VLEES
EIEREN
VEE
Projectaanvraag/-voorstel, behorende bij de Regeling Financiële Bijdragen van de PVE (2006/030/E0040) PRODUCT BOARDS FOR LIVESTOCK, MEAT AND EGGS
Onderzoeksinstelling: Wageningen UR Livestock Research
Projecttitel: Reductie van ammoniakemissie op vleesvarkensbedrijven via gecombineerde maatregelen
Projectnummer (PVE): (NB bij nieuwe projecten niet invullen) Vervolg op: Verwachte duur/looptijd: Behorende bij klankbordgroep: Varkenshouderij Bedrijfsinrichting
febr. 2009 - febr. 2010
Projectleider (ASG): Ing. H. Ellen
Onderzoeker(s): Dr. Ir. A.J.A. Aarnink, Ir. M.C.J. Smits, Ir. I. Vermeij In samenwerking met: (NB: Alleen instellingen en/of bedrijven waarmee daadwerkelijk wordt samengewerkt.) 2009 en eerder €: 57.040,-
2010 €: 26.552,-
2011 en verder €:
Totaal per categorie €: 83.592,-
Aan het PVV gevraagde subsidie: Aan derden gevraagde subsidie (specificeren): Bijdrage van bedrijven (specificeren): Eigen bijdrage: Totaal per periode:
2009-406-N0018 08-05-2009 Pagina 1 van 7
1A. PROBLEEMSTELLING / AANLEIDING Wat zijn de mogelijkheden om de ammoniakemissie te verminderen op (kleinere) vleesvarkensbedrijven via een combinatie van meerdere maatregelen zoals voeding in combinatie met goedkope stalaanpassingen. Inzet is een reductie van de ammoniakemissie zonder dat ingrijpende en dus dure stalaanpassingen nodig zijn. Dit biedt met name perspectief voor kleinere vleesvarkensbedrijven in de aanloop naar 2013 (eis van emissie arme stallen). Het gaat hierbij vooral om bedrijven van varkenshouders die niet opteren voor schaalvergroting en die niet gaan investeren in grote, nieuwe stallen, maar die de bedrijfsvoering op de huidige schaal in de bestaande stallen nog een beperkt aantal jaren willen voortzetten. Ook biedt het voor kleinere zeugenhouders de mogelijkheid om goedkoper over te schakelen naar vleesvarkens. De vraag is in hoeverre effecten van diverse emissie beperkende maatregelen optelbaar zijn. Verder is het de vraag hoe bedrijven die een combinatie van maarregelen kiezen, waaronder managementmaatregelen, gecertificeerd kunnen worden (controle en handhaving). Op dit moment vindt hierover overleg plaats. De afgelopen 20 jaar is veel kennis verkregen van de mogelijkheden om de ammoniakemissie via allerlei maatregelen te verlagen. Op dit moment zijn alleen technische (huisvestings)maatregelen opgenomen in de Regeling Ammoniak en Veehouderij (Rav). Op dit moment bekijken LNV en VROM de mogelijkheden om ook voermaatregelen of toevoegmiddelen aan de mest, die ammoniakreducerend werken, op te nemen in de Rav. Ook andere maatregelen, zoals minder dieren in de stal, vervangen betonnen roosters door driekantroosters, het mesten van beren, het drinkwatersysteem en de afleverstrategie kunnen de ammoniakemissie tevens beïnvloeden. Door integratie van de huidige kennis in een rekenmodel kunnen inschattingen worden gemaakt van de effecten van de hiervoor genoemde factoren op de ammoniakemissie. Daarnaast kan een inschatting worden gemaakt van de optelbaarheid van de effecten van deze maatregelen. Van de maatregelen zal een kostenberekening (investerings- en jaarkosten) gemaakt worden, zodat de kosteneffectiviteit in € per kg gereduceerde ammoniak bij te kiezen combinaties van maatregelen vergeleken kan worden. Naast de inschatting van de effecten is het voor de handhavende instantie van belang om te weten hoe deze (gecombineerde) maatregelen gecontroleerd en gehandhaafd kunnen worden, zodanig dat de emissiedoelstellingen gehaald zullen worden. Door opname van eenvoudig implementeerbare maatregelen in de Rav ontstaat er meer flexibiliteit en dynamiek in de varkenssector om aan de milieueisen voor ammoniak te voldoen. Varkenshouders hoeven geen dure investeringen te doen voor verbouw van bestaande stallen om onder de grenswaarde voor ammoniak te komen. 1B. DOELSTELLING Het doel van dit onderzoek is het ontwikkelen van een (eenvoudig) rekenmodel voor het bepalen van het effect van eenvoudig implementeerbare maatregelen op de ammoniakemissie en voor het bepalen van effecten van combinaties van deze maatregelen. Daarnaast zullen in samenspraak met de sector en de Ministeries van LNV en VROM mogelijkheden worden aangegeven om deze maatregelen te controleren en te handhaven. 2. MOTIVERING VAN DE ONDERZOEKSINSTELLING Wageningen UR Livestock Research heeft al veel kennis opgedaan over de verschillende factoren die invloed hebben op de emissie van ammoniak uit varkensstallen. Daarnaast hebben de onderzoekers veel contact met internationale collega’s op dit terrein. Op basis van de aanwezig expertise en literatuur is een goede inschatting te maken van het effect van de combinatie van maatregelen. 3. • •
PROBLEEMEIGENAREN/BELANGHEBBENDEN Varkenshouders Ministeries van LNV en VROM
2009-406-N0018 08-05-2009 Pagina 2 van 7
4. STAND VAN ZAKEN (WIE HEEFT AL WAT GEDAAN EN WAT ONTBREEKT ER NOG) In de afgelopen 20 jaar is veel kennis verkregen over de processen en factoren die van invloed zijn op de ammoniakemissie. Door Aarnink en Elzing (1998) is een rekenmodel gemaakt voor het inschatten van de ammoniakemissie uit vleesvarkensstallen. Dit rekenmodel is gebaseerd op de verschillende basisprocessen die de ammoniakemissie beschrijven. Uit de gevoeligheidsanalyse van dit model komt naar voren dat de volgende variabelen voor een belangrijk deel de ammoniakemissie kunnen beschrijven: 1. pH van de mest; 2. ammoniumgehalte van de mest; 3. emitterend mestoppervlak (roostervloer, dichte vloer en mestkelder); 4. temperatuur van de mest; 5. luchtsnelheid over het emitterend oppervlak. Het voornoemde model is te ingewikkeld om toe te passen in de regelgeving. Het model zal daarom sterk vereenvoudigd moeten worden. In eerste instantie wordt bepaald wat het effect is van bepaalde maatregelen op de verschillende invloedsvariabelen (variabelen 1 t/m 5). Vervolgens kan dan ingeschat worden wat het effect is op de ammoniakemissie. 5A. WERKWIJZE / PROJECTACTIVITEITEN Het onderzoek bestaat uit twee fasen met een GO/NO-GO er tussen in: 1.Opzet maken van het model en een beschrijving maken hoe het model ingezet kan worden en hoe maatregelen gecontroleerd en gehandhaafd zouden kunnen worden. Het model en de notitie worden besproken in een workshop waarin de sector, Ministeries van LNV en VROM (inclusief vertegenwoordiging van TAC-Rav en Infomil) en het onderzoek vertegenwoordigd zijn. 2.Detailinvulling van het model en het maken van een webapplicatie van het model, zodat vergunning verlenende instanties hiermee kunnen werken. Daarnaast wordt een rapport geschreven met de achtergronden en verantwoording van het model en waarin mogelijkheden voor controle en handhaafbaarheid worden beschreven. In de workshop, aan het eind van fase 1, zal bepaald worden of deze aanpak perspectief biedt en of de regelgever hiermee uit de voeten kan. Op basis hiervan zal een go/no go worden gegeven voor de tweede fase. Fase I. Opzet model & workshop In Excel zal een rekenmodel worden opgezet waarin de structuur van het model helder wordt, maar waarin voor berekeningen nog veel aannames worden gemaakt. De benodigde input van het model zal worden aangegeven en de gegenereerde output. Bij de opzet van het model ligt de nadruk op de maatregelen die meegenomen moeten worden en wat de afbakening is. Het doorrekenen van effecten gebeurt globaal. Van enkele, op voorhand zeer perspectiefvolle, gecombineerde maatregelen zullen de effecten op de ammoniakemissie en de kosten van de maatregelen nauwkeurig worden ingeschat. Dit om het perspectief van deze aanpak helder te maken. In de tweede fase zullen de rekenregels nauwkeurig worden ingevuld. De volgende te combineren maatregelen worden overwogen: - Voermaatregelen (RE, verlaging pH mest (o.a. VevoVitall), fractie fermenteerbare koolhydraten) - Minder dieren in de stal - Groei - Afleverstrategie - Toevoegmiddelen aan de mest - Het mesten van beren - Drinkwatersysteem - % dichte vloer en vloeruitvoering (o.a driekantrooster in plaats van betonrooster) - Toepassing water- en mestkanalen (waterkanaal voorin het hok)
2009-406-N0018 08-05-2009 Pagina 3 van 7
- Punt van afzuiging - Staltemperatuur In de eerste fase zal ook een nadere inventarisatie van maatregelen uitgevoerd worden aan de hand van interviews met enkele agrarische adviseurs die een praktische visie (ervaring/ideeën) hebben op maatregelen in bestaande stallen (bijvoorbeeld DLV, Agramatic). In deze eerste fase zal tevens onderzocht worden wat de mogelijkheden zijn van controle en handhaafbaarheid van gecombineerde maatregelen. Dit zal worden beschreven in een notitie. Deze notitie wordt samen met de opzet van het model besproken in een workshop met de verschillende belanghebbenden. Voorafgaand aan de workshop zal een afstemmingsbijeenkomst met een vertegenwoordiging van de klankbordgroep gepland worden. Tijdens de workshop wordt de modelaanpak aan de hand van enkele voorbeelden van gecombineerde maatregelen toegelicht en gediscussieerd over de implementatiemogelijkheden vanuit het perspectief van beleid en praktijk. Na de workshop wordt een eindnotitie over fase 1 opgesteld en kan besloten worden (go/no go) of er voldoende perspectief is voor verdere uitwerking in fase II. Fase I is eind juni 20091 afgerond. Fase II. Implementatie model Bij een “go” na de eerste fase zullen de rekenregels van het model worden uitgewerkt. De rekenregels zullen niet zichtbaar zijn voor de gebruiker. De gebruiker zal slechts eenvoudige input hoeven aan te leveren. Op basis van deze input zal de gewenste output worden geleverd. Van dit rekenmodel kan een webapplicatie2 worden gemaakt, zodanig dat vergunningverlenende instanties en controlerende en handhavende instanties hiermee uit de voeten kunnen. Bij elke maatregel of combinatie van maatregelen zal aangegeven worden hoe deze maatregelen kunnen worden gecontroleerd en gehandhaafd. Fase II is afgerond in december 2009 onder de voorwaarde dat de ‘go’ na de eerste fase tijdig wordt afgegeven (in juni/juli 2009). 5B. WERKWIJZE / TIJDSPLANNING (1/2 – 1 PAG.) Zie 5a 6. BEGELEIDING / PROJECTORGANISATIE (MAX. ¼ PAG.) De begeleiding vanuit het PVV wordt verzorgd door de Klankbordgroep Bedrijfsinrichting.
1
Deze datum is niet gerealiseerd vanwege diverse overleggen rond dit onderwerp tussen de sector en de ministeries van VROM en LNV. Het resultaat van fase 1 is opgeleverd in november 2009. 2 In eerdere versies van het projectplan was aangegeven dat er een webapplicatie zou worden gemaakt. Aangezien het voor Min. VROM nog te vroeg was om het rekenmodel te gebruiken in de regelgeving wordt van de rekentool voorlopig nog geen webapplicatie gemaakt. Indien dit alsnog gewenst is, zal hiervoor opnieuw financiering voor moeten worden gevonden. 2009-406-N0018 08-05-2009 Pagina 4 van 7
7. RESULTAATVERWACHTING (KORTE, MIDDELLANGE, LANGE TERMIJN) Van het onderzoeksproject worden de volgende resultaten verwacht: Effect op:
zeer negatief
negatief
productkwaliteit
n.v.t.
positief
X
kostprijs per eenheid
X
Flexibiliteit
X
arbeidsaspecten
X
ketenvorming
zeer positief
X
product/sector imago
X
milieuaspecten
X X
concurrentiekracht Dierenwelzijn
X
8. PRODUCTEN (ONDERWERPEN VOOR VERVOLG / BASIS VOOR HET RAPPORT) De eerste fase van het onderzoek zal worden afgesloten met een workshop voor belanghebbenden. De resultaten van de eerste fase, inclusief workshop, zal worden beschreven in een notitie. De tweede fase zal afgesloten worden met een presentatie van het model (de webapplicatie) en met een rapport waarin het model en de mogelijkheden voor controle en handhaafbaarheid zijn beschreven. De resultaten zullen worden uitgedragen via een vakbladartikel, interviews en presentaties. 9. 1. 2. 3. 4.
KENNISOVERDRACHT / COMMUNICATIEPLAN Workshop: begin juni 2009 Eindnotitie eerste fase: november 2009 concept eindrapport: januari 2010 vakbladartikel, interviews en presentaties: 2010
2009-406-N0018 08-05-2009 Pagina 5 van 7