Verslag van de vergadering van de Statencommissie Economie en Mobiliteit, gehouden op woensdag 28 mei 2008 van 17.00 uur tot 21.00 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr. IJ.J. Rijzebol (voorzitter, CDA), mw. S.M. Beckerman (SP), dhr. D. Bultje (PvdA), mw. L. Broekhuizen-Smit (PvdA), mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), dhr. J. Hilverts (ChristenUnie), mw. A.G. van Kleef-Schrör (CDA), dhr. H.J. Kruithof (VVD), dhr. J. Meesters (burgercommissielid, VVD), dhr. W. Haasken (VVD), dhr. R.D. Rijploeg (PvdA), dhr. T. Schroor (burgercommissielid, D66) en mw. J. Siersema-Venema (GroenLinks). Afwezig: dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie), dhr. E. de Graaf (burgercommissielid, GroenLinks), dhr. J. Oosterhaven (PvhN), dhr. H.T. Stavenga (PvdA), dhr. L.A.M. Stoop (PvdD), dhr. C. Swagerman (SP), mw. L. van der Tuin-Kuipers (CDA), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66) en dhr. T.J. Zanen (PvhN). Voorts aanwezig: dhr. J.C. Gerritsen (gedeputeerde), dhr. H. Bleker (gedeputeerde), dhr. D.A. Hollenga (gedeputeerde), dhr. P.M. de Bruijne (gedeputeerde), dhr. D. Deelstra en dhr. C. Dijkman (namens Arriva), dhr. C. de Vries en dhr. P. Lautenbach (namens ProRail), dhr. A.C.F. Sierts (ingenieur), mw. J. Bordewijk (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (verslagbureau Groningen; verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). 0. Presentatie van Arriva, ProRail en dhr. Sierts De voorzitter geeft te kennen dat is afgesproken dat de commissie zich voorafgaand aan het formele deel van de vergadering, zich breed laat informeren over de mogelijkheden en misschien wel onmogelijkheden om in de toekomst een wat intensiever gebruik te maken van het spoornetwerk. Daarvoor zijn uitgenodigd en aanwezig: Dhr. D. Deelstra en dhr. C. Dijkman (namens Arriva) Dhr. C. de Vries en dhr. P. Lautenbach (namens ProRail) Dhr. A. Sierts (ingenieur en jarenlang pleitbezorger van onconventionele wegen om de kwaliteit van het spoorvervoer te verbeteren, inmiddels ook werkzaam bij het spoor) Dhr. Deelstra (Arriva) houdt een presentatie over Arriva, ingezoomd op het spoordeel (business unit trein). Arriva is een beursgenoteerde onderneming gevestigd in Engeland. Arriva is in Europa een grote speler, er werken 38.000 mensen. De omzet bedraagt € 2,5 miljard. Arriva heeft ongeveer 15.000 bussen en 386 treinen. In Nederland heeft Arriva 2500 mensen in dienst. De omzet in Nederland bedraagt € 250 miljoen. In Nederland heeft Arriva 1000 bussen en 50 treinen. Dat laatste is groeiende. In welke gebieden komt men Arriva tegen? In het Noorden het GGD-gebied.
1
In het Westen van Nederland gaat het om Waterland (de regio boven Amsterdam), de Hoeksche Waard, het DAF-gebied en het Brabant-gebied. Business Unit Trein Aantal dienstregelingsuren 125.000 Stelkilometers 7.600.000 Punctualiteit 85-99% Zitplaatscapaciteit 6311 (Noord-Nederland) + 1131 (MerwedeLingelijn) Omzet € 55,7 miljoen Aantal treinen 43 (Noord-Nederland) + 7 (MerwedeLingelijn) Aantal medewerkers circa 250 In 2000 wilden de NS een deel van hun activiteiten afstoten. NoordNed ontstond, eerst NoordNed 1, toen NoordNed 2 en uiteindelijk, niet al te lang geleden, overgegaan in Arriva als het spoorbedrijf van Arriva. Destijds heeft Arriva op basis van verschillende onderzoeken een zo optimistisch mogelijke prognose gemaakt om te kijken of men een business case rond kon krijgen voor de komende vijftien jaar. Die staat weergegeven in de prognose. De realiteit is dat men daar momenteel ver bovenuit stijgt. De groei die Arriva voor ogen had, is vele malen hoger dan vooraf werd aangenomen. In 2006 en 2007 is er sprake van een forse stijging van het aantal reizigerskilometers. Arriva verwacht de komende jaren nog verder te groeien. De ambitie is om in die vijftien jaar 50-70% te groeien ten opzichte van nu. Dat is een forse ambitie, waar veel voor moet gebeuren. Arriva heeft er forse investeringen voor gedaan: Moderne treinen, geschikt voor 140 km/u, hoogfrequent rijden (veel dienstregelingskilometers), drempelloos rijden, om toegankelijk te zijn voor iedereen die met het OV wil reizen en uiteindelijk ook uitbreiding naar real time information, zodat mensen geïnformeerd kunnen worden over overstaptijden en dergelijke. De komende tijd zal Arriva € 25 miljoen extra investeren in treinen om uiteindelijk die ambitie ook waar te kunnen maken. Er is wel een voorwaarde voor nodig. Je moet er wel voor zorgen dat je uiteindelijk in de hele infrastructuur waarmee je rijdt, ook je treincapaciteit en je techniek kunt benutten. Daar zijn meerdere partijen voor nodig, niet alleen de overheid, maar ook ProRail, om de knelpunten die men tegenkomt in de infrastructuur op te lossen. In welke context vindt dit plaats? Dat vindt plaats in de ambitiegroei die vanuit het ministerie is aangegeven: circa 5% groei per jaar. Arriva denkt daar meer van te kunnen maken met goed materieel, goede mensen en het benutten van het spoornet. Een groeiend milieubesef leidt ertoe dat mensen mogelijk ook voor het OV kiezen in plaats van de auto. Er zijn meerdere studies aan gewijd. Uiteindelijk zijn er ook afspraken gemaakt met de provincie Groningen over hoe men dat de komende tijd wil realiseren. De ambitie van Arriva gaat verder, niet alleen datgene wat men nu rijdt, Arriva wil ook naar Veendam. Daar is de afgelopen tijd veel energie in gestoken met verschillende partijen. Door de handen ineen te slaan kan men de vervolgstap maken door het gehele vervoer in het Noorden verder uit te breiden. Uiteindelijk zou Arriva natuurlijk ook naar Stadskanaal en Emmen willen. Er zijn nog enkele gebieden die de aandacht van Arriva hebben. Eén daarvan is GroningenHeerenveen. Waar loopt Arriva tegen zaken aan die uit de weg geruimd dienen te worden om uiteindelijk die groei te realiseren? Een van de zaken waar veel discussie over is geweest, is het ophogen van perrons. Op dit moment wordt dat uitgevoerd. Arriva heeft ook treinen die zijn uitgevoerd met een intern toiletsysteem. De infrastructuur moet verder aangepast worden om ervoor te zorgen dat dit ook op een nette wijze afgevoerd kan worden. Ook daar wordt op dit moment aan gewerkt. Het tankproces. Voor een snelle dienstverlening tegen concurrerende prijzen, moet ervoor worden gezorgd dat de logistieke handelingen die in het proces worden uitgevoerd, zo efficiënt mogelijk plaatsvinden. Een ervan is het tankproces. Dat moet zo snel mogelijk kunnen plaatsvinden, waardoor men minder tijd kwijt is. Er wordt op dit moment druk aan gewerkt om dat mogelijk te maken. Uiteindelijk moet Arriva de technische capaciteit van de treinen kunnen benutten. Arriva wil sneller over de banen kunnen rijden. Op enkele plaatsen zijn wissels nodig om een hogere frequentie mogelijk te maken. Arriva loopt op dit moment tegen een aantal beperkingen van het ATB-systeem aan. Het ATB-systeem remt Arriva op dit moment in de snelheid waarmee de dienstregeling kan worden uitgevoerd. Daar zijn studies voor gedaan. Uiteindelijk wil met dat een aantal zaken dat relatief eenvoudig op te lossen is, daadwerkelijk wordt uitgevoerd, zodat met het bestaande net en bestaande treinen een beter product geleverd kan worden.
2
Op het moment dat er meer wordt gereden en er meer bewegingen worden gemaakt, moet ook de capaciteit van het station in Groningen beter worden benut. Een van de zaken waar Arriva nu tegenaan loopt, is het gebruik van spoor 6/7, het spoor dat het verst weg ligt bij de ingang van het station. Veelal wordt, op het moment dat er een afwijkende beweging is, dat spoor gebruikt. Mensen die minder goed ter been zijn, hebben daar last van, want die kunnen over het algemeen geen gebruik maken van de trappen die daar aanwezig zijn. Er zal een oplossing gevonden moeten worden om uiteindelijk ook dat spoor goed toegankelijk te krijgen. Welke maatregelen neemt Arriva om uiteindelijk die ambitie waar te maken, om uiteindelijk met de treinen die Arriva heeft de groei mogelijk te maken? Arriva is druk bezig om de logistiek verder te optimaliseren. Daar worden forse slagen in gemaakt, zowel in het rijden zelf als ook in het secundaire proces in het rangeren; Voorts wordt getracht een optimalisatieslag te maken in de dienstregeling; Optimalisatie materieel. Arriva is ook met de onderhoudspartij en de bouwer van het materieel bezig om daar nog fine tuning te doen om uiteindelijk het materieel nog beter te kunnen benutten; Arriva zal ook moeten kijken naar een optimalisatieslag in de infrastructuur om met voldoende hoge snelheid te kunnen rijden, daarmee stipt te kunnen rijden en mogelijk zelfs straks met meerdere composities te gaan rijden, zodat men misschien meerdere slagen op baanvakken kan gaan doen. De ambitie is fors. Arriva wil een groei realiseren van 50-70%. Arriva doet dit omdat zij denkt dat dit ook mogelijk is. Een van de dingen die Arriva gaat doen, is de frequentieverhoging van Zuidbroek naar Groningen en later de reactivering van Veendam. Dat is iets wat op relatief korte termijn op het programma staat, waar alle partijen in de startblokken staan om een aantal zaken voor elkaar te krijgen. Er is een goede infrastructuur richting Veendam nodig om uiteindelijk de halfuursfrequentie richting Veendam te realiseren. Arriva is druk bezig om te kijken of men middels een pilot ook real time informatie voor elkaar kan krijgen. Ook daar heb je meerdere partijen nodig om je reizigers goed te kunnen informeren. Toegankelijkheid van stations is heel belangrijk. Als je een goed product wilt leveren, zul je ook goed bij de treinen moeten kunnen komen en uiteindelijk er weer vandaan. Een belangrijke ontwikkeling is de frequentieverhoging Leeuwarden-Groningen. Met de huidige sneltrein heeft men gezien dat dit zoden aan de dijk zet en ook veel meer reizigers aantrekt. Daar wil Arriva mee verder. Wat is er nodig om dit allemaal te realiseren? Alle partijen zullen de ambitie moeten delen om die groei waar te maken: Arriva, de provincie, ProRail en partijen die er verder nog bij betrokken zijn; Vanuit die samenwerking moet je helder krijgen wie welke kosten betaalt, wat men uiteindelijk wil bereiken – doelen duidelijk krijgen – en uiteindelijk ook daadkracht die zich moet vertalen in een heldere planning, die ook daadwerkelijk door alle partijen onderstreept wordt en uiteindelijk gehaald wordt; Men moet gezamenlijk proactief verantwoordelijkheid nemen om die groei te realiseren. Het doel is uiteindelijk groei met tevreden reizigers en een goed gezamenlijk resultaat. Daar zijn alle partijen voor nodig. Arriva is er klaar voor. Er wordt hard gewerkt om de fine tuning van het materieel en de dienstregeling voor elkaar te krijgen. Arriva heeft de rest van de partijen nodig om verdere groei te realiseren. De voorzitter acht het verstandig om alle drie inleidingen eerst te laten plaatsvinden. De een kan wel reageren op de ander, wat al een stuk duidelijkheid verschaft. Dhr. Kruithof (VVD) vraagt de volgende inleiders om in elk geval specifiek in te gaan op de punten die door Arriva naar voren zijn gebracht met betrekking tot datgene waar ProRail verantwoordelijk voor is. De voorzitter geeft het woord aan dhr. De Vries. Dhr. De Vries (ProRail) houdt een presentatie. ProRail is de railinframanager van Nederland, dus de beheerder van het Nederlandse spoorwegnet, op enkele kleine stukjes na, zoals museumlijnen, etc. Er zijn inmiddels circa 26 vervoerder op dat net. Er zijn 6 à 7 personenvervoerders: Arriva, de NS, Connexxion, Veolia. Voorts zijn er vele goederenvervoerders. Gebieden waar personenvervoerders mogen rijden, zijn geografisch gespreid. Iedere goederenvervoerder die aan bepaalde veiligheids- en toelatingseisen voldoet, mag op het net rijden, mits er voldoende capaciteit is.
3
Wat zijn de hoofdtaken van ProRail? Met 26 vervoerders op een relatief krap spoorwegnet is ProRail verantwoordelijk voor de capaciteitsverdeling, dus de verschillende vervoerders vragen per jaar een capaciteit aan en ProRail managet dat capaciteitsverdelingsproces. ProRail zorgt voorts voor de verkeersleiding, dus de dagelijkse uitvoer van de dienstregeling, als het ware de seinen op groen zetten, zodat kunnen rijden. ProRail is verantwoordelijk voor de veiligheid op het spoorsysteem, dus de veiligheid ten aanzien van overwegen, wissels, seinen, etc. ProRail is verantwoordelijk voor het beheer en het onderhoud van het spoor. ProRail realiseert nieuwbouwprojecten, zowel in opdracht van de minister van Verkeer en Waterstaat – te denken valt aan de Hanzelijn, als in opdracht van vervoersautoriteiten, zoals de provincie Groningen en de provincie Friesland, als in opdracht van gemeenten. Dit laatste betreft omgevingsprojecten: tunnels onder het spoor, viaducten over het spoor, etc. ProRail bestaat sinds 2005. Toen is de Spoorwegwet in werking getreden. ProRail heeft een concessie tot 2015 om het spoorwegnet te mogen beheren. De financiële situatie. ProRail krijgt 80% van haar vergoeding van de rijksoverheid als concessievergoeding. 20% wordt betaald door de vervoerders uit het gebruik. Van de kosten die op de Arriva-lijnen gemaakt worden, wordt 20% vergoed door het gebruik van Arriva. In het verleden deed ProRail in het verleden de meeste zaken voor de rijksoverheid. Alle opdrachten kwamen vanuit de rijksoverheid. De regionale overheid krijgt als concessieverlenende autoriteit steeds meer zeggenschap. Zij heeft meer wensen op het gebied van RO, verkeer- en vervoerbeleid en wil daarvoor verbeteringen in het spoorwegnet. Dat wil ProRail graag met de regionale vervoerders en de regionale overheden oppakken. Er zijn tegenwoordig meer klanten dan alleen Verkeer en Waterstaat en NS. Dhr. De Vries noemt enkele voorbeelden waar ProRail op dit moment in deze regio mee bezig is. Er is via tussenkomst van de provincie een groot aantal kleine infrastructuurwensen naar voren gebracht. Die is men op dit moment gezamenlijk aan het bekijken teneinde de bottlenecks in de dienstregeling te verbeteren, bijvoorbeeld door het verplaatsen van een sein of een baken. Vervolgens wordt natuurlijk gekeken wat een en ander gaat kosten en oplevert. Gezamenlijk wordt een rendementsafweging gemaakt. Als je € 5 miljoen moet uitgeven om 2 minuten rijtijdwinst te boeken, dan is dat veel geld. Zo kan het ook andersom uitvallen. Die lijst met kleinere wensen is men aan het doorrekenen en eind volgende maand hoopt ProRail daar een eind mee te zijn. Er is met Arriva en de provincie een afspraak gemaakt dat de lijn Groningen-Veendam in de loop van 2010 wordt geopend voor reizigersvervoer. De gesprekken over het compensatiepakket van de Zuiderzeelijn komen op gang, over wat ProRail daarin voor de provincie kan betekenen. De bereikbaarheid van het eilandperron op spoor 6/7 van het station in Groningen dient te worden verbeterd. Er is nu wel een loopbrug, een monumentale loopbrug met te steile trappen, zonder liften. Iedereen verwacht van ProRail dat er dan maar liften gebouwd moeten worden. De vraag is wie dat dan betaalt. ProRail gaat na hoeveel gebruik ervan gemaakt gaat worden. Als je die liften tegen een monumentale loopbrug aan plaatst, trek je hem dan niet helemaal uit zijn verband qua monument? Dat moet worden overlegd met de monumentencommissie. Moet je niet in de toekomst nadenken over een bredere verbinding? Dat zijn allemaal zaken die men na wil gaan, voordat je gaat kijken wat precies het investeringsplaatje is en hoe het budget daarvoor geregeld wordt. ProRail is op de goede weg met de provincie en met Arriva om te kijken hoe men tot een beter treinproduct kan komen, maar alles wel op een zakelijk afweging. Dhr. Sierts (ingenieur) houdt een presentatie. Hij dankt de commissie voor de uitnodiging. Het is bijzonder dat in dit gezelschap ook een particulier het een en ander gaat zeggen. Dhr. Sierts vertelt dat hij zelf is geboren in Winsum. Zijn vader heeft in zijn jonge jaren in Winsum zich druk gemaakt voor het behoud van de spoorlijn. De appel valt dus niet ver van de boom. Voor dhr. Sierts begint het verhaal op het moment dat hij verhuisde van Groningen naar Twente. Hij raakte toen, door allerlei verwikkelingen met bussen die wegbezuinigd werden, actief bij de reizigersvereniging ROVER, als een van de weinige techneuten. Er werd hem gevraagd of hij iets met het spoor wilde doen, want spoor heet vaak technisch te zijn. Dat is eigenlijk vreemd, want het gaat natuurlijk om klanten. Dhr. Sierts ging zich verdiepen in het spoor en heeft zich onder andere bezig gehouden met de heropening van de spoorlijn Enschede-Gronau. Hij heeft zich overigens ook bezig gehouden met het weer terugkrijgen van de verbinding naar Leer in diezelfde tijd. Een van de meest interessante projecten waar hij inmiddels dertien jaar mee bezig is, betreft een vraagstuk op de spoorlijn Zwolle-Emmen. In 1995 heeft de NS een nieuwe dienstregeling ingevoerd op de lijn ZwolleEmmen. Het is een heel interessante casus om te begrijpen wat de problemen zijn op regionale lijnen en hoe de NS daar in het verleden mee omging. De situatie is redelijk vergelijkbaar met Arriva. Er werd gloednieuw en extreem snel optrekkend stoptreinmaterieel ingezet, Er kwam een mooie
4
halfuursfrequentie. De stoptrein ging bijna een kwartier sneller rijden dan vroeger. Er gebeurde iets vreemds. Het bleek dat de stoptrein richting Zwolle niet meer goed paste op het spoor. Hij sloot daar niet meer goed aan. In Mariënberg sloot hij ook niet goed aan. Dhr. Sierts bekeek dat toen eens en vond dat het allemaal veel slimmer moest kunnen. Na onderzoek blijkt dat de NS zelf ook wel weet dat het slimmer kon, maar dat zij andere prioriteiten hadden. De investeringen werden meer gezocht in de Randstad. Nieuw materieel kon nog wel, maar infrastructuur werd te duur. Het had nogal negatieve gevolgen. Als je als reiziger 25 minuten moet wachten in Zwolle op je aansluiting, heeft dat natuurlijk consequenties. De consequenties voor Almelo-Mariënberg was dat de exploitatiekosten verdubbelden en dat twee jaar later gezegd werd dat die lijn ook wel dicht kon. Hieruit kunnen twee conclusies worden getrokken. De infrastructuur op een enkelsporige lijn is passen en meten. De infrastructuur bepaalt feitelijk gewoon de dienstregeling die je kunt rijden. De vervoerder kan er eigenlijk ontzettend weinig aan doen. Er zit ook iets achter. Dat is volgens dhr. Sierts meer bestuurlijk en politiek, namelijk dat je ziet dat de NS jarenlang zelf de publieke afweging heeft gemaakt. Je zou zeggen dat de keuzes waar je investeert, ook een publieke zaak is. Je zag eigenlijk dat de NS, doordat ze zelf heel veel keuzes achter de schermen maakten, de laagste prioriteit gaf aan de regionale lijnen, waardoor er eigenlijk nooit echt in werd geïnvesteerd. Dat heeft ook tot consequentie dat regiolijnen aanzienlijk minder rendabel zijn dan mogelijk, want op die manier verlies je gewoon een heel stuk vervoersomvang. Dhr. Sierts maakt een grote stap in de tijd. In 2003 is hij gestopt met zijn vrijwilligerswerk voor ROVER. Iedereen die als vrijwilliger of maatschappelijk actief is, zal zaken herkennen in de situatie waarin dhr. Sierts zich bevond. Je doet heel erg je best om zaken voor elkaar te krijgen, maar het gaat allemaal heel moeilijk. Na tien jaar vrijwilligerswerk bij ROVER kwam dhr. Sierts tot de conclusie dat er enkele dingen helemaal niet klopten. Hij had geen zin om er nog zijn vrije tijd in te investeren, want het ging gewoon niet goed. Het meest fundamentele vond hij dat men blind leek voor het perspectief van de klant en dat de overheid geen sturing wist te geven aan de railinfrastructuur. Dhr. Sierts noemt dit heel bewust zo. De visie van dhr. Sierts op OV is dat hij ervan overtuigd is dat je met een goed OV echt mensen in de trein weet te krijgen en echt niet alleen de scholieren. In de afgelopen jaren is het door diverse vervoerders ook gewoon aangetoond is met groeigetallen waar de NS landelijk van kan dromen. Dhr. Sierts had in de tussentijd een zelfstandige onderneming in de ICT. Dat ging toen wat minder goed. Toen ging hij in 2004 een consultancy-klus doen op het gebied van OV. Dat is weer een heel nieuwe aanpak. Vroeger zat hij er altijd ‘tegenaan te schoppen’ vanuit ROVER, nu had hij de kans om je kennis op een heel andere manier in te zetten. Het was een zeer succesvolle klus. Het station Dalen is uiteindelijk niet gesloten. Het is voor dhr. Sierts ook een soort van omslag geweest in het denken: je kunt je kennis en je mogelijkheden ook aanwenden om echt veranderingen te bereiken. Zo’n adviesklus is wel leuk, maar uiteindelijk werden echte problemen niet opgelost, omdat de infrastructuur weer niet aangepakt wordt. Alles bleef hangen op het besluit van de decentralisatie. Vervolgens zag je ook heel duidelijk in de decentralisatie dat alle nadruk lag op het hele verhaal van de aanbestedingen en dat heel veel mensen eigenlijk geen beeld hadden dat men ook iets zou moeten met die infrastructuur. Je kunt wel heel snelle treinen vragen, maar als die vervolgens hun snelheid niet kunnen bereiken, dan is dat weggegooid geld. Er zitten dus enkele complexe vraagstukken achter. Zelfs iets heel simpels als perronhoogte – iets waar men op Enschede-Gronau zo’n acht jaar geleden ook al tegenaan liep – ging hier ook weer fout. Dhr. Sierts verklaart hier heel kromme tenen van te hebben gekregen. Sinds 2005 werkt dhr. Sierts zelf in de spoorwegbranche. Na de consultancy-klus is hij bij Alstom terechtgekomen. Het is een onderneming die materieel levert, maar ook beveiligingssystemen, waaronder de ATB. De ProRail Prijsvraag. Twee jaar geleden heeft ProRail een prijsvraag uitgeschreven voor verbetering van het regionale spoorvervoer. Toen had dhr. Sierts nog wel wat in zijn achterhoofd zitten, want hij had nog enkele plannen liggen. Het was voor hem een buitenkans. Ten aanzien van de knelpunten van de regionale spoorinfra toont dhr. Sierts een sheet. Hij noemt als problemen een sterk verspitst scholierenvervoer, een rijksoverheid die jarenlang de lege stoelen heeft gefinancierd. Ook vindt hij het triest dat de NS altijd over heel dure spoorverdubbelingen praat, constateert dat er geen geld voor is en dat er vervolgens niets gebeurt. De ProRail Prijsvraag bood dhr. Sierts de gelegenheid om een aantal van die ideeën er in te schieten. ProRail heeft een heel duidelijke vraagstelling: bedenk ideeën om de opbrengsten te verhogen en de kosten te verlagen. Dhr. Sierts heeft het voor Zwolle-Emmen en Almelo-MariënbergHardenberg uitgewerkt. De plannen voor de spoorverdubbeling Holland Railconsult kostten € 560 miljoen, terwijl de plannen die dhr. Sierts samen met DHV heeft uitgewerkt slechts € 10 tot 30 miljoen
5
kostten. De conclusie was dat de prestaties eigenlijk helemaal niet verschilden. Tot zijn stomme verbazing mocht dhr. Sierts mee naar de finale als enige particulier genomineerde. Er moest vervolgens ook echt iets worden gedaan, iets wat dhr. Sierts samen heeft gedaan met ingenieursbureau DHV. Dat heeft geleid tot een ‘spoorboekje’, een plan waarbij over een heel lange periode (10 jaar) wordt gekeken hoe je stap voor stap verbetering in de infrastructuur kunt aanbrengen. De belangrijkste resultaten tot nu toe: concept ‘economisch enkelspoor’. Dit houdt in dat je met korte verleningen van de passeersporen – de plaatsen waar de treinen elkaar passeren – een enorme toename van de prestatie tot gevolg heeft. Treinen hebben vaak 1,2 of 3 minuten vertraging. Die vertraging werkt door deze aanpassing niet door op de andere treinen. Een dubbelspoor is natuurlijk het ideaal, maar heel kleine verbeteringen daarin blijken al enorme capaciteitseffecten op te leveren en ook heel onverwachte, want het blijkt dat daardoor treinen minder vaak maximale snelheid moeten rijden om hun vertraging eruit te rijden. Dat levert bijvoorbeeld ook weer besparingen op, energie, veiligheid, maar ook onderhoudskosten van het spoor, want als treinen veel minder vaak maximale snelheid moeten rijden, scheelt dat op termijn heel veel in het onderhoud. Het project heeft niet de hoofdprijs gehaald, maar de regionale overheden Overijssel, Twente, Gelderland hebben het project geadopteerd en hebben ook de financiële middelen beschikbaar gesteld voor nader onderzoek. Ingenieursbureau DHV heeft het van dhr. Sierts overgenomen, want dhr. Sierts heeft er ook nog een normale baan bij. Almelo-Hardenberg. De ideeën die er lagen, blijken na onderzoek door DHV maakbaar en binnen het budget. Het DHV-rapport ligt op dit moment ter beoordeling bij ProRail. Wat zijn de belangrijkste punten voor de regio? Aangetoond is dat de ideeën voor de prijsvraaginzending realistisch zijn. Ook heel interessant is het dat het rijden op ATBcabinesignalering heel veel rijtijdwinst op kan leveren voor heel weinig geld. Het maakt het mogelijk om versnellingen door te voeren, zowel op de baan zelf als bij de stations sneller in- en uitrijden zonder heel dure seinaanpassingen. Dat betekent dat daarmee forse kostenbesparingen gerealiseerd kunnen worden. Dhr. Sierts gaat in op het vervolgtraject. Innovatieve oplossingen krijgen steeds meer de ruimte binnen ProRail; Regionale overheden zouden dit maximaal moeten ondersteunen. Het is uiteindelijk een win/win-situatie voor iedereen, met minder kosten meer doen; Het voorstel over de cabinesignalering wordt op dit moment uitgewerkt binnen Alstom. Op korte termijn hoopt men daarvoor een voorstel aan ProRail te kunnen doen; Dhr. Sierts wenst te benadrukken dat de groeipotentie van het railgoederenvervoer en de terminals in deze regio niet moeten worden vergeten. Een spoorverbinding van Emmen-Ter Apel –Stadskanaal is minimaal net zo interessant, ook voor het railgoederenvervoer, omdat je daarmee twee containerterminals kunt verbinden en die onderling kunt laten versterken. De voorzitter dankt dhr. Sierts. Dhr. Haasken (VVD) geeft aan dat men gisteravond informatie heeft gekregen over de regiotram. Hij is benieuwd hoe de onlangs gepleegd investeringen in het nieuwe, prachtige materieel van de tram matcht met de regiotram, waarbij ook moet worden gedacht aan de termijnen waarbij de regiotram in beeld wordt gebracht. Dhr. De Vries (ProRail) verklaart dat ProRail al enkele keren met de gemeente Groningen en het OVbureau heeft gesproken over de doorkoppeling van de stadstram de regio in. ProRail heeft er enkele vragen bij gesteld, terwijl het fysiek die koppeling lijkt, terwijl men ook kan denken aan de koppeling van het vervoerssysteem. ProRail heeft het OV-bureau meegegeven dat daar waar je in de Stad denkt aan lichte voertuigen, kleinere composities, hogere frequenties, je het in de regio hebt over grotere eenheden, lagere frequenties, ook vanwege de beperkte capaciteit van de enkelsporen. Als je met een tramachtig voertuig op de spoorbaan komt, dan zijn er allerlei veiligheidseisen – niet alleen vanuit ProRail, ook vanuit de inspectie van Verkeer en Waterstaat – aan botssterkte. Dat zijn wat minpunten in de fysieke doorkoppeling, nog afgezien van de interface van technische systemen. Je kunt er ook over nadenken of je een heel gemakkelijke overstap op enig station in Groningen – dhr. De Vries las in de krant Europapark, maar het zou ook het hoofdstation kunnen zijn – kunt maken, waardoor men de systemen technisch gescheiden kan houden. Dhr. De Vries denkt dat dat de afweging moet zijn, dat er goed over nagedacht moet worden. ProRail heeft in de richting van het OV-
6
bureau aangegeven dat als je die trams op de treinbaan of andersom de Arriva-treinen door de binnenstad van Groningen laat rijden, het niet helemaal matcht en je ook veel technische problemen introduceert. Dhr. Deelstra (Arriva) geeft aan deze mening voor een belangrijk deel te delen. De praktijk laat zien dat in de regio over langere afstanden grotere groepen mensen worden vervoerd en in de stad heel flexibel moet kunnen worden ingespeeld op allerlei situaties. Juist die twee zaken zijn heel moeilijk samen in één vervoersconcept in te bedden. Op het moment dat je een goede koppeling mogelijk maakt – of dat nu op het hoofdstation Groningen of het Noorderstation of Europapark, er zijn meerdere mogelijkheden voor – kan daar flexibeler op de verschillende vervoersvragen worden ingespeeld dan wanneer je er één vervoersmodaliteit van zou maken. Dhr. Sierts (ingenieur) verklaart dat de regiotram in sommige gevallen een interessante optie kan zijn, want reizigers hebben over het algemeen een hekel aan overstappen. Als je op die manier een overstap kunt vermijden, kan het aanvullende vervoerswaarde opleveren, dus extra reizigers die sneller overstappen van hun auto naar het OV. Daar staat tegenover dat zo’n regiotram op de langere afstanden snelheid verliest ten opzichte van bijvoorbeeld het materieel van Arriva. Daar zit uiteindelijk de afweging: er zijn aanzienlijke kosten aan zo’n koppeling verbonden. Je moet ook een technisch compromis gaan sluiten, want je moet zowel in de stad als daarbuiten kunnen rijden. Dhr. Sierts kan niet op voorhand aangeven wat de goede oplossing is. Het hangt vooral af van de rijtijden die uiteindelijk gerealiseerd worden. De rijtijden zijn ontzettend belangrijk. Als een tram bijna net zo snel kan zijn als het Arriva-materieel, dus inclusief overstapeffecten, etc. dan zou de regiotram interessant kunnen zijn. De vraag is – ook gezien de afstanden bijvoorbeeld naar Winschoten, Nieuweschans, Veendam en in de toekomst misschien zelfs verder – of die winst door het weghalen van een overstap niet wordt verloren door de snelheid op de langere afstand. Dit zou door nader onderzoek in kaart gebracht moeten worden. Dhr. Kruithof (VVD) stelt dat het grootste knelpunt van Arriva op dit moment zit in de maximumsnelheid en perron 6/7. Is er al een berekening gemaakt wat het nu zou kosten als die twee knelpunten opgeheven zouden moeten worden? Dan gaat het natuurlijk over lijnen waar Arriva op rijdt wat betreft die maximumsnelheid. De belangrijkste zijn Leeuwarden-Groningen en Groningen naar het oosten en het noorden. Dhr. De Vries (ProRail) geeft aan dat er ten aanzien van perron 6/7 is gekeken wat een nieuwe loopbrug kost, inclusief liften en voorzieningen. Dan kun je nog een discussie hebben of er wel of niet roltrappen bij moeten. Het gaat dan om een bedrag van € 6 à 7 miljoen. De andere vraag van dhr. Kruithof is erg algemeen. ProRail heeft een hele lijst gekregen van de provincie Groningen van kleine verbeterpunten. Die is men nu aan het bekijken. Gezocht wordt naar gemakkelijk te verhelpen ‘problemen’: een sein verplaatsen of misschien een snelle wissel maken, of een ATB-baken. Eind volgende maand kan dat worden aangegeven wat relatief kleine maatregelen zijn tegen lage kosten en met een hoog rendement. Dhr. De Vries weet hier nog geen absoluut bedrag van. Dhr. Kruithof (VVD) is verbaasd dat ten aanzien van perron 6/7 geen gelijkvloerse kruising met overwegen niet wordt overwogen, zoals bij het station Assen bestaat. Het is gewoon een overweg, waarbij je over het spoor moet. Dhr. De Vries (ProRail) merkt op dat er in Groningen zo’n kruising is, overigens niet beveiligd, helemaal achteraan het perron. Het is een doorn in het oog van ProRail en ook qua veiligheid van inspectie Verkeer en Waterstaat. ProRail mag geen nieuwe overbanen aanleggen op basis van het veiligheidsbeleid van de minister van Verkeer en Waterstaat. Daarom kijkt men naar ongelijkvloerse kruisingen. Bovendien moet je daar drie sporen kruisen voordat je… Je blokkeert nogal wat treinverkeer als je gelijkvloers gaat. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt in welke wet staat dat het niet mag. Dhr. De Vries (ProRail) antwoordt dat het staat in de Kadernota Verkeersveiligheid van de minister van Verkeer en Waterstaat. Het is geen wet, maar een beleidsnota. Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op dat er dus nog over te praten valt. Het gaat er natuurlijk om dat het veilig is, het gaat er niet om wat er staat.
7
Dhr. Sierts heeft laten zien wat er allemaal kan met relatief weinig geld op de lijn EmmenZwolle. Op een aantal lijnen in Groningen zou dus ook veel meer kunnen. Wat kan ProRail in de komende maanden voor stappen zetten om daarin verder te komen, besluiten te nemen en misschien heel kleine voorzieningen al heel snel door te voeren, soms misschien alleen door het maken van andere afspraken? Dhr. Rijploeg vraagt dhr. Sierts of hij een voorbeeld kan noemen waar je zou kunnen beginnen om meters te maken. Dhr. De Vries (ProRail) merkt op dat ProRail een lijst van de provincie Groningen gekregen die via Arriva tot stand is gekomen. Die wordt doorgerekend. Eind volgende maand zijn daar de resultaten van, qua effectiviteit en qua kosten. ProRail zoekt naar maatregelen die op korte termijn gerealiseerd zouden kunnen worden. Dhr. Rijploeg (PvdA) informeert of het geen maatregelen zijn die over drie jaar (geëffectueerd worden). Dhr. De Vries (ProRail) antwoordt dat het ook maatregelen zijn die een dergelijke tijd vergen. Dan gaat het vaak om meer kosten. Dhr. Sierts (ingenieur) denkt aan twee maatregelen. Allereerst moeten altijd vervangingsmaatregelen worden gecombineerd met slimme verbeteringen. Als er op een bepaald station een wissel voor 40 km/u versleten is – een snelheid die ook in 1890 werd gereden – zou men kunnen kijken of dit soort zaken voorgefinancierd kunnen worden en dan meteen een wissel van 60 of 80 km/u te leggen. Dat zijn maatregelen die ten opzichte van de afschrijving ontzettend weinig geld kosten. Het zou heel zonde zijn om nu nieuwe wissels te gaan plaatsen als je die over twee jaar weer moet vervangen. Een kleine, snelle inventarisatie kan veel opleveren. Het andere punt is de snelheidverhoging op de lange stukken op de vrije baan. Dhr. Sierts denkt dat daar ook heel snel een aantal maatregelen in genomen zou kunnen worden. De voorzitter dankt de insprekers en hun ondersteuning. Men zal zonder enige twijfel de komende perioden nog weer veel met elkaar te maken krijgen, want het intensieve gebruik van spoornetwerken is een hot item. 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering. Met kennisgeving zijn afwezig dhr. Zanen, dhr. Oosterhaven, dhr. De Graaf, dhr. Stoop en mw. Van der Tuin. Dhr. Gerritsen wordt vervangen door dhr. De Bruijne en door dhr. Bleker. Er ligt een uitnodiging bij de secretaris van de stichting OPC, een expertisecentrum voor reizigersinspraak in het regionaal OV, voor een bijeenkomst die zij op 19 juni aanstaande organiseren. Het thema zal ‘belangenbehartiging en politiek’ zijn. De commissie is verrijkt met een nieuw lid, dhr. Meesters, burgercommissielid namens de VVD. De voorzitter heet hem van harte welkom. 2. -
Regeling van werkzaamheden voorstellen vreemd aan de orde van de dag
Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag. -
vaststellen van de agenda
Mw. Hazekamp (PvdD) verzoekt om agendapunt 13 en 14 gezamenlijk te behandelen. Aldus wordt besloten.
8
3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden
Er hebben zich geen insprekers gemeld. 4.
Vaststelling verslagen het verslag van de Statencommissie Economie en Mobiliteit van 17 april 2008; het verslag van de Statencommissie Economie en Mobiliteit van 2 april 2008 deel I, middaggedeelte deel II over de wegomlegging van de N355 bij Noord- en Zuidhorn; het verslag van de gezamenlijke vergadering van de Statencommissies Bestuur en Financiën - Economie en Mobiliteit van 7 april 2008 over het principeakkoord invulling Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn.
De voorzitter merkt op dat in het verslag van 2 april (middagdeel) per abuis boven agendapunt 11 staat ‘kwaliteitsmeting Arriva’. Dat is niet juist, het moet zijn: ‘Kaders en uitgangspunten GGDconcessie’. Een en ander zal worden aangepast. Het verslag d.d. 2 april (middagdeel) wordt met genoemde aanpassing vastgesteld. Het verslag d.d. 2 april (avonddeel) wordt ongewijzigd vastgesteld. Dhr. Bultje (PvdA) refereert ten aanzien van het verslag van 7 april 2008 aan blz. 14: “Dhr. Bultje acht het jammer dat dhr. Oosterhaven geen lid is van de Provinciale Staten”. Voor de geschiedschrijving geeft hij aan dat zijn letterlijke tekst was: “Ik zou het bijna jammer vinden dat dhr. Oosterhaven geen lid is van Provinciale Staten”. De voorzitter merkt op dat dit inderdaad een aardig intentieverschil is. Het verslag d.d. 7 april wordt met voornoemde wijziging vastgesteld. Het verslag d.d. 17 april wordt ongewijzigd vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
Toezegging 1. Deze toezegging zal rond de zomer komen en zal derhalve zeer binnenkort worden ingelost. Toezegging 2. Afgesproken was dat men de SDE-regeling voor de vergadering van 28 mei zou krijgen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart een brief te hebben van 23-05-2008 van de minister van Economische Zaken gericht aan de Tweede Kamer. Daarin staat de informatie die bij de toezegging gevraagd wordt. Die brief kan nu worden verstrekt. Daarmee is de toezegging ingelost. De voorzitter merkt op dat de brief nu wordt rondgedeeld. Toezegging 2 kan worden geschrapt. Toezegging 3. Het College heeft toegezegd een overzicht te geven van de resultaten van de ringen. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) stelt dat het een toezegging op een vraag van dhr. Rijploeg betreft. Er is een brief in de maak, die wordt een dezer dagen verzonden. De voorzitter geeft aan dat de toezegging nog even blijft staan. 6.
Mededelingen
Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verklaart dat ook in de krant heeft gestaan dat de voorzitter van de Raad van State bij voorlopige voorziening de NB-wetvergunning die de minister van LNV had verleend, heeft geschorst.
9
Dhr. Kruithof (VVD) lijkt het erg onwaarschijnlijk dat het de voorzitter van de Raad van State was. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verduidelijkt dat het gaat om de voorzitter van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Iedereen is zeer geschrokken van deze schorsing van de NB-wetvergunning, want het betekent dat de inmiddels begonnen werkzaamheden zijn stilgelegd. Er is meteen actie ondernomen door de provincies – Friesland is erbij betrokken – en het ministerie van LNV en Nuon om te kijken wat de situatie is. In de Natuurbeschermingswet is geregeld dat de provincie waar het grootste deel van het gebied waarop de activiteiten betrekking hebben met betrekking tot bijvoorbeeld Natura 2000-gebieden, bevoegd gezag is voor het verlenen van de NBwetvergunning. Voor de Waddenzee betekent dit dat de provincie Friesland het bevoegd gezag is om de vergunning te verlenen. Als het gaat om zaken die in Groningen plaatsvinden, gaat het uiteraard in nauw overleg met de afdelingen van de provincie Groningen. Nu bestaat er in de Waddenzee een betwist gebied tussen Duitsland. Voor dat betwiste gebied is bij besluit in de Natuurbeschermingswet een regeling getroffen waar in vastgelegd is dat de minister van LNV bevoegd is tot vergunningverlening voor activiteiten die in Natura 2000-gebied of beschermde natuurmonumenten betreffen dat gelegen is in het betwiste gebied waarop het Eems-Dollard-verdrag van toepassing is. Er staat: “Activiteiten in het gebied”. Toen het in werking trad, is er in 2006 een discussie geweest tussen de provincies en het ministerie hoe dit gelezen moet worden. Het ministerie zei in eerste instantie dat het gaat om activiteiten die in dat gebied plaatsvinden en dat het ministerie dan het bevoegd gezag zou zijn. Provincies waren van mening dat het ook om activiteiten gaat die niet in het gebied plaatsvinden, maar die een relatie kunnen hebben met gebied die van invloed kunnen zijn op dat gebied. Op basis van die uitvoerige discussies tussen de juristen is toen afgesproken en besloten dat daarom het ministerie van LNV het bevoegd gezag is voor activiteiten die de Waddenzee raken en het betwiste gebied raken. Je zou kunnen zeggen: een beetje een afspraak die er al was ten aanzien van Friesland en Groningen. Daar ging het om wie het grootste gedeelte onder zich had. Hier ging het om het betwiste gebied. Als het het betwiste gebied betreft, zal het ministerie van LNV het doen. Daarvan heeft de voorzitter gezegd het er niet mee eens te zijn. Hij is akkoord voor wat het betwiste gebied, maar de provincie is bevoegd gezag voor het niet-betwiste gebied. Daar kan men bezwaar tegen maken, maar er is besloten om af te wachten wat er uiteindelijk in de bodemprocedure uit komt. Nuon gaat zo snel mogelijk – ook bij de provincie – een aanvraag indienen. Die moet dan gelijkluidend zijn aan datgene wat er nu lag ten aanzien van de beslissing die het ministerie had genomen. Uiteraard moet daarbij nog wel even worden gewacht op de beslissing op bezwaren die er zijn ingediend. Het ministerie van LNV is daar nu mee bezig, omdat er naar gestreefd moet worden dat er gelijkluidende beslissingen genomen worden tussen de provincie en het ministerie van LNV, omdat men maximale zekerheid wil creëren richting de bedrijven. Dat is de huidige situatie. Het betekent wel dat ook andere vergunningen die eraan zitten te komen of al lopen, voor hetzelfde probleem kunnen komen te staan. Daarom heeft het College afgelopen dinsdag besloten om extra capaciteit in te zetten om al die bedrijven op de goede manier tegemoet te komen en op een goede manier vanuit de provincie met die NB-wetvergunning te kunnen omgaan. Bij de Integrale Bijstelling voor 2008 is dit terug te vinden in kosten die dat met zich meebrengt. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt of het ook nog gevolgen heeft voor lopende vergunningen die bijvoorbeeld in Delfzijl gelden. Kan het dat er nieuwe precedenten geschapen zijn of zorgt het voor rare toestanden? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft te kennen dat dit onbekend is. Er loopt in elk geval op dit moment een procedure ten aanzien van de vergunningverlening van het ministerie van LNV voor de plaatsing van windmolens bij de Eemshaven. Dat is een bodemprocedure waar in oktober een uitspraak over verwacht wordt. Dan zou het punt ook nog kunnen spelen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) wenst een korte mededeling te doen aangaande het overleg vanuit Noord-Nederland met dhr. Eurlings dat vandaag heeft plaatsgevonden. Dit is het gebruikelijke landsdelige overleg over de voortgang van grote investeringsprojecten OV en infra. Er is met name ook gesproken over belangrijke onderdelen van het compensatiepakket Zuiderzeelijn. Voor Groningen en Drenthe was de zuidelijke ringweg een belangrijk project. Hoe gaat men nu aan de gang met die zuidelijke ringweg? De minister heeft in het overleg en in het gesprek een aantal zaken verhelderd en verduidelijkt. In de eerste plaats heeft hij nog eens het grote belang benadrukt dat hij hecht aan tempo. Hij heeft daar vervolgens ook aan verbonden dat wat hem betreft nu niet de oude planstudieformule wordt gehanteerd, maar dat hij verwacht dat er in een periode van een maand of negen een compleet uitgewerkt en afgewogen bestuurlijke voorkeursvariant ligt, waar en Verkeer en
10
Waterstaat en de gemeente Groningen en de provincie Groningen zich in kunnen vinden. Daarnaast dient er voordat de keuze is gemaakt, een uitgebreid inspraak- en interactieproces te zijn geweest. Dat is nieuw, want tot nu toe was het zo dat de planstudie de start is van een interactieproces en na die interactie neemt het bestuur een besluit. De minister heeft nu de aanpak op tafel gelegd waarbij uiterlijk in april 2009 een bestuurlijke voorkeursvariant wordt voorgelegd, waar de drie partijen Verkeer en Waterstaat, provincie en gemeente het over eens zijn en welke variant ook al zeer uitgebreid is besproken met alle relevante partijen, medeoverheden en burgers en bedrijven in het gebied. Het tweede wat men met elkaar heeft afgesproken, is dat de varianten die in de verkenningenstudie zitten, ook meegenomen kunnen worden in dit proces op weg naar zo’n bestuurlijke voorkeursvariant, maar er kunnen ook nieuwe varianten bij dat proces worden betrokken, of het nu tunnelvarianten zijn, grotere of kleinere tunnelvarianten, maar misschien ook wel andere varianten die uit die interactie met burgers en bedrijven komen. Ook deze kunnen worden meegewogen in het geheel. Waar het gaat om die variantenkeuze, is het taakstellende budget randvoorwaarde. Het is de € 625 miljoen minus een x-bedrag, omdat men nog een bedrag te kort komt op de concrete projecten. Het zal een taakstellend budget van circa € 570-625 miljoen zijn. De varianten die uiteindelijk worden afgewogen, besproken en gecommuniceerd en de uiteindelijke bestuurlijke voorkeursvariant zal dus binnen dat taakstellende budget moeten worden gerealiseerd. Het betekent dat men nu in een geweldige tijdsdruk zowel als bestuurders, maar ook met burgers en bedrijven, aanwonenden, belanghebbenden, aan de slag moet om in april die bestuurlijk keuze voor te leggen, waarbij dan vervolgens de gedachte van de minister is dat er dan een soort van vervolgproces plaatsvindt dat veel korter en sneller is dan wat normaal gesproken het geval is als je een planstudie begint. Hij kan nog geen zekerheid geven dat de wetgeving al is aangepast op deze nieuwe procedure. Er is wel gesproken over mogelijkerwijs experimenteerwetgeving die in staat stelt om ook juridisch die vervolgstap heel snel te maken. Of dat nodig is of dat het mogelijk is om gewoon door aanpassing van procedures binnen de wet die snelheid daarna verder voort te zetten, is een punt van verder overleg. De gedeputeerde denkt dat Stad, provincie en regio er baat bij hebben dat het op deze manier wordt aangepakt. Maar het betekent wel een totaal andere werkwijze dan de gangbare planstudievariant, waarbij men nu zou gaan studeren, in mei met een rapport zou komen, dan een heel interactieproces op gang zoud zetten en daarna tot een bestuurlijke keuze zou komen. Het lijkt dhr. Bleker goed dat het College de Staten in dit belangrijke project deelgenoot maakt van de aanpak die met de minister is besproken. Dhr. Schroor (D66) merkt op dat de gedeputeerde repte van ‘taakstellend’. Hij informeert of dit betekent dat er ook consequenties zijn als de termijn niet wordt gehaald. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat hij ‘taakstellend’ heeft verbonden aan ‘budget’. Het is volstrekt duidelijk dat de minister – en dat geldt ook het Noorden als geheel – snelheid wil. Deze werkwijze biedt een kans om die snelheid er in te brengen. Dhr. Haasken (VVD) vraagt of de gedeputeerde iets meer kan zeggen over het afbreukrisico in verband met het nog niet aangepast zijn van de wetgeving op dit punt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat het de stelling van het College is dat inhoudelijk gezien, er in deze procedure sowieso zal worden gedaan wat in een planstudie moet. Er worden alleen twee heel belangrijke zaken aan toegevoegd. Als de planstudie volgens de ouderwetse wijze was gestart, waren er ook allerlei varianten vergeleken en beoordeeld. Wat wordt hieraan toegevoegd? Het intensieve interactieproces en het feit dat het uitmondt in een bestuurlijke keus. Er zit sowieso, zelfs als de wetgeving onvoldoende zou zijn aangepast, voordeel in naar de overtuiging van het College. Er is sowieso winst te boeken op deze manier. Het helpt wel geweldig wanneer er ook in de wetgeving al aanpassingen zouden zijn aangebracht. Men moet hier echter realistisch over zijn: het moet naar de Raad van State, naar de Tweede Kamer, Eerste Kamer, Staatsblad. Het College is hier echter wel tevreden mee en denkt dat dit een goede aanpak is. Mw. Beckerman (SP) zag vanmiddag dat de schoolagenda’s in de schappen werden gelegd. Zij vraagt de gedeputeerde of hij al wat meer kan vertellen over het OV voor mbo-scholieren. Vorige week werden er wat tipjes van de sluier opgelicht.
11
Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat de FNV op dit moment regelt dat er gratis OV voor mboscholieren is, dus er is medewerking van de vakbeweging. Voor de Voorjaarsnota krijgt de commissie een presentatie per brief, die in aantocht is. 7.
Rondvraag
Dhr. Kruithof (VVD) deelt mee dat afgelopen zaterdag een berichtje in het Dagblad van het Noorden stond over de aanleg van zogenaamde middenspanningskabels op een plek waar straks de aansluiting N33-A7 wordt gelegd. Essent zegt dat daar helemaal geen weg overheen gelegd mag worden en dat dus de kabels verlegd moeten worden. Het zijn kabels ten behoeve van NAM in opdracht van Essent, bovendien zouden ze ook nog aangelegd zijn voordat de vergunning officieel verleend was. Dhr. Kruithof wenst te vernemen wat de betrokkenheid van de provincie hierbij is. Voorts wenst hij van het College de toezegging dat de kosten die gemoeid zijn met het straks weer verleggen van die kabels niet ten laste komen van welk budget van de provincie dan ook. Mw. Van Kleef (CDA) geeft te kennen dezelfde vraag als de VVD te hebben, daarom sluit zij zich aan bij de woorden van dhr. Kruithof. Vorige week was in de krant te lezen dat de staking bij het OV voor rekening van de provincie zou komen. Mw. Van Kleef informeert hoe het daarmee gesteld is. Klopt deze informatie? Dhr. Hilverts (ChristenUnie) geeft aan dat hij in de laatste Statenvergadering met gedeputeerde Bleker een debatje heeft gehad. Dit ging over alternatieve brandstoffen, bussen die daarop zouden rijden en dat de ChristenUnie ook graag zou willen dat de bussen in het Ommeland op alternatieve energie zouden gaan rijden. De gedeputeerde zei toen dat de bussen dan steeds terug zouden moeten naar de stad om te tanken. Nu las dhr. Hilverts recentelijk op Teletekst en gisteren op de site van het ministerie van Verkeer en Waterstaat een persbericht dat er € 1,8 miljoen subsidie voor landelijke netwerken tankstations alternatieve brandstoffen is vrijgekomen. De gedeputeerde zei destijds dat er geen geld was. Er blijkt nu dat er wel geld is. Dhr. Hilverts zou graag willen weten wat de gedeputeerde gaat doen om een deel van die € 1,8 miljoen binnen te krijgen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat allereerst in op de vraag of het College is betrokken bij de vergunningverlening waar dhr. Kruithof over spreekt. Het antwoord luidt ontkennend. Het College heeft dus ook geen weet van de vraag of er al uitvoerende werkzaamheden zijn gedaan voordat de vergunning was verleend. Kan het College de toezegging doen dat uit welk van de provincie dan ook geen bijdrage komt in de toekomst in verband met kosten die mogelijkerwijs voortvloeien uit het mogelijkerwijs verleggen van leidingen? Die toezegging kan worden gedaan. Dhr. Bleker deelt mede er zelfs nog een toezegging aan toe te kunnen voegen: het is zelfs zo dat, mochten er kosten zijn, dat ook niet ten laste van het totale budget wat voor de N33 beschikbaar is, zal komen. De vraag betreffende de tankstations. De tankstations waar dhr. Eurlings nu drie of vijf per provincie mogelijk wil maken, gaan volgens informatie van de gedeputeerde nog steeds om tankstations voor aardgas voor auto’s. Dhr. Bleker heeft toen ook gezegd dat het College heeft laten nagaan of die tankstations ook geschikt zijn voor het tanken van bussen. Dat is niet het geval. Mocht dat anders blijken, dan zal dhr. Bleker de commissie daarover informeren. Voorts zal de gedeputeerde de commissie informeren over hoe het met aardgas of biogas in de bussen in de concessie gaat. Overigens heeft dhr. Bleker wel begrepen dat je wel moet oppassen met het voorschrijven van brandstoffen voor bussen, want vier jaar geleden heeft de regering van Vlaanderen brandstoffen voor bussen voorgeschreven – biodiesel – en dit weekend hebben ze de busbedrijven verboden dergelijke brandstoffen te gebruiken, omdat ze niet integer en ethisch meer zijn. Het kan verkeren. De gedeputeerde gaat vervolgens in op de vraag van mw. Van Kleef. Normaal gesproken is het zo dat, als er gestaakt wordt, er bepaalde kilometers door de busvervoerders niet worden gereden. Die kilometers worden ook niet vergoed aan de busbedrijven. Daarnaast staan er reizigersopbrengsten die dan vervolgens door de provincie niet worden verkregen. Al met al heeft het wel effect op de exploitatie van het OV-bureau. Het heeft ook nog een effect voor de langere termijn, omdat in het algemeen de ervaring is dat het wel eens meer dan een halfjaar duurt voordat het aantal busreizigers weer op hetzelfde niveau is als voor de staking. Dat heeft te maken met betrouwbaarheid en gewenning aan de fiets of de auto. Het College kan hier nog geen exacte cijfers over geven. Degene die het meest lijdt onder de staking, zijn uiteindelijk de bedrijven. Dat is volgens dhr. Bleker ook de bedoeling van stakers. De provincie lijdt er beperkt onder. Als de staking – zo hoopt de
12
gedeputeerde – voor de zomervakantie achter de rug is, zal men bezien hoe de balans er precies uitziet voor de exploitatie van het OV-bureau. Dhr. Rijploeg (PvdA) geeft aan te kunnen melden dat het lange wandelingen zijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vertelt dat hij gisteren ook met iemand sprak die zich sterk maakt voor het OV. Die zei: “Merkten we er maar wat meer van, was er maar wat meer sprake van maatschappelijke ontwrichting, hadden we maar een beetje Napolitaanse toestanden, zodat je als het ware op straat ziet dat er iets mis is”. De ellende is dat dat op de een of andere manier op dit moment voor het publiek nog te weinig zichtbaar is. 8. a. b. c. d.
Ingekomen stukken Brief van GS van 25 maart 2008, 2008-15.344 betreffende Actieplan Fiets: fietsoversteken Brief van GS van 24 april 2008, nr.2008-22.939 betreffende publiciteit STAR Brief van GS van 6 mei 2008, nr. 2008-23.195 betreffende Wereldtentoonstelling thema duurzame en schone energie Brief van GS van 6 mei 2008, nr. 2008-21.780 betreffende werkplan mobiliteitsmanagement 2008
De brieven worden ter kennisgeving aangenomen. Bespreekpunten 9.
Voordracht GS betreffende de Voorjaarsnota 2008 (16/2008), nr. 2008-22.214
De voorzitter deelt mee dat het agendapunt in één termijn behandeld zal worden. Mw. Broekhuizen (PvdA) heeft een viertal vragen naar aanleiding van de Voorjaarsnota. In het programma Ondernemend Groningen wordt gesproken over het bedrag van € 100.000 die uit Veilig Groningen komt om de campagne te financieren. Daar is in de vorige commissie al kort over gesproken. Het programma loopt van 2008-2011. Is er al iets meer zicht op de verhouding van financiering met andere partijen daarin? De tweede vraag betreft het managementcontract bestrijding iepziekte. Zijn daar ontwikkelingen in? Er wordt namelijk ook aangegeven dat het voor 2009 gerealiseerd moet zijn. Met de recessen is het dat al bijna. Daarnaast wordt gesproken over het provinciaal MIT, dat dit nog voor de zomer behandeld wordt. Mw. Broekhuizen vraagt of dit nog gaat lukken. Daarna staat er een stuk over het onderzoeksbudget verkeer en vervoer. Er wordt uitgebreid gesproken over de toenemende onderzoeksvraag en dat er hard gewerkt is, maar dat nu de rek er wel uit is. Er wordt aangegeven dat men dat door vervanging wil oplossen. Mw. Broekhuizen verzoekt om nadere informatie hierover. Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op dat bij het Koersverhaal ergens een mededeling staat dat de provincie nog nadenkt of ze ook aan overige broeikasgassen iets gaat doen. Een van de belangrijkste daarvan is lachgas. Dat is een product dat in de landbouw wel wordt gebruikt. Je kunt er de donder op zeggen dat vroeg of laat daar landelijk beleid op komt. Dhr. Rijploeg roept het College op om dit voor te zijn en ervoor te zorgen dat Groningen een voorsprong heeft ten opzichte van andere provincies en niet achteraan loopt. Bovendien heb je kans dat je dan ook technologisch en innovatief een voorsprong opbouwt, zodat je er economische baten van kunt hebben. Misschien kan de manier waarop je met mest omgaat daar ook nog wel bij varen. De PvdA mist in de Voorjaarsnota het besparen op energie voor huishoudens. Welke initiatieven zijn daar nog te verwachten, gezien de hoge kosten die mensen moeten maken? Dhr. Hilverts (ChristenUnie) leest op blz. 9 dat het noordelijke bedrijfsleven betrokken moet worden bij de NOA-activiteiten. Hij wil aandacht vragen voor de landbouw, dat die niet wordt vergeten bij alle activiteiten die binnen de NOA plaatsvinden. De landbouw is een sterke kracht in het Noorden: er zijn aardappelverwerkende bedrijven en melkverwerkende bedrijven. Richting de NOA kan daar wat mee worden gedaan.
13
Mw. Siersema (GroenLinks) verklaart dat de meeste vragen van GroenLinks in de commissie Bestuur en Financiën gesteld zullen worden. Voorts gaat men er in de Staten over verder. Mw. Beckerman (SP) geeft dezelfde verklaring af voor de SP. Mw. Hazekamp (PvdD) heeft enkele vragen en een opmerking. De opmerking is vooral gericht aan de PvdA, want zij is blij dat ook deze partij met de PvdD inziet dat er iets aan de broeikasuitstoot van de landbouw moet worden gedaan. Dhr. Rijploeg (PvdA) informeert of dit nieuw is voor mw. Hazekamp. Mw. Hazekamp (PvdA) kan zich herinneren dat de PvdA de vorige keer niet blij was met een motie die de PvdD indiende over… Dhr. Rijploeg (PvdA) legt uit dat de reden hiervoor was, dat het een verkeerde motie was, niet omdat het onderwerp hem niet aansprak. Mw. Hazekamp (PvdA) verklaart dat de PvdD denkt dat je dat niet met innovatieve oplossingen zou moeten doen. De PvdD denkt vooral aan krimp van de veehouderij, etc. Een vraag betreffende de schaalvergroting die ook in deze Voorjaarsnota weer wordt nagestreefd. De schaalvergroting heeft onder meer tot gevolg dat er grotere landbouwvoertuigen, zwaardere voertuigen, meer transporten zijn over de weg. De PvdD vindt nergens terug of de kosten van wegenonderhoud daardoor nog verrekend worden. Een vraag betreffende de energieregeling. Er wordt aangegeven dat deze zomer een subsidieregeling voor lokaal klimaatbeleid wordt gepubliceerd. De PvdD vraagt zich af of GS kunnen aangeven wanneer dat ongeveer gepubliceerd wordt en wat daar zoal in zal staan. Dhr. Schroor (D66) gaat allereerst in op het Koersverhaal, de tekst op blz. 8 over de integrale aanpak wonen, welzijn en zorg. De tekst eronder is vrij summier en zegt met name niets over de component zorg. In de hele Voorjaarsnota komt de term ‘zorg’ eigenlijk maar twee keer voor, terwijl men straks op de agenda ook het Actieprogramma Arbeidsmarkt heeft, waaruit blijkt dat de zorgsector met 20% de belangrijkste economische sector van Groningen en straks nog veel sterker wordt. Beschouwt het College zorg niet als een volwaardige economische sector? Ook bij de economische sectoren worden alleen techniek, bouw, onderwijs en zakelijke dienstverlening genoemd als aandachtsgebieden, waarbij D66 met name over zakelijke dienstverlening vragen, want volgens dhr. Schroor is dat aardig geregeld. Beschouwt het College zorg niet als een volwaardige economische sector? Wat is daar de reden van en waarom is in de Voorjaarsnota zo weinig aandacht besteed aan zo’n belangrijke sector? De toeristische mediacampagne. Het document spreekt over een succesvolle campagne die voortgezet moet worden. Er zijn enkele definities bij: de middelen zijn productie en uitzending van commercials op nationale TV-zenders, de doelen imago van de provincie en de Stad versterken en de effecten meer bezoekers, meer bestedingen en toename van de werkgelegenheid in de sector. Het College stelt voor om dat voort te zetten met campagne, Tv-commercials. Uit het rapport Toerisme en de cijfers uit 2007 blijkt dat gekeken naar de effecten de werkgelegenheid is afgenomen en dat bestedingen de inflatiecorrectie niet te boven zijn gekomen. Kortom: is het terecht dat gesproken wordt over een succesvolle campagne? Zou het niet op zijn plaats zijn om bijvoorbeeld enige zelfreflectie toe te passen en de middelen en met name ook de doelgroepen die benaderd worden, opnieuw te beschouwen. Dhr. Schroor mist ook de toezegging van dhr. Gerritsen van vorig jaar dat hij ook zou kijken naar de internationale component, namelijk ook de Duitse en Engelse toeristen. Dhr. Schroor ziet daar niets over terug in de Voorjaarsnota 2008. De instandhouding van de projectorganisatie Regiotram (blz. 47). De houding van D66 was een jaar geleden dezelfde als nu. De mening van D66 is onveranderd. D66 is niet tegen een regiotram. Het is een prachtig middel, ziet er mooi uit, geeft de Stad een bepaald cachet, etc. Als het realiseren van een tram het doel op zich is, dan is het College goed op koers. Als echter wordt gekeken naar kosten exploitatie, risico’s en alternatieven, heeft de commissie tot op heden nog steeds niet een document ontvangen waaruit blijkt dat die zaken getackeld zijn. Dan toch een organisatie die gericht is op uitvoering in het leven roepen met daarbij € 800.000 voor komend jaar, € 900.000 voor het jaar daarop. Dhr. Schroor vraagt wanneer het College inzicht kan geven in kostenexploitatie, risico’s en alternatieven voor de tram. Kan het College garanderen dat bij een eventuele no go-beslissing – wat voor dhr. Schroor versterkt werd door het antwoord van de partijen Arriva en ProRail zo-even waarbij een regiotram misschien wel ter discussie zal komen te staan
14
vanwege kosten en technische zaken – er geen gelden verloren gaan wat op dit moment voorkomen had kunnen worden. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt D66 of zij nu voor of tegen een tram in de Stad zijn. Dhr. Schroor (D66) geeft aan dat het antwoord hierop eenvoudig is. Wanneer (inventarisatie van) kosten, alternatieven, exploitatie en risico’s leidt tot een positief verhaal en de alternatieve niet beter zijn, is D66 vóór een regiotram. Dhr. Rijploeg (PvdA) begrijpt dat D66 eigenlijk nog geen mening heeft. Dhr. Schroor (D66) beaamt dit. D66 laat het daarvan afhangen. Mw. Van Kleef (CDA) merkt op dat het CDA, zoals inmiddels gebruikelijk, veel technische vragen heeft gesteld. Gisteren heeft men daar de antwoorden op gekregen. Zodoende zijn heel veel vragen van het CDA inmiddels beantwoord. De CDA-fractie wil dat de regionale functie van de Regiotram zichtbaar is en zal blijven en dat men daar de komende tijd ook zicht op blijft houden. Dhr. Haasken (VVD) wenst allereerst een vraag te stellen met betrekking tot de doorontwikkeling van de NOA-activiteiten, waarbij het College stelt Noord-Nederland meer internationaal op de kaart te willen zetten. Er is een soort samenwerkingsverband met het noordelijke deel van Duitsland. Dat is een bestaande organisatie, de Neue Hanse Interregio. Bremen zit hierin. Het is iets bestaands. NOA is meer een visie dan dat het een organisatie is. Dhr. Haasken informeert wat hij zich er nu bij kan voorstellen, daar waar er een NHI is en een NOA verder ontwikkeld moet worden. Voor een deel is dat vermoedelijk overlappend. Dhr. Haasken verzoekt om meer helderheid van de kant van het College. Er zou wat de VVD betreft meer helderheid gegeven mogen worden ten aanzien van de voornemens als het gaat om energie. Met betrekking tot windenergie zijn zij heel concreet (750 Megawatt realiseren in de toekomst) zit er op de andere onderdelen van energiedossier weinig concreetheid. Toerisme en recreatie. Het beeldmerk ‘Er gaat niets boven Groningen’ is sterk. Het is wat de VVD betreft verstandig om dat zo te houden. Als je het hebt over toerisme en recreatie, zit er onbalans in waar de revenuen terechtkomen. De provincie investeert heel veel in het Ommeland, in harde infrastructuur. Het is vorige week ook even aan de orde geweest bij de Rekening. Het lijkt dhr. Haasken evident dat de langetermijninvesteringen op lange termijn revenuen zal opleveren. De revenuen zullen op dit moment zowel in de werkgelegenheid als in de bestedingen neerkomen in de stad Groningen. Dhr. Haasken kent de cijfers niet exact, maar het is een sterk vermoeden. Hij vindt het van belang om in die campagne die gevoerd moet worden, vooral ook dat verhaal van het Ommeland sterk in beeld te brengen. In stuk wordt gesproken over de samenhang tussen Stad en Ommeland. Dhr. Haasken wenst hierover meer informatie van het College. Het Outlet Centrum wordt niet genoemd. Dhr. Haasken grijpt dit moment aan in deze commissie. Hij zit ook in een andere commissie en daar heeft hij ook bij herhaling gevraagd naar het Outlet Centrum. Het is vooral een economische activiteit. Dhr. Haasken vindt het wat bezwaarlijk dat elke keer vanuit planologische invalshoek wordt aangevlogen. Hij zou het interessant vinden om dat vooral vanuit de economische invalshoek, vanuit werkgelegenheid, vanuit bestedingen, etc. te horen en vanuit dat aspect het College stappen te zien nemen en wat minder vanuit de planologische hoek te willen aanvliegen. De Regiotram. Gisteren werd men ‘opgetrommeld’ om een boekwerk in ontvangst te nemen en een glas wijn te drinken. Het was allemaal buitengewoon smakelijk. De VVD is benieuwd naar de voorstellen van het College die op de regio betrekking hebben. Dhr. Haasken kan er op dit moment nog weinig over zeggen. De match van stadstram en regiotram is erg interessant, maar het moet wel goed op elkaar aansluiten. De VVD is hier zeer benieuwd naar. Met betrekking tot de lijn die steeds concreter in beeld komt – de lijn van Zernike – stelt de VVD-fractie voor deze door te trekken naar het Reitdiepgebied om persoonlijke redenen van één van de fractieleden, want dan kan de tram zo ongeveer voor zijn deur stoppen. Dhr. Rijploeg (PvdA) polst retorisch of dit de nieuwe insteek van de VVD is. Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat allereerst in op het onderwerp energie. Dhr. Haasken stelt dat het allemaal wel wat concreter mag. Nu kan het zo zijn dat het in de Voorjaarsnota inderdaad niet al te
15
concreet is opgeschreven, maar in januari is wel het energieprogrammadocument in de commissie aan de orde geweest. Voorts is in de commissie het energieakkoord aan de orde geweest dat NoordNederland met het kabinet heeft gesloten. Daarin zijn zeer concrete ambities gekwantificeerd waar het gaat om volume opwekking duurzame energie, volume reductie CO2-emissie, aantal auto's dat op biobrandstof zou moeten rijden in Noord-Nederland. Daarin treft men de taakstelling die voor het Energy Valley-gebied geldt, waar de provincie haar aandeel in moet leveren. Dhr. Bleker verwijst derhalve naar die eerder besproken stukken in de commissie. Er is ook gesproken over de energiebesparing. Dhr. Rijploeg geeft aan daar te weinig over te lezen. Het College heeft al – ook in het kader van het energieakkoord – het actieplan Gebouwde Omgeving aan de Staten gepresenteerd. Er is op jaarbasis € 120.000-€ 125.000 beschikbaar gesteld door de Staten waar het gaat om het actieplan Gebouwde Omgeving. Er komt bijna € 1 miljoen beschikbaar vanwege afspraken met Essent. Die moeten gericht worden op energiebesparing en zodanig ingezet dat het ook echt wat voor de burger betekent. Dat is in aantocht. Dit laatste heeft het College nog niet gemeld in de Voorjaarsnota. Er is gesproken over het provinciale MIT. Die zal inderdaad niet meer voor het zomerreces, maar na het zomerreces – dus in de tweede helft van dit jaar – komen. Dat heeft te maken met de afstemming op het regiospecifiek pakket en de investeringen die daarin genoemd zijn en die via het RSP gedekt worden. Mw. Broekhuizen vroeg hoe het nu zit met die substitutie waar het gaat om het oplossen van te beperkte onderzoeksbudgetten in de sector Verkeer en Vervoer. Dat is bijna letterlijk zoals het er staat, alleen staat het er misschien een beetje verhuld. Het College had nog gelden staan – € 170.000 – voor een paar jaar voor onderzoek ten behoeve van de Zuiderzeelijn. De gelden gaat het College nu beschikbaar stellen voor het reguliere onderzoeksbudget en dat is een vorm van substitutie. Het is wel een beetje een gemakkelijke substitutie, want de Zuiderzeelijn gaat niet door, dus het geld kwam toch sowieso ‘op de markt’. Het is geld dat er was en het College heeft besloten om dat hiervoor in te zetten. De iepziekte (blz. 47). Aangezien het managementcontract is uitgesteld, kan het nog niet worden opgenomen in het nieuwe managementcontract en wordt het voor the time being geput uit de algemene middelen. Het gaat om de bestrijding van iepziekte langs provinciale wegen. In de nazomer zal men het aantreffen in het managementcontract dat voor de komende jaren waar het gaat om wegen en kanalen aan de commissie wordt voorgelegd. De overige broeikasgassen hadden vooral betrekking op de landbouw, dus daar zal dhr. Hollenga op ingaan. Dat geldt ook voor de landbouw en NOA. Dhr. Bleker moet mw. Hazekamp teleurstellen: bij het ministerie van VROM is het compleet stil waar het gaat om informatie over het tijdstip waarop er een subsidieregeling locaal klimaatbeleid zal komen. Dat is ernstig, maar het is wel zo. Het College kan hier derhalve geen informatie over verstrekken. Meerderen hebben gesproken over de Regiotram. Wanneer komt er inzicht in de kosten, risico en exploitatie? Het College heeft met het schetsboek inzicht gegeven in de geraamde investeringskosten van de varianten van de eerste lijn. Het College heeft ook aangegeven welke onzekerheidsmarges daar nog in zitten. Er zijn ook percentages genoemd. Het College is doende om de exploitatie van de eerste lijn in beeld te brengen. Verwacht wordt dat dit circa in oktober/november helder is. Daarmee heeft de commissie zicht op de vragen die zij graag beantwoord wil hebben voordat de Staten een ja of nee tegen de Regiotram kunnen zeggen. Mw. Van Kleef en dhr. Haasken hebben gevraagd hoe het een regiotram wordt en het geen stadstram blijft die redelijk los van het regionale vervoersstelsel functioneert. In het schetsboek dat gisteren is gepresenteerd, is te zien dat de vraag hoe je het tramsysteem een stevige regionale component kunt geven, zodat het ook toegankelijkheid voor mensen in het Ommeland en de kwaliteitsbeleving van het OV voor mensen in het Ommeland verhoogt… Daar zijn nog verschillende denkrichtingen mogelijk: trams die wel of niet doorrijden, de regio in of vanuit de regio de Stad door en in, overstapmogelijkheden, treinen die doorrijden. Het College heeft hier het antwoord nog niet op. Voor het College is duidelijk dat in elk geval aan twee voorwaarden voldaan moet worden: a) de rails die in de Stad worden aangelegd en de tram die daarop rijdt, moeten zodanig zijn dat die tram in beginsel ook het regionale spoor op kan. Het moet in elk geval waar het gaat om de spoorinfrastructuur en de tramstellen mogelijk zijn om zowel in de Stad als in de regio te rijden; b) Als er geen sprake zou zijn van het doorrijden van trams vanuit de regio door de Stad heen, dan moet in elk geval voorzien zijn in optimale overstappunten vanuit het regionale spoor op die Regiotram. Als je straks in Veendam in zo’n mooie, toch wel redelijk luxe Arriva-trein stapt en je komt aan op het hoofdstation en je loopt 15 meter en je weet zeker dat er in de spits elke vijf minuten een tram staat en dat er ook zo veel trams staan dat al die mensen die uit de trein komen ook die tram in kunnen, is dat in zekere zin ook goed. Misschien verkiezen Veendammers dat wel boven de toch vrij harde zitplaatsen die gemiddeld genomen in trams zijn
16
voorzien, en ander comfort dat je in een tram niet aantreft en in treinen wel. Het is allemaal nog een kwestie van wikken en wegen. Het heeft ook met exploitatie en techniek te maken. Uitgangspunt is: de trams moeten de regio in kunnen en daarnaast dienen er minimaal fantastische goede luxe overstapplaatsen te zijn. De NOA. De bestuurlijke trekker in Noord-Nederland van de NOA heeft gezegd dat er 1 januari 2010 hom of kuit moet zijn, of er mee doorgegaan wordt of niet. Blijft het verkennen, snuffelen, veel liefde van de kant van Noord-Nederland en weinig liefde uit het oosten – wat door sommigen zo wordt ervaren – en leidt het niet tot concrete samenwerking en resultaten, dan gaat de stekker eruit. Zo is er ten aanzien van de NOA door in dit geval Sjoerd Galema uit Fryslân als bestuurlijk verantwoordelijke voor het SNN voor de NOA gesproken. Het betekent dus dat het uur van de waarheid voor de NOA wel nadert. Het kan niet bij verkennen, conferenties en het uitwisselen van schilderijen blijven. Voor de NHI geldt eigenlijk hetzelfde. Een paar weken was er een conferentie in Duitsland over energie. Het moet straks nog maar blijken of dat nu tot concrete samenwerkingsresultaten leidt. Dhr. Bleker heeft daar opgeroepen of de CO2-opslag niet als een gezamenlijke opgave en kans gezien zou kunnen worden voor Noord-Nederland en Noord-Duitsland. Het wordt afwachten of dat iets is waarvan men besluit het op te pakken. Als het lukt, dan heb je iets. Dan is het meer dan netwerken. Het College gaat er dus voortvarend mee door, maar wel met een duidelijk bedoeld eindresultaat. Toerisme en recreatie. Men heeft een conceptevaluatie van de toeristische mediacampagne laten uitvoeren. Dhr. Bleker moet toegeven – dhr. Schroor gaf dat aan – dat als je naar de harde economische cijfers kijkt, die ook in de Jaarrekening staan, dan is er geen reden tot een juichstemming. Als het gaat om de effecten van de campagne, is er onderzoek gedaan. Dat loopt tot het voorjaar van 2007. Het onderzoek is daar op aansluitend gedaan. Het concept is net binnen. Dat ziet er toch wat positiever uit, ook als je het vergelijkt met vergelijkbare cijfers in Nederland en in Friesland. Dan komt het er niet ongunstig uit. Als de rapportage definitief is, gaat hij ook naar de Staten. Op basis van die evaluatie kun je dan ook nagaan waar je je nu meer op zou moeten richten. De voorlopige bedoeling is, ook op basis van dit stuk, om vooral ook naar de Duitse markt en de Engelse markt te kijken, met name Duitsland. Het lijkt de gedeputeerde goed dat de discussie daarover in een later stadium wordt gevoerd, als deze informatie ook voor de Staten beschikbaar is. De vraag werd gesteld hoe het zit met de participatie van andere partijen in de financiering. Er ligt nu een voorstel aan de diverse partijen. Daar zitten ook OP EFRO Koers Noord in, de gemeente Groningen en het Groninger Promotie Overleg in. Op basis van deze conceptevaluatie ligt dat in beraad bij de diverse partners bij dit programma. Dhr. Bleker kan nog niet definitieve antwoorden en consequenties in beleidsmatige zin geven. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) gaat allereerst in op de vraag van de PvdA over lachgas. Het is een terechte vraag. Het was ook dezelfde vraagsteller die bij de behandeling van het project Cowmunity/Cowfortable aandacht gevraagd heeft voor onderzoek naar de milieuaspecten. Dhr. Hollenga zal dat nog eens nalopen. Hij zal ook in zijn algemeenheid kijken wat er op dit moment aan beleid, met name landelijk, ten aanzien van dit onderdeel ligt en in hoeverre daar provinciaal nog een aanvulling of een taak zou kunnen liggen. De gedeputeerde zal de commissie daar te zijner tijd over informeren. Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op dat hij niet heeft gevraagd om regionaal scherpere regels van het College. Dat was niet de intentie van zijn vraag. Dhr. Rijploeg heeft aangegeven dat je met grote zekerheid kunt zeggen dat er vroeg of laat beleid komt, en dat hij ervoor pleit om in elk geval op de zaken vooruit te lopen. Dat is gewoon goed voor de sector en goed voor de natuur. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) is het daar helemaal mee eens. Daar zal het College in het beleid en projecten rekening mee houden. Landbouwactiviteiten en NOA. Dhr. Hollenga gaat niet herhalen wat hij toegezegd heeft. Als daar concrete zaken uit voortkomen – daarbij sluit dhr. Hollenga zich aan bij collega Bleker, men heeft het meest aan concrete zaken die gezamenlijk opgepakt kunnen worden; daar wordt nu onderzoek naar gedaan – dan zullen de Staten zeker via de SNN-lijn of via deze lijn of via beide op de hoogte worden gesteld. De PvdD vraagt aandacht voor de zware voertuigen in relatie met schaalvergroting en de wegen. Natuurlijk heeft zwaarte invloed op de wegen. Er wordt op dit moment op twee manieren naar gekeken. In de eerste plaats wanneer het gaat om het faciliteren van grootschaligheid, bijvoorbeeld als het gaat om vergroting van bouwblokken, dan is het aan de orde. Dan is een van de aspecten bij
17
de beoordeling of daar voldoende rekening gehouden is met de infrastructuurmogelijkheden: waar ligt het bedrijf, hoe liggen de wegen er omheen, wat voor wegen zijn het? Daarnaast is er een onderzoek geweest van LTO Noord. Die heeft in een aantal pilot-gemeenten in Noord-Nederland onderzoek gedaan naar de toestand van de wegen, omdat ze het vermoeden hadden dat onvoldoende van het budget dat in het gemeentefonds naar de gemeente gaat voor wegen, besteed werd aan datgene waar het voor bedoeld was, omdat het in een algemene pot zit, terwijl bij de toekenning van gelden in het gemeentefonds rekening wordt gehouden met het feit dat de plattelandsgemeenten wegen hebben. Dat is min of meer bevestigd. Het heeft er wel toe geleid dat in de provincie Groningen – de gemeente Slochteren was een van de gemeenten die in het onderzoek betrokken was, naast Pekela –… In de stuurgroep Noord is besloten om een pilot plattelandswegen op te zetten. Dat betekent dat er op dit moment onderzoek plaatsvindt naar wat de problematiek is en welke oplossingsmogelijkheden daar een bijdrage in zouden kunnen leveren. De commissie zal er ongetwijfeld over geïnformeerd worden als dat onderzoek is afgerond. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) stelt dat hij ten aanzien van het programma Arbeidsmarkt met dhr. Gerritsen heeft afgesproken hem te zullen vervangen. Dhr. Schroor stelde de vraag of de zorgsector geen belangrijke economische sector is. Daar is een beetje een dubbel antwoord op. Als het gaat om economische groei is de zorgsector niet zo stuwend, dan is het niet dat ongeveer 50% van de omzet van buiten de provincie komt. Het concentreert zich toch sterk binnen de provincie. Als het gaat om werkgelegenheid, spanning op de arbeidsmarkt, vraag en aanbod, is de zorgsector buitengewoon belangrijk, omdat een groei van de werkgelegenheid wordt verwacht die eigenlijk ook al gaande is, maar die ook in de toekomst groter zal worden. Zo dient het te worden gelezen. Er staat op blz. 9 ook ‘zoals’, dus het is ook geen limitatieve opsomming. Wat dat betreft had die er misschien wel tussen gekund. Vervolgens stelde dhr. Haasken een vraag betreffende het Outlet Centrum, of dit niet meer economisch invulling gegeven moet worden in plaats van planologisch. Dhr. De Bruijne denkt dat beide gebeurt. Het is niet alleen zo dat er planologisch naar gekeken wordt naar mogelijkheden, maar ook economisch. Dan gaat het om de effecten op de detailhandel in de regio. Dat is natuurlijk een economisch belang. Het is niet zo dat het puur en alleen maar planologisch bekeken wordt. Onderzoek daarnaar loopt nog en het College ziet uit naar de resultaten. Dhr. De Bruijne kan nog niet zeggen wanneer deze resultaten er zullen zijn. Er is zeer onlangs bestuurlijk overleg geweest. De voorzitter concludeert dat de Voorjaarsnota als A-stuk naar de Staten gaat. 10.
Brief van GS van 8 april 2008, 2008-15.417 betreffende arbeidsmarkt provincie Groningen 2008-2012
actieprogramma
Dhr. Bultje (PvdA) geeft aan dat de PvdA vorig jaar een motie heeft ingediend waarin werd gevraagd of het College de consequenties van een aantal verschuivingen op het gebied van de arbeidsmarkt in beeld kan brengen en hoe de provincie daarmee om wil gaan. Zo beschouwt dhr. Bultje het onderliggende stuk ook. Er wordt zelfs in een voetnoot nog naar de motie verwezen, waardoor je dan weer de indruk kan hebben dat het niet zozeer specifiek naar aanleiding van die motie is geschreven en dat men er toch mee bezig was. Dhr. Bultje denkt dat het wel een goed beeld hoe het College de komende periode met de arbeidsmarkt om denkt te gaan. Het is wel een beetje een greatest hits-stuk geworden, in dat opzicht dat het eigenlijk ook een soort kader schetst dat ook binnen het afgelopen beleid prima had gepast. Alle punten die daar onder vielen, hadden ook kunnen vallen onder de vier speerpunten die hier genoemd worden. Dat kan twee dingen betekenen. Of het College geeft aan wat nog steeds de grote lijnen zijn waar het College op dit moment mee bezig is en dat het College zo wil blijven aanvliegen, of je ziet niet zo’n grote verschuiving. Linksom of rechtsom komt het er dan feitelijk op neer dat men een beetje op dezelfde weg blijft doorgaan. Als dhr. Bultje het niet goed begrijpt, wil hij het graag van de gemarginaliseerde gedeputeerde horen. Als wordt gekeken naar talentontwikkeling, dan wordt er bij ‘Wat gaan we doen?’ verwezen naar de onderwijsagenda, terwijl het toch een buitengewoon belangrijk punt is. Als je kijkt hoe groot die onderwijsagenda is en hoeveel geld daarmee gemoeid is, zou de PvdA zich ook kunnen voorstellen dat het op een gegeven moment toch komt tot integratie, dat gesteld wordt dat het zo’n belangrijk speerpunt is dat men het meer in elkaars verlengde zou moeten zien en men het meer bij elkaar zou moeten vegen. De projectenlijst is ontzettend lang. De projecten lopen voor een belangrijk deel door tot en met 2009. Je brengt nu eigenlijk in kaart wat de veranderende situatie is, maar de feitelijke wijziging
18
op het gebied van projecten valt pas te voorzien vanaf 2010. Dan zou je feitelijk echt een fundamentele discussie kunnen voeren, omdat je dan concreet kijkt hoe je het dan gaat aanpakken. Dhr. Bultje wenst van het College te vernemen waar men denkt het verschil te gaan maken. Dan gaat het ook nog even over de ‘woensdag gehaktdag’ die er laatst is geweest: waar kunnen de Staten straks het College op het gebied van arbeidsmarktbeleid op afrekenen? In die projectenlijst zie je namelijk heel veel zaken waar de provincie aan meedoet – er wordt bij zaken aangehaakt. Als je het geld ziet wat er vanuit de provincie mee gemoeid is, is dat ook logisch. Men zou zich echter ook kunnen voorstellen dat je als provincie meer ambitie hebt, bijvoorbeeld op het gebied van aansluiting onderwijs-arbeidsmarktbeleid, en dat je daar meer op wilt sturen. Is daar de ruimte voor of is het dan noodzakelijk om bijvoorbeeld meer middelen daarvoor ter beschikking te stellen? In het stuk worden de ‘nuggers’ gemist. Ze worden wel genoemd, maar ze zouden nog wel iets meer aandacht mogen krijgen, vooral ook specifiek de vrouwen. Wat betreft de behandeling van het stuk zit dhr. Bultje met de ‘routing’. Er is straks de Voorjaarsnota. Wanneer de PvdA-fractie sterk overweegt om ook op het gebied van arbeidsmarktbeleid met voorstellen te komen, zou het consequenties kunnen hebben voor het beleidsstuk. Derhalve wil dhr. Bultje de vraag in het midden leggen hoe men dit moet doen op het gebied van de behandeling ervan, omdat men dan als het ware twee discussies krijgt die in het verlengde van elkaar liggen, maar elkaar net niet raken. De voorzitter zal straks aan dhr. De Bruijne vragen hoe dit vanuit het College wordt bekeken. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) verklaart dat de ChristenUnie-fractie blij is met het Actieprogramma Arbeidsmarkt Provincie Groningen. Het gaat steeds beter met de Groninger economie. Het aantal mensen dat een baan zoekt, blijft dalen. Dit is mede te danken aan de rol van het College op dit punt: faciliteren, partijen bij elkaar brengen en afstemmen. Op dit laatste, het afstemmen, is de ChristenUnie al ingegaan bij de vaststelling van de Jaarrekening 2007. Er zijn nog vele werkzoekenden in de provincie Groningen. Voor de bouw van de centrales in de Eemshaven moeten vele werknemers van buiten de provincie worden gehaald. Dit moet beter op elkaar afgestemd worden. Wie hebben allemaal kennis genomen van het Actieprogramma of wie gaan er allemaal kennis van nemen? Kan er op gereageerd worden? In de projectenlijst staan projecten die al langer lopen. Is er inzicht in de resultaten van de projecten? Project Rekrutering Noord was op 5 en 6 maart. Hoe was het resultaat? Kortom, er moet ook naar het effect gekeken worden. Wil men met bepaalde projecten verder gaan? Als het geen effect meer heeft, hoeft men er ook niet mee verder te gaan. Mw. Siersema (GroenLinks) stelt dat het een heel uitgebreide lijst is. GroenLinks heeft een aantal vragen bij het Actieprogramma. Het is een beetje een combinatie tussen wat er geschreven wordt en de lijst die erachter zit. Wat ten eerste opvalt, is dat op een gegeven moment gesproken wordt van 62% werkelozen die ouder zijn dan veertig jaar, waar mw., Siersema niet specifiek een programma op terugvindt, terwijl dat in het verleden wel zo is geweest. Zij herinnert aan de speed dating van Eduard van Zuijlen. Voorts valt sterk op dat het een enorme lijst is met projecten. Een aantal projecten is eigenlijk al afgelopen. Daar worden geen resultaten van gegeven. Mw. Siersema zou daar gaarne concrete resultaten van zien. Wat opvalt, is dat het niet echt overkomt als een actieve provincie. De provincie betaalt overal aan mee, maar er zijn niet veel projecten die de provincie zelf in het leven roept. Mw. Siersema verzoekt om uitleg hierover. Mw. Beckerman (SP) verklaart dat Groningen nog steeds op één staat in de lijst in Nederland met de hoogste werkeloosheid. De provincie wil in heel veel zaken vooroplopen, maar daar niet in. Met een stijging van 70% van de openstaande vacatures zit er wel schot in de zaak. Met dit plan wordt geprobeerd om vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Dat is mooi. Allereerst vragen en opmerkingen met betrekking tot de kant van werknemers. Er worden veel zaken gedaan en behoorlijk wat eisen gesteld. ‘Kinderen helpen die opgroeien in achterstand’, wordt genoemd. Er wordt preventief beleid gevoerd voor voor- en vroegschoolse opvang en er wordt getracht om meer bedrijven op scholen toe te laten. Hoeveel kinderen hebben daar op dit moment toegang tot? Dhr. Bultje vroeg ook al of dit wel toereikend is, of er wel voldoende in wordt geïnvesteerd. Hoe wordt deelname gestimuleerd? Kan de gedeputeerde ook iets zeggen over een plan om dit mogelijk uit te breiden? Hebben alle kinderen die in achterstand opgroeien, iets aan de speerpunt dat zij gebruik kunnen maken van voor- en vroegschoolse opvang? Er wordt genoemd dat het onacceptabel is dat er nog steeds leerlingen worden opgeleid voor banen waarin de kans op
19
werkeloosheid reëel is. Dat klinkt natuurlijk heel logisch. Wat heeft men eraan om duizend mensen op te leiden om in de mergelgrotten aan het werk te kunnen? Niet zo veel. Het klinkt wel logisch, maar mw. Beckerman zat er wat langer over na te denken. Dhr. Bultje is historicus. Mw. Beckerman is zelf archeoloog. Veel vrienden van haar zijn socioloog. Wat betekent het in de praktijk? Het zijn namelijk allemaal opleidingen die traditioneel nogal een hoge werkeloosheid kennen. Van sociologie wordt op de universiteit ook gezegd dat het de baan is waar je grote kans hebt dat je op de bank terechtkomt. Derhalve vraagt mw. Beckerman zich af wat de gedeputeerde hiermee wil. Wil hij tegen de RuG zeggen dat zij al die onrendabele opleidingen moet sluiten? Dat klinkt mooi baldadig, want mensen opleiden tot werkeloosheid heeft niet zo veel zin, maar hoe zit dat concreet? Dhr. Bultje (PvdA) interrumpeert en merkt op zich in dit verband niet zo veel zorgen te maken over de hoger opgeleiden. Als historicus die maar communicatiemanager is geworden bij VNO is het nog wel te doen, maar vooral de specifieke opleidingen op mbo-niveau I en II, waarbij er net iets minder vraag is voor bepaalde sectoren… Mw. Beckerman (SP) stelt dat er twee kanten aan deze zaak zitten. Er zijn bijvoorbeeld campagnes geweest voor vrouwen om meer technische beroepen te kiezen vanuit de overheid. Nu is in dit stuk te zien dat er veel mensen nodig zijn voor techniek en Bèta, maar er zijn ook heel veel mensen door de overheid opgeleid tot werkeloze. Mw. Beckerman denkt dat het vaak ook van belang is om een opleiding te kiezen die goed bij je past. Zij wil concreter horen hoe dit soort zaken werken. Worden er opleidingen gesloten of is het gewoon baldadige taal? Het plan van de ministerraad om jongeren onder de 27 te dwingen om te werken of te leren, omdat ze anders geen uitkering krijgen. Waarschijnlijk is het standpunt van de SP bekend. Er wordt genoemd dat de gemeenten een passend aanbod moeten doen. Als een jongere dat niet accepteert, kunnen zij korten of de uitkering niet meer uitkeren. Mw. Beckerman vraagt zich af of dit niet ook samenhangt met regionale verschillen. Als twee jongeren precies dezelfde opleiding hebben, maar de ene komt bij de balie te staan in Reiderland en de andere in Amsterdam, is het aanbod dan niet anders? Kunnen jongeren dus niet gekort worden op de vraag of ze willen leren of werken, maar door regionale verschillen in de arbeidsmarkt? Dat zou natuurlijk behoorlijk oneerlijk zijn. Als je uit een economisch slechtere regio komt, zou je dan meer kansen hebben. Dhr. Haasken (VVD) (microfoon staat uit) geeft verhuizen als optie. Mw. Beckerman (SP) beaamt dat dit een mogelijkheid is. Dus dhr. Haasken wil dat half Groningen… In Groningen is een hoge werkeloosheid. Dhr. Haasken stelt voor dat al die mensen gaan verhuizen. Dat is toch niet waarvoor men hier bij elkaar is? Dhr. Haasken (VVD) geeft aan dat er heel veel banen zijn die niet te bezetten zijn, juist onder laag opgeleide mensen. Mw. Beckerman (SP) werpt tegen dat dit nu is wat men probeert te doen met deze agenda. De agenda probeert toch juist vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen en niet simpelweg te zeggen dat men maar moet verhuizen omdat er hier geen kansen zijn? Dhr. Haasken (VVD) merkt op dat het niet eens een kwestie van verhuizen is. Het is een kwestie van met elkaar een beetje knuffelen en dat maar een beetje op die manier in stand houden. Er zijn heel veel reders in Groningen die ook op het niveau van laag opgeleide mensen een heleboel mensen zoeken, terwijl die er natuurlijk in groten getale zijn, met name in Oost-Groningen. Dat moet toch te matchen zijn? Mw. Beckerman (SP) is dit met dhr. Haasken eens, want dat is wat de agenda probeert te doen: vraag en aanbod beter op elkaar afstemmen. Er zijn ook situaties waarin het minder gemakkelijk is. Als er een jongere van 23 met een mooie hbo-opleiding leraar drama aan de balie komt, zegt de overheid een nieuwe opleiding voor die persoon te betalen – want je moet leren of werken – of kort men diegene, niet omdat hij niet goed heeft aangetoond dat hij wil werken of leren, maar omdat hij in een regio woont waar voor deze persoon geen werk is. Dhr. Kruithof (VVD) merkt op dat als je drama gaat studeren en je in Reiderland woont en denkt daar een baan te kunnen vinden, je niet goed bij je hoofd bent. Dan moet je verhuizen.
20
Mw. Beckerman (SP) geeft aan dat men in een grotere regio woont. Er zijn ook andere mogelijkheden. Volgens mw. Beckerman zit daar een probleem. Dramaturgen uit Reiderland kunnen altijd een toneelstuk komen doen in de Staten, zoals vorige week. De werkgeverskant. Er wordt heel veel gezegd over dat werkgevers goed moeten weten waar ze goed personeel kunnen vinden. Daar valt niets op af te dingen. In dit plan staan ook veel goede projecten waarmee dat hopelijk al gerealiseerd wordt of gerealiseerd gaat worden. Worden bedrijven alleen geholpen of moet er meer gebeuren? Zo wordt in het stuk ook aangegeven dat er vaak nog veel te weinig stageplaatsen zijn. Mw. Beckerman informeert of de gedeputeerde meer inzicht kan geven over welke manieren de provincie heeft om bedrijven daarin te stimuleren voor het aanbieden van stageplekken of banen aan jongeren uit de regio. Dhr. Schroor (D66) heeft goed nieuws voor de socioloog. Er is een directeur vastgoed, dus hij kan uiteindelijk ook nog in een goede sector terechtkomen. GroenLinks maakte de opmerking dat de provincie weinig eigen initiatieven aan de dag legt. Wanneer dhr. Schroor dit stuk leest, ziet hij staan: ‘samenwerking partner stichting Duizendpoot’. Wat hem betreft is GS een soort duizendpoot, want dit stuk mikt op alles, met name met heel kleine bedragen. D66 is van mening dat het nu tijd wordt om focus aan te brengen in dit beleid. In eerste instantie zei D66 dat zorg nu en straks de grootste vrager is, dus de provincie zou zich vooral moeten focussen op die sector die het het meest nodig heeft en alle initiatieven aan de markt of andere instanties over moeten laten. Uiteindelijk heeft D66 gesteld dat het zorg en techniek is. Wat D66 betreft zou dit stuk herschreven moeten worden, zouden de budgetten herverdeeld moeten worden en er een heel duidelijke focus op die twee sectoren moeten zijn. Alle projecten die daar onder hangen, moet de komende vier jaar worden gefocust. D66 denkt dat je dan veel meer zou kunnen bereiken dan nu een soort van versnippering over alles wat je maar ziet en kunt pakken. Dat is het voornaamste probleem dat D66 met dit stuk heeft. Qua ambitie is het uitstekend, maar qua focus een min. Mw. Van Kleef (CDA) deelt mee dat de CDA-fractie op de eerste plaats waardering wil uitspreken voor dit Actieprogramma, waarin alle actielijnen zijn uitgewerkt en waarin tevens een helder overzicht van alle projecten en activiteiten is opgenomen. Het programma loopt van 2008 tot 2012, terwijl alleen voor de jaren 2008 en 2009 een overzicht van de kosten is gegeven en ook een tekort te zien is. Mw. Van Kleef informeert wat het beeld is voor de jaren daarna. Het CDA wil ook zijn zorg uitspreken over het grote tekort aan menskracht, dat gaat optreden in de verpleeg- en verzorgingshuizen, in de thuiszorg en de gehandicaptenzorg. In de lijst van de projecten Zorg voor Werk 2 blijkt dat er minimaal veertig nieuwe medewerkers aan het werk zullen worden geholpen in de zorg. Voldoet dit aan de 15% meer instroom op zorg gericht opleidingen die worden genoemd in het Actieprogramma? In de afkortingenlijst staan twee afkortingen waar het niet geheel duidelijk is wat het verschil ertussen is: RAP (Regionaal Arbeidsmarkt Platform) en het RPA (Regionaal Platform Arbeidsmarkt). Wellicht kan daar nog wat helderheid in verschaft worden. Voor het overige wil de CDA-fractie graag instemmen met het Actieprogramma. Dhr. Kruithof (VVD) merkt op dat er al verschillende sprekers zijn geweest die hebben gewezen op de versnippering van dit stuk. De VVD-fractie aarzelt sterk bij dit stuk. Aan de ene kant vindt zij arbeidsmarktbeleid belangrijk, temeer daar er op de Groningse arbeidsmarkt nogal wat frictie is op verschillende terreinen. Aan de andere kant is te zien dat de inzet van de provincie Groningen op heel veel verschillende terreinen bestaat met soms heel kleine projecten. Dhr. Kruithof vraagt zich af of het College niet meer focus zou kunnen aanbrengen in waar men zich nu echt op gaat richten. De VVD zou er erg voor zijn om je heel specifiek op de echte grote problemen te richten en daar waar men zich afvraagt wat daar nu eigenlijk de rol van de provincie is, het te laten zitten. De rol van de provincie wordt in het stuk omschreven als faciliteren, partijen bij elkaar brengen, zorgen dat er afstemming plaatsvindt en als mogelijke rol de cofinanciering. Dat laatste vindt dhr. Kruithof overigens de belangrijkste rol. Daar kun je namelijk soms grote bedragen binnenhalen uit andere fondsen, waarbij je ook echt concrete doelen kunt bereiken. De VVD zou het College willen aanbevelen – en mogelijk komt zij daar in de Statenvergadering nog op terug – om veel meer te zoeken naar de echte problemen en die echte problemen aan te pakken en de kleine zaken te laten zitten. Het punt van veel hoger opgeleiden die hier vertrekken versus de vacatures die bijvoorbeeld in de zorg worden verwacht en in elk geval in technische sectoren al bestaan. Dat zijn twee verschillende groepen, dat is nu eenmaal niet anders. Als universitair opgeleiden… Er zitten hier permanent 40.000 studenten in hbo en wo in de stad Groningen. Die kun je hier niet allemaal aan een baan helpen. Dat is bovendien ook nergens voor nodig. Die mensen zijn voor een heel groot deel hier naartoe verhuisd om een studie te volgen. Het is helemaal niet erg dat zij ergens anders aan het werk
21
gaan. Als er in de provincie Groningen geen behoefte is aan die mensen, dan moet men niet doen alsof die kunstmatig gecreëerd zou moeten worden. Dat is nergens voor nodig. Als die mensen niet nodig zijn in de provincie Groningen, dan zijn ze niet nodig. Als men daarentegen straks wèl mensen nodig heeft, in de zorg of in de technische sectoren - met die energiecentrales in de Eemshaven als voorbeeld - dan moet men daar juist heel nadrukkelijk aandacht aan besteden. Dat zijn namelijk de vacatures die straks niet vervuld kunnen worden. Daar moet de provincie zich sterk op richten. Dhr. Bultje (PvdA) informeert of de VVD nu de logica hanteert: ‘Als ze hier nodig waren geweest, waren ze hier wel gebleven, want anders vertrokken ze niet’. Dhr. Kruithof (VVD) stelt dat dit voor een aanzienlijk deel het geval is. Voor een flink deel is het zo dat de hoger opgeleiden op universitair en hbo-niveau gewoon weggaan omdat ze inderdaad hier niet nodig zijn. Voor een deel zijn ze hier alleen maar komen studeren omdat ze hier een bepaalde studie konden volgen en omdat de stad Groningen zo leuk was om te studeren. Dhr. Kruithof roept op om hier geen doekjes om te winden. Ze zijn uit andere regio’s gekomen en gaan terug naar die andere regio’s. Daar is, wat dhr. Kruithof betreft, niets mis mee. Dhr. Bultje (PvdA) deelt mee dat hij absoluut geen verbod op vertrek uit Groningen wil instellen. Het kan ook zijn dat bijvoorbeeld heel veel mensen niet weten wat er allemaal nog te doen is hier in Noord-Nederland aan werkgelegenheid en dat mensen juist weggaan vanuit het idee dat het in Amsterdam gebeurt, omdat daar de grote hoofdkantoren zitten, terwijl er hier ook buitengewoon… Dhr. Kruithof (VVD) stelt dat de provincie dan tekorten zou moeten hebben voor bepaalde hoger opgeleiden in bepaalde sectoren van het bedrijfsleven. Dat zou dan moeten blijken, maar het blijkt nergens uit. Dhr. Bultje (PvdA) denkt dat die tekorten op dit moment absoluut aan het ontstaan zijn. Hij weet niet waar dhr. Kruithof het op baseert dat er op bepaalde vlakken geen vraag zou zijn naar hoger opgeleiden. Dhr. Kruithof (VVD) stelt dat ze er natuurlijk wel zijn. Die vinden ook hun weg wel. Juist op dat vlak zijn er geen grote hoeveelheden vacatures in Groningen. De grote aantallen vacatures zijn vooral te vinden in technische en zorgberoepsopleidingen. De provincie zou meer moeten focussen waar zij een echt toegevoegde waarde kan vervullen en waar zij echt concrete resultaten kan boeken. Dhr. Kruithof vindt dat het stuk qua afrekenbaarheid van resultaten ook behoorlijk tekortschiet. De voorzitter denkt dat, gezien de opmerking uit deze commissie, dat de marginale taak van de gedeputeerde is beëindigd en dat dhr. De Bruijne nu een taak heeft om te proberen om een antwoord te formuleren op de opmerkingen die hier geplaatst zijn. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft te kennen het woord ‘marginaal’ te hebben teruggenomen en er ‘tijdelijk’ van te hebben gemaakt. Hij heeft ook niet de ambitie om dat tijdelijke structureel te maken. Hij zal trachten in de geest van gedeputeerde Gerritsen, die zijn talenten elders in Europa in het belang van de provincie inzet, er op in te gaan. Dhr. De Bruijne stelt dat het thema arbeidsmarktbeleid vanuit de portefeuille die hij zelf beheert – met name de portefeuille onderwijs, maar ook zorg – wel een thema is waar hij een raakvlak ziet. Dhr. Bultje geeft aan dat het een soort opsomming is van de greatest hits. Wat is er nu nieuw? Is het ook niet zo dat wat hier nu op papier staat, ook in het vorige programma gepast zou hebben? Er werd verwezen naar de PvdA-motie, die ten grondslag ligt aan – niet geheel, dat geeft de gedeputeerde toe; het College laat zich door meer leiden dan alleen door PvdA-moties – het feit dat men het Actieprogramma Arbeidsmarktbeleid wat is gaan toespitsen en wat opnieuw is gaan schrijven in de zin van wat actueel de inzet is die het College zou willen plegen. In die zin ligt het antwoord wat in het midden. Zeker, er zitten ook elementen in die in het vorige programma een plek hadden, wellicht op een wat andere manier. Het is niet allemaal gloednieuw. Dhr. De Bruijne gelooft ook niet dat je dat altijd als criterium moet hebben, dat als je je beleid actualiseert en toespitst, het allemaal gloednieuw moet zijn. Het integreren van de onderwijsagenda is een goed punt. Als men kijkt naar de inzet van het College op het gebied van de arbeidsmarkt en het onderwijs en men kijkt naar de budgetten die ervoor staan, dan lijkt dat een beetje op elkaar. Wat dat betreft deelt de gedeputeerde ook wel
22
opmerkingen dat de provincie geen te grote broek moet aantrekken in haar rol die zij op dit veld heeft. Dat geldt natuurlijk ook voor het onderwijs. Van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt vindt de gedeputeerde toch wel dat de provincie datgene moet doen wat zij kan. Als hij kijkt naar de indirecte effecten, datgene wat op dit moment in de provincie vanuit de onderwijsportefeuille wordt gedaan op het gebied vroegtijdig schoolverlaten en het verlaten van de school zonder startkwalificatie, vindt de gedeputeerde toch dat het College zich echt niet hoeft te schamen voor die activiteiten, die samen met de ROC’s worden gedaan. Groningen wordt landelijk, als het gaat om dit soort activiteiten, als voorbeeld genoemd. De resultaten in de uitstroom die de afgelopen jaren bereikt zijn, zijn substantieel. Een te grote bescheidenheid op het punt van de provinciale rol past evenmin. Dhr. De Bruijne had onlangs de Raad van Bestuur van het Noorderpoortcollege op bezoek en hij stelde als nieuwe gedeputeerde ook die vraag: wat verwacht men van de provincie, wat heeft men aan de provincie? De gedeputeerde gaat ervan uit dat het antwoord gewoon recht uit het hart kwam. De bestuursleden van het Noorderpoortcollege zeiden dat de provincie door zou moeten gaan zich te bemoeien met dat veld van onderwijs en de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, omdat zij vinden dat de provincie daarin een belangrijke rol in vervullen. De provincie zou daarin niet te bescheiden moeten zijn, maar ook geen te grote broek moeten aantrekken. De provincie zou door moeten gaan met inzetten – ook al is het soms met bescheiden middelen, maar wel met invloed, gebruik makend van het netwerk en met het bij elkaar brengen van partijen, met activiteiten zoals die er liggen in aansluiting VMBO-MBO, een project dat de provincie op dit moment in Winschoten aan het doen is op dit punt, waar de provincie flink in mee investeert, zaken die de gedeputeerde zo-even heeft genoemd op het gebied van schoolverlaters, maar ook de situatie rond het MBO en de vakrichtingen die daar in zitten en de spreiding daarvan over de provincie –… Door een aantal partijen is gevraagd naar de rol in het arbeidsmarktbeleid. Er is ook gezegd dat de provincie nu eens op zou moeten houden met al dat kruimelwerk en al dat gesnipper en nu gewoon een paar belangrijke prioriteiten zou moeten kiezen en daarvoor te gaan. Zo zou de provincie zorg en techniek moeten pakken en de rest moeten laten zitten. Het College kiest daar niet voor. Het College vindt dat het op een breder terrein actief moet zijn. Dat komt ook omdat men in het veld diverse partijen tegenkomt en dat het College denkt meer te kunnen doen in het brede palet van het aanjagen, betrokken zijn bij, partijen bij elkaar brengend rondom activiteiten dan wanneer het toegespitst zou worden op twee sectoren. De keuze van een brede aanpak is een keus van het College, juist omdat die rol van de provincie in het veld zo specifiek verschillend kan zijn in de diverse sectoren. Het College heeft liever het net wat breder, met de bedoeling daarmee de vangst wat groter te maken dan de mazen van het net te veranderen en uitsluitend kabeljauw of iets dergelijks binnen te halen. De resultaten. Wat komt er nu van terecht? De gedeputeerde heeft kennis genomen van een notitie Jaarprogramma Arbeidsmarkt 2006-2007 en de evaluatie daarvan. Het is wel zo dat er op basis van de jaarprogramma’s resultaten bij de Statencommissie worden neergelegd en dat zij daarop kan reflecteren. Het is dus niet zo dat de provincie ‘maar wat doet en niet weet wat het oplevert’. Er worden wel degelijk resultaten gepresenteerd van projecten waar de provincie mee bezig is. De vraag hoe het zit met de financiële inzet. Klopt het allemaal als je kijkt naar het budget dat de provincie nu ter beschikking heeft en naar de ambities? Dat is tot op zekere hoogte het geval. Vastgesteld moet worden dat met dit actieprogramma op die vier programmalijnen een aantal uitspraken worden gedaan, waarbij het College het eerst opschrijft en dan toch, in de komende periode, op die programmalijnen verder wil inzetten en daarin ook met nieuwe projecten zal willen komen. Procedureel gezien – die vraag is door de voorzitter gesteld – wordt de Voorjaarsnota op 18 juni behandeld. Dit programma komt aan de orde, maar er komt ook weer een Integrale Bijstelling, dat wil zeggen dat het verhaal ‘geld volgt beleid’ of andersom… Wanneer het beleid, toegespitst op concrete uitvoering van dit programma dat vraagt en dat vereist, zal het College ook niet aarzelen om zelf met voorstellen te komen, wat onverlet laat dat wanneer er bij de Voorjaarsnota voorstellen gedaan zouden worden, het College die natuurlijk met belangstelling zal bekijken. Dhr. Kruithof (VVD) stelt met betrekking tot de procedure dat op 18 juni de Voorjaarsnota wordt behandeld en op 25 juni dit stuk. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) bevestigt dit.
23
Dhr. Kruithof (VVD) concludeert dat het dan geen probleem is, want dan kan men, naar aanleiding van wat er in de Voorjaarsnota gebeurt, op 25 juni als dit wordt vastgesteld, ook besluiten over dit stuk. De voorzitter geeft aan dat dit zou kunnen. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) vervolgt zijn betoog en geeft dhr. Hilverts gelijk ten aanzien van werknemers van buiten de provincie bij de Eemscentrale. Het gaat hier echter wel om tijdelijk werk. Het gaat om de bouw van die centrales. Daar worden inderdaad nogal wat mensen van buiten de provincie hier naartoe gehaald die ook tijdelijk gehuisvest moeten worden. Bij dat project is de provincie met de gemeente ook betrokken. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) acht dit helder. Op een gegeven moment zijn die centrales echter klaar. Wat gebeurt er dan? Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan dat de mensen dan weer vertrekken, want ze zijn tijdelijk in dienst van bureaus die ze inzetten in opdracht van Nuon en RWE. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) acht dit helder. Hij neemt aan dat, als de centrales er zijn, er dan ook mensen aan het werk komen en aan het werk gaan in die centrales. De provincie moet dan ook alert zijn – en dat duurt allemaal nog even. Dan kan de provincie naar dat traject toe nu al mensen opleiden, zodat ze daar aan het werk kunnen. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) vindt het een voor de hand liggende conclusie dat in die centrales, als ze gaan draaien, mensen moeten werken. Over de werkgelegenheidseffecten van de centrales moet men geen al te overdreven voorstelling hebben. Het gaat om een vrij beperkte personele inzet in een bepaalde sector. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) stelt dat het wel gaat om de manier waarop men er mee omgaat. Als men nu signaleert en weet dat die arbeidsplaatsen eraan zitten te komen en de provincie steekt er niet op in dat Groningers daar aan het werk kunnen, moet men weer mensen binnenhalen van buiten de provincie. Dat zou de ChristenUnie-fractie buitengewoon jammer vinden. Dan vindt dhr. Hilverts het beter om daar nu op in te steken en te zorgen dat er dan juist mensen vanuit de provincie Groningen die werkeloos zijn, daar aan het werk kunnen. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft te kennen het punt wat te kunnen veralgemeniseren. Een van de activiteiten die plaatsvinden waarbij de provincie ook betrokken is en waarvan de provincie ook in de toekomst weer een soort update zal houden, is de activiteit die vanuit het bedrijfsleven wordt geëntameerd in de richting van de ROC’s om te kijken naar wat er aan komt qua nieuwe bedrijvigheid, nieuwe activiteiten – dat kan ook in de dienstverlening of in andere sectoren zijn – en hoe het onderwijs daarop kan anticiperen. Het probleem van die aansluiting – de gedeputeerde heeft het met name over mbo-opleidingen – is natuurlijk een probleem dat zowel binnen de onderwijswereld als binnen het bedrijfsleven wordt gesignaleerd. Men heeft gezien dat er sectoren zijn – de gedeputeerde noemt de bouw – waarbij men in combinatie met opdrachtgevers activiteiten entameert om personeel op te leiden. De ROC’s sluiten daar natuurlijk graag bij aan, die willen er graag bij betrokken zijn en zijn dat ook in een groot aantal gevallen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) verkondigt dat de ChristenUnie-fractie het op dit punt helemaal met de gedeputeerde eens is. Er komt echter nog iets bij. De gedeputeerde heeft het over onderwijs. Er zijn natuurlijk ook mensen die niet meer in het onderwijs zitten die bijvoorbeeld gewoon in de kaartenbakken zitten. Daar kan men natuurlijk ook aan denken door herscholing en bijscholing, dat ook die mensen op die plekken bij de centrales aan het werk kunnen, niet alleen jongeren die op school zitten, maar ook mensen die al wat ouder zijn en bij wijze van spreken werkeloos zijn. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) verklaart dat dit hem meteen op het punt van mw. Siersema brengt. Mw. Siersema signaleert dat in de cijfers staat dat 62% ouder is dan veertig jaar. Daar moet inderdaad iets aan worden gedaan en daar gebeurt ook iets aan. De gedeputeerde wijst op bijvoorbeeld het project 50-plussers in de zorg. Hij verwijst ook naar het feit dat vooral met het realiseren van participatiebanen, ook met name naar die groepen wordt gekeken en niet alleen maar naar de jongeren. Dhr. De Bruijne is het ermee eens dat, als je bezig bent met het te proberen zo veel
24
mogelijk mensen gebruik te laten maken, te laten profiteren, van de toenemende vraag op de arbeidsmarkt – en die is er gelukkig – je daar ook op moet inzetten. Die aandacht is er bij gemeenten in toenemende mate. Men is gelukkig een beetje afgedreven van het intrekken van die tijdelijke banen. Er zijn mogelijkheden voor terug gekomen. Voorts valt te constateren dat gemeenten in het kader van de Wet Werk en Bijstand daar ook in toenemende mate op inzetten als het gaat om sociale activering als eerste stap, vervolgens toch proberen toe te leiden naar de arbeidsmarkt. Wat is de rol van de provincie daarin? Als het gaat om aan de bak kunnen doen krijgen van dat ouderenbestand werkelozen, moet in alle bescheidenheid worden gezegd dat het vooral op de weg van de gemeenten ligt. Daar waar de provincie een bijdrage kan leveren in de projectensfeer, in de voorwaarden scheppende sfeer, zal zij het niet laten. De rol van de provincie in de projecten. De provincie kan arbeidsmarktbeleid alleen voeren met anderen. In verleden bestond het Bureau Ontwikkeling Arbeidsmarktprojecten. Dat is opgeheven. In die zin is de provincie in een wat andere rol gestapt: minder in de rol van de ontwikkelaar en de aanjager en meer in de rol van de deelnemer, proberen partijen bij elkaar te brengen en soms aanjagen, cofinancieren, en dergelijke. Dus die prominentere rol van dat BOA-beleid in de afgelopen jaren heeft men verlaten. De deelname aan voor- en vroegschoolse opvang. Die doorlopende lijn 0-23 jaar is toch een belangrijke prioriteit. Het valt een beetje buiten dit programma, maar het is wel degelijk zo dat men in die 0-23-jarige ambitie – en dan praat de gedeputeerde vooral meer vanuit de portefeuille onderwijs, maar ook zorg – probeert in de contacten in de regio’s en ook met programma’s – de Staten kennen het programma Oost-Groninger Taalachterstanden bij 0-4-jarigen –… Het College probeert zo veel mogelijk in beeld te krijgen wat er in die leeftijdscategorie in de voor- en vroegschoolse opvang aan problematiek bij kinderen zich voordoet. Dat wil niet zeggen dat men alle 0-4-jarigen in beeld moet hebben, want gelukkig gaat het met de meesten gewoon goed. Daar waar men ze echter tegenkomt in de activiteiten die de provincie samen met de gemeenten in de regio’s onderneemt, zal het echter zeker plaatsvinden. Wordt er niet te veel opgeleid voor beroepen waar weinig vraag naar is? Dat is natuurlijk wat moeilijk aan te sturen. Het is ook een soort marktwerking. Er is ook vaak een soort naijleffect. Het heeft ook te maken met de werking van het onderwijs en de arbeidsmarkt, in die zin dat… Natuurlijk wordt er vanuit de scholen en door voorlichtingsactiviteiten geprobeerd om jongeren inzicht te geven in de slaagkansen op de arbeidsmarkt met bepaalde opleidingen. Dit laat onverlet dat er toch van die jongeren zijn die het niet kan schelen wat het oplevert en toch besluiten archeoloog te worden, omdat men het zo’n mooi vak vindt. Dan is de gedeputeerde het wel eens met dhr. Bultje wanneer hij stelt dat wanneer het om een hbo-opleiding gaat of om een universitaire opleiding, de kans dat je met succes in een andere sector terechtkomt wat groter is dan wanneer je laaggeschoold bent of mboniveau I en II. Dan wordt het wat lastiger. Toch denkt de gedeputeerde, als je kijkt waar leerlingen terechtkomen, ook vanuit de mbo uiteindelijk op de arbeidsmarkt, het vaak een kwestie is van wisselen, opnieuw leren, bijleren. Het is in veel beroepen zo dat ook met de opleiding die je hebt, als je niet je richt naar de vraag die er komt op de arbeidsmarkt en die aanpalend is in wat je geleerd hebt en je je daar niet voor inzet, je uit de boot valt. Gelukkig doen veel mensen die op de arbeidsmarkt moeilijk terechtkomen dat wel. Mw. Beckerman (SP) vraagt of dit concreet betekent dat het College het eigenlijk gewoon bij de leerlingen neerlegt. Er staat heel baldadig dat het niet meer mag: je mag geen opleiding meer doen die niet aansluit bij de arbeidsmarkt. Wat is nu precies concreet de invulling daarvan vanuit GS? De letterlijke zin in het stuk is: “Het is niet acceptabel leerlingen op te leiden voor banen waarin de kans op werkeloosheid reëel is” (blz. 9, onderaan) Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) wenst de zin in het stuk te nuanceren. ‘Het is niet acceptabel dat…’ is nog iets anders dan ‘het moet verboden worden’. Mw. Beckerman (SP) verduidelijkt dat haar vraag is wat het College er concreet aan gaat doen. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) merkt op dat hij heeft geprobeerd daarop antwoord te geven. Het gaat om voorlichting. De provincie heeft samen met Noorderpoort, Nuon en anderen het project Marktgericht Opleiden. Je kunt dus wel proberen – natuurlijk niet door verbieden, dat zou volstrekt onmogelijk zijn – jongeren te interesseren voor beroepen die meer kansrijk zijn, voor opleidingen die meer kansrijk zijn op de arbeidsmarkt. Er is een aantal projecten waarbij de provincie rechtstreeks betrokken is. Overigens is het zo dat opleidingen daar ook veel aandacht aan besteden als het gaat om beroepsvoorlichting.
25
Mw. Beckerman (SP) concludeert dat ‘niet acceptabel’ sturing betekent. ‘Niet acceptabel’ betekent dus niet barricades voor de deur. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) verklaart dat de provincie geen beroeps- of opleidingsverboden kan uitvaardigen. De gedeputeerde zou zich daar ook volstrekt niet bij thuis voelen. Hij vervolgt zijn betoog en gaat in op de vraag betreffende de 27 jaar verplicht werken, de maatregel die het kabinet nu in de pijplijn heeft, maar die zeer binnenkort ingaat. Ten aanzien van regionale verschillen daarbij geeft de gedeputeerde aan dat hij het antwoord hierop schuldig moet blijven. Er moet eerst worden gekeken hoe het werkt. Op dit moment valt er nog niet zo veel ervaring over te melden. Het College heeft op dit op voorhand gesignaleerde punt nog geen beleid. Dhr. Haasken (VVD) (microfoon staat uit) merkt op dat de provincie daar ook niet over gaat. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) stelt dat er veel zaken zijn waar de provincie niet over gaat, maar waar het College toch vindt een zinnige bijdrage te kunnen leveren. Het zorgpersoneelstekort. Meer instroom in zorggericht opleiden. Het heeft ook te maken met de vraag hoe je jongeren kunt interesseren. Een belangrijk punt is natuurlijk de aantrekkelijkheid van het werken in de zorg. Er zijn natuurlijk nogal wat initiatieven waarbij getracht wordt om meer mensen daarvoor te interesseren. Bekend is het Heldeninitiatief van Thuiszorg. Daarbij hoeft niet alleen te worden gekeken naar jongeren, maar kan ook worden gekeken naar nuggers, en vrouwen op de arbeidsmarkt die, voor zover ze daar nog niet mee in aanraking zijn geweest, daarvoor geïnteresseerd kunnen worden. De voorzitter dankt de gedeputeerde voor zijn beantwoording. In tweede termijn Dhr. Bultje (SP) complimenteert de tijdelijke gedeputeerde hoe hij dit allemaal gedaan heeft. Hij heeft op heel veel vragen een buitengewoon goed antwoord gegeven, vooral ook op het gebied van die focus. De PvdA-fractie kan zich vinden in het idee dat je niet echt in die sectoren moet gaan zitten, maar juist als je kijkt naar de regionale verschillen die er eventueel zijn, is dat misschien een interessante invalshoek om daar eventueel accenten te leggen. Te zien is dat bij het gebiedsgerichte werken je in samenwerking met de gemeenten heel mooie zaken van de grond kunt krijgen. Ten aanzien van de integratie van het onderwijs is het goed te horen dat men op één lijn zit. Dhr. Bultje is benieuwd hoe dat een stap verder gebracht kan worden. Het lijkt dhr. Bultje sowieso goed om zo’n belangrijk onderwerp voor de komende periode te agenderen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) sluit zich aan bij de eerste woorden van dhr. Bultje. Hij vindt het een knap staaltje dat een portefeuillehouder dit zomaar overneemt. Dhr. Hilverts geeft toe dat het ook nog niet helemaal zijn portefeuille is en hij het behoorlijk moeilijk vindt. De ChristenUnie wenst te vernemen wie er allemaal kennis hebben genomen van dit actieprogramma. Is het alleen een stuk van de provincie Groningen? Werkgevers- en werknemersorganisaties en het onderwijsveld zouden hier best naar kunnen kijken en zouden de provincie kunnen adviseren hoe dit handen en voeten gegeven zou moeten worden. Er is een aantal projecten – dhr. Hilverts heeft Rekrutering Noord van 5 en 6 maart genoemd, Job Explosie is eveneens geweest – waar dhr. Hilverts in de wandelgangen niet zulke goede berichten over heeft gehoord. Er is tegen de ChristenUnie-fractie gezegd dat het ‘geld over de balk gooien’ is. Dhr. Hilverts wenst te vernemen of de provincie op dat punt goed bezig is. Mogelijk is de gedeputeerde in staat om die signalen te ontzenuwen. De stageplaatsen. Harm Post, directeur van havenschap Delfzijl, heeft vanmiddag gepleit bij DSW Stadspark voor het stimuleren van veel meer stages. Werkgevers blijven daar volgens hem achter. Kan de provincie daar ook nog een rol in vervullen, zodat ook meer mensen stages kunnen gaan lopen bij werkgevers, zodat ze sneller en beter op die arbeidsmarkt een plek krijgen? Mw. Siersema (GroenLinks) stelt dat het een enorme lijst van projecten is. Zij is het met dhr. Hilverts eens dat er een paar bij zijn die eigenlijk al afgesloten zijn. Zij had er toch graag iets over willen horen. Mw. Siersema is bij Job Explosion geweest – het was op de fiets te doen. De medewerkers die op de beurs stonden, waren eigenlijk een beetje teleurgesteld, want achteraf bleek dat alleen maar leerlingen van scholen heel veel kwamen, iets wat zij niet hadden verwacht. Er waren behoorlijk wat banen in het hogere segment, waar niemand voor is gekomen.
26
De nuggers. Mw. Siersema gaat ervan uit dat het gaat om de vrijwillige instap om weer aan het werk te gaan. Ze zullen er ooit voor gekozen hebben om huisman/huisvrouw te worden. Mw. Beckerman (SP) bedankt de gedeputeerde voor het bedanken van al die vragen. Zij vindt het behoorlijk knap. De vraag over de stageplaatsen is blijven liggen. Mw. Beckerman vindt het een heel moeilijke zaak. De gedeputeerde geeft aan dat eerst maar moet worden afgewacht tot de wet ste ingevoerd wordt over leren en werken tot het 27 levensjaar. Mw. Beckerman blijft het een moeilijke zaak vinden als jongeren hier buiten hun schuld geconfronteerd worden met het stopzetten van de uitkering. Het wordt dan een behoorlijk nijpend probleem dat zich al binnen enkele maanden voordoet. Mw. Beckerman zou willen nadenken over de vraag hoe men dat in de provincie Groningen goed in het oog kan houden. Mw. Hazekamp (PvdD) wenst te reageren op de opmerkingen die gemaakt zijn over de stageplaatsen. De PvdD heeft in de commissie Welzijn ook al eens aangekaart dat er bij opvangcentra voor afgedankte huisdieren een enorm gebrek is aan mensen die daar de handen uit de mouwen steken. Dat varieert van hoog tot laag opgeleid werk, praktisch werk, theoretisch werk. Mensen die daar stage willen lopen, zijn bij de meeste opvangcentra van harte welkom. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) informeert of het vervolg is dat ze daar dan een vaste baan kunnen krijgen. Mw. Hazekamp (PvdD) geeft aan dat als de overheid een beetje bijdraagt in de financiering daarvan, dit zeker het geval is. Dhr. Schroor (D66) merkt uit het antwoord van de gedeputeerde dat men structureel van mening verschilt over breed mikken en focussen versus smal focussen. De gedeputeerde gebruikte de metafoor van vissen met het fijnmazig net. Die vangt inderdaad van alles: van garnaaltjes tot grondhaaien. Uiteindelijk gaat die echter wel failliet. Je kunt beter focussen op de kabeljauw en de scholletjes die in de zee zwemmen, want die leveren veel meer op. Dhr. Schroor wenst iets mee te ste geven ter overweging naar de 25 toe. Hij roept GS op om deze kans te grijpen om te laten zien dat zij ook een echte keuze durven te maken en niet in lijn van Den Haag van alles wat te doen en dan uiteindelijk niets te bereiken. Hij roept op tot een focus op één of twee sectoren. Daar zou vier jaar het geld aan besteed dienen te worden. Daarna zou gekeken moeten worden wat het heeft opgeleverd. Mw. Van Kleef (CDA) geeft aan dat er gesproken is over het gegeven dat er straks een grote behoefte ontstaat naar de banen in de zorg, dat er te weinig mensen in de zorg werken. Zij leest in het stuk dat één op de zes jongeren in het beroepsonderwijs zou moeten kiezen voor een zorgopleiding. Vervolgens is ook te lezen dat 50% meer instroom gewenst is. Mw. Van Kleef complimenteert de gedeputeerde voor de beantwoording. Zij denkt echter dat het antwoord best een beetje mager is op dit punt. Misschien zal er een soort actieprogramma moeten komen om juist de werkers in de zorg meer te stimuleren, zodat daar over een aantal jaren niet heel grote tekorten in ontstaan, want daar maakt de CDA-fractie zich best zorgen over. Er zou wat meer en wat steviger op ingezet moeten worden, bij voorkeur in de vorm van een soort actieprogramma. Er is ook gesproken over te weinig stageplekken. Bedrijven zouden daar meer gebruik van moeten maken. Mw. Van Kleef zou het eens willen omdraaien. Lopen bedrijven die eigenlijk wel ruimte hebben voor stageplekken, misschien tegen knelpunten aan waardoor zij afzien van stagiaires? Dhr. Kruithof (VVD) complimenteert de gedeputeerde voor arbeidsmarkt ad interim. Hij kwijt zich met verve van zijn taak. De VVD-fractie komt in de Statenvergadering – zij wil het dus ook als A-stuk op de agenda – terug op het punt van al of geen focus, want daarover verschilt men inderdaad van mening. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) stelt dat de commissie ten aanzien van de twee activiteiten die concreet genoemd zijn – Rekrutering Noord en Job Explosion – nadere informatie krijgt over de bevindingen van de organisatoren. Het is wel zo dat wanneer je dit soort initiatieven voor de eerste keer neemt, je ervan leert. Job Explosion was een vrij ambitieus project. De gedeputeerde kan zich voorstellen dat, als het voor de tweede keer wordt gedaan, het wat anders ingestoken wordt voor bepaalde doelgroepen. Dhr. De Bruijne zegt toe dat bij deze twee projecten nagegaan wordt wat concreet aan resultaten te melden is.
27
Mw. Siersema (GroenLinks) geeft te kennen dat zij het niet overbodig vond dat er een hbo-markt was, alleen was dit onbekend bij het publiek. Dat is heel jammer, want het laat wel zien dat ook in die omgeving de achtergrond heel breed is wat er gezocht wordt. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) begrijpt dit. Het is niet zo dat het geld over de balk is gegooid, zoals dhr. Hilverts suggereerde, want bij dit soort nieuwe activiteiten waarbij je probeert een brede groep te bereiken, kan het zo zijn dat het niet altijd 100% goed gaat. Men moet ook leergeld willen betalen. Dat is niet altijd ‘geld over de balk’. In zijn algemeenheid meer over die projecten weten. De gedeputeerde verwijst naar het Jaarprogramma. Men zou de vraag wat kunnen concretiseren richting het College en aangeven van welke projecten men graag resultaten wil weten. De 27-jarige maatregel. Er moet niet worden uitgegaan van vooronderstellingen en men moet geen water zien branden waar het niet is. Mw. Beckerman denkt dat er een risico zit in de wijze waarop gemeenten ermee om zullen gaan. Mw. Beckerman (SP) wenst zich hiervan te distantiëren. Het wordt opgenomen in dit plan. Mw. Beckerman vraagt simpelweg wat GS denken dat de consequenties zullen zijn en of daar eventueel regionale componenten een rol spelen. Zij suggereert niet dat de gemeenten het niet kunnen. Het is opgenomen in het eigen plan van de provincie. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan dat mw. Beckerman hem uit moet laten spreken. Hij is blij dat zij zich distantieert van zaken die hij ook zelf niet graag had willen zeggen. De maatregel treedt in werking. Eerst moet men kijken hoe het werkt. De gedeputeerde kan zich niet voorstellen dat een gemeente, waarbij een jongere tot 27 jaar in alle redelijkheid zijn best doet en ook geholpen wordt in ingezet te worden op prestaties op de arbeidsmarkt en dit zou in alle redelijkheid qua afstand en mogelijkheden niet lukken, een hardvochtig beleid voert en oproept om te gaan verhuizen. Dhr. Kruithof (VVD) verklaart dat niet te hebben gesuggereerd. Mw. Beckerman heeft het over mensen die buiten hun schuld niet aan het werk komen. Die worden niet gekort op de uitkering, want zo zit het niet in de wet. Die angst hoeft men derhalve niet te hebben. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) stelt voor om niet langer in de toekomst te kijken, maar af te wachten hoe zich dat zou kunnen ontwikkelen. De stages. De provincie heeft zich de afgelopen twee jaar intensief bemoeid met de stages. Het project Maatschappelijke Stages heeft plaatsgevonden. Dhr. De Bruijne heeft daar een paar weken geleden een mooie DVD van in ontvangst genomen van resultaten daarvan. Het Noorderpoortcollege en het Alfa College waren erbij betrokken. Daar ging het om leerlingen via die maatschappelijke stages die er ook aan zitten te komen in de zin van dat het tot het curriculum van de scholen moet gaan behoren. Daar is ervaring mee opgedaan. Er zijn 1400 jongeren in de provincie Groningen in die proef betrokken. De resultaten daarvan hebben opgeleverd dat het een win/winsituatie bleek te zijn, zowel voor de school als voor de stageverstrekkers. Het kennismaken met wat er te beleven is op de arbeidsmarkt via de maatschappelijke stages werd nadrukkelijk in de evaluatie als een van de belangrijkste punten genoemd. Ook op dat punt zou het goed zijn om, daar waar de provincie mogelijkheden ziet in overleg met het onderwijs, in te zetten op het blijven ontwikkelen van die stagemogelijkheden. Dat is dus niet een activiteit waar de provincie geen ervaring mee heeft opgedaan. Die heeft men juist in de afgelopen twee jaar kunnen ontwikkelen. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) herinnert aan zijn vraag wie er allemaal kennis genomen hebben van deze notitie en of er ook input is van buitenaf. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan dat hier toch een zeker verdringingsverschijnsel speelt. Dit programma is nu zo geformuleerd en aan de Staten voorgelegd. De provincie heeft wel veel en frequente contacten in het veld met diverse partijen, zoals onderwijspartijen. Op basis van die signalen is dit programma geschreven. Het is niet zo dat het College dit formeel in een soort inspraakronde heeft gebracht met een bepaalde termijn om erop te reageren en wat er allemaal bij hoort. Wie hebben kennis genomen? De Staten in elk geval. Van het product dat er ligt, hebben de organisaties waar de provincie mee werkt niet als zodanig kennis genomen, wel met de input die zij ook geleverd hebben in de contacten die er bestaan.
28
Steviger inzetten op opleidingen in de zorg. Dhr. De Bruijne heeft dit genoteerd. Mw. Van Kleef suggereert dat de provincie partijen daar meer voor moet proberen te interesseren en daar misschien een project op te zetten om de instroom in de zorggerichte opleidingen wat aan te jagen. De suggestie wordt meegenomen. Mw. Van Kleef (CDA) herinnert aan haar vraag of bedrijven ook zelf tegen knelpunten aanlopen voor wat betreft stageplekken. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) verklaart daar in zijn algemeenheid niet zo heel veel van te kunnen zeggen. Het zou hem niet verbazen wanneer dit het geval is. Het is een kwestie van matching. Uit de evaluatie van het project Maatschappelijke Stages is wel gebleken dat als je dat programmatisch goed opzet en de communicatie rondom de stage goed wordt georganiseerd, kun je veel van dit soort knelpunten, als deze zich voordoen, voor zijn of er in elk geval tijdig bij zijn. Een van de ervaringen in dat project Maarschappelijke Stages lag ook op het punt van niet alleen communicatie in het zoeken van de stageplaats, maar vooral ook tijdens de stage blijven communiceren zodra er iets misgaat. Daar moet de onderwijsinstelling ook op aanspreekbaar zijn. Die moet niet zeggen tijdelijk ‘een leerling over de schutting te gooien’ en het alleen maar te betreuren als het niet goed gaat. Het is altijd een spel van twee kanten. De voorzitter constateert dat het stuk als A-stuk naar de Staten wordt doorgeleid. Dhr. Rijzebol vraagt zich af of dit nog voor de vakantie in de Staten kan worden behandeld. De PvdA heeft aangegeven misschien wel met voorstellen, wijzigingen of aanvullingen te komen tijdens de Voorjaarsnotabehandeling. Dat zou consequenties kunnen hebben voor dit document. Het zou kunnen betekenen dat dit document moet worden bijgesteld. De voorzitter kan zich voorstellen dat het langer dan een paar dagen duurt alvorens men dat op een fatsoenlijke manier geagendeerd kan worden. Het wordt sowieso een bespreekpunt. Men laat afhangen van de acties die er komen tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota op welke datum het geagendeerd wordt als bespreekstuk. Dhr. Kruithof (VVD) heet hier geen bezwaar tegen, maar daarmee dwingt de PvdA de andere fracties om het ook bij de Voorjaarsnota aan de orde te gaan stellen, omdat men anders twee keer een merkwaardige behandeling krijgt van dit stuk. De voorzitter merkt op dat hier niet is aangegeven dat het bij de Voorjaarsnota wordt besproken, maar dat de kans bestaat dat de besprekingen van de Voorjaarsnota gevolgen hebben voor dit beleidsstuk. Dhr. Kruithof (VVD) acht dit helder. Het betekent dus dat wanneer de VVD ingrijpende wijzigingen in het beleid zou willen, zij hetzelfde zou moeten doen. Dhr. Bultje VVD) merkt op dat de VVD dat risico bij elk onderwerp dat aan de orde zou kunnen komen in de Voorjaarsnota, loopt. 11.
Brief van GS van 8 april 2008, 2008-17.937 betreffende de Staande Mastroute. Hierbij wordt betrokken de brief van de commissievoorzitter van 19 maart 2008, 2008-15.289
De voorzitter licht toe dat enkele commissies geleden de PvdA-fractie bij monde van dhr. Stavenga in de richting van de voorzitter heeft gezegd graag het beleid ten aanzien van de Staande Mastroute te willen bespreken. Daarvoor was geen document en de voorzitter werd verzocht ervoor te zorgen dat er een document zou komen waar de commissie in vergadering over zou kunnen spreken. Toen zijn samen met de PvdA-fractie op de griffie enkele vragen opgesteld. Die zijn van de voorzitter uit gesteld, maar het initiatief lag bij de PvdA. Daar zijn antwoorden op gekomen. Aan de hand van die beantwoording van die vragen kan de Staande Mastroute worden besproken. Dhr. Rijploeg (PvdA) geeft te kennen dat de PvdA zich al een tijdje heeft verbaasd dat er sprake is van een mogelijke Staande Mastroute als een ander tracé dat nu gangbaar is. De PvdA-fractie stoorde zich langzamerhand aan de dreiging langzaam in een fuik te belanden van elke keer een kleine stap zetten – er is een brug bij Eijbersburen, daar is een voorziening voor de eventuele Staande Mastroute. Steeds dreigt er weer een stap gezet te worden. Je krijgt dan al gemakkelijk het argument dat men slecht tegen kan zijn, omdat men dan het eerdere geld heeft weggegooid. Dat
29
vindt de PvdA een procedure die niet goed is. Zo moeten de Staten niet tot besluiten komen. De PvdA heeft er aarzelingen bij waarom het dienstig zou zijn dat schepen zo snel mogelijk van Groningen de provincie verlaten richting Friesland, economisch gezien, maar misschien zijn er heel goede redenen om het te doen. De PvdA wil daar graag nog een keer over praten, maar de PvdA wil niet voortdurend, bij elk besluit, in die fuik terechtkomen. De PvdA stelt voor dat op enig moment wordt besloten om een alternatieve Staande Mastroute aan te leggen, of dit gebeurt niet, maar deze wat wonderlijke gang van zaken is onwenselijk. In het stuk van het College staat eigenlijk niets anders dan wat men al voortdurend sluipenderwijs als opmerking voorbij krijgt, in de trant van: stel dat zou worden besloten. Dhr. Kruithof (VVD) sluit zich aan bij de woorden van dhr. Rijploeg. Hij vindt ook dat het College alleen maar de mogelijkheid openhoudt en verder helemaal niets. Het College zegt niet het al dan niet te gaan doen en zegt ook niet wanneer erover besloten zal worden. Daar heeft dhr. Kruithof ook bezwaar tegen. In het stuk wordt gewezen op de eventueel positieve economische effecten voor de stad Groningen als deze route zou worden aangelegd. Dat zou waar kunnen zijn, maar het zou ook wel eens negatieve gevolgen kunnen hebben voor het gebied van het Lauwersmeer en Zoutkamp en omgeving – nog afgezien van het Friese deel van de huidige Staande Mastroute. Dat dient in de afweging ook een rol te spelen. Dhr. Schroor (D66) verklaart dat D66 ook twijfels heeft over het effect voor de stad Groningen, ook als men naar het rondje kijkt. Dan moet je heen en weer gaan varen richting de Stad. De vraag is of dat daadwerkelijk zo frequent gaat gebeuren. Waar wel een positief effect zit – en dat wordt niet zo benoemd – is dat de doorgaande route naar Duitsland hiermee dan korter wordt. Dat is misschien een sterker argument dan te zeggen dat het goed voor de Stad is. Het is misschien wel goed voor de recreatieve regio, omdat de doorgaande route met een dag verkort wordt. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verkeert in de veronderstelling dat er geen vragen aan het College zijn gesteld. Dhr. Kruithof (VVD) wenst in dat geval wel een vraag stellen. Wanneer denkt het College een besluit te nemen of het wel of niet gaat gebeuren? Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat het College in de brief heeft aangegeven dat het College geen zelfstandig actief beleid voert voor het realiseren van de Staande Mastroute, doch dat het College bij aanpassing van bruggen of anderszins, die uit andere overwegingen worden gepleegd, waar dat mogelijk is mogelijkheden voor de Staande Mastroute wil creëren. Per geval kunnen de Staten dan ook de afweging maken of de eventuele extra kosten die daaraan verbonden zijn, de moeite waard zijn. Er ligt geen beleidsplan dat het College een Staande Mastroute gaat realiseren. Dat komt er ook niet. Dhr. Kruithof (VVD) acht dit vreemd. Dan gaat men dus bij elke afzonderlijke afweging van een brug… Dhr. Kruithof denkt dat de Staten dan gewoon de eerstvolgende keer maar een moeten blokkeren, want dan is de discussie weg. Dhr. Rijploeg (PvdA) wenst zich hier bij de VVD aan te sluiten. Hij stelt voor om nu maar te besluiten tot geen alternatieve Staande Mastroute. De Staten hebben ook geen overzicht gekregen van de gevolgen die dat verkeerstechnisch zou hebben, bijvoorbeeld voor… De provincie wil straks vier treinen naar Leeuwarden laten rijden. Daar moet wellicht ook nog een brug komen richting Drachten. Die is bijna onmogelijk, de Friesestraatweg moet voortdurend dicht als het echt een succes zou worden. Als het geen succes wordt, moet je het niet doen. Dhr. Rijploeg vindt dat besloten moet worden om dit niet te doen en daarmee te stoppen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat, wanneer de Staten dat van plan zijn, zij nog een wat betere brief van het College zullen krijgen. Dhr. Kruithof (VVD) merkt op dat dit precies is waar het om gaat. Hij vindt het onbegrijpelijk dat het College iets open houdt…
30
Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat hij op dhr. Rijploeg antwoordt. Nu komt de VVD er ineens tussendoor ‘fietsen’. De gedeputeerde geeft gewoon als antwoord dat wanneer dat de bedoeling is, er een brief komt. Dhr. Kruithof (VVD) stelt dat de gedeputeerde zei dat er een betere brief zou komen. Waar het om gaat is dat het College iets open houdt, waarbij het College aangeeft er zelfstandig nooit een besluit over te zullen nemen, maar bij elke investering moeten de Staten er rekening mee houden dat het wel of niet gaat gebeuren. Dhr. Kruithof vindt dat geen manier van doen. Dat moet concreet. Dhr. Bleker (gedeputeerde) vindt het ook geen sterk punt van het College zojuist. De commissie krijgt gewoon een goede brief, dan kan men de afweging maken. De voorzitter stelt voor af te spreken dat dit vervolgd wordt. Dhr. Kruithof (VVD) informeert wanneer dit wordt vervolgd. Hij hoort de gedeputeerde overleggen en concludeert dat het gekoppeld moet worden aan het dossier Aduard-Dorkwerd. Hij vindt dat een goed idee. Dhr. Bleker (gedeputeerde) (microfoon staat uit) merkt op dat het geen toezegging was, maar wel zo is opgevangen. Hij begrijpt dat het een goede toezegging is. Het komt voor elkaar. De voorzitter stelt vast dat de afspraak staat. 12.
Brief van GS van 15 april, 2008-19.698 betreffende voortgang transportcapaciteit hoogspannings- en middenspanningsnet
Dhr. Rijploeg (PvdA) denkt dat er op papier heel goede afspraken zijn gemaakt. Hij hoopt dat ze in de praktijk het resultaat opleveren dat geschetst is. Dhr. Rijploeg vertelt dat hij vandaag in NoordwestFriesland was, op bezoek bij een aankomende algenboer. Die heeft daar een kleine elektriciteitsproductie. Die wordt geconfronteerd met – het is slechts een voorbeeld – het feit dat hij niet kon uitbreiden vanwege transportcapaciteit op het midden- of bijna op het lage net. Dat is natuurlijk uiterst merkwaardig. Het zou geblokkeerd worden door Nuon. Dhr. Rijploeg maakt zich zorgen over de kleinschalige bijdrage die met het hoogspanningsnet rechtstreeks niets te maken heeft, maar waar de netbeheerders op het lagere niveau eventueel gebruik maken van zogenaamde beperkingen op het hoge net. Dit verhaal verontrustte dhr. Rijploeg wel enigszins en hij hoopt dat het in Groningen niet voorkomt. Verder is hij tevreden met wat er staat. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) geeft aan dat het even heeft geduurd, maar dat er nu afspraken liggen. Er ligt een structurele oplossing, maar is deze oplossing voldoende voor de komende twintig jaar? Als er meer capaciteit moet komen, hoopt de fractie van de ChristenUnie dat het College hier snel op inspringt. Mw. Siersema (GroenLinks) is het met de vorige sprekers eens. Zij gaat ervan uit dat dit een structurele oplossing is, geen termijnoplossing waarbij de grote producenten over tien jaar echt op het net gaan en de kleine producenten er weer af moeten. Mw. Beckerman (SP) sluit zich aan bij de vragen van dhr. Hilverts of het echt een structurele oplossing is en of er goede afspraken liggen. Helaas wordt in het stuk geconstateerd dat twee initiatiefnemers pas na twee tot drie jaar geholpen kunnen worden. Hoe zit het met de afspraken met deze twee initiatiefnemers? Hoe staan zij daar tegenover? Het is een treurige zaak voor deze twee ondernemers. Dhr. Schroor (D66) geeft aan dat hier allemaal initiatieven staan die geïnventariseerd zijn. Is in de toekomst voor nieuwe initiatieven op het gebied van duurzame stroom – dus degenen die nog niet bekend zijn, maar projecten die nog ontwikkeld worden – ook ruimte om op het net stroom te leveren? Dhr. Bleker (gedeputeerde) verzoekt dhr. Schroor om zijn vraag te verduidelijken.
31
Dhr. Schroor (D66) vraagt of, als er door nieuwe initiatieven op het gebied van duurzaamheid een nieuw project gestart wordt met een bepaalde stroomleverancier, er genoeg capaciteit is om ook die extra nieuwe initiatieven op dat gebied te kunnen faciliteren. Mw. Van Kleef (CDA) geeft te kennen dat de CDA-fractie kan instemmen met het voorliggende stuk. Mw. Van Kleef informeert of het College kan aangeven wat het betekent voor de werkgelegenheid nu twee bedrijven niet binnen afzienbare tijd kunnen worden aangesloten op het middenspanningsnet. Wordt in de overleggen met betrekking tot de nieuwe verbinding vanaf de Eemshaven ook de mogelijkheid meegenomen deze lijn ondergronds aan te leggen? Wanneer kunnen de Staten de uiteindelijke besluitvorming over de lijn vanaf de Eemshaven verwachten? Dhr. Haasken (VVD) verklaart dat de VVD tevreden is met de afspraken die gemaakt kunnen worden op dit punt van de doorgeleiding van stroom in dit net. Hij vindt dat het door toevalligheden en onverwachte mogelijkheden ineens in beeld is gekomen. Soms lopen zaken zo en moet je ze ook met beide handen aangrijpen. In de laatste pagina staat de verbinding vanaf de Eemshaven. Dhr. Haasken wenst te vernemen waar die nieuwe leiding precies naartoe gaat. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat vooral is gesproken over de aansluiting van kleine initiatieven. Het allerbelangrijkste voor de provincie Groningen was natuurlijk dat de twee nieuwe centrales in voorbereiding een stroom op het hoogspanningsnet in Nederland kunnen afzetten en dat het gelukt is om met Economische Zaken, TenneT, de provincie Drenthe en Overijssel daar een akkoord over te krijgen, is uiteindelijk de kern van de zaak. Vervolgens is daar ook bij gekomen of je ten aanzien van het middenspanningsnet kunt regelen dat kleinere initiatieven aan de bak komen. Dat is nu, zoals in de brief staat, grotendeels geregeld. Voor een tweetal initiatieven niet. Er kan niet worden aangegeven wat daar de werkgelegenheidseffecten van zijn, maar de Staten moeten het zien als initiatieven die een nevenactiviteit vormen van een bestaande bedrijfsmatige activiteit. In de toekomst kan niet alles wat zich nieuw aandient aan kleine initiatieven probleemloos overal op het net. Het zal per gebied verschillen. De minister heeft aangegeven – dat staat ook in de brief die is uitgereikt – dat zij de duurzame initiatieven voorrang wil verlenen. Dat biedt meer perspectief voor met name de duurzame energie-initiatieven. Zij wil voorts congestiemanagement invoeren, wat ook enig soelaas zou moeten bieden. Garanties op dat punt zijn echter niet te geven. Hoe zit het nu met nieuwe hoogspanningsverbindingen vanuit het Eemsmondgebied? Er is een verbinding EemsmondgebiedLelystad. Vervolgens is dan de vraag aan de orde hoe de besluitvorming gaat. In 2008/2009 begint die met de MER. Vervolgens is de gedachte dat de besluitvorming in acht jaar moet zijn afgerond. Dus in 2016 zou de besluitvorming moeten worden afgerond en zou de zaak in uitvoering kunnen worden genomen. De gedeputeerde hoort van zijn ondersteuning dat de zaak in 2014 in uitvoering kan worden genomen en in 2018 gerealiseerd kan zijn. Dhr. Rijploeg (PvdA) interrumpeert en stelt dat dit hem verbaast. De vorige keer heeft hij hier ook naar gevraagd. Hij was nogal verbaasd over de gigantische kosten van het tracé. Dhr. Rijploeg heeft gevraagd of het niet buitenom voor die prijs zou kunnen. Daar zou de commissie nog een brief over krijgen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) legt uit dat die vraagstelling en de beantwoording van de zijde van het College bij het verslag is gevoegd. Er is ook nog niets uitgesloten. Ondergrondse varianten kunnen ook nog worden bezien. Het College heeft echter toen in de beantwoording al aangegeven dat daar financiële complicaties aan zijn verbonden, maar ook gebruikscomplicaties waar het gaat om de gebruiksmogelijkheden van brede stroken, waaronder bovengronds als er ondergronds zo’n hoogspanningsleiding ligt. Dat is de planning. Dat zal dan uiteindelijk de nieuwe extra structurele oplossing toegevoegd betekenen. De gedeputeerde heeft heel veel waardering voor iedereen die daar de afgelopen driekwart jaar aan heeft gewerkt, want het was zeer moeilijk om te garanderen dat RWE en Nuon in de Eemshaven hun stroom überhaupt zouden kunnen gaan afzetten. Als Drenthe en Overijssel ‘de kont tegen de krib’ hadden gegooid, dan had men het op dat punt kunnen vergeten en dan hadden deze bedrijven niet eerder dan in 2016/2018 verzekerd kunnen zijn van afzet. Dat had natuurlijk verregaande gevolgen gehad voor hun besluitvorming op de korte termijn, want dan hadden ze dat waarschijnlijk ook een tijd opgezouten. Het is een zeer kritieke kwestie geweest die uiteindelijk goed op zijn pootjes terecht is gekomen.
32
Mw. Siersema (GroenLinks) geeft aan nog geen antwoord te hebben gekregen op haar vraag. Zij vroeg of dit echt structureel was, of dat, als straks de grote spelers komen, de kleinere spelers er weer af moeten. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verneemt van zijn ondersteuning dat dat sowieso niet het geval schijnt te zijn. Eenmaal erop hoeft men er niet meer af. Ten aanzien van de nieuwe spelers die komen, gaat duurzaam voor. De voorzitter stelt voor om dit als C-stuk naar de Staten te sturen. Hij geeft te kennen nog iets goed te maken te hebben. Het vorige punt van de Staande Mastroute heeft de voorzitter gezegd dat het wordt vervolgd. De brief die de commissie van het College heeft gekregen, moet wel even voor kennisgeving worden aangenomen in de eerstvolgende formele vergadering, want dat heeft zijn gevolgen in een volgende brief. Dhr. Kruithof (VVD) verklaart dat het wellicht het handigste is om de toezegging van de gedeputeerde in de toezeggingenlijst op te nemen. De voorzitter beaamt dit. De zeer accurate secretaris zal hiervoor zorg dragen. 13.
Brief van GS van 8 april 2008, nr. 2008-17.629 betreffende De Noord-Nederlandse Oliemolen B.V. - in het kader van het ondersteuningsprogramma van het Actieplan Biomassa een subsidieverzoek van € 20.800,--
14.
Brief van GS van 8 april 2008, nr. 2008-09.948 betreffende Haalbaarheidsstudie Bio-VEC
Mw. Hazekamp (PvdD) geeft aan dat het hier om twee subsidies gaat, die allebei te maken hebben met biomassa en mest. Subsidies zijn gemeenschapsgeld. De PvdD vindt dat deze vormen van energiewinning alleen maar gefinancierd moeten worden als ze ook duurzaam zijn. In 2006 is de commissie Kramer vanuit de Tweede Kamer gekomen met een rapport getiteld ‘Criteria voor duurzame biomassa’. De criteria zijn verdeeld in zes thema’s, waarbij de eerste drie voor biomassavergisting ook relevante thema’s zijn: de broeikasgasbalans, concurrentie met voedsel, locale energievoorziening, biodiversiteit. De PvdD heeft niet kunnen zien en niet kunnen ontdekken dat deze subsidies voldoen aan die duurzaamheidscriteria. Mw. Hazekamp zal dit kort toelichten en beginnen met het voorstel zoals dat oorspronkelijk geagendeerd was onder agendapunt 14. Daar gaat het vooral over mestvergisting. Mestvergisting kan wat de PvdD betreft niet duurzaam genoemd worden, omdat de hele keten van de bio-industrie – diervoeders die overal vandaan komen, ontbossing, voedselverdringing die daarbij hoort, de negatieve invloed op broeikasgasbalans, methaanemissie, al dat soort zaken toont aan dat dat eigenlijk niet past binnen die duurzaamheidscriteria –… Voorts is te zien dat er, zeker ook hier in Groningen, vaker voedsel – bijvoorbeeld maïs – wordt verbouwd, niet voor de dieren, maar voor de vergister. Het eten voor de dieren wordt dan weer uit het buitenland ingevoerd. De tweede subsidie, het rendabeler maken van het produceren van biodiesel uit koolzaad, onder meer door het exploiteren van de bijproducten die daarbij vrijkomen. De PvdD erkent dat het gaat om een hoogwaardig product als je kijkt naar die yeast extract alternatives. Het lijkt op zich een goed product. Maar de biodieselproductie uit koolzaad is een eerste generatie biobrandstof en voldoet ook niet aan de duurzaamheidscriteria. Als wordt gekeken naar maatschappelijke organisaties, zoals Stichting Natuur en Milieu, zeggen deze dat winning van biodiesel uit koolzaad niet gestimuleerd moet worden, dat het een enorme bijdrage levert aan het broeikaseffect. De commissie Kramer zegt dit, maar ook wat recenter het Milieu en Natuur Planbureau in een rapportage over biodiesel. Daar staat overigens ook in dat met de productie van biodiesel uit onder meer koolzaad de Europese doelstelling niet meer gehaald kan worden zoals die net is beschreven door dhr. Bleker toen het ging over de capaciteit van het hoogspanningsnet. De Tweede Kamer wenst voorrang voor duurzame energiewinning en dit voldoet daar niet meer aan. Al met al is er nog wel wat over te zeggen. De PvdD vindt eigenlijk niet dat dit valt binnen duurzaamheidscriteria en daarom ook niet voldoet aan de regels die gesteld worden, bijvoorbeeld door de Tweede Kamer. De PvdD vindt dan ook niet dat voor deze twee projecten die subsidie verleend zou moeten worden. Een van de zaken die voor het koolzaad nog op te merken valt, is dat er in een motie Jansen die is aangenomen – er is ook in de Tweede Kamer een hele discussie over geweest – gesproken wordt over koolzaad met een zogenaamd track and trace-systeem, zodat de herkomst ervan te herleiden is, zodat men zeker kan weten dat het regionaal geproduceerd is en
33
daarmee dus niet heel veel effecten in het buitenland heeft. Dat zou, wat de PvdD betreft, nog een mogelijkheid zijn om in elk geval die eerste subsidie wel te verlenen. Dhr. Rijploeg (PvdA) geeft aan dat hij ten aanzien van koolzaad al vrij lang geleden hier eens een woordenwisseling heeft gehad met dhr. Zanen, die het geweldig veel verwachtte van die koolzaadolie. Dhr. Rijploeg was daar altijd wat aarzelender bij. Het is wat anders wanneer het helemaal wordt afgewezen. Zonder eerste generatie biobrandstof geen tweede generatie biobrandstof. Je moet die eerste zo kort mogelijk houden. Dhr. Rijploeg bijvoorbeeld beslist niet willen uitsluiten om het koolzaadidee te handhaven, want die koolzaad kan men ook gebruiken voor bijvoorbeeld – wat in Helpman in het asfalt van de Helperszoom wordt geprobeerd – als bitumenvervanger. Dat kon wel eens veel interessanter en duurzamer – dat moet natuurlijk blijken uit het onderzoek – zijn dan het verbranden. Dhr. Rijploeg zou het dus niet zonder meer willen afwijzen. De kwestie van de mest bestempelt dhr. Rijploeg als een extreem reactionair standpunt. De bioindustrie is zeker niet duurzaam, maar als je er consequenties uit trekt en het methaan dus de lucht maar laat ingaan in plaats van de CO2, die minder schadelijk is dan methaan, en men dan nog energie ook heeft, dan vindt dhr. Rijploeg dat een werkelijk ongelofelijk standpunt. Mw. Hazekamp (PvdD) merkt op dat zij bij een ander onderwerp net had begrepen dat dhr. Rijploeg zei dat juist die emissie van methaan en lachgas, etc. uit de mest terug gedrongen zou moeten worden. Dhr. Rijploeg (PvdA) beaamt dit. Daar pleit hij voor, namelijk door dat methaan te gebruiken voor energieopwekking, dan laat je het niet de lucht ingaan. Mw. Hazekamp (PvdD) stelt dat bij die energieopwekking weer allerlei gassen vrijkomen. Bovendien levert het kweken van allerlei gewassen weer in het buitenland, het importeren van die zaken hier, een extra bijdrage aan de emissie van bijvoorbeeld lachgas. Dhr. Rijploeg (PvdA) geeft te kennen dat hij aan dit verhaal geen touw kan vastknopen. Mw. Hazekamp (PvdD) legt uit dat wanneer je hier aan allerlei doelstellingen van biodieselproductie, etc. wil voldoen, is er enkele tientallen miljoenen hectare aan landbouwareaal nodig binnen Europa. Dhr. Haasken (VVD) heeft het gevoel dat men zo langzamerhand een Brusselse discussie aan het voeren is, die in elk geval niet op provinciaal niveau gevoerd zou moeten worden. Hij kan zich voorstellen dat daar interesse in is, maar dit raakt sterk het Brusselse en rijksbeleid op dit terrein. Dhr. Haasken stelt voor om daar nu mee te stoppen. Mw. Hazekamp (PvdD) is het met dhr. Haasken eens dat men zou kunnen besluiten hier maar mee te stoppen. De voorzitter vraagt of mw. Hazekamp het daarmee eens is. Mw. Hazekamp (PvdD) ontkent. Dhr. Bleker gat zo-even een voorbeeld van hoe ze nu in België omgaan met de auto’s die op biobrandstof rijden. Mw. Hazekamp roept op om wel te kijken wat er rondom gebeurt en te kijken wat de mondiale effecten zijn van de beslissingen die hier op provinciaal niveau worden genomen, want juist dat heeft wel grote effecten. De voorzitter polst of mw. Hazekamp nu voorstelt om hier niet langer over te spreken. Mw. Hazekamp (PvdD) ontkent. Zij stelt echter voor om te stoppen met die biobrandstoffen. Als men alleen maar zou kijken naar wat de effecten zouden zijn op provinciaal niveau en daarbij zou voorbijgaan aan de effecten elders op de wereld, in Nederland, in Europa, dan zou men nog wel eens voor grote verrassingen komen te staan. Mw. Hazekamp zal dhr. Rijploeg graag nog uitleggen wat de effecten zijn van hoe biodiesel… Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt voor te besluiten om het oneens te zijn. Dit is een dusdanig onzinnige discussie dat die hier niet verder gevoerd zou moeten worden. De voorzitter stelt voor dat men bilateraal gaat bijpraten.
34
Dhr. Bleker (gedeputeerde) deelt mee geen behoefte te hebben om te reageren. Mw. Hazekamp (PvdD) geeft te kennen behoefte te hebben aan een tweede termijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat het College niets is gevraagd. Door het College zijn er twee voorstellen naar de Staten gestuurd. Er is één fractie die gevraagd heeft om daarover te spreken. Er is hier een discussie geweest in de commissie. Het College stelt vast dat er voldoende steun voor de voorstellen is en verder geen behoefte aan toelichting. Mw. Hazekamp (PvdD) wenst in dat geval te kijken of de PvdD het nog als A-stuk naar de Statenvergadering wil doorgeleiden. De voorzitter geeft aan dat hij in dat geval wil rondkijken bij de commissie of het bediscussieerd kan worden, of het reden van bespreken is. Als het van één partij komt, wordt het niet besproken, maar dan is het een eenzijdig gesprek. Dat lijkt dhr. Rijzebol niet zo interessant. Mw. Hazekamp (PvdD) stelt dat het misschien voor de voorzitter niet zo interessant is, maar zij dacht dat het wel gebruikelijk was binnen deze provincie. Zij zou hier graag aan vast willen houden. Dhr. Bultje (PvdA) merkt op dat men nu in dezelfde discussie belandt die men enige tijd geleden ook heeft gehad, namelijk dat er niet een regel is die zegt dat als één fractie iets op de agenda wil zetten, dat dan per definitie ook gebeurt. Als je kijkt naar het niveau van de discussie zoals deze tot nu toe heeft plaatsgevonden en wat er zoal te bespreken valt, vraagt de PvdA-fractie zich sterk af of dat dan de juiste grond is om het dan vervolgens alsnog op de Statenagenda te zetten. Dhr. Kruithof (VVD) heeft de indruk dat de PvdD alleen maar de gelegenheid wil hebben om tegen te stemmen. Dat kan altijd, ook als het als C-stuk op de agenda komt. Voor dhr. Kruithof hoeft het daarom niet als A-stuk. Mw. Beckerman (SP) heeft niet zo veel behoefte om te reageren op beide voorstellen, maar zij vindt een aantal punten die mw. Hazekamp aanhaalt over richtlijnen uit de Tweede Kamer wel interessant. Mocht zij daar iets mee willen, inzake dit stuk, vindt mw. Beckerman het wel een interessant stuk. Dhr. Bleker (gedeputeerde) wenst te attenderen op een toezegging die eerder is gedaan van de zijde van het College. Men komt in het najaar als drie noordelijke provincies, inclusief Noord-Holland, met een notitie rond integriteit, aanvaardbaarheid, criteria waar het gaat om gebruik van biomassa, annex et cetera, voor dit type van doelen. Daar kan die discussie volop worden gevoerd, meest actueel met de Kramer-criteria, de criteria uit Europa en de criteria die in de Tweede Kamer zijn geformuleerd. Dat is een prima gelegenheid om een gedegen discussie te voeren. Die wordt dus voor de commissie voorbereid. De voorzitter stelt voor om het stuk als C-stuk naar de Staten te sturen. 15.
Sluiting
De vergadering wordt gesloten om 21.00 uur.
35
Toezeggingenlijst (bijgewerkt t/m 28 mei 2008)
Nr
Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
Portefeuillehouder
1.
16 januari 2008
In aanvulling gedane toezegging dat het college inzicht zal verschaffen in de ontwikkelingen m.b.t. de mogelijke aanleg van een Hogesnelheidstrein (HST) naar Duitsland zegt de heer Bleker toe dat het college in de zomer 2008 met Minister Eurlings en de spoor- en regeringsautoriteiten van Duitsland in gesprek gaat over verbeteringen op het traject, ten eerste in de vorm van de dienstregeling op het bestaande traject.
rond de zomer 2008
Bleker
2.
20 februari 2008
Ringen van breedband Het college heeft toegezegd een overzicht te geven van de resultaten van de ringen van breedband.
rond 28 mei 2008
Slager
Broeikasgassen Het college zegt toe te bekijken wat er momenteel aan (landelijk) beleid is t.a.v. broeikasgassen en in hoeverre daar provinciaal nog een aanvulling of taak zou kunnen liggen.
nog niet bekend
Hollenga
Rekrutering Noord en Job Explosion Het college heeft toegezegd na te gaan wat er concreet aan resultaten is te melden bij de twee projecten.
nog niet bekend
De Bruijne namens Gerritsen
Staande Mastroute Het college zegt toe met een aanvullende brief te komen als antwoord op de brief van de voorzitter van de commissie EM van 19 maart betreffende dit onderwerp, waarop de commissie een afweging kan maken.
nog niet bekend
Bleker
(verslag pg. 15)
3.
20 februari 2008 (verslag pg. 17, n.a.v. vraag Rijploeg op pagina 13)
4.
28 mei 2008 (verslag pg. 27)
5.
28 mei 2008 (verslag pg. 31 en 33)
36
Bijlagen Bijgaande twee brieven zijn tijdens de vergadering uitgedeeld namens gedeputeerde Bleker.
37
Brief 1,
behorende bij toezegging 2
(Stimuleringsregeling Duurzame Energie)
38
Brief 2, behorende bij agendapunt hoogspannings- en middenspanningsnet).
12
(voortgang
afspraken
transportcapaciteit
39