Datum
: zaterdag 18 juni 2011
Opleiding
: CCM16
Examen
: Module 3 – IB&CM
Tijd
: 3 klokuren
Examen: •
Dit examen bestaat uit 3 opgaven, verdeeld over 9 pagina’s. Controleer dit!
•
De vragen van dit examen zijn gebaseerd op de leerstof uit het boek, de colleges alsmede de verstrekte hand-outs.
Toegestane hulpmiddelen: •
Blauwe of zwarte balpen; het gebruik van potlood en/of vulpen is verboden!
•
Calculator (niet grafisch en/of programmeerbaar)
•
Nederlandse wetbundel(s)
•
Liniaal / tekenliniaal
Uitwerkingen: •
Formuleer uw antwoorden in correct Nederlands, gebruik géén telegramstijl.
•
U dient uw uitwerkingen in te leveren op het uitgereikte VVCM uitwerkingenpapier. Beschrijf het uitwerkingenpapier enkel aan de voorkant en voorzie elk blad van uw naam, voornaam, studentnummer en paginanummer. Lever géén kladpapier in!
- De examenvragen mag u houden! -
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
Pagina 1 van 15
Opgave 1: Macro economie – Intern. Handel
[24 punten]
Lees onderstaand artikel uit de Intermediair van 6 april 2006 en beantwoord de bijbehorende vragen.
Wat drijft de economie?
D’r in en d’r uit Meer dan enig ander land in de EU verdient Nederland aan het in- en dan weer uitvoeren van goederen. En dat wordt alleen maar meer. • Waarom is die wederuitvoer voor Nederland belangrijk? Omdat de wederuitvoer al jaren de snelste groeier is binnen de Nederlandse economie. Het CBS maakte vorige week bekend dat de Nederlandse economie in 2005 was gegroeid, maar dat de wederexport met twaalf procent ruim twee keer zo hard was gegroeid. Mede dankzij de wederuitvoer heeft Nederland een handelsoverschot van meer dan 6% van het BBP; op Zweden na het hoogste cijfer binnen de Europese Unie. Die wederuitvoer maakt nu 45 procent van de totale uitvoer uit en dat percentage blijft toenemen; in 1990 was dat nog maar twintig. • Maar wederuitvoer, dat is toch gewoon dozen schuiven? Dat levert toch niets op? In 2003 -meer recente cijfers zijn er niet- schatte de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) de marge op wederuitvoer op ruim tien procent. Met andere woorden, van elke tienduizend euro aan in- en weer uitgevoerde goederen blijft zeker duizend euro hangen bij transportbedrijven, groothandels en andere bedrijven in Nederland. Dat tikt aardig aan. Op dit moment verdient Nederland drie procent van zijn BBP door wederuitvoer. • Drie procent, dat klinkt niet bepaald spectaculair. Het is maar hoe je het bekijkt. Het gaat wel om twaalf miljard euro. Ter vergelijking: dat is bijna net zoveel als het handelsoverschot van het grootste Nederlandse exportsucces, de landen tuinbouwsector.
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
• Waardoor groeit de handel van Nederland zo snel? De laatste tien jaar komt dat vooral door China. Nederland is de zesde exportbestemming van dat land; alleen naar Duitsland exporteert de Volksrepubliek binnen Europa nog meer goederen. Nog spectaculairder is de groei van de NederlandsChinese handel: die bedroeg vorig jaar 34 procent, tegen 25 procent voor de VS en 17 procent voor Duitsland. • Waarom drijven de Chinezen zo graag handel met ons? Nederland staat bekend als een gemakkelijk land met een efficiënte (lucht)haven, goede dienstverleners, een prettig belastingklimaat en relatief weinig gezeur van de overheid en bij de grenzen. • Te vriend houden dus, die Chinezen? Zeker nu het onder grote Chinese bedrijven een trend begint te worden een Europese vestiging op te zetten. Vorig jaar zetten elf Chinese bedrijven hun Europese hoofdkantoor of distributiecentrum in Nederland neer, goed voor ruim driehonderd arbeidsplaatsen. De verwachting is dat Chinese bedrijven in Europa, zowel in aantal als in omvang, snel zullen toenemen. Het zou mooi zijn als Nederland hun eerste keuze is. Dan gebeurt er misschien zoiets als bij het verdwijnen van de Europese binnengrenzen begin jaren negentig. Veel Amerikaanse en Japanse multinationals zetten toen hun Europese hoofdkantoor in Nederland neer. Dat betekende destijds een forse impuls voor de Nederlandse economie.
Pagina 2 van 15
Gevraagd: 1. 1a.
In de tekst wordt gesproken over ‘de economie’. Wat wordt hier bedoeld met het begrip ‘economie’ (geef de term en de definitie)?
[2 pt]
Conjunctuur; de stand alsmede de op- en neergaande golfbewegingen van een economie van een land, landenzone of regio.
1b.
Aan de hand van welke indicator meet het CBS de omvang van de economie (geef de term en de definitie)?
[2 pt]
BBP = Bruto Binnenlands Product; De som van alle toegevoegde waarden binnen een land gedurende één kalenderjaar.
1c.
Wanneer is er conform de definities van het CBS sprake van groei van de economie? Wanneer 2 opeenvolgende kwartalen een stijging van de conjunctuur (= positieve groei BBP) plaats vindt.
[2 pt]
2. 2a.
In het artikel wordt de omvang van de handel met het buitenland vergeleken met de omvang van het BBP. Geef de naam van de indicator die de buitenlandse handel vergelijkt met het BBP en geef de berekeningswijze (formule).
[2 pt]
Handelsquote = Importquote + Exportquote (quote = quotiënt) HQ = IQ + EQ = Import/BBP + Export/BBP = (Import+Export)/BBP
2b.
Onderstaand treft u enkele kerncijfers (€ mln) van het CBS over de jaren 2004-2006 aan. Bereken de indicator die u onder voorgaand punt heeft benoemd voor de jaren 2005 en 2006 en splits deze indicator uit naar import en export.
[2 pt]
BBP (mp)
Import
Export
I/BBP
E/BBP
(I+E)/BBP
2004
491.184
256.990
287.340
52,3%
58,5%
110,8%
2005
513.407
292.440
326.640
57,0%
63,6%
120,6%
2006
540.216
331.670
368.280
61,4%
68,2%
129,6%
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
Pagina 3 van 15
2c.
Bereken over de jaren 2004-2006 het handelssaldo en geef aan of er sprake is van een handelsoverschot of tekort.
[2 pt]
Goederen
Handelssaldo
€ mln
BBP (mp)
Import
Export
Overschot
Dekkings%
HO/BBP
2004
491.184
256.990
287.340
30.350
111,8%
6,2%
2005
513.407
292.440
326.640
34.200
111,7%
6,7%
2006
540.216
331.670
368.280
36.610
111,0%
6,8%
Het handelssaldo geeft alle jaren een overschot weer (zie bovenstaand schema)!
2d.
Bereken over de jaren 2004-2006 de dekkingsbijdrage.
[2 pt]
Vanwege het handelsoverschot is er in alle jaren sprake van een positieve dekkingsbijdrage (zie schema onder voorgaand punt): Dekkingsbijdrage = 1 + (Overschot / Import) Of eventueel: Dekkingsbijdrage = Overschot / Import
2e.
Geef uw oordeel over de ontwikkeling van de economie irt het handelssaldo.
[2 pt]
De groeiontwikkeling van de import en export liggen hoger dan die van het BBP. De import en export leveren een relatief grote bijdrage aan het BBP; de HQ is immers groter dan 100% en de relatieve groei van het handelsoverschot is groter dan de relatieve groei van het BBP. 3. 3a.
In het artikel wordt de term ‘wederuitvoer’ omschreven als “D’r in en d’r uit”, maar hoe luidt de definitie van wederuitvoer?
[2 pt]
Wederuitvoer: uitvoer van invoer waaraan in Nederland veelal relatief weinig waarde is toegevoegd.
3b.
Wordt deze wederuitvoer meegenomen in de indicator zoals die door u is weergegeven in uw antwoord op vraag 2a en 2b? Licht uw antwoord toe!
[2 pt]
Ja, de wederuitvoer omhelst invoer en uitvoer door Nederlandse partijen. De wederuitvoer wordt derhalve opgenomen in de hierboven getoonde cijfers.
3c.
Wat is het onderscheid tussen doorvoer en wederuitvoer?
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
[2 pt]
Pagina 4 van 15
De wederuitvoer maakt onderdeel uit van de uitvoer. Uitvoer kan immers pas plaats vinden nadat de geïmporteerde goederen eigendom zijn geworden van een Nederlands ingezetene. Bij ‘doorvoer’ worden de goederen die fysiek naar Nederland zijn komen vrij doorverhandeld over de landsgrenzen, waarbij de eigendom van deze goederen in handen blijft van de buitenlandse partij.
3d.
Wordt deze doorvoer meegenomen in de indicator zoals die door u is weergegeven in uw antwoord op vraag 2a en 2b? Licht uw antwoord toe!
[2 pt]
De doorvoer wordt niet opgenomen in de invoer en uitvoer cijfers; de eigendom van deze goederen blijft immers in handen van een buitenlandse partij. Doorvoer kan echter wel een positieve bijdrage leveren aan het BBP indien de doorvoer door Nederlandse transporteurs en/of logistieke dienstverleners geschiedt.
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
Pagina 5 van 15
Opgave 2: Export managementmodellen
[18 & 13 punten]
2.1 Het internationaliseringsproces: de Perlmutter theorie en model a. Hoe luidt de Perlmutter theorie?
[2 pt]
De Perlmutter theorie heeft betrekking op het internationaliseringsproces. Perlmutter stelde dat de motieven die in het internationaliseringsproces van ondernemingen de overhand hebben nauw samenhangen met het type onderneming. Hij kwam tot de conclusie dat er 4 typen ondernemingen bestaan met ieder een eigen internationaliseringcultuur.
b. Het Perlmutter model is ook bekend onder een andere naam / acroniem. Geef aan hoe deze naam luidt en verklaar de letters van het acroniem.
[4x1 pt]
Het EPRG-model: - Etnocentrisme, - Polycentrisme, - Regiocentrisme, - Geometrisme.
c. Teken het Perlmutter model en geef invulling aan de vlakken in het model. Gebruik hiervoor één compleet A4 examenpapier.
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
[9x1 pt]
Pagina 6 van 15
d. Typeer aan de hand van het Perlmutter model het stadium in het internationaliseringsproces van onderstaande producten. Of met andere woorden: plaats de producten in het door u geschetste model.
Product
Stadium
Unox rookworst
Nationaal
Heineken China
Multinational
[3x1 pt]
Mgt. cultuur
Marketing
Markten
Strat & Struc
Etnocentrisme
Thuismarketing
Thuismarkt
Centraal
Polycentrisch
Multimarket
Meer vaste
Centraal hoofd-
marketing
markten
kantoor en regionale hoofdkwartieren
McDonald`s
Global
Geocentrisch
Global marketing
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
Wereld als één
Wereldwijde
markt
diversificatie
Pagina 7 van 15
2.2 Landen / regio selectie Onderstaand treft u een weergave van het landenselectie model (selection funnel) aan:
Gevraagd: a. Uit welke pijlers is het landenselectiemodel opgebouwd?
[3 pt]
- het filterproces, - de criteria van de verschillende filters, - de factorscore methode.
b. De 14 screeningscriteria van filter 1 zijn onder te verdelen naar een viertal soorten criteria. Welke 4 soorten zijn dit?
[4 pt]
- politieke omgeving, - economische statistieken, - topografische en klimatologische omstandigheden, - overige.
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
Pagina 8 van 15
c. Onderstaand treft u een viertal Nederlandse instanties aan waar de internationale credit manager te rade kan gaan voor informatie die kan worden ingezet bij de toepassing van de selectiecriteria uit het landenselectie model. Geef aan om welke selectiecriteria het gaat en tot welke soort (zie voorgaande vraag) dit selectiecriterium behoort.
[2 + 2 pt]
Ministerie van EL&I: Agentschap NL
CBS: statistiek (Statline)
CPB: Centraal Planbureau
SCP: Sociaal Cultureel Planbureau
•
Alle instanties leveren diverse informatie voor het screeningcriterium ‘economische statistiek’.
•
Het Agentschap NL (onderdeel van Ministerie van EL&I) levert informatie voor het screeningscriterium ‘Politieke omgeving’.
d. Eén van de selectiecriteria uit het landenselectie model is het politieke risico. Geef aan of het politieke risico invloed heeft op de economische toestand van een land. Motiveer uw antwoord.
[2 pt]
Ja; politieke risico`s hebben invloed op de economische toestand van een land en vice versa. Voorbeelden negatieve invloed politiek op economie: Dictatuur, oorlog, stakingen, niet afbetalen staatsschuld, nationalisering kapitaalgoederen. Voorbeelden negatieve invloed economie op politiekrisico: Werkloosheid, tekort aan eerste levensbehoeften, hoge inflatie.
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
Pagina 9 van 15
Opgave 3: Exportfinanciering & Intern. CM
[45 punten]
Een Nederlandse exporteur komt in aanmerking voor een opdracht voor het leveren en installeren van een zeer specifieke machine in Ankara, de moderne hoofdstad van Turkije, die diep landinwaarts ligt.
De totale contractwaarde is USD 3.500.000. De omzet van de exporteur fluctueert tussen de € 4.000.000 en € 23.000.000 per jaar. Het project loopt 13 maanden. De bid bond voor 5% van de contractwaarde is reeds gesteld door HUISBANK NV in Rotterdam. De performance bond dient nu binnen drie dagen te worden gesteld.
Na oplevering van het gehele project zal de performance garantie (20% van de contractwaarde) worden beëindigd maar wel drie jaar lang verder geldig blijven als warranty bond voor 5% van de contractwaarde (garantie op het continu blijven presteren van de machine). De leveringsconditie luidt ex works Gouda as per Incoterms 2000. De betaling vindt plaats in drie termijnen: •
15% na ontvangst van de performance bond in Turkije,
•
60% na verscheping
•
25% na presentatie van een rechtsgeldig getekend document door de opdrachtgever. Dit document geeft aan dat de installatie van de machine (13 maanden na ondertekenen van het contract) na volle tevredenheid is verlopen.
De overeenkomst is naar Turks recht. De opdrachtgever inspecteert de voortgang van het project. Bij de beantwoording van onderstaande vragen dient u de ‘Incoterms 2000’ als uitgangspunt te hanteren!
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
Pagina 10 van 15
Gevraagd: 1. Wat zijn de vijf belangrijkste risico’s die een exporteur loopt bij het exporteren van machines naar Turkije? -
debiteurenrisico,
-
politiek risico,
-
transportrisico,
-
niet-afname risico,
-
valutarisico,
-
performance risico en fabricatie of voorrisico.
[5 x 0,5 pt]
2a. Welke maatregelen zou u treffen om de betaling vanuit Turkije zeker te stellen? Maak hierbij een risico analyse van deze casus en geef de mogelijke knelpunten aan in het contract (zie bovenstaande samenvatting).
[5 x 0,5 pt]
-
Irrevocable Letter of credit geconformeerd door een erkende Nederlandse bank,
-
in combinatie met een vooruit ontvangen deelbetaling,
-
Ex works dient te worden vervangen door CIF of CIP destination,
-
de exporteur dient regie te houden op de kwaliteit van het transport,
-
men zal bezwaar moeten maken tegen eenzijdige inspectie van de koper.
2b. Op welke wijze kunt u monitoren dat de geldstroom tijdig binnenkomt? -
een tijdlijn met betalingsmomenten,
-
een betaalschema.
[2 x 0,5 pt]
3a. Hoe dekt u het valutarisico vanaf het moment dat de bid bond (bindingsgarantie) is gesteld? (de export valuta mag niet worden gewijzigd in EUR). -
Vóór de bieding een valuta optie,
-
na binnenkomst LC een optie of valutatermijn contract,
[2 x 1 pt]
3b. Wat gebeurt er met de valuta termijn transactie als er niet of niet tijdig wordt betaald?
[1 pt]
Als er niet of niet tijdig wordt betaald ontstaat er een short positie in USD of een overexposure!
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
Pagina 11 van 15
4. Waarom is een check wel een betalingsinstrument maar is het toch geen definitieve betaling?
[2 pt]
De check wordt pas definitief betaald na fiat van de bank van de koper.
5. Wat zijn uw inhoudelijke en commerciële argumenten (voor en tegen) om te kiezen tussen een kredietverzekering, een LC of Cash against documents?
[3 x 3 pt]
Kredietverzekering: -
Kredietverzekering dekt enkel het insolventierisico (inclusief het politieke risico) af voor facturatie.
-
Het insolventie risico wordt intern afgedekt. De credit manager hoeft dus geen zekerheid aan de afnemer te vragen.
-
Het dekkingspercentage is lager (gemiddeld 85%) dan bij een LC (100%).
Letter of Credit: -
De LC bewijst de financiering door de bank van de afnemer.
-
Via een geconfirmeerde LC is het niet-afname risico maar ook het politieke risico vrij goed afgedekt.
-
Een LC wordt uiteindelijk bijna altijd betaald.
-
Als de documenten onder een LC niet 100% in orde zijn kan betaling in het slechtste geval uitblijven.
Incasso (Cash against Documents of Documents against Payment: -
Een Incasso (Cash against Documents of Documents against payment) dekt een aantal relevante risico’s niet af (politiek, debiteuren en niet-afname). Bij een dispuut onder een kredietverzekering wordt niet uitgekeerd.
6. Welke elementen uit de jaarrekening zijn naar uw mening van belang bij ‘Internationaal Credit Management’?
[2 pt]
Creditmanagement biedt een management systeem binnen een onderneming om een aantal balansposten zeker te stellen en daarmee voldoende cashflow te laten genereren: - debiteuren, - onderhandenwerk (OHW), - voorraad, - evt: vreemde valuta rekening.
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
Pagina 12 van 15
7. Geef een schematische weergave (in de juiste volgorde) van de order cycle van de exporterende onderneming in deze case.
[5 pt]
VOORRAAD + TOEGEVOEGDE WAARDE
Internationale Leverancier
afnemer
INKOOP SHIPMENTS
WAREHOUSE
1. BETALING(TERMIJN) 2. DOCUMENTEN (INKLARING) 3. VALUTA 4. TRANSPORTRISICO
payments $
VERKOOP FACTURATI E - VERKOOPVOORWAARDEN - FACTURATIE - DEBITEUREN (OUTSTANDING) - BETALING
CASH CONVERSION CYCLE
afnemer
afnemer
afnemer
€ receivables
De kandidaat dient zowel de goederen, geld en informatiestromen te benoemen. Bij de geldstromen dienen voorts de % te worden genoemd.
8. Waarom zou u de inklaring in Turkije niet zo snel aanbieden; wat is het nadeel van DDP tot bestemming in Turkije? -
[3 x 1 pt]
De dan te gebruiken incoterm ‘DDP destination’ betekent veel kennis van de Turkse regulering en wetgeving.
-
De inklaring kan financieel zeer ongunstig uitvallen.
-
Bovendien dient de vraag te worden gesteld of er überhaupt directe contacten zijn met Turkse expediteurs?
9. Enkele belangrijke onderdelen voor een bedrag van € 800.000 komen uit Brazilië. Op welke wijze krijg u regie (tijdige en juiste levering) op dit onderdeel van de supply chain?
[2 pt]
De onderdelen gaan direct naar de site in Ankara. Een import LC geeft direct grip op de goederen en “garandeert tijdige verscheping”. Dit instrument verschaft Brazilië zekerheid van betaling. Transportverzekering en een juiste koopovereenkomst is van belang.
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
Pagina 13 van 15
10. Waar dient Credit Management in de organisatiestructuur van de exporterende onderneming te worden opgenomen? Beargumenteer uw antwoord!
[2 pt]
Het uitgangspunt dient hier te zijn dat er sprake is van een AO/IC (interne procedures) waarbij: -
verkopen boven een bepaald bedrag pas kunnen plaatsvinden na een adequate credit check of het bieden van betalingzekerheid,
-
credit management een staforgaan is,
-
deel uitmaakt van finance, treasury of accounting/control.
Foute antwoorden: -
plaatsing onder sales (= credit management in keten afhankelijk van sales),
-
plaatsing in back office (= vaag),
-
plaatsing onder logistiek / purchase (= credit management in keten afhankelijk van logistiek).
11. a. Wat is het verschil tussen een valuta optie en een valuta termijnaffaire?
[2 pt]
De optie is een recht om op termijn te mogen kopen of verkopen; het is een voorwaardelijk recht en resulteert derhalve niet in een afname- of leveringsplicht. De valuta termijn transactie eist levering of afname op een afgesproken datum in de toekomst; het is een onvoorwaardelijk recht. b. Waardoor verschilt in het algemeen de ‘prijs’ van een valuta termijnaffaire ten opzichte van de contante aan- of verkoop van vreemde valuta?
[2 pt]
Het prijsverschil bij een termijntransactie is het verschil in rente en zeker geen verwachtingswaarde. De optie biedt wel verwachtingswaarde.
12. Op welke wijze kunt u de liquiditeitspositie gedurende een dergelijk export proces optimaliseren?
[3 x 1 pt]
-
Leading & lagging (sneller ontvangen (deel)betalingen en zelf later betalen),
-
Factoring (verkopen facturen, project factoring),
-
Discounting (kopen van wissels).
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
Pagina 14 van 15
13. a. Wat is het verschil tussen een payment garantie en een import LC?
[2 pt]
- Een garantie is een blanco check die altijd kan worden geclaimd zelfs als er niet juist is geleverd. - Een import LC wordt pas betaald als de juiste documenten tijdig worden aangeboden. b. Geef de voor- en nadelen van deze instrumenten voor de importeur.
[2 pt]
- Zie 13a. - Via de voorwaarden en documenten houdt je regie op de supply chain.
CCM16 Mod3 IB&CM - 110618 examen (incl antwoorden)
Pagina 15 van 15