01 tijdschrift van het openbaar ministerie jaargang 16 nummer 01 januari 2010
‘Goldfinger-fraude mooiste zaak’ Scheidend PG Rieke Samson in Alles Afwegende
Geweldpleger de deur uit ‘Het OM-concern stáát’
2
hoek van Jan
OPPORTUUN tijdschrift van het openbaar ministerie jaargang 16 nummer 1 januari 2010 Opportuun is het personeels- en relatiemagazine van het Openbaar Ministerie. Het blad wordt gratis verstrekt aan de medewerkers van het OM en andere geïnteresseerden. Het blad verschijnt twaalf keer per jaar. De redactie is verantwoordelijk voor de inhoud van het blad. Aan de in Opportuun verstrekte informatie kunnen geen rechten worden ontleend. Overname van artikelen met bronvermelding is toegestaan.
Sint Soms kom je verhalen tegen die je fantasie op hol brengen. Zo vertelde een man in de kroeg eens over zijn aanvaring met de Sint. Hij was eind november twee dozen wijn gaan kopen. Bij een echte wijnhandel in de “Stad”. Voor niet-noordelingen: Groningen dus. Toen hij de dozen in de kofferbak plaatste, passeerde net de intocht van Sinterklaas. Op zich geen probleem. Totdat hij met een klap de klep dicht gooide. Want daar schrok de schimmel van. Het beest maakte een rare sprong en even later zat er een flinke deuk in de auto. De man bleef verbouwereerd achter. Want toen Sint de knol weer onder controle had, reed die gewoon door. Gelukkig reden achteraan de stoet twee agenten, dus de man sprak hen aan. Vertelde van de schade en dat de Sint zomaar doorgereden was. Hij kreeg het advies aangifte te doen. Vanaf dat moment begonnen mijn gedachten af te dwalen. Ik luisterde nauwelijks nog naar de verteller. In mijn hoofd ontspon zich het volgende gesprek op het bureau.
Agent: ‘Dus u doet aangifte van doorrijden na ongeval. Wat was het kenteken van de vlerk die niet stopte?’ Man: ‘Geen. Er zat geen kenteken op.’ Agent (mompelend, terwijl hij schrijft): ‘Kenteken niet waargenomen’. Man: ‘Nee, er zat helemaal geen kenteken op.’ Agent (kijkt bedenkelijk op): ‘Wat was dan het merk, type en kleur van het voertuig. Of zaten die er ook niet op?’ Man (geïrriteerd): ‘Merrie van het type schimmel, kleur wit en de bestuurder had een witte baard, mijter, staf, tabberd en er liep een zooi vrienden achter met snoep te gooien.’ Agent (fronsend): ‘En dat was nadat u alcohol had gekocht, zei u?’ Op dat moment merkte ik dat de man zweeg. Hij keek mij verwachtingsvol aan. Belachelijk toch? Die bejegening door de politie. ‘Valt wel mee,’ flapte ik eruit. ‘Als ik die agent was geweest, had ik je laten blazen.’ Jan Hoekman
Abonnementenadministratie Wijzigingen? Stuur de adreswikkel met de aangebrachte wijzigingen naar het redactieadres, of mail de wijzigingen, onder vermelding van het nummer op de adreswikkel, naar
[email protected]. NB: inhoudelijke opmerkingen en suggesties melden aan de eindredacteur (zie hieronder). Redactieadres Afdeling Communicatie, Parket-Generaal, kamer 5.19, Prins Clauslaan 16, Postbus 20305, 2500 EH Den Haag. Telefoon: 070 – 3399840. Eindredactie Pieter Vermaas, 070 – 3399840 of
[email protected]. Vaste medewerkers Thea van der Geest, Jan-Willem Grimbergen, Mary Hallebeek, Jan Hoekman, Petra Sprado. Aan dit nummer werkten verder mee Babeth Knol, Olga Hoekstra, Vera Schijve, Ronald Leenders Foto omslag Peter van der Struijs Foto inhoudsopgave Loes van der Meer Ontwerp Fabrique, Delft Druk Zijlstra Drukwerk, Rijswijk Oplage: 8.000
OPPORTUUN · 01 / 2010
3
Afscheid Rieke Samson-Geerlings PG blikt terug op fraudezaak, pag.6
Januari 2010
rubrieken
06 Rieke Samson
18 Omslag bij reclassering
Als zaaksofficier stuit ze eind jaren tachtig op een megafraude. Samen met Fiodrechercheurs jaagt ze op de goudsmokkelaar en btw-fraudeur Jan L. In de rubriek Alles Afwegende blikt scheidend PG Rieke Samson-Geerlings terug op een van haar mooiste zaken.
Zorg voor de dader, dat was het doel van reclasseringswerk. Wás. Want met “Redesign Toezicht” werkt de reclassering nu aan een veiligere samenleving.
10 Bewijs verzamelen Bewijs maakt het verschil tussen een vermoeden en een zaak. Tussen wel of niet vervolgen. En tussen vrijspraak of straf. ‘Hoe verleidelijk ook, verzamel bewijs niet in het wilde weg.’
14 Huisverbod In Rotterdam worden geweldplegers het huis uit gezet. In de tien dagen die het tijdelijk huisverbod duurt, bundelen OM, politie en GGD de krachten. ‘Het huisverbod dwingt de hulpverlening om snel op gang te komen.’
22 ‘Concern stáát’ ‘Nu de operatie “Het OM Verandert” als project is afgerond, stáát het OM-concern’, zeggen procureur-generaal Henk van Brummen en OM-organisatieadviseur Eric Jan van der Steege.
02 Hoek van Jan ‘Sint’ 04 KortOM 13 Handig met GPS 17 Omgeslagen 25 Grombergen ‘Feest’ 26 Internationaal 27 Ut Recht ‘Vrouwen’ 28 AchterOM
4
KORTom
NFI: 90 procent op tijd leveren
Energiediefstal door hennep 150 miljoen
In 2009 namen de NFIlevertijden al af. Voor 2010 zal het NFI negentig procent van de door het NFI geaccepteerde onderzoeken op tijd leveren. Dat is afgesproken door OM, politie en NFI.
Energiediefstal levert, behalve levensgevaarlijke situaties rondom gemanipuleerde elektriciteitmeters, jaarlijks een schadepost op van zo’n 150 miljoen euro.
In december hebben Rieke Samson-Geerlings, Hans Vissers en Kees Möhring namens hun organisaties een overeenkomst getekend, waarin is afgesproken wat OM en politie in 2010 aan producten en diensten kunnen aanvragen bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). In nauwe onderlinge samenwerking hebben OM en de politie met het NFI deze zogenaamde service level agreement (SLA) opgesteld. Hierin staan de aantallen producten die het NFI beschikbaar heeft voor 2010 en de levertijden daarvan. OM, politie en NFI hebben die gezamenlijk vastgesteld op basis van ervaringen in afgelopen jaren en ontwikkelingen in de criminaliteit. De levertijden van die producten en diensten zijn in 2009 aanzienlijk afgenomen. In de SLA voor 2010 zijn de levertijden verder naar beneden bijgesteld. NFI heeft in de SLA
2010 de afspraak gemaakt dat het NFI over de gehele linie in 90% van de onderzoeken op tijd levert. In 2009 was dit 85%. Dit jaar zullen veel zogenaamde sprintproducten een bijzonder korte levertijd hebben. Bovendien is de capaciteit hiervoor nagenoeg verdubbeld ten opzichte van 2009. Ook is de capaciteit verruimd voor vrijwel alle producten waarvoor in 2009 nog een tekort was. Daarmee kan het NFI beter aan de vraag van de opdrachtgevers voldoen. Het werken met een service level agreement vergroot de efficiency en effectiviteit in de strafrechtsketen, door de betere afstemming tussen vraag en aanbod. Alle producten en diensten van het NFI voor 2010 staan gedetailleerd beschreven in Het forensisch boek, producten- en dienstencatalogus van het NFI. Het forensisch boek is te verkrijgen door een e-mail te sturen naar
[email protected].
Dat schadebedrag berekenen de energiebedrijven vervolgens door aan de klanten. Tegelijkertijd voeren deze bedrijven steeds vaker een actief beleid voor het opsporen van energiediefstal, dat in de praktijk vaak gerelateerd is aan de teelt van hennep. Ook banken en verzekeringsmaatschappijen zinnen op maatregelen, en wensen niet langer in verband te worden gebracht met hennepgerelateerde cliënten, zo klonk het op 2 december in het Eindhovense PSV-stadion. Op de Themadag Aanpak Georganiseerde Hennepteelt ontmoetten vertegenwoordigers van het OM, politie, openbaar bestuur en belastingdienst hun collega’s uit de private sector: de energie-, transport-, verzekerings- en bancaire wereld. De publieke en private partners lieten zien dat de georganiseerde hennepteelt inmiddels wordt ervaren als een gezamenlijk maatschappelijk probleem. Elke partner voelt zich op zijn terrein medever-
antwoordelijk voor de aanpak van deze lucratieve criminele bedrijfstak. Samen met de partners wil het OM komen tot vernieuwende ideeën om de zware georganiseerde criminaliteit achter de hennepteelt op diverse fronten aan te pakken. In publieke en private gezamenlijkheid komen tot innovatieve barrières, was het motto van deze conferentie. ‘In dit speelveld’, sprak de Maastrichtse professor in de criminologie Hans Nelen, ‘moet je met vele partners de strijd met de criminele henneporganisaties aanbinden. Kennen, kunnen en willen zijn daarbij van doorslaggevend belang.’ De ochtend werd benut voor diverse presentaties en discussie. In de middag zochten de deelnemers in kleine groepjes naar vernieuwende manieren om de georganiseerde hennepteelt vanuit alle invalshoeken aan te pakken. De resultaten van deze workshops worden aangeboden aan de Taskforce Aanpak Georganiseerde Hennepteelt en waar mogelijk doorontwikkeld binnen de proeftuin Aanpak Georganiseerde Hennepteelt Zuid 6/5. Tekst: Ronald Leenders
OPPORTUUN · 01 / 2010
5
Team Verkeer stapt in bij LP
Standaardprocessen regio’s in Mavim
Het Bureau Verkeers handhaving Openbaar Ministerie (BVOM) krijgt een nieuwe naam. Vanaf januari 2010 gaat het verder als Team Verkeer van het Landelijk Parket.
Het OM gaat steeds meer structuur aanbrengen in procesmatig werken.
Daarmee komt een eind aan ruim tien jaar BVOM, dat het laatste jaar onder leiding stond van Peter Muijen. Het Team Verkeer van het LP wordt nu geleid door Willebrord Freijsen, hiervoor hoofd Beleid en Strategie bij het arrondissementsparket in Amsterdam. Het Team Verkeer lijkt op het eerste gezicht misschien een vreemde eend in de bijt van LP-teams, waar (inter)nationaal georganiseerde criminaliteit en grote zaken de boventoon voeren. Maar verkeer is net als de andere LP-onderdelen ook een landelijk onderwerp. Bovendien is door de samenvoeging de gezagvoering van de “blauwe diensten” van het KLPD in één hand belegd. De doelen en werkzaamheden van het Team Verkeer veranderen niet. Als landelijk expertisecentrum adviseert het team het College van procureursgeneraal over wet- en regelgeving op verkeersgebied. Ook de ondersteuning van de regionale
verkeershandhavingsteams in alle politieregio’s blijft een kerntaak. Het Team Verkeer streeft een zo groot mogelijke naleving van de verkeersregels na, met als doel minder verkeersslachtoffers, minder milieubelasting en een betere doorstroming op de weg. De functie van verkeersvraagbaak voor andere OM-onderdelen gaat uiteraard door. De helpdesk Verkeer en Vervoer is bereikbaar via e-mailadres
[email protected]. Het Team Verkeer in Soesterberg loopt voorop in het doorvoeren van de landelijke OM-huisstijl. Het gebouw, het drukwerk en alle (digitale) uitingen zijn in een nieuw jasje gestoken. Voorlopig blijft het team gehuisvest in Soesterberg. Naar alle waarschijnlijkheid volgt in 2011 een verhuizing naar een meer centraal gelegen locatie die goed bereikbaar is per openbaar vervoer.
De huidige beschreven lokale processen krijgen steeds meer een landelijk karakter. Daarnaast gaan de processen, door de komst van GPS en de regionalisering, ook in detail steeds meer op elkaar lijken. Het gebruik van het softwarepakket Mavim wordt verbeterd. Mavim is binnen het OM de standaard voor het vastleggen en publiceren van onder andere de procesbeschrijvingen, formulieren, AO/IC-vragen, doorlooptijden en werkinstructies. De Mavim-kenniskring (contactpersonen van verschillende OM-onderdelen) richten de nieuwste Mavim-versie in. Hierin worden de processen eenmalig centraal vastgelegd en er worden standaarden voor procesbeschrijvingen en publicaties op OMtranet ontwikkeld. Deze standaarden worden getest in samenwerking met DVOM/i. DVOM/i wordt ook verantwoordelijk voor het centraal beheer van de landelijke processen. De lokale ontwikkelaar op de OM-onderdelen kan eigen werkinstructies toevoegen aan de landelijke gestandaardiseerde processen (o.a. werkwijze GPS). Aan de landelijke “procesboom” kunnen dus kleinere
“procestakken” worden toegevoegd. Alle medewerkers van het OM kunnen straks via OMtranet de eigen processen bekijken. Daarnaast zijn er zestig licenties afgesloten voor lokale ontwikkelaars (ongeveer twee per OM-onderdeel). Deze ontwikkelaars volgen jaarlijks een Mavim-opleiding en worden zij op de hoogte gehouden van de laatste procesontwikkelingen. In februari en maart 2010 worden de voorbereidingen om met Mavim te werken afgerond. De eerste landelijke database wordt geïnstalleerd en waar nodig wordt de laatste standaardversie van Mavim beschikbaar gesteld. De functioneel beheerders van DVOM/i zorgen ervoor dat de techniek lokaal in orde is. De OM-onderdelen kunnen hiermee een werkplan opstellen voor het aanvul len van de standaarddatabase van landelijke processen met de eigen (bestaande) regionale processen. De Mavim-kenniskring is hierbij aanspreekpunt voor adviezen in de praktijk. Meer informatie en contactpersonen Mavim- Kenniskring wop OMtranet: Organisatie> Procesarchitectuurbureau >Mavim
6
Alles Afwegende
De zaak-Goldfinger Rieke Samsons jacht op de goudmiljoenen
Als ze als zaaksofficier eind jaren tachtig met haar Fiod-team aan een draadje begint te trekken, worden de contouren van een megafraude zichtbaar. Dan begint de jacht op goudsmokkelaar Jan L., de “denker” die een kippenboer als katvanger gebruikte in een btw-carrousel. Scheidend PG Rieke Samson-Geerlings over een van haar mooiste zaken.
‘Fraudeur Jan L. was gewiekst hoor. Ik kan me de zittingsdag nog goed herinneren. Zit die bedenker van de btw-carrousel ineens met een groot verband om zijn oor. Bij elke vraag die hem door de rechter wordt gesteld, zegt hij: “Wat zegt u?”. Hij liet zich al weinig ontvallen, en met deze truc wint hij nog meer tijd om na te denken over zijn antwoord. In de raadszaal laat een rechercheur expres een paar muntjes vallen.’ Rieke Samson-Geerlings schiet in de lach als ze eraan terugdenkt. ‘Dát gerinkel hoorde hij wel direct.’ Op 16 december nam procureur-generaal Rieke Samson –misschien wel definitiefafscheid van het OM. Gebruik makend van de levensloopregeling, vertrekt ze naar Frankrijk, waar ze met haar echtgenoot al vaker korte periodes vertoeft. In haar werkkamer blikt ze terug op een zaak die ze als fraudeofficier draaide. Een btw-carrousel met gesmokkelde goudbaren. Het was eind jaren 80, de tijd dat de Berlijnse Muur viel, het OM nog geen Compas-systeem had, en requisitoiren ook bij megazaken alleen in steekwoorden op kladjes werden uitgeschreven. Een tijd ook waarin het strafvonnis nog niet digitaal op rechtspraak.nl werd gezet. ‘Uit het hoofd dan maar!’, had de PG van te voren opgewekt gezegd. En als tijdens het interview de herinnering even is vervaagd, pakt Samson de gsm. ‘Even Gerard Bakker bellen, destijds Fiod-rechercheur in de zaak.’ Het gezag is er nog: tien minuten later belt Bakker terug, de gegevens paraat.
‘Ja, mevrouw Samson, de Goldfinger-zaak, hè…. Het was CIE-informatie waarmee de zaak aan het rollen kwam… Jan L. is inmiddels overleden, wist u dat?’ Even later legt Samson de telefoon neer. Met bij haar zélf een schittering in de ogen, zegt ze: ‘Dit was zo’n zaak waarvan bij terugblikkende rechercheurs de ogen weer gaan schitteren.’ Zoals “denker” Jan L. het heeft uitgedacht, zo gebeurt het ook. Eind jaren tachtig rijden zijn handlangers heen en weer tussen Luxemburg en Amsterdam. Bij een reguliere bank in Luxemburg kopen ze goud, laden de baren in de kofferbak en rijden naar Nederland. Ze smokkelen de staven over de grens, waardoor ze geen btw hoeven af te dragen aan de Nederlandse douane. Voor het goud dat ze in Luxemburg hebben ingeslagen, hebben ze ook geen btw hoeven afdragen: Luxemburg kent dan een nulprocents btw tarief op goud. In Nederland is dat echter zes procent. Dus als de criminelen het goud bij een Amsterdamse bank verkopen, brengen ze wél btw in rekening – en de btw gaat als illegale winst in eigen zak. Samson: ‘Goud was natuurlijk een handige koopwaar: de baartjes zijn veel waard en makkelijk vervoerbaar. Fiod-rechercheurs brachten in kaart dat de winst zo’n 50 miljoen gulden bedroeg, waarvoor dus zo’n 800 miljoen verhandeld moest worden.’ ‘Met deze belastingontduiking plukten deze fraudeurs de hele samenleving. Dat schokte mij toen. Alle mensen die netjes
volgens de regels handelen, worden gedupeerd door dit soort lieden. Dat is ontwrichtend voor de maatschappij.’ Bij Fiod-team Goldfinger komt de naam Jan L. op zich vrij snel in beeld. Bij de Criminele inlichtingeneenheid van de recherche zijn signalen binnengekomen over geweld en intimidatie binnen de goudhandel in Zuid-Nederland. En binnen de destijds bestaande NMB-bank vinden registrerende medewerkers het opmerkelijk dat er zoveel dezelfde goudbaren (die genummerd zijn) circuleren. Bovendien zijn er zijn tal van BV’tjes bij betrokken, terwijl het een markt van grote spelers is. Men kaart het aan bij leidinggevenden, maar er gebeurt niets. Ontevreden medewerkers melden zich bij de CIE. ‘Dat was het moment dat je begint met het trekken aan een draadje’, zegt Rieke Samson, pratend in rechercheurstaal. ‘Op het parket Rotterdam was er gelukkig capaciteit: ik was er vrijgesteld als fraudeofficier en officier Lida de Jonge “liep” de zaak mee. De Belastingdienst –waar de FIOD is ondergebracht – had ook belang bij de zaak: er waren aanwijzingen dat het een onderzoek betrof waarin er veel viel na te vorderen.’ In het onderzoek valt de naam Jan L. steeds vaker . Maar in de justitiële documentatie levert zijn naam geen treffers van antecedenten op. ‘Toen we daarnaar zochten konden we niets vinden. Maar de > rechercheurs dachten toch te weten dat
OPPORTUUN · 01 / 2010
‘We dachten: de rechter móét die kippenboer zien’
7
Foto: Peter van der Struijs
Alles afwegende
8
‘De Fiod-rechercheurs twijfelden: die vrouwen aanhouden? En hun kinderen dan?’ >
Jan eerder veroordeeld was. Toen hebben ze van alles geprobeerd en uiteindelijk bleek dat Jan L. goed op de hoogte was van de zwakke punten die het systeem destijds kende. Hij had een ander geboortejaar opgegeven. Tegenwoordig kennen we het integer persoonsbeeld, maar destijds werden gegevens genoteerd in boeken en kaartsystemen. Er ging geen alarmbelletje af als namen, woonplaatsen of geboortedata verkeerd werden ingevoerd.’ Het onderzoeksteam zet de telefoontap in. De contacten van Jan L. worden gemakkelijk blootgelegd. In die tijd communiceren verdachten niet via meerdere mobieltjes. En L. spreekt wel wat versluierd, maar niet genoeg. Samson: ‘We merkten dat Jan nog woonde bij de vrouw van wie hij op papier gescheiden was. Op die manier kon het stel ook de bijstandkering van de vrouw incasseren. Hij verzon van alles om aan geld te komen. Als hij al zijn creatief talent had aangewend voor legale zaken, dan zou hij wellicht ook succesvol zijn geworden, maar ja, dat duurde hem natuurlijk te lang. Enfin, omdat Jan L, als grote regelaar, veel op stap was, kregen bellers vaak zijn vriendin aan de lijn. De vrouw bleek volop mee te doen met de goudfraude. Ze gaf de bellers instructies als: “Nee, je moet nu naar een parkeerplaats in Vianen komen.” Ook de vrouw van een tweede hoofddader werd getapt.’ De modus operandi van Jan L. wordt Samson en haar Fiod-team steeds duidelijker. L. is de grote regelaar op de achtergrond. Niet degene die met goudbaren over de wegen tuft. Tussen Luxemburg en Amsterdam wordt de smokkelwaar meerdere keren van kofferbak naar kofferbak overgedragen. Ook op papier creëert L. een doolhofspoor. De scheidend PG: ‘Tussen goudkoper in Luxemburg en goudverkoper in Amsterdam waren tal van BV’tjes geplaatst. Baartjesvervoerders én BV-directeuren: niemand behalve Jan had zicht op het hele proces. Als één van de uit-
voerders gepakt zou worden en zou doorslaan tegen de recherche, zou alleen een fractie van het hele fraudetraject boven water komen.’ Maar het Goldfingerteam gaat door: financieel rechercheren, tappen en observeren van verdachten. Een kippenboer uit Barneveld komt in beeld als katvanger. Hij is directeur van een van de BV’s die meedraaien in de btw-carrousel. En is degene die uiteindelijk als laatste van de opkopende bank de in rekening gebrachte btw ontvangt. ‘Ook deze kippenboer –waarvan we toen nog niet wisten dat ie kippenboer was- kwam op de tap. Hij nam opdrachten van Jan L in ontvangst en uit de gesprekken bleek dat het geen hoogontwikkeld man was. Het was geen harde crimineel, maar een katvanger. Net als andere mensen uit de organisatie van L. was hij een eenvoudig man, met een gezin en een klein bedrijfje dat het hoofd boven water moest zien te houden. Voor een paar hondertjes deed hij mee, zonder volledig te beseffen wat hij deed. “Ik dacht dat het wel goed zat”, vertelde hij de recherche over zijn transacties met de hoofdverdachte.’ Samson acht de tijd dan nog niet rijp om tot aanhouding van de hoofdverdachte over te gaan. ‘We waren ervan overtuigd dat het geen zin had om Jan L. met alle aanwijzingen en bewijs te confronteren. Hij zou ons met zijn verklaringen toch niet wijzer maken, en we moesten vaststellen dat hij er op papier voor had gezorgd dat hij er vrij schoon uitzag. Dus werd het tijd voor D-day, de dag waarop de zaak moest “klappen”.’ Tal van rechercheurs gaan op pad. Huiszoekingen op tien plekken tegelijk. Speuren naar geld, papieren en administraties van betrokken BV’s. ‘Één Fiod-rechercheur had een laptop bij zich – dat wás toen wat, hoor. Er werd gefouilleerd, gearresteerd. Tijdens de actie zat ik in het “commandocentrum” op parket Rotterdam, waar ik steeds gebeld werd.
Zo belde een rechercheur dat er tijdens de zoeking iemand kwam aangereden. Ik kon melden dat die automobilist ook aangehouden kon worden, want die kwam van een woning vandaan die ook doelwit van de zoeking was. In de auto van een verdachte vonden we twee ton, verstopt tussen de achterbank. Een ander liep rond met twee rolletjes duizendjes in zijn broek zak. Op zo’n moment is een officier net zo gelukkig als een rechercheur: yes, we zitten op goed spoor!’ Terwijl de financiële kluwen verder wordt ontward, neemt de zaaksofficier een besluit waarvan Fiod-rechercheurs wat schrikken. De vriendin en echtgenote van de twee hoofdverdachten moeten worden aangehouden. Op verdenking van medeplegen en van deelname aan een criminele organisatie (dat laatste is dan net strafbaar gesteld). ‘De heren van de Fiod moesten wat weerstand overwinnen. Zij twijfelden: “Aanhouden en vasthouden? Dit zijn vrouwen met kinderen; wat moet daar mee gebeuren?” Maar Lida de Jonge en ik vonden dat het kon. We waren niet van plan de vrouwen lang vast te houden, en tapgesprekken hadden uitgewezen dat de betreffende kinderen altijd wel bij hun oma’s terecht konden.’ Vier dagen worden de “fraudevrouwen” verhoord, tijdens twee keer twee dagen inverzekeringstelling. Samson: ‘Ze hebben ons keurig verteld wat ze wisten. En ze wisten heel veel, want de vrouwen vormden de “centrale telefoonpost”. Het was een doorbraak. We hadden al de administratie, en tegenover die papieren werkelijkheid konden we nu de feitelijke werkelijkheid plaatsen. Opnieuw bleek hoe sluw Jan L het had geregeld. Op papíer klopte het wel: de manier waarop de kippenboer de geïncasseerde btw uiteindelijk afdroeg aan Jan L.’ ‘Inmiddels wisten we wel dat die katvanger kippenboer was. Op enig moment heb-
OPPORTUUN · 01 / 2010
9
Foto: Peter van der Struijs
ben we gedacht: de rechter-commissaris en de rechter moeten die man met eigen ogen zien. Want Jan L. kan wel bewéren dat deze BV-directeur een zakenrelatie van hem is. Maar wie L. (slim, netjes in het pak) en de kippenboer (niet de slimste, dagelijks gekleed in overall en rubber laarzen) samen zag, wist het direct: dit is geen normale relatie tussen zakenpartners. Ik denk dat dat zijn effect voor de rechter niet miste.’ Dan komt de zitting. Welke straf nu te eisen? Welke stafmaat is, alles afwegende, op zijn plaats voor hoofdverdachte Jan L.? ‘Dat was volstrekt nattevingerwerk’, glimlacht Samson als ze er aan terug denkt. Dan afgewogener: ‘Bedenk dat we destijds – het BOS/Polarissysteem was er nog niet – nauwelijks richtlijnen voor de strafvordering hadden. Op het parket hadden we in die tijd als houvast bedacht dat we één jaar gevangenisstraf voor één miljoen wederrechtelijk verkregen guldens wel een
mooie norm vonden. Maar dan zouden we in dit geval vijftig jaar hebben moeten eisen… Ik heb vijf jaar celstraf voor Jan L gevorderd.’ ‘L. kreeg van de rechter vier jaar onvoorwaardelijk. De rechtbank motiveerde dat de verdachte langdurig en geraffineerd gefraudeerd had. Dat het om veel geld ging, waardoor de samenleving substantieel benadeeld was.’ Voor de kippenboer tonen officier en rechtbank zich genadiger. ‘Hij kreeg een paar maanden voorwaardelijk.’ De zaak is zo groot dat Rieke Samson tot eind 1991, ze is dan inmiddels AG in Arnhem, nog steeds verdachten uit de Goldfinger zaak voor de rechter zal brengen. Voor wie de scheidend PG zo hoort en ziet praten, dringt de vraag zich op. Was het destijds, als zaaksofficier, allemaal niet veel leuker dan de laatste jaren waarin de PG landelijke beleidsportefeuilles mocht trekken?
‘Officier ís het mooiste vak dat er is. Dáár haal je als PG je motivatie uit: om voor hen wat te kunnen betekenen.’ ‘Die btw-carrouselzaak herinner ik me niet alleen maar zo goed, omdat het spannend was om Jan L een slag voor te zijn, omdat het Fiod-onderzoek en de samenwerking met Lida de Jonge als een trein liep. Maar óók omdat fraude en bijvoorbeeld milieuzaken de maatschappij zo schaden. Dit is geen gemodder in de marge, dit is echte criminaliteit. Tegen wie dat niet ziet zeg ik: gooi je er nou eens tegenaan. Verdiep je erin. Als je dat doet en op goed spoor raakt, dan wórd je ook enthousiast.’ Tekst: Pieter Vermaas
10
Wettig & overtuigend
‘STOP! Begin niet lukraak’ Verzamel bewijs bewust Bewijs maakt het verschil tussen een vermoeden en een zaak. Tussen wel of niet vervolgen. En tussen vrijspraak of straf. ‘Hoe verleidelijk ook, verzamel bewijs niet in het wilde weg.’
Is er een groot verschil tussen wetenschappelijk bewijs en bewijs in strafzaken? Rechtspsycholoog en hoogleraar Peter van Koppen, verbonden aan de Universiteit van Maastricht en de VU in Amsterdam, vindt van niet. Of het nu gaat om een strafzaak of om een wetenschappelijk onderzoek, het gaat om hetzelfde: scenario’s vergelijken. In wetenschappelijk onderzoek wordt een hypothese getoetst aan verzamelde data. Situaties worden met elkaar vergeleken en de wetenschapper komt tot een stelling in zijn onderzoek. In strafzaken worden ook scenario’s vergeleken en komt de rechter tot een uitspraak. ‘Het scenario dat de verdachte het heeft gedaan, is alleen te bewijzen als het wordt vergeleken met het scenario: de verdachte heeft het niet gedaan’, legt van Koppen uit. Tijdens de praktijkdag “Feitenonderzoek en bewijs in strafzaken” van studiecentrum Kerckeboschtijdens spreekt hij tegen wetenschappers, politiemensen, advocaten en officieren.
Hoewel er tegenwoordig wel meer aandacht aan lijkt te worden besteed, worden rechtenstudenten minder dan hun collega’s op andere faculteiten ingewijd in wetenschapschappelijk onderzoek. ‘De hele universiteit houdt zich bezig met wetenschapsleer, behalve de rechtenfaculteit’, stelt Van Koppen, wellicht ietwat gechargeerd, om zijn punt te benadrukken. Idealiter zou bewijs in strafzaken volgens hem hetzelfde moeten worden opgebouwd als de empirische cyclus waarvan in de wetenschap gebruik van wordt gemaakt. ‘De bewijsbeslissing in strafzaken is een wetenschappelijke beslissing, en anders zou die dat snel moeten worden’, stelt de hoogleraar. Nadat bij een wetenschappelijk model de onderzoeksvraag is geformuleerd, wordt data verzameld, geordend en daar waar nodig aangevuld met aanvullende data. Vervolgens wordt er op basis van de verzamelde gegevens een hypothese geformuleerd en deze wordt
getoetst. Na deze toetsing volgt het resultaat. Een strafzaak kan op basis van hetzelfde model worden opgebouwd. Er is een vermoeden, de onderzoeksvraag. Op basis daarvan moet bewijs worden verzameld, geordend en waar nog lacunes zitten, wordt het aangevuld. De hypothese zou met een beetje fantasie de tenlastelegging met de strafeis worden, de toetsing de rechtzaak en het uiteindelijke resultaat het vonnis.
‘Wees je bewust van het kwaad van niet-blind onderzoeken’ Hoogleraar Ton Broeders
OPPORTUUN · 01 / 2010
11
Illustratie: Linda van Bruggen
Hectiek en paniek Een logische opbouw van een strafdossier, zo lijkt het. Maar gaat het in de praktijk ook altijd zo netjes volgens een vooraf bepaald en gestructureerd stappenplan? Nee helaas, zo stelt officier van justitie Monique Klinkenbijl van het Functioneel Parket ‘s-Hertogenbosch in haar lezing “Do’s en don’ts bij de leiding van het onderzoek”. Klinkenbijl bepleit een werkwijze waarbij vanaf het eerste moment gericht wordt gezocht naar bewijs dat bij één bepaald strafbaar feit hoort. Hiervoor is noodzakelijk dat in een zo vroeg mogelijk stadium direct al het strafbare feit wordt geformuleerd, waarvoor bewijs verzameld moet worden. ‘We werken op basis van welk strafbaar feit we gaan onderzoeken. Dat is de boodschap die ik mee wil geven: maak zo vroeg mogelijk de keuze in de strafbare feiten die je wilt onderzoeken.’ De officier schetst een beeld van hoe het niet moet: een onderzoek waarin politie en justitie door elkaar heen druk doende
zijn met het welhaast lukraak verzamelen van welk bewijs dan ook. ‘De hectiek, de paniek, bij een grootschalig onderzoek. Iedereen die door elkaar heen loopt. Ik zeg: niet doen. Stop! Begin niet in het wilde weg, hoe verleidelijk dit soms ook is.’ Voor alle elementen uit de tenlastelegging moet op een verstandige wijze bewijs zijn verzameld. Niet meer en niet minder. Klinkenbijl krijgt bijval van een toehoorder uit de zaal, een advocaat: ‘Dat doe ik precies zo bij een pleidooi, dan loop ik puntsgewijs de tenlastelegging na.’
Kogel en wapen Door stapsgewijs het bewijs op te bouwen op basis van de elementen uit de tenlastelegging, is het volgens Klinkenbijl ook beter duidelijk wanneer er welke deskundige moet worden ingeschakeld. Wordt in het wilde weg bewijs verzameld en wordt achteraf alles geordend omtrent een strafbaar feit, dan is het risico dat pas (te) laat in het traject duidelijk wordt dat
er toch behoefte is aan een deskundige. ‘Bedenk op tijd welke deskundigen in het onderzoek een bijdrage kunnen leveren en bedenk welke deskundigen moeten worden ingeschakeld’, is het advies van Klinkenbijl. ‘Formuleer heel precies wat je wilt weten en schrijf de vraagstelling op.’ Maar dat er ook bij deskundigen nog wel het één en ander verbeterd kan worden, vertelt hoogleraar Ton Broeders, verbonden aan de Universiteiten van Leiden en Maastricht en medeoprichter van The Maastricht Forensic Institute (TMFI). Broeders werkte als onderzoeker bij het NFI en is fervent pleitbezorger van de methode van “blind onderzoeken” als het gaat om bewijs in strafzaken. ‘Het blijft mij verbazen en teleurstellen dat blind onderzoek nog niet serieus genomen wordt’, is de conclusie van Broeders. Blind onderzoeken houdt in dat een deskundige zonder of met zo min mogelijk > voorkennis zijn onderzoeksopdracht
Wettig & overtuigend
12
‘De bewijsbeslissing is een wetenschappelijke beslissing, en anders moet die dat snel worden’ Rechtspsycholoog Peter van Koppen
>
uitvoert. Dus niet: ‘past deze kogel uit het lichaam van het slachtoffer bij dit moordwapen’ en dan alleen dat ene wapen onderzoeken, maar ‘past deze kogel bij dit wapen’ en ook andere wapens ter onderzoek geven, om maar een simpel voorbeeld te noemen. Denk ook aan de ervaren effecten van placebo’s in medisch en psychologisch onderzoek. Door de deskundige zo min mogelijk voorinformatie te geven, wordt voorkomen dat de onderzoeksresultaten – al dan niet bewust – worden gekleurd. ‘Last hebben van confirmation bias’, noemt Broeders dat. Kennis van achtergrondinformatie over een zaak kan een bepaalde verwachting bij de onderzoeker opwekken en deze verwachting kan de waarnemingen van een onderzoek, hoe objectief hij ook te werk probeert te gaan, nu eenmaal beïnvloeden. Volgens Broeders heeft blind onderzoeken twee grote voordelen: ‘De
onderzoeker wordt niet geleid door informatie die niet ter zake doet, en hierover is dan ook geen discussie. Ten tweede is het een vorm van kalibratie: het stelt mogelijke afwijkingen vast. Als een onderzoeker bijvoorbeeld geen vat heeft op het onderzoek, komt dit ook in het rapport te staan.’ Wat is tegen confirmation bias te doen? Broeders heeft daar een duidelijk antwoord op: ‘We moeten een begin maken met blind onderzoeken waar dat kan en we moeten ons meer bewust zijn van het kwaad van niet blind onderzoeken.’
Plausibel Hoewel in het forensisch onderzoek en het proces van het verzamelen en ter rechter brengen van bewijs nog wat te verbeteren lijkt, is er één onderdeel waarover alle partijen het eens zijn. De rechter moet overtuigd zijn van het bewijs. Deze overtuiging maakt het verschil tussen veroordeling
OM-congres “Snelrecht” Snelrecht heeft de wind in de zeilen. Politici eisen dat raddraaiers en veelplegers zo snel mogelijk voor de rechter komen. Het Openbaar Ministerie en de Rechtspraak experimenteren met snelrecht- en supersnelrechtprocedures. Maar er zijn nog vele onbeantwoorde vragen. Wat houdt snelrecht precies in? Wat is de juridische grondslag van de toepassing van (super)snelrecht? Welk doel streeft men eigenlijk na met snelrecht? Tijdens het OM Congres “Snelrecht: hoe sneller, hoe beter?” op 5 februari 2010 in de Van Nelle Fabriek in Rotterdam wordt naar de antwoorden gezocht. Met bijdragen van strafrechtjurist Paul Mevis en criminoloog Gerben Bruinsma. Harm Brouwer opent het congres. Geïnteresseerden en professionals op het terrein van het strafrecht uit de journalistiek, de politie, de advocatuur, de wetenschap en justitie kunnen zich tot 11 januari 2010 inschrijven via www.om.nl/omcongres2010.
en vrijspraak. En daar ligt dan ook meteen de moeilijkheid van het strafproces, uitgezonderd die zaken die klip en klaar gepresenteerd kunnen worden omdat een ander scenario dan ‘de verdachte heeft het gedaan’, simpelweg niet mogelijk is. In al die andere zaken moet aan de rechter een zo plausibel mogelijk scenario worden geboden, terugredenerend vanaf de uitkomst van het delict, tot aan de oorzaak. En dan komt het scenariodenken weer terug. Voor een veroordeling moet de rechter, in de volgorde van de materiële vragen, er op basis van het aangedragen bewijs van overtuigd zijn dat het scenario dat de verdachte het heeft gedaan, plausibeler is dan het alternatieve scenario: dat de verdachte het niet heeft gedaan. Tekst: Olga Hoekstra
gps
OPPORTUUN · 01 / 2010
13
GPS in 2010: méér en maatwerk Aan de slag met GPS in de eerste lijn, dat was het motto van 2009. 2010 staat in het teken van de uitbreiding van de zaken en zaakstromen in GPS, inclusief de maatwerkzaken.
Begin 2009 waren de GPS productiecijfers nog bescheiden. Maar door forse inspanningen van de OM-onderdelen en het landelijke project GPS groeide het aantal zaken dat in GPS werd beoordeeld (en dus geregistreerd) gestaag. Vanaf september werd een forse stijging ingezet, en begin december stond de GPS-teller voor 2009 op een totaal van 81.996 zaken, tegenover 331.155 in Compas. Daarbij speelt natuurlijk mee dat in Compas zowel standaardals maatwerkzaken worden ingevoerd, en in GPS alleen standaardzaken. De regelmaat in de onderstaande groeicurve werd op twee momenten verstoord: in het voorjaar, door technische problemen, en in de zomermaanden, door de vakantieperiode. Inmiddels heeft het eerste OM-onderdeel de mijlpaal “100% standaardzaken in GPS” voor overtredingen bereikt: de CVOM. Dat is een trofee waard, en die ontvingen de CVOM-ers dan ook op 10 december 2009 uit handen van opdrachtgever Henk van Brummen. Nu is de vraag wie beslag weet te leggen op de tweede en derde plaats.
Zaken en zaakstromen erbij in 2010
Na de zomer van 2010 zal GPS naar verwachting zo ver ontwikkeld zijn dat het OM en de Rechtspraak het systeem kunnen gebruiken voor zaken waarin sprake is van onderzoek, preventieve hechtenis en/of de Meervoudige Kamer. Maar het is zonde en onnodig om tot die tijd de uitbreiding van zaken in GPS op te schorten. Het OM kent namelijk
nog verschillende zaakstromen die formeel in de categorie maatwerkzaken vallen, maar die nu al met GPS afgehandeld zouden kunnen worden. Er bestaan plannen om deze “standaardmatige maatwerkzaken” al vanaf het voorjaar met GPS te gaan verwerken: zaken waarbij onderzoek, preventieve hechtenis en de Meervoudige Kamer geen rol spelen. Jeugdzaken lijken bijvoorbeeld een logische kandidaat voor dit invoeringsscenario. Het GPS project in Utrecht onderzoekt voor welke extra zaakstromen GPS nu al klaar is.
Spreiding geeft lucht
Met deze aanpak kan het gebruik van GPS dus ook vóór de zomer van 2010 al verder groeien. Uit berekeningen
blijkt dat het OM het merendeel van alle zaken met GPS kan verwerken zonder een beroep te hoeven doen op de gebruiksmogelijkheden voor Onderzoek, Preventieven en MK. Spreiding van de verdere invoering van GPS over het jaar verlicht ook de inspanning voor de parketten. De medewerkers die GPS-opleidingen nodig hebben voor “standaardmatige maatwerkzaken” kunnen bijvoorbeeld al in het voorjaar van 2010 hun training krijgen. Een gedetailleerde planning van de aanpak in 2010 is nu in de maak. De oorspronkelijke ambitie blijft echter nog steeds overeind: eind 2010 alle zaken verwerken met GPS.
Verwerking zaken GPS v.s. COMPAS (percentage) 100 %
Som van Aantal parketnrs
90 % 80% Percentage zaken kanton + PR
Gestage groei in 2009
70%
68%
60% 50%
93%
91%
87%
89%
86%
81%
81%
62%
57%
79% Herkomst COMPAS GPS
40% 30% 20%
32%
10% 0%
7%
9%
13%
200901
200902
200903
11%
14%
200904
200905
19%
19%
200906
200907
38%
43%
21%
200908
200909
200910
200911
Instroom per maand
Figuur: Het percentage beoordeelde zaken in COMPAS en in GPS in 2009, per maand. Nota bene: de Compas-cijfers betreffen zowel standaard- als maatwerkzaken; de GPS-cijfers hebben alleen betrekking op standaardzaken! De cijfers over december waren bij het ter perse gaan van deze Opportuun nog niet beschikbaar.
14
Huiselijk geweld
Geweldpleger buiten de deur Casusoverleg in Rotterdam over tijdelijk huisverbod In de tien dagen die het huisverbod duurt, wordt het allemaal geregeld. Hulpverlening voor slachtoffer, dader en eventuele kinderen. Huisbezoeken. Rapportages van de casemanagers. De start van de eventuele strafrechtelijke procedure. En eventuele betrokkenheid van Jeugdzorg. Medewerkers van de Rotterdamse politie, GGD en OM vertellen over hun gemeenschappelijke aanpak van huiselijk geweld.
Meer dan driehonderdvijftig tijdelijke huisverboden zijn er sinds begin 2009 opgelegd in politieregio RotterdamRijnmond. Ruim honderd keer werden die overtreden, en dan is het OM aan zet. Over één voordeel ervan zijn alle ketenpartners het eens: bij elk van die huisverboden is het beeld nu veel completer. Sara Etty, (GGD, ketenregisseur tijdelijk huisverbod), ziet zeker in de huisbezoeken een sterke meerwaarde. ‘Het is heel anders om in de woning te zitten, de stapels met rekeningen en de wanhoop te zien, dan wanneer je hier bij de GGD op een schoon kamertje in het rapport bladert. Zo was ik laatst bij een gezin. Er was in dat huis ook een kind, maar dat hele huis stond vol met dure dingen – in elke kamer een flatscreen, maar er was nergens speelgoed. Niks. Helemaal steriel. Als je binnenkomt vraag je je direct af, wat is hier aan de hand? Dat weet je niet als je niet in het huis komt.’ Marijke Kaptein, officier van justitie in Rotterdam met de portefeuille huiselijk geweld, heeft diezelfde ervaring. Zij denkt bovendien dat de veelheid aan hulpverleners, afspraken en informatie voorkomt dat het slachtoffer de situatie kan bagatelliseren. ‘De ervaring leert dat straffen alleen niet werkt. Boetes worden gewoon betaald uit de huishoudportemonnee’, vertelt Kaptein uit ervaring. ‘Nu wordt het
moment van crisis aangegrepen om het traject van hulpverlening te starten, zowel voor dader als voor slachtoffer. Het precieze effect kun je na bijna een jaar amper nog vaststellen. Maar politie, GGD, reclassering, jeugdzorg, Jan en alleman komt over de vloer bij het gezin. Daardoor valt het probleem haast niet meer te ontkennen. En dat is wat je wilt – onderkenning van het probleem.’ ‘Het is een fantastisch instrument, waardoor de hulpverlening en justitieketen beter op elkaar worden aangesloten’, vindt Sjoerd Top, portefeuillehouder huiselijk geweld voor de politieregio RotterdamRijnmond. ‘Soms gedwongen. De verplichting van het snel inzetten van hulpverlening is een van de sterke kanten van het huisverbod. Het dwingt de hulpverlening om snel op gang te komen.’
Veel verlengingen Tien dagen is niet veel. Vooral als je bedenkt dat daar vaak ook nog twee weekenden in zitten. In ongeveer zestig procent wordt een verlenging van achttien aanvullende dagen opgelegd door de burgemeester, op advies van de casemanager en de juridisch beleidsadviseur. Verlengen gebeurt als de situatie (nog) niet veilig genoeg is om terug te keren. En dat is vaak niet het geval.
Officier Marijke Kaptein kijkt kritisch naar de categorie plegers die het huisverbod krijgen opgelegd. ‘Een voorvraag bij de wet op het tijdelijk huisverbod is wat je moet doen bij de heel schrijnende gevallen. Is daar het huisverbod nu wel het middel voor?’ Politiefunctionaris Sjoerd Top geeft aan dat wat hem betreft aan het huisverbod nog een mogelijkheid ontbreekt om op korte termijn bij de rechter een permanente vorm van contactverbod af te dwingen. ‘Nu kun je het huisverbod maximaal één keer verlengen met achttien dagen. Na 28 dagen staat de pleger dus gewoon weer op de stoep. Wij zouden graag zien dat het slachtoffer de mogelijkheid had om binnen de termijn van het huisverbod een rechterlijke toetsing op een permanent contactverbod te organiseren.’ Gevraagd naar een voorbeeld beschrijven de vertegenwoordigers van OM, politie en GGD stuk voor stuk dezelfde casus. De man in kwestie kreeg in januari zijn eerste huisverbod opgelegd, dat met achttien dagen werd verlengd. Daarna keerde hij terug naar zijn vrouw en twee minderjarige kinderen. In september ging het opnieuw mis, en kreeg hij een tweede huisverbod opgelegd. Op de dag waarop de verlenging van dat tweede huisverbod af zou lopen, heeft hij zich via zijn minderjarige dochter toegang tot woning verschaft en zijn vrouw
OPPORTUUN · 01 / 2010
15
Foto: Blauweluchten fotografie
vreselijk bedreigd met een mes. Daarvoor kreeg hij voor de derde maal een huisverbod opgelegd. ‘Zijn vrouw besluit steeds opnieuw hem te verlaten, tenzij hij hulp zoekt. Dat doet hij wel, maar helpt het niet’, vertelt Sara Etty (GGD). ‘Er zit weliswaar geen limiet op huisverboden, maar als iemand voor de derde keer een huisverbod opgelegd krijgt, dan moet je toch een keer met elkaar om tafel gaan en je afvragen: gaan we voor de honderd, of gaan we het anders aanpakken?’
Voorgeleiden, tenzij De afspraak toen het huisverbod op 1 januari van start ging was dat bij overtre-
ding van het huisverbod, het OM zou voorgeleiden bij de rechter-commissaris om de inbewaringstelling van de verdachte te vragen. Tenzij er gegronde redenen zijn om dit niet te doen. “Voorgeleiden, tenzij…”. Maar juist in die “tenzij” zit een belangrijk discussiepunt. Openbaar aanklager Kaptein geeft aan hoe dit punt voor interne én externe afstemmingsproblemen heeft gezorgd. ‘Alle zesenzestig officieren kunnen tijdens hun piketdienst gebeld worden met een geval waarin een tijdelijk huisverbod is overtreden. Hoe zorg je dat het kennisniveau goed is en aan de gemaakte afspraken naar buiten toe wordt gehouden?’ Ook de beoordeling door de >
‘Het huisverbod dwingt de hulpverlening om snel op gang te komen’ Sjoerd Top, politie RotterdamRijnmond
Huiselijk geweld
16
‘Straffen alleen werkt niet: boetes worden betaald uit de huishoudportemonnee’ Marijke Kaptein, officier van justitie
>
rechter-commissaris speelt een rol. Welke tendens is er zichtbaar in diens oordeel over de voorgeleide overtreders? Een huisverbod betekent dat je geen contact op mag nemen. Dat bestaat enerzijds uit een aanwezigheidsverbod, anderzijds uit een contactverbod. Wanneer iemand met een huisverbod ineens weer in huis staat, is het duidelijk. Als diegene dan ook nog begint te slaan, helemaal. Maar wat doe je als iemand alleen een sms’je stuurt? Of vanaf straat naar de kinderen zwaait? Afspraak is afspraak, vindt GGD’er ketenregisseur Sara Etty. Juist omdat het slachtoffer niet sterk staat, moet je tegen álle overtredingen optreden. ‘Er wordt in praktijk echter onderscheid gemaakt tussen zaken waarbij mevrouw zelf contact had gezocht, of met meneer in gesprek was gegaan als hij belde. Anderzijds wordt er onderscheid gemaakt tussen fysiek de woning binnengaan of contact via een telefoontje, sms, msn, skype... Dat onderscheid mag er niet zijn. Een telefoontje kan
net zo bedreigend zijn als die man aan de deur hebben.’ Een uitgangspunt dat voor het OM moeilijk in de praktijk te brengen is. Kaptein: ‘Een rechter-commissaris zal niet snel akkoord gaan met in bewaringstelling om een verzonden sms bericht.’ Samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de ketenpartners is essentieel in de overbrugging van dit punt. Zo blijkt uit het voorbeeld dat zowel Etty als Kaptein aanhalen. ‘In één casus kreeg ik een overtreding van een huisverbod voorgelegd. Deze man was tegen de regels de woning binnengekomen. Maar dat was omdat de vrouw de man smeekte om weer terug te komen. Ik besloot op dat moment om hem niet voor te geleiden. Want hoe groot is in zo’n geval de opzet?’, vertelt officier Kaptein. ‘Wat ik toen niet wist, is dat die vrouw een ernstige verstandelijke beperking had. Toen het daarna helaas voor de tweede keer mis ging, heb ik hem uiteraard niet meer naar huis gestuurd. Die extra informatie wil je hebben, en op het juiste
Burgemeester legt huisverbod op Het huisverbod is een veiligheidsmaatregel, waarmee een huiselijkgeweldpleger voor tien dagen de toegang tot zijn of haar woning en contact met gezin wordt ontzegd. De burgemeester, die officieel ook degene is die het huisverbod uitreikt, kan besluiten het huisverbod te verlengen tot maximaal vier weken. In Rotterdam waren tot 1 november 357 huisverboden opgelegd. Daarvan werden er 217 verlengd. In ongeveer dertig procent van de gevallen werd het huisverbod en / of contactverbod overtreden. Wanneer een uit huis geplaatste het huisverbod overtreedt, kan een taakstraf of maximaal twee jaar gevangenisstraf worden opgelegd. In ieder arrondissement is de uitvoering van het huisverbod, dat zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke elementen kent, op een eigen manier georganiseerd. De wet op het tijdelijk huisverbod werd ingevoerd op 1 januari 2009. Voorafgaand aan de invoer van die wet is in 2007 in de arrondissementen Amsterdam, Groningen en Venlo een pilot tijdelijk huisverbod uitgevoerd.
moment.’ Etty (GGD) geeft aan dat dit geval haar erg heeft gefrustreerd. ‘Wij hadden alle informatie over deze casus klaarliggen. Maar die informatie is nooit op de juiste plek terechtgekomen.’
Casusoverleg Hoe netjes je de samenwerking ook op papier zet, het kost tijd voordat die praktisch vorm krijgt. Dat moet gemakkelijker worden, nu in het Rotterdamse Veiligheidshuis sinds half oktober een wekelijks casusoverleg plaatsvindt tussen OM, politie, GGD, Centrum voor Dienstverlening (CVD, een maatschappelijke opvang- en welzijnsorganisatie in Rotterdam), Bureau Jeugdzorg, ArosA (een opvangorganisatie bij huiselijk geweld) en de Reclassering. Door zo’n overleg kan bijvoorbeeld in een vroeg stadium worden nagedacht over eventuele recidive. Samen kun je de scenario’s doornemen om de kans op slagen zo groot mogelijk maken. De wens om een casusoverleg huiselijk geweld bestond al langer, laat de Rotterdamse ketenofficier Cora de Jong weten. Maar met drieduizend of vierduizend huiselijkgeweldzaken per jaar is dat bijna niet te overzien. Met het huisverbod gaat het waarschijnlijk om rond de vierhonderd zaken – een aantal dat beter te behappen is. Het casusoverleg is begonnen als wekelijks contactmoment, maar de partners willen toe naar een frequentie van twee keer per week. ‘Ook omdat je met
OPPORTUUN · 01 / 2010
je termijnen zit’, geeft De Jong aan ‘Als je iemand hebt aangehouden, moet je hem binnen drie dagen voorgeleiden. Je kunt dan niet een week wachten om het met je ketenpartners te bespreken.’ Etty: ‘Om echt samen te werken moet je op elkaars deskundigheid en professionaliteit gaan vertrouwen. Dat vertrouwen moet groeien.’ Dat is lastig, geeft ook Kaptein aan. ‘De hoge mate van samenwerking plaatst je als officier in een andere rol. Je moet, veel meer dan in een eigen onderzoek, vertrouwen op de mening van andere professionals.’ De eerste ervaringen met het casusoverleg zijn buitengewoon positief. Informatie die eerder niet in het dossier te vinden was wordt gedeeld, het handelen wordt op elkaar afgestemd en zo ontstaat samenhang. De ketenpartners hebben er alle vertrouwen in dat het casusoverleg dit proces in een stroomversnelling zal brengen. ‘Het heeft wat voeten in aarde gehad voor we met elkaar om tafel konden, maar nu is het zover. Ik droom hier echt al maanden van’, lacht Etty. ‘Nu we met elkaar kunnen praten over waar we tegenaan lopen, weet ik zeker dat de rest vanzelf wel komt.’ Het eerdergenoemde geval van de man, die keer op keer zijn huisverbod overtrad, werd tijdens het eerste casusoverleg uitgebreid besproken. Tijdens de zitting op 5 november, waarbij verschillende ketenpartners aanwezig waren, bleek dat de samenwerking nu al resultaat heeft opgeleverd: de rechter legde de man vijf maanden voorwaardelijke gevangenisstraf op, plus verplichte opname in een verslavingskliniek, agressieregulatietherapie en een zes maanden durend contactverbod met zijn echtgenote, waarbij contact met zijn twee kinderen alleen mag in overleg met de reclassering en Bouman GGZ. Tekst: Babeth Knol
17
OMgeslagen ‘Veel mensen denken dat valse bekentenissen altijd door schreeuwende en meppende politiemensen worden afgedwongen. Weliswaar niet helemaal methode-Guantanamo Bay, maar iets dat wel in die richting gaat. Dat hoeft niet. Ten eerste staan de meeste verdachten al behoorlijk onder druk. Daaraan hoeft in de verhoorkamer niets te worden toegevoegd. Ten tweede zijn de meeste verhoren niet onvriendelijk, ook niet die tot valse bekentenissen leiden. Ten derde lijkt de veronderstelling dat alleen de zwakke broeders vals bekennen onjuist. Als de politie genoeg tijd zou hebben, zou men van veel mensen een valse bekentenis kunnen krijgen. Gelukkig heeft de politie het daarvoor te druk.’ Rechtspsycholoog Peter van Koppen Koud bloed, nr. 7
‘Maar uiteindelijk loont misdaad wel, want aan het ontnemen werd weinig aandacht geschonken. Wil je met beperkte middelen een optimaal effect bereiken, dan moet je je daar juist op richten. Veel mensen interesseert het minder of een drugslijn is opgerold, maar ze vinden het prachtig als een crimineel zijn vermogen kwijtraakt en zijn dure auto’s worden weggesleept.’ Ko Schilder, chef van de dienst Rechercheondersteuning politie Kennemerland over de pilot Financieel Rechercheren Blauw, 5 december 2009
‘Jongeren denken bijvoorbeeld zo nu en dan dat een overval cool is en ze er gemakkelijk afkomen met een taakstrafje. We moeten dus naar de jongeren communiceren dat een overval een serieus delict is waar forse gevangenisstraffen op staan. Dat gebeurt nu te weinig.’ Korpschef Frans Heeres van Midden- en West-Brabant is lid van de landelijke taskforce Overvallen. De taskforce moet eraan bijdragen dat de overvalcriminaliteit eind 2010 met minimaal twintig procent is afgenomen. Blauw, 5 december 2009
‘De toestroom van fout vuurwerk uit Oost-Europa groeide al een paar jaar, maar is dit jaar nog prominenter dan anders.’ Woordvoerder van VROM Algemeen Dagblad, 4 december 2009
‘Levenslang opsluiten is niet echt een optie, met zo’n leven zonder uitzicht. Je kan niet zeggen: “we sluiten pedoseksuelen op, gooien de sleutel weg en dan is de samenleving veilig”. Een samenleving zonder kwaad is een illusie.’ Rooms-katholiek theoloog Erik Borgman Trouw, 9 december
18
Bijzondere voorwaarden
Omslag bij reclassering “Risico voor maatschappij” nu het uitgangspunt Zorg voor de dader, dat was het doel van reclasseringswerk. Wás. Want met “Redesign Toezicht” werkt de reclassering nu aan een veiligere samenleving.
‘Als ik gebruik, ben ik de duivel.’ Saïd schijnt zelf heel goed te weten waar het mis ging. Onder invloed belandde hij op het centraal station. Met een mes in zijn handen. Iedereen moest dood... Aangehouden, veroordeeld en inmiddels met een pakket bijzondere voorwaarden weer op vrije voeten. Saïd woont tijdelijk bij zijn moeder en laat staan wat slecht voor hem is. Hij wil graag gaan samenwonen met zijn nieuwe liefde, een ideale plek is al gevonden. Weg uit de grote stad, in een dorpje. Daar verhuurt een oudere dame een deel van haar woning. Perfect, zo stelt Saïd. Hij ziet het helemaal zitten. Het lijkt een ideaal scenario: Saïd die een lang en gelukkig leven tegemoet gaat. Met zijn geliefde, in zijn nieuwe huisje in het dorp. Maar wat als hij een terugval krijgt? Na een ruzie, of door stress. Of gewoon, omdat Saïd niet zonder kan? ‘Als ik gebruik, ben ik de duivel...’ Die met een mes in zijn hand door het huis zwerft, de huisbazin tegenkomt, en haar te lijf gaat. Gewoon omdat het een keertje (weer) mis ging. In Utrecht breekt de testunit Redesign Toezicht zicht het hoofd over de casusSaïd. Wat te doen met diens woonwens? En moet de particuliere verhuurster geïnformeerd worden over die duistere kant van Saïd? De reclasseringsmedewerkers wegen de risico’s.
Risicoanalyse In deze testunit wordt al anderhalf jaar het werken met een nieuwe manier van toezicht getoetst. Vanaf 2010 verandert namelijk de manier waarop de drie reclasseringsorganisaties toezicht houden op het naleven van bijzondere voorwaarden. De nieuwe werkwijze houdt in dat op basis van een risicoanalyse per indivi-
dueel geval, de mate van toezicht (controle en begeleiding) wordt ingedeeld in één van drie vastgestelde niveaus. Het niveau wordt bepaald met behulp van het diagnostisch instrument Recidive InschattingsSchalen (RISc), waarbij drie vragen worden beantwoord. Eén: wat is de kans op recidive, schade en letsel. Twee: welke criminogene factoren spelen een rol. En drie: hebben interventies bij deze verdachte zin? Niveau één betreft gevallen waarin weinig risico verwacht wordt en waarbij ook minder intensief toezicht nodig is. Bij niveau drie is het risico dusdanig hoog, dat veel en intensief toezicht noodzakelijk is. Plegers van levensdelicten of verdachten van ernstige zedenzaken zijn veelal ingedeeld in niveau drie. (zie tekstkader “Toezicht per niveau”). Na indeling in het risiconiveau, volgt toezicht op naleving van de bijzondere voorwaarden. Zonder bijzondere voorwaarden geen toezicht, lijkt de optelsom. Essentieel is dus dat het Openbaar Ministerie in de strafeis bijzondere voorwaarden formuleert en dat de rechter deze ook daadwerkelijk oplegt.
Kans op letsel De gedachte achter de nieuwe werkwijze is dat intensievere controle en begeleiding wordt aangewend, daar waar dit het meest nodig is. Situaties waarin een reclasseringswerker relatief veel tijd besteedt aan een onder toezicht gestelde met weinig risico en waardoor er minder tijd overblijft voor een onder toezicht gestelde met hoog risico, worden voorkomen. Voor reclasseringswerkers vergt het een omslag in denken, stelt testunit-manager Jos ter Voert. ‘Wij zijn gewend te denken in doelgroepen, maar bij Redesign Toezicht denken we in risiconiveau.’ Dit bevordert een
eenduidige manier van reclasseringstoezicht, zo is het idee. Er wordt niet meer van geval tot geval gekeken wat het beste is en hoeveel toezicht nodig is. Per risicocategorie staat vast hoeveel uur toezicht kan worden gegeven. ‘Je bevordert zo dat de inzet van de middelen naar de juiste mensen gaat’, vult reclasseringsmedewerker Ewout Altena aan. Ook hij neemt deel aan de Utrechtse testunit. ‘Eerder was het zo dat er nog wel eens veel aandacht uitging naar zaken met maar een heel kleine risico, omdat er bijvoorbeeld problemen waren met huisvesting.’ Dit kon ten koste gaan van het toezicht in zaken waar het risico op bijvoorbeeld recidive of de kans op schade of letsel groter was. Volgens reclasseringsmedewerker Floor Couprie leidt de nieuwe werkwijze tot meer standaardisatie. ‘Voor de betrokken partijen is het hele proces zo veel duidelijker en transparanter. Het hele reclasseringsmodel heeft een ontwikkeling doorgemaakt en de inzet is wat mij betreft professioneler.’
Plicht Waarom vond de reclassering het nodig om zijn werkwijze om te gooien? Was de huidige manier van toezichthouden niet goed? Sjef van Gennip, algemeen directeur Reclassering Nederland, nuanceert direct. Verandering betekent niet automatisch dat een eerdere situatie slecht was. Van Gennip stelt dat de aanpassingen zijn ingegeven door een verschuiving in denken van zijn organisatie. Was de reclassering eerder met name gericht op het “verzorgen” van de dader, tegenwoordig ligt de verantwoording op het mede creëren van een veiligere samenleving. ‘Vroeger stond de dader veel meer centraal, het overkwam hem als het ware. De reclassering had een
OPPORTUUN · 01 / 2010
toezichthoudende rol. Nu ligt de focus meer op het voorkomen van recidive en op het vervullen van een maatschappelijke plicht, namelijk een essentiële bijdrage leveren aan een veiligere samenleving.’ Die bijdrage wordt volgens de algemeen directeur onder meer geleverd door het nieuwe reclasseringstoezicht. Een en ander hangt tevens samen met het doel van het kabinet, om volgend jaar te komen tot 25 procent minder criminaliteit, inclusief een recidivedaling van 10 procent, ten opzichte van 2002. Van Gennip vindt dit een “hoge ambitie”. ‘Maar hoge ambities moet je ook hebben op het vlak van veiligheid. Ik ben ervan overtuigd dat de nieuwe
19
aanpak zal leiden tot een vermindering van recidive. De reclassering levert zo direct een bijdrage aan de ambitie van het kabinet.’
OM moet mee Noodzakelijk daarbij is een strakke samenwerking tussen reclassering en Openbaar Ministerie. De betrokken officier moet bij terugmelding van een zaak, bijvoorbeeld wegens overtreding of niet-naleving van de bijzondere voorwaarden, deze snel oppakken. Van Gennip pleit voor een sterk likop-stukbeleid. ‘Hou jij je als onder toezicht gestelde niet aan de voorwaarden en blijkt dit tijdens het toezicht? Dan wordt de zaak
teruggekoppeld naar de officier en geeft de reclassering advies hoe nu verder met het toezicht. De officier onderneemt dan direct actie. Anders is het het failliet van de nieuwe toezichtvariant. Gebeurt dit niet, dan zijn we onze geloofwaardigheid kwijt’, voorspelt Van Gennip. De directeur benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor het toezicht niet ligt bij de reclassering alleen. Unitmanager Ter Voert hangt dezelfde zienswijze aan. ‘De reclassering en het OM hebben ieder een eigen domein, waarin zij verantwoordelijkheid moeten nemen. Het kan niet zo zijn dat het OM alles maar goed vindt wat de reclassering voorstelt, om maar te voorkomen dat de zaak wordt >
Bijzondere voorwaarden
20
Illustratie: Erwin Suvaal
>
teruggestuurd. Dat is verantwoordelijkheid nemen. Het is absoluut noodzakelijk dat het OM mee gaat in de nieuwe werkwijze. Anders gaat het drie of vier keer goed en daarna gebeurt er verder niets meer.’ Hoe het contact tussen reclassering en OM loopt, verschilt in het land. Een nauwere samenwerking draagt bij aan het succes van het toezicht, stelt Van Gennip. ‘Als die er nog niet overal is, moet dat veranderen.’
Maatwerk Officier Maarten Vuylsteke is vanuit het parket Utrecht als vaste OM-vertegen woordiger betrokken bij de pilot Redesign Toezicht. Hij kent de verhalen van zaken die worden teruggekoppeld vanuit de reclassering en die onderop de stapel “af te handelen” belanden. Volgens Vuylsteke zijn er thans nog genoeg voorbeelden waarbij de reclassering gedwongen is op eigen houtje het toezicht uit te oefenen. ‘Bij terugmelding hoop je als reclasseringsmedewerker dat het rapport niet kwijtraakt, dat het binnen de administratie van het parket niet zoek raakt; en als het dan uiteindelijk bij de officier komt, dan hoop
je op een snelle reactie.’ In de pilot is bewust gekozen voor een vast aanspreekpunt bij het parket. Vuylsteke bepleit dit ook, als de nieuwe werkwijze volgend jaar in heel het land wordt uitgerold. De executieofficier of parketsecretaris zou in zijn opinie belast moeten worden met het reclasseringscontact. ‘Leg het bij maatwerk neer, dit is ook mijn advies aan de projectgroep.’ Het College van procureurs-generaal zou hiervoor wat hem betreft een formatieclaim moeten indienen. De betrokken officier of secretaris zou scherper kunnen aansturen op zaken: hoe staat het met zaak X, is er al een zitting voor zaak Y gepland? Het risico dat terugmeldingen tijdelijk “verdwijnen” wordt hiermee geminimaliseerd. En ook het risico dat het tijdens zo’n “zwart gat” misgaat met een onder toezicht gestelde wordt idealiter hierdoor ook minder. Vuylsteke: ‘Als je het proces beter op orde hebt, als dit proces beter op elkaar aansluit, dan is het risico dat er gaten vallen ook geminimaliseerd. De zaak moet vrij vlot weer op zitting komen.’
Saïd Terug naar Saïd. Aan de lange tafel in de projectruimte in Utrecht is een discussie losgebarsten. Wat te doen met de woonwens van Saïd? Voor Floor Couprie is het duidelijk. ‘Moeten wij niet bij deze verhuurster op bezoek gaan? Stel, hij krijgt een terugval en gaat met een schaar achter mevrouw aan? Als we zijn achtergrond aan deze mevrouw vertellen, kan hij die woning wel vergeten.’ Het is het dilemma van de reclasseringsmedewerker dat niet verandert in de nieuwe werkwijze: welke beslissing is de juiste? Collega Ewout Altena vindt het nogal wat... om de verhuurster te bezoeken en het criminele doopceel van Saïd te lichten. De kans dat Saïd weer terugvalt, schat hij anders in. Nu woont hij in de drukke stad, alleen met zijn moeder. In het dorp zal hij wellicht meer rust vinden. Argumenten voor en tegen gaan over de tafel. De discussie blijft om die ene vraag heendraaien: moet de reclasseringswerker in dit geval de verhuurster inlichten over de achtergrond van Saïd. Terwijl het onderwerp al dan niet zelfstandig wonen,
OPPORTUUN · 01 / 2010
niet als bijzondere voorwaarde in het vonnis is opgenomen. Unitmanager Jos ter Voert maakt een einde aan de discussie. Feit is dat Saïd in het hoogste risiconiveau is ingedeeld. Dit is niet voor niets gebeurd. ‘Gelet op het risico zou de verhuurder moeten weten wie zij in huis haalt. Stel dat het mis gaat? Dan krijgen wij het verwijt: wat is die reclassering toch aan het doen? Die stopt een gevaarlijke man in het huis van de verhuurder,
21
zonder dit te vertellen...’ Hij richt zich tot Floor Couprie, die de zaak onder zich heeft. ‘De vraag die je jezelf moet stellen is: vind ik dit verantwoord? Zo niet, dan moet je tegen Saïd zeggen: “Nee broeder, dit gaan we niet doen.” Als ik deze particuliere verhuurder was, zou ik het de reclassering buitengewoon kwalijk nemen als zij mij niet informeerden, terwijl ze het wisten. We hebben het hier niet over een simpel diefstalletje.’
Toezicht per niveau In het nieuwe reclasseringstoezicht worden zaken ingedeeld in drie risiconiveaus. Per niveau verschilt de intensiteit van het toezicht. Intensief toezicht vindt plaats in zaken die op basis van een risico-inschatting zijn ingedeeld in niveau drie. Toezicht van zaken met een classificatie ‘niveau 1’ kennen een lagere intensiteit, Of een zaak wordt ingedeeld in niveau 1, 2 of 3, hangt af van een aantal elementen en de hoogte waarop het risico wordt ingeschat. Deze inschatting gebeurt volgens het diagnose-instrument RISc (Recidive InschattingsSchalen), waarmee de reclassering al langer werkt. Niveau één hangt samen met motiveren en adviseren, niveau twee met ondersteunen en gedragsverandering en niveau drie met ‘regisseren’.
Niveau 1 Geen drugs- of alcoholverbod. Geen locatiegebod of –verbod. Geen inzet van elektronische middelen. Geen noodzaak tot contact in thuissituatie. Toezicht: Elke drie weken een meldplicht (contact).
Niveau 2 Minimaal elke twee weken meldplicht (contact). In het begin minstens elke twee maanden huisbezoek. Indien als bijzondere voorwaarde opgelegd, maandelijks onaangekondigde alcohol- en/of drugscontrole. Formele en informele netwerken rondom onder toezicht gestelde worden ingeschakeld. Eventueel elektronische controle (RFid of GPS).
Niveau 3 Wekelijkse meldplicht en wekelijks contact. Iedere maand huisbezoeken. Indien als bijzondere voorwaarde opgelegd, wekelijkse alcohol- en/of drugscontrole. Formele en informele netwerken worden ingeschakeld. Eventueel elektronische controle (RFid of GPS). Elke drie maanden evaluatie en rapportage aan het OM. (bron: “Advies en Toezicht”, Reclassering Nederland en “Planevaluatie Reclasseringstoezicht” van Impact R&D)
De uiteindelijke conclusie? De verhuizing van Saïd gaat vooralsnog niet door. Het risico is simpelweg te hoog. Om privacyredenen is de naam Saïd gefingeerd en is informatie die herleidbaar zou kunnen zijn, aangepast. Tekst: Olga Hoekstra
22
Afsluiting HOMV
‘Het concern staat’ OM kan effectievere en efficiënte organisatie nu “uitnutten”
Megaoperatie “Het OM Verandert” kampte hier en daar met tegenslag. PG Henk van Brummen en “houtskoolschetser” Eric Jan van der Steege behielden hun geloof in één OM dat wint aan efficiency en kwaliteit. En zeggen nu optimistisch: ‘De uitdaging is geworden: uitnutten, uitnutten en nog eens uitnutten.’
Of ze wel eens over Het OM Verandert getwijfeld hebben? Weleens hebben geroepen: waarom zijn we toch in vredesnaam… ‘Geen moment!’, reageren procureur-generaal Henk van Brummen en OM-organisatieadviseur Eric Jan van der Steege direct. ‘Natuurlijk hebben we ook met tegenvallers te kampen gehad. Bij de CVOM, de DVOM, GPS, de regionalisering. Er zijn incidenten geweest die blootlegden dat we nog niet zo ver waren als we dachten.’ Maar twijfel is er nooit geweest, zegt Van der Steege, die destijds een van de scribenten was van de Houtskoolschets (zomer 2003) over het nieuwe OM. ‘Er zijn heel wat verzuchtingen over het proces geweest - maar nóóit over het concept. Daarin hebben we altijd ons geloof behouden, en daaruit hebben we onze vasthoudendheid geput.’ Die HOMV-plannen ontstonden na een periode van een aantal jaar waarin parketten dé centrale OM-eenheden waren gebleven, die vooral met “horizontale samenwerking” hadden geprobeerd hun kwetsbare schaalgrootte op te vangen om beter te kunnen inspelen op de omgeving. Die horizontale samenwerking was niet onsuccesvol. De conclusie binnen het College van PG’s was daarom dat de samenwerking nog veel intenser en breder moest om geen kansen te missen.
Bijna dodelijk Tegenslagen brachten hem nooit van de wijs. Maar met de wijsheid van achteraf
wil Henk van Brummen wel aangeven wat anders had gekund. ‘Een geleerde les is toch dat je altijd gefaseerd moet werken. Het is de kunst om grip te krijgen op grote “veranderingsbrokken” door ze op te knippen. Tegelijkertijd is dat faseren lastig omdat je weet dat tal van ontwikkelingen en organisatieveranderingen samenhangen. We zijn vooral met tegenslagen geconfronteerd doordat ontwikkelingen gingen samenlopen. Alles was veel gemakkelijker geweest als ondersteunende programma’s zoals Phoenix, dat managementinformatie genereert, en het bedrijfsprocessensysteem GPS eerder waren gerealiseerd. Zo was er een relatie tussen beginnen met GPS en de overdracht van zaken naar de CVOM, dat als een van de eerste OM-onderdelen zijn standaardzaken in GPS zou verwerken. Dat de CVOM de eerste tijd nog met het oude Compassysteem moest werken, is bijna dodelijk voor de CVOM geweest.’
Uitnutten Nu constateren Van Brummen en Van der Steege dat het goed is gekomen. HOMV kan, als programma, worden afgesloten. Niet omdat het OM niet meer zal veranderen, zegt de PG: ‘De beweging is nooit voorbij. HOMV was het vliegwiel, die beweging houden we erin. Maar we komen nu in een nieuwe fase, waarin je voor verandering kunt overstappen naar reguliere lijnsturing, die door de regiovorming tussen diensthoofden en college ook beter sluit. Immers, het concern stáát nu, nadat we eerst de parketten op gelijke wijze heb-
ben opgebouwd, landelijke onderdelen hebben gecreëerd en OM-regio’s hebben gevormd. Die regio-indeling wordt nagevolgd in de buitenwereld: politie en rechtspraak schalen op langs dezelfde lijnen en vanuit dezelfde behoeften. Met de Landelijke Ressortelijke Organisatie hebben we nu ook één “regio” voor alle vijf ressortsparketten.’ ‘De scheiding tussen de verwerking van standaardzaken en maatwerkzaken is binnen die structuur doorgevoerd. Elk OM-onderdeel kent bovendien een afdeling Beleid & Strategie. Ook de ondersteunende systemen kunnen we in die structuur implementeren. De intensiveringsprogramma’s en het Versterkingsprogramma kunnen erin. En deze week nog is de HRM-visie vastgesteld. Lange tijd was het voor medewerkers abstract: kwetsbaarheid verminderen, kwaliteit verbeteren, de goede schaal zoeken. Dat is concreet geworden. Nu het concern staat, komt er een andere fase: die van verbeteren. Iedere leidinggevende weet wat er nu moet gebeuren. Uitnutten, uitnutten en nog eens uitnutten.’ Een andere structuur is geen garantie voor beter werk. De éénconcerngedachte zal ook gevóéld moeten worden. Van der Steege meent dat dat is gebeurd, dat de HOMV-ideeën inmiddels omarmd zijn. ‘De aanvankelijke terughoudendheid is verdwenen. Een echt omslagpunt is niet te geven, maar vooral in het laatste jaar hebben we het enthousiasme zien ontstaan, getuige ook de Opportuun-interviews
OPPORTUUN · 01 / 2010
23
Foto: Gerhard van Roon
van de laatste tijd. Op alle niveaus pakken mensen dóór met de regionalisering en de formalisering daarvan. Dat lézen we niet alleen in Opportuun, dat zien we ook terug in alle producten en plannen waarin OM’ers die ambities omzetten. Er wordt niet meer vanuit het eigen parket, maar OM-breed gedacht.’
Betere cultuur Van Brummen: ‘OM-breed denken zie je niet alleen aan de komst van sharedserviceorganisaties als de CVOM en de
DVOM, de héle culturele focus is gewijzigd. Tijdens de laatste OM-conferentie hebben we met zijn allen – college, hoofdofficieren, hoofdadvocaten-generaal en de plaatsvervangers – volwassen kunnen praten over de consequenties die de bezuinigingen voor het OM hebben. Nog nooit heb ik een OM-conferenties meegemaakt waarin ik zo vaak het woord “samen” heb horen vallen. We handelen er naar. We lossen elkaars capaciteitsproblemen op. Den Bosch doet nu zittingen voor Rotterdam, dat problemen met de zittingscapaciteit >
‘De DVOM geeft het concern een verborgen winst’
Afsluiting HOMV
24
‘Het oude Compas-systeem is bijna dodelijk voor de CVOM geweest’
>
heeft. Alle parketten helpen ressortsparket Amsterdam om daar de megazaken te kunnen wegwerken.’ Van der Steege: ‘De samenwerking tussen deze eerste en tweede lijn is enorm verbeterd, zowel wat betreft communicatie als samenwerking. Men informeert elkaar en helpt om de zaken te laten slagen. ‘Belangrijk binnen HOMV is de samenwerking met Medezeggenschap Raad OM geweest. Hun visie op cultuur en leiderschap delen we. De MROM heeft zich kritisch opgesteld, maar altijd vanuit het belang van de organisatie en haar medewerkers; nooit hebben we echt tegenover elkaar gestaan.’
Meer kwaliteit De kwaliteit verbetert, zegt Van Brummen. Hij wijst er op dat bij de groei van het OM is het aantal officieren relatief het meest is gestegen. Binnen die groep zijn er meer senior-officieren gekomen en is specialisatie en expertiseopbouw gegroeid. ‘Zo zijn er nu bijvoorbeeld TGO-officieren voor grootschalige opsporingsonderzoeken. FO-officieren voor betere kwaliteit van forensische opsporing en vervolging. Cybercrime- , kwaliteits-, en rechercheofficieren. Op die manier hebben stevige maatwerkafdeling kunnen ontstaan. Maar veronderstel niet dat je de vruchten van kwaliteitsverbetering direct plukt. Als je gisteren cybercrime-officier bent geworden, betekent dat niet dat je daarin vandaag al helemaal geschikt bent. Het vraag tijd om dat “in te leren”. Maar dat behoort nu tot de mogelijkheden. In de recente visie op HRM wordt dat mooi uitgewerkt.’ ‘En de regionalisering geeft daarvoor de basis’, zegt Van der Steege. ‘De dynamiek van de specialismen is nu in de regio geconcentreerd. Parketten zijn nu min-
der kwetsbaar en je kunt breder ervaring opdoen op een terrein. De aandacht voor het primair proces, ons echte werk, is in handen gegeven van één PG, voor mij een bewijs van focus op wat er toe doet in het OM: streven naar zo goed mogelijk werk leveren.’
Meer efficiency De concernvorming biedt ook de mogelijkheid tot efficiënter werken, zegt Van Brummen. ‘Zo zijn alle Mulderzaken naar de CVOM gegaan, die centrale verwerking scheelt heel veel. Een groot stuk efficiëntie zal pas ontstaan als GPS, met alle digitale mogelijkheden ervan, echt ten volle worden uitgenut. Ook de DVOM is nu goedkoper dan de optelsom van alle kosten die gemaakt werden toen al deze taken nog afzonderlijk, op elk parket, werden uitgevoerd. Die DVOM-winst valt niet zo op, maar bekijk het eens zó: in de afgelopen vijf jaar is het personeelsbestand van het OM met twintig procent gegroeid, terwijl het aantal mensen dat in de ondersteuning werkzaam is, gelijk is gebleven. Het is ook een verborgen winst.’ ‘De afgelopen jaren is er eerst gebouwd aan standaardisatie en uniformering’, zegt Eric Jan van der Steege. ‘Allemaal hetzelfde doen en op dezelfde wijze. Pas als de afzonderlijke onderdelen “compatibel” zijn, kun je goed opschalen en samenwerken. Dat gaat zich nu uitbetalen. Door de regionalisering worden de regio’s een personele unie. De budgetten worden sinds 2009 ook per regio verdeeld. Dat is de eerste keer wennen, het moet inslijten. Maar in zijn algemeenheid verloopt dat goed. De bedrijfsvoering heeft een impuls gekregen door de komst van de directeur bedrijfsvoering, die als medebestuurder in de
regio is gepositioneerd. Het is nog vroeg, maar daarover horen we positieve geluiden. De lijn wordt doorgetrokken naar een PG met als portefeuille bedrijfsvoering.’ Van der Steege pakt de besluitenlijst van de Collegevergadering van 28 september 2004 er eens bij. ‘Tijdens die collegevergadering nam het college 65 samenhangende HOMV-besluiten. Zoals het besluit over de komst van landelijke vestigingsplaatsen. Of het besluit dat de invoer van GPS leidend is voor HOMV. Het besluit tot oprichting een centrale verwerkingseenheid (toen CVE geheten, nu CVOM). De aanwijzing van de regio’s en regioparketten. Aanwijzing van FP-vestigingen. De komst van een shared service organisatie (later DVOM). Het apart organiseren van PIOFAH-taken. De concentratie van specialismen in de tweede lijn. Het is állemaal gebeurd. De medewerkers in het land hebben er allemaal aan bijgedragen.’ ‘Er is door hen ook wel eens gezucht’, zegt Henk van Brummen. ‘Maar ik moet zeggen: OM’ers gáán er vervolgens wel voor.’
Tekst Pieter Vermaas
GRomBERGEN
OPPORTUUN · 01 / 2010
Feest Voor veel Nederlanders gaat er – zuinig als we zijn – maar één ding boven feest vieren: gratis feest vieren. Een mooie illustratie daarvan las ik onlangs in een kranteninterview met zangeres Wende Snijders. Op de vraag wat ze op een avond uitgaan ongeveer uitgaf luidde het antwoord: “als ik het handig aanpak: niks.” Om daar overigens aan toe te voegen dat ze graag vrienden mee uit eten nam. Of ik van haar muziek houd weet ik nog niet, maar Wende lijkt me wel een leuke vrouw. Gratis feest vieren: het kan op vele manieren, zo blijkt maar weer. Legaal, maar ook illegaal. Voor de Utrechtse rechtbank stond onlangs een stel terecht dat de bloemetjes buiten zette van achterover gedrukte geldbedragen. Onder het motto “als je iets doet moet je het ook goed doen” waren ze maar gelijk gegaan voor de hoofdprijs: in totaal werd meer dan 100.000 euro buit gemaakt. De man werkte in dienst van een bewakingsbedrijf dat de beveiliging van het gebouw van de opsporingsdienst van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor zijn rekening nam. Een vertrouwelijke functie dus, want de man opende deuren die voor anderen gesloten bleven. En wel heel letterlijk. In de kluis van de opsporingsdienst werden, in enveloppen, in beslag genomen geldbedragen bewaard. Van de kluisdeur wist de beveiliger de sleutel te bemachtigen. Waaruit hij vervolgens, uit de enveloppen, geld haalde. En toen kon het feestvieren beginnen. De man en zijn vrouw bezochten casino’s en boekten van het gestolen geld hotelovernachtingen. Maar ook een vakantie naar Aruba en een auto konden er nog vanaf. Tot uiteraard het onvermijdelijke gebeurde: het stel liep tegen de lamp. Nadat ze waren aangehouden legden beiden een bekennende verklaring af: de man over het wegnemen van het geld, de vrouw gaf de opzetheling toe. Beide verdachten kozen ervoor om op de dag van de inhoudelijke behandeling van de zaak niet aanwezig te zijn, maar zich te laten vertegenwoordigen door een gemach-
tigd raadsman. Die een aantal juridische verweren voerde die uiteindelijke allemaal werden verworpen. Op zijn beurt koos de raadsman ervoor zich te beperken tot die juridische verweren en niet in te gaan op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daar zat de rechtbank mee, met name bij de beantwoording van de vraag naar de strafmaat: “nu de raadsman van verdachte geen nadere uiteenzetting heeft gegeven omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte, en verdachte er voor heeft gekozen om niet te verschijnen ter zitting van 2 november 2009 en daardoor geen nadere informatie heeft gegeven over zijn huidige persoonlijke omstandigheden, ziet de rechtbank in het opleggen van een verplicht reclasseringscontact geen meerwaarde”. De geëiste gevangenisstraf van 12 maanden werd desondanks niet opgelegd: de rechtbank vond een werkstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden voor de man voldoende. De vrouw kwam er van af met een werkstraf van 150 uur en drie maanden voorwaardelijk. Maar wat misschien nog het hardste telt: de man moet aan de staat de weggenomen ruim 107.000 euro terugbetalen. Dit feestje eindigde dus met een dikke, rode kater! Tekst: Jan-Willem Grimbergen, officier van justitie, parket Utrecht
25
26
Internationaal
Internationaal
Jurisprudentie De regeling voor vervolgings– en executieoverlevering van Nederlanders is op basis van artikel 6, lid 5 van de Overleveringswet (OLW) ook van toepassing op vreemdelingen, voor zover die vreemdeling zijn verblijfsrecht niet zal verliezen en voor zover die vreemdeling in Nederland kan worden vervolgd voor de feiten die aan het Europees Aanhoudingsbevel ten grondslag liggen. Dit laatste, het zg. rechtsmachtvereiste, kan een Nederlander niet worden tegengeworpen. De achterliggende gedachte bij dit onderscheid is, dat artikel 5 Wetboek van Strafrecht voorziet in de mogelijkheid Nederlanders voor bijna alle strafbare feiten gepleegd in het buitenland te vervolgen. Voor vreemdelingen bestaat een dergelijke rechtsmachtbepaling in de Nederlandse strafwetgeving slechts voor een beperkt aantal strafbare feiten. In een recente uitspraak is aan de orde gekomen of dit onderscheid op basis van nationaliteit discriminerend, en dus in strijd met artikel 12 EG-verdrag en artikel 1 van het 12e protocol bij het EVRM, is. Rechtbank Amsterdam, 3 juli 2009, LJN BJ 1773 Polen vraagt de overlevering ter vervolging van een vreemdeling, die zijn verblijfstatus als
gevolg van het vonnis, niet zou verliezen. De opgeëiste persoon wordt verdacht van opzetheling. De raadsman acht de overlevering van de opgeëiste persoon aan Polen alleen toelaatbaar indien door de Poolse autoriteiten een dubbele terugkeergarantie ex artikel 6, lid 1 OLW wordt verstrekt, omdat het vereiste van rechtsmacht naar zijn mening strijdig is met de eerder genoemde regels van hogere orde (te weten artikel 12 EG-Verdrag en artikel 1 van het 12e protocol bij het EVRM). Om te beoordelen of met de eis van rechtsmacht een ongeoorloofd onderscheid op basis van nationaliteit wordt gemaakt, heeft de Rechtbank allereerst bekeken met welk doel de wetgever de eis van rechtsmacht heeft gesteld. De ratio van de eis van Nederlandse rechtsmacht, zoals eerder overwogen in een uitspraak van 23 januari 2007 (LJN: AZ7032), volgt uit de parlementaire behandeling van het EUV ten aanzien van de verklaring en het voorbehoud bij artikel 6, eerste lid van het EUV (Kamerstukken II, 1964-1965, 8054, nr. 6, p. 29). Zij beoogt te voorkomen dat personen die zich op het grondgebied van Nederland bevinden zich aan de tenuitvoerlegging van een hen in een andere lidstaat opgelegde vrijheidsstraf onttrekken en daarmee straffeloos blijven.
In het voorkomen van straffeloosheid wordt naar het oordeel van de rechtbank een rechtvaardiging voor voornoemd onderscheid op basis van nationaliteit gevonden. Dit raadsman stelt dit ook, maar alleen als de opgeëiste persoon zonder het rechtsmachtvereiste te stellen ook daadwerkelijk straffeloos blijft. In casu zou hier geen sprake van zijn, nu de opgeëiste persoon op grond van de WOTS en het VOGP na overlevering en veroordeling in Polen naar Nederland volgenskan terugkeren om hier zijn straf te ondergaan. Volgens de rechtbank berust deze stelling op een onjuiste aanname over het systeem van de Overleveringwet en is deze slechts gestoeld op de mogelijkheden die de WOTS biedt. De dubbele terugkeergarantie is een voorwaarde die de Overleveringswet stelt aan de toelaatbaarheid van de overlevering voor bepaalde groepen personen. Indien de garantie door de uitvaardigende justitiële autoriteit niet wordt afgegeven, dient ingevolge het wettelijk systeem weigering van de overlevering te volgen. Indien sprake is van rechtsmacht kan vervolgens de opgeëiste persoon in Nederland worden vervolgd en hoeft hij niet straffeloos te blijven. In deze zaak is dat niet mogelijk, nu Nederland geen rechtsmacht heeft voor de door hem in Polen gepleegde opzetheling. De stelling van de
raadsman miskent dit gegeven. De overlevering wordt (zonder terugkeergarantie) toegestaan. Jenneke Blanken, AIRS Tel. 070 – 370 7138
Ut Recht
OPPORTUUN · 01 / 2010
Vrouwen Vrouwen zijn anders dan mannen. Dat zie je ook in de rechtszaal. Niet alleen zijn vrouwelijke verdachten heel sterk in de minderheid, ze plegen ook niet de zwaarste feiten. Sociale zekerheidsfraude en dronken rijden komt wel voor. Als ze een winkeldiefstal plegen, stelen ze kinderkleren, cosmetica of gewoon eten omdat de uitkering op was maar de maand nog niet om. En als ze geweld plegen dan is dat soms na jarenlange mishandeling door die rotkerel van ze, die nu ook de kinderen dreigt te gaan slaan.
Zoveel zelfinzicht, waren mannen maar vaker zo
Vrouwen zijn immers gericht op de instandhouding van de soort; ze voeden en verplegen, troosten, bewaken en sussen. Zelf was ik verbaasd wat het moederschap ooit met me deed. Kon ik daarvoor de klok ondergeschikt maken aan de gezelligheid en stof laten liggen tot het zich niet verder ophoogde, opeens waren regelmaat en hygiëne belangrijk. En o wee, wie te dicht in de buurt van mijn pasgeboren baby kwam. Dat kloekige krijg je zomaar in de schoot geworpen en welbeschouwd, is het een prachtig mechanisme. Hoeveel doodsmakken of verdrinkingen zijn niet voorkomen door oplettende moeders? En wie anders let op snotneuzen, gymkleren, schoenen die te klein worden of vreemde gedragswisselingen. Vol ongeloof zag ik dan ook dat er een moeder voor de rechter moest verschijnen omdat ze haar dochter bij de haren had gepakt, tegen de grond had gewerkt, langdurig op haar had ingetrapt en uiteindelijk met een honkbalknuppel langdurig en hard op het hoofd had proberen te slaan. Dat doet een moeder toch niet! Hoe kwam dit: een langlopend conflict, gestoorde agressieregulatie, een overmaat aan testosteron of een ander soort persoonlijkheidsstoornis? Op de zitting blijkt het een incident onder invloed van alcohol te zijn geweest. Nooit eerder was er wat voorgevallen. De vrouw, heftig aangeslagen, bekent schuld tegenover de rechter en is gelijk bereid wat voor straf dan ook te aanvaarden. Ze heeft op verschillende manieren hulp gezocht. Bij
Centrum Maliebaan heeft ze een behandeling doorlopen voor het drankprobleem en sindsdien drinkt ze niet meer. Ze heeft hulp van een psycholoog en ze heeft er alles aan gedaan om de relatie met haar dochter te herstellen, wat gelukt is. Verder heeft ze de schorsingsvoorwaarden nauwgezet nageleefd en toont ze volop inzicht in haar situatie. ‘Ik wou dat ik het kon terugdraaien’, is haar hartenkreet. Ze heeft zo haar best gedaan haar fout goed te maken, dat Reclassering verder contact niet nodig acht. En dan gebeurt er iets bijzonders. De officier, die een straf toch op zijn plaats vindt, eist een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf maar geen Reclasseringscontact. De raadsvrouw, in plaats van tegen de eis in te gaan, juicht de taakstraf toe. ‘Dat zou een goede manier zijn om weer eens te wennen aan een gewone dagactiviteit.’ Daarnaast vraagt ze de rechter juist wel reclasseringscontact op te leggen want het is van belang dat de hulpverlening doorloopt. Wat normaal gesproken wordt gezien als een strafverzwaring, ontpopt zich nu als een waardevolle steun in de rug. De rechter legt alles op: de voorwaardelijke gevangenisstraf, de werkstraf en het reclasseringcontact en alle partijen knikken en doen gelijk afstand. Voor de vrouw breekt een nieuwe periode aan. Ik hoop dat ze het redt. Vrouwen zijn echt anders, denk ik. Zagen we dit maar vaker: zoveel zelfinzicht, eigen initiatief om weer op het goede pad te komen en te blijven en bereidheid mee te gaan in het oordeel van de rechter. Waren mannen maar vaker zo. Tekst: Mary Hallebeek, persvoorlichter parket Utrecht
27