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
27
LIMITE NL
111. Voor zover Europese oplossingen op het gebied van e-justitie - bijvoorbeeld een Europees justitieportaal - zich niet beperken tot de coördinatie van nationale maatregelen, moet worden nagegaan of en in welke mate centrale infrastructuren tot stand kunnen worden gebracht.
b)
Samenwerking met reeds bestaande organisaties op het niveau van de Gemeenschap en/of de lidstaten
112. De bovengenoemde studie over de toepassing van IT bij justitie in Europa bevat ook een overzicht van de reeds op het niveau van de Gemeenschap en/of de lidstaten verrichte werkzaamheden en van de bestaande instrumenten op het gebied van grensoverschrijdende ejustitie.
113. De werkzaamheden van de Groep e-justitie hebben ten doel voort te bouwen op deze werkzaamheden en instrumenten alsook op de op andere werkterreinen (bv. in samenhang met het IDABC-programma van de Europese Commissie, activiteiten van de Raad van Europa of projecten inzake elektronisch bestuur in de lidstaten)1 opgedane ervaringen, om dubbel werk te vermijden, en om te voorkomen dat voor soortgelijke problemen verschillende oplossingen worden ontwikkeld.
c)
Gegevensbescherming
114. Aan de elektronische mededeling van informatie kunnen aspecten vastzitten die mogelijk van invloed zijn op de gegevensbescherming. Voor een aanzienlijk deel van de bedoelde gegevens bestaan er wettelijke regelingen maar toch moet worden besproken of er geen aspecten zijn waarmee, op activiteitsterreinen waar de regelingen niet door deze Europese instrumenten worden beheerst, rekening moet worden gehouden.
1
Zie doc. … (de heer Gatos).
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
28
LIMITE NL
III. Conclusie
115. De Raad van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van de Europese Unie wordt verzocht de volgende resolutie aan te nemen:
De diversiteit van de rechtsstelsels in de lidstaten van de Europese Unie en de daaruit voortvloeiende veelheid aan ondersteunende IT-systemen leidt bij grensoverschrijdende procedures tot een grote behoefte aan overleg en coördinatie, waarin moet worden voorzien door het invoeren van een nieuwe horizontale bevoegdheid inzake e-justitie op het niveau van de Raadsgroepen.
___________________
9553/1/07 REV 1
dau/SAV/lm DG H 3A
29
LIMITE NL