RAAD 6 FEBRUARI 2003
Onderwerp: vaststelling nota Handhaving in Alblasserdam
Reg.nr. Raad 2003/002
Aan de raad van de gemeente Alblasserdam Alblasserdam, 17 december 2002
Geachte raad, Belangrijke gebeurtenissen in de samenleving maken de afgelopen jaren duidelijk dat het onderwerp “handhaving” een tamelijk onontgonnen terrein betreft, dat thans echter aan een verhevigde belangstelling bloot staat. In deze gemeente, waar de belangstelling voor dit onderwerp toch al kon rekenen op een toenemende interesse, is dit niet anders. Het voorgaande heeft eraan bijgedragen dat wij, als vervolg op een eerder discussiestuk van een aantal jaren geleden, de nu voorliggende nota handhaving, toegespitst op het terrein van de bouwregelgeving en de ruimtelijke ordening c.a., hebben doen opstellen. De toezicht/handhavingspraktijk in Alblasserdam verschilt per taakveld maar behoeft grosso modo nadrukkelijk verbetering. Op een aantal beleidsterreinen is al een forse inhaalslag gemaakt, bij enkele andere taakvelden is sprake van een situatie die verbetering behoeft. Op het gebied van de bouwregelgeving en de ruimtelijke ordening, iets waar “iedereen” mee te maken heeft, is er als het ware sprake van een braakliggend terrein. Wij menen dat het tijd is een andere koers te gaan varen. De wenselijke acties zijn niet alleen repressief (achteraf) van aard, maar ook en met name preventief (gericht op voorkoming van illegale handelingen). Gepleit wordt voor een optimalisering van de voorlichting en het scheppen van heldere beoordelingskaders. In de nota wordt daarnaast benadrukt dat handhaven een juiste politieke omgeving vereist. Aanbevelingen worden gedaan op het punt van instrumentarium/organisatie, zoals het regelmatig maken van luchtfoto’s, het verbeteren van de informatiestromen rond handhaving op de diverse taakvelden door goede applicaties, het creëren van overlegstructuren, het instellen van een coördinator handhaving als eerste stap, het op orde brengen van de formatie, aandacht voor opleidings- en functie-eisen etc. Tenslotte wordt aanbevolen om op basis van de nota en de aangeleverde bouwstenen een handhavingsprogramma op te stellen en dit regelmatig te evalueren. Ingevolge de voorbereidingsprocedure op grond van Algemene wet bestuursrecht heeft de ontwerpnota, die een kaderstellend karakter heeft, vanaf 1 november 2002 gedurende 4 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingebracht. Wij stellen u voor de nota “Handhaving in Alblasserdam”, een stap op de weg naar een adequaat handhavingsbeleid in Alblasserdam op het terrein van de bouwregelgeving en de ruimtelijke ordening c.a., vast te stellen en bekend te maken. Met vriendelijke groet, burgemeester en wethouders
secretaris
burgemeester
De raad van de gemeente Alblasserdam;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 17 december 2002, registratienummer Raad 2003/002;. Gelet op de Gemeentewet;
B E S L U I T: de nota Handhaving in Alblasserdam, een stap op de weg naar een adequaat handhavingsbeleid in Alblasserdam op het terrein van de bouwregelgeving en ruimtelijke ordening c.a. vast te stellen en openbaar bekend te maken.
Alblasserdam, 6 februari 2003 De raad voornoemd, de adjunct-griffier,
de voorzitter,
- 2 -
HANDHAVING IN ALBLASSERDAM
een stap op de weg naar een adequaat handhavingsbeleid in Alblasserdam op het terrein van de bouwregelgeving en ruimtelijke ordening c.a.
versie: jun. 02
INHOUDSOPGAVE:
- 3 -
1. Woord vooraf
pag. 1
2. Opbouw van de notitie
pag. 2
3. Algemeen
pag. 2
4. Huidige stand van zaken
pag. 3
5. Veranderende wetgeving
pag. 4
6. Handhavingsinstrumenten
pag. 6
7. Beperkingen
pag. 8
8. De toezicht/handhavingspraktijk in Alblasserdam
pag. 10
9. Aandachtspunten bij een verbetertraject voor Alblasserdam
pag. 12
10. Aanbevelingen voor een verdere implementatie
pag. 17
11. Samenvatting
Bijlagen 1. Woord vooraf.
pag. 20
- 4 -
Het begrip “handhaven” (in engere zin: het toezien op de naleving van voorschriften en het optreden tegen overtredingen) staat vandaag de dag midden in de belangstelling. Niet dat het om een nieuw begrip gaat. Gesteld moet immers worden dat het gaat om een taak van de overheid die van oudsher op haar rust. Het is een taak die doorwerkt naar nagenoeg alle beleidsterreinen van de overheid en die in de loop van de jaren kenmerken heeft gekregen van veel achterstallig onderhoud.
De belangstelling voor het onderwerp en de verheviging van de discussie daarover heeft een geweldige impact gekregen na de vuurwerkramp in Enschede (voorjaar 2000) en de café brand in Volendam op 1 januari 2001. Deze rampen leidden tot de instelling van de Stuurgroep “Handhaven op Niveau” (o.l.v. dr. R.W. Welschen) en de Commissie onderzoek cafébrand (commissie Alders). Het zo nadrukkelijk op de agenda zetten van dit thema heeft ook geleid tot verhevigde drukte bij onder meer de verschillende Ministeries en bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Ook in Alblasserdam is het onderwerp handhaving opnieuw in de belangstelling gekomen. Heel concreet is dit geworden in de aanvang van het jaar 2001 met een inhaalslag op het terrein van de brandveiligheid/brandveilig gebruik van gebouwen (hoofdstuk 6 van de Bouwverordening - gebruikstoestemmingen) en de intensivering van het project risico-inventarisatie, mede ontleend aan aspecten ten aanzien van openbare orde/veiligheid. Met betrekking tot het handhaven van de bouwregelgeving was er in deze gemeente van bestuurszijde (i..c. de portefeuillehouder volkshuisvesting) daarvoor al aandacht gevraagd voor dit fenomeen, in de tijd gezien dus parallel aan de gebeurtenissen in Enschede. In 1996 is aan het bestuur aangeboden een notitie over het handhavingsbeleid op het gebied van de bouwregelgeving/bestemmingsplan, waarbij de wenselijkheid van een actief beleid en de organisatorische consequenties daarvan in beeld zijn gebracht. Deze notitie is bestuurlijk niet met instemming ontvangen; de beschreven problematiek werd niet erkend/herkend – de tijd was er nog niet rijp voor. Mede als gevolg van de toegenomen belangstelling voor het item is u medio 2001 een notitie voorgelegd van de gezamenlijke MT-leden uit de Drechtsteden, waarin werd ingegaan op mogelijkheden van een uitvoeringsgerichte samenwerking, in welke vorm dan ook, op dit deelterrein. In dit kader is verder van belang dat bij de behandeling van de begroting voor 2002 de afspraak is gemaakt dat voor de handhaving van de bouwregelgeving c.a. de
- 5 -
ambtelijke organisatie met 1 fte zal worden versterkt, cq 1 fte zal worden vrijgemaakt. Dit onderstreept nog eens de opvatting van het gemeentebestuur dat in deze gemeente meer werk moet worden gemaakt van handhaving. Tenslotte een enkel woord over de status van deze notitie. Het is niet een volledig integrale notitie over handhaving. Het is evenmin een uitgewerkt sectoraal plan van aanpak of handhavingsprogramma, maar het draagt daarvoor wel forse bouwstenen aan. De notitie bevat wel handvatten, uitgangspunten en richtlijnen voor een verdere concretisering van een adequater handhavingsbeleid op het gebied van de ruimtelijke ordening en de bouwregelgeving. Aan de situatie met betrekking tot de handhaving voor aanpalende werkvelden wordt nadrukkelijk aandacht besteed, zodat op dat onderdeel haast sprake is van integraliteit (uitgezonderd APV).
2. Opbouw van de notitie. Deze notitie zal in het kort aandacht geven aan wat algemene aspecten die verbonden zijn aan handhaving en aan hetgeen daarover eerder (met name in 1996) is gemeld. Vervolgens zal worden ingegaan op de huidige bestaande handhavingpraktijk in Alblasserdam. Daarbij zal ook worden bezien hoe deze vorm krijgt voor “aanpalende” terreinen. Dan zal worden ingegaan op de gewenste situatie, de middelen die daarvoor nodig zijn, de knelpunten die daarbij kunnen optreden en tenslotte zullen aanbevelingen worden gedaan. Waar in deze notitie wordt gesproken over “handhaven” is daarmee overigens bedoeld (tenzij anders vermeld) het handhaven van aan de ruimtelijke ordening en bouwregelgeving gelieerde zaken. In een afzonderlijke bijlage wordt een handhavingsactie schematisch weergegeven. 3. Algemeen. In de eerdere notitie is ingegaan op de gewenst geachte intensivering van het toezicht op de uitvoering van de bouw in Alblasserdam. Deze was bij grotere bouwprojecten noodgedwongen beperkt tot: • Controle constructieve aspecten • Controle brandveiligheid • Globale bouwplaatscontrole • Controle brandveilig gebruik. Op de uitvoering van kleine bouwwerken vond nagenoeg geen toezicht plaats. Als groot voordeel van een intensievere controle werden genoemd, het eerder kunnen onderkennen van problemen, een intensievere communicatie, een beter inzicht in de voortgang, voltooiing en oplevering van bouwwerken.
- 6 -
Gesteld is dat het houden van toezicht een essentieel onderdeel is van het handhaven. Onder handhaving wordt veelal verstaan het optreden tegen een handelen in strijd met de voorschriften, maar in feite gaat het bij handhaven om meer, nl. het stellen van normen, het verstrekken van voorlichting, het beoordelen en al dan niet verlenen van vergunning, het houden van toezicht en het sanctioneren. Centraal bij handhaving staat de zorg voor een goede kwaliteit van de leefomgeving. Regelgeving is daarbij een instrument en het toezicht daarop – en zonodig het sanctioneren- ligt in het verlengde daarvan. Een goed handhavingsbeleid dient de rechtszekerheid en voorkomt willekeur. Bestuurlijk draagvlak voor een handhavingsbeleid is een onmisbaar gegeven. Dan weten burgers en instellingen waar men aan toe is en het schept duidelijkheid naar de eigen organisatie. En wat te denken van de preventieve werking van een helder en consequent handhavingsbeleid ! Vanwege de vele voetangels en klemmen en het gevaar van risicovolle bezwaar- en beroepsprocedures – dat risico kan overigens behoorlijk worden ingedamd door een helder en consequent handhavingsbeleid - maar ook vanwege de lage bestuurlijke prioriteit en het ontbreken van tijd/menskracht is in den lande veelal het bekende “piep-systeem” ontstaan: er wordt pas actie ondernomen indien (meestal) burgers reclameren. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat op deze wijze de meest erge overtredingen aan het licht komen, of in elk geval die overtredingen die de meeste overlast voor anderen veroorzaken. In feite wordt dus vertrouwd op een vorm van sociale controle. Het is absoluut geen garantie dat hiermee de meest ernstige zaken worden aangebracht. Het gevaar van willekeur blijft dus volop op de loer liggen en de rechtszekerheid wordt hiermee evenmin gediend. Gepleit werd dan ook voor het inslaan van een andere weg, nl. die van een actief handhavingsbeleid met erkenning van de daaraan verbonden financiële/organisatorische aspecten. 4. Huidige stand van zaken. Inmiddels lijkt de tijd rijp voor een andere koers, mede door de maatschappelijke ontwikkelingen. Van de zijde van het bestuur zijn over de volle breedte van het onderwerp daarvoor voldoende signalen afgegeven. Al zouden we al anders willen, er is eigenlijk geen ontkomen meer aan. De rijksoverheid spreekt een woordje mee ! Geconstateerd moet worden dat nu al sprake is van verscherpt toezicht van de inspecties van de ruimtelijke ordening en volkshuisvesting (sinds 1 januari 2002 is er overigens één inspectie VROM). Met betrekking tot de bouwregelgeving wordt aan dit toezicht invulling gegeven door het verrichten van inspecties bij gemeenten naar de handhaving op gebied van de bouwregelgeving. Deze onderzoeken hebben betrekking op zowel de preventieve kant (de vergunningverlening) als de repressieve kant (handhaving d.m.v. toezicht en correctie).
- 7 -
Medio 2001 bood de staatssecretaris van VROM u de nota “Inspectie bouwregelgeving, landelijke rapportage 2000” aan. Daaruit blijkt dat in 2000 50 gemeenten aan een inspectieonderzoek bouwregelgeving zijn onderworpen. Eind 2003 moeten alle gemeenten door de inspectie op de handhaving van bouwregelgeving onderzocht zijn. conclusies onderzoek De conclusies van de Inspecties voor de volkshuisvesting laten zich als volgt samenvatten: • het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht is over het algemeen matig georganiseerd en niet zo op orde dat de handhaving adequaat kan worden uitgevoerd; • de vastlegging van het behandelingsproces van aanvragen om vergunning is veelal gebrekkig; • bij een groot deel van de onderzochte dossiers kan de toets aan het Bouwbesluit niet afdoende worden onderzocht wegen het ontbreken van gegevens. Gemeenten geven onvoldoende invulling aan de (volledige) toets aan het Bouwbesluit. De toets aan het Bouwbesluit moet als mager worden bestempeld; • In 25% van de daarvoor in aanmerking komende gevallen is geen rapport van een bodemonderzoek overlegd en heeft de gemeente daar niet alsnog naar gevraagd; • bij aanvragen om sloopvergunning is in circa de helft van de gevallen niet op volledigheid getoetst en veelal ontbreekt het vereiste asbest-inventarisatierapport of is dit opgesteld door een niet-gecertificeerd bedrijf; • gemeenten beschikken over te weinig capaciteit om de taken op het gebied van bouwregelgeving in volle omvang te kunnen uitvoeren; • de meeste gemeenten kennen geen actief handhavingsbeleid en voeren hun toezichtstaken passief uit. De staatssecretaris wijst er op dat handhaving van de bouwregelgeving te allen tijde op een juridisch correcte en adequate wijze moet geschieden. De inspectieonderzoeken tonen aan dat veel gemeenten onvoldoende invulling geven aan hun handhavingstaak; de kwaliteit van de handhaving moet worden verbeterd. De staatssecretaris besluit met de aanbeveling om de conclusies van de rapportage te gebruiken om kritisch naar de eigen organisatie te kijken om kwaliteitsverbetering van de handhaving te bewerkstelligen. Tot en met 2003 komen alle gemeenten in Nederland, dus ook Alblasserdam, aan bod voor een onderzoek. In 2001 bood de minister van VROM de landelijke rapportage “Activiteiten handhaving ruimtelijk beleid 2000” aan. Daarin geeft hij er blijk van te hechten aan een correcte uitvoering van de ruimtelijke regelgeving en aan de beginselplicht van de gemeenten om bestemmingsplannen te handhaven. Uit onderzoeken van de inspecties voor de ruimtelijke ordening blijkt dat dit te wensen overlaat. Aangekondigd wordt een versterking van het toezicht door de inspecties. Zonodig zal tot handhavingacties worden overgegaan of zal in geval van onherroepelijke doch onrechtmatig verleende bouwvergunningen schorsing en vernietiging door de Kroon worden overwogen.
- 8 -
Uit de in 2002 verschenen rapportage blijkt dat naar het oordeel van de minister nog altijd onvoldoende ernst wordt gemaakt met het daadwerkelijk effectueren van een handhavingsbeleid. Het gemeentebestuur van Alblasserdam heeft niet volstaan met het voor kennisgeving aannemen van de rapportages en opvattingen, maar heeft daarbij met reden geconstateerd dat de gesignaleerde landelijke problematiek aansloot bij de ambities van Alblasserdam om daar ook daadwerkelijk het nodige aan te doen. 5. Veranderende wetgeving. De Wet op de Ruimtelijke Ordening zal fundamenteel worden herzien. Volgens het voorontwerp van de nieuwe wet krijgen daarbij handhaving en strafbepalingen nadrukkelijk aandacht in de vorm van een afzonderlijk hoofdstuk. Uit de memorie van toelichting valt het volgende af te leiden. • Onduidelijkheden in de regelgeving, die vaak een belemmering zijn voor handhavend optreden, zullen zoveel mogelijk worden tegengegaan; te denken valt hierbij aan het overgangsrecht en algemene gebruiksbepalingen (uitwerken d.m.v. amvb); • Ontoereikende bevoegdheden en handhavingmogelijkheden. Niet in alle gevallen zijn intrekken van een vergunning, het opleggen van een dwangsom of het toepassen van bestuursdwang als adequaat aan te merken. Dit is bijv. het geval bij onomkeerbare situaties en bij regelmatig terugkerende kortdurende activiteiten. Ook toezichthouders hebben onvoldoende mogelijkheden (geen toegang tot gebouwen, slechts tot terreinen en bovendien alleen tussen zonsopgang en zonsondergang). • Gemeenten zijn en blijven verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de voorschriften, ontleend aan de Wet R.O. • Voor het toezicht op de uitvoering (dit is het bestuurlijk toezicht op de gemeenten) krijgt de minister van VROM het primaat. Verdeling van taken over verschillende overheden leidt tot onduidelijkheid. De inspecties hebben tot taak gemeenten te controleren op het gebied van de ruimtelijke ordening en hoe in geval van overtredingen aan de beginselplicht tot handhavend optreden invulling wordt gegeven. Als burgemeester en wethouders weigeren op te treden kan de minister dit doen op kosten van de gemeente. Bij ernstige taakverwaarlozing kan de gemeente onder verscherpt toezicht komen. Besluiten betreffende het verlenen van bouw-, aanleg of sloopvergunningen kunnen aan de Kroon voor schorsing en vernietiging worden voorgedragen. Ingeval van schending van het recht zal de minister hier actiever mee omgaan. Ook kunnen inspecties zich opwerpen als belanghebbende in de zin van de Awb en de gemeente om die reden vragen handhavend op te treden. • Naar analogie van de Woningwet zal ook de Wet R.O. een bepaling bevatten gericht op het verbetering van toezichtbevoegdheden. Gemeenten kunnen toezichthouders aanwijzen met ruime bevoegdheden ten aanzien van hun controletaak. Ook de minister kan volgens voorstel zijn inspecties aanwijzen als toezichthouder. • De voorgenomen wetswijziging maakt het (nog) niet mogelijk om naast de instrumenten als het opleggen van een dwangsom en het toepassen van
- 9 -
•
•
•
bestuursdwang een bestuurlijke boete in te voeren, hoewel de wenselijkheid van een dergelijk instrumentarium algemeen wordt erkend. Deze punitieve sanctie is (in tegenstelling tot de andere dwangmiddelen) niet gericht op het herstel van de eerdere situatie. De regering is van oordeel dat de invoering van het fenomeen bestuurlijke boete in het kader van het ruimtelijk bestuursrecht niet vooruit dient te lopen op de invoering van titel 5.4 Awb. Daarnaast wil men de evaluatie van de proefprojecten rond strafrechtelijke sancties in handen van het bestuur bij de afwegingen betrekken. Alle betrokken bestuursorganen dienen jaarlijks verslag te doen van het door hen gevoerde ruimtelijk beleid, o.a. met betrekking tot de handhaving. Burgemeester en wethouders doen dit aan de gemeenteraad en zenden een afschrift aan de inspectie. De regering meent dat strafrechtelijke vervolging en veroordeling in bepaalde situaties (onomkeerbare gevallen, groot economisch voordeel, keten van handelingen in relatie tot andere wetgeving) een meerwaarde kan hebben. Separaat is een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de Wet economische delicten (Wed), waardoor overtredingen van het bestemmingsplan kunnen worden aangemerkt als economisch delict. Hierdoor wordt het mogelijk een betere afstemming van de boete te bereiken en heeft de officier van justitie een sterkere positie in het voortraject. De wijziging van de Wed maakt het tevens mogelijk om aan bestuursorganen de bevoegdheid tot het aangaan van transacties met overtreders toe te kennen. De introductie van een en ander, in samenhang met de discussie over de bestuurlijke boete, wordt bezien op basis van verschillende proefprojecten. Regel is dat vernietiging van een vergunning/besluit vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit met zich brengt. Zowel de Kroon als de bestuursrechter kunnen anders bepalen. Toch is de praktijk meestal een andere en vindt geen herstel van de eerdere toestand plaats. Naar de opvatting van de regering is een vergunningsvereiste primair gesteld met het oog op andere belangen dan die van de aanvrager/verkrijger en mag een derde-belanghebbende erop vertrouwen dat die belangen zijn meegenomen bij de totstandkoming van het besluit. Het voornemen bestaat om in het definitieve wetsvoorstel een bepaling op te nemen die erin voorziet dat de minister van VROM een besluit kan nemen gericht op herstel van de oorspronkelijke toestand en dat de kosten van uitvoering van een zodanig besluit ten laste van het betreffende bestuursorgaan komen.
Met betrekking tot de status van het betreffende wetsvoorstel dient te worden opgemerkt dat het nog maar om een eerste voorontwerp gaat. Toch is onmiskenbaar duidelijk dat handhaving van de ruimtelijke regelgeving een belangrijk item is en dat dit gepaard gaat met een verbetering van het instrumentarium en versterken van de positie van de centrale overheid. 6. Handhavingsinstrumenten. Welke instrumenten staan de gemeente ter beschikking om handhavend te kunnen optreden ? Het bestuursrecht.
- 10 -
Bestuurlijke sancties zijn instrumenten van de overheid, gericht op handelend optreden tegen het overtreden van normen en voorschriften die voortvloeien uit het bestuursrecht. Een en ander vindt zijn uitwerking in een raamwerk volgens hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht. Als eerste komt daarbij in beeld de bestuursdwang. Dit van oudsher bekende sanctiemiddel is gericht op een feitelijk handelen door of namens het bestuursorgaan en gericht tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Ook het verzegelen van gebouwen, het afsluiten van terreinen en hetgeen zich daarin of daarop bevindt en het meenemen en opslaan van zaken vallen daaronder. De overheid beëindigt dus zelf de illegale situatie en kan de kosten daarvan verhalen op de overtreder. De beslissing om bestuursdwang toe te passen wordt op schrift gesteld (behoudens in gevallen van spoedeisendheid – in dat geval vindt opschriftstelling zo spoedig mogelijk daarna plaats) en is aan te merken als een beschikking in de zin van de Abw. De overtreder kan dan ook door middel van bezwaar/beroep zich daartegen verweren. Op de tweede plaats moet worden gedacht aan de bestuurlijke dwangsom. Ook deze sanctie is gericht op het beëindigen van de overtreding en het herstel van de eerdere toestand. De overtreder wordt daarbij gemaand aan de gemeente een bedrag te betalen indien hij de overtreding laat voortbestaan. De dwangsom heeft dus niet het karakter van een boete maar is bedoeld als dwangmiddel, waardoor de overtreder zelf aan de illegale situatie een einde maakt. De dwangsom bestaat uit een bedrag ineens, een bedrag per tijdseenheid of een bedrag per overtreding. De hoogte van de dwangsom moet in verhouding staan tot de zwaarte van de overtreding en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. Ook tegen een besluit tot het opleggen van een dwangsom kan de overtreder zich verweren. Het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom kunnen niet gelijktijdig plaats vinden. Wel is het denkbaar dat het traject van de bestuursdwang na die van de dwangsom wordt ingezet. Een andere vorm van bestuursrechtelijk handhaven is het intrekken van een eerder verleende toestemming (b.v. vrijstelling of vergunning). Ook hier staat voorop het herstel van de situatie zoals die eerder bestond, althans in rechte. Bij het intrekken van een eerder positief besluit hebben we te maken met regelgeving en voorschriften. Zo kan b.v. een bouwvergunning slechts worden ingetrokken (artikel 59 Woningwet) indien: (a) deze is verleend als gevolg van een onjuiste of onvolledige opgave (b) de vergunninghouder niet heeft voldaan aan bepaalde voorwaarden (c) binnen de in de bouwverordening bepaalde termijn geen begin is gemaakt met de werkzaamheden of (d) de werkzaamheden langer dan de in de bouwverordening bepaalde termijn hebben stilgelegen.
- 11 -
Een eventuele aanlegvergunning (vereist voor het uitvoeren van andere werken dan bouwwerken) kan ingevolge artikel 48 van de Wet R.O. om nagenoeg dezelfde redenen worden ingetrokken (uitgezonderd die onder (b) genoemd). Voor een volledig herstel van de oude toestand zal in sommige gevallen niet met intrekking alleen kunnen worden volstaan, maar zal natuurlijk ook aan een complementaire maatregel als het daadwerkelijk herstel van de oude toestand moeten worden overwogen. Het privaatrecht. In principe heeft de gemeente ook de mogelijkheid om langs privaatrechtelijke weg handhavend op te treden. Zij kan dit in sommige gevallen doen op grond van het eigenaar zijn. In andere gevallen op grond van een met een partij afgesloten privaatrechtelijke overeenkomst, dan wel haar eis baseren op onrechtmatig handelen jegens haar. Het laatste is dermate uniek en feitelijk onmogelijk geworden dat het hier verder onbesproken kan blijven. Ten aanzien van het handhaven op grond van het eigenaarsrecht dan wel op grond van een overeenkomst gelden er beperkingen. Al gauw komen we dan terecht bij het hoofdstuk van de zgn. twee-wegenleer, welke er kort gezegd op neerkomt dat, indien de overheid via publiekrechtelijke weg hetzelfde doel kan bereiken, dan die weg de voorkeur geniet. De publiekrechtelijke regeling mag in ieder geval niet worden doorkruist door privaatrechtelijk optreden, terwijl ook de wijze waarop de burger rechtswaarborgen worden verschaft een rol speelt. Vooral door de invoering van de dwangsom bij publiekrechtelijk handhaven moet worden aangenomen dat de mogelijkheid tot privaatrechtelijk handhaven ernstig zijn teruggedrongen. Het strafrecht. Ook op basis van het strafrecht kan in principe handhavend worden opgetreden. Zo kan overtreding van de voorschriften krachtens het bestemmingsplan (artikel 59 Wet R.O.) worden aangemerkt als een strafbaar feit. Ook het bouwen zonder of in afwijking van een bouwvergunning is strafbaar gesteld (artikel 108 Woningwet). Hoewel het gaat om een handhavingsmiddel is het duidelijk dat het hierbij gaat om een punitieve sanctie, die niet is gericht op herstel van de oude toestand. Wel kan van strafrechtelijk optreden uiteraard een preventieve werking uitgaan. In zijn algemeenheid is het echter zo dat op dit moment nog altijd het beleid van justitie - en hetzelfde geldt voor de opstelling van de strafrechter - gekenmerkt wordt door een grote mate van terughoudendheid. Van oudsher was dit al het geval vanwege het feit dat een bestuursorgaan op het gebied van het ruimtelijk beleid c.a. nu eenmaal andere machtsmiddelen heeft. Daarnaast is het meer dan voorstelbaar dat ook aspecten aan de orde komen als prioriteit/capaciteit van het OM cq de rechterlijke macht. Toch zijn er ook andere voorbeelden van effectief strafrechtelijk optreden. Dan hebben we het met name over een aanverwant beleidsterrein als overtreding van de milieuwetgeving. Daarbij moet vooral worden gedacht aan grootschalige
- 12 -
overtredingen die een gecoördineerd optreden vragen, die relaties hebben met andere beleidsterreinen en veelal tevens kunnen worden aangemerkt als een economisch delict. Niet ontkend kan worden (zie onder meer het wetsontwerp voor de nieuwe Wet R.O.) dat het inzetten van strafsancties als handhavingsmiddel aan betekenis lijkt te winnen. Als regel zal de strafsanctie niet als troef kunnen worden uitgespeeld. Bezien wij het voorgaande dan zal het duidelijk zijn dat het bestuursrechtelijk optreden als het meest geëigend en het meest effectief moet worden beschouwd. Als het gaat om de keuze tussen de daar beschreven middelen (bestuursdwang enerzijds en dwangsom anderzijds) dan geniet de dwangsombeschikking als regel de voorkeur. Bijkomend voordeel van deze maatregel is dat de gemeente heel wat organisatie en geregel met betrekking tot het ten uitvoer brengen van bestuursdwang wordt bespaard (het organiseren van mensen, materieel, risico van schadetoebrenging, opslag en verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid en verzekeringen). Er kunnen zich echter situaties aandienen die daadwerkelijk ingrijpen van het bestuursorgaan noodzakelijk maken. Dit zou aan de orde kunnen zijn in gevallen van bijzondere spoedeisendheid en/of situaties waarbij het risico aanwezig is dat onomkeerbare ontwikkelingen in gang zijn gezet (b.v. sloop van een object of beschadiging van een terrein met cultuurhistorische/landschappelijke/natuurwaarde).
7. Beperkingen. Zijn er ook wettelijke danwel andersoortige beperkingen waar een handhavend bestuursorgaan mee te maken heeft ? Die beperkingen zijn er zeker, maar voor de meeste daarvan kan het bestuursorgaan zelf een oplossing bieden omdat het grotendeels de regie en daarmee de samenhang van zaken in handen heeft. (Overigens, in de publicatie Handhaven op Niveau, een introductie (MvJ mei 2001), pleit mr. J.P.H. Donner in algemene zin voor een omslag in het denken over handhaving. Hij meent o.a. dat meer aandacht nodig heeft de vraag welke output we gerealiseerd willen zien en hoe die kan worden bereikt. Waar mogelijk dient de rol van de overheid te worden teruggedrongen. Hij stelt onder meer “dat de oplossing niet kan worden bereikt door volledige handhaving van alle regels. Het feit dat dit een niet te realiseren ideaal is, moet als uitgangspunt van beleid worden genomen”). Als zaken die op een handhavingbeleid van invloed zijn gelden onder meer: • •
Bepalingen ontleend aan wet- en regelgeving; deze dienen voor een effectieve handhavingsactie nauwgezet te worden gevolgd ter vermijding van het risico van een negatief bestuursrechtelijk oordeel; Indien legalisatie mogelijk is, dan dient handhaving achterwege te blijven (handhaving is immers geen doel op zich); aan de vraag of legalisatie mogelijk/wenselijk is moet dus te allen tijde aandacht worden geschonken;
- 13 -
•
•
•
•
•
• •
Belangenafweging; een concrete handhavingsactie dient gepaard te gaan met het afwegen van belangen (het algemeen belang versus de belangen van de overtreder ); zowel de daaraan voorafgaande procedure als de actie zelf dienen te voldoen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur; Indien een derde-belanghebbende vraagt om handhavend optreden dan heeft het bestuursorgaan minder ruimte bij het wegen van de belangen; volgens jurisprudentie (b.v. ABRvS 11 sept. 2000, JB 2000, 299) heeft het bestuursorgaan dan de beginselplicht tot handhaving; van handhaving kan slechts worden afgezien in bijzondere gevallen. Van een bijzonder geval kan sprake zijn indien concreet zicht bestaat op legalisering (een vaag voornemen om te legaliseren volstaat daarbij overigens niet); Het al dan niet gedogen; Gedogen is niets meer en niets minder dan instemmen met (soms al veel langer) bestaande situaties die in strijd zijn met de wet- of regelgeving; Gedogen kan stilzwijgend hebben plaats gevonden (het bekend zijn met bepaalde feiten of omstandigheden, maar ook het geacht kunnen worden bekend te zijn met dergelijke situaties; het niet kennen van een actief handhavingsbeleid vormt geen excuus voor het niet bekend zijn met bepaalde situaties). Ook kan uitdrukkelijk gedoogd zijn, eventueel vooraf. In dat geval heeft het bestuursorgaan nadrukkelijk verklaard niet te zullen optreden. Op de wijze waarop gedoogtoestemmingen tot stand komen is de voorbereidingsprocedure volgens de Awb van toepassing. Aan een gedoogtoestemming kunnen voorwaarden worden verbonden. Als die niet worden nageleefd dan kan de gedoogtoestemming worden ingetrokken. Een dergelijke intrekking valt niet onder de regelingen van bezwaar en beroep volgens de Awb, maar is in feite een aankondiging dat alsnog handhavend wordt opgetreden. In geval van hoge uitzondering kan het een beleidsopvatting zijn om uitdrukkelijk gedogen als een verdedigbare maatregel te beschouwen, bij voorbeeld indien sprake is van een zeer beperkte/korte tijdsduur en indien (uiteindelijk) vergunning/toestemming kan worden verleend, maar altijd na afweging van belangen, na overeenstemming met belanghebbende(n) omtrent voorwaarden e.d. Deze gemeente kent overigens geen formele gedoogtoestemmingen; Het overgangsrecht bij bestemmingsplannen; een gebruik van gebouwen of terreinen in strijd met de bestemmingsplanvoorschriften wordt in principe legaal door overgangsbepalingen van een nieuw bestemmingsplan; dit kan worden voorkomen door een tijdige “wraking” (in de richting van betrokkenen de overtreding schriftelijk vastleggen, onder aankondiging dat hierop tijdig zal worden teruggekomen); Het gelijkheidsbeginsel; Indien daarop door een belanghebbende een beroep wordt gedaan zullen het zorgvuldigheidscrtiterium en de motiveringsplicht extra eisen stellen aan het besluit tot het opleggen van een sanctie; De precedentwerking; Indien het bestuursorgaan dit motief aanvoert zal de rechter zonodig nagaan of dit gegrond is: een juist handhavingsbeleid vergroot de slagingskans; De medeverantwoordelijkheid van het bestuur; Als een illegale situatie mede daardoor is ontstaan beperkt dit de mogelijkheid van het overheidsoptreden; het tijdig attenderen op een en ander en het
- 14 -
eventueel aanbieden van een (gedeeltelijke) schadevergoeding vergroot de mogelijkheid tot optreden; Uiteraard zijn er ook nog andere beperkende en belemmerende factoren te benoemen die van invloed zijn op een handhavingsbeleid en dus op een concrete handhavingsactie. Te denken valt daarbij b.v. aan kaderstelling, organisatorische/personele aspecten, bestuurlijke omgeving e.d. Deze aspecten passeren de revue in het vervolg.
8. De toezicht/handhavingspraktijk in Alblasserdam In het “Woord vooraf” is al gememoreerd dat het onderwerp “handhaving” ook in deze gemeente aan een verhevigde belangstelling bloot staat en dat al diverse acties met grote bestuurlijke overtuiging zijn ingezet. Op de huidige praktijk ten aanzien van de diverse taakonderdelen en daarmee verband houdende aandachtspunten zal nader worden ingegaan, overigens niet met de intentie om een integraal handhavingsbeleid operationeel te hebben. Deze notitie concentreert zich immers op het taakveld van de bouwregelgeving/ruimtelijke ordening, doch in de marge zullen wat aspecten ten aanzien van hieraan verwante taakvelden worden belicht. Toezicht op brandveilig gebruik. Op dit terrein is vorig jaar en wordt ook nu nog veel werk verzet door de vrijwillige brandweer Alblasserdam in de vorm van controle van bedrijven en inrichtingen. Dit alles ter uitvoering van hoofdstuk 6 van de Bouwverordening – o.a. afgifte van gebruiksvergunningen. Meer specifieke informatie over vervolg en mogelijke aandachtspunten ontbreekt bij de samensteller van deze nota. Niettemin bestaat de indruk dat er op het punt van taak/verantwoordelijkheid wat onduidelijkheid heerst, waardoor het risico van fricties aanwezig is. Toezicht op naleving van milieuvoorschriften. Al sinds jaar en dag oefent de Milieudienst Zuid-Holland Zuid toezicht uit op inrichtingen/ activiteiten in het kader van de Wet Milieubeheer. Een verhevigde inspanning voor bestaande bedrijven vindt plaats in het kader van de zgn. risicoinventarisatie. Bedrijven worden cyclisch gecontroleerd. Bij nieuwbouw/wijziging vindt beoordeling van de aanvraag voor een WMBvergunning plaats. Hierbij speelt de zgn. coördinatieregeling met de bouwvoorschriften een rol. Een feitelijke controle vindt pas na de oplevering plaats. Op zich wordt het wenselijk geacht meer controle toe te passen op de uitvoering van de bouw, zodat zaken eerder kunnen worden gesignaleerd. In principe werkt de MZHZ “solo”. Zonodig worden bij problemen toezichthouders van aanverwante taakvelden/instellingen ingeschakeld.
- 15 -
Vanwege het verbod om te bouwen op verontreinigde grond vindt beoordeling van bodemrapportages in het kader van de bouwaanvragen plaats. Tot 25 m3 is de gemeente het bevoegd gezag als het gaat om beoordelen van saneringsplannen en het houden van toezicht op de uitvoering. In de praktijk vindt dit laatste slechts in beperkte mate plaats (bij de start van de bouw). Bij sanering van meer dan 25 m3 grond is de provincie het bevoegd gezag. De indruk bestaat dat de uitvoering van een saneringsplan slechts in geringe mate wordt gecontroleerd. Bij bestemmingsplanprocedures wordt aandacht besteed aan aspecten ontleend aan de Wet Geluidhinder. Dat is ook het geval bij de behandeling van vrijstellingsverzoek ingevolge artikel 19 van de Wet R.O. (beoordeling akoestisch onderzoek door de MZHZ). Op de uitvoering van akoestische maatregelen (Bouwbesluit) vindt geen controle plaats. Op het duurzaam bouwen (stimuleringsbeleid/op basis van vrijwilligheid) vindt geen controle plaats op het punt van het nakomen van afspraken. Ten aanzien van handhavingszaken over de volle breedte van het taakveld vindt regionale afstemming en informatie plaats binnen het verband van de Districts Milieu Commissie (regionaal bestuurlijk /ambtelijk). Uit het voorgaande blijkt dat op onderdelen toezicht en handhaving verbeterd zouden kunnen worden. Toezicht op naleving A.P.V. en Drank- en Horecawet. Op korte termijn wordt aan het bestuur een nota voorgelegd omtrent handhaving van de APV-regelgeving. Voorzover het hierbij gaat om zaken gerelateerd aan ruimtelijke ordening/bouwregelgeving zijn in dit verband onder meer van belang de buitenreclames en de in-/uitritten. Deze nota gaat uit van een gefaseerde aanpak. Het toezicht op de naleving van APV –verwante zaken ligt in eerste instantie bij de politie. Voor een specifieke zaak als de afvalinzameling heeft de gemeente buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s) aangewezen. De Milieudienst ZuidHolland Zuid heeft een adviserende rol als het gaat om klachten inzake geluidsoverlast (gebouwen en buitenfestiviteiten). Een punt van aandacht bij het versterken van het toezicht is de vrij te maken capaciteit (BOA’s), vooral ten aanzien van het meten van de 0 – situatie. Dit vraagt een extra inzet. Als het gaat om de situatie rond in-/uitritten is de wens tot meer onderlinge afstemming en informatie geuit. Met betrekking tot de Drank- en Horecawet is de gemeente vergunningverlener. De beoordeling van vergunningaanvragen (inrichtingseisen) en controle daarop is dan ook een gemeentelijke taak. Overige controletaken zijn in handen van de politie. Indien een inrichting niet aan de inrichtingseisen voldoet wordt geen vergunning verleend, ook niet onder voorwaarden. Controle door de gemeente op latere wijzigingen van de inrichting vindt niet plaats. Het zou een optie moeten zijn om die situatie te verbeteren. Kapvergunningen.
- 16 -
De gemeente beslist op grond van de APV over de afgifte van vergunningen voor het kappen van bomen. Hoewel het zeker niet zo zal zijn dat in alle gevallen waarin formeel vergunning nodig is deze ook wordt aangevraagd, bestaat niettemin de indruk dat er een behoorlijke aanvraag-bereidheid is. Wel is er de wens om tot een betere en meer logische procedure rond de afgifte van vergunningen te komen, hetgeen dan ook de aandacht heeft. Dit laatste geldt ook voor het aanleggen van een lijst van bomen die in elk geval bescherming behoeven. Ten aanzien van het beschermen van bomen/het groenareaal kan nadrukkelijk winst worden behaald door een vroegtijdiger overleg tussen de betreffende afdelingen en de initiatiefnemer in het kader van de planvorming voor (woningbouw-)projecten. Toezicht op bouwregelgeving. Noodgedwongen (capaciteit/prioriteit) is het toezicht op de bouwplaats thans nagenoeg beperkt tot de grote projecten. Het is dan met name gericht op het slaan van de eerste paal (waarmee niet de “feestpaal” wordt bedoeld), de wapeningscontrole en de voor- en na-oplevering. Tegen illegale bouw en tegen het afwijken van de bouwvergunning wordt om eerdergenoemde reden nauwelijks opgetreden. Op mogelijke klachten van burgers (het eerdergenoemde piep-systeem) wordt vrijwel niet cq niet adequaat gereageerd. Controle op vergunde sloopactiviteiten, cq optreden tegen illegale sloop vindt niet plaats (evenmin als het gaat om b.v. asbestverwijdering). Op sloopmeldingen wordt niet gereageerd (gevolg: fictieve berichten van ontvangst). Wel heeft recentelijk door een extern bureau controle plaats gevonden van een groot aantal afgegeven bouwvergunningen over de jaren 1999-2001. De betreffende rapportage moet nog worden aangeboden. Van de resultaten van het onderzoek gaat een belangrijk signaal uit, al is niet helemaal duidelijk wat nu verder de bedoeling van dit onderzoek is. Van ambtelijke zijde mag op draagvlak worden gerekend als het gaat om versteviging van taken op het gebied van toezicht en handhaving, omdat de huidige praktijk als een knelpunt wordt beschouwd. Wel moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan, die bij punt 9. zullen terugkomen.
Toezicht in het kader van het ruimtelijk beleid. Hier geldt nagenoeg hetzelfde als hetgeen eerder is gesteld met betrekking tot de bouwregelgeving. Op het in strijd met de voorschriften gebruiken van gebouwen en/of terreinen vindt geen enkele controle plaats. Op eventuele klachten kan niet adequaat worden gereageerd. Als redenen daarvoor moet ook hier worden genoemd het ontbreken van capaciteit/prioriteit. Met name de situatie op de bedrijfsterreinen moet als een knelpunt worden beschouwd (kantoorachtige en detailhandelsactiviteiten). De situatie ten aanzien van bedrijfsverzamelgebouwen moet als een black box worden beschouwd (hoewel, we mogen het erop houden dat hier nogal wat met het bestemmingsplan strijdige
- 17 -
activiteiten plaats vinden). Een goede onderlinge informatieuitwisseling, maar ook het ontbreken van een informatie-systeem, behoeft dan ook aandacht. 9. Aandachtspunten bij een verbetertraject voor Alblasserdam. In deze notitie gaat het om handhaven. Eerder is toegelicht dat het daarbij om meer gaat dan optreden tegen illegale situaties. Bij het laatste gaat het om het zgn. repressief optreden. Ook een goed preventief handelen behoort echter bij handhaven. De mogelijkheden om preventief op te treden dienen maximaal te worden benut. Daarbij gaat het om zaken als normstelling, het geven van voorlichting en advies, het voeren van overleg en het zichtbaar aanwezig zijn (natuurlijk, het nostalgische beeld van de opzichter met bromfiets en met een lange leren jas moet worden bijgesteld, maar toch….!.). Op diverse randvoorwaarden en aspecten die bijdragen aan een goed handhavingsbeleid zal wat nader worden ingezoomd. Voorlichting. Aan goede voorlichting mag het niet ontbreken. Het publiek heeft vragen en de organisatie heeft antwoorden. De organisatie heeft echter ook wat te vertellen. Wat is nodig ? Waarom en in welke gevallen ? Waar heb ik dus mee te maken ? Is er een gerede kans ? Hoe lang gaat dat duren ? Met wie/welke instelling heb ik nog meer te maken ? Wat gaat dat kosten ? En wat te doen als ik de vergunning eenmaal heb ? Maar ook, wat heeft het voor risico als men zich niet aan de regels houdt ? De voorlichting werkt dus door naar andere facetten. Het aspect voorlichting is met name des te belangrijker door de aanstaande invoering van de herziene Woningwet. Geconstateerd moet worden dat het voorlichtingsmateriaal op het gebied van bouwen en wonen in zijn algemeenheid tekort schiet en daarom een punt van aandacht moet zijn. Een kans om de voorlichting naar de burgers te verbeteren kon en kan worden benut door de invoering van een internetsite voor de gemeente Alblasserdam per 1 november 2001 (www.alblasserdam.nl). Regelgeving/kaderstelling. Een duidelijke regelgeving en actuele beoordelingskaders dragen bij aan de kwaliteit van de handhaving. De duidelijkheid en rechtszekerheid voor de burger zijn ermee gediend. Het geeft ook richting aan de beoordeling van zaken. Lopende activiteiten rond het formuleren van een welstandsbeleid (overigens met een overgangsperiode verplicht in het kader van de herziene Woningwet) en beeldkwaliteitsplannen, maar ook het vaststellen van een notitie als deze, hebben het oogmerk om daaraan tegemoet te komen.
- 18 -
Beoordelingskaders dienen met het oog op de concrete situatie voldoende duidelijkheid te verschaffen en helder te zijn gedefiniëerd (onder meer niet voor tweeërlei uitleg vatbaar). Er moeten dus kwaliteitseisen aan worden gesteld. Een kwaliteitseis is ook bij het ontwerpen van regels aandacht schenken aan de handhaafbaarheid daarvan. Dat veronderstelt een werkrelatie tussen de opsteller en de handhaver. En tenslotte, ze dienen ook actueel te zijn. Niet alleen in die zin dat ze aangepast moeten zijn aan recente wetgeving, maar ook actueel. In het bijzonder geldt dit bij voorbeeld voor bestemmingsplannen. Dat wil zeggen dat ze moeten inspelen op actuele en mogelijk veranderde opvattingen over de manier waarop de buitenruimte wordt ingericht. Het ligt immers niet voor de hand om handhavend op te treden tegen iets dat men (inmiddels) als verantwoord en mogelijk is gaan beschouwen. Een dergelijke situatie dwingt dus in feite tot aanpassing van de norm = actualisatie van het bestemmingsplan. Bestaande illegale situaties. Het aan de slag gaan met een actief handhavingsbeleid op het gebied van de bouwregelgeving en ruimtelijke ordening in deze gemeente zal ons kunnen voeren naar tal van situaties die –vaak heel lang gelden – in strijd met de voorschriften tot stand zijn gekomen. Gelet op hetgeen hier eerder van is gezegd is hebben we dan over stilzwijgend gedogen. Wat hieraan te doen ? Allereerst moet dan worden nagegaan of alsnog kan worden gelegaliseerd aan de hand van de van toepassing zijnde voorschriften. Is dit het geval dan dienen handhavingsmaatregelen achterwege te blijven. De overtreder dient dan te worden gemaand om vergunning/vrijstelling aan te vragen. Er is overigens geen aanvraagplicht; het aanvragen op zich kan dan ook niet worden afgedwongen. Hooguit kan een punitieve sanctie aan de orde zijn. Dan de situatie waarbij moet worden geconstateerd dat legalisatie geen optie is. In veel gevallen zal daar niet meer tegenop kunnen worden getreden, althans zal uiteindelijk geen vuist kunnen worden gemaakt. Een moeilijk punt is immers de bewijslast: hoe lang bestaat de strijdige situatie al ? In veel gevallen kunnen de luchtfoto’s voor het gehele grondgebied van Alblasserdam daarbij een ondersteunende rol spelen. Echter, deze dateren van januari 1999. Dat is al weer een aardige poos geleden en niet alles is daarop te zien. De vraag komt dan ook op of het redelijk en mogelijk is dergelijke foto’s te gebruiken als een scherp markeringspunt voor wat betreft de te plegen acties. En wat te denken van andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het beginsel van de rechtszekerheid (door de zgn. rechtsverwerking is de positie van de overtreder versterkt) en het vertrouwensbeginsel (de gemeente heeft door haar eerdere houding, die bij “iedereen” bekend is, niet bepaald de indruk gewekt tegen illegale situaties te zullen optreden en daardoor verwachtingen gewekt). De gevolgen van het ongedaan moeten maken van een strijdige bouw zijn in een groot aantal gevallen overigens verstrekkender dan het ongedaan maken van een strijdig gebruik. Het bouwen betreft een zgn. aflopende handeling en het gebruiken is een doorgaande handeling. Maar ook het volgende dient in beschouwing te worden genomen.
- 19 -
Het systematisch opsporen van alle al langer bestaande illegale situaties vergt een grondige inventarisatie in de hele gemeente en een zeer omvangrijk dossieronderzoek. Gelet op het uiteindelijke resultaat daarvan, is het de vraag of voor een dergelijke aanslag op de ambtelijke capaciteit en middelen moet worden gekozen. De conclusie dringt zich op dat ook uit praktisch oogpunt hiervoor niet moet worden gekozen. Anderzijds is het niet nodig om op voorhand het door dwang beëindigen van al langer bestaande illegale situaties uit te sluiten. In alle concrete gevallen zullen belangen moeten worden gewogen en risico’s moeten worden nagegaan. De erkenning dat voor oude situaties wellicht geen vuist meer kan worden gemaakt hoeft daarbij niet te betekenen dat met zeer ongewenste situaties zondermeer genoegen moet worden genomen. Het staat de gemeente vrij om in overleg met betrokkenen alsnog tot verbetering/beëindiging van de situatie proberen te komen. Noem het het aangaan van een dialoog waarbij het bovendien niet uitgesloten moet worden geacht dat de gemeente hierbij een afbouw van de strijdigheid (overgangsperiode) afspreekt, danwel enige (financiële) hulp biedt. Een dergelijk scenario dient ernstig te worden overwogen. Voor onduldbare/onveilige situaties kan natuurlijk nooit een pardon gelden. In een extreme situatie zou de gemeente in haar (zorg) plicht dan zeker tekort schieten. De bestuursrechter zal voor optreden in een dergelijk geval begrip tonen. Uitdrukkelijk gedogen dient slechts bij hoge uitzondering en op basis van strikte criteria te worden overwogen. Situaties krachtens het overgangsrecht. Eerder is beschreven welke situatie ontstaat bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan. Strijdig gebruik wordt dan automatisch gelegaliseerd. Dit zou wel eens zeer ongewenst kunnen zijn. Het is dan ook zaak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen een serieuze inventarisatie te plegen van een mogelijk strijdig gebruik van gronden/opstallen. Als het beslist ongewenst is een strijdig gebruik te legaliseren (op grond van het overgangsrecht) dan is actie en overleg met betrokkenen vooraf meer dan gewenst. Prioritering. Een vraag is wat wel handhaven en wat niet ? Het is niet eenvoudig om dat vooraf helemaal te begrenzen. De in te zetten capaciteit (zie hierna) is natuurlijk niet onbegrensd. Maar buiten dat, blijft het altijd een lastig punt waar de grenzen van tolerabel handelen liggen. Werkende weg ontstaat hierbij een beeld waarop verder kan worden gestuurd en zonodig bijgestuurd. Aan illegale situaties, ook als deze al langer bestaan (met alle mogelijke gevolgen vandien), kan immers niet geheel voorbij worden gegaan. Als we kijken naar de maatschappelijke beleving van de ruimtelijke omgeving dan geldt het buitengebied wellicht als het meest kwetsbare. Om die reden zou de aandacht en actie in eerste instantie zich daarop kunnen richten. In tweede instantie
- 20 -
komen dan de bedrijfsterreinen in beeld. Het inzicht krijgen in de omvang en aard van ongewenste activiteiten is mede van nut met het oog op de vaststelling van bestemmingsplannen voor deze delen van de gemeente. Evaluatie. Het handhavingsbeleid dient regelmatig te worden geëvalueerd met het oog op het beschikbaar komen van beleidsinformatie. Waar staan we, welke ervaringen zijn opgedaan, is er reden om bij te sturen, moeten we nader aandacht besteden aan (bijstelling van) het werkprogramma ? In die zin valt er dus veel voor te zeggen om al enigermate vooruit te lopen op een komende wetswijziging, die uitgaat van een jaarlijkse verslaglegging. Instrumenten. Een juist instrumentarium draagt in positieve zin bij aan een goed handhavingsbeleid. Eerder was al sprake van luchtfoto’s. Het verdient aanbeveling om deze te actualiseren, ook al met het oog op het vastleggen van de huidige situatie bij het van start gaan van een actief handhavingsbeleid. Binnen de gemeentelijke organisatie zijn er nogal wat afdelingen die zich bezig houden met aanverwante taakvelden. Daarbij valt te denken aan bouwvergunningen, reclametekens, in- en uitritten, kapvergunningen e.d. Zowel in het vergunningentraject als bij mogelijke handhavingsacties kan onderlinge uitwisseling van informatie van nut zijn. Het kanaliseren van die informatiestromen is dan ook een optie. Hierachter schuilt de gedachte dat men laat weten waar men mee bezig is; dat kan ook voor anderen wel eens van belang zijn. Het opzetten van een informatiesysteem/databestand via ons netwerk verdient aanbeveling. Daarnaast is uit interviews met een aantal medewerkers gebleken dat de gedachte om een gestructureerd overleg te organiseren (b.v. 2- maandelijks) tussen diverse medewerkers die bezig zijn op het gebied van handhaving (milieudienst ZHZ, vrijwillige brandweer, afd. bestuurlijke, economische en juridische zaken, afd. volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu, afdeling plantsoenen) bijval geniet. Op deze wijze kunnen ervaringen vanuit de praktijk worden uitgewisseld, kan kennisoverdracht plaats vinden en kunnen afspraken worden gemaakt over gezamenlijke/gecoördineerde activiteiten. Door samenwerking op alle facetten van het handhavingsvraagstuk kan natuurlijk veel worden bereikt ! Een heldere organisatie/structuur. Met het oog op het gestelde in de vorige alinea’s wordt ook het volgende genoemd. Het is misschien een stap te ver (op dit moment), maar in gedachten zou kunnen worden gehouden het instellen van een coördinator handhaving, of nog beter: het instellen van een taakgroep Vergunningen en Toezicht. Deze coördinator vervult een coördinerende rol tussen de diverse organisatieonderdelen die zich bezig houden
- 21 -
met handhaving. De rol van een taakgroep Vergunningen en Toezicht is nog meer helder: deze groep behandelt alle vergunningsaanvragen die te maken hebben met de fysieke leefomgeving. Hiermee wordt een maximale mogelijkheid tot integratie gecreëerd. Hoe dit ook zij, een heldere afbakening van taken en verantwoordelijkheden is te allen tijde noodzakelijk. In dat verband is het wellicht nodig om nader in te zoomen op taken/verantwoordelijkheden ten aanzien van Hoofdstuk 6 van de Bouwverordening (brandveilig gebruik) in verband met eventuele fricties. Overeenkomstig de huidige organisatieopvattingen zou een productgerichte benadering uitgangspunt kunnen zijn. Personele en financiële consequenties. Een sterkere inzet op handhaving van de bouwregelgeving en ten aanzien van de ruimtelijke ordening heeft uiteraard gevolgen voor de omvang van de formatie. Eerder is gesteld dat het versterken van de formatie met, danwel het vrijmaken van 1 fte, thans een uitgangspunt is. In het licht van hetgeen hierover eerder is gesteld (1996) moet 1 fte per saldo als niet toereikend worden beschouwd. Destijds is als indicatie aangegeven 1,3 fte 1 waarbij de relaties met enkele aanverwante beleidstaken in feite nog niet werden gelegd. Op grond van opgedane ervaringen kan inzicht ontstaan in de daadwerkelijk benodigde omvang van de formatie. Het verdient aanbeveling om, zeker bij het van start gaan van activiteiten rond een actiever handhavingstraject, de formatie extra te versterken. Dit zou kunnen door een partiële inhuur van een adviesbureau, maar ook zou bezien kunnen worden wat de Drechtsteden-gemeenten onderling voor elkaar kunnen betekenen. De gesprekken op managementniveau over de vraag hoe de samenwerking kan worden verbeterd en hoe de ene gemeente aan de andere mogelijk hulp en bijstand kan verlenen, zijn zeer recent weer opgepakt. Een zaak die permanent aandacht nodig heeft is een adequaat, professioneel en klantgericht handhavingsapparaat. Een kwalitatief goed handhavingstraject (zowel technisch als juridisch/bestuurlijk) stelt in alle fasen eisen aan de individuele medewerkers. Hun opleidings-/kennisniveau dient daarop te zijn aangepast, evenals het functie-/beloningsniveau. Op het gebied van de bouwregelgeving ca. kent de gemeente wel toezichthouders (art. 100 Woningwet), maar geen buitengewoon opsporingsambtenaren. Een aanwijzing als zodanig (art. 113 Woningwet en art. 63 WRO) verdient aandacht, omdat het de mogelijkheid tot effectiever optreden vergroot (bevoegdheid tot het maken van proces-verbaal en een steviger positie op grond van het WvSv). Uiteraard behoeven een specifieke scholing en opleiding dan aandacht. Waar sprake is van uitbreiding van de formatie voor handhavingstaken komen natuurlijk ook de financiële gevolgen in beeld. Op landelijk niveau is strikt genomen 1
Eerder is uitgegaan van per week 4 ½ dag technisch toezicht (2 dagen reguliere bouw en 2 ½ dag handhaven illegale bouw) en 2 dagen per week bestuurlijk-juridische begeleiding handhaven illegale bouw.
- 22 -
nog altijd niet helder of de kosten ter uitvoering van een handhavingstraject onder de heffing van (bouw-) leges kunnen vallen. Van een dienstverlening in een individueel geval is immers geen sprake, althans niet als het gaat om het sanctioneren. Voor het aspect controle/toezicht op vergunde bouw is dit wellicht anders, omdat er dan een directe relatie is met de vergunning. Ten aanzien van controle op illegale activiteiten in ruime zin zou gesteld kunnen worden dat het dan eerder gaat om een meer algemene publieke taak van het bestuursorgaan. Anderzijds is in de praktijk de grens betreffende de vraag wat nu precies onder leges valt, tamelijk diffuus. In deze gemeente is al langer de intentie aanwezig om volledige kostendekkendheid te bereiken ten aanzien van de kosten voor bouw- en woningtoezicht. En tenslotte, een “handhaving op niveau” vereist een juiste politieke omgeving. Bestuurlijke betrokkenheid en verantwoordelijkheid voor het totale proces, het scheppen van duidelijkheid naar de burgers en naar de organisatie, continuïteit van beleid (handhaven is niet iets dat je eenmalig doet) en het aanvaarden van de personele en financiële consequenties daarvan, moet beschouwd worden als een “must”. Verwacht mag worden dat in de Alblasserdamse situatie het niet langer ontbreekt aan essentiële voorwaarden die bijdragen aan het welslagen van een actief handhavingsbeleid. 10. Aanbevelingen voor een verdere implementatie. Teneinde daaraan handen en voeten te geven, kunnen aan de hand van het voorafgaande – met name het gestelde onder de vorige paragraaf – de volgende aanbevelingen worden gedaan. Algemeen. •
Het is dringend gewenst om in Alblasserdam een actief handhavingsbeleid op het terrein van de bouwregelgeving en ruimtelijke ordening c.a. te voeren en vervolgens te implementeren bij alle fasen van het handhavingsvraagstuk; Versterking van het optreden dient zowel preventief als repressief plaats te vinden en kan met name gestalte krijgen bij de volgende taken: •
•
•
Intensivering van het toezicht tijdens de bouw, het optreden tegen illegale bouw (zonder of in afwijking van vergunning), het optreden tegen illegaal slopen en een beter toezicht op en optreden tegen illegaal gebruik (bestemmingsplan) van gronden/opstallen; In het kader van de milieuwetgeving dient het toezicht tijdens de bouw van inrichtingen te worden verbeterd, dient het toezicht op bodemsaneringen tot 25 m3 te worden versterkt, dient controle op uitgevoerde akoestische maatregelen plaats te vinden en op het nakomen van afspraken in het kader van het duurzaam bouwen; In het kader van de Drank- en Horecawet dient de controle op de wijziging van inrichtingen of het afwijken van de vergunning te worden verbeterd;
- 23 -
Preventief optreden. •
•
De voorlichtings- en adviesfunctie van de gemeente dient te worden versterkt; tijdig moet worden ingespeeld op veranderende wetgeving; de beschikbaarheid van het voorlichtingsmateriaal en de kwaliteit daarvan dient te worden verbeterd; het verder uitbouwen van de betreffende pagina’s op internetsite www.alblasserdam.nl verdient permanent aandacht; Het maken van kwalitatief goede beoordelingskaders is noodzakelijk (welstandsbeleid, beeldkwaliteitsplannen, bestemmingsplannen); bestemmingsplannen dienen nadrukkelijk regelmatig te worden beoordeeld op actualiteit en zonodig te worden herzien; opvattingen over tuin- en erfbebouwing bijv. dienen daarin te worden geïntegreerd, dan wel als afzonderlijk beleidskader te worden vastgesteld;
Repressief optreden. Voor dit element van de handhaving geldt het volgende. •
Met betrekking tot het sanctioneren van handhaving in principe kiezen voor de weg van het bestuursrecht en daarbij het instrument van de dwangsomoplegging in de regel als het meest geëigend beschouwen; in voorkomende gevallen (overtredingen op grote schaal) overwegen om vroegtijdig (tevens) overleg te hebben met het openbaar ministerie;
•
Een concrete handhavingsactie dient altijd gepaard te gaan met een afweging van belangen; Aan wet- en regelgeving en aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur dient aandacht te worden geschonken; de mogelijkheid tot legalisatie dient te allen tijde te worden onderzocht;
•
Voor al langer bestaande overtredingen met betrekking tot bouwen en/of gebruiken zal in concrete gevallen bij afweging kunnen blijken, dat niet altijd een vuist kan worden gemaakt. Ingeval van overtreding, waarbij sprake is van onveilige situaties, dient altijd en zonodig met dwang te worden opgetreden; Met betrekking tot zeer ongewenste situaties in gevallen waarbij dwang niet meer in de rede ligt, door middel van overleg (afbouw, overgangsperiode ?) met de overtreder trachten tot beëindiging/verbetering te komen en daarbij zonodig enige hulp aanbieden;
•
Ten aanzien van prioritering en ook met het oog op de gevolgen van een overgangsrecht bij het van kracht worden van nieuwe bestemmingsplannen, voor het buitengebied en voor de bedrijfsterreinen een inventarisatie plegen en zo mogelijk optreden tegen/overleg openen omtrent geconstateerde vormen van gebruik, in strijd met het bestemmingsplan;
•
Als regel geen formele gedoogtoestemmingen verlenen; slechts bij wijze van hoge uitzondering dient daartoe te worden overgegaan, b.v. bij een zeer beperkte
- 24 -
tijdsduur en bij een concreet vooruitzicht op een positief besluit en altijd na zorgvuldige voorbereiding;
Organisatie/instrumentarium. •
Met het oog op het vastleggen van de huidige situatie verdient het aanbeveling luchtfoto’s van het grondgebied van deze gemeente te maken en regelmatig te actualiseren;
•
De omvang van de formatie, belast met handhavingstaken, dient op orde te zijn; zeker in de aanvangsfase dient de mogelijkheid tot een (extra) versterking boven 1 fte te worden onderzocht (inhuur derden, intergemeentelijke samenwerking);
•
Het kennis- en opleidingsniveau en functieniveau van de medewerkers, belast met handhavingstaken, zowel technisch als juridisch/bestuurlijk, dient in overeenstemming te zijn met de daaraan te stellen eisen;
•
Het verdient aanbeveling ambtenaren aan te wijzen, belast met het opsporen van strafbare feiten met betrekking tot bouwen/gebruiken;
•
De onderlinge uitwisseling van informatie tussen de diverse afdelingen die zich bezig houden met vergunningen en met het handhavingsvraagstuk dient te worden verbeterd; het opzetten van een informatiesysteem/databestand, maar ook een gestructureerd overleg tussen in- en externen verdient daarbij aanbeveling;
•
De gedachte rond het instellen van een Coördinator Handhaving en op termijn mogelijk het instellen van een taakgroep Vergunningen en Toezicht, verdient nadere afweging;
•
Een punt van aandacht is het nader inzoomen op taken/verantwoordelijkheden ten aanzien van hoofdstuk 6 van de Bouwverordening (brandveilig gebruik) in verband met het risico van eventuele fricties.
Evaluatie/verslaglegging. •
De implementatie van een actief handhavingsbeleid tenminste jaarlijks evalueren (verslaglegging aan gemeenteraad) en de opgedane ervaringen mede gebruiken voor concretisering/actualisering van een handhavingsprogramma.
Vervolg. •
De nadere uitwerking van de aanbevelingen in deze notitie, waarvoor forse bouwstenen zijn aangedragen, dient gestalte te krijgen in een op te stellen handhavingsprogramma (genoemde acties, benodigde/beschikbare capaciteit, planning en budgettering).
- 25 -
Slot. Tenslotte wordt aanbevolen om het van start gaan van een actief handhavingsbeleid te communiceren met de bevolking (pers, internetsite e.d.) en de mogelijkheid tot reageren te bieden, alvorens tot definitieve vaststelling van deze nota wordt besloten.
11. Samenvatting Het handhaven van regelgeving in de ruime zin van het woord is een onderwerp dat vele overheidsinstanties en bestuurders bezig houdt. Belangrijke gebeurtenissen in de samenleving maken duidelijk dat het hier om een tamelijk onontgonnen terrein gaat dat thans aan een verhevigde belangstelling bloot staat. Zo ook in deze gemeente, waar een zekere parallelliteit tussen een dergelijke ontwikkeling enerzijds en anderzijds een toenemende belangstelling op voorhand van bestuurlijke zijde voor dit fenomeen, waarneembaar is. Daarom is deze nota opgesteld, als vervolg op een eerder discussiestuk in 1996 en een notitie in 2000. Destijds is al aangegeven dat het zgn. piep-systeem en het niet echt doorzetten van acties tot een ongewenst beeld leidt en al gauw een zweem van willekeur en rechtsongelijkheid met zich brengt. Het roer moet om, vindt ook de centrale overheid, die b.v. de inspectie VROM gericht vraagt om beleidsmatig maar ook op lokaal niveau onderzoek te doen naar het beleid van de lagere overheden op het terrein van het bouwen en de ruimtelijke ordening. Het voorontwerp van de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening heeft o.a. tot doel het wettelijk instrumentarium te verbeteren, de positie van de inspectie VROM te versterken en ook de gemeente een handreiking te doen door het bieden van nieuwe sanctie-instrumenten zoals de bestuurlijke boete en de transactiebevoegdheid. Ook thans echter staan de gemeenten handhavinginstrumenten ter beschikking, zowel bestuurrechtelijk (bestuursdwang en dwangsombeschikking), in voorkomende gevallen privaatrechtelijk en strafrechtelijk. In de meeste gevallen moet bestuursrechtelijk optreden -met name de dwangsomoplegging- als meest geëigend worden beschouwd. Uiteraard zijn er aan het entameren van handhavingacties beperkingen verbonden. Daarbij moet b.v. worden gedacht aan bepalingen ontleend aan wet- en regelgeving, de plicht legalisatie te onderzoeken, de belangenafweging (die van de overtreder, van de overheid en van de eventuele derdebelanghebbende), andere algemene beginselen van behoorlijk bestuur etc. De toezicht/handhavingspraktijk in Alblasserdam verschilt per taakveld maar behoeft grosso modo nadrukkelijk verbetering. Op het terrein van de het brandveilig gebruik is al een forse inhaalslag gepleegd en blijft nazorg nodig. Op het gebied van de milieuvoorschriften vinden toezicht en handhaving sinds jaar en dag plaats. Toch zijn ook hier nog additionele verbeteringen voorstelbaar. Op het terrein van de APV is in wezen een forse inzet aan de orde. In mindere mate geldt dit voor de Drank- en Horecawet.
- 26 -
Op het gebied van de bouwregelgeving en de ruimtelijke ordening, iets waar “iedereen” mee te maken heeft, is er als het ware sprake van een braakliggend terrein. De wenselijke acties zijn niet alleen repressief (achteraf) maar ook preventief (gericht op voorkoming) van aard. In het eerste geval moet nadrukkelijk aandacht krijgen een goede voorlichting en een heldere kaderstelling. Bij repressief optreden zal altijd acht moeten worden geslagen op de genoemde beperkingen die nu eenmaal ook aan handhavingstrajecten verbonden zijn. Voor al langer bestaande illegale situaties dienen de mogelijkheden tot handhaving van geval tot geval te worden nagegaan. Het houden van inventarisaties voor met name het buitengebied en voor de bedrijfsterreinen in het kader van bestemmingsplantrajecten wordt aangeraden. In de nota wordt benadrukt dat handhaven een juiste politieke omgeving vereist. Aanbevelingen worden gedaan op het punt van instrumentarium/organisatie, zoals het regelmatig maken van luchtfoto’s, het verbeteren van de informatiestromen rond handhaving op de diverse taakvelden door goede applicaties, het creëren van overlegstructuren, het instellen van een coördinator handhaving als eerste stap, het op orde brengen van de formatie, aandacht voor opleidings- en functie-eisen etc. Tenslotte wordt aanbevolen om op basis van de nota en de aangeleverde bouwstenen een handhavingsprogramma op te stellen (wie?, wat?, wanneer ?, kosten?) en dit regelmatig te evalueren. Alvorens de nota definitief wordt vastgesteld dient deze te worden gecommuniceerd met de bevolking.
- 27 -
Mees van de Graaf jan.-jun. 02
Met dank aan diverse collega’s voor hun medewerking aan het interview en voor hun commentaar
Bijlage: handhavingsschema vragenlijst interviews
Geraadpleegde documentatie: Handhaven met beleid, een empirisch-juridische studie over de handhaving van bestemmingsplannen, Hoitink/Michiels, Zwolle 1993 Ruimtelijk beleid in theorie en praktijk, Klaassen, ’s-Gravenhage 2000
- 28 -
Wet op de Ruimtelijke Ordening Woningwet Voorontwerp nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening 2001 Diverse circulaires van het ministerie van VROM met aanbiedingsadvies Brochures Handhaven op Niveau (Min. van Justitie 2001) De Handhavingskrant (Stuurgroep Handhaven Op Niveau) Brochure provincie Zuid-Holland inzake gedogen bij milieu- en waterzaken Gewijzigde Bouwverordening 1998 gemeente Alblasserdam Conceptnotitie Handhaving APV 2002 gemeente Alblasserdam Notitie gemeente Alblasserdam vergroten bouwtoezicht en optreden tegen illegale bouw (1996) Notitie gemeente Alblasserdam Handhaving, van Iets naar Regeling (2001) Notitie gemeente Zwijndrecht inzake handhaving bouwregelgeving/ruimtelijke ordening (1999) Diverse tijdschriftartikelen
Toepassing bestuursdwang • • • • • • •
(art. 5:21 t/m 5:31 Awb) voorbereiding beschikking niet tegelijkertijd met dwangsom (art.5:31 Awb) bekendmaking voornemen (art: 4:8 Awb) horen: zienswijze/bedenkingen belangenafweging tenzij spoed (art. 5:24, lid 6 Awb) schriftelijke bekendmaking toepassing bestuursdwang aan overtreder (= besluit, dus bezwaar mogelijk), waarin vermeld:
Opleggen dwangsom • (art. 5:32 t/m 5:36 Awb) • •
• • • •
voorbereiding beschikking niet tegelijkertijd met bestuursdwang (art. 5:36 Awb) bekendmaking voornemen (art. 4:8 Awb) horen: zienswijze/bedenkingen belangenafweging schriftelijke bekendmaking opleggen dwangsom aan overtreder (= besluit, dus bezwaar mogelijk), waarin vermeld:
- 29 -
•
•
•
- wettelijke bevoegdheid (art. 5:22 Awb) - overtreden voorschrift (art. 5:24 Awb) – gunningstermijn (tenzij spoed) - duidelijke omschrijving last: ongedaan maken overtreding - omschrijving inhoud bestuursdwang - kostenverhaal, tenzij onredelijk (art. 5:25, lid 2 Awb) - aangeven bezwaar- en beroepsmogelijkheid bekendmaking tevens aan “rechthebbenden op het gebruik van de • zaak” (art. 5:24, lid 3 Awb) en aan de aanvrager bij niet voldoen aan last: feitelijke toepassing bestuursdwang: - zorgvuldig - niet onnodig ingrijpend of duur - voor bevoegdheden (betreden woningen etc.) zie artikel 5:27 t/m 5:30 Awb - regels voor meevoeren en opslaan van zaken zie art. 5:29 en 5: 30 Awb kostenverhaal (art. 5:25 en 5:26 Awb) - op overtreder - welke kosten (volledig kostenverhaal niet altijd redelijk, art. 5:26 Awb) - hoe (art. 5:26 Awb) - zenden nota – herinnering - invordering bij dwangbevel of via civiele incasso-actie
- wettelijke bevoegdheid (art. 5:22 Awb) - overtreden voorschrift ( art. 5:24 Awb) – gunningstermijn, tenzij spoed - duidelijke, exacte omschrijving last: ongedaan maken overtreding + herhaling voorkomen - omschrijving hoogte te verbeuren dwangsom ineens, per overtreding of per tijdseenheid -aangeven mogelijkheid tot bezwaar en beroep bij niet voldoen aan last: verbeuren dwangsom – invorderingstermijn (art. 5:35 Awb) - invordering via dwangbevel of via civiele incasso-actie
C.J.Kieviet
Interview t.b.v. nota Handhaving (bouwregelgeving, Wro)
1.
Hoe is handhaving t.a.v. jouw taakdeel geregeld ?
- 30 -
2.
Welke problemen ervaar je daarbij ?
3.
Hoe zou een goed handhavingsbeleid er naar jouw oordeel uit moeten zien ?
4.
Welke problemen verwacht je bij implementatie ?
5.
Behoefte aan gestructureerde vorm van overleg ?
Tips of anderszins: