@ Eduard Sjoukes 22 oktober 2005 (
[email protected] ) Afdrukken met Photoshop CS Het afdrukken vanuit Photoshop in combinatie met mac OS-X is bepaalt geen sinecure. Als het een beetje mee zit moeten er 7 invulvensters en nog meer pop up lijsten worden doorlopen, daarbij als erop een verkeerd moment op een OK button klikt moet er weer van voren af aan begonnen worden. Bepaalt gebruik vriendelijk is dit niet noemen. Bij deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat de uiteindelijke afdruk op één van de de Epson Stylus Pro 10000CF van de academie wordt afgedrukt. Deze printers worden RGB aangestuurd. Het uiteindelijke print proces is natuurlijk wel CMYK gerelateerd, echter is het zonder RIP (Rasterize Imaging Processor) niet mogelijk direct met het printer CMYK te werken. Voor het doel, fotografie, is dit ook niet nodig en met de komst van InDesign CS ook niet meer voor grafische ontwerpen. Bestandsresolutie (Pixels Per Inch, ppi) Voor het drukken op de Epson is een bestandsresolutie van pakweg 225ppi ruim voldoende, zelfs met 150ppi worden behoorlijke resultaten behaald. Met welke beeldresolutie een bestand moet worden afgedrukt is sterk afhankelijk van de ‘beschouwingafstand’. Als vuistregel kan worden genomen dat een afbeelding met ‘normale’ verhoudingen als beschouwingafstand de diagonaal van de afbeelding heeft. Een A4 zal dus als beschouwingafstand van ongeveer 36cm hebben, een foto van 30x40cm zal op een afstand van pakweg 50cm bekeken worden. Het is daarom meestal niet nodig om meer details te ‘printen’ dan op deze afstanden redelijkerwijs waargenomen kunnen worden. Daarnaast is er ook een praktische voordeel als de bestand resolutie zo klein als mogelijk wordt gehouden: Het document is kleiner in omvang waardoor de verwerkingstijd die Photoshop en het ‘spool’ programma nodig hebben, voor dezelfde afdrukgrootte, aanzienlijk korter is. Bovendien zal boven de 225ppi de afdrukkwaliteit nauwelijks nog toenemen voor het afdrukken van foto’s op de 10000CF. Voor drukwerk wordt door de drukkers of vormgevers heel vaak 300ppi gevraagd. In dat geval is het heel eenvoudig en zonder verliezen die zichtbaar zijn in het drukwerk, om het bestand te ‘interpoleren’ van 200 naar 300ppi. In de regel kan worden aangenomen dat door “interpolatie” (het berekenen van tussenliggende pixels) een vergroting van 150 tot 200% van het originele bestand zonder problemen mogelijk is. (van 20x25 naar 40x50 cm). Let wel, dit geld voor fotografische afbeeldingen, vector afbeeldingen en letters die omgezet zijn naar een “bitmap” afbeelding zullen bij 200% vergroting er “rafelig” gaan uitzien. Er zijn wel mogelijkheden om ook dit ‘soort’ plaatjes vergaand te interpoleren met aparte programma’s. Omgekeerd kan uiteraard ook, er is een document opgemaakt voor drukwerk in 300ppi en moet worden afgedrukt om te ‘bekijken’ hoe dit er in druk uit komt te zien. Er kan dan een kopie op 200ppi van dit bestand worden afgedrukt, wat aanzienlijk sneller ‘print’ dan het origineel van 300ppi. Dit is dan nog steeds “scherper” dan wat het resultaat in drukwerk zal zijn. Bestands- versus Printer-resolutie (Dots Per Inch, dpi) Naast de bestandsresolutie is er ook de printerresolutie. De printer resolutie geeft aan hoeveel druppels (dots) inkt er per inch op het ‘medium’ ‘gespoten’ zullen worden. (‘Medium’ is het materiaal waarop gedrukt zal worden, in het algemeen zal dit een papiersoort zijn, maar ook linnen,canvas, diverse transparante materialen, etc. behoren tot de mogelijke materialen waarop afgedrukt kan worden. Zo is het bijv. mogelijk om bij de banketbakker een foto op taart glazuur (suiker) te laten printen met “eetbare” inkten). De printerresolutie is dan ook heel iets anders dan de bestandsresolutie. De pixel uit de bestand resolutie heeft drie kleuren, ‘RGB’, waarmee de kleur van de pixel omschreven wordt. De dot uit de printer resolutie is één druppel inkt van één van de mogelijke printerkleuren. Bij de Epson printer kan deze ene druppel wel groter of kleiner zijn, maar de meeste printers kennen slechts één druppel grootte. Het is dus appels met peren vergelijken en heeft het totaal geen zin om de bestandresolutie net zo groot te maken als de printerresolutie.
1
Maximale printer resolutie De maximale printerresolutie wordt mede bepaalt door het medium waarop geprint zal worden. Als volgens de fabrieksopgave een printer 2880dpi kan printen, wil dit niet zeggen dat dit op alle media kan. De hoeveelheid inkt die een medium kan opnemen en de mate waarin de inkt op het medium ‘uitvloeit’ is bepalend voor de maximale printerresolutie. Optimale bestandsresolutie Boven een bepaalde bestandsresolutie (ppi) zal nauwelijks nog scherpte toename van het beeld plaatsvinden voor een medium/printer/printerresolutie combinatie. Dit wordt de optimale bestandsresolutie voor deze combinatie genoemd. De optimale bestandsresolutie voor een specifieke medium/printer/resolutie combinatie kan eenvoudig gevonden worden door (kopieën van) één bestand met verschillende bestandsresoluties (ppi) te printen op hetzelfde medium en met dezelfde printerresolutie. Als tussen twee opeenvolgende bestandsresoluties een ‘detail’ verschil te zien is en bij de daaropvolgende niet meer, dan zit tussen de eerste twee de ‘optimale’ resolutie. Het zal duidelijk zijn dat voor een lagere ‘maximale printerresolutie’ ook een lagere ‘optimale resolutie’ geld en omgekeerd. Het is daarom verstandig om bij het bepalen van de documentresolutie niet zomaar uit te gaan van een ‘optimale bestandsresolutie’ later kan er besloten worden om het document af te drukken op een media waarvoor een hogere ‘optimale resolutie’ geld. Om de computer niet onnodig lang te laten rekenen tijdens het “spoolen”, is het wel verstandig om voor het printen een kopie van het bestand te gebruiken op de grootte van de ‘optimale resolutie’. In photoshop is het omzetten van de afbeeldinggrootte naar een lagere resolutie en het opslaan over het algemeen sneller gedaan dan wanneer deze omzetting tijdens het printen moet gebeuren door het spoolprogramma.
Illustratie voor het verschil in ppi en dpi. Bij pixels is duidelijk meer details waarneembaar tussen 200 en 300ppi. Op 150ppi zijn deze details compleet weggevallen.
2
Hetzelfde deel in gedrukte vorm op 1440dpi, beken door een microscoop.
Nu is tussen 200 en 300 ppi er nauwelijks sprake van dat meer details waarneembaar zijn, echter wel tussen 150 en 200ppi. De optimale resolutie ligt op dit medium en printerresolutie dus rond de 200ppi. Ter vergelijk hier een stukje hoogwaardig drukwerk op ongeveer dezelfde vergroting als het voorgaande. In het drukwerk zijn de details compleet verloren gegaan in het drukraster.
3
Voorbereiding Ondanks dat het mogelijk is om op de academie printers op losse vellen af te drukken, wordt ervan uitgegaan dat er ‘van de rol’ geprint wordt. De rol is 44 inches ofwel 1117mm breed. De minimaal in te stellen marges zijn voor alle zijden 3,2mm. Dit betekend dat de effectief benutbare breedte 1110,6mm bedraagt. Daarnaast kent de printer een minimaal te gebruiken medium lengte van 18,3cm. Met de marge van 3,2mm betekend dit dat de grootste afdruk op het kleinste medium formaat, 17,66 x 111,06 cm is. (Uiteraard kunnen er ook kleinere afdrukken op dit formaat worden gedrukt, maar 18cm is wel het kleinste stuk wat moet worden afgerekend). Het is mogelijk om op deze ‘minimum’ strook meerdere foto’s af te drukken, bijvoorbeeld 11stuks 10x15cm. Dit kan door deze te kopiëren en te plakken in een nieuw document van 110x15cm en dit af te drukken. Kopiëren en plakken Bij het kopiëren en plakken moeten een aantal zaken in de gaten worden gehouden. Voor het doeldocument kan het best de ‘optimale’ bestandresolutie worden gekozen. Dit betekend dat de documenten die geplakt gaan worden (de bronbestanden) ook deze resolutie moeten hebben. Daarnaast moet ook de afmeting van de bronbestanden geschaald zijn naar de gewenste afmeting in het doelbestand. Echter als alle of bijna alle, bronbestanden dezelfde resolutie en afmeting hebben is het vaak sneller en eenvoudiger om eerst een document te maken op de resolutie van de bronbestanden wat groot genoeg is om er de bronbestanden naartoe te kopiëren. Nadat alle bronbestanden naar het doelbestand gekopieerd zijn kan het doelbestand alsnog geschaald worden voor de optimale resolutie en gewenste afmetingen. Voor de kleurruimte van het nieuwe document zal over het algemeen de werkkleurruimte worden gekozen. Alle bronbestanden moeten dan ofwel deze kleurruimte bezitten ofwel bij het kopiëren geconverteerd worden naar deze kleurruimte. Als alle of de meeste bronbestanden eenzelfde maar andere kleurruimte dan het doelbestand hebben is het wellicht slimmer om de kleurruimte van dit doelbestand te laten overeenkomen met die van de bronbestanden. Tot slot is het beter om het doelbestand niet te breed te maken. Het is makkelijker en sneller meerdere smalle stroken af te drukken dan één brede. (Bij een bestandsgrote boven de 100MB neemt de ‘spool’ tijd aanzienlijk toe, omdat er veel heen en weer geschreven moet worden naar de harddisk van de computer. Probeer als het mogelijk is het bestand onder de 200MB te houden). Naast een minimum lengte kent de printer ook een maximum lengte. Ondanks dat de rol dertig meter lang kan zijn is de maximum lengte welke in één keer bedrukt kan worden 2,20meter. Het afdrukken Het afdrukken met Photoshop gebeurt feitelijk met drie programma’s: De applicatie Photoshop, het ‘afdrukcenter’ van OS-X en het printer stuurprogramma van de printerfabrikant. De instellingen voor Photoshop zijn voor iedereen gelijk. De instellingen voor het printer stuurprogramma verschilt van fabrikant tot fabrikant en van printer tot printer.
4
Voorbeeld afdruk In het volgend voorbeeld wordt het bestand ‘Vacation’ afgedrukt op Epson ‘Premium Luster Photo Paper’ ook wel halfglans genoemd. Er is aangenomen dat de optimale resolutie 200ppi bedraagt en de afdruk ongeveer 50x100cm groot moet worden. De afbeelding vacation staat in de voorbeelden map van het programma Photoshop. Dit kan met de bestanden browser “Adobe Bridge” worden opgezocht. De bestanden browser is een onderdeel van PhotoshopCS2 en kan geopend worden door in de menubalk onder “File Browse...” te kiezen. Het programma “Adobe Bridge” wordt hiermee geopend.
Bij standaard installatie is het bestand ‘Vacation.tif’ te vinden door op “Computer” in het venster “Favorites” te klikken. Vervolgens dubbel te klikken op het pictogram van de harde schijf dat verschijnt, dan op dubbel op “Programma’s”, dan op “Adob...CS2”, dan op de map “Samples”. Hierin staat het bestand, door het bestand te selecteren, is links een voorvertoning te zien en staat in het venster “Metadata” allerlei informatie over het bestand, waaronder de zogenaamde IPTC informatie. In deze informatie kunnen trefwoorden voor zoekopdrachten worden opgeslagen, maar belangrijker ook informatie wie de auteursrechten van het document bezit. Over deze IPTC informatie zal een aparte handleiding worden gemaakt. Door dubbelklik op het bestand wordt dit geopend maar eerst verschijnt de volgende melding:
Ervan uitgaand dat de opnamen met een eenvoudige digicamera zijn gemaakt wordt het sRGB profiel aan het document toegewezen. Klikken op OK opent het bestand. (Als deze melding niet verschijnt zijn de instellingen onder menu ‘Edit -> Colorsettings...’ anders ingesteld dan geadviseerd zie de handleiding: “Kleurinstellingen Photoshop CS2”).
5
Het document is te ‘vierkant’ voor de afdruk. Door wat knip en plak werk wordt de onderste foto naast de andere twee geplaatst.
Aanpassen van de afbeeldingsgrootte Met de menuoptie: “Image Image size...’ wordt het document op de juiste maat ‘geschaald’.
Door op OK te klikken wordt de afbeelding geïnterpoleerd naar de nieuwe maatstaf. Achter ‘Pixel Dimensions: ’ kan de toename of afname in bestandsgrootte beken worden. In dit geval worden heel wat pixels erbij bedacht gezien de aangroei van de bestandsgrootte van 5,22 naar 102,5 MB. Als de afbeelding niet geïnterpoleerd zou worden, maar slechts de afbeelding grote zou worden aangepast, zal de resolutie naar ongeveer 51ppi dalen. Nu kan de printersoftware ook dots (pixels) erbij verzinnen, maar het resultaat daarvan is aanzienlijk minder dan hoe Photoshop dit doet. Softproef maken Voor er geprint gaat worden is het verstandig om een zgn. ‘softproof’ te maken om te zien hoe het document er in gedrukte vorm eruit zal komen te zien, dit kan teleurstellingen voorkomen. (Deze handleiding gaat ervan uit dat er een ‘softproof’ voor het drukwerk gemaakt is vlak voor het printen en dat het document daarna niet meer gesloten en geopend is). Voor het maken van een softproof zie de handleiding: “Een softproef maken”.
6
Het afdrukvenster De volgende stap in het print proces is het instellen van de pagina grootte. Hiervoor kan onder het menu: “File” de optie: “Pag setup...” gekozen worden. Echter is de optie “Print with Preview...” te prefereren omdat hier alle voor het afdrukken benodigde opties in één venster bij elkaar gebracht zijn. Dit venster kan er als volgt uit zien:
Door op de knop “More Options” te klikken en vervolgens bij het uitrol menu dat links onder het preview venster verschenen is de optie “Color Management” te selecteren:
wordt het dialoogvenster als volgt uitgebreid:
Het kan zijn dat dit scherm (of de uitbreiding met de “Output” opties) na de selectie “Print with Preview...” verschijnt, in dit geval heeft de voorgaande gebruiker deze optie als laatst geactiveerd en niet uitgezet (wel zo handig).
7
Pagina instellingen Door te klikken op de knop “Page Setup...” in de rechterbovenhoek wordt het dialoogvenster “Page Setup” geopend. Het zal opvallen dat hiervoor alle tekst van de dialoogvensters in het engels waren en nu in het nederlands. Dit komt omdat het hieronder getoonde dialoogvenster onderdeel is van het besturingssysteem OS-10.4.2 en de voorgaande van Adobe CS2 wat in de engelse editie op de iBooks staat.
Bij dit soort vensters is het zaak om de instellingen van boven naar beneden te maken, de keuze mogelijkheden in een lager gelegen venster zijn veelal afhankelijk van de keuzes die in de daarboven gelegen vensters gemaakt of ingesteld zijn. Eerst wordt bij “Stel in voor: ” in de uitrollijst bepaalt voor welke printer we de instellingen maken.
De keuze is hier: “172.16.3.7 (IP:Roll Paper)” dit is het zgn. IP adres voor de printer. Op hetzelfde IP adres komt nog een printer voor nl (IP:Sheet) dit is dezelfde machine maar dan ingesteld voor het printen van losse vellen papier. Let op dat het adres exact klopt er kan namelijk ook een soortgelijk nummer voorkomen met dezelfde toevoegingen tussen de haken, dit zijn echter printers die ergens anders in het gebouw zijn opgesteld. Komt de printer niet in de lijst voor dan zal deze eerst op de computer geïnstalleerd of ingesteld moeten worden. Zie hiervoor de handleiding: “Een printer installeren” of roep de WPA-er. Bij “Papierformaat: ” kunnen we het gewenste formaat selecteren van het medium waarop de afdruk moet komen. Voor ‘normale’ printers zal daarvoor een ‘standaard’ formaat worden geselecteerd, bijvoorbeeld A4 of 20x25cm. Welke ‘standaard’ formaten geselecteerd kunnen worden hangt af welke printer er bij “Stel in voor: “ gekozen is.
8
Met de ‘roll’ printer zal over het algemeen geen gebruik worden gemaakt van de standaard formaten. Daarvoor in de plaats kunnen zelf gedefinieerde medium (papier) formaten worden aangemaakt en vervolgens in de lijst “Papierformaat: ” geselecteerd. Er is een standaard formaat 44x36 inch (111x91cm) waarop de afbeelding ‘Vacation’ ruim afgedrukt kan worden, echter is het papierverbruik dan bijna 2 keer zo groot als noodzakelijk, een ander formaat is er nog niet aangemaakt. Helemaal onderin de de uitrollijst “Papierformaat” kan gekozen worden voor de optie: “Beheer aangepaste formaten...”.
Het volgende dialoogvenster verschijnt:
De lijst links in dit scherm kan, op naamloos na, helemaal leeg zijn, maar ook, naargelang er meer ‘Aangepaste’ formaten gemaakt zijn, aanzienlijk langer. Door op de knop “+” onder de selectielijst te klikken wordt er een regel aan de lijst toegevoegd met de tekst: “Naamloos” of “Naamloos x” (waarbij x staat voor het eerstvolgende volgnummer als er meerdere formaten met de naam “Naamloos” zijn opgeslagen). In plaats van: “Naamloos” kan aan het nieuwe formaat een ‘zinnige’ naam gegeven worden door op de naam te dubbelklikken. Er was al gemeld dat de rol 44inch (111,7 cm) breed is, voor de hoogte is er voor het afdrukken van “Vacation” minstens 52,493 (zeg 54cm) inclusief marges nodig. Door deze getallen in de naam op te nemen hebben we een ‘zinnige’ naam die we ook later kunnen begrijpen. Bij “Paginaformaat: ” wordt voor “Breedte: ” 111,7cm ingesteld en voor “Hoogte: ” 54cm. Alle “Printermarges: ” worden op het minimum van 0,32cm ingesteld (of anders maar vermeld dat dan wel in de naam). De minimum marges kunnen ook worden ingesteld door de juiste printer te kiezen in de uitrollijst onder ‘Printermarges’ Door op de knop “OK” te drukken worden de
9
instellingen vastgelegd. (Let op: het nieuw gemaakte papierformaat moet nu nog wel in de lijst “Papierformaat: ” worden gekozen). Het papier ligt ‘normaal’ in de printer, als “Richting” moet dus het staande persoontje worden geselecteerd. De afbeelding wordt niet “Vergroot/verkleind” maar 100% afgedrukt. Het is mogelijk om de instellingen die gemaakt zijn in het venster “Page Setup” als ‘standaard’ instellingen op te slaan. Door dit te doen zullen de gemaakte pagina instellingen voor elk volgend document gebruikt worden. Dit kan van pas komen als er meerdere afdrukken op hetzelfde medium formaat moeten worden gemaakt. Het is dan niet nodig om voor elk document afzonderlijk het pagina formaat in te stellen. (Let op: dit werkt niet als in het document zelf al pagina instellingen zijn opgeslagen, hierover verderop meer). De “Page Setup” is nu klaar en er kan op de knop “OK” worden gedrukt, het venster “Print” wordt hierdoor weer actief, het voorbeeld links in dit venster is nu veranderd en geeft de gehele afbeelding ‘Vacation’ weer.
In het vak “Position” worden nu, met “Center Image” aangevinkt, twee positieve getallen weergegeven dit betekent dat de afbeelding op het gekozen mediumformaat past. Zou één van deze getallen negatief zijn dan past de afbeelding niet. Er kan voor gekozen worden om de afbeelding op een andere plek op het papier te drukken dan het midden door “Afbeelding centreren” uit te zetten. De “Positie” geeft de plaats aan van de linkerbovenhoek van de afbeelding op het papier zonder de marges. Door bij “Boven” en “Links” een ‘0’ in te vullen wordt de afbeelding in de linker bovenhoek afgedrukt. Ook negatieve getallen kunnen worden ingevuld, maar dan vallen er delen van de afbeelding weg bij het printen. Het in de hoek plaatsen van de afbeelding kan handig zijn om zo veel mogelijk ‘rest’ papier aan één stuk over te houden om te versnijden tot losse vellen voor een andere printer. Ook hoeft de printerkop minder bewegingen te maken als een kleine afbeelding links op het papier wordt geplaatst, wat weer printtijd scheelt. Past de afbeelding niet helemaal op het medium formaat dan kan deze in het vak “Scaled Print Size” op ‘maat’ worden gemaakt door de checkbox voor “Scale to Fit Media” aan te vinken. Hierbij wordt de afbeelding vergroot of verkleind zodat het ofwel in de hoogte, ofwel in de breedte, tot aan de rand van het afdrukbare gebied komt. Ook is het mogelijk om handmatig te schalen door of de “Scale” in procenten te veranderen, of voor de “Height” of de
10
“Width” een andere maat op te geven. Bij het schalen blijven de verhoudingen behouden, het is dus niet mogelijk om de afbeelding alleen breder of alleen hoger te maken (stretchen). Als het vinkje voor “Show Bounding Box” aanstaat is het ook mogelijk te schalen door het kader wat rond de afbeelding in de ‘voorvertoning’ te zien is te verslepen, de muisaanwijzer verandert dan in een dubbele pijl. Als nu op de knop “Done” gedrukt wordt zullen de gemaakte instellingen worden vastgelegd en kunnen in het document worden opgeslagen door het opnieuw te bewaren. Op een systeem waarop dezelfde printerdrijver is geïnstalleerd zullen deze instellingen gebruikt worden in het venster “Print”. Is de printer niet op het systeem geïnstalleerd dan worden de ‘standaard’ instellingen van het venster “Print” gebruikt. Ook bij het afsluiten van het document na het afdrukken zal gevraagd worden of de wijzigingen moeten worden opgeslagen, het gaat dan om de wijzigingen die hier zijn gemaakt. Het venster afdrukken zal echter ook gesloten worden als er op de knop “Done” gedrukt wordt, het is dus beter om te wachten tot na het afdrukken voor het opslaan, tenzij op een later tijdstip geprint gaat worden. (De volgende opties van “Kleurbeheer” worden niet bij het document opgeslagen door “Done” en “Save Changes?”). De opties van “Color Management”. Met Photoshop kan op verschillende manieren met het kleurmanagement worden omgegaan. Welke manier er gekozen wordt heeft ook gevolgen voor de manier waarop de printerdrijver wordt ingesteld. Er wordt hier van de Academie Workflow uitgegaan. In het vak “Print” kan gekozen worden of de afdruk gemaakt wordt met het profiel van het document of met het profiel dat gebruikt is om de ‘softproof’ te maken. In dit voorbeeld werd de ‘softproof’ gemaakt met het profiel: “PF041128PremLust.1440.icc” dit verschijnt ook als de optie “Proof” wordt geselecteerd. (LET OP: er zit hier een fout/slordigheid in de programmatuur, het juiste profiel verschijnt pas als bij “Options” naast “Proof Setup Present: ” eenmaal “Current Custom Setup” wordt geselecteerd). Als bij het maken van de softproof het profiel van de drukpers is gebruikt waarop de uiteindelijk druk zal plaatsvinden, dan zal dit profiel bij de optie ‘Proefdruk’ verschijnen. Het is naast een softproof op het beeldscherm, mogelijk met de printer een ‘echte proof’ te maken op papier. Dit wordt vooral gedaan om te controleren hoe de afbeelding er in oplage drukwerk uit zal komen te zien. In een ‘echte proof’ kan namelijk ook het ‘papierwit’ worden gesimuleerd, bijvoorbeeld dat van krantenpapier of een getint briefpapier. Hierdoor is zonder te hoeven drukken op een pers voor grote oplages, toch een zeer natuurgetrouwe indruk van het uiteindelijke drukwerk te ‘zien’. Aan de hand van deze ‘proof’ kunnen de kleuren verder bijgewerkt. Zo’n proef kan alleen gemaakt worden als de kleurruimte van de printer die van de drukpers omvat. Elke fotoprinter, zoals een stylus Pro, heeft een groter gamut dan elk willekeurige drukpers. Uitzondering hierop is drukwerk waarbij met zgn. pantone inkten gedrukt wordt. ‘Proofs’ worden tussen vormgevers, DTP bedrijven en drukkers vaak gebruikt in contracten als bindende afspraak over de te leveren kwaliteit van het drukwerk. Deze optie zal voornamelijk alleen maar gebruikt worden door degene die zich met drukwerkvoorbereiding bezig houden. Aangezien deze handleiding hier niet over handelt wordt hier gekozen voor de optie ‘Document’ en niet voor ‘Proof’ In het vak “Options” kan naast “Color Handling: ” ingesteld worden of het kleurmanagement aan de printer wordt overgelaten, dat Photoshop dit doet of dat er geen kleurmanagement wordt toegepast. In dit geval kiezen we voor “Let Photoshop Determine Colors” zodat Photoshop voor de kleuromzetting zal zorgdragen. Photoshop moet dan wel weten naar welk ‘doel’ profiel de kleur moet worden omgezet dit wordt opgegeven door bij “Printer Profile: ” het juiste profiel te selecteren, in dit geval is dit gelijk aan het profiel dat gebruikt is bij het maken van de ‘softproof’ (“PF041128 PremLust. 1440.icc”). Ook de “Rendering Intent: ’’ zal gelijk zijn aan de intent welke bij de ‘softproof’ gebruikt is evenals het gebruik van de optie “Black Point Compensation”.
11
De instellingen in het venster “Print” zijn nu klaar, door te drukken op de knop “Print...” worden de gemaakte instellingen vast gelegd, het venster gesloten en het venster “Druk af” van het ‘afdrukcenter’ geopend. Ook kan het zijn dat de waarschuwing ‘bijsnijden’ verschijnt. Bijsnijden
Is de afbeelding meer dan een centimeter te groot dan kan hier op doorgaan gedrukt worden als het niet erg is dat er een stuk van de afbeelding afvalt. Valt er minder dan één cm van het beeld af dan raakt het printerstuurprogramma van Epson in de ‘war’ en denkt dat er op het ‘default’ papierformaat geprint zal worden. Daarom moet ervoor gewaakt worden dat hier niet te kleine stukken worden afgesneden (zie hiervoor de negatieve getallen in het vak “Positie” in het venster “Print”). Het afdrukcenter In dit venster is het van grootste belang dat de instellingen stap voor stap van boven naar beneden gemaakt worden. Als instellingen in omgekeerde volgorde gemaakt worden, worden deze weer op “default” instelling terug gezet waardoor ‘foute’ afdrukken ontstaan.
Was het zo dat in het venster “Pagina-instelling” bij “Stel in voor: ” de optie ‘Elke printer’ gekozen kan worden, hier moet een keuze voor een printer gemaakt worden bij “Printer: ”. Komt de gewenste printer niet voor in de uitrol lijst dan zal deze eerst geïnstalleerd en ingesteld moeten worden. (Als het printer stuurprogramma al geïnstalleerd is en de printer is aangesloten dan kan door te klikken op “Wijzig printerlijst...” het programma “Print Center” worden gestart. Lees hierover meer in de handleiding “Een printer installeren”). In de printer lijst komt een bijzondere printer voor, die eigenlijk geen printer is namelijk “Adobe PDF”. Hiermee kan een PDF bestand van het document worden gemaakt, hoe dit werkt valt buiten het bestek van deze handleiding, maar is wel een belangrijke wetenswaardigheid. Achter “Instellingen: ” kunnen eerder bewaarde instellingen worden geselecteerd. Hierbij moet worden opgelet dat alleen die instellingen kunnen worden gebruikt welke bij de geselecteerde printer horen. Helaas is het niet zo dat alleen de gemaakte voorinstellingen zichtbaar of selecteerbaar zijn welke voor de geselecteerde printer zijn gemaakt, een vergissing is hierdoor gauw gemaakt. Instellingen kunnen gemaakt worden door een menu te selecteren in de uitrollijst in het midden van het venster, bij het openen van het venster: “Druk af” is hier het menu “Aantal en pagina’s” geselecteerd. Welke menu’s er nog meer in de lijst voorkomen hangt af van de
12
printer die geselecteerd is, dit kunnen er meer of minder zijn maar ook andere menu’s. Het onderste deel van het venster: “Druk af” zal de mogelijke instellingen van het gekozen menu weergeven. Voor de “Stylus Pro 10000CF (FW: Roll Paper) zijn de volgende menu’s mogelijk
In het kader van deze handleiding zullen niet alle mogelijke menu’s worden behandeld, maar alleen de vijf opties die voor het kleurmanagement van belang zijn. De overige kunnen in hun “basis” instelling blijven staan. Het voornaamste doel is dat de kleuren ‘goed’ worden afgedrukt, dat betekend dat het ‘kleurmanagement’ op de juiste manier moet worden toegepast. In principe moeten hier dezelfde instellingen worden gebruikt die ook bij het afdrukken van het ‘profilering target’ zijn gebruikt. Zie ook de handleiding: “Een Target printen”. ColorSync:
Hier wordt bij “Kleurconversie: ” voor de optie “Standaard” en bij “Quartz-filter” de optie “Geen” gekozen. Het programma “ColorSync” zal dan geen kleurmanagement toepassen.
13
Print Settings: Welke opties er in dit scherm mogelijk zijn is afhankelijk van het printer stuurprogramma. Dit is het scherm voor de Epson printers. Meestal zal er in dit scherm ook een pictogram van het merk printer zichtbaar worden gemaakt, in dit geval links in het midden.
Voor het “media Type: ” wordt in de lijst “Premium Luster Photo Paper” gekozen. De inkt keuze is “Color”. Bij “Mode: ” zal zowel de optie ‘Automatic’ als ‘Custum’ printer kleur management gaan toepassen, dit is niet de bedoeling in een beheerst kleurmanagement systeem. Er wordt dus voor ‘Advanced Settings’ gekozen. Voor het gekozen profiel is de printer resolutie ingesteld op 1440dpi. Ook ‘High Speed’ en ‘Flip Horizontal’ waren uitgeschakeld. LET OP: elke verandering in “Print Settings” stelt de instelling in “Color Management” terug op de ‘default’ instelling! Color Management:
In het venster color management kunnen we het kleurmanagement van de printer verder uitschakelen door de radio button voor “No Color Adjustment” aan te zetten.
14
Roll Paper Option Dit heeft niets met het kleurmanagement te maken, maar het is wel zo prettig als na het printen het medium afgesneden wordt van de rol. Door ‘Auto Cut’ op zowel de printer als in dit venster ‘aan’ te zetten zal na het printen het medium worden afgesneden. Er zijn (dikke) mediums waarbij deze optie niet beschikbaar is, hier zal achteraf het medium met de hand van de rol en op de juiste maat moeten worden afgesneden.
Samenvatting
In dit venster zijn alle gemaakte instellingen die gemaakt zijn in het venster: “Druk af” in een overzicht bij elkaar gebracht. In dit menu kunnen geen instellingen veranderd worden. Instellingen Bewaren Als alle instellingen voor een bepaalde medium/printer/resolutie combinatie gemaakt zijn kunnen deze in het uitrol lijst bij “Instellingen: ” bewaard worden.
15
De volgende keer zijn deze instellingen op te roepen in het uitrolmenu achter de optie “Instellingen: ”.
Let hierbij wel op dat deze instellingen alleen geld voor de printer waarvoor ze gemaakt zijn. De Epson “ 172.16.3.7 (IP:Sheet)” is een andere printer dan de Epson “172.16.3.7 (IP:Roll)”. Ook al is het hetzelfde apparaat de software en de mogelijke instellingen zijn verschillend. Hou daar bij de naamgeving rekening mee. Als de instellingen niet gemaakt zijn voor de printer zal de printer de ‘standaard’ instellingen gebruiken. Een volgende keer dat het venster “Druk af” geopend wordt zal de laatste gebruikte instelling achter “Instellingen: ” te zien zijn. Echter is het programma mogelijk wel terug gegaan naar de standaard instelling. Door tussen twee instellingen te wisselen kunnen de goede instellingen weer gekozen worden. (Hoezo BUG’s). Het afdrukken Voor er begonnen kan worden met afdrukken moet gecontroleerd of het juiste medium in de printer geladen is. Ook moet op de printer zelf de juiste ‘printer’ gekozen zijn. Er is de keuze tussen ‘SHEET’ printer en ‘ROLL’ printer. Is de keuze ‘sheet’ gemaakt dan zal de printer na de printopdracht het vel papier uit de printer willen duwen tot voorbij de printerkop. Als nu in plaats van een los vel een rol van het medium de printer is ingevoerd, zal de printer de hele rol tot het eind willen afrollen. De enige manier om dit te stoppen is door de spanning van het apparaat te halen door de stekker uit het stopcontact of uit de printer te trekken. LET ER DUS OP DAT HET LAMPJE NIET NAAST SHEET BRANDT maar bij “roll paper” of bij “cutter off”, op het bedieningspaneel van de printer. (Als het lampje naast “cutter off” brand zal het papier na het printen niet worden afgesneden). Eindelijk is het dan zover, door op de knop “Druk af” te klikken zal het afdruk proces van start gaan. Het venster veranderd als volgt:
Afhankelijk van de bestands grootte zal dit scherm langer of korter te zien zijn en kan worden opgevolgd door:
16
Niet lang na het verschijnen van dit venster zal de printer gaan printen. Het feitelijke printen gaat behoorlijk snel met 720dpi, maar veel trager op 1440dpi. Echter is op de stand 720dpi de kans op printstrepen veel groter.
17