15tt „Dat groepje zal niet zóó Interesseeren; het is genomen met GlgU rechts en Hans Albers achter me."
UA -^ ^
'Wï'
/
\
A, ^
-K
-j^mi '?T\J.x^
ëmv
l£\V*
-Z
„Ik heb vast — een paar dieren -voor de expedlmeege=bracht."
*'A,'I^
„Hoe nilt l het romantische maan. licht hebben T'
H
vw«
m
i'Jilll.
■£*&=*>%
tSP'
TYJ^
mJ)
Regisseur; „Mijne hoeren, we gaan beginnen. Probeert U nu zoo >er. schllleni) mogelijk types voor U stellen."
P&M
Wi
•rii
ÏXA
^e^s
S" ^
ÉQ
LW:
%%#*■'
\
^l
\
Het ideaal van een snelteekenaar.
J
(Teekening W. de Maoy)
GEPROLONGEERD:
Miliionair tegen wil en dank
DE OUDE ZONDAAI (Altes Herz wird wieder jung)
msMaas^sm
met EMIL JAMMINGS Toegang 18 jaar
EN
S*'
Toegang 18 jaar
HA A
*#;?•
sa. fpk>_ m
„RIGOLETTO"!
De Goi (Die golde EN
HAAG
Toegang
DEN
H AÄG
'\,
:
:
■--ipffï'i i«»f»>
Michel Simon - Maria Mercader Rossano Brazzi I Regie: Mario Bonard M
N^NT^TTt^vpril 0 nnh;,,^"1SÄThfS5n' Voorburg (Z.H.); verantwoordelijk voor de advertenties: R. M. A. Ausems, Amsterdam. Uitgeef ster: qsi4k nnitJ/^^fi' -• P^0UW • Amsterdam-Z. - Adres van redactie en fadministratie: Paulus Poterstraat 4, Amsterdam-Z.; tel. 21511, 21424, 3 25 per half ]aar f numm/r ^^ Per — kwartaal per nummer 1? 15 ^ et. — Verschijnt 1 x per week des Vrijdags. — Druk van Drukkerij Elsevier, ' Amsterdam. P1083/4.bU vooruitbetaling. Prijs -J i"= CINEMA <&■ THEATER — 23ste Jaargang — No. 26 —- 25 Juni 1943
' ;
■^■;.'
'■
maÊÊÊom
-
*''VW>rJWTiWtW$l3S!&?
-■
l
'■:"
,•
•
;-"V. ■■ ,
-
;
.-■;■,
-
;:*A
-
-
:--■
^^^—^^^—
*•-..,-■;■■■_.-
■^
26 JUNI -125 JAAR GELEDEN STIERF een groot NederlandscL acteur
WARD BINGLEY
Weinig gebeurtenissen hadden de Rotterdamsche wijnkoopers-familie Bingley zoo zeer tot verontwaardiging kunnen brengen als het besluit, dat de achttienjarige zoon Ward plotseling in het jaar 1773 nam, nadat hij enkele voorstellingen van den bekenden acteur Punt had gezien; hij moest en zou tooneelspeler worden. . . Als het nu de een of andere jeugdige gril van voorbij gaanden aard was geweest, waren de Bingley's er vermoedelijk nog wel over heen gekomen, maar het besluit 'werd hun met een dergelijken wilskrachtigen nadruk medegedeeld, dat er aan het voornemen om het ook ten uitvoer te brengen niet te twijfelen viel. . . En de familie Bingley had nu eenmaal als vele deftige koopmansfamilie's in dien tijd een ontzaglijke minachting voor alle lieden, die zich het "tooneelspelen tot vak hadden gekozen. Zij stak die minachting niet onder stoelen "of banken, en nam geen halve maatregelen. Een kinderlooze oom liet^ Ward onmiddellijk onterven. Het hielp natuurlijk niet. Toen keerde de geheele familie Ward den rug toe en liet hem eenvoudig in de steek. Naar een zijner vrienden later vertelde, moet hij zelfs in een booze bui de Maasstad hebben verlaten met medeneming van den erfoom. Ward liet zich door deze ,,uitstooting" echter — zooals begrijpelijk is — van niets weerhouden en bleef rustig in Rotterdam. Zoodra hij er" "de gelegenheid toe had, meldde hij zich bij de .commissarissen van den Schouwburg als acteur. De heeren besloten An het maar eens met hem te wagen.. Eerst moest hij echter een keer voor het publiek spelen. Had hij succes, dan wilde men hem wel aa'nnemen, en dan was men zelfs wel bereid om hem een salaris van 300 gulden per jaar te betalen. Ward greep de kans met beide handen aan. Hij speelde zijn eerste rol op een wijze, die hem de aanstelling deed krijgen. Doch aan het einde van het seizoen vonden de commissarissen, dat hij niet zoo bijzonder beviel, en ze deelden, hem mede, dat hij in October niet behoefde terug te komen. Toen - het nieuwe seizoen aanving, had ■ Ward echter toch geluk, enkele acteurs vielen uit, ■ eni.IluéJaiclan ?oi}-men hem.toch maar aannemen.. De kansen keerden nu in een volledig succes! Spoedig verhoogden de heeren van-den "schotfw. burg het salaris van den jongen acteur met honderd éulden, uit angst dat hij naar een ander
gezelschap zou overloopen. De groote Maarten Corver werd zijn toegewijde vriend e,n leermeester. Bij den aanvang van het seizoen van 1779 stond Bingley op de lijst der gages genoteerd voor een jaarlij ksch vbedrag van 1000 gulden. De 22-jarige acteur had er op dat tijdstip nog geen vermoeden van, dat hij nog voor het einde van het seizoen tooneeldirecteur zou zijn. Hoe dat kwam ? . . . De oude Corver had dit jaar den schouwburg niet gepacht, doch dit overgelaten aan de actrice Mej. de Bruin. Corver was naar Amsterdam vertrokken en had vele acteurs medegenomen. Bingley was echter Rotterdam trouw gebleven. Hoewel mej. de Bruin er alles aan deed om de exploitatie loonend te maken, slaagde zij daarin niet. In Maart 1780 zag zij zich genoodzaakt aan de heeren commissarissen mede te deelen, dat zij den schouwburg voor het komende seizoen niet meer kon pachten. Toen zich na zes weken nog geen nieuwe huurder van den Rotterdamschen kunsttempel was komen aanmelden, besloten de acteurs Bingley, Mallet, Rivier en Rijpland om zich zelf als huurders 'te melden. De commissarissen waren zoo vriendelijk on» de pacht, waarvan het bedrag eigenlijk 2700.gulden moest bedragen, met 2Ö0 gulden voor de nieuwe exploitanten te verlagen. Nauwelijks hadden de voorstellingen ,.onder de nieuwe Bestuunnge der vier evengelijke Leden" — zooals men het in de taal dier dagen noemde — een aanvang genomen, of het gezelschap lefed twee zware verhezen. Ten eerste stierf de danser Johannes Mol en ten tweede vertrok ook de talentvolle actrice Johanna Wattier naar de hoofdstad. Spoedig daarna daagden er nieuwe zorgen op. De vierde Engelsche oorlog brak uit en de Rotterdamsche kooplieden waren weldra niet meer in een stemming om zich voor het tooneel te interesseeren. Het Gemeentebestuur achtte vermaak met in den geest van den ernstigen tijd en lasste alle voorstellingen af. Ook de schouwburg moest gesloten worden, en het hielp den commissarissen geen zier, dat zij trachtten om in een door een advocaat opgesteld request B. en W, er van te overtuigen,,dat het tooneel een beslist onschuldig tijdverdrijf was, dat in tegenstelling met b.v.'de kermis een ernstige afleiding in dezen ernstigen tijd bood. Maar B. en W. hadden geen ooren naar woorden en de schouwburg moest dicht. De acteurs trokken met z'n allen naar de hoofdstad, waar de schouwburgen niet gesloten waren. Voor Bingley was de vreugde echter van korten duur, want op een avond begonnen de Amsterdammers hem uit te fluiten omdat ze dachten, dat hij een Engelschman was. . . .1) Ward droop weer af, ditmaal naar Den Haag, waar het gemeentebestuur aan Corver toestemming had gegeven om op te'treden. Zijn gezelschap noemde zich :„De Nederduitsche Tooneelspelers". Corver, die nu al een man op leeftijd
was, voelde zich-echter op den duur te zwak de leiding op zich te nemen, en hij droeg die o aan zijn oude leerlingen Bingley en Rivier. Het valt op, dat er in dien tijd vele sh ken over onderwerpen uit de vaderlandsche j schiedenis op het repertoire stonden; een tre spel van Nomsz;-,,Michiel Adriaanszoon de Ri ter", een stuk van Mayeur; „De Hollandse Matroos of De Helden, van Doggersbank" later een stuk van Rivier „De verovering den Briel". Toen de wapenstilstand Werd .gesloten en Rotterdamsche schouwburg spoedig daarna "wi openging, begaf Bingley zich naar de Maasst: Hij was er sinds het begin van den oorlog é keer geweest; namelijk om in het huwelijk te t den inet Maria Anna Wattier, de zuster van bekende actrice. In 1783 trok Rivier zich uit het gezelscl terug en Bingley werd directeur. Hij wist C ver te overreden om zich als hoofdrolspeler hen aan te sluiten. Het ging goed. Even dreigde er weer iets n te loopen, doch het was gelukkig een storm voorbij gaanden aard. Ue Kerkeraad van de H vormde Gemeente in Den Haag verzocht nsmi lijk aan de stedelijke overheid om alle comedi tooneelstukken en alle andere vertooningen zo der meer af te schaffen naar aanleiding vi „derzelve onzedelijkheid". De vroede vaderen waren echter gelukkig 2 wijs om hierop.niet verder in te gaan; in fraa doch handig ontwijkende woorden maakten zich er af. . . . Toen in het najaar het .nieuwe seizoen beg* verhuurden de commissarissen van den Rotji damschen Schouwburjg de zaal aan een zelce Mad. Fleury en aan Bingley. Na den wintert dernam het gezelschap een tournee, maar.' 1 wilde niet erg vlotten met de verdiensten. laid zomer kwamen er op een goeden dag allerlei g ruchfen over het gezelschap ter pore aan de cor missarissen. De tooneélmeester.- Cassier, die onderzoek was gezonden naar Utrecht, waar h gezelschap zich juist bevond, kwam 'geagkeei terug met de mededeeling, dat Bingley van pi was nog 14 dagen gedurende de kermis te .spel de opbrengsten in zijn zak te steken en d»h all in den steek te laten. Van de zijde van de'spel werd medegedeeld, dat Bingley, omdat liet ra de financiën misliep, aan hen had verzacht, h huurcontract over te nemen. , j De heeren commissarissen vonden een onmi dellijke actie noodzakelijk. Zij lieten den acte weten, dat hij in strijd met het contract handi de, en de ruzie liep tenslotte zoo hoog, dat ■zijn faillissement aanvroegen. Bingley bleef vele. jarep aan den Stad dam; hij vertrok naar de hoofdstad, waar m bereid was, hem tegen een goed salaris aan 'tiemen. Ook zijn vrouw kreeg hier een enga^ ment, hoewel ze in het geheel geen tooneeltalei had.
■;
Bingley bleef meerdere jaren'aaniden Stad schouwburg verbonden; 's zomers maakte hij ook als regisseur — vele tournee's dkor het lar mede. -. Doch de drang om aan het hoofd'van een eigi gezelschap te staan, kwam weer in den oudi tooneelrot op; en het gelukte hem ook in 1711 Met dit gezelschap trad hij 's winters voornanu
DE PAARDENBARON
Ward Bingley als „Nero' lijk in Rotterdam en in den Haag, 's zomers vooral in Friesland op. Er brak. nu een betere tijd voor Bingley aan. Het publiek vierde hem als een groot en populair kunstenaar. De dichter en criticus Barbaz noemde hem den grootsten acteur, dien hij ooit gekend had. Het is natuurlijk niet mogelijk-- om hem volgens huidige normen te waardeerên. Alleen de" critieken zijn er nog orft iets over zijn spel te weten te komen en die critieken zijn natuurlijk geheel op den smaak van den tijd gebaseerd. De critici prezen altijd vooral zijn uitdrukkingsvolle mimiek. Zijn stem vond men welluidend, doch af en toe eenigszins ruw. Hij muntte steeds uit door zijn rustige gebaren. Zijn glansrollen waren: Koning Lear. Nero in „Epicharis en Nero" en Achilles in het stuk van dien naam van een thans volkom.en vergeten auteur. Ook als leider van zijn gezelschap oogstte Bingley lauweren. Vele acteurs en actrices hadden een groot deel van hun roem aan zijn steun te danken; zoo bijvoorbeeld Geertruida Jacoba Hilverdink, mevr. Adams—Snoek en de heeren Valkenier, Hoedt, van Dinter en Braamberg. Als directeur was hij onvermoeid bezig om nieuwe stukken op het repertoire te zetten. In één seizoen bracht hij zelfs 28 nieuwe drama's. . . Tot zijn laatste dagen is deze geboren tooneel-. man in het vak gebleven. Tien dagen nadat hij het leiderschap van zijn gezelschap overdeed aan zijn schoonzoon Hoedt en aan zijn tweeden zoon (waardoor de combinatie Hoedt en Bingley ontstond) stierf hij ; op 26 Juni 1818. J. VAN RHIJN.
__r
(Der Seniorchef) Draaiboek: Eberhard Keindorff en Wolff Neumeister naar de comedie ,, Seine Majestät Gustav Krause" van Eberhard Koerster. — Muziek: Hans Ebert. — Productieleidingr: Walter Tost. — Decors: Max Mellin en Gerhard Ladner. — Camera: Robert Baberske. — Geluid: Georg- Kommer. ~ Montage: Jra Bugajenko, Regie: PETER-PAUL IÏRAUER. Een Terra-Film. Personen : Georg v. Schulte, paardenfokker . Otto Wernicke Martha, zijn vrouw Hildegard Grethe Hermann \ Werner Euetterer Robert f , , - , ... Hein Welzel .j >l hun kinderen . . ... -a \e WT Konrad Rolf Weihv. Helene J . . Karin Himboldt Margot Winkelmann ...... Helmi Mareich L. Goerner, Schulte's zwager . , Max Gülstorff Fritz Bodenstedt .• Hellmut Helsig Dr. Schneider Leopold v. Ledebur
Linksboven: Ward Bingley ah Wogaro in het treurspel „Gaston en Bayard". Reehttr Een afbeelding fan den Rotterdamschen Schoutcburg, »raaf Ward Bingley debuteerde. (Foto's /Irchiei J. van Rhijn)
-2 3
(nr. 27) — CINEMA &• THEATER
„M*
,
DE PAARDENBARON
,') Bingrley's grootouders waren van Engrelschen bloede. Hijzelf was echter Nederlander.
CINEMA é-ff/EATER — (nr. 27)
,
k
Otto Wernicke, als een in zijn werk verbeten paardenhandelaar, doet ons in deze film het betreuren, dat hem niet vaker een hoofdrol wordt toebedeeld. Wij kenden hem reeds lang 'als een voortreffelijk karakterspeler. Zijn rol in ,,De Paardenbaron" bevestigt deze reputatie op ondub^ belzinnige wijze. Een boeiend speler dan in. . . . een zwak scenario. Dat wil zeggen: het begint goed, belangwekkend; het verloopt echter vaag en psychologisch onbevredigend. Het wil ons vertellen van een conflict tusschen den elke minuut werkenden man en zijn door hem verwaarloosd gezin, waarvan de kinderen hun eigen weg zijn gegaan. __ Plotseling blijkt, dat het zich meer met zijn paarden en in zijn stallen dan tusschen de zijnen ophoudende familiehoofd een hartkwaal heeft. Een dokter dwingt den patiënt tot het ondergaan van een kuur in een badplaats. Het verloop der ziekte is bevredigend; maar niet zoo, dat de paardenbaron zich weer volledig aan zijn zaken kan wijden. Hij besluit dus het geliefde werk op te geven. Dit besluit komt voor zijn vrouw en kinderen als een donderslag aan een helderen hemel. In den loop der jaren zijn er heel wat dingen in het gezin gebeurd, die de vader niet weet. Een zoon is in plaats van veearts gewoon arts geworden. Een dochter heeft zich verloofd met een kunstschilder. Een andere zoon, advocaat, ontwikkelde zich tot een zelfstandige persoonlijkheid, waarvoor het meestal als een bevel uitgesproken, vaderlijke woord weinig beteekenis meer heeft. Kortom, de paardenbaron blijkt een vreemde te zijn in zijn eigen huis. Hij laat aan vrouw en kinderen, huis en middelen over, trekt er tusschen uit, zich veronge-
lijkt en diep in zijn hart een beetje verstoten voelende. Na dit vaardig uitgewerkte conflict, zakt het scenario af. Natuurlijk wordt de geheele familie, mitsgaders de aangetrouwde leden, weer gelukkig vereenigd aan het einde. Doch de gebeurtenissen, die tot deze hereeniging leiden en daarmede tot een ommekeer in den boezem van den koppigen vader, zijn allerminst overtuigend. Er komt zoo maar een oudste zoon — die op vijftienjarigen leeftijd verstoten was — uit Amerika over. Die blijkt ook een succesvol paardenhandelaar te wezen. Vader en zoon associeeren zich, de moeder komt er ook weer bij en de laatste beelden der film toonen ons de geheele familie (waarvan de andere leden na het conflict weinig meer hebben bijgedragen tot de handeling) in een loge genietende van'een circusvoorstelling. Hoe het verder stond met de hartkwaal, met het aanvaarvaarden door den heerschzuchtigen vader van de zelfstandigheid zijner familie, met het opbloeien der onder werk bedolven genegenheid voor vrouw en spruiten — dit alles is eenvoudig verwaarloosd. Een onevenwichtig scenario dus,'Oore... o bouwd op breede fundamenten/uitloopende in een onbeteekenend sluitstuk. Dat de film toch aangenaam blijft bezighouden, ondanks de kennelijke vermindering der spanning, ligt aan Wernicke en de spelers, die hem omgeven. Rolf Weih vooral als de opstandige zoon. Hildegard Grethe ook als de tusschen echtgenoot en kinderen beklemd geraakte moeder. Veel paarden zorgen voor een sierlijke figuratie, al had er wel wat meer van het camera-werk gemaakt kunnen worden bij zooveel ten toon spreiding van paardenschoon. P. BEISHUIZEN.
wwm^rnmammmmmmm.
mmmsmm^ms^m
ITALIÄÄNSCHE door Willem W. Watermait
op rseaerlanascnen ooaent&^S ' De afdeeling tooneel van het Amsterdamsche Gemeentelijk Theaterbedrijf heeft het Italiaan- _ _ sehe stuk „Zonnebloemen" van Guido Cantini fns haar repertoire opgenomen en gaf op 25 Juni ai- / première in den Stadsschouwburg 'te Haarlem/ „Zonnebloemen" is als tooneelspel minder zon-^ -^5 nig dan de titel zou doen vermoeden; het is eei opmerkelijk werk van een Zuideuropeesch aute dat, hoewel de sfeer typisch Italiaansch is, i^rn der handeling inhoudt dan wij van de dramatl-T sehe literatuur uit het Apenijnsche schiereiland ' gewoon zijn. Cantini, die tot de Italiaansche modernen behoort, heeft zich met dit stuk losgemaakt uit de na-deining der negentiend^ eeuwsche romantiek en zijn werk een meer p^ chologischen inslag gegeven, die, zonder de v^ van het romantische fel-bewogene, het subtiele gegeven alle recht doet wedervaren. / De acteurs en actrices, die deze Italiaanse h; zonnebloem op Nederlandschen bodem deden o if luiken, hebben met dit stuk van oer-menscheli k potentie en bloedwarm conflict een geenszins .gemakkelijke taak vervuld. Laat een nuchtere, op de realiteit afgestemde Westeuropeaan eens de roerselen van een veel lichter ontvlambare en minder ingekapselde ziel van een bewoner van de mildere streken van dit werelddeel trachten te doorgronden: het zal hem niet volledig gelukken (Foto C.N.F./ Doch hij kan trachten haar zoo dicht mogelijk Stevent) te benaderen, en het zal van zijn eigen goeden smaak afhangen of hij in die benadering aandat hij uitbeeldde, is, psychologisch gezien, het vaardbaar en levenswaar blijft. piece d'existence: de onberoerde, zwevende kunDe goede smaak van Oor Hermus, die „Zonnetsnaarsziel, die in zijtt niet begrijpen jegens de bloemen" regisseerde en zelf de hoofd:ol verhem omringende wereld slechts door een moreele tolkte, blijft ons een waarborg voor kunstzinnig wanhoopsdaad van zijn vrouw, die hij boven alles en geroutineerd tooneelwerk en het is dan ook liefheeft, tot de realiteit kan worden gebracht. zeker geen teeken van depreciatie, als men, de Wij zien die vrouwenfiguur aanvankelijk ietverzuchting slaakt; „Ik zou datzelfde stuk toch wat vaag, doch allengs voltrekt zich in haar de wel eens door Italiaansche spelers vertolkt willen loutering van het begrip voor zijn ongecomplizien . . . . " ceerde en nobele zieleleven, en tenslotte staat de Wat onze eigen menschen ervan maakten was vrouw scherp omlijnd en wetend voor ons. Myra degelijk en geroutineerd en af en toe wisten Cor Ward vindt in deze rol een .kans voor haar llermus en Jan van Ees in hun voortreffelijken enthousiast talent en zij weet deze kans ten volle dialoog in II zelfs de subtiele inhoud ongeschonte gebruiken. Misschien zelfs zou de „confronden over het voetlicht heen de zaal in te krijgen. tatie" in III harerzijds nog iets nadrukkelijker, Van Ees had het daar qua karakter gemakkelijiets Zuidelijker kunnen. ker dan Cor Hermus, dien ik gaarne iets minder Jan van Ees speelt den edelman, baloorig en geaffecteerd van dictie had gehoord. Het karakter
I n memoriam
HEIN HARMS Zoo heeft dan ook de dood zijn hand uitgestrekt naar een der oudste en bekendste tooneelspelers. Hein Harms is niet meer. Eenige weken geleden ontmoette ik hem nog en kranig liep hij er nog bij, trots zijn 81 jaar. Frisch waren nog zijn gedachten en met weergaloozen zwier kon hij over het tooneel spreken, dat hem zoo dierbaar was en waarvan hij gedurende meev dan veertig jaar als een der eersten, deel had uitgemaakt. Als jong reiziger in horloges speelde ook hij als zoo velen in een liefhebberij gezelschap en daar begon hij zoo veel voor het groote Tooneel te voelen, dat hij !n 1806 een engagement als jong-komiek aannam bij Kreukniet en Mutters in den Salon des Variétés in de Amstelstraat In 1889 gaat hij dan naar Charles de la Mar in Tivoli in de Nes, komt in den Salon terug bij Kreukniet en Poolman, gaat met de la Mar naar het Casino (nu Scala) in den Haag, voert in den Parkschouwburg een eigen directie, om dan
eenige jaren verbonden te zijn aan den Vlaamschen Schouwburg te Brussel, in welke stad hij de Nederlandsche Taal dient door het geven van voordrachtavonden. In 1908 terug in Amsterdam volgt hij hier Kreeft op bij „het Nederlandsche Tooneel", bij welk gezelschap hij blijft tot dit in 1920 uit elkaar gaat. Nu begint hij zich vooral te wijden aan hei verbeteren der „positie van den tooneelspeler". Bij de „staking" in 1919 had hij reeds een groote rol in'de commissie gespeeld, nog grooter werd die bij het oprichten vän het „Pensioenfonds van Xederlandsche Tooneelisten", voor welke oprichting hij dag en nacht had geijverd. En hij vond hierin zijn belooning, dat voortaan voor de oude Tooneelkunstenaars gezorgd werd op een manier, zooals „Apöllo" (waarvan hij ook bestuurslid was) het nooit had kunnen doen. Met recht benoemde men hem dan ook tot eerelid van dit fonds. 1 s ^;?' Als tooneelspeler had hiji in de jaren tot 1920 groote successen geboekt. Hij was in zoovele stukken de eerste komiek, dat }iij gerust kon zeggen: „ik ben de tel kwijt". En wat hij. ook speelde, steeds was de creaitie tot in de puntjes verzorgd. Hein Harms is van ons heengegaan in den
blasé, maar toch nog genoeg mensch om door een ontroering bevangen te worden bij de glinstering der briljante, nobele menschelijkheid van het tot wanhoop gebrachte hart van den kunstenaar. De overigfe rollen passen in de sfeer van het geheel, met uitzondering van een dienstmeisje van Rita Veth, dat wat erg vlak aandeed. Cor Hermus' regie, het zij hier nogmaals gezegd, gaf blijk van een zuivere opvatting van dit zuivere stuk en het decor van Karel Brückman vormt een waardige en realistische omlijsting voor het gegeven. Zonder twijfel zullen nog vele töoneelliefhebbers van „Zonnebloemen" genieten. Wij willen deze echt zomersche flora dan ook gaarne begroeten als een aanwinst op het Amsterdamsche tooneel-repertoire. LEO J. CAPIT ouderdom van 81 jaar, hij had dus de mooie jaren van de Nederlandsche Tooneelspeelkunst meegemaakt. Vol opgewektheid was hij het rijke leven doorgegaan, vol vreugde, iets te hebben kunnen bijdragen tot de verlichting der ouderdomslasten zijner collega's. Zijn asch ruste in vrede, zijn voorbeeld moge tot navolging strekken. H. K. TEUNE
AU gevolg van de papierbeferkende maatregelen is de omvang van Cinema & Theater tijdelijk met enkele fagina's verminderd. Wij zijn er echter in geslaagd een zoodanige indeeling te ontiaer-pen, dat het gemis, wat de inhoud betreft, tot een minimum gereduceerd wordt. Ongetwijfeld zullen onze trouwe lezers begrif toonen voor onze moeilijkheden en Cinema 6f Theater met evenveel interesse als .voorheen lezen. Natuurlijk houden wij ons a}s immer voor welwillende of- of aanmerkingen aanbevolen.
Het is een geheel apart genoegen, om in deze wekelij ksche kolommen naast af en toe een ernstige beschouwing over radio-problemen of een voor-het-voetlicht-halen van een bekende radiofiguur, het licht der publiciteit te werpen op kleinere figuren .... wier naam nog niet die vermaardheid hebben gekregen als b.v. een Theo Uden Masman of een Dick Willebrandts. Niet alleen is dat een apart genoegen, het is zelfs een gevaarlijke sport. Profetieën betreffende toekomstige carrières zijn gevaarlijke liefhebberijen.'. . . als men alleen afgaat op de huidige prestaties van een jonge kracht. Een cabaretière, een bandleider of een solist kan heden prachtig werk leveren en morgen het te hoog in zijn bol krijgen of aan den drank raken of een ongelukkige liefde met zich rondtorsen en ffft . . . weg is de carrière. Minder riskant wordt echter -en profetie, als men niet alleen let op wat de kunstenaar in kwestie op een bepaald oogenblik presteert, maar veeleer poogt uit te vorsehen wat zijn potentieel is ... . hoe zijn hersens werken, welk inzicht hij heeft in zijn materie. Ieder van ons, die in de wereld van de kunst en de „show-business" thuis raakt, weet, dat er geen artist van eenige grootte is, of hij heeft een eigen filosofie, — niet over het leven, maar wel over zijn kunstvorm. Elk van hen, — of het nu betreft een dramatische zangeres, een Chansonniere, een danseres of een humorist — moet zoeken naar het hoe en waarom van bepaalde effecten en wendingen. Hij of zij doorgrondt, elk op eigen manier, het wezen van zijn of haar specifieke visie of zijn of haar kunst en leert op den duur zichzelf in finesses kennen. Door den nadruk bewust te leggen op hun sterke punten met verrtraarloozing der zwakke punten ontwikkelen zij een eigen persoonlijkheid .... een stijl welke hun een plaats uitkerft in de memorie van het publiek. Er zijn kunstenaars op elk gebied, die hooglijk begaafd geboren zijn, maar elk filosofisch denkvermogen missen. Zij hielden nooit lang stand. Niemand van hen kan, door domweg „kunst" te geven, zich tot een gave kracht van de eerste grootte ontwikkelen. Het zijn in de eerste instantie hun leermeesters, die hen volgens deze filosofische regels opleiden. Ontbreken deze, dan is een harde strijd, een dikwijls tragische speurtocht noodig, welke zich over vele jaren kan uitstrekken, tot zij zelf hun eigen kunstbeschouwing hebbep gevonden .... zoo niet, dan blijven zij middelmatige krachten. Het probleem van het Nederlandsche cabaret is voor een zeer groot deel hierin te zeeken. Er bestaat hier geen precedent en geen leerschool. Wil men van precedent spreken, dan zal men dit moeten zoeken in de walgelijke conferenciers en liedjeszangers met de vettige glimlachen op hun rozige gezichten met gepommadeerde haren en zelfvoldane kinnen, die de eene banaliteit na de andere plachten te verkoopen, tot wij in de zaal ons met wanhoop afvroegen waarom er geen bliksem uit den hemel neerdaalde om hieraan een einde te maken .... Men zoekt thans naarstig naar een eigen vorm voor een Nederlandsche kleinkunst. Wat-Martie Verdenius thans probeert in het Léidschepleintheater en Wim lbo voor de radio is een machtig moeilijke opgave. En hier begin ik aan het gevaarlijke spel der profetie. Ze hebben een reer groote kans van slagen. Martie Verdenius ken ik van jaren geleden als de in
5 CINEMA & THEATER — (nr. 27)
4
(nr. 27)
C/N E Al A &• THEATER
zichzelf gekeerde stille peinster. Zij heeft de kostbare gave van piekeren over het Hoe en Waarom. En dat alleen kan iemand dew weg uit den chaos wijzen. Wim lbo mist iets van de stille emotie-diepte, die Martie Verdenius' groote en Verborgen drijfveer is. Martie kan zich mateloos verheugen of verdrieten over heel kleine facetten. Wim lbo heeft het gezegende fanatisme. Hij is bezeten over het cabaret . . . . • Hij wordt wakker met cabaret en droomt over cabaret. Hij houdt niet op te vechten voor ZIJN cabaret,-een beter soort. lbo is geboren Arnhemmer, en heeft vanaf zijn jongste jaren steeds de liefde voor het cabaret in zijn bloed gehad. In 193? stond hij voor het eerst voor de microfoon en verzorgde daarna geregeld uitzendingen zooals „Tusschen 7 en 8" en daarna de serie: „Kleine Gedachten in een Woord en een Lied", een geheel eigen kwartiertje, waarin hij ernaar streefde om het een geheel eigen sfeer en karakter te geven. Dit alles was echter nog op heel kleine schaal. In November 1940 zette lbo met enkele medewerkers, op eigen risico, een cabaretuitvoering op touw in Krasnapolsky, waar hij radio en pers inviteerde. Dit cabaret was geheel door hem en naar zijn eigen inzichten in elkaar gezet. Tot ieders verbazing was de zaal geheel vol. Tot ieders nog grootere verbazing werd na afloop van alle berekeningen een totale winst gemaakt van negen gulden drie-en-tachtig cent. De radio, die ook aanwezig was, beet toe. In Mei 1941 kwam de eerste revue voor de microfoon. Hier citeer ik een passage uit Ibo's eigen
Onder: Nel Brink en Eri Rouché in de ichetê „Een boek voor oudere meisjes. (Foto C.N.F.IN.R.O.lVermeulen)
Wim lbo, de idealistische leider van het verrassend goede radio-cabaret „De jonge Nederlanders." (Familiefoto)
presentatie van zijn serie nieuwe cabaretprogramma's, waarvan de eerste Zaterdag voor veertien dagen voor de microfoon kwam : „Lachen, gieren brullen .... dat zult u bij ons niet, luisteraars. In het zomer-cabaret „De Jonge Nederlanders" vragen wij niet uw aandacht voor grootsch ofgezette tararaboemdiê programma's met dolkomische-sen' saties. Wij streven in de eerste floats naar inhoud en niet naar uiterlijken schijn. Wij zijn jong (de meesten van leeftijd, maar allen van hart) en wij hebben nog idealen o-p het gebied van de Nederlandsche cabaretkunst. Die idealen dreigen vaak verloren te gaan door de on-artistieke concessies, die we ofhet tooneel zoo dikwijls moeten doen om „succes" te hebben en dus geld te kunnen verdienen .... De Nederlandsche Omroef heeft ons echter in staat gesteld een reeks programma's uit U voeren, die óók den uitvoerenden meer voldoening zullen schenken .... goede en frissche cabaretkunst." lbo heeft als medewerkers om zich heen vele zeer bekende sterren; Martie Verdenius, Rie Hellmig, Conny Stuart, Cora May, Jetty Corbelli. Ans Ileidendaal, Wim Sonneveld, Frans van Schaik, Ko van den Bosch, Herbert Perquin. Anton Beuving. Deze cabaret-programma's zullen ook verder worden uitgevoerd in een zaal-metpubliek, hetgeen wel meer zorg vereischt, omdat in de studio een soort van tooneel dan onmisbaar is, maar tevens een levende qualiteit aan de uitzending geeft, door de zaalreactie, welke het programma een enkele malen hoogere attentiewaarde verschaft. Maar .... zooals ik reeds eerder zei: Dit is een kwestie van moeizaam voortbouwen, maandin, maand-uit. lbo heeft het inzicht om een goed cabaret in elkaar te zetten. Maar het is waanzin, te veronderstellen, dat zoo iets ä la minute in orde is ... . Rustig laten groeien !
■ ■
ROEKBEJSPBEKING
FANNY ELSSLER danste in maanlicnt ..Taglioni was de danseres onzer grootmoeders, Elssler die van onze grooivaders", is Werumeus Buning's door mr. Henrik Schölte in zijn artikelenserie over oude danskunst aangehaalde uitspraak, welke voorkomt in het aan Marie Taglioni (1804—1884) gewijde hoofdstuk van zijn in IQ27 verschenen bundel „Twee eeuwen danskunst en curiositeit". Uit dez« vergelijking zou men kunnen opmaken, dat Fanny Elssler (1810—1884) een leven heeft geleid zooals Camargo, doch dit was geenszins het geval, ook al heeft de leger\de zich van ha?.r meester gemaakt (o.a. in ..l'Aiglon"). De uitspraak vindt haar reden in, de grootere vurigheid, het meer wereldsche van haar dansen, vooral ook in haar prachtige figuur, die de mannen fascineerden. In hetzelfde boekje van Werumeus Buning leest ge het volgende : „Deze groote danseres uit de romantiek heeft weinig romantisch in haar historie .... Men heeft velerlei vertelsels verzonnen om haar leven op te sieren met groote liefdes en opzienbarende feiten, maar het was een rustig leven, voor zooverre een prima ballerina een rustig leven voeren kon. Zij was wars van alle onvertogen of troebele sfeer; zij was het en zij bleef het". Van baar kant tenminste . . . Van den anderen kant evenwel, van dien onzer grootvaders, brandden en schroeiden er harten genoeg. Eén van hen, neen, één van hun grootvaders en dus ook haast een grootvader van Fanny zelf, ging méér voor haar beteekenen. Het was de Don Juan en staatsman Friedrich von Gentz, een man van vijf-en-zestig, die zijn laatste levensjaren warmde aan de genegenheid
Wagner en Bayreuth Vorige week. namelijk 21 Juni, was het vijfen-zeventig jaar geleden, dat Wagner's Meistersinger" voor het eerst tot uitvoering kwam. Het zooveclste Wagner-jubileum in dit jaar. want wij hebben — ook in dit blad — reeds de dagen herdacht, waarop hij zestig jaren geleden stierf, honderd-en-dertig jaar geleden geboren werd, honderd jaar geleden den ..Fliegenden Hollander" ten doop hield. (Zie „C. & Th." nrs. 3 en 6). Een lange herdenking is thans dus niet noodig. te minder omdat de aangekondigde
Rechts: Fanny Elssler icotdt, zittend in haar rijtuig, door uitstekende bezems tegen de opdringende menigte beschermd. Onder: Het „Festspielhaus" te Bayreuth op den openingsdag
■
.
PAUL OSTRA SCHENKT EEN LIEDIE
( A f beeldingen uit de hier besproken boeken).
van het jonge danseresje, dat in 1827 te Weenen debuteerde. Over, deze haast onwerkelijke liefde heeft Erwin //. Rainalter een novelle geschreven ; Walzer im Mondschein (verschenen bij Reclam. Leipzig, als nr. 7531 in de „Universal Bibliothek", de bekende reeks boekjes in zakformaat). Hij beschrijft een episode uit den tijd, dat Fanny naar Berlijn vertrekt — het is in den aanvang van haar faBêlachtige carrière: vóór haar optreden in Parijs, Londen. Amerika — en 's avonds laat nog eenmaal voor den staatsman danst, in den tuin,-van zijn landgoed, in het maanlicht .... Dan komt het afscheid en Gentz belooft haar, dat er op haar verjaardag, dien zij over enkele weken in* Berlijn zal vieren, des morgens een koerier van hem zal wezen met zijn gelukwenschen en een Verrassing. Fanny vertrekt en in Berlijn nadert haar verjaardag. Doch op den' feestmorgen is er géén
brief van Gentz .... En uit teleurstelling gaat zij in op de avances van een harer danspartners. Een groot gedeelte van de novelle verhaalt hoe de vork in den steel zit: dat Gentz haar niet vergeten was, doch dat de koerier onderweg een ongeluk kreeg, van zijn paard viel en een arm brak. Dit boekje heeft de verdienste een goed geschreven vertelling te bevatten, die een aardigen kijk heeft op het leven anno 1830 of daaromtrent. Een werkelijk inzicht in Fanny Elssler's karakter geeft zij echter niet, en nog minder in het wezen van haar kunst. Doch daar zij althans weinig meer toevoegt aan de „legenden" rond de (ook in de film — door Lilian Harvey — tot nieuw leven gewekte) danseres dan een haar leven romantiseerend auteur betaamt, mag zij met eere genoemd worden in de rij boeken, welke haar gewijd werden, al betreft het dan ook maar een boek/V. Joh. T. Hulsekamf.
première van „Lohengrin" bij de Amsterdamsche Opera uitgesteld moest' worden tot het nieuwe seizoen, wanneer wij ojis dus opnieuw met den grooten meester zullen bezighouden. Ter gelegenheid van de in den aanvang gememoreerde gebeurtenis moge echter de aandacht worden gevraagd voor een boekuitgave, die reeds eenige weken op bespreking wacht : ,,Richard Wagner und Bayreuth", door Sophie Rützow. Een aankondiging van dit boek heeft ook daarom zin in aansluiting aan het „Meistersinger"jubileum, omdat deze opera de laatste was vóór Wagner naar Bayreuth ging — de première vond
op 21 Juni 1868 te München plaats — en het onderhavige boek begint in Triebschen bij Luzern, waar Wagner de „Meistersinger" voltooide.') De schrijfster is zelf Bayreutherin en haar grootvader, de geschiedkundige en muziekminnaar Friedrich Töpfer, behoorde al tot de Wagner-verdedigers toen de meerderheid zijn werk nog afwees. Zij heeft uit haar familie en van oudere Bayreuthenaren, die nog tot Wagner's kringen aldaar hebben behoord (eenigen van hen droegen zijn kist naar het graf), allerlei persoonlijke herinneringen vernomen, die zij met vele andere gegevens bewerkte tot een boek, dat dus wel zeer specifiek de beteekenis van Bayreuth voor Wagner en omgekeerd in het licht stelt. • De journaliste Sophie Rützow heeft een levendigen stijl en weet het haar vertelde aan ons ovet te vertellen op een wijze, die in vele fragmenten zelfs aan een „vie romanrée" doet denken. Het werk, dat 208 bladzijden telt, is verdeeld in drie onderdeden: I. Richard Wagner wählt Bayreuth (1869—1872), II. Vollendet das ewige Werk! (1872-1876, het jaar der feestelijke opening van het „Festspielhaus), en III. Weihe und Ausklang (1876—1883, Wagner's sterfjaar). Het werd op verzoek van Bayreuth's burgemeester geschreven en ter gelegenheid van dit Wagner-jubileum-jaar gepubliceerd door Verlag Knorr & Hirth, München, rijk geïllustreerd met f)2 buitentekst-platen op kunstdrukpapier. Joh. T. Hulsekamf, O Over c!e lanpt; en aan teleurstellinsren zoo rijke periode, waarin de „Meistersing-er" tot stand kwam (1845—1868), zijn dezer dagen nieuwe belangrijke gegevens aan het licht gekomen, doordat de chcf-dramalurg der Beiersche Rtaatsopera l)r, Otto Hödel in het archief van liet Münchener Nationaltheater onbekende documenten heeft gevonden; brieven en voorstellen van Wagner, aanteekeningen van den dirigent Hans von Bülow en andere gregevens betrekking hebbende op de première en op Wagner's verhouding tot koning Lodeuijk II van Beieren, die de première van Wagner's eenige komische opera krachtig heeft bevorderd. Vierhonderd en tachtig maal ging de „Meistersinger" tot heden alleen al in München!
CINEMA & THEATER
(nr. 27)
6
Wie Paul Ostra zegt, zegt een naam van emand met zeer. vele vrienden op zeer vele plekken van de wereld. Van een verdientelijk cabaretier, die zich in Nederland even goed thuis voelt op het podium als in Parijs, in België even goed als in Afrika, in Hongarije even goed als in Nederlandsch-Indië. Honderden liedjes heeft hij zelf geschreven, zelf gecomponeerd, zelf gezgngen achter de piano. Honderden souvenirs aan voorstellingen met eigen, wakkere cabaret-troepjes sieren zijn Amsterdamsche woning. Honderden hartelijke brieven, met lange reizen achter zich, vielen in zijn bus, getuigden van de dankbaarheid zijner toehoorders. Dat waren allen landgenooten, die hij, tot hun verpoozing en verstrooiing, opzocht op eenzame plekken, dichter bij de rimboe dan \msterdam bij Brussel .... Ik heb Paul Ostra om een liedje gevraagd, dat hij zelf als zijn beste beschouwt. Ge kunt het hierbij lezen. Het is overigens niet het beste van Paul Ostra. Wat het beste geweest is, weet hij niet meer. Deze liedjesmakers kunnen zich niet veroorloven lang bij een werkstukje stil te staan. De ideeën stroomen onophoudeijk op hen af. Een nieuw liedje en zij zijn het voorgaande vergeten .... Maar dit diepte hij dan toch maar op uit zijn archief, omdat ik zoo aanhield. „Waarvoor wilt u het eigenlijk in Cinema & Theater opnemen?", vroeg hij. Ik antwoordde, naar waarheid: „Omdat iemand mij verteld heeft, dat u twintig jaar geleden voor het eerst optrad. Twintig jaar is wel geen officieel jubileum, doch met zooveel gereis en getrek tellen de jaren dubbel". ,,Als u dat maar niet aan mij zien kunt", zei Paul Ostra. Ik stelde hem gerust. Iemand, die geen twee minuten achter eikaar rustig op een stoel kan zitten, in een kwartier tijds zes maal wordt opgebeld over plannen in uitvoering, kan en mag' zich nos; niet oud voelen, die is niet oud. Trouwens, Ostra begon al heel jong niet zijn loopbaan. Het begin was operette. let werd toen cabaret. Het bleef, met anmige operette-episoden als intermezzi, cabaret. Artisten, die veel met hem samengewerkt hebben, zijn o.a.: Suzie Klein, Wouter Denijs, Katinka Küster, Jan Hagoort, 'ierre Driessen. Velen zullen nog met hem Samenwerken. Ostra gaat nu op reis in Nederland met een.... „sprookjes-varieté". Dat is een (nr. 27)
C/NE MA äf THEATER
programma voor kinderen, waarin een bekende sprookjesfiguur als compere _optreedt. Deze voert de kinderen naar een wonderoord, waar zij vroolijke variété-avonturen beleven. Zoo zullen ook de kinderen van Nederland hun deel van Paul Ostra krijgen. Rrr ... de telefoon gaat weer; de bekende sprookjesfiguur wil Ostra spreken. Met het bewuste liedje en met een foto haast ik mij uit zijn van- activiteit en plannen gonzend huis! P. B.
De lachende kop van Paul Ostra, zooals tienduizenden oogen oter de geheele wereld hem zagen. C0'" Dokter)
VOOR HEN, Jie in fiim beste gevoelens oearogen zijn De tijd van baby-box en kinderschoentjes. Wordt dikwijls terecht als de mooiste beschouwd; De eenige tijd, zonder zorgen en kommer. De tijd, waarin je alles en iedereen vertrouwt. De pop speelt de hoofdrol in je kleine leven. Beslist onontbeerlijk bij dag en bij nacht ; Het willige ding wordt gekust en vertroeteld En zoo nu en dan met een pak klappen bedacht. Maar dan komt Het rozig geval Omdat zulk een Zoo bedriegelijk
de dag. datje vragende blik met stil verdriet gaat bekijken, levenloos, harteloos vod op een echt vriendje kon lijken.
De kindertijd, schooltijd met eerzucht begint Met rondom een wereldje boordevol vragen, De jongenskiel volgens het welbekend lied Geheel zonder zorg om de schouders gedragen. Een klein kameraadje, naast je in de klas. Een vriendje, beschermend 'en dapper. Die samen met jou door het schoolgebouw gaat Een kind zooals jij, maar iets knapper.
En dan komt de dag, dat je vragende blik. Dat vriendje met schreeuwend verdriet gaat bekijken. Omdat zulk een klein en gewiekst menschenkind. Zoo bedriegelijk op een echt vriendje kon lijken. De tijd, dat het werkelijke leven je pakt. De tijd, die een eind maakt aan het zorgeloos spelen Geeft je de overtuiging, je bent nooit alleen. Want waar je ook bent, je bent steeds een van velen Steeds zijn de oogen naar jou toegewend. Lachers bereid om je vreugde te deelen En dan een enkeling, die staat apart Die uit liefde voor jou zelfs het mooiste zou stelen. En dan komt de dag. dat je vragende blik Die enkeling met nijpend verdriet gaat bekijken, Omdat juist die enkeling, waar je om gaf Zoo slecht en onwaar en bedrieg'lijk moest blijken.
^^ppp^ippiirap^^gp^^i -wmm^mmmmm
„Ik la me niet belata/ele
(Teekenimg Franz Uettei)
DE GROOTE SPRONG door KEES VAN ASSEN En meneer Korter, al beweert U nu duizend maal dat U al meer dan 25 jaar aan het groote Tooneel inspeciënt geweest bent — ik herhaal nu voor de laatste maal, dat schuren van metaal op metaal anders klinkt! Het geluid, dat U nu voortbrengt lijkt meer op het afzagen van een arm dan op . . . ." ,,Goed, dan zoeken we wat anders," mompelde Korter onverschillig en hij wandelde bedaard naar de requisieten-kast. Ik was kwaad, maar toen, waarde lezer, ben ik héél kwaad geworden. Ik heb tijdens m'n loopbaan als luisterspelregisseur heel veel eigenwijze menschen meegemaakt, maar die nieuwe inspeciënt . . . ! Nee, dat was het toppunt! De man was nu drie weken bij ons in dienst; z'n getuigschriften waren in orde, maar hij verbeeldde zich, dat hij met z'n 25jarige tooneel-ervaring alles mocht zeggen, alles mocht doen, alles beter wist. Hij weigerde eenvoudig aan te nemen dat een microfoon anders reageert dan het geluid bij een tooneelvoorstelling. Geluiden, die reeds lang door ons waren vastgelegd, konden we voor hem dikwijls nog eens heelemaal opnieuw uit gaan zoeken om te bewijzen, dat wij gelijk hadden. Daar was bijvoorbeeld het thema „voetstappen op grint". Nu hebben we in één van de studio's een pracht van een grintbak. Nadat het ding éénmaal gebruikt was, werden de luiken ervan voor goed neergelaten, omdat het vereischte effect er absoluut niet mee werd bereikt. Maar wat deed Korter in het eerste stuk, waarin hij zelfstandig als inspeciënt mocht optreden ? Het was een detective-stuk, waarin één der boeven een dame doodschiet en daarna wegrent over een grintpad. De eerste microfoon-repetitie was in vollen gang. Ik zat in de regiekamer achter de commando-microfoon, terwijl ik via een luidspreker precies kon beluisteren wat er in de studio werd gedaan. Voor de eerste repetitie ging alles vrij vlot tot één der meest dramatische hoogtepunten werd bereikt. Mijn manuscript vermeldde: „Revolverschot onmiddellijk gevolgd door snelle voetstappen op
grint". Precies op tijd slaakte de actrice^e«n gil, waarop ik prompt . . . een koekjestrommel hoorde dichtslaan, gevolgd door het ruischen van de branding van de zee. Tenminste: die geluiden bereikten mijn ooren. „Stop. . . !" brulde ik door de microfoon, want ik was kwaad, omdat ik er een hekel aan heb een repetitie, die goed loopt, te onderbreken. Het haalt de acteurs altijd zoo ujt de sfeer. Ik zag echter snel in dat het voor Korter de eerste keer was dat hij alléén werkte en dat ik zijn en mijn zenuwen in bedwang moest houden. En dus begon ik vriendelijk: „Meneer Korter . . . ?"
„Ja . . . !" „Dat geluid was het niet, hoor." „Waarom niet?" „Tja, ik moest een revolverschot hooren en dit was . . . ." „Ken niet!" „Toch wel — waar is het alarm-pistool?" „Me petrone benne op." „Wilt U dan direct patronen laten halen, meneer Korter?" „Ken U het niet met wat anders doen ? Bij ons an het tooneel . . . ." „Dat interesseert me niet! U staat nu voor een microfoon en die is nog al gevoelig, snapt U ?" Ik was nog steeds zeer geduldig. Toen de voetstappen nog. „Meneer Korter . . . ?"
„Ja!!!" „Wilt U die „voetstappen op grint" maken op een tegelvloer waarop niet meer dan 100 kiezelsteentjes liggen ?" „Waarom?" Nu werd ik kwaad. „Omdat tijdens en vlak na een moord nooit het geluid wordt gehoord van een dichtklappende koekjestrommel, die in de branding gegooid wordt. Begrepen ?" „Nee." „O. — Welnu, U hebt in de grintbak rond staan springen. Jaren, na één keer probeeren wisten wy al, dat we die bak nooit meer be-
hoefden te gebruiken." „Waarom niet?" „Omdat het geluid niet goed is." „Waarom is die bak er dan?" „Meneer Korter ... II" Na 10 minuten zwoegen had ik eindelijk m' zin. De spelers waren er natuurlijk heelemaal uit en omdat met meneer Korter bijna den ge heelen dag niet te werken bleek, werd het een verschrikkelijke uitzending. Maar ik dwaal af. Ik was van plan U te vertellen, waarom Korter ten slotte na 3 weken ontslagen is. Het was ter gelegenheid van de uitzending van „De Groote Sprong", een luisterspel naar hel leven van Jan van Schaffelaar. Ik hoop niet, dat U dit stuk beluisterd hebt, want ik bloos nog van schaamte, als ik er aan denk, dat er omgeroepen werd, dat ik verantwoordelijk was voor de regie Radio-technisch gezien was het een draak van een stuk. De schrijver had uit de vele verschillende lezingen van het verhaal de meest ingewikkelde uitgezocht en verlangde bijvoorbeeld, dat een „escadron paarden en soldaten met kletterende wapens de trap van den toren op zouden stormen". Ook moest er ergens op'een bijzondere manier met metaal op metaal geschuurd worden en na 10 minuten zoeken had Korter het door mij verlangde effect nog niet bereikt. Op een gegeven moment wreef één der acteurs toevallig dicht bij de microfoon een doodgewoon stukje papier ovey een gong. Ik zette direct m'n commandomicrofoon open en riep: „Korter, dat is het!" Korter stond stom verbaasd. „Wat zegt U...?" klonk het bijna verontwaardigd. „Ik zeg, dat ik dat geluid moet hebben. Vooruit! Noteer het op je manuscript." „Nee, dat vertik ik. Ik la me niet belatafele," protesteerde Korter. Nu kon ik twee dingen doen. Hem uit gaan maken voor al wat mooi en leelijk was en .... voor de laatste maal m'n geduld bewaren. Ik koos het laatste om twee redenen. Het stuk moest tusschen 6 en 7 uur op gramofoonplaten worden opgenomen, terwijl het toevallig reeds een uur later zou worden uitgezonden. Ik was dus erg krap in m'n tijd en aangezien ik nog heel wat drama's met Korter vermoedde, bleef ik kalm, te meer, daar anders de artisten het ook nog te pakken zouden krijgen. „Kees, wil je dat geluid nog eens maken en Korter, kom bij me in de regiekamer, dan kun je 't zelf hooren." Korter kwam en luisterde. „Lijkt nergens naar," meende hij, „bij ons an het . . . ." „D'r uit . . . I" heb ik toen gezegd. En hij wandelde beleedigd naar de studio. Wat ik vreesde, gebeurde. Natuurlijk waren we door het gezeur met de inspeciënt nog lang niet klaar voor de opname 1 om zes uur en ik besloot tot half acht door ti repeteeren om Jan van Schaffelaar daarna rechtstreeks uit te zenden. We waren zeker een half uur bezig aan de geluiden-montage van den sprong van den toren met paard en al en het daarna neerkomen op d; lansen der krijgers op den beganen grond. Ik geef toe: het was niet eenvoudig. Tenslotte vonden we de volgende oplossing: wild-steigerend paardengetrappel op straatsteenen, gewoon met halve kokosnootdoppen, en het suizende geluid van den val door een zeer lichten draai aan den windmolen. Bij het laatste geluid —■ het neerkomen — zou Korter geholpen worden door een paar jonge acteurs, die allen heel voorzichtig een fietspompje in zouden drukken — het lugubere geluid van de scherpe lansen in levend paardenvleesch I Korter zelf moest wat ijzeren dingen in een kist gooien en het geheel dan zoo artistiek mogelijk dooreen schudden, terwijl de spelers voor di' overwinningskreten zouden zorgen. En dat alles
CINEMA <&• THEATER — (nr. 27) /
8
■
in een razend tempo achter elkaar aansluitend: inderdaad, 't was moeilijk. 't Was acht uur. Het groene lichtje brandde en even later het roode. „De Groote Sprong" was begonnen en ik kon er niets meer aan doen. Werd er een fout gemaakt, dan zou iedereen in het land het kunnen hooren. In 't begin leek het er op, dat Korter goed op dreef was. Hij kwam telkens op tijd en met het goede geluid. Anders was het gesteld met de acteurs en actrices; uit alles bleek, dat deze repetitie-dag te veel van hun zenuwen had gevergd, waardoor ze niet voldoende meer geconcentreerd waren. Aan het begin van de derde scène moesten ze allemaal zorgen voor „café-geroezemoes". Het beginsein.hiervoor moest, zooals gewoonlijk, door middel van armgezwaai door den inspeciënt gegeven worden; tusschen scène II en III was als overgang 5 seconden stilte. De tweede scène was afgeloopen — ik kneep m'n oogen dicht om straks het effect zoo goed en objectief mogelijk te kunnen beluisteren en telde . . . één, . .. twee, drie vier Prompt daarop een stem: „Zouwe de dames en beeren zoo goed wille zijn effe mee te roezemoeze... I" . , -i j Korter had ten aanhoore van het geheele land Jan van Schaffelaar in zijn hemd gezet. Zelf ben ik stil blijven zitten — héél stil. Alleen liep er steeds iets kouds langs mijn rug. Wat moet ik U er meer van vertellen? Iedereen in de studio was in de war — er werd gestotterd, er werd niet op tijd gereageerd. Zelfs Korter zag in dat hij een stommiteit van jewelste had uitgehaald en dat bewustzijn bracht ook hem van de wijs. Eindelijk — een kwartier later was de boel weer een beetje op dreef, maar toen waren er nog maar vijf minuten uit te zenden. Al mijn hoop begon ik te vestigen op het slot; kwam de sprong er goed uit als een geweldige climax, dan was er toch nog veel gered. Maar wat vertel ik toch allemaal ? Velen uwer hebben immers de uitzending gehoord 1 't Werd inderdaad een climax, nietwaar? Een climax om nooit te vergeten, voor mij een nog dikwijls terugkeerende nachtmerrie. U en ik, we hoorden: Een ontzettend geraas van metaal — een hevige windstoot — wild paardengetrappel — wat woedend gesis ^— overwinningskreten — gongslag. Toen was 't uit. Ik ben enkele seconden nog blijven zitten; toen heb ik hem ontslagen.
Zelfs Korter durfde nog op het geval terug te komen. Van hem kreeg ik het volgende briefje : Vele van mijn kennisse hebbe dat ding gehoord. Ze vonde het wat lollig en weer eens wat anders dan anders. Vooral die vlucht van Jan an het slot met die wind en dat gemeene gesis, waardoor de aanvallende het. op dr lut stuipe krege, het geweldig ingeslage. Ih wil U wel zegge, dat U mijn bereid ken vi?tde om nog an de radio te komme werke, maar dan mot ih zoo nou en dan eris regisSier 0. Schrijf U mijn gauw, want anders gaan ik vieer an het Tooneel; dan mot U het zelf maar wete. Hoog Achtend, JAN KORTER. Neen, waarde lezeres en lezer, him heb ik niet meer geschreven. (nr. 27) — CINEMA
■
, "v.
VAN VROUW TOT VROUW
Naar aanleiding van deze uitzending heb ik veel brieven gekregen, waaronder een paar zeer verrassende. Eén juffrouw schreef: „Welk een heerlijke symboliseering van onzen held Jan van Schaffelaar aan het slot van uw luisterspel. Ik heb U begrepen en ik dank U, dat U mij dit belangrijke feit bewust liet worden: Jan is niet dood! Hij leeft!"
»
-.
Vorige week vertelde ik immers, dat ik óók nog een brief had gehad van een manlijk lezer, die het heelemaal niet met mij eens was. Zoo leuk, deze lezer is niet alleen een stadgenoot van mij, maar zijn adres klonk mij heel vertrouwd. Bijna eiken dag kom ik voorbij zijn huis en nu probeer ik een glimp van hem op te vangen en verkneuter mij er in, dat hij er geen vaag besef van heeft, óók al zag hij mij, dat hij mij een brief heeft gestuurd. Je zou er een roman op kunnen bouwen! Hoe dan ook: deze meneer is een verschrikkelijke tegenspreker, zoo iemand, die zich verplicht gevoelt het niet met mij eens te zijn. Daarvan ben ik overtuigd. Hij beweert, dat de practijk heel iets anders laat zien, dan dat mannen het altijd met elkaar eefls zijn als er een vrouw in de buurt is, die er een eigen meening op na houdt. Uitzonderingen bevestigen den regel, waarde opponent, maar bijna alle vrouwen kennen de blikken van verstandhouding, welke mannen elkaar toewerpen als een vrouw iets beweert en het goedige glimlachje, als waarmee je luistert naar het gestamel van een kind, dat onze beweringen hun ontlokt. Mannen werpen blikken van verstandhouding als zij de vrouw als tegenstandster ontmoeten en ze trekken één lijn en daar blijf ik bij. Voorts gelooft hij niet, dat wanneer acteurs steeds dezelfde soort rollen spelen, dit een bewijs is, dat zij eigenlijk zichzelf spelen. Hij meent, dat de schuld daarvan bij den regisseur ligt. Deze heeft, volgens mijn correspondent, een bepaalde visie op een tooneelspeler en daarom geeft hij dien acteur steeds dezelfde soort rollen. Alsof tooneelspelers zulke lammeren zijn, dat zij altijd genoegen zouden blijven nemen met zeker soort rollen als zij de kracht voor andere rollen in zich gevoelen! Daar geloof ik niets van.
'
.'-
-
-
' .
Bovendien: een tooneelspeler wisselt wel eens van gezelschap en van regisseur en dan blijft hij meestal toch een bepaalde soort figuren voorstellen. Natuurlijk heeft elke persoonlijkheid verscheidene kanten en dus is het heel gewoon als op een gegeven oogenblik een speler een geheel nieuwen kant van zijn wezen laat zien. Neen, zegt mijn briefschrijver, als het waar was, dat het kunstenaarschap van een tooneelspeler er niet in bestond zich geheel van zichzelf los te maken, zouden wij allemaal kunstenaars kunnen zijn. En dat wil hij nu weer niet gelooven. Moet ik, doodgewone huis-, tuin- of keukenvrouw, die alleen maar verschrikkelijk graag af en toe een schouwburgje snoept om los te komen van de sleur van het dagelijksche leven of. . . . van mijzelf, nu uitspraak doen in zoo'n gewichtige kwestie ? Maar dat kin ik toch niet! Ik kan toch alleen maar zeggen, hoe ik het vind en wat ik geloof! Dan mag een ander best een andere meening en een ander geloof hebben en dan kunnen wij alletwee ons kip-lekker gevoelen met onze eigen zienswijze. De wereld draait rustig door en tooneelspelers blijven wie ze zijn. Per slot kunnen alleen zij antwoord op die belangrijke vraag geven. Als „Cinema en Theater" er eens een prijsvraag van maakte? (Als ik maar niet in de Jury hoef!) Ik wed, dat tooneelspelers zelf het er niet over eens zouden zijn met elkaar. Want daar krijg ik opeens een denkbeeld: zou het onderbewustzijn hier geen rol spelen? Het onderbewustzijn is een heerlijke uitvinding en je kunt er van allerlei mee verklaren en goed praten. Misschien speelt de tooneelspeler zijn onderbewuste zelf en is het verschil tusschen een kunstenaar en een gewoon sterveling, dat de eerste in staat is zijn onderbewuste zelf te vertolken en de ander niet! Zoo iets moet het wel zijn. Maar heelemaal er uit komen doe ik toch ook niet! THEATERBEZOEKSTER.
EUGEN JOCHUM De bekende Duitsche dirigent Eugen Jochum vertoeft voor enkele dagen in Nederland, ten einde eenige opvoeringen van Figaro's Hochzeit bij het Deutsches Theater als gastdirigent te leiden. Eugen Jochum, die een internationale faam geniet, is de telg van een Beiersch geslacht van leeraars en musici. Hij werd in 1902 geboren, bezocht het conservatorium te Augsburg en studeerde daarna aan de Toonkunstacademie te München. In 1925 ving hij zijn kapelmeestersloopbaan aan als koorrepetitor te München-Gladbach en spoedig daarop werd hij tot eerste dirigent van de Opera te Kiel benoemd. Gedurende deze periode gaf hij in vele Duitsche steden gastconcerten: op vijf-en-twintigjarigen leeftijd dirigeerde hij te Leipzig in de Lakenhal. Mannheim, dat reeds meermalen de springplank van^ groote dirigenten is geweest (ook Furtwängler is daar „groot" geworden), kon Eugen Jochum slechts een jaar vasthouden. Van 1930—'32 was hij muziekdirecteur te Duisburg, en daarna wijdde hij zich aan grooter werk. Berlijn trok hem aan en Jochum werd leider van de zoogenaamde „Berliner Funkstunde". Hij was tegelijkertijd langdurig de gast van het Philharmonisch orkest en de toenmalige Stedelijke Opera. Op 1 Januari 1934 benoemde de senaat van Hamburg hem tot opvolger van Dr. Karl Much en in 193 7 werd hij vereerd met de Brahms-medaille in zijn hoedanigheid van Hamburgsche Staatskapelmeester. (Folo Stapf)
<&• THEATER
. __ ^
, .
VARIÉTÉ AAN DEN AMSTEL Het variétéprogramma, dat het Amsterdamsche Carré tot 18 Juli a.s. zijn bezoekers biedt, staat op een aanzienlijk hooger plan dan al hetgeen wij in dit seizoen in het theater aan den Amstel zagen. In bonte afwisseling volgen, zooals in een goed variétéprogramma behoort, de nummers elkaar op en het dient gezegd, dat de voorstelling alle noodige „vaart" bezit. Een Nederlandsche snel-modelleur. Joh. Kohier, weet met zijn vaardige klei-plastiek reeds in den aanvang het publiek te boeien en na zijn visionaire nummer, dat met veel élan voor het voetlicht gebracht wordt, volgt het optreden van den jeugdigen accordeon-virtuoos Henk Ackema, dat uiteraard meer auditief ingesteld is. Henkle hanteert zijn welluidend instrument met een verbluffend gemak en naast de door hem gespeelde nummers heeft ook zijn frissche jongensgezicht boven de witte accordeon zijn bekoring. Jam:imer dat men hem in zoo'n ..snoezig' blousje met vleermuismouwtjes laat optreden. De Drie Grafaesenos, plastische acrobaten, werken vervolgens hun nummer met bewuste , vaardigheid af. Zij zoeken het vooral in het uitbeelden van mooie standen en weten, inderdaad goede effecten te bereiken. Als de Grafaesenos hun eindstand ingenomen hebben, verschijnt de Carréconférencier Kees Manders, een der weinige jonge humoristen, die Nederland rijk is. Zijn dictie is thans beter dan toen wij hem voor het laatst zagen en nog steeds vult hij met even veel gemak de groote ruimte der Carré-zaal, een praestatie, die niet veel oudere conferenciers hem na zullen doen. Kees slaagt er in korten tijd in zijn publiek mee te krijgen en als de lachspieren een beurt gehad hebben, komt hij met een mono-
CIRCUS VAN
Kees Manders voor het voetlicht. loog, getiteld „Geld"; een tikje wrang van inhoud, maar overtuigend voorgedragen en direct tot de massa sprekend. Dan komt er nog een nonsens-verhaal dat vijf minuten lang steeds met een d begint en als niemand het hem ä raison van 250 gulden kan nadoen, verdwijnt Kees Manders, om na de pauze nog even als operettezanger terug te komen. De geitendressuur, welke dan volgt, kan ik niet bijzonder bewonderen. Het is ongetwijfeld erg moeilijk om een geit te leeren koorddansen, maar .... het beest is nu eenmaal geen geboren artist zooals een hond, een aap of een olifant. Pola en Raimond, die als volgende nummer hef programma voortzetten, laten een charmanh combinatie zien van dansen en snelschilderen. waarbij moet worden opgemerkt, dat de danskunst het in artistieke waarde van de schilderkunst wint. Diana en partner, die allerlei muzikale manipulaties verrichten met xylofoons, kristallen glazen en bellen, brengen ons nader tot de pauze, die, nadat Dolhanny zijn uitstekende toeren op het koord heeft vertoond, aanbreekt als de duizendkunstenaar, Fantasto, die ik overigens wat langdradig vind, het tooneel in een bloementuin heeft veranderd. Ken niet genoemde muzikale komiek zet op verdienstelijke wijze de tweede helft van het programma in. waarna het muzikale element nog wordt voortgezet door de Vier zingende Zwervers, die alle goede eigenschappen van Amerikaansche HillBillies. Zuid-Afrikaansche Voortrekkers en Amsterdamsche straatzangers in zich vereenigen. Gevieren vormen zij een vlot ensemble, dat vele pijlen op zijn boog heeft en deze goed weet te richten ook. Tenslotte vergasten de twee Moulee's. ladder-acrobaten, ons nog op een portie acrobatiek en daarna eindigt, met een bonte finale, dit variété-programma, waarmee Alex Wunnink alle eer inlegt. I-KO J. CAPIT
Links: Pola en Raimond. (Foto's C.N.F./Bart Je Kok)
Het circus blijft toch altijd voor het publiek een groote bekoring houden, omdat het den mensch eenige uren verplaatst in een geheel bijzondere sfeer, die vreemd schijnt aan de alledaagsche werkelijkheid. Het circus Van Bever komt in hooge mate tegemoet aan de verlangens, die zich in dezen tijd van het naar verstrooiing hunkerend publiek hebben meester gemaakt. Het heeft dat „iets", dat ondefineerbare, dat mysterieuze, dat het kenmerk is van ieder goed ouderwetsch circus. Van Bever is een ouderwetsch circus, het bestaat al veertig jaar en heeft dus ruimschoots den tijd gehad zich een traditie te scheppen; het is zelfs door de bijzondere omstandigheden van dezen tijd nog ouderwetsch geworden. Kigenlijk is het circus van dezen tijd weer in hef oude „paardenspel" herschapen. De roofdieren, de olifanten en beren zijn naar de dierentuinen verhuisd; slechts de paarden vormen de menagerie en de acrobaten en clowns zorgen voor de aanvulling. Het zwaartepunt is zelfs wel wat erg sterk van de dieren naar de menschen verplaatst. Overigens heeft Van Bever nog een prachtige collectie paarden, fraaie volbloeds en half-volbloeds en daarbij een viertal bijzonder mooie koudbloeds, zwarte Friesche hengsten, die nog met optreden, maar spoedig voldoende gedresseerd zullen zijn om in het zaagsel voor het publiek te kunnen treden. Jammer genoeg kan het hoogeschool-rijden niet meer gedemonstreerd worden, daar Van Bever's schoolpaard eenigen tijd geleden tijdens het vervoer een poot gebroken heeft en afgemaakt moest worden. De andere paardennummers bieden echter nog zeer veel te genieten. Van Bever, de „baas" zelf, laat aan het begin van het programma fraaie staaltjes van paardendressuur zien en ook „Madame" Van Bever komt als een ware circus-koningin met haar paarden in de piste een aantrekkelijk, hoogst bekoorlijk schouwspel bieden. Als men haar nummer ziet beleeft men weer iets van dat echte, ouderwetsche „paardenspul", waarop onze grootouders zoo verzot waren. Karoly, een Hongaarsch paardrijder, die tijdens zijn zwerftocht door vier werelddeelen in •Nederland is blijven hangen en huwde met de circus-dochter Van Bever, toont zich een volleerd voltige-rijder. Zijn acrobatische paardennummers, waaraan ook zijn vrouw meewerkt, doen het publiek van de eene verbazing in de andere vallen. Bij het nummer „Romantiek uit het Westen" blijkt hij behalve lasso-werpende paardrijder ook nog een bekwaam messenwerper te zijn; gegriezeld moet er ook worden, dus gooit hij zijn van brandende fakkels voorziene messen met onfeilbare zekerheid rondom zijn stokstijf tegen een houten bord staande echtgenoote Ze komt het nummer levend te boven, hoewel ze soms niet kan nalaten met de oogen te knipperen, maar de b.jval van het publiek weegt voor haar ruimschoots op tegen de begrijpelijke lichte nervositeit. Het groote aantal variété-artistetr, dat aan de voorstelling meewerkt, bestaat grootendeels uit afstammelingen van oude circus-geslachten. De clown Pietro is een August van formaat. Met zijn vrouw en zoon Toto en met zijn collega Pipo doet hij het publiek huilen van het lachen. Vooral zijn parodie op een bokswedstrijd is waarlijk kostelijk. Die Pietro is overigens een wonderlijke snaak, net als de anderen verliefd op zijn vak. „Ik stond' al op de planken vóór ik nog loopen kon", vertelde hij ons met een grijns op zijn geschminkte gezicht. En hij vertelde van zijn jeugd, toen hij meewerkte in het circus van zijn vader. In het
■
'
'
nterseizoen, als het circus stil lag, reisde Pietro met katholieke tooneelstukken het Belgische ^tteland af en de kleine Pietro verscheen dan is kindeke Jezus in de kribbe op de planken, ok later was hij 's winters acteur in religieuze ukken en 's zomers clown in het circus. Van jn zoon hoopt hij een groot artist te maken en ij moeten zeggen, de acrobatisch begaafde mgen, die ook al aardig verschillende instruienten bespeelt, heeft er aanleg voor. Pietro is een Belg. Zijn collega's zijn eveneens rootendeels Belgen ; Van Bever zelf is Brabaner. Ook de Rósetti's, die angstwekkende kun■en aan de draaiende ladder in de nok van de ircustent laten zien, zijn Belgen. Rosetti zelf ungeert tevens als de clown Pipo. Deze man ;eft bijna geheel voor zijn zoon Jack Jr. De ongeman, die zeventien jaar is, vond, toen zijn ader met het circus op reis was, op zolder een ude eenwielige fiets, uit den tijd, dat zijn oude eer nog rijwielacrobaat was. Het duurde met ang of hij ging op dit ongewone vervoermiddel laar school, natuurlijk met de geheele buurt chter zich aan. Nu staat hij op dit wiel in de )iste en al Éalanceerend jongleert hij met ballen, motsen en hoepels als een ware grootmeeester. ack jongleert nu onder andere met zeven hoeiels. Hij oefent al met negen hoepels en hoopt linnenkort in de piste het trotsche record van icht hoepels, dat op naam van wijlen den vernaarden Italiaanschen jongleur Rastelli staat, te iunnen breken. Een andere uitstekende artist, ook een Belg, s Alberto, het „elastische wonder", die zich als dangenmensch in de meest tegen de natuur iniruischende bochten weet te wringen. Harry en Zulma zijn Nederlandsche luchticrobaten. Harry, is een Rotterdammer, Zulma, zijn vrouw is van oorsprong een Belgische, zuster van den clown Pietro. Het echtpaar brengt een uitstekend luchtnumraer en daarbij toont Zujma. die zich zonder haar handen te verplaatsen, twee maal om haar arm 'rond draait, over dergelijke plastische kwaliteiten te beschikken als Alberto. Een zuiver Nederlandsch nummer is dat van de drie Saytons, die als rijwielacrobaten al in menig Nederlandsch variété zijn opgetreden. Sayton zelf is een knap rijwielacrobaat. zijn vrouw zelf een bekoorlijke en goed werkende assistente en de derde, de vijftienjarige neef van Sayton. is een acrobaat je zooals er van dien leeftijd in de wereld maar heel weinigen zullen rond loopen. TJ. DE BOORDER
CINEMA & THEATER — (nr. 27) 10
?;f57-:--;
Pf
PROGRAMMA VAN DEN NEDERLANDSCHEN OMROEP 'iN »E WEEK VAN 4 t/m 10 JULI 1943 De met een § gemfrkte tijden zijn de programma's van Hilversum II Vet aangekondigde uitzendingen vragen speciale aandacht. Auteursrecht«!! voorbehouden. Zond. 8.15
Progr.-overzicht
Maand. 7.50 13.00
Agrarische Uitzendingen
8.00
Cabareten bonte programma's . . .
9.15 17.00
Dansmuziek
.
19.10§
12.15
Godsdienstuitzendingen
10.00§
9.00 15.00 21.455 7.10
.
.
.
21.45§ Gymnastiek
. voor-
Instrumentale drachten
Jeugdidtzendingen
Kamermuziek
Dinsd. 7.50
Woensd. Donderd. 7.50 7.50
13.00
13.00
13.00
i».ir> 22.15
12.15
19.15
15.00
21.451
21.45§
21.45§
7.10
7.10
7.10
7.10
7.10
17.30§
11.30
9.15
13.45 19.108
19.10§
11.00 19.105
10.45 15.00 19.105
21.585
11.15 21.00
18.05 20.405
17.305
17.00
22.45
14.00 15.305 21.005
10.00 14.00§
11.00 17.00 19.10§
19.10§
14.00
17.305 19.155
Lichte klassieke muziek
16.305
20.305 23.30
18.005
11.30 18.005 20.305
23.05
Lichte verstrooiingsmuzlek
13.155 14.305 15.45 17.30 20.155 22.15
10.30 13.05 15.15 17.20 18.005 21.005 22.15
9.30 11.15 13.05 17.00 22.45
10.15 11.00 13.10 15.15 17.305 18.05 19.15§ 22.15
9.45 12.15 13.05 14.15 17.40 18.005 20.305 22.15
9.30 13.05 16.10 18.15 22.15
19.45
20.50
20.35
15.30
19.30
Luisterspelen en klankbeelden .
10.00 15.00 17.30*
Ned. en Europ. volks klanken . . . ^_
18.15
Opera en operette
12.155 20.00
17.305 23.00
8.30
9.15 9.45
Reportages
19.10
19.10
19.10
19.10
19.15
7.40
7.40
7.40
7.40 20.155
7.40.
7.40
Sport
14.00
21.15
19.505
1915
19.15
21.155
19-355
Symphonie Voorlichting:
12.45 13.30 20.005
10.15 12.01
10.45 12.01 20.155
12-01 20.155
18.45
11.00 12.01 14.00 21.30 18.45
10.15 12.01 20.155
11.30 11.50 13.005
10.30 12.01 14.00 20.155 18.45
b. politieke
20.00 18.05 20.405
9.30
18.05
17.00 19.155
18.45
19.10
19.10
8.45
8.45
S.45 10.15
8.45 13.05
11.30 18.05
10.45 12.15
17.3(1
9.15 15.00
11.30
Zang
15.30
9.15
15.30
12.45 19.00
16.45 22.00
18.00
Dagelijks: Zondags:
7.00 9.00
8.00 12.00
Zendersluiting Hilversum I 22.15. Hilversum II 22.00.
Einde der uitzendingen: Hilversum I 24.00
19.10
18.45
8.45 20.155
B.N.O.
18.005 11.45 20.305
16.00
Vrouwen
Ziekenuitz.
THEATER
10.00 11.00 13.05 14.005 15.00 17.005 17.20 19.15 21.00 19.155
17.30
Lit.-muziekuitz.
a. algemeene
27) _ CINEMA
9.00
9.00 15.00 21.45§
19.15
en
13.00
9.00
21.50
8.10
13.00 18.45
12.15 17.30§
12.15
Zondags: 7.30, 9.15 11.00
Zaterd. 7.50
17.00
Koor
Dagelijks: 6.45, 7.15,
Vrijd. 7.50
9.00 15.00 21.45§
9.00
13.00 16.00§
19.30
Orgel
Rechts: Marie Caroly van Bever op haar prachtige schimmel Attila. (Foto Dokter)
I
'
8.45
10.45 19.00
22.00
/
mmm^mmmmmm^
fmm- mmmvmmmmwmmmv ^i IN
Steek de vinger eens op!
ms Noeur MBN DIT
Wie gebruiken d'r allemaal ROER-OM?ZietUzooveelvingers? Mina Bakgraag ook! Zóó populair zijn die pakjes ROER-OM geworden. Verwondert het U soms? Mina niet!
een SANTe-KRANSje
Santé WH
SANTÉ IS GOED, IEDEREEN DRINKT HET
e, v.
't Was een mooie 't zonnetje scheen Pa en Ma gingen Pa, de jongste op
B.
w.
Zondagmorgen, heerlijk warm. uit wand'len. de arm.
Jan en Pietje liepen keurig, in 'n schoone bloes, aan Ma d'r hand. Ma bekeek met trotsche blikken, 'r stelletje .... zoo schoon als brand! Alles was ook pas gewasschen. De bloes van Piet, het shirt van Pa, 't Jurkje van het jongste meiske. Evenals de rok van Ma, En waarom dat al zoo mooi was. Zoo goed als nieuw .... zoo keurig net? Alles van zijde, had Ma - practisch, In de VIVALON gezet!
«•
HiET DR
^-w-■',-.
OMMA
fchzelf en haar kringetje opgesloDat een komma in een document „ thuisvoelt. ^e herverschijning van een liefdesbrief onoverzienbare en f vermag zelfs geen rimpel van eemgf ionsequenties kan hebben, is algemee „ in het effen water van haar zielerusi Van die wetenschap en van het enthousias ™rzaken. Niettemin wordt zij het centrum een jongen explorateur bezielt, wanneer het y/Jn drama, dat zich verder tusschen mannen eindelijk gelukt voor zijn Afrikaansche mo «ifceelt. De makelaar — de schuldige aan de deen-onderneming kapitaal te verwerven, -" Terkeerd geplaatste komma — wordt vermoord een handig tusschenpersoon gebruik om ze Pauly neemt het onderzoek zelf ter hand en in zijn verdiensten te komen. Klein, ona^„ een steeds nauwer aangehaald verhoor, staa.. en gelijktijdig laf draait om dezen eenWediende beide tenslotte tegenover elkander, waarbij de heen die als booze genius mogelijke neigingen maskerade wegvalt. Hier bereikt het kwaad ongedaan te maken, in de kiem smoort. de film haar hoogtepunt. De Jeder Handelnde ist gewissenlos zegt Goethe indeeling tot dezen climax is ergens. Het beteekent, dat van geen enkele daad echter te lang om dit hoogtede volle consequenties ooit overzien kunnen worpunt werkelijk als bevrijdende den, door niemand, eenvoudig, omdat iedere daad ontknooping te laten voelen, in een keten van daaro» volgende situaties u.tebt. vooral ook, omdat als eigenlijke die niet in het machtbereik liggen van hem, die moordenaar een jachtopziener haar stelde. „.„._ er min of meer met de haren Deze kleine filosofie zou men kunnen weven bij gesleept wordt. rondom het geval, dat de Bavaria-film „Rivalen Ware Pauly niet zoozeer tot onderwerp heeft. Het scenario is ^t slap_in overtuigd van het vervagende de lenden én zoodanig conventioneel, dat het werk, dat de tijd verricht in inderdaad ook uitstekenden spelers als voor deze iedere menschenziel, hij zou verfilm verzameld werden, onmogelijk moest zijn moedelijk wel even nagedacht zich uit te spelen en het evenmin voor den regishebben, voor hij zijn vrouw de seur (Géza von Bolvary) een dankbare taak gekeuze overliet tusschen het rusweest kan zijn. . x , ■ ■;„ tige huwelijksleven met hem of Wolf Burkhardt (Ewald Baiser) komt in zijn de onrust van een avontuurlijk vaderland terug uit Afrika, om kapitaal te zoeken bestaan met haar jeugdvriendvoor zijn ondernemingen. Daar meent hij zijn geluk te vinden in dubbelen zin: het geld voor zijn werk en de liefde van een jeugdvriendin, die hij — toevallig — ontmoet, dochter van rijn geldschieter. Georgia Engelbracht (Marte Harell) vertegenwoordigt het type van de in haar eigen kring vastzittende, min of meer burgerlijke vrouw, die ten slotte niet den moed vindt het grootsche, buiten haar kring reikende, te volgen. Wanneer op een overigens wat vlotte beschuldiging van valschheid in geschrifte, haar strenge, aristocratische vader, na de „ontdekking van de verschoven komma, den pretendent voor zijn geld en zijn dochter op straat zet, blijkt deze vrouw niet de kracht te bezitten haar geloof in de onschuld van haar geliefde in de daad om te zetten. Hij keert terug naar Afrika, zij huwt dengene. voor wien zij „bestemd" was, den plaatselijken officier van justitie Pauly (Willy Birgel) . . . . Na jaren komt Burkhardt terug. Hij bezoekt zijn jeugdliefde, die intusschen een dochtertje heeft en die zich in het rechte leven van liefhebbend echtgenoote en teedere moeder, wat
! De beide rivalen (Willy Birgel en Ewald Baiser) met het object van hun ontkenJtr^d (Marte Harell).
2. Georgia (Marte Harell) oefent zich met den iorellenhengel, niet geheel naar dtn wensch van haar toekomstigen echtgenoot.
...Komen jullie haast...? Jullie zoudt 'n mensch ongeduldig maken! Daar lig ik nu al 'n heelen tijd te wachten op m'n badje en op die lekkere verkoelende Zwitsalpoeaer. Die is goed voor m'n velletje: „Daarom ben jij nooit rood op verkeerde plaatsjes," zegt mijn Mammie. En die wéét 'tl
3. „Hebt ii een vischactef" vraagt de jachtopziener Hirzinger (Karl Heinz Peters).
Groö/e strooibus ƒ 0.40; navulzakjes f 0.30 Bij Apothekers én Drogisten
4. Burkhardt (Ewald Baiser) en Georgia Engelbrecht in s fanning.
ZuHisal CINEMA & THEATER — (nr. 27) 12
13 (nr. 27) — CINEMA &• THEATER
Afrikareiziger. Deze rechtheid van karakter is derhalve in wezen niet zoo grandioos als zij ons voorgesteld wordt. Wat hij echter in dit ongelijke spel wint is de nóg grootere vastheid in de liefde van zijn vrouw. De kleinere rollen vervagen in de herinnering, behalve het zeer goed geteekende karakterrolletje van den boekhouder bij den makelaar Tross, door Josef Eichheim gespeeld. Het geheel mist de trilling van het werkelijke leven, de menschen in dit drama verzinken achter de conventioneele luxueus-zorgelooze decors, waarin zij geplaatst werdrti. Het weinig filmische en het zeer tooneelmatige kunnen niet geheel op rekening van regisseur en spelers geschoven worden: het scenario maakte weinig anders mogelijk. LOUIS THIJSSEN
RIVALEN Der dunkle Tag Een BAVAR1 A-Film. Draaiboek: Ernst von Salomon naar «n mamiscript van Wolf Neumeister en Ilse Maria Späth. — MuzWc- Leo Leux. - Camera: Erich Glaun.g-k. Montage: Gottlieb Madl. - ProducUele.d.ng: O Ostermayr. Regie: GEZA VON BOLVARY. Personen : Georgia Pauly, geb. Engelbrecht Mane Harell Martin Pauly, oïf. van justitie . Wil y B.rgel Wolf Burkhardt 'Ewald Baiser Henriette Waizenegger ■ • • Hans ■ • 5°»» Ä Dr Fabricius Zesch-Ballot Dieter v. Weymar, landgoedbez. . . Malte Jaeger Verder met: GabrielU Reismüller, FriU Reif f, Wolter Steinbeck t, Josef Eichheim, Karl Heinz Peters e.v.a. -
^^^^^^^^^^"-■—^—
L
- ^
-i-^-
i
-ww
■—^
.
'
'
RAADSEL-VARIÉTÉ
'
;
■■
^
■
geven, van boven naar beneden gelezen, de namen van twee bekende films te leien. (Inz. /. Rijkmnns, Steenwijk)
FILMSTER INVUL-RAADSEL Oplossingen der onderstaande opgaven zende men — liefst op een briefkaart - uiterlijk 15 Juli a.s. aan den „Raadsel-Tegisseur", Redache „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Z. Op de adreszijde te vermelden: „Raadselvariété 15 Juli". Onder de inzenders van ten minste twee der drie opgaven worden verloof, een hoofdprijs van ƒ2.50 en vijf troostprijzen van ƒ..-.
IN AMSTERDAM ^^^^ Frans du Meé - Matth. v. Eysden •n vele anderen In
VRIJDAG, de
13de
Een vroolljk ituk van HENK BAKKER Dag. 2.30, 7.30 u. Zondag 2.00, 4.1 5, 7.30 u.
PAARDEHSPRONGRAADSEL R Gustav Fröhlich in een vroolijke fil
JONGENS VAN DE KOOPVAARDIJ (Harz gaht ver Anker) Bavarla-illm Toegang 1 8 Jaaé Dag. (ook Zondag) voontall van 1.30 u. »f.
Voor de VIERDE waak
HAB' MICH LIEB mat Marlka R«kk Uf*-Mm Toegang alkan leeftijd Dagalljk» 2.15, 6.00, 8.15 a. Zondag 1.15, 3.30, 6.00, 8.15 u
L
L
Z1
E
A
A
L
L
E
A
H
È
D
E
H
0
E
A
N
E
A
S
Z
L
A
T
M
R
R
E
K
IN ROTTERDAM ?s9HS9Säm&f9PSBSSSS&ZSi
Door, te beginnen in het hokje gemerkt 1, paardensprongren te maken in de juiste richting, zal men de namen van 3 filmsterren verkrijgen. (Inz. Chr. v. Saarloos, Rotterdam)
WOORD-RAADSEL Gevraagd: woorden van vijf letters van de volgende beteekenis: 1. begeerte naar drank 2. opstel (Fr.) 3. meisjesnaam 4. zangspel 5. te kennen geven 5. Italiaansche dichter (± 1300) 7. met de eg; bewerken 8. jongensnaam 9. diepe greppel 10. plaats in Duitschland bij de Luxemburgsche grens 11. schade ~ 12. eind garen. De begin- en eindletters der woorden
H.n e.g. A"'. . d . . . 1 . . E . . . . a . . i . . . L . . s . . e ... a . i . . D . . . Voor de punten de juiste letters inaevuld en u vindt de namen van vijf bekende filmacteurs(-trices). (Inz. D. v. d. Dries, Tilburg)
Toen Iedereen naar den schuilkelder holde ....
w
OPLOSSINGEN van 24 Juni (no. 24) Diagonaalraadsel. Haastrecht, Maastricht, winterteen, verstrooid, betaalbaar, ventilatie, binnenband, tegenbeeld, helle baard, nagelgruis — Theo Lingen, Hans Albers. Invulraadsel. — Roover, ondier, bravour, eenig, reparatie, trens, bleek, apart, bloot, eenmaal, relaas, stand, kracht, Emmen. — Viviane Romance. Veranderraadsel: boom, stam, raap, ier, halm, klagen, hart, pin, reden, rond, poes, citer, knorren. — Maria Landrock.
vondJan Eigenwijs heh niet noodig—
Gisteren is-ie begraven.'
BU LUCHTALARM
PRIJSWINNAARS Hooldfrijs: J. S. te Troostfrijzcu: mej. Arnhem; G. W. K. te Amsterdam; G. W. S. M. V. te Hengelo.
Heerlen. E. v. d. V. te Sittard; L. B. te te 's-Gravenhage;
Harry Boda - Annie Verhuist en vele anderen in
VRIJDAG, de
13de
Een vroolljk ttuk van HENK BAKKER Dag. 2.15, 7.30 u.; Zondag 2, 4.30, 7.30
H
t'hjaak géedm.
Hertha Feiler . Hans Söhnker
DANS DES DOODS (Männer mdisan la »ein) Terra-film Toegang 18 Jaar DagelIJki 1.15 - 3.30 - 5.45 - 8.00 uur
MUZIEKSCHOOL A. ZWAAG Scholen te
Toen bestond bij ons reeds het plan een werkelijk goede tandpoeder te brengen, omdat hieraan groote behoefte bestond. De tijdsomstandigheden evenals de ernstige en langdurige laboratorlaproefnemingen, maakten, dat het eerst nu verschijnt. Wij kunnen U deze garantie geven: Pento is van volkomen voor-oorlogsche kwaliteit. Pento tandpoeder maakt Uw gebit hagelwit, verwijdert absoluut tandsteen en is onschadelijk.
Uw leverancier ontvangt nog steeds El-Gonda, overlegt met hem, dat ge Uw deel krijgt.
, DUITSCH Z ENGELSCH, leeren, ook in Duiischiand ....
Amsterdam - Den Haag Haarlem - Alkmaar
II. 2.05 p. mnd.
| Nieuwste schriftelijke methode, elke week Uw les thuis.
en Lange ndljlt
CLUBLESSEN voor alle muziekinatmmenten vanaf f 2.50 per maand
Schriftelijke lessen door hel feheele land f 3.00 p. maand. Alle inltolillngen i
JAC. VAN LENNEPKADE 13 AMSTERDAM - Wart — TEI. 80940
| Mlddensiandsdiploma (alg. ontwikkeling) Ned. Taal en Corresp. II. 1.50 p. mnd. ■ Boekhouden
■BON |
...
II. 1.— p. mnd., met correctie.
NEDERLANDSCH TALEN INSTITUUT - R'DAM (Zendt lessen ook naar DuiUcblandl)
■^■^■^■■M (all brlefle zenden) - Gratis lèi van
■™
_ (No. C)
Naam:
Adre.:.
te
CINEMA & THEATER — (nr. 27) 14
15
(nr
27) —' CINEMA & THEATER
MS*
li
... ■ '%> p
„Is mevroaw Jansen misschien in de zaal?"
Het hoofd: „Mag ik me voorstellen — Poponelli, illusionist en goochelaar. Ik roek een engagement voor een maand.'' (Teekening W. de Mooy)
Leven in de Wasscherij Toegang 18 jaar
PROLONGEERT:
De Gouden Stad (Die goldene Stadt)
Toegang 18 jaar
KARAVAAN Toegang 14 jaar
AAF BOUBER» GEZELSCHAP
HET KIND VAN DE BUURVROUW' Alle teeftijden
e aCt U MIS ™iH H ^ r L,ui8.Th088Sn' Voorburg (Z.H.); verantwoordelijk voor de advertenties: R. M. A. Ausems Amsterdam UitieefstertólV ,S^J£^*M.$ "0Pbouw - Amsterdam-Z. - Adres van redactie en administratie: Paulus V^ev^ax\ K^lr&t^i-t^' nf^ %\tu 98145; postgiro 78676 — Abonnementsprijs voor Nederland f7.80 per jaar, f3.90 per half Jaar, f 1.95 Mr fclSitoalb^ TO^ritó^ta» ïwi- tii nummer 16 et - Verschijnt 1 x per week des Vrijdags. - Druk van Drukker« Elsevier Amsterdam.'-P1083/4 vooru,tbetalln*' Pr«8 Per
MV
CINEMA &• THEATER — 23tU laargong — No. »1
'
» Juli 1943
^^^-^
'■m %!