03 tijdschrift van het openbaar ministerie jaargang 15 nummer 3 maart 2009
‘Het kwam heel dichtbij me’ Paul Emmen en de zaak van de vergeten baby
Slachtofferloket Utrecht Proeftuinen tegen mensenhandel
2
HOEK VAN JAN
OPPORTUUN tijdschrift van het openbaar ministerie jaargang 15 nummer 3 maart 2009 Opportuun is het personeels- en relatiemagazine van het Openbaar Ministerie. Het blad wordt gratis verstrekt aan de medewerkers van het OM en andere geïnteresseerden. Het blad verschijnt twaalf keer per jaar. De redactie is verantwoordelijk voor de inhoud van het blad. Aan de in Opportuun verstrekte informatie kunnen geen rechten worden ontleend. Overname van artikelen met bronvermelding is toegestaan
Handtekening Zelfkennis. Dat had hij wel. Maar hij wist ook drommels goed hoe zijn vrouw in elkaar zat. Of liever: zijn ex. De walging bij het uitspreken van dat woord was zelfs van papier merkbaar. Want het was geen prettige scheiding geweest. Zeker niet. Een pijnlijke zelfs. Vooral financieel. Daar was dan ook de ellende begonnen. Want om het bedrag van de gezamenlijke spaarrekening uit te laten keren, waren twee handtekeningen nodig. Die van hemzelf was zo gezet. Die van haar ook trouwens, alleen wist ze daar zelf niets van. Want hij had besloten haar krabbel na te bootsen. Daar was ook niets mis mee. Vond hij. Immers: ze had nog een schuld bij hem en nu was die gewoon afgelost. Gemakkelijk toch? Iedereen tevreden. Dacht hij. Zij dacht er anders over. Héél anders. De politie ook. En de officier sloot in dat rijtje aan. Valsheid in geschrifte, nietwaar? De man kreeg een taakstraftransactie aangeboden. Hij kwam op de
zitting en was het wel eens met de voorgestelde straf. En ja, daar wilde hij wel voor tekenen. Kennelijk zag hij het ironische daarvan zelf wel in. Iemand die een valse handtekening heeft gezet, daar straf voor krijgt en om te bevestigen dat hij met die straf eens is...een handtekening moet zetten. Maar hij wilde vooral alle twijfel wegnemen. Want hij kende zichzelf goed genoeg om te weten dat wij waarschijnlijk niet meer op zijn handtekening alleen wilden vertrouwen. Dus zette hij een krabbel. En daarnaast de woorden die aan alle twijfel een einde moesten maken: ‘Deze is echt van mij!’ Jan Hoekman
Abonnementenadministratie Wijzigingen? Stuur de adreswikkel met de aangebrachte wijzigingen naar het redactieadres, of mail de wijzigingen, onder vermelding van het nummer op de adreswikkel, naar
[email protected]. NB: inhoudelijke opmerkingen en suggesties melden aan de eindredacteur (zie hieronder). Redactieadres Afdeling Communicatie, ParketGeneraal, kamer 5.19, Prins Clauslaan 16, Postbus 20305, 2500 EH Den Haag. Telefoon: 070 – 3399840. Eindredactie Pieter Vermaas, 070 – 3399840 of
[email protected]. Vaste medewerkers Thea van der Geest, Jan-Willem Grimbergen, Mary Hallebeek, Jan Hoekman, Willem Hoogendoorn, Petra Sprado. Aan dit nummer werkten verder mee Sonja Dietze, Olga Hoekstra, Pauline Schilthuizen. Foto omslag Vincent Boon Ontwerp Fabrique, Delft Druk Zijlstra Drukwerk, Rijswijk Oplage: 7.800
Inhoud
OPPORTUUN · 03 / 2009
‘Hoe kán iemand zijn kind vergeten’ Officier Paul Emmen, pag. 6
Maart 2009
rubrieken
06 Vergeten baby
18 Deskundigen
De strafzaak van de vergeten baby is officier en vader Paul Emmen niet in de koude kleren gaan zitten. De worsteling tussen schuld en straf eindigt uiteindelijk in een sepot.
‘De komst van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen is goed voor de waarheidsvinding’, stellen Janny Dolfing en Remco van Tooren. Interview over het waarborgen van deskundigheid, de goede vragen stellen, en pragmatisch starten.
10 Barrières tegen mensenhandel Een documentaire, een meedenkende criminoloog, en een Bulgaarse brigadier in een Gronings rechercheteam. Daarmee willen de noordelijke parketten gedwongen prostitutie in Groningen en Leeuwarden voorkómen.
22 Slachtofferloket Een mooie kreet: het slachtoffer centraal stellen. In het Slachtofferloket van parket Utrecht dóén de ketenpartners het. ‘Supersnelrecht was ons eerste succes, dat gaf een enorme kick.’
02 Hoek van Jan ‘Handtekening’ 04 KortOM 09 Handig met GPS ‘Brieven aanmaken’ 15 WaarOM Personeelsloket OM’ 27 Lijn 2 ‘De baas spelen’ 28 Personalia 30 Internationaal
16 Eye-openers bij beslag ‘Deponeren is geen beslissing, maar uitstel.’ Met deze uitspraak legt accountmanager Erik Kamp van de dienst Domeinen de vinger op de zere plek tijdens het werkbezoek van het MT van het Landelijk Parket aan het depot van de Domeinen in Bleiswijk.
31 Nationale ombudsman ‘Tolerantie’ 32 Verkeer 33 OMgeslagen 34 Ut Recht ‘Beroepsdeformatie’ 35 Ingezonden brief 36 AchterOM
3
4
KORTom
710 zaken anoniem opgelost
Update MAVIM 5.3 versie
Over 2008 kreeg Meld Misdaad Anoniem 76.600 telefoontjes, die leidden tot 710 opgeloste zaken.
De nieuwe update van MAVIM komt eraan. In MAVIM 5.3 leggen de OM-onderdelen en het Procesarchitectuurbureau OM-brede processen vast. De OM-onderdelen gebruiken MAVIM ook voor hun lokale processen en werkinstructies.
Meld Misdaad Anoniem, kortweg “M”, is de gratis meldlijn van de onafhankelijke Stichting M. Het telefoonnummer van M is bedoeld als veilig vangnet voor mensen die niet met naam en toenaam informatie aan de politie durven door te geven. Over 2008 ontving M 76.600 anonieme telefoontjes over misdaad. Die telefoontje verwerkte M tot 13.700 meldingen aan politie en bijzondere opsporingsdiensten. Met hulp van deze anonieme tips loste de opsporing uiteindelijk 710 zaken op; veel meldingen zijn overigens nog in onderzoek. Elfhonderd verdachten werden
aangehouden en de waarde van in beslag genomen geld en goeden verdubbelde naar 1,7 miljoen euro ten opzichte van het voorgaande jaar. In 2007 leidden 80.200 anonieme belletjes tot 879 opgeloste zaken. De anonieme meldingen laten goed zien waarover mensen zich zorgen maken, concludeert Stichting M. In de top-5 van meldingen staan hennepkwekerijen met 3744 meldingen op één. Op twee staat harddrugs: 2160 meldingen. Daarna volgen “ontduiken belasting” (985 meldingen), “zwartwerken” (898), en “opsporing personen verzocht” (756).
Vanaf deze maand is bekend wanneer elk parket zal beschikken over MAVIM 5.3. Op de OMtranet-pagina van het Procesarchitectuurbureau zullen deze data verschijnen. Het Procesarchitectuurbureau (Parket-Generaal) wil het gebruik van deze nieuwe MAVIM-versie zo goed mogelijk faciliteren. Daarom zoekt het bij de OM-onderdelen contactpersonen voor processen en MAVIM-gebruikers. Daartoe organiseert het een informatiebijeenkomst op 7 april 2009.
In deze bijeenkomst komen de volgende vragen aan de orde. Wat moet je weten over de nieuwe versie van MAVIM? Waar kun je als parket landelijke processen vinden? Hoe kun je in MAVIM lokale werkinstructies koppelen aan de landelijke processen? Heb je nog andere vragen over MAVIM? Wil je op de hoogte blijven van de ontwikkelingen op het gebied van MAVIM? Wil je deel nemen aan de bijeenkomst op 7 april? Meld je dan aan bij Jorinde van Boetzelaer, Procesarchitectuurbureau:
[email protected]. Meer over Mavim op: OMtranet > Organisatie > Procesarchitectuurbureau
OPPORTUUN · 03 / 2009
5
Naar infogestuurde opsporing
‘Benut bestuurlijke rapportages beter’
Een informatiegestuurde politie waarvoor zowel op nationaal niveau als in de regio’s de informatieproducten worden gemaakt, zodat de politieactiviteiten (mede) op basis van die informatie kunnen plaatsvinden. En het onderwerp Intelligence dat als een rode draad door de intensiveringsprogramma’s voor georganiseerde misdaad, cybercrime en Finec loopt. Dat vormen de bouwstenen voor de OM-visie op opsporing en intelligence.
Bestuurlijke rapportages van politie en OM, waarmee ketenpartners worden geadviseerd hoe zij criminaliteit kunnen voorkomen, worden nog te weinig benut.
Voor een werkbaar proces van informatie-inwinning, prioritering en resultaatverantwoording is de inzet nodig van informatieproducten als criminaliteitsbeeldanalyses, periodieke overzichten van zaken, jaarrapportages afgeronde onderzoeken en bestuurlijke rapportages. Om deze cyclus te laten werken dienen OM en politie een gezamenlijk gedeel-
de visie te hebben op intelligence en informatiegestuurde opsporing. Er hebben al veel ontwikkelingen plaatsgevonden op dat gebied en er is een aantal producten ontwikkeld. Knelpunt is dat de producten versnipperd en ad hoc tot stand komen. Het ontbreekt nog aan samenhang en (integrale) sturing. Sturing op en met intelligence heeft consequenties voor de inrichting van de organisaties van zowel politie als OM. Daarvoor zullen de rollen en verantwoordelijkheden van politie en OM nader worden beschreven. Binnen het OM speelt de informatie-officier in dit traject een grote rol. Meer informatie en achtergronden over de visie van het OM op informatiegestuurde opsporing en intelligence is te vinden op OMtranet > Organisatie > Intensiveringsprogramma’s > Intelligence.
De afgelopen jaren hebben met name het Functioneel Parket en de parketten die de onderzoeken van de Bovenregionale Rechercheteams aansturen, steeds vaker bestuurlijke rapportages geschreven. Uit evaluatie blijkt echter, dat lang niet in alle gevallen de ontvangende partij iets doet met de aanbevelingen. Ook de terugkoppeling van de genomen maatregelen aan de opsteller van de rapportage is onvoldoende. Onlangs heeft er een expertmeeting plaatsgevonden, waarin verwachtingen over bestuurlijke rapportages zijn besproken met zenders en ontvangers. Dit heeft geleid tot een “startnotitie” die is besproken in het
OM-Kernberaad Politie (OMKP beraad). Over de bestuurlijke rapportage wordt vanzelfsprekend afgestemd met de politie. Bestuurlijke rapportages worden geschreven in strafzaken die maatschappelijk gevoelig liggen, waaronder in ieder geval de “proeftuinzaken” van de intensiveringsprogramma’s. Vanuit deze programma’s wordt gewerkt aan een leidraad voor het opmaken van een bestuurlijke rapportage, zowel op vorm, inhoud als op procesbeschrijving. In het verleden opgemaakte, rapportages worden daartoe nader geanalyseerd. Experts gaan bespreken op welke wijze de bestuurlijke rapportage zo optimaal mogelijk kan worden ingezet. Zie ook OMtranet > Organisatie > Intensiveringsprogramma’s
6
ALLES AFWEGENDE
Menselijk falen of dood door schuld? De zaak van de vergeten baby De strafzaak van de vergeten baby is Paul Emmen, forensisch officier van het parket Breda – zelf vader – niet in de koude kleren gaan zitten. De worsteling tussen schuld en straf eindigt uiteindelijk in een sepot. ‘Er zijn drie redenen om een verdachte voor de rechter te brengen: drie zogeheten strafdoelen. Geen van deze doelen gaat in deze zaak op.’
De weersomstandigheden op woensdag 30 mei 2007 zijn fris, met een venijnig scherpe zon. Zoals op al haar werkdagen zet de moeder Ilse D. de Maxi-Cosi met haar zoontje van elf maanden in de auto. Het is routine: ze rijdt hem naar de crèche, parkeert, geeft haar kindje af, rijdt daarna hooguit vijftig meter verder en parkeert de auto op een parkeerterrein bij haar school waar ze werkt. Maar vandaag gaat alles anders. Voordat ze van huis gaat heeft ze gewerkt aan een belangrijke brief voor school. Ze zet haar zoontje in de auto achter haar stoel en rijdt direct naar school. Eenmaal op het parkeerterrein van de school ziet ze twee collega’s. Ze praten met elkaar over de brief. Een derde collega spoort iedereen aan om binnen verder te overleggen. Dat doen ze. Even later is de brief klaar en staat de vrouw tot twee uur voor de klas. Na haar werk loopt ze over het zonovergoten parkeerterrein naar haar auto. Bij het openen van de portier slaat de hitte haar tegemoet en stort haar wereld in. In paniek rent ze naar school terug met haar zoontje in de armen. ‘Het is mijn schuld, het is mijn schuld’, roept ze helemaal overstuur. Toegesnelde collega’s proberen de baby te reanimeren. Een traumahelikopter is onderweg. Maar het mag niet meer baten. Ze is haar kindje vergeten af te zetten bij het kinderdagverblijf en nu is het dood.
Paul Emmen, forensische officier van het parket Breda, besluit om niet naar de plaatsdelict te gaan. ‘Dan zou ik alleen kunnen vaststellen hoe dood het kindje is.’
Onderzoek ‘Het is vrij snel duidelijk wat er is gebeurd’, zegt Paul Emmen. ‘De vrouw heeft haar kind in de auto gezet, de vader van het kind bevestigt dat. Ze is vergeten het kind af te zetten bij de peuterspeelzaal. De kleine is in de auto overleden. Ze was echt in de veronderstelling dat haar zoon in het kinderdagverblijf was. Varianten vallen snel af. We hebben de buurt nog bekeken, maar niemand heeft het kindje kunnen zien door het zonneschermpje op de autoruit.’ Om vast te stellen of er sprake is van een natuurlijke of onnatuurlijke dood en wat de doodsoorzaak is, wordt er sectie verricht. ‘Dat,’ zegt Emmen achteraf, ‘heeft veel te lang geduurd.’ Een bot-, CT- en MRI-scan, een neuropathologisch, micro-biologisch, toxicologisch, virus- en huidonderzoek. Het Groene Hart ziekenhuis, Bronovo, LUMC en AMC zijn erbij betrokken. Is er misschien sprake van een bacterie, van een virus? Maar alle testen komen negatief terug. Er is lang gewacht op de uitslag van de toxicologische uitslagen van het NFI, omdat Paul Emmen geen spoed voor elkaar kon krijgen. ‘Er zat niemand vast’,
legt hij uit. ‘Gelukkig is er tegenwoordig afgesproken dat de forensische officieren vijftien zaken per maand met voorrang kunnen laten behandelen door het NFI.’ Pas een klein jaar later zijn alle stukken binnen. Een natuurlijke doodsoorzaak is er niet gevonden. Uit een combinatie van de onderzoeken is vastgesteld dat de baby door uitdroging is overleden.
Dood door schuld Paul Emmen gaat verzitten en leunt wat voorover om zijn woorden kracht bij te zetten. Stapsgewijs sorteert hij zijn eigen overweging: stelt vragen en geeft prompt zelf antwoord. ‘Het betreft hier een niet-natuurlijke dood met als doodsoorzaak uitdroging. Is er een strafbaar feit gepleegd? Zijn artikel 255: verlaten van een hulpbehoevende en artikel 307: dood door schuld van toepassing? Artikel 255 valt af,’ antwoordt hij, ‘omdat er “opzet” in de delictsomschrijving staat. Daar is in deze zaak geen sprake van.’ Tijdens een overleg met het politieteam vertelt Paul Emmen dat hij de vrouw zal vervolgen voor dood door schuld. Tenslotte was een week eerder in Antwerpen een moeder ook haar baby vergeten met de dood tot gevolg. Dat was uitgebreid in het nieuws geweest. De vrouw was dus gewaarschuwd. Hoe had ze haar kind kunnen vergeten, vraagt officier Emmen zich vol ongeloof -
OPPORTUUN · 03 / 2009
ook nu nog - af. ‘Ik heb zelf twee kinderen en ik weet dat je minstens een paar keer per dag aan ze denkt.’ Maar al tijdens het overleg met het politieteam komt hij terug op zijn besluit tot vervolging. Al discussiërend met de agenten komt hij tot de afweging dat er geen sprake is van dood door schuld. Ze praten over de juridische invulling van schuld. Ze halen het verkeersrecht erbij waar hij leest dat “dood door schuld” alleen maar vervolgd kan worden als er twee fouten zijn gemaakt. In zijn zaak heeft de vrouw één cruciale fout gemaakt: vergeten. En “vergeten” - is zijn redenering - kan iedereen overkomen.
Afwegen ‘De vrouw zelf heb ik niet ontmoet, maar ik weet dat de familie pal achter haar staat. Ze rouwen om het grote verlies en hebben daar de politie niet bij nodig. Strafrecht past eigenlijk niet in deze situatie.’ Maar als de vrouw de publiciteit zoekt en zich als slachtoffer weg laat zetten, twijfelt Paul Emmen opnieuw. Ze trekt niet voldoende het boetekleed aan, vindt hij. Terwijl hij zijn beslissing op papier zet voor zijn leidinggevende, komt hij toch tot de slotsom dat wél sprake is van dood door schuld: de zorgplicht van een ouder voor een elf maanden oude baby weegt zo zwaar dat het enkele niet nakomen daarvan al schuld in de zin van artikel 307 Sr > oplevert, vindt hij. Foto’s: Vincent Boon
7
‘Ik had de ouders graag eerder mijn beslissing willen vertellen, dan hadden ze verder gekund met hun leven’ Paul Emmen, forensisch officier van het parket Breda
8
ALLES AFWEGENDE
‘Ik moet eerlijk bekennen dat ik nog steeds niet kan begrijpen hoe iemand zijn eigen kind kan vergeten’ > Maar zijn beslissing staat niet vast. ‘Het is maar één fout die de vrouw heeft gemaakt. Een hele grote fout. Zo groot dat een kind is overleden. Dat kan haar juridisch verweten worden. Ga ik haar nu vervolgen of is dat niet opportuun’, vraagt hij zich af. ‘Waarom vervolgen we mensen? Om straf. En wat is het doel van straf?’ Gepassioneerd legt Paul Emmen zijn afwegingen uit, alsof hij weer opnieuw voor zijn beslissing staat. Met opgewonden gebaren beklemtoont hij zijn cruciale bevindingen. De vraag wat het doel van straffen is heeft hij bestudeerd. ‘Het doel van straffen is om de maatschappij veilig te houden, de overtreder te weerhouden om nogmaals eenzelfde strafbaar feit te begaan en vergelding. Zijn deze doelen van straf ook van toepassing op deze zaak?’ Zijn bevindingen zijn doorslaggevend. ‘Straf om vergelding’, zegt Paul Emmen, ‘daar was ik snel uit. De moeder van de baby heeft zelf geroepen dat het haar schuld is. Ze heeft de verantwoordelijkheid op zich genomen. Iedereen in haar omgeving – een kleine gemeenschap – weet dat zij het heeft gedaan. De vrouw neemt ook maatschappelijke verantwoordelijkheid. Iedereen is via de media ingelicht en
heeft kunnen reageren. De vrouw moet verder leven met schuld en verlies voor het feit dat ze de dood van haar kind heeft veroorzaakt. De gevolgen’, redeneert Paul Emmen, ‘zijn al dusdanig dat vervolging toch echt niets toevoegt.’ Om direct eraan toe te voegen: ‘Ik blijf versteld staan van hoe stom ze is geweest, maar een gang naar de zitting heeft geen enkele toegevoegde waarde.’
De beslissing De bevindingen om de moeder toch niet te vervolgen koppelt hij terug aan de politie. Dan doemt ook de vraag op hoe de beslissing aan de ouders wordt meegedeeld. Paul Emmen besluit een persoonlijke brief te schrijven, waarin hij alle juridische overwegingen duidelijk uiteen zet. ‘Zo kan de familie de argumenten lezen, herlezen en aan iemand anders laten lezen.’ Hij schrijft ook dat hij altijd genegen is uitleg te geven als ze daar behoeften aan hebben. ‘Ik heb nooit meer wat gehoord.’ Misschien maar goed ook, overdenkt de officier. ‘Het zou waarschijnlijk toch in een verwijtende sfeer eindigen’. En vraagt hij zich weer hardop af: ‘Wat zou een persoonlijk gesprek toevoegen? Wil ik een hartig woordje met ze spreken? Nog een keer extra mijn beschuldigingen inwrijven?
Laat ik de vrouw hier komen om te zeggen dat ze niet hoeft voor te komen?’ Het is goed zo. Op 22 juli 2008 is de zaak geseponeerd: door feiten en gevolgen getroffen (sepotcode 52). Maar daarmee is de kous voor de aanklager niet af. ‘Ik had de ouders graag eerder mijn beslissing willen vertellen, dan hadden ze verder gekund met hun leven. Nu hebben ze een goed jaar moeten wachten en hebben ze in onzekerheid geleefd.’ Maar het zou Paul Emmen niet zijn als hij zijn eigen woorden niet weer tegen ander daglicht zou houden: ‘Ik moet eerlijk bekennen dat ik nog steeds niet kan begrijpen hoe iemand zijn eigen kind kan vergeten. Het wachten op mijn beslissing is verschrikkelijk voor hen, maar voel ik ook als een onbedoelde soort vergelding. En toch, als ik diep graaf, komt de zaak heel dichtbij. Ga jezelf maar na: je sluit het traphekje per ongeluk niet af of laat een open fles chloor op het aanrecht staan...’ Tekst: Thea van der Geest
OPPORTUUN · 03 / 2009
9
Deze maand: Brieven aanmaken
Handig met GPS GPS bevat Word-sjablonen waarmee gebruikers ad hoc brieven kunnen aanmaken, op elk gewenst moment. Dat kan uiteraard vanuit een zaak op basis van het parketnummer, maar ook als alleen een procesdossier voorhanden is. Brief aanmaken vanuit een zaak In het GPS hoofdmenu leidt de keuze ‘ad hoc functies’ naar de optie ‘aanmaken brieven (zaak)’. Na invoering van het parketnummer in het scherm ‘aanvragen document’ levert ‘zoekvraag uitvoeren’ (of sneltoets F8) de zaakgegevens op.
De eenvoudigste manier om vervolgens een document aan te maken: open in het blok ‘document’ in het veld ‘type’ het keuzelijstje en selecteer het gewenste document. Bijvoorbeeld Bevestiging schaderegeling of Overdracht rijbewijs. Klik met de cursor op het veld ‘betrokkenen’ en GPS haalt automatisch alle bijbehorende gegevens op:
Aan de hand van een procesdossier Soms is het nodig om al tijdens de beoordeling van een zaak een brief aan te maken. De zaak heeft dan nog geen parketnummer, omdat GPS dat pas toewijst na afloop van de beoordeling. In dat geval bieden de adhoc functies in het GPS hoofdmenu de optie ‘aanmaken document (procesdossier)’. De stappen die volgen zijn zeer vergelijkbaar met de eerder hierboven beschreven werkwijze. Met één belangrijk verschil: een scherm voor zoeken op dossiernummer óf instantie.
Is het parketnummer niet zo snel bij de hand, dan kan het scherm ‘zoeken zaak’ via ‘zoeken’ uitkomst bieden. Hiermee is het parketnummer te vinden via verschillende zoeksleutels: naam, geboortedatum, dossiernummer, etc.
Nadat de gegevens zijn opgehaald, wordt de knop <
> zichtbaar. Vervolgens wordt de keuze geboden om het document direct te printen op de standaard toegewezen (bulk) printer, of het document eerst na te bewerken en vervolgens te printen op een zelf geselecteerde printer:
In bovenstaand voorbeeld (aanmaken document (procesdossier) dient na de gemaakte keuzes document Type en Instanties, eerst het vinkje versturen te worden aangezet om de knop <> beschikbaar te krijgen.
10
INTENSIVERINGSPROGRAMMA
Barrières opwerpen tegen mensenhandel Proeftuin: niet “blijven hangen” in scoren met zaken Een documentaire, een meedenkende criminoloog, en een Bulgaarse brigadier in een Gronings rechercheteam. Daarmee willen de noordelijke parketten gedwongen prostitutie in Groningen en Leeuwarden voorkómen.
Hoe pak je Bulgaarse verdachten van vrouwenhandel aan die hun vrouwelijke landgenoten in de Groninger en Leeuwarder prostitutiegebieden uitbuiten? Nogal wiedes, zou je denken: de nuchtere noordelingen dralen niet en tuigen dan direct een rechercheteam op. Maar recherche-officier Oebele Brouwer (parket Groningen) is inmiddels wijzer. ‘Die klassieke taak van opsporen en vervolgen - daar kunnen we wel in blijven hangen. Op zaaksniveau scoren we er mee hoor, dat heb ik als zaaksofficier ook jaren gedaan. Maar we willen het liever voorkómen. Daarom zijn we een “proeftuin” gestart waarin OM en politie samen met anderen onderzoekt welke barrières we kunnen opwerpen.’ In de proeftuinen werken de parketten Groningen en Leeuwarden samen, want de verdachten zijn voortdurend in beide steden actief. ‘De stráfzaken worden wel door de arrondissementen apart opgepakt’, verduidelijkt Arjen Polstra, beleidsmedewerker van de rechercheofficier. Brouwer was verrast over de Bulgaarse prostituees die worden aangetroffen in Nieuwstad en Muurstraat (Groningen) en Weaze (Leeuwarden). Had eigenlijk
gedacht dat het om kansarme, nietopgeleide vrouwen zou gaan. ‘Wij treffen er net zo goed afgestudeerde vrouwen aan. Verpleegsters. Onderwijzeressen. Dan kun je zeggen: hoe is het mogelijk dat je je kinderen achterlaat om in Nederland de hoer te gaan spelen. Ik zeg nu: de financiële situatie in Oost-Bulgarije dwingt kennelijk tot prostitutie als uitweg.’
Pooier Een goed draaiende prostituee die per klant vijftig tot honderd euro opstrijkt, verdient, met soms meer dan tien klanten per dag, in één Groningse dag meer dan een arts in Bulgarije in een maand zou verdienen. Maar menig Bulgaarse komt bedrogen uit. ‘Wat is een reële vergoeding voor een pooier: tien procent? Maar vaak zie je dat een vrouw dertig, vijftig of zelfs negentig procent moet afdragen, of moet ze eerst een groot bedrag afstaan om door de pooier gemaakte kosten terug te verdienen. Dan ben je ver over de grens gegaan: geen pooierschap, uitbuiting! We pakken hier ook geen twijfelgevallen op, maar de overduidelijke zaken.’ Het is Bulgaarse business. Hoe het komt, daarover speculeren ze in Groningen en
Leeuwarden, maar feit is dat op de lokale prostitutiemarkten de Zuid-Amerikaanse vrouwen zijn weggedrukt door OostBulgaarsen. Negentig procent is Bulgaars, en dat zelfde geldt voor hun pooiers. Hier en daar is een Nederlandse facilitator actief, die zorgt voor een pand of slaapplaats. Maar het is immer een Bulgaar die het verdiende geld ophaalt, of komt vertellen dat er een tandje harder gewerkt moet worden. Vooral sinds Bulgarije geclausuleerd EU-lid is, is het aantal gestegen: naar meer dan 150 vrouwen. En hoewel de daders tegenwoordig subtieler te werk gaan – geen kalashnikovs meer in de kofferbak – is er vermoedelijke vaak sprake van gedwongen prostitutie. De vrouwen weten dat ze de prostitutie in gaan, maar niet dat dwang en uitbuiting hun lot zal zijn. Ze worden geïntimideerd dat hun ouders, kinderen en familie in Sliven en Varnas iets aan worden gedaan. En soms worden die dreigementen uitgevoerd. Oebele Brouwer: ‘We kennen een slachtoffer dat naar eigen zeggen anderhalf miljoen voor haar handelaren heeft verdiend, maar dat zelf alleen af en toe wat handgeld kreeg. De verdachte die daarvoor > nu vastzit, heeft er in Bulgarije onder
OPPORTUUN · 03 / 2009
11
12
INTENSIVERINGSPROGRAMMA
‘De daders gaan tegenwoordig subtieler te werk: geen kalishnikovs meer in de kofferbak’
> meer zes renpaarden voor gekocht. Daar hebben we nu beslag op gelegd.’ Arjen Polstra: ‘Daarbij werken we samen met gemotiveerde politiemensen in Bulgarije. Dat de opbrengsten van het conservatoir beslag gaan naar het land waar het beslag is gelegd, is een goede stimulans voor de samenwerking.’ De inspanningen van parket en politieteam RUIT (15 verbalisanten van recherche, Vreemdelingendienst en toezichthouders), dat staat voor regionaal uitbuitingsteam, ten spijt – de mensenhandel is er bepaald niet door tot stilstand gebracht. Oebele Brouwer: ‘Daarom zijn we met stoom en kokend water aan de slag gegaan nadat PG Marc van Nimwegen september vorig jaar alle rechercheofficieren tijdens een bijeenkomst opriep om “proeftuinen” te creëren waarin misdaad zoals mensenhandel breed en vernieuwend zou worden opgepakt. Met het hoofd Ruitteam, Jan Smit, en de liaison voor Bulgarije Hans Maasdam, zijn we gaan brainstormen. Het leidde tot een voorstel voor een – uiteindelijk goedgekeurde – Groningse proeftuin Mensenhandel.’
Woonruimte De proeftuin kent een “programmatische” aanpak. ‘Eerlijk gezegd krijg ik puistjes van zo’n woord,’ verklapt Brouwer, ‘maar het goede idee erachter is dat we de externe partners veel hechter bij de aanpak van mensenhandel betrekken. Zo kan de gemeente vergunningen van bordeelexploitanten intrekken of weigeren. De woningbouwvereniging kan er scherper op zijn: hoe komt het dat die vrouwen vaak zo snel woonruimte hebben, en op wiens naam staan die woningen dan? Verder werken we samen met de Fiod/ECD. En hebben we contact met het coördinatiecentrum mensenhandel CoMensHa, een landelijk meldpunt voor de centrale aanmelding, plaatsing en registratie van slachtoffers van mensenhandel. Het richt zich op slachtoffers van mensenhandel en uitbuiting elders, en geeft voorlichting aan verschillende beroepsgroepen.’
Wetenschap Ten tweede zoekt men in de proeftuin contact met de wetenschap. Men werkt samen met de Rijksuniversiteit Groningen en huurt een criminoloog in die op mensenhandel is afgestudeerd.
Stationering van een (Engels sprekende) Bulgaarse politieman in het Groningse Ruit-team is een derde pijler onder de proeftuin. Die werkt dan als vooruitgeschoven post binnen het Ruit-team én binnen een politieteam van regiopolitie Fryslân. Met zijn kennis kan hij dingen eerder oppakken en signaleren dan zijn Nederlandse collega’s dat kunnen. Verder besprak “Groningen” of het in Bulgarije ook niet een vooruitgeschoven post moest neerzetten. In overleg met de Nationale Recherche zag Brouwer daar vanaf, omdat de NR daar al mensen heeft zitten met hun liaisonofficier Hans Maasdam en via het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (een samenwerkingsverband tussen de Dienst Nationale Recherche (KLPD), Dienst Nationale Recherche Informatie (KLPD), Koninklijke Marechaussee, de Immigratieen Naturalisatiedienst (IND) en de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst). ‘Geen Groninger dus in Sliven, maar wij maken nu wel meer gebruik maken van die contacten en zij zijn enthousiast over ons.’ Een vijfde en minstens zo innovatief onderdeel van de Proeftuin is het laten maken van een documentaire over de in Groningen uitgebuite Bulgaarsen. De documentaire kan in Bulgarije worden uitgezonden, en het RUIT-team kan er voor zorgen dat de documentaire onderdeel uitmaakt van een voorlichtingsproject waarmee langs scholen in het Roma-gebied van Bulgarije wordt getrokken. ‘Politie en OM gaan de film niet zelf maken,’ zegt Oebele Brouwer, ‘maar we willen wel financieren.’
Smurfen Ten slotte wordt binnen de proeftuin samengewerkt met Bureau Ontneming OM. De vermogenstraceerders van het BOOM kunnen helpen een beter zicht te krijgen op waar het criminele vermogen naartoe gaat. Financiële opsporing blijkt nog lastig, zegt beleidsmedewerker Arjen Polstra. ‘Er zijn weinig sporen. De prostituees boeken het verdiende geld niet over. Ze doen ook niet aan “smurfen”: kleine bedragen op de bank storten die onder de grens voor het melden van ongebruikelijke transacties blijven. Ze nemen het geld gewoon contant mee naar Bulgarije. Als je kunt aantonen dat de pooier/geldophaler een groot vermogen in Bulgarije heeft zonder dat hij dat kan verklaren, werkt dat
OPPORTUUN · 03 / 2009
mee aan het bewijzen dat van mensenhandel sprake is.’
Bewaking Mensenhandelofficieren moeten een lange adem hebben, moeten een antenne hebben voor het verhaal achter het verhaal, zegt Brouwer. ‘Ik heb veel aangiften gezien die slechts een deel van het verhaal waren. Men is bang om het echte verhaal te vertellen. Vaak zie je dat in het tweede, derde en vierde procesverbaal van aangifte de details gruwelijker worden. Daarbij is de lijn tussen slachtoffer en verdachte
13
soms dun. Sommige slachtoffers geven instructies en “prostitutiecursussen” aan nieuwe vrouwen. Of ze vormen een radertje in de bewaking en geven door “dat Svetlana na drie uur ’s middags al stopte met werken”. Overschrijden slachtoffers zelf de grens, dan zullen we hen ook vervolgen.’ ‘Ook op een ander punt moeten we innoveren. Op dit moment is het OM nog niet goed in het monitoren van de slachtofferhulp die aan teruggekeerde vrouwen wordt geboden. Hoe gaat het daar? Ik weet
van slachtoffers niets meer. Maar vrouwen die terug zijn gegaan hebben we vaak nog nodig zodat zij als slachtoffer of getuigen hun verhaal kunnen vertellen. Met de informatie die dit oplevert, kunnen we proberen het probleem van de uitbuiting “aan de voorkant” op te lossen. Zodat de uitbuiting niet doorgaat en doorgaat. Alles wat in onze proeftuin succesvol blijkt, gaan we “uitleren” aan andere parketten.’ Tekst: Pieter Vermaas Illustraties: Erwin Suvaal
14
INTENSIVERINGSPROGRAMMA
Mensenhandel in motels Tegen gedwongen prostitutie in motels wil parket Den Haag een proeftuin starten. ‘Zo kunnen we een inhaalslag maken’, meent mensenhandelofficier Monique Mos.
Mensenhandel officier in Den Haag. Dan draai je onderzoeken naar niet alleen vrouwenhandel in hartje hofstad. Maar ook naar gedwongen prostitutie in motels in politieregio Hollands Midden (Leiden en omstreken, dat ook onder parket Den Haag valt). De recherche stelde er vast dat er in motels onder andere Thaise vrouwen al dan niet gedwongen aan het werk werden gezet. Via het Expertisecentrum Mensenhandel / Mensensmokkel EMM – met daarin het KLPD, de Koninklijke Marechaussee, de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst – leerde officier Monique Mos dat gedwongen prostitutie niet alleen in motels Hollands Midden plaats vindt, maar in meerdere motels langs de snelweg in Nederland, en dat vrouwen van allerlei nationaliteiten worden uitgebuit. ‘De locatie blijkt voor klanten aangenaam’, zegt officier Mos. ‘Makkelijk te bereiken vanaf de snelweg. Anoniem je auto parkeren. En motels vallen niet in de categorie “vergunde seksinrichtingen”, dus er wordt niet gecontroleerd door toezichthouders en regiopolitie, die de snelweg ook niet als standaardsurveillanceroute heeft.’
Leeftijdcontrole ‘Omdat het zo eenvoudig is, willen wij in een Proeftuin onderzoeken hoe dat valt in te perken en welke barrières we samen met het lokaal bestuur en bijvoorbeeld de motelbranche kunnen opwerpen. Als de Wet regulering prostitutie in werking treedt, wordt iedereen die seksuele diensten aanbiedt, vergunningplichtig. Dan moeten ze aan voorwaarden voldoen, bijvoorbeeld op het gebied van leeftijdcontrole, en kunnen ze niet meer hun gang gaan zonder toezicht. In de proeftuin willen we onderzoeken of de verplichtingen die in vergunningen kunnen worden opgenomen, de oplossing gaan bieden, of dat die voor politie en of andere toezichthouders zoveel werk genereren dat het onwerkbaar wordt.’
Alleen strafrechtelijk is mensenhandel lastig aan te pakken, zegt Mos. ‘Slachtoffers zijn vaak onwillig om te verklaren of te getuigen, ze verklaren alleen over een deel van de feiten, of komen op hun verklaring terug. Bij de rechter-commissaris worden op verzoek van de verdediging vaak ook weer alle slachtoffers gehoord, dat maakt de onderzoeken stroperig.’ De verdachte heeft veel geld en houdt zijn mond. Op zijn weggesluisde criminele vermogen is het in veel gevallen lastig grip krijgen. De opgelegde straffen zijn tot nog toe vaak teleurstellend, is de ervaring van Mos. ‘Maar de minister wil strafmaxima wijzigen; en de Rechtspraak krijgt meer bewustzijn van de ernst en beziet het met steeds deskundiger ogen.
Barrières De proeftuinaanpak zal het probleem niet een-twee-drie oplossen, verwacht de officier. ‘Het is zo’n lucratieve bezigheid, dat het een illusie is om vrouwenhandel te kunnen uitbannen. Maar het is mooi om de barrières te verhogen om het moeilijker te maken. Daar zijn we nog lang niet klaar mee. Door de proeftuin komt concentratie in informatievergaring en hopelijk meer bewustzijn bij de verschillende autoriteiten en particuliere organisaties, dus we gaan een grote inhaalslag maken.’ Behalve de duidelijke voorbeelden van seksuele uitbuiting – dwang, geweld, prostituees die er zelf nauwelijks iets aan overhouden – is er een grijs gebied, weet Mos. ‘Het is vies en goor, en in hun hart doen ze allemaal liever ander werk. Maar mensen maken een eigen afweging. Een Thaise prostituee verdient hier wat een chirurg in haar eigen land verdient. Die zit soms liever bij haar Nederlandse pooier onder de plak, dan dat ze in erbarmelijke Thaise omstandigheden werkt. Terwijl wij denken dat we een slachtoffer uit ellendige omstandigheden halen, zijn we haar dan financieel juist niet aan het helpen. Niet dat ik het goed vind wat criminele pooiers doen, ik snap dat we het moeten aanpakken.’
Als je niet houdt van samenwerken, vind je deze portefeuille niet interessant, is de overtuiging van Monique Mos. In overleg met het lokaal bestuur en anderen kunnen politie en OM hun kennis “uitnutten”. Het duurt wel even om je die andere werkwijze eigen te maken. ‘Een officier wil van nature eigenlijk boeven vangen, en de snelste manier is dan om de politie aan het werk te zetten. Ik begin langzaam te ontdekken wat die “programmatische aanpak” is. De partner hebben hun eigen organisatie en beslismodellen. Dat die samenwerking op de werkvloer tot hoofdbrekens kan leiden, wordt misschien wel eens vergeten. Maar de bestuurlijke aanpak kan ook heel snel, mits je op het goede moment de informatie op de goede plek neer weet te leggen. Voordat je dat weet, ben je even verder. Ik begin dat nu in de vingers te krijgen.’
WAAROM?
OPPORTUUN · 03 / 2009
Personeelsloket OM Zaken doen via de computer behoort tegenwoordig tot de normaalste zaak van de wereld. We boeken onze vliegvakanties via internet, doen inkopen bij webwinkels en doen online aangifte bij de Belastingdienst. Dus waarom ook niet digitaal je eigen personeelsadministratie bijhouden? Bij het OM staat dit met de invoering van het Personeelsloket OM de komende maanden te gebeuren.
Wat is het Personeelsloket OM? Het personeelsloket is een eenvoudig en toegankelijk digitaal registratiesysteem waarin medewerkers, leidinggevenden en P&O-functionarissen zelf (een deel van) hun personeelszaken kunnen bijhouden: persoonsgegevens raadplegen en wijzigen, verlof registreren en ouderschapsverlof of zwangerschapsverlof aanvragen. Het is daarnaast een toegangspoort naar rijksbrede P&O-informatie, zoals wet- en regelgeving. Het personeelsloket heeft nu nog maar een paar functionaliteiten. In de tweede helft van 2009 volgen er nog meer, zoals het indienen van reisdeclaraties en het zelf kunnen raadplegen van je personeelsdossiers.
Waarom wordt het ingevoerd? De invoering van dit systeem komt voort uit een rijksbreed besluit om de personeelsen salarsissystemen van de overheid te uniformeren en efficiënter en transparanter te maken. Met als voordelen voor medewerkers en leidinggevenden: minder papierwerk, minder paraferen, meer invulgemak en op ieder gewenst moment inzicht in de eigen gegevens. Het personeelsloket moet eind 2009 over meerdere ministeries uitgerold zijn; circa zestigduizend personen maken dan van hetzelfde systeem gebruik.
Wat verandert er hierdoor binnen het OM? Het College heeft besloten dat het juiste en uniforme gebruik van de portal binnen het OM wordt ondersteund en geborgd door interne processen die zijn ontwikkeld door de DVOM. Hierbij is zo veel als mogelijk aangesloten bij de huidige praktijk. Deze procesuitwerkingen geven inzicht in de afspraken die gemaakt moeten worden tussen leidinggevenden en medewerkers en de P&O-consulenten op een OM-onderdeel. De invoering van het Personeelsloket betekent voor het OM dus een uniforme werkwijze op alle OM-onderdelen.
Wat verandert er voor de medewerker? De grootste verandering is dat de medewerker zelf (een deel van) de registratie digitaal in plaats van op papier (zoals nu het geval is) voor zijn rekening neemt. Daarbij blijft het uiteraard voor medewerkers noodzakelijk om eerst met de leidinggevende te overleg-
gen. Bijvoorbeeld om verlof op te nemen of ouderschaps- of zwangerschapsverlof aan te vragen. Uitgangspunt blijft dus: eerst overleggen, daarna registreren. Controle door de leidinggevende gebeurt zo nodig achteraf. Dit sluit aan bij de rijksbrede uitgangspunten: ‘digitale invoer’ en ‘vertrouwen in de eigen verantwoordelijkheid van medewerkers en leidinggevenden’.
Wat betekent dit voor de leidinggevende? De komst van het personeelsloket betekent voor de leidinggevende dat hij zijn personeelstaken beter kan invullen. Deze zijn in ieder geval in het systeem op ieder gewenst moment zichtbaar. Dit verklaart wellicht waarom de belasting in eerste instantie groter lijkt dan voorheen. De leidinggevende krijgt nu - via de teamkalender - inzicht en overzicht in de teambezetting en in de aanen afwezigheid van zijn medewerkers. Dat maakt plannen eenvoudiger. Verder attendeert het systeem de leidinggevende via mailberichten op de taken die hij moet verrichten. Daarnaast komt er managementinformatie uit het systeem, bijvoorbeeld over ziekteverzuim, verlof en werktijden, die nu niet of moeilijk te genereren is. Overigens hoeft de leidinggevende zelf niet alle taken uit te voeren; een aantal controletaken kan gedelegeerd worden aan bijvoorbeeld een teamsecretaresse.
Hoe krijg je toegang tot je gegevens? Zodra een OM-onderdeel officieel met het personeelsloket van start is gegaan, is het personeelsloket op te vragen via OMtranet: Organisatie > DVOM > Personeelsloket OM. Klik vervolgens op “Mijn Personeelsloket” (grijze button rechtsboven); met je persoonlijke inloggegevens die je vlak voor de startdatum ontvangt, krijg je toegang tot jouw gegevens.
Waar kan ik terecht met vragen? De DVOM heeft een helpdesk ingericht waar medewerkers en leidinggevenden iedere werkdag van 8.00 tot 17.30 uur met vragen over het Personeelsloket OM terecht kunnen: dvom.helpdeskpersoneelsloket@ om.nl. Inlogproblemen kunnen telefonisch gemeld worden op: 020 541 90 18. Voor rechtspositionele vragen is de personeelsconsulent de aangewezen persoon.
15
16
BESLAG
400 euro per vierkante meter Bezoek aan Domeinen een ware eye-opener ‘Deponeren is geen beslissing, maar uitstel.’ Met deze uitspraak legt accountmanager Erik Kamp van de dienst Domeinen de vinger op de zere plek tijdens het werkbezoek van het MT van het Landelijk Parket aan het depot van de Domeinen in Bleiswijk.
Om het onderwerp “beslag”, waarmee ook het LP zich de laatste tijd steeds intensiever bezighoudt, op een aansprekende manier onder de aandacht te brengen besloot het MT zelf eens een kijkje te gaan nemen op de plek waar veel van de in beslag genomen spullen worden bewaard: het depot van de Domeinen in Bleiswijk.
‘Het parket betaalt per jaar dus zesduizend euro voor het stallen van deze auto?’ Het werkbezoek was voor sommigen een ware eye-opener. Alleen al de mededeling dat elke vierkante meter opslagruimte het OM maandelijks vierhonderd euro kost, zorgde voor flink wat reuring. ‘Als je ziet hoeveel troep hier nog ligt, realiseer je je hoe belangrijk het is om zo snel mogelijk een beslissing te nemen’, zo was het algemene gevoel. ‘En die beslissing niet eindeloos voor je uit te schuiven.’ ‘Het parket betaalt per jaar dus zesduizend euro voor het stallen van deze auto?’, constateerde het gezelschap tijdens een rondwandeling tussen de hallen vol auto’s, vari-
erend van kostbare oldtimers en Hummers tot “oude barrels”. Accountmanager Erik Kamp kon dat rekensommetje alleen maar bevestigen. ‘Deze auto staat hier al vijf jaar’, zo wees hij op een verstoft exemplaar dat ooit een luxe uitstraling moet hebben gehad. ‘Eeuwig zonde, je ziet de waarde hier gewoon weglopen. Auto’s worden immers elke maand minder waard.’
Pluk-ze In de zogeheten “Pluk-ze”-hal was het beeld iets minder somber, al stonden hier ook luxe spullen zoals waterscooters, luxe auto’s en speedboten te verstoffen. ‘De doorstroom hier is wel veel sneller’, aldus Kamp. ‘Het BOOM is er erg fel op om spullen waarop conservatoir beslag is gelegd, zo snel mogelijk te gelde te maken, want dan leveren ze natuurlijk het meest op.’ Wat doorgaans helemaal niets oplevert, zijn de eindeloze stellingen vol met parafernalia die ooit om een of andere reden in beslag zijn genomen. Van schroevendraaiers tot hooivorken en van stereo-installaties tot bankstellen. ‘Ook dat kost vierhonderd euro per vierkante meter per maand’, merkte Kamp droog op, terwijl hij wees op een enorme plastic zak vol lege(!) limonadeflessen. Zijn boodschap aan het MT was dan ook helder: zorg ervoor dat spullen niet nodeloos lang blijven staan. Want dan kosten ze alleen maar geld. Elk parket krijgt maandelijks bericht van wat er allemaal in
de magazijnen van de Domeinen ligt opgeslagen. ‘Als elk parket twee keer per jaar een officier langs zou sturen die over dit soort troep een beslissing neemt, dan zouden we heel veel geld besparen’, gaf Erik zijn gehoor mee. Een groot deel van de waardeloze spullen kan een officier zelfs ter plekke weggegooien in een speciale, afgesloten container waarvan de inhoud door de medewerkers van de Domeinen regelmatig wordt vernietigd. ‘Want als je nu niet weet wat je met een ouwe afgedankte koffer wilt, weet je het dan over een half jaar wel? Dan kun je het maar beter direct verkopen, vernietigen of teruggeven.’
Goede voorbeeld Theo d’Anjou, de nieuwe teamleider van de eenheid Randstad-Noord, nam deze woorden direct ter harte en noteerde in het schap waar de spullen van het parket Middelburg (waar hij nu nog werkt) liggen de parketnummers van een slijptol en een schroevendraaier. ‘Ik ga dit uitzoeken en laat zo snel mogelijk weten wat ermee kan gebeuren’, beloofde hij. En ook de rest van het MT zegde toe de opgedane ervaring te delen met hun achterban. Opdat we niet langer spullen nodeloos lang op een beslissing laten wachten. Tekst en foto’s: Pauline Schilthuizen
OPPORTUUN · 03 / 2009
17
Boven: ‘Eeuwig zonde, je ziet de waarde gewoon weglopen...’
Linksonder: Accountmanager Erik Kamp geeft tekst en uitleg aan het MT over de spullen in de stellingen.
Rechtsonder: De afgesloten container waarin officieren zelf waardeloze spullen kunnen weggooien ter vernietiging.
Voorstellen van Beslag-commissie De Commissie Beslag OM heeft voorstellen gedaan om de afhandeling van beslag binnen het OM te verbeteren. Speerpunten zijn: beter ‘filteren’ wat wel en wat niet wordt opgeslagen, op locatie samenwerken met specialisten van politie en Domeinen en het beheer van beslag centraal regelen. Ook wordt gekeken hoe op korte termijn de huidige voorraad goederen teruggebracht kan worden. De beslagcollega’s op de parketten, BOOM, politie en bewaarders denken mee over de praktische uitwerking van deze voorstellen.
18
WAARHEIDSVINDING
Waarborg in wording
Landelijk Deskundigen Register ‘De komst van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen is goed voor de waarheidsvinding’, stellen Janny Dolfing en Remco van Tooren. Interview over het waarborgen van deskundigheid, de goede vragen stellen, en pragmatisch starten.
Foto’s: Gerhard van Roon
De wet ‘Deskundige in strafzaken’ die door een wijziging in het Wetboek van Strafvordering de positie van deskundigen in het strafproces beter moet verankeren, is 20 januari jongstleden door de Eerste Kamer aangenomen. De wet is ook de grondslag voor de totstandkoming van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen. Een database van deskundigen waarop ook het Openbaar Ministerie vol vertrouwen een beroep kan doen. Maar deze verzamelpunt is nog niet gevuld en de randvoorwaarden van de wet zijn nog niet rond. En hoe zit het met de uitgebreidere rechten die de verdediging krijgt met betrekking tot het inschakelen van deskundigen? Kortom, zijn de wet en het register eigenlijk wel zo positief? Ja, stellen plaatsvervangend hoofdofficier Janny Dolfing van parket Groningen en fungerend hoofdofficier Remco van Tooren van parket Arnhem.
De huidige manier waarop door het OM deskundigen in het strafproces worden ingebracht is volgens plaatsvervangend hoofdofficier Janny Dolfing een “catch-22”. ‘Als officier moet je nu zelf een deskundige kiezen en zijn deskundigheid beoordelen, terwijl je juist die deskundige nodig hebt voor iets waar je zelf geen verstand van hebt. Met andere woorden: hoe schat je als officier van justitie de kwaliteit van de deskundigheid in?’ Hoofdofficier Remco van Tooren vult aan: ‘Er is nu geen toetsing vooraf. Wij officieren moeten per keer zelf de deskundigheid beoordelen, beoordelen of een rapportage voldoende onderbouwd is en dit vertalen naar het strafproces.’ Zowel Dolfing als Van Tooren maken zich sterk voor respectievelijk het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) en de implementatie van de wet ‘Deskundige in het strafzaken’. Dolfing als
beoogd lid van het onafhankelijk college van het NRGD dat het register beheert en onder meer moet toetsen of een deskundige in het register opgenomen kan worden. Van Tooren door het mede-ontwikkelen van de aanwijzing voor het OM en het voorbereiden van de inwerkingtreding. De wet, waarmee de Eerste Kamer op 20 januari 2009 heeft ingestemd, is nog niet in werking getreden. Van Tooren is druk bezig met de ontwikkeling van de aanwijzing. ‘De wet is nu net aangenomen, we zijn full speed met de implementatie bezig. Vóór de wet in werking treedt moeten namelijk de aanwijzing en de Algemene Maatregel van Bestuur(AMvB) klaar zijn.’ Van Tooren hoopt dat het een kwestie van maanden is alvorens een en ander gereed is. Dan pas wordt per Koninklijk Besluit de definitieve datum van inwerkingtreding
OPPORTUUN · 03 / 2009
bekend gemaakt, heeft de minister van Justitie toegezegd. En als de wet officieel van kracht is, dan pas kan worden begonnen worden met het vullen van het register, waaruit het Openbaar Ministerie vanaf de datum van inwerkingtreding verplicht moet putten, wil het zelf zonder tussenkomst van de rechter-commissaris de deskundige inschakelen. Nog een catch-22 eigenlijk, aangezien het register pas gevuld kan worden na in werkingtreding. Maar op het moment dat de wet in werking is getreden, moeten officieren er al wel direct gebruik van maken. Om niet ingeschreven deskundigen te kunnen inschakelen, zullen zij dan een verzoek moeten indienen bij de rechter-commissaris.
Boost Maar waarom is er zo’n haast om de wet gepubliceerd en het register operationeel te krijgen? Er wordt immers al vanaf begin
19
jaren ‘90 geroepen om inkadering en beschrijving van de positie van deskundigen in het strafproces. Net zoals veel grote omwentelingen heeft volgens Van Tooren en Dolfing ook deze ontwikkeling “een boost” gekregen door het rapport van de commissie-Posthumus. ‘De deskundige had een positie in het strafproces die fragmentarisch geregeld was en deskundigheid werd ad hoc beoordeeld’, schetst Van Tooren de situatie. Zijn omschrijving wordt aangevuld door Dolfing: ‘Terwijl er juist behoefte is aan een objectieve maatstaf van kwaliteit.’ De wens: geen ad hoc beoordeling van deskundigen meer door iedere officier die vakkennis zelf tegen de meetlat moet houden, maar één verzamelpunt van kwalitatief goed getoetste deskundigen die hun mannetje in het strafproces kunnen staan. Het wetsvoorstel heeft volgens Van Tooren drie belangrijke doelen heeft. ‘De positie van de deskundige wordt door >
‘Als officier moet je nu zelf een deskundige kiezen en zijn deskundigheid beoordelen, terwijl je juist die deskundige nodig hebt voor iets waar je zelf geen verstand van hebt’ Janny Dolfing
20
WAARHEIDSVINDING
> de wet beter geregeld en het register moet de deskundigheid op een objectieve wijze borgen. Daarnaast worden de rechten van de verdediging daaromtrent nadrukkelijker omschreven.’
‘Door het register gaan deskundigen toch eerst even door de ballotage’ Remco van Tooren
Hiv-zaak Deskundigen spelen een, het lijkt wel steeds prominentere, rol in het strafproces. Grote zaken zoals die tegen Lucia de B. werden gedomineerd door de vele en verschillende verklaringen die deskundigen aflegden. Ook in de Groningse hiv-zaak zijn meerdere deskundigenrapporten aan de orde geweest. Maar ook in zaken die aandacht van de media krijgen, zijn verkla-
ringen van deskundigen veelal essentieel. ‘Neem iedere willekeurige tbs-zaak’, relativeert Van Tooren. Daarom is het volgens hem en Dolfing ook zo belangrijk dat er gewerkt wordt met geregistreerde deskundigen, die zoveel mogelijk zijn getoetst op betrouwbaarheid, waarvan bekend is dat zij een goede rapportage kunnen verzorgen en daarbij niet buiten de kaders van hun deskundigheid treden. En sowieso hun vakkennis op orde hebben.
Discussies De rechten van de verdediging lijken beter gewaarborgd met de nieuwe wet. Is het nu nog flink redevoeren om een contra-exper-
OPPORTUUN · 03 / 2009
tise te krijgen, bij het in werking treden van de wet krijgt de verdediging al eerder in het proces inspraak over bijvoorbeeld de vraagstelling aan deskundigen. Ook hoeft de advocaat niet meer met redenen omkleed een verzoek tot contra-expertise in te dienen. Die rol is omgedraaid: de rechter moet nu zijn beslissing om het verzoek van de verdediging af te wijzen, motiveren. Zijn de officieren niet bang dat Nederland straks rechtszaken krijgt, die puur uitgevochten worden op basis van de rapporten van deskundigen? Eén in de hoek van het OM, en één in de hoek van de verdediging? ‘Het gebeurt nu ook al met regelmaat dat er discussie is. Dit is alleen maar goed voor de waarheidsvinding’, stelt Dolfing eenvoudig. ‘Wat je juist niet wilt’, vult Van Tooren aan, ‘is dat twee niet-getoetste deskundigen twee verschillende meningen geven. Terwijl dit soort discussies door een toetsing niet het geval zou zijn geweest, omdat dan bijvoorbeeld blijkt dat één van de deskundigen niet helemaal meer op de hoogte is van de laatste ontwikkelingen op zijn werkterrein. Door het register gaan de deskundigen toch eerst even door de ballotage. De deskundige speelt een prominente rol, en in die situatie weet je dat je te maken hebt met een geregistreerde deskundige. Dat is een waarborg, dat voelt goed.’ Dolfing benadrukt dat het toch altijd gaat en zal blijven gaan om het best onderbouwde verhaal en een kritische benadering daarvan. ‘En als er discrepantie is, dan is het deskundigenrapport niet het enige (bewijs) in het dossier.’
Groeimodel Het gaat er volgens de officieren niet alleen om of de deskundigen in het register vakbekwaam zijn. Met name het feit dat het geen onbekenden zijn met het strafproces en dus een goede juridische vertaling kunnen maken van hun bevindingen, levert volgens Dolfing de nodige tijdwinst in een zaak op. ‘Het gaat erom of een rapport ook bruikbaar is op de zitting voor de jurist. Als officier speel je daar zelf overigens een belangrijke rol in. Zoals Komrij al zei: “het probleem van het antwoord is de vraag”. Je moet als raadpleger van een deskundige openstaan voor de juiste vraag en die ook stellen. Een goede deskundige rapporteert vanuit zijn deskundigheid en trekt geen conclusies buiten zijn vakgebied. Dat is de basis, dat hij wéét wat hij moet doen. De deskundigen in het register hebben tevens een forensische opleiding gevolgd.’
21
Toch worden niet alle deskundigheidsgebieden in het register opgenomen. Vooralsnog zal het in eerste instantie gaan om registratie van DNA-deskundigen, forensisch gedragsdeskundigen en handschriftdeskundigen. ‘Maar het register is een groeimodel’, stelt Dolfing. De kritiek dat het weer gaat om expertises waarvan het OM toch al de nodige kennis heeft, deelt ze niet. Juist op deze experts wordt door het OM veelvuldig een beroep gedaan, beargumenteert de hoofdofficier. ‘Het is een pragmatische keuze, je moet ergens mee starten’, legt Dolfing uit. ‘Het punt is ook, dat je in het begin kiest voor wat veel nodig is. Door het register wordt de procedure om een deskundige in te schakelen veel eenvoudiger, dus is er belang bij wat vaak nodig is.’ ‘Het register moet een steeds voller karakter krijgen’, stelt Van Tooren. ‘En het register moet echt over groepen gaan’, vult Dolfing aan. ‘Een exoot komt niet in het register.’ Deskundigen met een “unieke” expertise zijn bijvoorbeeld sneller te vinden in het systeem van de politie; de Landelijke Deskundigen Makelaar (LDM). Daarnaast zijn ook sommige vormen van deskundigheid uitgesloten. Van Tooren: ‘Zoals het in de wet is omschreven, omvat het niet de deskundigheid die al zelf bij de politie aanwezig is, zoals het technisch opsporingsonderzoek. Het deskundigheidsonderzoek gaat om onderzoek waar interpretatie aan de orde is, waarover je kunt discussiëren.’ De officier erkent dat het lastig is om het onderscheid nu al zo aan te geven, dat het geen vragen meer oproept. In de aanwijzing die Van Tooren ontwikkelt, is een aantal criteria opgenomen die het onderscheid duidelijk moet maken. Deze criteria zijn nog in concept, benadrukt de officier, maar het zal bijvoorbeeld gaan om zeer gestandaardiseerd onderzoek. ‘Zoals veel onderzoek dat op de plaats delict wordt verricht, bijvoorbeeld sporenonderzoek. Dat is echt des polities en zal niet onder de wet vallen. Ook technisch-deskundig onderzoek om aan te tonen of een “wit poeder” cocaïne is, zal buiten de werking van de wet blijven. Het is heel erg lastig, er is veel discussie over. Maar ik kan zeggen dat hier op het ogenblik hard over wordt nagedacht en dat geprobeerd wordt in de aanwijzing met een werkbare oplossing te komen.’
Kwaliteitseisen Het OM wordt min of meer verplicht gesteld met een deskundige in zee te gaan uit het register. Een deskundige die zijn werk voor justitie wil blijven doen, heeft er belang bij zich te laten registreren. Nog een catch-22 wellicht, maar dan voor deskundigen die niet in het register opgenomen willen worden, maar waarop wel een beroep wordt gedaan in strafzaken? Dolfing denkt van niet. ‘Ik kan geen contra-argument bedenken voor opname in het register als je als deskundige vindt dat je zelf voldoet aan de normen van je vakgebied en als je beoogt op te treden als deskundige in het strafproces.’ Ze erkent dat niet iedere deskundige zal willen worden opgenomen in het register, omdat niet iedere wetenschapper een rol wil spelen in een strafproces. Over de eisen die de toetsingscommissie zal opstellen en waaraan de deskundige onderworpen wordt wil hij in het register komen, kan Dolfing nog niet veel zeggen. Die zullen volgens haar per vakgebied verschillen. Wel wordt er volgens de hoofdofficier gekeken naar de kwaliteitseisen die enkele beroepsgroepen zelf al hebben opgesteld. ‘Daar zouden we goed bij kunnen aanhaken.’ De criteria waar aan getoetst moet worden zijn objectieve maatstaven. Het zal bijvoorbeeld kunnen gaan om opleiding, werkervaring in jaren of bijvoorbeeld hoeveel wetenschappelijke publicaties een deskundige op zijn naam heeft staan. Dolfing benadrukt dat het register niet bepaalt wat een deskundige moet denken, of welke wetenschappelijke opvatting hij moet aanhangen. ‘Het gaat erom de waarheidsvinding een dienst te bewijzen door wetenschappers in te schakelen die een toepasbare inhoudelijke vakbekwaamheid hebben die we als juristen gewoon niet hebben.’ En voor deskundigen die afgewezen worden en het daar niet mee eens zijn? Die kunnen in bezwaar bij de bezwaarcommissie. Daar zit geen catch-22 aan vast. Tekst: Olga Hoekstra
22
SLACHTOFFER CENTRAAL
Slachtofferloket Utrecht ‘Jongens, wie kan dit telefoontje even afhandelen?’ Een mooie kreet: het slachtoffer centraal stellen. In het Slachtofferloket van parket Utrecht dóén de ketenpartners het. Als je niet oppast, zie je alleen parketnummers, maar achter elke zaak staat een mens.
Eelco Knops is in tweestrijd als eind 2008 parket Utrecht zich voorbereidt op het supersnelrecht na Oud en Nieuw. Zal hij zijn vinger opsteken om te melden dat zijn zojuist binnen de parketmuren gestarte Slachtofferloket daaraan een bijdrage wil leveren? Of is zijn loket – waarin OM’ers binnen één loket samenwerken met de politie en Slachtofferhulp Nederland – daar nog niet klaar voor? Projectcoördinator Knops steekt zijn vinger op en treft in officier Philomijn van Logten een officier die hem direct laat meedenken met het draaiboek. Er zullen zaken op zitting worden gebracht waarin ook aan slachtoffers recht wordt gedaan. En dus stapt op maandag 2 januari parketsecretaris Hans van Beusekom met tien zaken onder zijn arm het Slachtofferloket binnen. Dat zit al klaar en begint even later slachtoffers te bellen en voegingsformulieren in te vullen. Zoals in de zaak van de Soestse insluiper: terwijl een gezin buiten vuurpijlen afsteekt, denkt de insluiper te kunnen toeslaan. Maar de familie merkt
het en grijpt de insluiper in de tuin in de kraag. De huissleutel vinden ze echter niet terug.
Sleutel Op het slachtofferloket vragen ze zich af hoe ze de schade snel inzichtelijk kunnen maken. Kan er die dag nog een sleutelspecialist naar het huis komen? Zo gezegd, zo gedaan. Er komt een rekening voor de sleutel. Het slachtoffer verschijnt op het loket, wordt geholpen met het invullen van een voegingsformulier, en luistert drie kwartier later op de zitting gespannen naar de uitspraak van de rechter. Het vonnis: 60 uur dienstverlening; volgend jaar met Oud en Nieuw verplicht binnen blijven tussen 12 uur ’s middags tot 1 januari 7.00 uur; én vergoeding aan het slachtoffer van het schadebedrag dat op het voegingsformulier stond. ‘Het gaf een ontzettende kick’, blikt Eelco Knops terug. ‘Er zijn die dag negen zaken gedaan, in alle zaken had het slachtoffer zich gevoegd; één zaak is aangehouden. We hebben in het klein laten zien dat de partners in het Slachtofferloket de
werkzaamheden op elkaar kunnen afstemmen. Snel, daadkrachtig, zorgvuldig. Het was ons eerste succes, vond ik. Het doel is, om dat in het groot ook voor elkaar te krijgen.’
Goed team Knops is “enthousiast aan zijn taak begonnen”, vermeldde eerder al de Nieuwsbrief Slachtofferbeleid van het Ministerie van Justitie, directie Sanctieen Preventiebeleid. Doordat hij geen achtergrond heeft bij OM, politie of Slachtofferhulp Nederland, kan de coördinator zonder enige binding, vooroordelen of andere invloeden aan de slag met het Slachtofferloket. Knops trof een goed team, blijkt verder uit de Nieuwsbrief: “De motivatie van alle betrokken medewerkers op het Slachtofferloket Utrecht is zeer groot, het zijn mensen die mogelijkheden zien en mensen die samenwerking willen en zoeken. Alle medewerkers staan voor het slachtoffer en willen nu een kwaliteitsslag maken door met elkaar samen te werken. Een unieke situatie die gegarandeerd gaat >
OPPORTUUN · 03 / 2009
23
‘Supersnelrecht was ons eerste succes, dat gaf een enorme kick’ Eelco Knops en Redouan Maanach
Foto:Onno Kummer
24
SLACHTOFFER CENTRAAL
> zorgen voor verandering, en dus het slachtoffer centraal gaat zetten.” OM-slachtofferzorg was eerst verspreid op het parket georganiseerd, zegt Redouan Maanach, bureaucoördinator Slachtofferzorg OM. ‘De frontoffice zat in het Veiligheidshuis dat binnen ons parket is gehuisvest. Daar vond de telefonische verstrekking van informatie aan slachtoffers plaats, daar zat de voegingscontroleur van Slachtofferhulp Nederland, daar zat de schadebemiddelaar van het OM en daar zat de schadebemiddelaar van de politie. Maar de backoffice, de slachtofferzorg OM dat zorgde voor de correspondentie, zat niet in het Veiligheidshuis, maar elders in het parket.’
Frisse blik Parket Utrecht zag een kans om het slachtoffer meer centraal te zetten. Met z’n allen bij elkaar, werd het motto. Zorg, hulp en info voortaan via één loket. De formule lijkt te werken in Utrecht. Ook omdat de personen elkaar aanvullen. Waar Eelco Knops als onbevooroordeelde buitenstaander over de frisse blik beschikt, houdt Redouan
Maanach de magistratelijkheid in de gaten: ‘Nee Eelco, het is geen dader, je moet zeggen: verdachte.’
Kerntaak 11 November 2008 werd het Slachtofferloket binnen parket Utrecht officieel geopend. Binnen het Slachtofferloket zit iedereen bij elkaar: OM-slachtofferzorg, politie, plus de teamleider en vijftien vrijwilligers van SHN. Met zijn allen bij elkaar zitten geeft letterlijk zicht op elkaars werk. Gevraagd en ongevraagd maken de medewerkers gebruik van elkaars systemen en werkwijzen. Hoe zit het? In welke fase verkeert een zaak? Staat er al een zitting gepland? Dat heeft al winst opgeleverd voor de medewerkers omdat dingen worden afgestemd. Knops: ‘Als een medewerker van Slachtofferhulp een slachtoffer aan de telefoon heeft, kan de medewerker zonodig even de hoorn neerleggen, naar een OM’er toelopen met de vraag - en even later krijgt het slachtoffer het antwoord.’ Maanach: ‘Dat het slachtoffer steeds belangrijker is geworden, merk ik binnen het parket: steeds vaker hebben andere
afdelingen en instanties ons nodig en weten ze ons te vinden. We krijgen steeds meer aandacht. Het gaat immers om vier kerntaken: erkenning van wat het slachtoffer is aangedaan. Recht doen. Ten derde, compensatie van aangedaan leed via schadevergoeding. En tot slot een correcte bejegening, bijvoorbeeld door het spreekrecht.’
Machine Buitenstaander Eelco Knops prijst niet alleen het OM (‘Ik dacht vooraf: afstandelijk, hiërarchisch en stoffig – het tégendeel bleek waar’), hij roemt de administratie van parket Utrecht als “geoliede machine”. Die is niet alleen administratief goed, maar ze werken ook als hulpverleners. Als je niks met slachtoffers hebt of als je niet kunt luisteren, dan ben je niet geschikt voor zo’n functie. Mensen storten soms hun hele verhaal uit. Jullie beheersen de kunst om de relevante vraag eruit te pikken, en vaak luidt die: kunt u me op de hoogte houden?’ Maanach noemt als voorbeeld de zaakBabak, een jongen die in Amersfoort was doodgeschoten. ‘Tijdens de stille tocht die werd gehouden, zag ik de vader van
SHN-vrijwilliger Marianne Heuvelmans:
‘Op het parket kan ik mijn werk beter uitvoeren’ ‘Werken op het Slachtofferloket is samenwerken met collega’s van politie, OM, en slachtofferhulp’, zegt Marianne Heuvelmans, vrijwillig medewerker van Slachtofferhulp Nederland (SHN). Bij het Slachtofferloket binnen parket Utrecht informeert, adviseert en begeleidt Heuvelmans slachtoffers bij het invullen van het voegingsformulier, bij het strafproces, de zitting en bij het contact zoeken met het Schadefonds Geweldsmisdrijven. ‘Door het werken op het parket zie ik hoe het OM en OM-slachtofferzorg werkt. Dat levert mij extra achtergrondinformatie op waardoor ik mijn werk beter kan uitvoeren. Een ander voordeel zijn de korte lijnen, zowel met (OM-) Slachtofferzorg als met mijn collega’s van bij SHN: de voegingsadviseur en de medewerkers van het Spreekrecht en Schriftelijke Slachtoffer Verklaring (SSV). Als ik vragen heb, dan loop ik de afdeling op. De medewerkers zijn open en vriendelijk en geven altijd antwoord op mijn vraag.’
De SHN-vrijwilliger geeft een voorbeeld. ‘Vandaag kwam er een slachtoffer op bezoek die een gesprek had met de medewerker Spreekrecht/SSV. De cliënt had zijn voegingsformulier echter nog niet ontvangen. De medewerker Spreekrecht/SSV doet hierover navraag bij de OM-medewerkers Slachtofferzorg. Het formulier lag reeds klaar voor verzending. De medewerker neemt het formulier mee en benadert mij om de cliënt te helpen met het invullen van het voegingsformulier. Ik loop met haar naar beneden waar het slachtoffer aan het wachten was in de spreekkamer en toen heb ik met hem zijn materiële en immateriële schade doorgenomen.’ ‘Op het Slachtofferloket werken alle organisaties samen’, zegt Marianne Heuvelmans. ‘We zijn één afdeling en dat uit zich onder andere in een gezamenlijke Sinterklaasviering en oliebollen eten op de afdeling.’
OPPORTUUN · 03 / 2009
het slachtoffer lopen. Ik heb de vader ook telefonisch gesproken. Wist zich geen raad meer. Zat emotioneel helemaal aan de grond. Dan probeer je de man te begeleiden. Niet op de standaardmanier, maar door net dat stapje extra te zetten. Het is fijn dat je die meneer dan goed kunt informeren: dit en dat gaat er gebeuren. Ik heb de man, die weinig wist van de juridische kant van de zaak, bijvoorbeeld kunnen uitleggen wat een pro forma zitting is. Het voelt als voldoening dat je die man dan een beetje kunt helpen.’
25
mee achtervang werd gecreëerd. Maar in de praktijk merk je gewoon dat mensen bepaalde werkzaamheden leuker vinden om te doen dan andere dingen. Utrecht koos daarom voor gespecialiseerde mensen, niet voor mensen die het erbij doen en dat geldt ook voor leidinggevenden. Toch zijn we bij het OM geen hulpverleners; we zijn er voor de zakelijke afdoening. We moeten onze verwijzende functie niet los laten door zelf dingen te gaan doen die anderen moeten doen.’
Bedrijfsblind De door Knops genoemde kwaliteit van de medewerkers is een keuze, weet OM-coördinator Slachtofferzorg Redouan Maanach. ‘Vroeger koos men vaak voor een allround administratie: administratief werk, zittingsvoorbereiding en executie werd door dezelfde mensen gedaan, waar-
De andere partners in het Slachtofferloket houden het OM scherp. Als je niet oppast worden zaken slechts parketnummers en krijgt het woord “eenvoudige bedreiging” alleen betekenis als het een bekende van je overkomt. ‘Maar we mogen niet bedrijfsblind worden. Achter elke zaak
staat een mens, en daar ben je je nog beter van bewust als je als politie en OM met Slachtofferhulp samen in een ruimte werkt. Iedereen houdt zijn eigen verantwoordelijkheden, maar gezamenlijk presenteren we een geluid bij de balie.’ Waar een slachtoffer vroeger soms vier keer naar de organisaties toe moest, probeert het loket nu de “overdrachtsmomenten” in elkaar te schuiven. Knops: ‘Ons streven is: hoe kunnen we de vier deelstappen tot een proces aanbieden. Op één en dezelfde dag wordt het slachtoffer over het juridische deel geïnformeerd door de officier van justitie en de OM-slachtofferzorgmedewerker. Direct daarna praat het slachtoffer met de SSV’er van Slachtofferhulp Nederland, en stellen ze een schriftelijke slachtofferverklaring (SSV) op waarin de gevolgen van het ten laste gelegde strafbare feit worden >
Schriftelijke slachtofferverklaring en spreekrecht Soms wíllen slachtoffers en nabestaanden wel spreken op de zitting, maar vrezen ze niet uit hun woorden te komen. Dan helpt Yvonne Kok, vrijwilliger bij Slachtofferhulp Nederland, met het opstellen van een schriftelijke slachtofferverklaring, een officieel processtuk. Slachtoffers en nabestaanden van misdrijven waar acht jaar of meer gevangenisstraf voor kan worden gevraagd, hebben sinds 2005 het recht om tijdens de strafzitting te spreken dan wel een schriftelijke slachtofferverklaring te laten opmaken. Dit geldt ook voor een aantal andere misdrijven, zoals bepaalde zedenmisdrijven, stalking, bedreiging, en mishandeling die de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad. Op deze manier kunnen zij aan de rechter, de officier en de verdachte laten weten welke gevolgen het misdrijf voor hen heeft gehad. ‘Mijn twee collega’s en ik’, zegt SHN-vrijwilliger Yvonne Kok, ‘spreken met deze slachtoffers of nabestaanden. We leggen uit hoe het strafproces er uit ziet en vertellen over het spreekrecht en de schriftelijke slachtofferverklaring. Als de cliënten alleen een schriftelijke verklaring willen laten opmaken, hebben wij een gesprek met hen waarin we inventariseren wat de gevolgen voor hen zijn geweest. Vervolgens schrijven wij de verklaring en sturen deze naar de cliënten ter goedkeuring. Ze krijgen dan de gelegenheid om deze eventueel te wijzigen. Indien ze het er
mee eens zijn, ondertekenen ze de verklaring en sturen deze terug. De schriftelijke slachtofferverklaring is een officieel processtuk en wordt over het algemeen door de rechter tijdens de zitting voorgelezen. De cliënten hoeven niet zelf naar de zitting te gaan.’ ‘Indien de cliënten van hun spreekrecht gebruik willen maken, bereiden wij ze hier op voor. Soms willen ze wel spreken, maar zijn ze bang om tijdens de zitting niet uit hun woorden te komen. Dan kunnen ze de schriftelijke verklaring, die wij voor hen hebben geschreven, zelf voorlezen.’ Soms willen slachtoffers en nabestaanden ook een gesprek met de officier van justitie. ‘Wij proberen deze gesprekken dan te combineren, zodat zij maar één keer naar het parket in Utrecht hoeven te komen.’ ‘Voor veel slachtoffers en nabestaanden is het belangrijk om te kunnen vertellen wat het misdrijf voor gevolgen voor hunleven heeft gehad’, weet Kok. Vooral nabestaanden willen graag vertellen wie de overledene was en wat hij of zij voor hen heeft betekend. ‘Op deze manier krijgen ze het gevoel dat hun verhaal gehoord wordt en ze daadwerkelijk een onderdeel van het strafproces zijn. Ook als is dat maar klein onderdeel, het kan helpen in de verwerking van wat hen is overkomen.’
26
SLACHTOFFER CENTRAAL
> beschreven, bijvoorbeeld dat er materiële schade is geleden. Daarna kan het slachtoffer geholpen worden bij het invullen van een voegingsformulier waarmee hij op de zitting zijn schade op de veroordeelde kan verhalen.’
Haag zien ze als grote broer en voorbeeld. ‘Hun filosofie is het uitgangspunt, maar dat kun je niet 1-op-1 kopiëren. Elk parket kent zijn eigen positie en omgeving. Slachtofferhulp is in Den Haag bijvoorbeeld anders ingericht en er vallen twee politieregio’s onder het Haagse Parket.
Grote broer Het Utrechts Slachtofferloket is een van de drie slachtofferpilots en de eerste die nu loopt. Het al langer bestaande Slachtofferinformatiepunt in parket Den
Maar vooral slachtoffers en nabestaanden kunnen het OM helpen. Het Slachtofferloket is blij dat mevrouw Kleis – haar dochter was slachtoffer in de
Schiedammer Parkmoord – deelneemt in de slachtofferwerkgroep Communicatie & opleiding. ‘Zodra zij begint te praten vallen parketnummers weg. Wees je ervan bewust wat een belangrijk werk jullie doen, vertelt ze aan onze organisaties. Het is uniek dat zij en anderen zich zó inzetten om de kwaliteit van onze dienstverlening te verbeteren. Je weet weer voor wie je het doet.’ Tekst: Pieter Vermaas
11 kritische succesfactoren Hoe meet je of slachtoffers daadwerkelijk centraal komen te staan in het strafproces? Een belangrijke meetlat vormen elf kritische succesfactoren in alle fasen binnen het strafrechtproces. De factoren, afkomstig van het project Slachtoffer Centraal, zullen in pilots worden getoetst, bijvoorbeeld op meetbaarheid. 1. Bij aangifte: Doorverwijzing Een 100 procent geautomatiseerde doorverwijzing binnen twee werkdagen door de politie naar Slachtofferhulp Nederland (SHN), op alle benoemde delicten. 2. Bij aangifte: Informatieverschaffing Alle slachtoffers krijgen op de dag van de aangifte mondeling informatie over het aangifteproces en de landelijk vastgestelde aangiftemap uitgereikt. 3. Bij onderzoek & politiesepot: Informatieverstrekking Alle aangevers ontvangen van de politie schriftelijk of per e-mail binnen drie weken na de beslissing een afdoeningsbrief over het sepot of de inzending van de aangifte naar het OM. 4. Bij onderzoek & politiesepot: Inlevertermijn voegingsformulieren Tachtig procent van de voegingsformulieren zijn binnen een week nadat het slachtoffer zich heeft gemeld bij SHN aan het OM verstuurd. 5. Bij OM-sepot & vervolging: Informatieverstrekking Alle slachtoffers en nabestaanden worden binnen twee weken na binnenkomst van het dossier bij het OM schriftelijk geïnformeerd over de mogelijke verdere afdoening van hun zaak, de hen toekomende rechten in het strafproces en de rol van SHN in de ondersteuning bij het uitoefenen van die rechten. 6. Bij OM-sepot & vervolging: Dossiervorming 95 Procent van de stukken die van het slachtoffer/ nabestaande binnenkomen, worden door het OM doorgezonden naar de Rechtspraak.
7. Bij terechtzitting: Opvang en ondersteuning Alle slachtoffers of nabestaanden die ter terechtzitting aanwezig willen zijn, worden apart opgevangen in het gerechtsgebouw, hebben een eigen plaats in de zittingszaal en krijgen desgewenst ondersteuning van SHN. 8. Bij hoger beroep & cassatie: Dossiervorming De officier van justitie / AG stuurt in alle gevallen waarin het slachtoffer of de nabestaande heeft aangegeven prijs te stellen op slachtofferinformatie, mét het dossier, een compleet mapje aan de advocaatgeneraal / procureur-generaal bij de Hoge Raad. Deze slachtoffermap bevat de reeds verstrekte informatie, deelname aan het spreekrecht, de SSV en een verslag van het gesprek met de officier van justitie of AG. 9. Bij hoger beroep & cassatie: Informatieverstrekking Alle slachtoffers en nabestaanden worden, indien de veroordeelde hoger beroep heeft ingesteld, door het ressortsparket schriftelijk geïnformeerd over de gevolgen van het hoger beroep voor hun rechtspositie en de vordering benadeelde partij. 10. Bij tenuitvoerlegging: Dossiervorming Het OM stuurt binnen twee weken na ontvangst van het dossier van de ZM de gegevens en informatie van het slachtoffer of de nabestaande, die hebben aangegeven op de hoogte gehouden te willen worden over het strafverloop, door aan het CJIB en het LIJV. 11. Bij tenuitvoerlegging: Informatieverstrekking Alle slachtoffers die daarvoor op grond van wet- of regelgeving voor in aanmerking komen worden tijdig op de hoogte gesteld van de invrijheidstelling van veroordeelde en de eventueel daarbij opgelegde voorwaarden.
LIJN 2
OPPORTUUN · 03 / 2009
De baas spelen In mijn vrije tijd (“schaarse vrije tijd” hoor je te zeggen als je bij het Openbaar Ministerie werkt) lees ik graag een goed boek. Of kijk ik graag een goede of minder goede film. Tot zover geen probleem. Het wordt pas lastig als je daarbij ook nog slordig bent. Want dankzij die eigenschap hebben bibliotheek en videotheek een goeie aan mij. Tientallen, misschien zelfs honderden euro’s heb ik betaald aan boetes voor te laat teruggebrachte boeken en films. Maar dat heeft me gelukkig nooit problemen opgeleverd met politie en justitie. Toch kan dat ook anders lopen. Artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht stelt namelijk verduistering strafbaar: “hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk toeëigent, wordt, als schuldig aan verduistering, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vijfde categorie”. Met andere woorden: als je iets leent of huurt, maar dat niet terugbrengt, kun je voor verduistering vervolgd worden. Maar daar is dan wel voor nodig dat je je als heer en meester over dat voorwerp gaat gedragen, als je daarover als het ware de baas gaat spelen. Slordigheid is dus niet strafbaar. Maar waar zit dan het omslagpunt? Stel: de auto van een klant moet worden gerepareerd en hij krijgt van zijn garagebedrijf een leenauto mee. Volgens de algemene voorwaarden is de leentermijn vijf dagen. Als de auto dan niet terug is volgen er meerdere vruchteloze telefoontjes. De klant moet, om zijn eigen auto mee terug te krijgen, dan uiteraard wel de reparatiekosten betalen. En daar zit ‘m nou net de kneep: dat geld heeft hij even niet. Als de leenauto na drie weken nog niet terug is, dreigt het garagebedrijf aangifte te gaan doen. Omdat de man de dag erna loon zal ontvangen belooft hij de auto dan terug te zullen brengen. Daar kwam iets tussen: ‘Gisteren heb ik echter geen loon ontvangen’, aldus ver-
dachte. ‘Ik heb dus weer gebeld en gezegd dat ik geen geld had en dat ik zou komen als mijn geld gestort was.’ De garagehouder nam daarmee geen genoegen en deed aangifte, waarop de man op de Arnhemse drugsboot werd aangehouden. Ten onrechte, zo vond hij: ‘Dit is een misverstand. Ik ben veelpleger. Ik weet dat ik twee jaar boven mijn hoofd heb hangen. Dan ga ik dit natuurlijk niet doen.’ Daar was de rechtbank niet van overtuigd: de man werd voor verduistering van de auto veroordeeld. Bij het hof liep het echter anders: de man werd vrijgesproken (parketnummer 21-003560-08): “In de eerste plaats was onduidelijk wanneer verdachte de huurauto precies moest terugbrengen, aangezien dit niet in het huurcontract was opgenomen. Daarnaast heeft verdachte verschillende keren gebeld met het autoschadebedrijf en hen meegedeeld dat hij de auto terug zou komen brengen als hij weer salaris had gekregen, zodat hij de rekening kon betalen. De precieze inhoud van de telefonisch gemaakte nadere afspraken is niet met voldoende zekerheid vast komen te staan. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte zich de auto heeft toegeëigend.” Niet genoeg de baas gespeeld dus, zo meent het hof. Dat verdachte de voorwaarden bepaalde waaronder de auto zou terugkomen en die weer bijstelde was daarvoor blijkbaar niet voldoende... Jan-Willem Grimbergen, Advocaat-generaal ressortsparket Arnhem
27
30
INTERNATIONAAL
Internationaal Rekening houden met de buitenlandse VI-regeling na overname van de tenuitvoerlegging van een vonnis door Nederland (WOTS) Op grond van artikel 9, derde lid, Verdrag inzake overbrenging gevonniste personen (VOGP) is het Nederlandse recht van toepassing op de verdere tenuitvoerlegging van een buitenlandse veroordeling. Dat betekent dat de Nederlandse VI-regeling na overbrenging geldt. Daarnaast stelt artikel 11 VOGP (eerste lid, aanhef en sub d) dat de strafrechtelijke positie van de gevonniste persoon door de overbrenging niet verzwaard dient te worden. Deze eis wordt in alle Wots-zaken gesteld. De Minister van Justitie hanteert daarbij het door de Hoge Raad (zie hieronder) ontwikkelde criterium dat moet worden onderzocht of in de overdragende staat sprake is van een vervroegde of voorwaardelijke invrijheidstelling waartoe bij voortgezette tenuitvoerlegging zeker of met grote mate van waarschijnlijkheid zou zijn overgegaan. Daarbij moet het wel een strafrechtelijke invrijheidsstelling betreffen. Veel landen kennen ook een mogelijkheid om gedetineerde buitenlanders uit te wijzen nadat zij een bepaald deel van de straf hebben ondergaan. Deze uitwijzingsbeslissing kan niet op één lijn worden gesteld met strafrechtelijke regelingen van vervroegde of voorwaardelijke invrijheidstelling. Maatgevend is echter of de strafrechtelijke positie van de veroordeelde verzwaard wordt. Daarom wordt slechts met de datum van strafrechtelijke invrijheidsstelling rekening gehouden bij de verdere tenuitvoerlegging in Nederland.
Jurisprudentie Hoge Raad, 13 januari 2009, LJN BG 9602 De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat betrokkene in Duitsland op zijn vroegst na ommekomst van de helft van zijn straf in vrijheid zou kunnen worden gesteld. Bij ontbreken van nadere informatie over voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) uit Duitsland, gaat de rechtbank hiervan uit en telt daarbij een derde op teneinde op dezelfde feitelijke straf uit te komen. De Hoge Raad oordeelt dat de strafmotivering voldoet. De rechtbank heeft namelijk, uitgaande van de door de Duitse rechter opgelegde straf en gelet op de Nederlandse regeling met betrekking tot de VI, een straf opgelegd van een zodanige duur dat de feitelijk te ondergane vrijheidsbeneming niet langer is dan de duur van de detentie die veroordeelde in het voor hem gunstigste geval in Duitsland zou hebben moeten ondergaan. Hoge Raad, 5 december 2006, LJN AZ 0227 De overgebrachte persoon voert aan dat de rechtbank niet onderzocht heeft of hij in Duitsland in aanmerking zou zijn gekomen voor de VI na ommekomst van de helft van de straf. De Hoge Raad verwerpt het beroep. Het onderzoek dat de rechter moet instellen bij een verweer dat door omzetting de strafrechtelijke positie van de veroordeelde dreigt te worden verzwaard (artikel 11, eerste lid, onder d VOGP) “zal niet steeds kunnen resulteren in een met precisie te geven antwoord. De werkelijke duur van de detentie in het buitenland is - alhoewel gebruikelijk ingebed in een systeem van vervroegde of voorwaardelijke invrijheidstelling dat veelal in beginsel kenbaar is - dikwijls
afhankelijk van omstandigheden en beslissingen die ten tijde van de executieovername nog onbekend zijn. Dat kan ertoe leiden dat de rechter zijn oordeel noodgedwongen moet baseren op de waarschijnlijkheid van de onderscheiden strafrechtelijke positie van de veroordeelde in de staat van veroordeling dan wel de staat van tenuitvoerlegging (HR NJ 2000, 334).” De Hoge Raad oordeelt dat het niet onbegrijpelijk is dat de rechtbank de toepassing van de Duitse VI-regeling niet als op voorhand zo zeker heeft beschouwd dat zij daarmee in haar beslissing rekening diende te houden. Toepassing van het betreffende Duitse artikel is immers geen regel en hangt af van de omstandigheden van het geval en het gedrag van veroordeelde. Uit beide arresten volgt het belang van volledige informatie over de invrijheidsstellingsregeling die zou hebben gegolden, indien de veroordeelde zijn gehele straf had ondergaan in de staat van veroordeling. Alleen dan kan immers worden vastgesteld wanneer de veroordeelde zeker of met grote mate van waarschijnlijkheid in vrijheid zou zijn gesteld. De Hoge Raadjurisprudentie ziet op de omzettingsprocedure. Bij toepassing van de voortgezette tenuitvoerleggingsprocedure legt de Minister een identieke maatstaf aan. Deze handelswijze is door de president van de Rechtbank Den Haag bevestigd. Rechtbank Den Haag, 9 augustus 2001 Betrokkene voert aan dat zij in Duitsland na de helft van haar straf voor VI in aanmerking zou zijn gekomen. De rechtbank stelt dat het niet aannemelijk is dat eiseres door haar overbrenging daadwerkelijk in een
slechtere positie is gebracht. De Duitse VI-regeling voorziet in VI na tenuitvoerlegging van tweederde van de straf. Het tweede lid van de betreffende Duitse regeling stelt dat bij vaststelling van bijzondere omstandigheden een VI na de helft van de straf mogelijk is. Gesteld noch gebleken is dat de Duitse rechter dergelijke omstandigheden heeft vastgesteld. Uitgegaan dient te worden van de VI waartoe de Duitse autoriteiten zeker of met een grote mate van waarschijnlijkheid zouden zijn overgegaan. Verder stelt de rechtbank nog duidelijk dat het beroep dat buitenlandse gedetineerden in Duitsland kunnen doen op een strafvorderings-artikel ten behoeve van een halfstraf, geen strafrechtelijke VI-regeling is maar een vreemdelingrechtelijke bepaling die geen rol speelt in het kader van artikel 10(2) VOGP. Laatstelijk bij uitspraak van 28 juli 2008 (KG ZA 08-868) heeft de rechtbank Den Haag dit standpunt bevestigd. Hoge Raad, 27-01-1998, LJN ZD8172 De Rechtbank had blijk moeten geven te hebben onderzocht, zo nodig onder het doen inwinnen van inlichtingen bij de verzoekende staat of een eventuele vervroegde of voorwaardelijke invrijheidsstelling waartoe in de verzoekende staat bij voortgezette tenuitvoerlegging zeker of met grote mate van waarschijnlijkheid zou zijn overgegaan, van dien aard zou zijn geweest dat betrokkene door de in Nederland opgelegde straf in een nadeliger positie zou zijn komen verkeren voor wat de daadwerkelijke duur van zijn detentie betreft. Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken Ministerie van Justitie Telefoon: 070 370 3033
NATIONALE OMBUDSMAN
OPPORTUUN · 03 / 2009
Tolerantie van aangifte, lijkt de animo bij de politie wel wat groter. Een subtiele vorm van klassenjustitie.
Hoe tolerant zijn wij? En hoe tolerant is het OM? Naar mijn indruk worden we steeds minder tolerant en volgt het OM deze teneur te slaafs. In hoeverre vormt de toepassing van strafrecht nog een ultimum remedium en in hoeverre een doel op zich? Waar vroeger een puber die een andere puber een bloedneus sloeg, streng werd toegesproken door een leerkracht, volgt nu een aangifte. Een alcoholverbod op straat leidt ertoe dat een student die in de nacht een medestudent met een glas in de hand uitlaat onverbiddelijk op de bon wordt geslingerd. En als hij twee meter van zijn voordeur geen legitimatiebewijs op zak heeft dan is hij ook daarvoor de klos. Via geautomatiseerde systemen worden massaal boetes verhaald, ook als het om slechts geringe overtredingen gaat. Met intensieve toepassing van ICT, registervergelijking en permanent cameratoezicht wordt het net om de burger strak gespannen en een 100% controle wordt mogelijk. Van maatschappelijke onrust tot wildplassen en overlast van hondenpoep: het adagium lijkt dat het (bestuurs)strafrecht het wel oplost. De politie zit op een ‘zero tolerance’ koers en als mensen daarop reageren, dan lopen ze het risico van een vlotte aangifte door de politie zelf. Haaglanden heeft zelfs een apart bureau ingericht voor zelfaangiftes door de politie met een stimulerend systeem van voorschotten op de te vorderen schadevergoeding. Hoewel veel burgers weinig heil zien in het doen
Gelukkig kan het ook anders. Bij een werkbezoek aan hetzelfde korps Haaglanden werd ik getroffen door de aandacht voor ‘straatcultuur’ en de andere benadering die voor de agent op de straat daaruit voortvloeide. De oude benadering van enkele jaren geleden – zonder meer zerotolerance - leidde tot grimmige incidenten op straat. Agenten werden met regelmaat uitgescholden en bespuugd. Getraind in straatcultuur handhaaft de agent met een open en vriendelijke opstelling een veel prettiger situatie. Burgers blijken te luisteren als je iets gewoon vraagt. Er zijn opmerkelijk veel minder incidenten tussen politie en het veelkleurige publiek. Ik vind dit een goed voorbeeld van het zoeken naar een balans tussen handhaving en tolerantie. Bij het zoeken naar zo’n balans spelen niet alleen de politie en de burgers een rol, maar ook de media en de politiek. Die rol is in mijn ogen vaak verstorend. De overdadige aandacht voor geweld tegen politie, ambulancepersoneel en buschauffeurs geeft een vertekend beeld. Geweld is slechts op enkele plaatsen met een relatief heel kleine groep jongeren een probleem. De zorg over geweld tegen buschauffeurs wordt bij voorbeeld meer in evenwicht gebracht door het verhaal van Ed van Heijzen als oud RET-controleur opgetekend in “Werken met tranen in de ogen”. Hij verhaalt over de grofheid, de discriminatie en uitgelokt geweld door personeel van het openbaar vervoer zelf. Natuurlijk is er geweld tegen professionals, maar daarover mag geen eenzijdig beeld ontstaan. Het harde maatschappelijke debat over ‘de Rif-cultuur’ van Marokkaanse jongens en het wangedrag van Antilliaanse jongeren en de ‘gevaren van de Islam’ geeft ook een sterk vertekend beeld. De grove generalisaties in de politiek en de media scheppen een intolerant klimaat voor grote groepen mensen, waarvan het overgrote deel gewoon brave burgers zijn. Wij-zij denken
krijgt de overhand. Raakt ook het OM gevangen in dit wij-zij denken? Een belangrijke aandachtspunt bij tolerantie vormt de omvang van het strafrechtelijk domein. Tolerantie is een vorm van beschaving. Beschaving is niet in regels vastgelegd, maar is opgebouwd uit de optelsom van gedragingen van mensen in onze samenleving. Het goede voorbeeld doet goed volgen. Dwang werkt – zo blijkt overduidelijk uit onderzoek – niet. In deze tijd wordt echter dat wat niet bijdraagt aan beschaving gemakkelijk vertaald in strafbaarheid. Waar we vroeger genoegen namen met de sociale norm ‘dat doe je niet’ is het nu het strafrecht dat in stelling wordt gebracht. Maar dat verschil raakt buiten beeld. Het strafrecht rukt op en tolerantie wordt een voos begrip. Voor het OM blijft het een lastige taak om niet alleen het strafrecht te handhaven, maar ook om ruimte te laten voor tolerantie.
Alex Brenninkmeijer Nationale ombudsman Reageren? [email protected]
31
32
VERKEER
Verkeer Bestelbus of vrachtwagen? Gerechtshof Leeuwarden 9 januari 2009 WAHV200.008.857 (08/01776) De Belgische betrokkene ontkent niet dat de maximumsnelheid op de betreffende autosnelweg is overschreden, maar voert aan dat de bestelbus ten onrechte is aangemerkt als vrachtwagen. Betrokkene stelt dat om die reden niet de maximumsnelheid van 80 km/u gold en ten onrechte een beschikking is opgelegd. Het hof overweegt dat de verbalisant in het zaakoverzicht als soort voertuig vrachtauto vermeldde. Tevens bevat het procesdossier een foto met daarop een voertuig dat lijkt op een vrachtauto. De advocaat-generaal heeft de betrokkene in de gelegenheid gesteld om door middel van het overleggen van het kentekenbewijs aan te tonen dat het voertuig inderdaad geen vrachtauto is. De betrokkene heeft hierop niet gereageerd. Het hof overweegt verder dat, gelet op het feit dat de radar het voertuig heeft herkend als vrachtwagen, dat uit de foto niet duidelijk blijkt dat het gaat om een bestelauto en in aanmerking genomen dat de betrokkene haar stellingen niet heeft onderbouwd door overlegging van het kentekenbewijs, het hof het niet aannemelijk acht dat het voertuig een bestelauto betreft. Nu ervan moet worden uitgegaan dat het om een vrachtauto gaat, gold volgens het hof voor de betrokkene een maximumsnelheid van 80 km/u. (overschrijding met 19 km/u). Volgt bevestiging van de beslissing van de kantonrechter tot ongegrond verklaring van het ingestelde beroep.
APK-registercontrole; geen voortdurende gedraging Gerechtshof Leeuwarden 7 januari 2009 WAHV 200.006.694 (08/01401) De betrokkene wordt verweten dat op 31 januari 2007 de geldigheid van het keuringsbewijs voor zijn voertuig was verloren (art. 72 WVW94). De betrokkene voert aan dat hem al eerder een sanctie is opgelegd met als pleegdatum 16 augustus 2006. Op 18 september 2007 is in die zaak uitspraak gedaan. Nog vóór die uitspraak is hem onderhavige sanctie opgelegd. Hij stelt dat een nieuwe sanctie pas kan worden opgelegd wanneer de burger zich niet binnen redelijke tijd nadat de rechter heeft bepaald dat een gedraging onrechtmatig is, aan die uitspraak conformeert. Het opleggen van meerdere sancties voor één en dezelfde voortdurende gedraging is, volgens de betrokkene, in strijd met het “ne bis in idem beginsel”, zoals neergelegd in artikel 4 van het Zevende Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Het is volgens hem een algemeen en niet slechts een strafrechtelijk beginsel, zodat het op basis van artikel 2 WAHV buiten toepassing laten ervan ook niet juist is. Het hof stelt vast dat Nederland het Zevende Protocol bij het EVRM niet heeft geratificeerd, zodat de in artikel 4, eerste lid daarvan neergelegde “ne bis in idem regeling” reeds daarom niet van toepassing kan zijn. Maar ook overigens is het hof van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van schending van dat beginsel. Artikel 72 WVW94 schept, volgens het hof, een voortdurende verplichting (vgl. het door de betrokkene aangehaald arrest HR 16 december
1975; NJ 1976, 254). Dat brengt mee dat wanneer sprake is van twee pleegdata waarop het keuringsbewijs zijn geldigheid had verloren, er geen sprake is van één en dezelfde voortdurende gedraging, zoals de betrokkene aanvoert, maar van twee los van elkaar staande op twee verschillende data verrichte gedragingen. Weliswaar gaat het om eenzelfde gedraging met betrekking tot hetzelfde voertuig, maar omdat de betrokkene na oplegging van een eerdere sanctie geen einde heeft gemaakt aan de onwettige situatie, dit rechtvaardigt dat aan de betrokkene opnieuw een sanctie kon worden opgelegd. De plicht van de eigenaar of houder van een voertuig om ervoor te zorgen dat een voertuig tijdig wordt gekeurd, wordt immers niet opgeheven door de enkele omstandigheid dat hem met betrekking tot dat voertuig al eerder een sanctie is opgelegd voor een gedraging als de onderhavige. De opvatting, dat een nieuwe sanctie pas kan worden opgelegd wanneer de burger zich niet binnen redelijke tijd nadat de rechter heeft bepaald dat een eerder door diezelfde burger verrichte gedraging onrechtmatig is aan die uitspraak conformeert, vindt geen grondslag in het recht. Dat de onderhavige sanctie is opgelegd voordat de kantonrechter in de andere zaak op 18 september 2007 uitspraak deed, kan dan ook niet leiden tot vernietiging van de opgelegde sanctie. Volgt bevestiging van de beslissing van de kantonrechter tot ongegrond verklaring van het ingestelde beroep.
Onvoldoende ruimte in budget om zekerheid te stellen Gerechtshof Leeuwarden 7 januari 2009 WAHV 200.007.943 (08/01675) De betrokkene had niet binnen de in artikel 11, derde lid WAHV gestelde termijn zekerheid gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie. Zij stelt in haar beroepschrift niet in staat te zijn de sanctie te voldoen, omdat haar budget daar geen ruimte voor biedt. Het hof stelt vast, dat de stukken van het geding niets inhouden waaruit kan volgen dat op haar draagkrachtverweer is ingegaan. Dat is, volgens het hof, niet correct. Beginselen van behoorlijke procesorde brengen immers mee dat wanneer een betrokkene in de procedure bij de kantonrechter met redenen omkleed aanvoert dat hij niet (terstond) in staat is zekerheid te stellen, en zich niet voordoet de situatie dat de kantonrechter het aangevoerde aanstonds voldoende acht om het bedrag van de zekerheidstelling te verlagen, de kantonrechter ofwel aan de betrokkene meedeelt dat zijn draagkrachtverweer wordt gepasseerd en dat de betrokkene de gelegenheid krijgt binnen een nader bepaalde termijn alsnog aan de verplichting tot zekerheidstelling te voldoen onder mededeling van de consequentie bij niet of niet-tijdige betaling, ofwel de betrokkene in de gelegenheid stelt op een openbare zitting te worden gehoord omtrent zijn financiele draagkracht. Het is aan de kantonrechter om, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, te bepalen voor welke van deze mogelijkheden hij kiest. Volgt terugverwijzing van de zaak door het hof naar de betreffende rechtbank.
OMGESLAGEN
OPPORTUUN · 03 / 2009
OMgeslagen Bumperkleven is geen (snelheids-)overtreding als bedoeld in de “Recidiveregeling snelheidsovertredingen (weg); hoofdstuk 4.3.1 Richtlijn strafvord. WAHV” Gerechtshof Leeuwarden 23 januari 2009 24/00159-08; LJN:BH0891 Het hof overweegt dat overtreding van art. 19 RVV90 (bumperkleven) niet zonder meer meebrengt dat de toegestane snelheid in absolute zin is overschreden. Het levert reeds daarom geen gedocumenteerde snelheidsovertreding op als bedoeld in de (in de aanhef genoemde) Recidiveregeling. Aan dit oordeel kan niet afdoen dat artikel 19 RVV90 is opgenomen in paragraaf 8 van hoofdstuk 2 van het RVV90. Het hof is -anders dan de advocaatgeneraal- van oordeel dat de kantonrechter de verdachte ten onrechte als recidivist in de zin van voormelde regeling heeft aangemerkt. De hiervoor bewezen verklaarde overtreding zal dan ook worden aangemerkt als een eerste overtreding in de zin van voornoemde recidiveregeling. Volgt een aangepaste geldboete. Voorwaardelijk opzet op de dood in het verkeer Hoge Raad 10 februari 2009 08/01200; LJN:BG6631 Met de overweging dat de vastgestelde feiten geen andere conclusie toelaten dan dat verdachte zelfs bereid was zichzelf en zijn vriendin aan dodelijk letsel bloot te stellen, heeft het Hof er blijk van gegeven dat het bij zijn oordeelsvorming omtrent de aanwezigheid van voorwaardelijk opzet de vraag onder ogen heeft gezien of verdachte (eveneens) op de koop toe heeft genomen dat hij en zijn vriendin het leven zouden verliezen (vgl. HR LJN:ZD0139, NJ1997, 199). Het Hof heeft die
vraag bevestigend beantwoord, hetgeen in het licht van hetgeen het Hof heeft vastgesteld ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk is. Daaraan doet niet af dat verdachte vanaf het moment dat hij bar-/dancing is uitgegaan, zich niets meer kan herinneren en evenmin dat verdachte op het allerlaatste moment nog heeft geremd.
‘Het zoeken naar dingen is aangeboren. Als kind zocht ik al, en ik vond ook altijd meer dan wie dan ook. Dat is in het lab heel bruikbaar. Ik vond als kind altijd geld, mijn broertje nooit. Mijn moeder was ooit een broche kwijt, ze was al de hele dag aan het zoeken. Ik kijk uit het raam van vier hoog en zeg: daar ligt ie, achter de auto. Twee seconden. Binnen het lab was snel bekend dat ik meer sporen vond dan anderen. TNO heeft een aantal sporenonderzoekers gevolgd om hun werkwijze te analyseren. Ik blijk een heel chaotische werkmethode te hebben, maar vind wel twee keer zoveel als anderen.’
Tekst: Bureau Verkeershandhaving OM, Willem Hoogendoorn. Voor complete teksten, bel 0346-333310
Richard Eikelenboom, die samen met zijn vrouw Selma het bedrijf Independent Forensic Services runt. De Volkskrant, 25 februari 2009.
‘Ik kan niet uitleggen dat er bij de politie in Nederland bij het ene regiokorps een tekort aan mensen is en bij het andere een overschot. En dat wij dan niet in staat zouden zijn dat in evenwicht te brengen.’ BZK-minister Guusje ter Horst. Blauw, 14 februari 2009
‘In Den Haag kan een flinke verwarring worden waargenomen over de verhouding tussen internationaal strafrecht en politiek. Het internationaal strafrecht moet wijken als het niet politiek opportuun is en wordt aangeroepen als het politiek goed uitkomt. Wie serieus een wereldorde voorstaat die vergelijkbaar is met een nationale rechtsstaat, zal moeten accepteren dat ook politieke krachten onderworpen zijn aan regels van verdragenrecht, van mensenrecht en internationaal humanitair recht.’ Heikelien Verrijn Stuart, juridisch publicist en lid van de Adviesraad Internationale Vraagstukken. Nederlands Juristenblad, 30 januari 2009
‘De aanwezigheid tijdens verhoren zal door de advocatuur nog bevochten moeten worden. Desnoods tot aan Straatsburg toe – maar hopelijk hoeft het zover niet te komen. Recente Straatsburgse uitspraken zijn mijns inziens helder genoeg voor een wijziging van de huidige praktijk en een verheldering van de wettelijke regeling.’ Taru Spronken, advocaat en hoogleraar straf(proces)recht. Advocatenblad, 16 januari 2009
33
34
UT RECHT
Beroepsdeformatie Wie bij het Openbaar Ministerie werkt, loopt het risico een vervormd mensbeeld op te bouwen. De hele week trekt een stoet halzen en slechteriken aan ons voorbij. Mensen met korte lonten en losse handen. Mensen die gaan voor het eigen gewin en het eigen gerief. Die zich niet realiseren wat ze een ander aandoen. Inhalig, wanhopig, gemeen, verslaafd of helemaal de weg kwijt. En als ik door Utrecht fiets, denk ik: hier werd een vrouw van de fiets gerukt, beroofd en bewusteloos in de vrieskou achtergelaten, hier woonde Nadia van der Ven die door haar huisbaas werd vermoord, hier lag Ilona Nemeth begraven.
Als ik door Utrecht fiets, denk ik: hier werd een vrouw van de fiets gerukt, hier woonde Nadia van der Ven, hier lag Ilona Nemeth begraven
Het is dan tijd om even te resetten: er zijn ook mensen die bloed geven, die collecteren, die met oude mensen wandelen, activiteiten doen met gehandicapten en je troosten en steunen in je laatste levensuur en dat allemaal vrijwillig. De meeste gewone mensen, ach, daar zit geen kwaad bij. Ze plassen over de bril, komen afspraken niet na, laten zich soms in het weekend op de bank vollopen, schrijven huiswerk over, laten hun hond op jouw stoep poepen en staan in het openbaar vervoer niet op voor zwangere vrouwen. Ongewenst, onhygiënisch en ongezond, maar crimineel, nee, dat niet. In Utrecht hebben we te maken met relatief veel bewoners van Marokkaanse komaf. Ook in onze klantenkring zijn ze flink vertegenwoordigd. Je ziet vaak jonge Marokkanen, die hun school niet hebben afgemaakt, nog geen dag in hun leven normaal hebben gewerkt, verbaal zwak, boos op Nederland en vooral op de autoriteiten: schijt aan de overheid. Afgelopen zondag ontmoette ik Ahmet, 12 jaar. Hij zit op de IMC Weekendschool dat elk jaar ook een lessenserie recht doet. In dat kader verzorgen officieren Janneke Weening en Roland de Kruijk en ikzelf een les. De officieren vertellen over hun werk,
we bekijken een aantal zaken en bereiden een zaak voor die we met z’n allen in de laatste les in de rechtbank gaan naspelen. Ahmet zit in mijn groepje. Goede manieren, positieve werkhouding en een sterke motivatie. We bespreken waarom bepaalde strafbare feiten nu eigenlijk erg zijn en wat voor straf passend is. Zonder de woorden te weten bedenken ze dat zwaarder straffen bij recidive op zijn plaats is, dat reclasseringscontact in sommige gevallen niet mag ontbreken en dat een straf soms gepaard moet gaan met een training agressieregulatie. Dan zegt Ahmet met een vragende blik dat hij bij de politie wil. Gelijk begin ik over afwisselend werk in een hecht team met volop doorgroeimogelijkheden. We hebben het over fit zijn en tegen een stootje kunnen. Ahmet gaat eerst vmbo tl doen. Ik leg uit dat je dan 16 bent en 18 moet zijn om bij de politie te kunnen. In de twee tussenliggende jaren kan hij een andere opleiding doen die hem van pas kan komen bij het politiewerk. Bijna zeg ik : dan kun je altijd nog zien als je 18 wordt of je nog steeds bij de politie wilt, maar die woorden slik ik in. Want uit zijn houding spreken ernst en ambitie, en dat moet ik niet verstoren. Beste Ahmet, en alle andere Ahmets die met hun goede gedrag het nieuws niet halen, houd je rug recht en maak je ambitie waar. En bedankt voor het aanscherpen van mijn mensbeeld.
Tekst: Mary Hallebeek, persvoorlichter parket Utrecht
OPPORTUUN · 03 / 2009
35
Ingezonden Brief
Beste Mevr. Mary Hallebeek, Naar aanleiding van uw stukje “Laat ze toch” in Opportuun 01-2009 wil ik graag reageren. In het stuk geeft u aan uw zoon te coachen door middel van het geven van de juiste antwoorden op een aantal vragen die hij u als materiedeskundige stelt. Hebt u er ook al eens aan gedacht om op het moment dat uw 15-jarige zoon op het plein hangt, stoer praat over scooters en seks, erbij te gaan staan? Hebt u er ook wel eens aan gedacht om naar de omwonenden te lopen en te zeggen; “ik ben de moeder van die 15-jarige hangjongere met die blauwe jas en oranje capuchon, als er wat is moet u mij bellen en dan zal ik ervoor zorgen dat mijn zoon u geen overlast meer bezorgd”? Hebt u er ook wel eens aan gedacht om datzelfde te vragen aan de ouders van de vrienden waarmee uw zoon op het plein rondhangt (ervan uitgaande dat u deze ook kent)? Zo kan ik nog wel een aantal vragen meer bedenken, maar de belangrijkste heb ik al genoemd. Ik als politieman en wij als politieorganisatie komen nogal eens bij ouders thuis en de eerste reactie is dan vaak: “Nee, mijn zoon doet dat niet, u hebt echt de verkeerde voor. Dat kan echt niet”. Pas nadat wij soms beeldmateriaal laten zien van hun zoon terwijl die een beroving pleegt raken zij overtuigd. “Ik heb het niet zien aankomen”; “Had ik maar eens meer met mijn zoon gepraat”; “Was ik maar eens langs gefietst als hij volgens eigen melding rondhing op het pleintje, pratend over scooters en seks”, zoals deze ouders, net als u, dachten. Ik wil hiermee absoluut niet aangeven dat uw zoon dit soort strafbare feiten pleegt of gaat plegen. Ik hoop voor eventuele slachtoffers, hemzelf en u van harte van niet. Dat gun je niemand. Ik wil wel aangeven dat u erg makkelijk voorbij gaat aan uw eigen rol en snel met een verwijzende vinger komt richting politie en/of jongeren werker(sters). En van u als persvoorlichtster had ik toch iets anders verwacht. Uw opmerking dat bijna alle jongeren van goeie wil zijn onderschrijf ik graag, maar het lijkt alsof de kleinere groep met mindere bedoelingen gestaag groeit en dat ligt naar mijn bescheiden professionele mening vooral aan de ouders die ze te snel beschermen “Die van mij doet dat niet” (en ik mag het hopen). Joop Beekmans, teamchef van Politie Team Noodhulp, District Breda, Regiopolitie Midden & West Brabant
UT RECHT
OPPORTUUN · 01 / 2009
31
Laat ze toch! Aan de manier waarop de achterdeur dicht slaat en mijn 15-jarige hangjongere de trap op loopt, hoor ik dat er wat is. “Een echte vent wordt geen agent”, bast het door het huis als uitleg. Met als toelichting: ze stonden op het plein, gewoon net als altijd, en toen het pakje sigaretten leeg was, stak een van de jongens dat aan. Twintig minuten later was de agent er, die dreigde met hoge boetes voor brandstichting en de jongens sommeerde de as, die niet meer te vinden was, op te ruimen. “En we deden niets”, sluit hij verontwaardigd af.
‘Ze doen wat alle 15-jarigen doen die te oud zijn om bij hun ouders op de bank te zitten en te jong voor de kroeg en de disco’
Natuurlijk deden ze wel wat. Ze zijn met hun grote lijven en zware stemmen heel erg aanwezig tussen de huizen rond het schoolplein. Je zult maar in zo’n huis wonen en pijn hebben. Of angstig of verzuurd zijn. Dan is die groep daar buiten je een doorn in het oog. De jongens zelf realiseren zich dat niet. Ze zijn veel te druk met zichzelf en met elkaar. Ze lopen op en neer naar de Albert Heijn voor blikjes energydrank (alcohol krijgen ze echt niet mee). Ze maken grappen over anderen en over elkaar, roken een experimentele sigaret, trekken wheelies met hun fiets en praten over scooters en seks. Kortom: ze zijn heel druk bezig volwassen te worden. Ze doen wat alle 15-jarigen doen die te oud zijn om bij hun ouders op de bank te zitten en te jong voor de kroeg en de disco: ze zoeken hun peers op om te chillen.
gelden: na tien uur ‘s avonds mogen er niet meer dan drie personen samenzijn. Ook daar trappen ze niet in. “Dat is toch alleen in Kanaleneiland en dan krijg je toch een brief”, komen ze bij mij informeren. Ik kan niet anders dan dit beamen. Hoe graag ik het werk van de gemeente wil steunen, ik ga niet liegen. Wat een verspilde moeite van die jongerenwerkers: ze schatten de jongens verkeerd in, maken geen echt contact en het mooie middel van het samenscholingsverbod gooien ze te grabbel. In Utrecht wonen 75.000 jongeren tussen de 12 en 25 jaar. Zo’n 1,3 procent daarvan is overlastgevend en 0,3 procent crimineel. De rest, 98,4 procent, wil geen auto’s openbreken of tasjes roven, die willen gewoon onder elkaar zijn. Tegen de jongerenwerkers zou ik willen zeggen: spreek ze oprecht aan of houd je mond. Tegen de agent: kijk toch goed wat voor vlees je in de kuip hebt, met de meesten is niets mis. En tegen iedereen: stop met ze te stigmatiseren en laat ze toch! Mary Hallebeek Persvoorlichter parket Utrecht
Waarom worden ze als een probleem ervaren? Komt dat door het beeld in de media, door een gebrek aan communicatie, door gevoelens van angst? Hoe het zij, de goeden lijden onder de slechten en het stempel van hinderlijke, overlastgevende, criminele groep veelplegers is snel gedrukt. Zo kreeg het groepje van mijn zoon het jongerenwerk achter zich aan. Ze moesten hun naam opgeven, want dan konden ze de groep bij elkaar houden en gezamenlijk leuke dingen doen, zo slijmde de jongerenwerker. “Onzin”, was de reactie, “ze willen ons gewoon in de gaten houden.” De week erop beweerden de jongerenwerkers dat er een samenscholingsverbod zou
OM Opportuun_2009_nr1_6.indd 31
23-12-2008 15:50:01
Naschrift Mary Hallebeek: In deze column heb ik willen aangeven dat het niet goed is jongeren die niets kwaads in de zin hebben, te benaderen alsof ze criminele bedoelingen hebben. Op die manier voelen ze zich gestigmatiseerd en blijf je niet met ze in gesprek, en dat is in deze fase cruciaal. Nee, ik ga er niet bij staan - ze zien me aankomen! - maar we wonen in een wijk waar de mensen elkaar kennen en tegenkomen. Overigens is mijn zoon 16 geworden en afgelopen zaterdagavond zat de groep in mijn woonkamer. Ik kon er echt geen kwaad in ontdekken. Overlast was er zat: harde stemmen, modder in de gang en een wc als een zwembad. Maar was dat in onze tijd anders? Uw pleidooi dat ouders hun verantwoordelijkheid nemen, juist in deze fase van de opvoeding, steun ik van harte. Waar dat niet of niet goed gebeurt, kan ik mij allerlei wijk- of groepsgebonden initiatieven voorstellen. Wie weet gaan we dat nog meemaken. Mary Hallebeek