- CONCEPT Regionale analyse 2012 – 2015 Voortijdig Schoolverlaten RMC-Regio 23 Kop van Noord-Holland C. Pouw
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
RMC-Regio 23 Kop van Noord-Holland Regionale analyse 2012 – 2015 Voortijdig Schoolverlaten
April 2012
C. Pouw
© 2012 Ciska Pouw in opdracht van het ROC Kop van Noord-Holland. Het is niet geoorloofd gegevens uit dit rapport te gebruiken in publicaties zonder nauwkeurige bronvermelding. 2
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave .................................................................................................................................................. 3 Leeswijzer .......................................................................................................................................................... 4 Conclusies .......................................................................................................................................................... 5 Algemeen ....................................................................................................................................................... 5 Focus nieuwe maatregelen ........................................................................................................................... 5 Nader onderzoek wenselijk ........................................................................................................................... 6 Kwantitatieve analyse ....................................................................................................................................... 7 1.
Vergelijking VSV regio 23 met landelijk gemiddelde en norm 2012-2013 (bijlage 1) ........................... 7
2.
Vergelijking VSV regio 23 met regio 22 West-Friesland (bijlage 2) ....................................................... 7
3.
Vergelijking VSV regio 23 met regio 5 Zuid-West Friesland (bijlage 2) ................................................. 8
4.
Vergelijking individuele scholen regio 23 met norm 2012-2013 en streefwaarden (bijlage 3) ............ 8
5.1
Specifieke aandacht voor uitval in bovenbouw havo/vwo en mbo niveau 3&4 (bijlage 3) ............ 10
5.2
Specifieke aandacht voor de overgang van vo naar mbo leerjaar 1 ............................................... 10
5.3
Specifieke aandacht voor witte vlekken .......................................................................................... 11
5.4
Specifieke aandacht voor opvallende kenmerken voortijdig schoolverlaters (bijlage 4) ............... 11
Kwalitatieve analyse ........................................................................................................................................ 12 6.
Uitvalsredenen voortijdig schoolverlaters RMC-regio 23 Kop van Noord-Holland (bijlage A) ........... 12
7.
Effect VSV maatregelen RMC-regio 23 tranche 2008-2009 en 2010-2011 (bijlage B) ........................ 13
8.
Schets regionaal verzuimbeleid (bijlage C) .......................................................................................... 14
9.
Evaluatie van de plusvoorziening Rebound Plus – onderzoek ResearchNed (bijlage D) .................... 15
10.
Evaluatie samenwerking in de regio (bijlage E) ............................................................................... 16
11.
Schets ideaalbeeld (bijlage F) .......................................................................................................... 16
Bijlagen ............................................................................................................................................................ 18 A.
Uitvalsredenen voortijdig schoolverlaters RMC-regio 23 Kop van Noord-Holland............................. 19
B.
Effect VSV maatregelen RMC-regio 23 tranche 2008-2009 en 2010-2011 ......................................... 21
C.
Regionaal verzuimbeleid ..................................................................................................................... 23
D.
Evaluatie van de Plusvoorziening: Rebound Plus ................................................................................ 24
E.
Evaluatie van de samenwerking in de regio ........................................................................................ 26
F.
Schets regionaal ideaalbeeld VSV........................................................................................................ 27
3
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
Leeswijzer Alle cijfers die gebruikt zijn in de regionale analyse hebben betrekking op schooljaar 2010-2011. De conclusies zijn dan ook aan de hand van de meest recente uitvalscijfers getrokken. Kwantitatieve analyse: toelichtingen op bronmateriaal, berekeningen en bijlagen. - Bijlage 1: vergelijking VSV regio 23 met het landelijke gemiddelde en de nieuwe norm 2012-2013. De VSV cijfers zijn overgenomen uit de bijlage van de VSV-brief 2012. De gegevens over de nieuwe normen zijn overgenomen uit de handreiking voor het maken van de regionale analyse. - Bijlage 2: vergelijking regio 23 met regio 5 en regio 22. De VSV cijfers uit bijlage 2.1 zijn overgenomen uit de bijlage van de VSV-brief 2012. De VSV cijfers van bijlagen 2.2 en 2.3 zijn overgenomen uit de factsheets zoals deze te vinden zijn op de VSVverkenner. Dit betekent dat het niet mogelijk is om de percentages uit bijlage 2.1 te vergelijken met de percentages in bijlagen 2.2 en 2.3. Per bijlage is toegelicht hoe de percentages tot stand zijn gekomen. - Bijlage 3: VSV in regio 23 op schooltype en schoolniveau en op de nieuwe doelgroepen. De cijfers uit bijlage 3.1 komen uit het document verstrekt door accountmanager "120215_DvG_20102011 deelnemers per norm_instelling_rmc_woon (2)". De cijfers uit bijlagen 3.2 en 3.3 zijn overgenomen uit de factsheets zoals deze te vinden zijn op de VSVverkenner. Deze gegevens op schooltype en schoolniveau zijn omgerekend naar de zes nieuwe doelgroepen. Per bijlage is toegelicht hoe de getallen en percentages tot stand zijn gekomen. - Bijlage 4: VSV in regio 23 op kenmerken. De cijfers zijn overgenomen uit de factsheets zoals deze te vinden zijn op de VSVverkenner. In de bijlage is toegelicht hoe de percentages tot stand zijn gekomen.
Kwalitatieve analyse: toelichting op bronmateriaal, samenvattingen en conclusies in rapport. - In het hoofdrapport is een samenvatting weergegeven van het kwalitatieve materiaal. In de bijlagen zijn de volledige interviews weergegeven. - Er heeft een uitgebreid gesprek / interview plaatsgevonden met Ron Wijker (RMC coördinator Den Helder) en Anja Escher (voorzitter VSV Stuurgroep en hoofd onderwijsbureau ROC Kop van NoordHolland) voor de onderdelen 6, 7, 8, 10 en 11 uit de kwalitatieve analyse. - Onderdeel 9 uit de kwalitatieve analyse is deels tot stand gekomen door een gesprek / interview met Hetty Beverdam (projectleider rebound Plus) en Anja Escher (voorzitter VSV Stuurgroep en hoofd onderwijsbureau ROC Kop van Noord-Holland). Bronmateriaal: - Onderzoeksrapport: Voortijdig Schoolverlaten; Uitvallers en zorgdeelnemers van ROC Midden Nederland. Dit onderzoek is uitgevoerd door Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt. - Rapportage voortijdig schoolverlaters schooljaar 2010-2011 van ROC Kop van Noord-Holland. In deze rapportage is per schooluitvaller weergegeven wat de reden van uitval is. - Document: “Verbetering effectmeting maatregelen VSV, regio Kop van Noord-Holland” - Tussenrapportage VSV tranche 1: maatregelen 2008-2009 - Concepttussenrapportage VSV tranche 2: maatregelen 2010-2011 - Jaarverslag schooljaar 2010-2011 Leerplicht Den Helder en RMC/Leerplicht Den Helder - Eindrapportage Plusvoorziening ROC Kop van Noord-Holland - Samenvatting onderzoeksrapport tussenrapportage plusvoorzieningen ResearchNed
4
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
Conclusies Algemeen Voor de regio geldt dat het van belang is om de informatie over uitvalsredenen van de diverse scholen samen te voegen tot een overzicht waarin in eenduidige categorieën zowel de uitval als de nieuwe bestemming wordt weergegeven. De conclusies uit het onderzoek van ROC Midden-Nederland bieden aanknopingspunten bij welke problematiek de school (een zekere mate van) invloed kan uitoefenen: een verkeerde opleidingskeuze, problemen met school en/of het opleidingsniveau en problemen met studiehouding en motivatie. De groep potentiële uitvallers van 18 jaar en ouder vraagt om specifieke aandacht in de nieuwe maatregelen. De uitval onder deze deelnemers is zeer hoog (ruim 76%)en in de praktijk blijkt dat school weinig invloed op hen kan uitoefen in de huidige ketenaanpak. De regionale samenwerking inzake het verzuimbeleid heeft een grote vlucht genomen sinds de start van het eerste VSV convenant in 2008-2009. Er zijn regionale protocollen ontwikkeld, afspraken gemaakt en met de invoering van het verzuimloket is eenduidige registratie en het monitoren van het verzuim mogelijk geworden. De volgende slag die nu gemaakt kan gaan worden is dat de scholen nog meer gebruik gaan maken van de output die het verzuimloket oplevert. Het monitoren van het aantal maandelijkse verzuimmeldingen, het actief sturen op begeleiding van leerlingen/deelnemers die veelvuldig verzuimen, nagaan in hoeverre schooluitvallers in een eerder stadium gemeld zijn als ‘verzuimer’. Het ongeoorloofde verzuim is inmiddels goed in beeld, maar gedekt verzuim in de vorm van oneigenlijke ziekmeldingen vormt een nog vrijwel onontgonnen terrein. De regio kent een succesvolle, constructieve samenwerking tussen scholen, RMC/Leerplicht, instellingen en de samenwerkingsverbanden vo. De bestuurlijke en politieke langetermijnvisie is echter nog onvoldoende vormgegeven. Op korte termijn zal hierin verandering komen doordat een bestuurdersoverleg wordt gerealiseerd gelieerd aan het BOJOZ waarin partijen een gezamenlijke visie op de integrale aanpak van VSV zullen gaan vormgeven om van daaruit concrete afspraken te maken. Verder is de basis gelegd voor een nauwere samenwerking tussen de VSV Stuurgroep regio 23 en ROC Horizon College. Focus nieuwe maatregelen Middelbaar beroepsonderwijs Regio 23 doet er goed aan om zich met de nieuwe maatregelen om schooluitval terug te dringen te richten op twee sporen. Enerzijds het terugdringen van de uitval onder mbo niveau 1 (51 VSV-ers) om te voldoen aan de normen voor de prestatiesubsidies van het ministerie. Anderzijds door de schooluitval onder met name mbo niveau 2, 3 en 4 te verminderen doordat het in absolute aantallen een grote groep schooluitvallers betreft. De schooluitval is onder mbo niveau 1 jongeren van het ROC Kop van Noord-Holland percentueel met 59,18% hoog. In absolute aantallen gaat het echter om een relatief klein aandeel van een kleine 6,5% VSV-ers op het totaal aantal VSV-ers in de regio (29 VSV-ers mbo niveau 1 t.o.v. totaal van 448 VSVers). Om te voldoen aan de norm van 32,5% uitval onder deelnemers niveau 1 dient het ROC het verzuim terug te brengen van 29 naar 15. Uitgedrukt in absolute aantallen valt er voor ROC Kop van Noord-Holland met name winst te behalen in het terugdringen van de schooluitval onder mbo niveau 2 (105 VSV-ers) en mbo niveau 3&4 (57 VSVers). De landelijke ambitie richt zich op een sterke daling in de uitval onder mbo niveau 3&4. In regio 23 zijn er in totaal 112 schooluitvallers in deze doelgroep, waarvan 99 in bol 3&4. Maatregelen specifiek gericht op de bol 3&4 deelnemers zijn dan ook wenselijk.
5
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
Het is van belang om in de nieuwe maatregelen aandacht te besteden aan terugdringen van schooluitval onder de groep van 18 jaar en ouder, zij vormen met ruim 76% veruit de grootste groep VSV-ers. De regio kent een Rebound Plus opvangvoorziening waarin met name de risicojongeren in de doelgroep mbo niveau 2 bediend kunnen worden. De Rebound Plus voorziet echter minder in de begeleiding van de doelgroepen bovenbouw havo/vwo en mbo niveau 3&4. Mocht de regio kiezen voor een rebound voor deze jongeren dan is het van belang dat het een voorziening betreft waarbij de nadruk ligt op onderwijs en het terugleiden naar de/een reguliere opleiding. Voortgezet Onderwijs Regio 23 doet er goed aan om zich met de nieuwe maatregelen om schooluitval terug te dringen te richten op de uitval onder de bovenbouw havo/vwo (36 VSV-ers) om te voldoen aan de normen voor de prestatiesubsidies van het ministerie. Van de VO scholen voldoen Scholen aan Zee 2, OSG de Hogeberg en het Regius College nog niet aan de norm voor de schooluitval onder de bovenbouw havo/vwo én gaat het om in totaal een relatief grote groep van in totaal 32 VSV-ers. Daarnaast is de schooluitval van 22 leerlingen in de onderbouw van het vo op Scholen aan Zee 2 hoog te noemen. Uit de analyse blijkt dat van de oud leerlingen van Scholen aan Zee 1 en Scholen aan Zee 2 die doorstromen naar het mbo, vergeleken met de andere scholen, een relatief hoog percentage in het eerste jaar uitvalt; namelijk 11,1 % voor Scholen aan Zee 1 en 6,80 % voor Scholen aan Zee 2. Deze cijfers geven geen inhoudelijke inzichten in de reden van uitval, het is daarom ook aan te bevelen om nader onderzoek te doen naar de oorzaken achter de uitval. Gezien de scoop van de voorgaande maatregelen en de huidige focus van het ministerie is het aan te bevelen om de nieuwe maatregelen specifiek te richten op de uitval onder leerlingen in de onderbouw van het vo en de bovenbouw havo/vwo. Nader onderzoek wenselijk De vergelijking tussen regio 23 en regio 22 geeft aan dat het voor regio 23 interessant zou kunnen zijn om na te gaan welke maatregelen regio 22 in 2008 t/m 2011 heeft ingezet op leerlingen in havo 3-5 en deelnemers in bbl 2. De vergelijking tussen regio 23 en regio 5 geeft aan dat het voor regio 23 interessant zou kunnen zijn om na te gaan welke maatregelen regio 5 in 2008 t/m 2011 heeft ingezet om de uitval onder leerlingen in brugklas 1-2, lwoo 3-4, bovenbouw havo, bbl 1 en bbl 2 terug te dringen. Gericht onderzoek naar de redenen van uitval onder de eerste- en tweedejaars deelnemers van 18 jaar en ouder in het mbo is wenselijk om de nieuwe maatregelen succesvol te kunnen laten aansluiten bij de problematiek die leidt tot schooluitval. Daarnaast is het aan te bevelen om nader te onderzoeken wat de reden is dat jongens relatief vaker uitvallen dan meisjes en in hoeverre de school invloed kan uitoefenen om deze jongens naar een startkwalificatie te begeleiden.
6
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
Kwantitatieve analyse 1. Vergelijking VSV regio 23 met landelijk gemiddelde en norm 2012-2013 (bijlage 1) Regio 23 – landelijk gemiddelde Wanneer we het gemiddelde uitvalspercentage van regio 23 per doelgroep vergelijken met het landelijk gemiddelde dan valt op dat regio 23 lagere gemiddeldes heeft in de doelgroepen: bovenbouw vmbo (positief verschil van 0,5%), mbo niveau 2 (positief verschil van 3,1%) en mbo niveau 3&4 (positief verschil van 1,1%). Regio 23 scoort negatief in vergelijking met de landelijke gemiddelden in de overige doelgroepen: onderbouw vo (negatief verschil van 0,1%), bovenbouw havo/vwo (negatief verschil van 0,5%) en mbo niveau 1 (negatief verschil van 6,4%). Regio 23 – norm 2012-2013 De gegevens over de zes doelgroepen die het ministerie beschikbaar stelt in de bijlage van de VSV-brief 2012 geven geen inzicht in de absolute aantallen VSV-ers per doelgroep in regio 23. Wel kunnen we deze aantallen afleiden uit de cijfers in de regionale factsheet die te vinden zijn in de VSV verkenner (zie bijlage 2.3). Doelgroep
Norm per doelgroep
Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo/vwo Mbo niveau 1 Mbo niveau 2 Mbo niveau 3&4
1,00 % 4,00 % 0,50 % 32,50 % 13,5 % 4,25 %
VSV per doelgroep in % regio 23 1,00 % 2,30 % 1,30 % 44,00 % 11,20 % 3,80 %
VSV per doelgroep in aantallen regio 23 44 58 36 51 147 112
Op basis van de vergelijking met de norm voor 2012 – 2013 kunnen we stellen dat regio 23 zich voornamelijk zal moeten richten op het terugdringen van het schooluitval in de doelgroepen: bovenbouw havo/vwo en mbo niveau 1. De schooluitval onder de doelgroepen in absolute aantallen levert echter een genuanceerder beeld op. Hoewel regio 23 voldoet aan de norm met de uitval onder de doelgroepen mbo niveau 2 en mbo niveau 3&4 is er sprake van 259 VSV-ers, oftewel bijna 58% van alle 448 VSV-ers in de regio. Conclusie Regio 23 doet er goed aan om zich met de nieuwe maatregelen om schooluitval terug te dringen, te richten op twee sporen. Enerzijds het terugdringen van de uitval onder de bovenbouw havo/vwo (36 VSV-ers) en mbo niveau 1 (51 VSV-ers) om te voldoen aan de normen voor de prestatiesubsidies van het ministerie. Anderzijds door de schooluitval onder met name mbo niveau 2, 3 en 4 te verminderen doordat het in absolute aantallen een grote groep schooluitvallers betreft. 2. Vergelijking VSV regio 23 met regio 22 West-Friesland (bijlage 2) Wanneer we kijken naar de uitvalspercentages zoals die per doelgroep zijn opgenomen in de bijlage VSVbrief 2012 (bijlage 2.1) dan valt op dat regio 23 alleen beter scoort dan regio 22 met de uitval in de bovenbouw vmbo. Binnen de overige 5 doelgroepen scoort regio 22 beter, waarbij vooral de verschillen met doelgroepen mbo niveau 1 en mbo niveau 2 opvallen.
7
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
In bijlage 2.2 zien we dat in beide regio’s sprake is van grote(re) uitval onder jongeren in klas 3-4 van het vmbo, bol2, bol 4 en bbl 2. Regio 22 lijkt echter wel meer succesvol te zijn in het terugdringen in de uitval onder bbl 2 deelnemers dan regio 23 (11,49% van het totaal aantal VSV-ers regio 22 ten opzichte van 16,52% in regio 23). Ditzelfde geldt voor de uitval van leerlingen in havo 3-5 (3,83% regio 22 ten opzichte van 6,47% regio 23). In bijlage 2.3 is de schooluitval op schooltype en –niveau uit bijlage 2.2 omgerekend naar de nieuwe zes doelgroepen. Wanneer we beide regio’s met elkaar vergelijken valt op dat regio 22 een lagere schooluitval kent in de doelgroepen bovenbouw havo/vwo en mbo niveau 2. Conclusie Op basis van de vergelijkingen in de bijlagen 2.1 en 2.3 kunnen we stellen dat het voor regio 23 interessant zou kunnen zijn om na te gaan welke maatregelen regio 22 in 2008 t/m 2011 heeft ingezet op de doelgroepen bovenbouw havo/vwo en mbo niveau 2. De vergelijking op schoolniveau en schooltype in bijlage 2.2 nuanceert dit beeld enigszins: het betreft vooral maatregelen die hebben geleid tot een lagere schooluitval onder leerlingen in havo 3-5 (niet vwo 3-6) en deelnemers in bbl 2 (niet in bol 2). 3. Vergelijking VSV regio 23 met regio 5 Zuid-West Friesland (bijlage 2) Bijlage 2.1 laat zien dat regio 23 op geen enkele doelgroep beter scoort dan regio 5. Alleen de uitval in mbo niveau 3&4 is gelijk, binnen de overige 5 doelgroepen scoort regio 5 beter. Waarbij vooral de verschillen met doelgroepen bovenbouw vmbo, bovenbouw vo en mbo niveau 1 opvallen. In bijlage 2.2 zien we dat in beide regio’s sprake is van grote(re) uitval onder bol2, bol 4 en bbl 2. Daarnaast kent regio 5 vergeleken met regio 23 een hoog aantal schooluitvallers onder de bol 3 leerlingen. Regio 5 lijkt echter wel meer succesvol te zijn in het terugdringen in de uitval onder leerlingen in brugklas 1-2 dan regio 23 (3,19% van het totaal aantal VSV-ers regio 5 ten opzichte van 7,14% in regio 23). Ditzelfde geldt voor de uitval van leerlingen in lwoo 3-4 (1,59% regio 5 ten opzichte van 4,46% regio 23), in havo 3-5 (1,99% regio 5 ten opzichte van 6,47% regio 23), bbl 1 (2,79% regio 5 ten opzichte van 4,46% regio 23) en bbl 2 (13,94% regio 5 ten opzichte van 16,52 % regio 23). In bijlage 2.3 is de schooluitval op schooltype en –niveau uit bijlage 2.2 omgerekend naar de nieuwe zes doelgroepen. Wanneer we beide regio’s met elkaar vergelijken valt op dat regio 5 een substantieel lagere schooluitval kent in dedoelgroepen onderbouw vo, bovenbouw vmbo, bovenbouw havo/vwo, mbo niveau 1 en mbo niveau 2, waarbij dit vooral geldt voor bovenbouw vmbo en bovenbouw havo/vwo. Conclusie Op basis van de vergelijkingen in de bijlagen 2.1 en 2.3 kunnen we stellen dat het voor regio 23 interessant zou kunnen zijn om na te gaan welke maatregelen regio 5 in 2008 t/m 2011 heeft ingezet om de uitval onder leerlingen/deelnemers in brugklas 1-2, lwoo 3-4, bovenbouw havo, bbl 1 en bbl 2 terug te dringen. De vergelijking op schoolniveau en schooltype in bijlage 2.2 nuanceert dit beeld enigszins: het betreft vooral maatregelen die hebben geleid tot een lagere schooluitval onder leerlingen in lwoo 3-4 (niet vmbo 34), havo 3-5 (niet vwo 3-6) en deelnemers in bbl 1 (niet in bol 1). 4. Vergelijking individuele scholen regio 23 met norm 2012-2013 en streefwaarden (bijlage 3) Vergelijking scholen met norm voor prestatiesubsidies 2012-2013 Scholen aan Zee 1 valt met het uitvalspercentage onderbouw vo van 2,97% boven de norm van 1%. Uitgedrukt in aantallen zou deze school het aantal VSV-ers van 3 naar 1 moeten terugbrengen. De school voldoet aan de norm voor de schooluitval in de bovenbouw vmbo.
8
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
Scholen aan zee 2 scoort zowel met de schooluitval in de onderbouw vo als in de bovenbouw havo/vwo negatief ten opzichte van de norm. De school kent 2,01% uitval in de onderbouw (t.o.v. de norm van 1%) en 1,51% in de bovenbouw havo/vwo (t.o.v. de norm van 0,5%). Uitgedrukt in aantallen dient de school het aantal uitvallers in de onderbouw te halveren van 22 naar 11 om de norm van 1% te halen. Om de norm voor de bovenbouw te behalen dient de school het aantal uitvallers terug te brengen van 12 naar 4. RSG Wiringerlant scoort alleen hoger dan de norm met de schooluitval bovenbouw havo/vwo, het betreft echter een minimaal negatief verschil: 0,65% ten opzichte van de norm van 0,5%. Ten opzichte van het landelijk gemiddelde scoort deze school positief. Uitgedrukt in aantallen betekent dit dat de school het aantal uitvallers terugbrengt van 2 naar 1. Het Regius College Schagen scoort alleen hoger dan de norm voor de bovenbouw havo/vwo: 1,03% schooluitval ten opzichte van de norm van 0,5%. Om de norm te behalen dient de school het aantal uitvallers terug te brengen van 10 naar 4. OSG de Hogeberg scoort positief ten opzichte van de norm met de onderbouw vo en de bovenbouw vmbo. De school kent echter wel 3,92% schooluitval binnen de bovenbouw havo/vwo (t.o.v. de norm van 0,5%). Om de norm te behalen dient de school het aantal VSV-ers terug te brengen van 10 naar 1. ROC Kop van Noord-Holland scoort op alle doelgroepen negatief ten opzichte van de norm. Met name de schooluitval binnen mbo niveau 1 is hoog: 59,18% uitval ten opzichte van de norm van 32,50%. Het verschil van de schooluitval binnen mbo niveau 2 is kleiner, maar met 15,81% ruim 2% boven de norm van 13,5%. Mbo niveau 3&4 scoort het meest positief: het uitvalspercentage van 4,56% is lager dan het landelijk gemiddelde en slechts 0,31% hoger dan de norm van 4,25%. Om de norm voor mbo niveau 1 te behalen dient het aantal VSV-ers te worden teruggebracht van 29 naar 15. Voor mbo niveau 2 geldt dat de norm behaald wordt wanneer het aantal VSV-ers wordt teruggebracht van 105 naar 89. Er zijn alleen bruikbare gegevens van ROC Kop van Noord-Holland voorhanden en niet van de schooluitval onder jongeren uit regio 23 die onderwijs volgen op het AOC Clusius College en/of ROC Horizon College. Het is daarom niet mogelijk om een relevante vergelijking van de schooluitval onder deelnemers van deze instellingen uit regio 23 met de norm voor 2012-2013 te maken. Conclusie Nadere analyse van de gegevens op schoolniveau geeft bruikbare informatie over de scholen waar (relatief) veel winst valt te behalen. Van de VO scholen voldoen Scholen aan Zee 2, OSG de Hogeberg en het Regius College nog niet aan de norm voor de schooluitval onder de bovenbouw havo/vwo én gaat het om in totaal een relatief grote groep van 32 VSV-ers. Daarnaast is de schooluitval van 22 leerlingen in de onderbouw van het vo op Scholen aan Zee 2 hoog te noemen. Voor het mbo geldt dat de schooluitval onder mbo niveau 1 jongeren van het ROC Kop van Noord-Holland percentueel met 59,18% hoog is. In absolute aantallen gaat het echter om een relatief klein aandeel van een kleine 6,5% VSV-ers op het totaal aantal VSV-ers in de regio(29 VSV-ers mbo niveau 1 t.o.v. totaal van 448 VSV-ers). Uitgedrukt in absolute aantallen valt er in het mbo met name winst te behalen in het terugdringen van de schooluitval onder mbo niveau 2 (105 VSV-ers) en mbo niveau 3&4 (57 VSV-ers). Vergelijking vo scholen met gemiddelde streefwaarde 2014-2015 Wanneer we de percentages schooluitval van de vo scholen vergelijken met de streefwaardes voor 20142015 in plaats van de gestelde norm dan blijken momenteel alle vijf de scholen op alle doelgroepen negatief te scoren.
9
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
5.1 Specifieke aandacht voor uitval in bovenbouw havo/vwo en mbo niveau 3&4 (bijlage 3) Bovenbouw havo/vwo (Bijlage 3.2) Wanneer we naar de schooluitval in de regio kijken valt op 8,03% van het totaal aantal schooluitvallers, uitvalt in bovenbouw havo-vwo. Het zwaartepunt van de schooluitval ligt echter in de bovenbouw van de havo (6,47%) en niet in de bovenbouw vwo. In bijlage 3.3 zijn de VSV-ers volgens de nieuwe doelgroepen weergegeven. De regionale schooluitval in de doelgroep bovenbouw havo/vwo bedraagt 1,46% ten opzichte van de norm van 0,5%. Om regionaal aan de norm te voldoen dient de schooluitval in de bovenbouw havo/vwo teruggebracht te worden van 34 naar maximaal 11 leerlingen. Mbo niveau 3&4 Voor mbo niveau 3&4 geldt dat het aantal schooluitvallers exact 25% van het totaal aantal VSV-ers bedraagt. Ook hierin valt echter een nuance op te maken: 22,1% komt namelijk voor rekening van bol3 en bol 4 en slechts 2,9% voor bbl 3 en bbl 4. Dit betekent dat de te nemen maatregelen vooral gericht dienen te zijn op de deelnemers van bol3 en bol4. Conclusie Hoewel de schooluitval in de bovenbouw havo/vwo een relatief klein aandeel van het totaal aantal VSV-ers vormt, is het voor het behalen van de prestatiesubsidie noodzakelijk om de nieuwe VSV maatregelen ook te richten op het voorkomen van uitval in deze doelgroep. Gericht onderzoek naar de redenen van uitval van met name de havisten vergroot de kans op het succesvol terugdringen van uitval onder deze leerlingen. De landelijke ambitie is om de uitval onder mbo niveau 3&4 het sterkst te laten dalen. In regio 23 zijn er in totaal 112 schooluitvallers in deze doelgroep, waarvan 99 in bol 3&4. Maatregelen specifiek gericht op de bol deelnemers bieden kansen om de schooluitval in regio 23 substantieel te laten dalen. 5.2 Specifieke aandacht voor de overgang van vo naar mbo leerjaar 1 De accountmanager heeft nieuwe informatie verstrekt over de doorstroomuitval per vo-school. Het gaat hierbij om deelnemers in het mbo die het mbo onderwijs verlaten, binnen een jaar dat ze voor het eerst bij een mbo-instelling staan ingeschreven of een opleiding volgen. Voor de vo scholen in regio 23 levert dit de volgende gegevens op over 2010-2011: School Scholen aan Zee 1 Scholen aan Zee 2 Regius College Schagen OSG de Hogeberg RSG Wiringherlant
Totaal deelnemers 81 293 392 86 114
VSV in mbo jaar 1 9 20 16 2 4
% VSV deelnemers 11,10 % 6,80 % 4,10 % 2,30 % 3,50 %
t.o.v.
totaal
Conclusie Uit bovenstaande gegevens blijkt dat van de oud leerlingen van Scholen aan Zee 1 en Scholen aan Zee 2 die doorstromen naar het mbo, vergeleken met de andere scholen, een relatief hoog percentage in het eerste jaar uitvalt; namelijk 11,1 % voor Scholen aan Zee 1 en 6,80 % voor Scholen aan Zee 2. Deze cijfers geven geen inhoudelijke inzichten in de reden van uitval, het is daarom ook aan te bevelen om nader onderzoek te doen naar de oorzaken achter de uitval. Daarnaast kunnen deze cijfers als uitnodiging worden opgevat om de loopbaanoriëntatie en begeleidingsprogramma’s van de vo scholen nader te bestuderen.
10
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
Daarnaast heeft de accountmanager informatie verstrekt over de schooluitval op ROC’s en AOC’s per leerjaar, waarbij onderscheidt wordt gemaakt tussen uitval van deelnemers jonger dan 18 jaar (kwalificatieplichtig) en uitval onder deelnemers van 18 jaar en ouder.
Instelling
ROC Kop van NH AOC Clusius ROC Horizon
Leerjaar 1 Jonger dan 18 jaar dln VSV % VSV
Ouder dan 18 jaar dln VSV % VSV
423 232 1625
339 196 1563
11 7 59
2,6% 3,0% 3,6%
61 23 197
18,0% 11,7 % 12,6 %
Leerjaar 2 18 jaar of ouder dln VSV %VSV
Leerjaar 3 18 jaar of ouder dln VSV %VSV
Leerjaar 4 18 jaar of ouder dln VSV %VSV
641 366 2898
460 284 2205
264 215 1344
73 18 282
11,4% 4,9% 10,1%
31 13 154
6,7% 4,6% 7,0%
10 5 48
3,8% 2,3% 3,6%
Conclusie In het eerste leerjaar van het mbo is de uitval onder kwalificatieplichtige deelnemers jonger dan 18 jaar met gemiddeld zo’n 3% relatief laag te noemen. De uitval in het eerste leerjaar mbo onder deelnemers ouder dan 18 laat echter een heel ander beeld zien, waarbij met name de uitval op ROC Kop van NoordHolland opvallend hoog is. Verder laten de gegevens zien dat de uitval in het tweede jaar van het mbo ook nog (relatief) hoog is, waarna de uitval in schooljaar 3 en 4 verder terugloopt. Het landelijke beeld waarbij de uitval in het eerste leerjaar van het mbo het grootst is, is voor de regio herkenbaar onder deelnemers ouder dan 18. Gericht onderzoek naar de redenen van uitval onder de eerste- en tweedejaars deelnemers van 18 jaar en ouder in het mbo is wenselijk om de nieuwe maatregelen succesvol te kunnen laten aansluiten bij de problematiek die leidt tot schooluitval. 5.3 Specifieke aandacht voor witte vlekken Er bestaat momenteel nog geen regionaal overzicht waarin alle voortijdig schoolverlaters in één overzicht zijn opgenomen met daarbij de reden van uitval en de plek van bestemming. Dit betekent dat nog geen gegevens beschikbaar zijn die de specifieke witte vlekken in de regio in beeld kan brengen. Met ingang van schooljaar 2012-2013 komt deze informatie wel beschikbaar. Daarnaast is het ministerie van OCW gestart met het ‘opschonen’ van VSV-overzichten door de landelijke meetsystematiek aan te passen waarbij leerlingen en deelnemers die nu nog als VSV-er worden geregistreerd maar tot een ‘witte vlek’ behoren niet langer als VSV-er te oormerken. 5.4 Specifieke aandacht voor opvallende kenmerken voortijdig schoolverlaters (bijlage 4) Nadere bestudering van de kenmerken van de voortijdig schoolverlaters levert een aantal opvallende gegevens op. -
Bijna 60% van alle schoolverlaters is van het mannelijk geslacht. Ruim 76% van alle schoolverlaters is ouder dan 18 jaar en dus niet langer kwalificatieplichtig. Ruim 75% van alle schoolverlaters heeft een autochtone etnische achtergrond. Van de schooluitvallers met een allochtone etnische achtergrond is de uitval het grootste onder de groepen westerse allochtonen (5,58 %) en niet-westerse allochtonen (9,15 %).
Conclusie Het is van belang om in de nieuwe maatregelen aandacht te besteden aan terugdringen van schooluitval onder de groep van 18 jaar en ouder, zij vormen met ruim 76% veruit de grootste groep VSV-ers. Daarnaast is het aan te bevelen om nader te onderzoeken wat de reden is dat jongens relatief vaker uitvallen dan meisjes en in hoeverre de school invloed kan uitoefenen om deze jongens naar een startkwalificatie te begeleiden.
11
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
Kwalitatieve analyse 6. Uitvalsredenen voortijdig schoolverlaters RMC-regio 23 Kop van Noord-Holland (bijlage A) Binnen regio 23 bestaat nog geen eenduidig beeld van de uitvalsredenen van alle 448 schooluitvallers in schooljaar 2010-2011. Wel is bekend tot welke categorie uitstroomredenen de 191 VSV-ers van ROC Kop van Noord-Holland behoren. Daarnaast biedt het onderzoeksrapport van ROC Midden-Nederland (ROC MNL) aanknopingspunten en conclusies die ook voor de schooluitval in regio 23 herkenbaar zijn. Zo blijkt bijvoorbeeld uit het onderzoek van ROC M-NL dat 39% van alle uitvallers zich binnen twee tot drie jaar weer had ingeschreven voor een opleiding. Hoewel deze jongeren als VSV-er geregistreerd staan voor ROC M-NL is de kans groot dat een deel van de 39% alsnog een startkwalificatie behaald. Dit beeld is herkenbaar voor ROC Kop van Noord-Holland en hoewel niet van alle uitvallers de bestemming bekend is, weet men in ieder geval van 25 uitvallers dat zij momenteel een opleiding bij een ander ROC volgen (13,1%). Het onderzoek laat verder zien dat 58 % van de uitval van ROC M-NL een onderwijsgerelateerde oorzaak had waarbij de school in meer of mindere mate invloed kan uitoefenen om uitval te voorkomen. Voor ROC Kop van Noord-Holland geldt dat voor zo’n 76 uitvallers (de uitvallers met als reden studie- en beroepskeuze; instellings- en schoolgebonden; ongeveer de helft van het aantal uitvallers met persoonlijke problematiek) een uitvalsreden hebben waarbij de school invloed kan uitoefenen. Op een totaal aantal uitvallers van 191 gaat het dan om ongeveer 40 % waarop het ROC invloed had kunnen uitoefenen. Het onderzoek maakt tevens duidelijk dat de school nauwelijks invloed kan uitoefenen op het voorkomen van schooluitval wanneer sprake is van gedragsproblematiek, persoonlijke problematiek en arbeidsmarkt- en omgevingsproblematiek. Onderstaande tabel met uitstroomredenen binnen beide regio’s laat zien dat ROC M-NL op vrijwel alle categorieën hoger scoort dan ROC Kop van Noord-Holland. Dit wordt deels veroorzaakt doordat ROC M-NL niet in het onderzoek weergeeft hoeveel onbekostigde deelnemers als VSV-er geregistreerd staan. Verder kent ROC Kop van Noord-Holland een relatief groot aantal VSV-ers in de categorie onbekend/overig.
Uitstroomredenen* Arbeidsmarkt- en omgeving Studie- en beroepskeuze Instelling/school/opleiding Afgesproken resultaat bereikt Persoonsgebonden Onbekend/overig Onbekostigd Totaal
ROC M-NL (over 3 jaar) Aantal Percentage 344 10,75% 854 26,69% 354 11,07% 311 9,72% 1107 34,6% 229 7,2% 3199
100%
ROC Kop van NH (over 1 jaar) Aantal percentage 15 7,85% 32 16,75% 12 6,28% 9 4,71% 64 33,51% 40 20,94% 19 9,95% 191 100%
* De uitstroomredenen van ROC Kop van NH zijn omgezet/samengevoegd tot de categorieën van ROC M-NL
Conclusie Voor de regio geldt dat het van belang is om de informatie over uitvalsredenen van de diverse scholen samen te voegen tot een overzicht waarin in eenduidige categorieën zowel de uitval als de nieuwe bestemming wordt weergegeven. In de regio werken inmiddels alle scholen met hetzelfde format voor uitvalsregistratie en hiermee is het regionaal verzamelen en eenduidig interpreteren van gegevens binnen handbereik.
12
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
De conclusies uit het onderzoek van ROC Midden-Nederland bieden aanknopingspunten bij welke problematiek de school (een zekere mate van) invloed kan uitoefenen: een verkeerde opleidingskeuze, problemen met school en/of het opleidingsniveau en problemen met studiehouding en motivatie. Het is dan ook van belang dat scholen alert en proactief zijn in het opvangen van deze signalen die kunnen wijzen op een verhoogd risico op schooluitval waarbij de school de jongere kan ondersteunen door gerichte begeleiding te bieden. Is er sprake van een regionaal afgestemde exit-procedure waarin de reden voor uitval en de nieuwe bestemming worden geregistreerd? Dit bespoedigt regionale registratie. 7. Effect VSV maatregelen RMC-regio 23 tranche 2008-2009 en 2010-2011 (bijlage B) Op basis van metingen en evaluaties kunnen de volgende conclusies getrokken worden over het effect van de voorgaande tranches op het terugdringen van de voortijdig schooluitval. In het algemeen kan worden gesteld dat de integrale regionale aandacht voor verzuim, voortijdig schoolverlaten en jongeren die een verhoogd risico lopen om uit te vallen, heeft geleid tot een groter bewustzijn onder medewerkers van scholen, (zorg)instellingen e.d. Dit verhoogd bewustzijn tezamen met een nauwe samenwerking heeft ertoe geleid dat steeds minder jongeren (geruisloos) uitvallen. Met name deelnemers mbo niveau 2 hebben kunnen profiteren van opvangvoorzieningen op het mbo (intensieve begeleidingstrajecten en het instroomtraject). Het instroomtraject heeft ten minste 16 van de 25 deelnemers (64%) behouden voor het onderwijs. De invoering van Kernprocedure 2 maakt inzichtelijk welke vo leerlingen zich nog niet hebben ingeschreven voor een vervolgopleiding. Dit heeft vervolgens geleid tot veelvuldig contact en een nauwere samenwerking tussen decanen uit het vo, het RMC/Leerplicht en het ROC Kop van NoordHolland om deze jongeren actief en sneller te begeleiden naar een passende opleiding. De warme overdracht van vo naar mbo voor risicojongeren is sterk verbeterd doordat de werkwijze is aangepast en regionaal breed wordt gedragen. Nauwere samenwerking tussen betrokkenen in het vo en het mbo hebben geleid tot ‘netwerken warme overdracht’ waardoor men elkaar veel sneller weet te vinden wanneer dat nodig is. Van de 74 jongeren die in 2011-2012 warm zijn overgedragen staan 70 deelnemers nog ingeschreven in hun vervolgopleiding, het betreft bijna 95% van de risicoleerlingen. Hiermee is de maatregel zeer succesvol te noemen. Maatregelen die met name preventief werken én succesvol zijn betreffen de invoering van Kernprocedure 2, ondersteuning in het kiezen van een vervolgopleiding en de verbetering van de overdracht. De effectieve maatregelen uit de eerste en de tweede tranche zijn met name gericht geweest op leerlingen in de bovenbouw van het vmbo en mbo deelnemers niveau 2. Leerlingen in de onderbouw van het vo, de bovenbouw havo/vwo en deelnemers van het mbo niveau 1 en mbo niveau 3&4 vielen in de maatregelen uit de voorgaande tranches buiten de ‘scoop’. Ten slotte blijkt in de praktijk dat vooral jongeren van 18 jaar en ouder zeer moeilijk benaderbaar zijn wanneer zij dreigen uit te vallen. Deze jongeren waren nog 17 ten tijde van de VSV peildatum. Conclusie ten aanzien van de nieuwe maatregelen Gezien de scoop van de voorgaande maatregelen en de huidige focus van het ministerie is het aan te bevelen om de nieuwe maatregelen specifiek te richten op de uitval onder Leerlingen in de onderbouw van het vo, de bovenbouw havo/vwo en deelnemers van het mbo niveau 1 en mbo niveau 3&4. Verder vraagt de groep potentiële uitvallers van 18 jaar en ouder om specifieke aandacht in de nieuwe maatregelen. De uitval onder deze deelnemers is zeer hoog en in de praktijk blijkt dat school weinig curatieve invloed op hen kan uitoefen. Overigens is het van belang om op te merken dat deze jongeren zolang ze nog geen 18 zijn, en de problematiek vermoedelijk minder ernstig is, wel degelijk preventief te begeleiden zijn. 13
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
8. Schets regionaal verzuimbeleid (bijlage C) RMC-regio 23 kent twee deelgebieden: regio Noord waarin RMC en leerplicht voor de gemeente Den Helder en Texel verenigd zijn en regio Zuid waarin RMC en leerplicht voor alle overige gemeenten in regio 23 verenigd zijn. Dit betekent dat het regionaal verzuimbeleid door twee verschillende partijen werd vormgegeven en gerealiseerd, waarbij de samenwerking de afgelopen jaren mede door de VSV convenanten is toegenomen, zodat processen en werkwijzen meer op elkaar afgestemd zijn. De registratie van verzuim is sinds de invoering van het verzuimloket veel strakker geregisseerd en inmiddels kan gesteld worden dat alle scholen verzuim melden volgens de ontwikkelde protocollen. In de tweede tranche (maatregel 5) is de signaleringssystematiek voor verzuim voor onderwijsgevenden verscherpt en er is een effectieve begeleidingsstrategie bij spijbelgedrag ontworpen en geïmplementeerd. In totaal zijn in schooljaar 2009-2010 in de regio 431 verzuimmeldingen gedaan. Over schooljaar 2010-2011 zijn in totaal 520 verzuimmeldingen gedaan. Op basis van deze aantallen kan alleen gezegd worden dat er inderdaad meer verzuim is gemeld. De regio heeft meegewerkt aan een handhavingsonderzoek van de onderwijsinspectie waarbij de inspectie op diverse scholen toezicht heeft gehouden op het melden van verzuim en RMC/Leerplicht meldingen. Regio 23 was geselecteerd vanwege een enorme toename van het aantal verzuimmeldingen ten opzichte van voorgaande jaren. Dit duidt erop dat het verzuimloket inderdaad intensief wordt gebruikt en benut. De samenwerking inzake VSV en het terugdringen van schooluitval is in de regio vormgegeven in het Stuur/Regiegroep overleg. Hierin zijn de vo scholen, het ROC Kop van Noord-Holland, de twee samenwerkingsverbanden vo, het OCW en de RMC’s op directieniveau vertegenwoordigd. Instellingen en hulpverlenende instanties zijn actief betrokken in de uitvoering en implementatie doordat zij zitting hebben in projectwerkgroepen. De inhoudelijke samenwerking op bestuursniveau zal steeds meer in het Bestuurlijk Overleg Jeugd, Onderwijs en Zorg (BOJOZ) gaan plaatsvinden. Dit samenwerkingsverband in regio 23 is in 2008 opgericht om alle jongeren in de regio tussen 0 en 23 jaar optimale ontwikkelingskansen te bieden. Vanuit BOJOZ werken gemeenten, onderwijsinstellingen en zorginstellingen op bestuurlijk niveau samen om vanuit een gemeenschappelijke visie en een gemeenschappelijk beleid voor onderwijs en jeugdzorg om deze doelstelling te realiseren. De justitiële samenwerking voor regio Den Helder is ondergebracht in het veiligheidshuis Den Helder. Het veiligheidshuis is een samenwerkingsverband van 17 organisaties (politie, hulpverlening, gemeentes) onder regie van gemeente Den Helder. Door optimale samenwerking van de ketenpartners moet de veiligheid en leefbaarheid binnen de gemeente vergroot worden. Het RMC/Leerplicht participeert in het Risico Jongeren Overleg (RJO) en wanneer leerlingen en/of deelnemers van onderwijsinstellingen op de grens van de wet balanceren worden zij ingebracht bij het veiligheidshuis. Conclusie De regionale samenwerking inzake het verzuimbeleid heeft een grote vlucht genomen sinds de start van het eerste VSV convenant in 2008-2009. Er zijn regionale protocollen ontwikkeld, afspraken gemaakt en met de invoering van het verzuimloket is eenduidige registratie en het monitoren van het verzuim mogelijk geworden. De volgende slag die nu gemaakt kan gaan worden is dat de scholen nog meer gebruik gaan maken van de output die het verzuimloket oplevert. Het monitoren van het aantal maandelijkse verzuimmeldingen, het actief sturen op begeleiding van leerlingen/deelnemers die veelvuldig verzuimen, nagaan in hoeverre schooluitvallers in een eerder stadium gemeld zijn als ‘verzuimer’. 14
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
Ten slotte kan gesteld worden dat ongeoorloofd verzuim inmiddels goed in beeld is, maar dat gedekt verzuim in de vorm van oneigenlijke ziekmeldingen nog een vrijwel onontgonnen terrein vormt. Hoewel deze vorm van verzuim haast ongrijpbaar is en als ‘blinde vlek’ gezien kan worden, is het aan te bevelen om de nieuwe maatregelen ook op deze problematiek te richten. 9. Evaluatie van de plusvoorziening Rebound Plus – onderzoek ResearchNed (bijlage D) Het ministerie ziet graag dat de aanbevelingen en conclusies uit het onderzoek van ResearchNed worden gebruikt bij het inrichten van de nieuwe VSV – Plusvoorziening maatregelen. Hieronder een samenvatting van de belangrijkste conclusies. Voor een inhoudelijke toelichting op de Plusvoorziening Rebound Plus in regio 23 verwijs ik u naar bijlage D. Plusvoorzieningen die zijn ingericht als coaching/trajectbegeleiding of (part-time) reboundvoorzieningen voldoen aan de voorzieningen zoals beoogd in de Regeling Plusvoorzieningen. Coaching/trajectbeleiding of rebound voorzieningen kenmerken zich als een combinatieprogramma van onderwijs, zorg en/of hulpverlening en waar nodig arbeidstoeleiding. De nadruk ligt op het bieden van structuur, verbondenheid en persoonlijke aandacht. Zowel de overbelaste jongeren als de professionals die geënquêteerd en geïnterviewd zijn, geven aan dat zij, over het algemeen, de voorziening als zeer effectief ervaren in het binnenboord houden van overbelaste jongeren. Binnen de plusvoorziening zou de focus moeten liggen op onderwijs: het doel is ten slotte dat de overbelaste jongere zijn startkwalificatie, met hulp van de voorziening, behaalt. Onderzoek wijst uit dat actieve benadering van (potentieel) overbelaste jongeren raadzaam is. Deze jongeren zullen niet snel zelf initiatief nemen om te voorkomen dat ze uitvallen. Het is belangrijk dat er sprake is van een warme overdracht van, en nazorg voor de overbelaste jongere, wanneer hij na afronding van het traject in de plusvoorziening in/terugstroomt naar de reguliere opleiding. Dit vergroot de kans van slagen in de opleiding en daarmee de kans op het behalen van een startkwalificatie. Wanneer de overbelaste jongere na afronding van zijn traject in de plusvoorziening terugkeert naar zijn ‘oude’ opleiding is het van belang dat zijn docenten goed op de hoogte zijn van de ontwikkelingen rondom deze jongeren. Dit om te voorkomen dat zij hem/haar blijven zien als die probleemjongeren met de nodige negatieve verwachtingen daaromtrent. Jongeren met een externaliserende problematiek moeten niet in dezelfde voorziening worden geplaatst als jongeren met een internaliserende problematiek. De kans is namelijk groot dat dit ongelijke aandachtsverdeling en begeleiding met zich mee brengt. Conclusie Wanneer in de nieuwe maatregelen gekozen gaat worden voor een opvangvoorziening voor de doelgroepen die nog niet of nauwelijks in de huidige opvangvoorzieningen worden bediend (met name bovenbouw havo/vwo en mbo niveau 3&4), dan is het van belang dat het een voorziening betreft waarbij de nadruk ligt op onderwijs en het terugleiden naar een regulieren opleiding. Voor leerlingen uit de bovenbouw havo/vwo en deelnemers mbo niveau 3&4 geldt daarbij dat vooral het niveau van het onderwijsaanbod en praktijkgerichte opdrachten goed moeten aansluiten bij de capaciteiten van deze jongeren. Verder is het van belang om jongeren met internaliserende problematiek niet in dezelfde groep of voorziening te plaatsen als jongeren met externaliserende problematiek.
15
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
10. Evaluatie samenwerking in de regio (bijlage E) Samenwerking De meeste maatregelen kennen hun eigen projectwerkgroep waarin de maatregel regionaal worden uitgewerkt en uitgevoerd, hierin zijn participanten van alle scholen vertegenwoordigd alsook het RMC/Leerplicht. Daarnaast is er een Stuur/Regiegroep waarin alle vo-directies vertegenwoordigd zijn, de beide RMC’s, de directeuren van de samenwerkingsverbanden vo en de directeur van het ROC. Verder komt de monitorgroep tussen de Stuur/Regiegroepbijeenkomsten door bijeen om de uitvoering en de voortgang van VSV maatregelen te monitoren. Het RMC/Leerplicht, het ROC en de directeuren van samenwerkingsverbanden vormen samen de monitorgroep. Hoewel de samenwerking in de Stuur/Regiegroep uitermate constructief is, beseft men in de regio dat het ook van belang is om op bestuurlijk niveau een VSV overleg te laten plaatsvinden om beslissingen en regionaal beleid vorm te geven en te accorderen. Er wordt dan ook een bestuursoverleg VSV in het leven geroepen waarin een deel van de bestuurders uit het Bestuurlijk Overleg Jeugd, Onderwijs en Zorg (BOJOZ) gaan participeren. Focus voor nieuwe convenantperiode Bestuurlijke en politieke betrokkenheid betreffende een langere termijnvisie ontbrak en de verwachting is dat dit met het bestuurdersoverleg gaat veranderen. Daarnaast was de samenwerking met het ROC Horizon College onvoldoende vormgegeven. Het ROC Horizon College heeft inmiddels het convenant 2012 getekend en in de Stuur/Regiegroepvergadering van 18 april wordt ook gesproken over de samenwerking met het Horizon College. Verder is een afspraak gemaakt tussen Ron Wijker, Anja Escher en de vertegenwoordiger van het ROC Horizon College om de nauwere samenwerking verder vorm te geven. Daarnaast ook een focusverandering voor de tranche van 2013-2015 in de insteek van de maatregelen. In de nieuwe tranche zal VSV een meer regionale focus krijgen; alle VSV-ers in regio 23 waarbij de subsidiegelden meer als regiomiddelen ingezet zullen gaan worden. Hierbij is een nauwere samenwerking met het ROC Horizon College noodzakelijk. Conclusie De regio kent een succesvolle, constructieve samenwerking tussen scholen, RMC/Leerplicht, instellingen, het ministerie van OCW en de samenwerkingsverbanden vo. De bestuurlijke en politieke langetermijnvisie is echter nog onvoldoende vormgegeven. Op korte termijn zal hierin verandering komen doordat een bestuurdersoverleg wordt gerealiseerd waarin partijen een gezamenlijke visie op de integrale aanpak van VSV zullen gaan vormgeven. Verder is de basis gelegd voor een nauwere samenwerking tussen ROC Kop van Noord-Holland en ROC Horizon College. 11. Schets ideaalbeeld (bijlage F) Deelnemers Deelnemers merken dat ze niet onzichtbaar zijn, er is een sluitend registratiesysteem waardoor alle leerlingen en deelnemers in beeld zijn. Verder kent de regio een dekkend opvangsysteem: een combinatie van een regionale reboundvoorziening en voorzieningen binnen de scholen zelf. Voor iedere leerling en deelnemer is een passend begeleidingsaanbod: scholen, zorginstellingen en hulpverlenende instanties zijn door een nauwe samenwerking in staat om integraal en volledig op de leerling afgestemde begeleiding te bieden. Ten slotte voelt de deelnemer zich eigenaar van zijn eigen leerproces.
16
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
Medewerkers Over het algemeen zijn betrokken medewerkers op scholen meer bekwaam in het werken met risicojongeren. Verder heeft een mentaliteitsomslag plaatsgevonden zodat (vrijwel) alle betrokken medewerkers bewust zijn van het belang van het begeleiden van jongeren naar hun startkwalificatie. De docent voelt zich niet langer eigenaar van zijn eigen opleiding, maar meer deeleigenaar van het onderwijsleerproces van de deelnemer: van de start tot diplomering. Ook leer- en loopbaanbegeleiding heeft een andere inhoud gekregen, het gaat niet langer alleen om voorlichting over vervolgopleidingen maar ook om de match tussen de gewenste vervolgopleiding en de persoonlijkheid en mogelijkheden van de leerling. Het is van belang dat de leerling eerlijke feedback krijgt wanneer hij/zij een opleiding wil kiezen die ofwel niet aansluit bij de capaciteiten ofwel nauwelijks uitzicht biedt op het vinden van een baan. Het vo, de decaan, voelt zich verantwoordelijk voor het voldoende toerusten op het vervolgonderwijs in de vorm van de competenties en de vaardigheden die de leerling dient te bezitten voor een specifieke opleiding. Ten slotte is het RMC/Leerplicht onderdeel van het proces van uitschrijving. De exit-procedure van een school behelst dat de RMC/Leerplicht medewerker aanwezig is bij het uitschrijven van een leerling/deelnemer zodat op de dag van uitschrijving de (traject) begeleiding van het RMC/Leerplicht kan starten. Regionale samenwerking De focus is in de vorige en huidige maatregelen voornamelijk gericht geweest op het direct terugdringen van verzuim en schooluitval en minder op een langetermijnvisie. Om de schooluitval meer integraal en op de lange termijn gericht te gaan aanpakken is een nauwe samenwerking op bestuurlijk en politiek niveau nodig. Het gaat hierbij om het vormen van een gemeenschappelijke visie en aanpak door scholen, gemeenten, instellingen, zorg, politie, justitie op het gebied van: - De uitvoering van wetgeving die direct van invloed zijn op kwetsbare jongeren in de regio; - Het afstemmen tussen (toekomstige) werkgelegenheid en opleidingsaanbod: een regionale focus op kansrijke opleidingen en de economische profilering van de Noord-Kop; - Het opvangen en begeleiden van minderjarige asielzoekers naar een passend onderwijsaanbod; - De relatie tussen hulpverlening in onderwijs: “één gezin / één risicojongere – één aanpak” - Eén regio – één RMC/Leerplicht aanpak
17
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
Bijlagen
18
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
A. Uitvalsredenen voortijdig schoolverlaters RMC-regio 23 Kop van Noord-Holland Bronnen: - Onderzoeksrapport: Voortijdig Schoolverlaten; Uitvallers en zorgdeelnemers van ROC Midden Nederland. Dit onderzoek is uitgevoerd door Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt. - Rapportage voortijdig schoolverlaters schooljaar 2010-2011 van ROC Kop van Noord-Holland. In deze rapportage is per schooluitvaller weergegeven wat de reden van uitval is. - Interview met Ron Wijker (RMC coördinator gemeente Den Helder) en Anja Escher (voorzitter VSV Stuurgroep en hoofd onderwijsbureau ROC Kop van Noord-Holland) De resultaten en conclusies uit onderzoeksrapport van ROC Midden Nederland onder uitvallers en zorgdeelnemers komen in grote lijnen overeen met de situatie in regio 23. Daarom vormen de conclusies uit het rapport een zeer welkome en wetenschappelijk onderbouwde aanvulling op de beschikbare kennis over de uitvalsredenen in de regio. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat er nog geen regionale lijst bestaat van de schooluitvallers uit schooljaar 2010-2011 met daarin de uitvalsreden opgenomen. Gezien het feit dat zowel het onderzoek als de uitvalsgegevens verstrekt door ROC Kop van Noord-Holland de uitval in het mbo betreffen, is het momenteel niet mogelijk uitspraken te doen over de uitvalsredenen op het vo. Belangrijkste conclusies ROC Midden Nederland die gedeeld worden door regio 23: 38% van alle uitvallers van ROC M-NL had zich binnen 2 à 3 jaar weer ingeschreven voor een opleiding een bleek dus geen echter VSV-er te zijn. Hoewel nog niet bekend is hoeveel van deze jongeren uiteindelijk hun startkwalificatie behalen geeft dit wel aan dat niet iedere jongere die als VSV-er wordt geregistreerd ook daadwerkelijk definitief uitvalt. ROC Kop van NH herkent het beeld dat met name uitvallers uit mbo niveau 3 en 4 weer terug komen, hier zijn echter geen concrete cijfers over bekend omdat een uitvaller wel als VSV-er geregistreerd wordt. Uitvallers onder niveau 2 komen minder snel terug, deels omdat de school een minder natuurlijke omgeving is. Zij floreren bij het werken met hun handen. ROC M-NL kent veel geruisloze uitval: jongeren die niet meer komen opdagen en zich niet melden aan het begin van het nieuwe schooljaar. ROC Kop van NH heeft in totaal 40 uitvallers waarbij niet bekend waarom ze uitgevallen zijn en per wanneer ze exact ‘geruisloos verdwenen’ zijn. Op een gegeven moment worden ze dan uitgeschreven met als reden onbekend. Dus ja het betreft een herkenbaar beeld. Door de nauwe samenwerking met het vo en het gebruik van Kernprocedure 2 is er nauwelijks meer sprake van geruisloze uitval in de overgang van vo naar mbo en uitval in het eerste leerjaar van het mbo. Dit geldt echter nog niet voor de jongeren die in de overgang van leerjaar 1 naar 2 niet meer komen opdagen. Uit het onderzoek blijkt dat van alle uitvallers slechts 39% bekend is bij de zorgteams (61% dus niet). Herkenbaar beeld: lang niet alle uitvallers zijn bekend bij het zorgcentrum en daarnaast geldt tevens dat lang niet alle jongeren die wel bekend zijn in zorgteams uitvaller zijn en/worden. Worden zorgdossiers van deelnemers in regio 23 gekoppeld aan verzuim en schooluitval? ROC > het voortraject: voor zorgdeelnemers geldt dat gegevens worden verzameld om in kaart te brengen welke informatie bekend is. Dit geldt (nog) niet voor schooluitvallers. Geconcludeerd wordt dat er regionaal zeer veel informatie bekend is, die echter nog niet samen wordt gevoegd tot één regionaal informatiesysteem. Voor ROC M-NL gold dat de categorieën niet eenduidig werden gebruikt en ingevuld, daarom hebben ze nieuwe profielen opgesteld. Dit beeld is zeker herkenbaar: ten eerste wordt de uitval binnen een instelling door verschillende mensen geregistreerd die de categorieën verschillend interpreteren. Daarnaast speelt het feit dat op de verschillende scholen met uiteenlopende systematiek gewerkt werd. Om tot een eenduidige werkwijze te komen wordt inmiddels gewerkt met één format voor uitvalsregistratie wat gelijk is aan het format wat ook in andere regio’s wordt gebruikt. 19
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
Voor ROC M-NL geldt dat 58% van alle uitvallers een onderwijsgerelateerde oorzaak heeft (loopbaanproblemen en/of studiehouding&vaardigheden). De school kan hier invloed op uitoefenen. Is dit beeld herkenbaar voor regio 23? Niet helemaal, voor ROC Kop van NH geldt dat zo’n 60 a 65 uitvallers (alle uitvallers met als reden studie—en beroepskeuze en ongeveer de helft van het aantal uitvallers met persoonlijke problematiek) een uitvalsreden hebben waarbij de school invloed kan uitoefenen, op een totaal aantal uitvallers van 191 gaat het dus om ongeveer één op de drie uitvallers waar de school invloed had kunnen uitoefenen. Onder de uitvallers in M-NL hebben meisjes voornamelijk persoonlijke problemen en jongens voornamelijk problemen met hun studiehouding en vaardigheden. Het verschil in de problematiek die leidt tot schooluitval tussen jongens en meisjes is herkenbaar. Onder BBL deelnemers met gedragsproblemen, persoonlijke problemen en loopbaanproblemen valt de meerderheid uit – ook na interventie van SLB. Is dit herkenbaar? De uitval onder bbl-ers is in het algemeen veel kleiner dan de uitval onder bol-deelnemers doordat zij werkzaam zijn bij een bedrijf. Wanneer er echter sprake is van gedragsproblemen, persoonlijke problemen en loopbaanproblemen, dan bestaat de kans dat de bbl-er zijn werkplaats kwijt raakt. Wanneer dat het geval is, valt de meerderheid inderdaad uit. De bbl-er zonder werk is niet of nauwelijks in een bol traject te plaatsen en de kans is dan ook groot dat de deelnemer uitvalt. Interventies van een SLB hebben daarop nauwelijks invloed. Van alle BBL-ers met problemen in de studiehouding/studievaardigheden en/of niveauproblemen die hulp krijgen van het SLB, valt de meerderheid niet uit. Dit beeld is helemaal herkenbaar doordat de bbl deelnemer relatief weinig onderwijs in school volgt en vier dagen werkt en daardoor ook minder last heeft van de meer ‘schoolse’ problemen. In M-NL komt gedragsproblematiek relatief vaker voor in mbo niveau 1 en 2 en leidt daar ook vaker tot uitval. Herkenbaar, de jongeren die worden ondersteunt worden door de opvangvoorzieningen in regio 23 zijn vrijwel allemaal niveau 2 deelnemers. Bij jongeren die uitvallen wegens gedragsproblematiek speelt vaak veel meer en is sprake van multiproblematiek. In M-NL blijkt overigens dat 46% van alle jongeren met complexe gedragsproblematiek in niveau 3 of 4 zit (deze jongeren vallen niet allemaal uit!). Daarom moet er worden nagedacht over passend aanbod voor deze doelgroep. Ook deze conclusie is herkenbaar, de deelnemers onder niveau 3 en 4 vallen minder snel uit vanwege hun relatief grotere leercapaciteit. De bestaande maatregelen zijn nog niet zozeer op verschillende doelgroepen qua niveau gericht, maar gingen meer uit van deelnemers jonger en ouder dan 18 jaar. Voor de nieuwe maatregelen zal dit wel het geval zijn omdat de zes doelgroepen in de VSV tranche 2013-2015 zich specifiek richten op niveaus en de uitval onder mbo niveau 3 en 4 meer aandacht krijgt. Uitstroomredenen* Arbeidsmarkt- en omgeving Studie- en beroepskeuze Instelling/school/opleiding Afgesproken resultaat bereikt Persoonsgebonden Onbekend/overig Onbekostigd Totaal *
ROC M-NL (over 3 jaar) Aantal Percentage 344 10,75% 854 26,69% 354 11,07% 311 9,72% 1107 34,6% 229 7,2% 3199
100%
ROC Kop van NH (over 1 jaar) Aantal percentage 15 7,85% 32 16,75% 12 6,28% 9 4,71% 64 33,51% 40 20,94% 19 9,95% 191 100%
De uitstroomredenen van ROC Kop van NH zijn omgezet/samengevoegd tot de categorieën van ROC M-NL -
Arbeidsmarkt- en omgeving komt overeen met code 5 gehanteerd door ROC Kop van NH Studie- en beroepskeuze komt overeen met code 4 gehanteerd door ROC Kop van NH Instelling/school/opleiding komt overeen met code 3 gehanteerd door ROC Kop van NH Afgesproken resultaat bereikt komt overeen met codes 6 & 8 gehanteerd door ROC Kop van NH Persoonsgebonden komt overeen met codes 1 & 2 gehanteerd door ROC Kop van NH Onbekend/overig komt overeen met code 7 gehanteerd door ROC Kop van NH
20
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
B. Effect VSV maatregelen RMC-regio 23 tranche 2008-2009 en 2010-2011 Bronnen: - Interview met Ron Wijker (RMC coördinator gemeente Den Helder) en Anja Escher (voorzitter VSV Stuurgroep en hoofd onderwijsbureau ROC Kop van Noord-Holland) - Document: “Verbetering effectmeting maatregelen VSV, regio Kop van Noord-Holland” - Tussenrapportage VSV tranche 1: maatregelen 2008-2009 - Concepttussenrapportage VSV tranche 2: maatregelen 2010-2011 Maatregelen 2008-2009: 1. Ontwikkelen en uitvoeren van intensieve begeleidingstrajecten en/of signalerings-trajecten voor dreigende schoolverlaters 2. Ontwikkeling werkwijze verzuimmelding via digitaal loket IB-groep 3. Beroepenoriëntatie en vraagombuiging 4. Versterken betrokkenheid ouders Maatregelen 2010-2011: 1. Regionale monitoring overstap VMBO naar MBO middels KPII 2. Kiezen voor een vervolgopleiding 3. Optimaliseren warme overdracht 4. Instroomtraject MBO 5. Verzuimbegeleiding Effecten maatregelen uit 2008 tot en met 2011. Eerste tranche 2008-2009: 1. In totaal zijn 32 deelnemers aangemeld voor het instroomtraject waarvan uiteindelijk 28 deelnemers geplaatst zijn. Van de 4 deelnemers die niet geplaatst zijn heeft dit in 2 gevallen te maken met het vinden van werk, in 1 geval vanwege plaatsing in een andere opleiding en in 1 geval omdat de leerling niet is op komen dagen. Deze jongere is overgedragen aan RMC/Leerplicht. Van de 28 deelnemers zijn 22 uitgestroomd naar een opleiding, 1 is gedetineerd, 1 is geplaatst bij Stichting Vakwerk, 2 zijn aan het werk, 1 overgedragen aan het RMC/Leerplicht en 1 is verhuisd. 2. Het doel was om alle deelnemers die meer dan 16 uur per vier weken verzuimen te melden bij leerplicht. De maatregel heeft de aandacht op verzuim als voorbode van uitval gericht, scholen hebben de ontwikkelde werkprocessen geïmplementeerd in hun eigen organisatie. 3. In totaal hebben 84 leerlingen gebruikt gemaakt van deze maatregel. Vooraf was de doelstelling op in totaal 80 leerlingen beoogd. Van de 84 leerlingen zijn 10 moeilijke kiezers door vo decanen doorverwezen naar het loopbaancentrum van het ROC; 20 verkeerde kiezers zijn tijdens de intake doorverwezen naar het loopbaancentrum van het ROC en 54 leerlingen hebben het loopbaancentrum tijdens de zomervakantie benadert met vragen. Het loopbaancentrum was overigens niet altijd het juiste orgaan voor de vragen van deze 54 leerlingen, er kwamen ook vragen binnen die voor de (nieuwe) opleiding bedoelt waren over bijvoorbeeld boekenlijsten. 4. De maatregel heeft niet tot direct aanwijsbaar resultaat in het terugdringen van het aantal VSV-ers geleid, maar dat was ook niet de doelstelling. De maatregel heeft tot bewustwording van het belang van de betrokkenheid bij de schoolloopbaan van leerlingen geleid. Met name binnen het ROC is hier meer aandacht voor ontstaan. Tweede tranche 2010-2011: 1. Implementatie van Kernprocedure 2 heeft tot veelvuldig contact tussen decanen in het vo, het RMC/Leerplicht en het ROC geleid wanneer leerlingen zich nog niet hadden ingeschreven. KP 2 maakt dit inzichtelijk en de verbeterde samenwerking tussen partijen zorgt ervoor dat leerlingen sneller worden benadert en geholpen bij de aanmelding voor een passende opleiding. 21
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
2. Gegevens van deelnemers die in het mbo uitvallen wegens een verkeerde studiekeuze worden via het LOB van het ROC geholpen in het maken van een nieuwe keuze. Het ROC koppelt dit terug aan de voormalige vo school van de deelnemer zodat het vo LOB activiteiten kunnen aanpassen en verbeteren. Verder hebben 36 leerlingen van vo scholen gebruik gemaakt van de mbo spreekuren op hun eigen locatie, waarvan 22 leerlingen zich hebben ingeschreven voor een opleiding op het ROC Kop van Noord-Holland. Deze leerlingen volgen nog steeds de opleiding van hun keuze. 3. De bestaande werkwijze in de warme overdracht is verbeterd en breed bekend en gedragen geworden in de regio. De betrokken medewerkers van het vo en mbo hebben elkaar leren kennen waarmee niet alleen de werkwijze is verbeterd maar ook een nieuw netwerk rondom warme overdracht is ontstaan. In totaal zijn er vanaf 1 oktober 2011 74 risicoleerlingen in kaart gebracht en heeft warme overdracht tussen de vo scholen en het ROC Kop van Noord-Holland plaatsgevonden. Hiervan zijn 70 deelnemers nog ingeschreven op 1 maart 2012. 4. Van de 25 deelnemers aan het instroomtraject zijn er 11 gestart met een opleiding binnen ROC Kop van Noord-Holland, waarvan 10 deelnemers nog ingeschreven staan op 1 maart 2012. Daarnaast volgen 6 deelnemers op 1 maart 2012 onderwijs een opleiding buiten het ROC. Met 7 deelnemers is geen contact verkregen waardoor hun uiteindelijke bestemming onbekend is. Van 1 deelnemer is bekend dat hij vrijwilligerswerk doet en weer in schooljaar 2012-2013 wil starten met een opleiding. In totaal zijn ten minste 16 van de 25 deelnemers behouden gebleven voor het onderwijs. 5. De signaleringssystematiek verzuim voor onderwijsgevenden is verscherpt en er is een effectieve begeleidingsstrategie bij spijbelgedrag ontworpen en geïmplementeerd. In totaal zijn in schooljaar 2009-2010 in de regio 431 verzuimmeldingen gedaan. Over schooljaar 2010-2011 zijn in totaal 520 verzuimmeldingen gedaan. Op basis van deze aantallen kan alleen gezegd worden dat er inderdaad meer verzuim is gemeld. In hoeverre dit volledig is toe te schrijven aan de verscherpte signaleringssystematiek is niet te zeggen omdat onbekend is of jongeren meer zijn gaan verzuimen dan schooljaar 2009-2010. Iedere school brengt nog in kaart welke VSV-ers in schooljaar 2010-2011 ook gemeld zijn als ‘verzuimer’ via het digitaal loket. Bij ROC Kop van Noord-Holland is dit bij 30 van de 191 schooluitvallers het geval. Directe resultaten & indirecte resultaten. - Uit de eerste tranche 2008-2009 hebben maatregelen 1 en 3 directe resultaten opgeleverd. Maatregelen 2 en 4 hebben een meer indirect karakter omdat niet is na te gaan in hoeverre de resultaten rechtstreeks van invloed zijn op een afname van verzuim en schooluitval onder leerlingen en deelnemers. Zie de vorige vraag voor een inhoudelijke toelichting op de resultaten. - Uit de tweede tranche 2010-2011 hebben maatregelen 1, 2 (deels), 3 en 4 directe resultaten opgeleverd, waarbij maatregel 1, 2 (deels) en 3 met name preventief werken om problemen in de overgang van vo naar mbo te voorkomen en jongeren de juiste vervolgopleiding te laten kiezen. Maatregel 5 heeft een meer indirect en preventief karakter; verzuim is een belangrijke indicator voor schooluitval, maar niet elke jongere die verzuimt valt ook daadwerkelijk uit. Een verscherpt verzuimbeleid maakt begeleiding, coaching en monitoring van leerlingen en deelnemers mogelijk. Verder hebben een aantal activiteiten uit de tweede maatregel ook een meer indirect karakter, zoals bijvoorbeeld de beroepenmarkt en het sectorwerkstuk. Zie de vorige vraag voor een inhoudelijke toelichting op de resultaten. Overige vragen Welke jongeren hebben met name van deze maatregelen geprofiteerd (gerelateerd aan de nieuwe doelgroepen)? Maatregelen 2 en 4 van de eerste tranche komen alle deelnemers in het vo en mbo ten goede en ditzelfde geldt voor maatregel 5 uit de tweede tranche. Leerlingen in de bovenbouw van het vmbo profiteren met name van maatregel 3 uit de eerste tranche en maatregel 1, 2 en 3 uit de tweede tranche. Deelnemers in niveau 2 van het mbo profiteren vooral van maatregel 1 uit de eerste tranche en maatregel 4 van de tweede tranche. 22
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
Welke jongeren of doelgroepen zijn nog onvoldoende gebaat bij de eerdere maatregelen? Leerlingen in de onderbouw van het vo, leerlingen in de bovenbouw havo/vwo, deelnemers in mbo niveau 1 en deelnemers in mbo niveau 3&4. Er zijn 448 VSV-ers in 2010-2011 > hoeveel jongeren hiervan behoren tot de ‘witte vlekken’ (particulier onderwijs vo of mbo / onderwijs in buitenland / detentie / defensie / politie / mbo1 gediplomeerden met een baan / asielzoekers)? Er bestaat momenteel nog geen regionaal overzicht waarin alle voortijdig schoolverlaters in één overzicht zijn opgenomen met daarbij de reden van uitval en de plek van bestemming. Dit betekent dat nog geen gegevens beschikbaar zijn die de specifieke witte vlekken in de regio in beeld kan brengen. Met ingang van schooljaar 2012-2013 komt deze informatie wel beschikbaar. Daarnaast is het ministerie van OCW gestart met het ‘opschonen’ van VSV-overzichten door de landelijke meetsystematiek aan te passen waarbij leerlingen en deelnemers die nu nog als VSV-er worden geregistreerd maar tot een ‘witte vlek’ behoren niet langer als VSV-er te oormerken. Wel is te zeggen dat 19 VSV-ers van het ROC Kop van Noord-Holland tot een witte vlek behoren omdat het deelnemers betreft die bijna klaar zijn met hun opleiding, maar geen onderwijs meer volgen en in november het externe examen doen. Zij zijn op onbekostigd geplaatst omdat er geen onderwijs meer aan hen wordt gegeven en zij worden door het ROC uitgeschreven zodra ze gediplomeerd zijn. Het ministerie ziet hen als VSV-er omdat ze de status onbekostigd hebben. Uitgaande van de VSV-er in de regio, van welke doelgroepen / jongeren is inmiddels uit ervaring bekend dat het moeilijk is om hen voor het onderwijs te behouden? Met name deelnemers waarbij sprake is van gestapelde problematiek en dan met name de deelnemers in mbo niveau 1 en 2. Daarnaast kan in het algemeen gesteld worden dat deelnemers ouder dan 18 jaar moeilijker bereikbaar zijn omdat ze niet langer kwalificatieplichtig zijn en dus alleen op hun motivatie aangesproken kunnen worden. Welke maatregelen hebben minder of onvoldoende resultaat opgeleverd? Waarom niet? Hoewel maatregel 3 uit de eerste tranche kwantitatief 84 jongeren heeft bereikt, behoort een deel van de vragen die het loopbaancentrum gesteld heeft gekregen niet tot hun terrein (vragen over bijvoorbeeld de boekenlijst). Verder geld dat voor maatregel 4 uit de eerste tranche niet valt te zeggen in hoeverre een sterkere ouderparticipatie samenhangt met de maatregel en de daaruit voortvloeiende producten of vanuit een tendens in het tijdsbeeld waarin ouders een belangrijkere rol in (gaan) nemen. Verder geldt ook nog dat ouders van jongeren met problemen, verzuim en dreigende uitval niet perse de ouders zijn die zich sterk(er) bij het onderwijs van hun kind betrokken voelen. C. Regionaal verzuimbeleid Bronnen: - Interview met Ron Wijker (RMC coördinator gemeente Den Helder) en Anja Escher (voorzitter VSV Stuurgroep en hoofd onderwijsbureau ROC Kop van Noord-Holland) - Jaarverslag schooljaar 2010-2011 Leerplicht Den Helder en RMC Den Helder Hoe werken gemeenten, RMC/Leerplicht, justitie, scholen en instellingen samen? De samenwerking inzake VSV en het terugdringen van schooluitval is in de regio vormgegeven maar waar het gaat om de samenwerking tussen scholen in de regio om het onderwijs inhoudelijk vorm te geven gebeurt dit minder. De inhoudelijke samenwerking zal steeds meer in het Bestuurlijk Overleg Jeugd, Onderwijs en Zorg (BOJOZ) plaats vinden. Dit samenwerkingsverband in regio 23 is in 2008 opgericht om alle jongeren in de regio tussen 0 en 23 jaar optimale ontwikkelingskansen te bieden. Vanuit BOJOZ werken gemeenten, onderwijsinstellingen en zorginstellingen op bestuurlijk niveau samen om vanuit een gemeenschappelijke visie en een gemeenschappelijk beleid voor onderwijs en jeugdzorg om deze doelstelling te realiseren. De eerste fase stond in het teken van het bijeen brengen van alle partijen, het formuleren van één gemeenschappelijke visie en het ontwikkelen van gemeenschappelijk beleid. Inmiddels is de fase aangebroken van het concreet initiëren en stimuleren van samenwerkingsprojecten passend binnen een coherent programma om jongeren in de regio 23
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
kansen te bieden. De justitiële samenwerking is ondergebracht in het veiligheidshuis in Den Helder. Het veiligheidshuis is een samenwerkingsverband van 17 organisaties (politie, hulpverlening, gemeentes) onder regie van gemeente Den Helder. Door optimale samenwerking van de ketenpartners moet de veiligheid en leefbaarheid binnen de gemeente vergroot worden. Het RMC/Leerplicht participeert in het Risico Jongeren Overleg (RJO) en wanneer leerlingen en/of deelnemers van onderwijsinstellingen op de grens van de wet balanceren worden zij ingebracht bij het veiligheidshuis. Het veiligheidshuis maakt een integrale aanpak van jongeren waarbij sprake is van multiproblematiek mogelijk. Er wordt gezamenlijk gewerkt aan het bieden van structuur voor deze jongeren op het gebied van huisvesting, onderwijs en inkomen. Wordt het Digitaal Verzuimloket in voldoende mate benut? Men is in de regio erg positief over het Digitaal Verzuimloket en men heeft de indruk dat het optimaal gebruikt wordt. ROC Kop van Noord-Holland heeft meegewerkt aan een handhavingsonderzoek van de onderwijsinspectie waarbij de inspectie op diverse scholen toezicht heeft gehouden op het melden van verzuim en RMC/Leerplicht meldingen. ROC Kop van Noord-Holland was geselecteerd vanwege een enorme toename van het aantal verzuimmeldingen ten opzichte van voorgaande jaren. Dit duidt erop dat het verzuimloket inderdaad intensief wordt gebruikt en benut. Regio 23 kent twee RMC’s; RMC Den Helder en RMC Schagen. Ieder RMC werkt samen met de scholen in de eigen RMC regio en voert het VSV beleid uit. Vanuit RMC Den Helder wordt de wens kenbaar gemaakt om binnen regio 23 nauwer met elkaar samen te werken. D. Evaluatie van de Plusvoorziening: Rebound Plus Bronnen: - Interview met Hetty Beverdam (projectleider rebound Plus) en Anja Escher (voorzitter VSV Stuurgroep en hoofd onderwijsbureau ROC Kop van Noord-Holland) - Eindrapportage Plusvoorziening ROC Kop van Noord-Holland - Samenvatting onderzoeksrapport tussenrapportage plusvoorzieningen ResearchNed De tussenrapportage vanuit het evaluatie onderzoek van ResearchNed naar de effectiviteit van plusvoorzieningen doet de volgende conclusies en aanbevelingen: - Plusvoorzieningen die zijn ingericht als coaching/trajectbegeleiding of (part-time) reboundvoorzieningen voldoen aan de voorzieningen zoals beoogd in de Regeling Plusvoorzieningen. - Coaching/trajectbeleiding of rebound voorzieningen kenmerken zich als een combinatieprogramma van onderwijs, zorg en/of hulpverlening en waar nodig arbeidstoeleiding. De nadruk ligt op het bieden van structuur, verbondenheid en persoonlijke aandacht. - Zowel de overbelaste jongeren als de professionals die geënquêteerd en geïnterviewd zijn, geven aan dat zij, over het algemeen, de voorziening als zeer effectief ervaren in het binnenboord houden van overbelaste jongeren. - Binnen de plusvoorziening zou de focus moeten liggen op onderwijs: het doel is ten slotte dat de overbelaste jongere zijn startkwalificatie, met hulp van de voorziening, behaald. - Het vroegtijdig opsporen van overbelaste jongeren is essentieel, daarom moet er meer aandacht komen voor eenduidige signaleringssystematiek die gebruikt wordt door de medewerkers van scholen. - Onderzoek wijst uit dat actieve benadering van (potentieel) overbelaste jongeren raadzaam is. Deze jongeren zullen niet snel zelf initiatief nemen om te voorkomen dat ze uitvallen. - Het is belangrijk dat er sprake is van een warme overdracht van, en nazorg voor de overbelaste jongere, wanneer hij na afronding van het traject in de plusvoorziening in/terugstroomt naar de reguliere opleiding. Dit vergroot de kans van slagen in de opleiding en daarmee de kans op het behalen van een startkwalificatie. - Wanneer de overbelaste jongere na afronding van zijn traject in de plusvoorziening terugkeert naar zijn ‘oude’ opleiding is het van belang dat zijn docenten goed op de hoogte zijn van de ontwikkelingen rondom deze jongeren. Dit om te voorkomen dat zij hem/haar blijven zien als die probleemjongeren met de nodige negatieve verwachtingen daaromtrent. 24
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
- Jongeren met een externaliserende problematiek moeten niet in dezelfde voorziening worden geplaatst als jongeren met een internaliserende problematiek. De kans is namelijk groot dat dit ongelijke aandachtsverdeling en begeleiding met zich mee brengt. Omschrijf de plusvoorziening in regio 23. Bij aanvang van de Regeling Plusvoorzieningen is in regio 23 geanalyseerd voor welk type jongeren het bestaande onderwijs/zorg aanbod onvoldoende begeleidingsmogelijkheden bood om hen een startkwalificatie te laten behalen. Geconcludeerd werd dat dit met name gold voor jongeren waarbij sprake is van zeer ernstige multiproblematiek. Het ging daarbij zowel om leerlingen een deelnemers uit het vo als het mbo ouder dan 16 jaar, voor overbelaste jongeren jonger dan 16 bestond al een rebound voorziening. De plusvoorziening is regio 23 is dan ook voor deze doelgroep ingericht en heeft de kenmerken van een externe rebound. Het onderwijs en de begeleiding van de Rebound Plus wordt aangeboden op de locatie van Stichting Vakwerk en heeft daardoor geen schoolse uitstraling. Dit is van meerwaarde voor de doelgroep voor de Rebound Plus die over het algemeen weinig tot geen positieve ervaringen en associaties met ‘school’ hebben. Binnen de Rebound Plus wordt Nederlands, rekenen, Leren Loopbaan en Burgerschap (LLB) en Engels aangeboden op mbo niveau wat aansluit bij de deelnemer. Daarnaast krijgen de deelnemers intensieve trajectbegeleiding van een trajectbegeleider en hulpverlening van de ambulant hulpverlener van Parlan. Verder beschikt de locatie van Stichting Vakwerk over werkplaatsen in alle vakrichtingen en loopt de deelnemer mee op deze afdelingen om zich te oriënteren op een nieuwe opleiding, praktijkervaring op te doen en sociale- en arbeidsvaardigheden op te doen. Er is plaats om 10 overbelaste jongeren tegelijk op te vangen en voorafgaand was de doelstelling (uitgaande van maximaal een half jaar begeleiding in de Rebound Plus) om 20 overbelaste jongeren per jaar op te vangen. In de praktijk is echter gebleken dat de problematiek van deze overbelaste jongeren dusdanig ernstig is dat het niet altijd mogelijk is om hen binnen 6 maanden toe te leiden naar een reguliere opleiding. In schooljaar 2010-2011 (het eerste jaar van de Rebound Plus) zijn in totaal 12 overbelaste jongeren begeleidt. In het huidige schooljaar zijn inmiddels 2 leerlingen uitgestroomd naar het mbo, is 1 jongere op de wachtlijst geplaatst voor psychiatrie en worden momenteel 10 leerlingen begeleidt om weer succesvol terug te keren naar het reguliere onderwijs. Hoe worden overbelaste jongeren gesignaleerd? Worden ze actief benadert? Overbelaste jongeren worden door de vo scholen in de regio en door de teams binnen ROC Kop van Noord-Holland in kaart gebracht en vervolgens actief benadert voor deelname binnen de Rebound Plus. Omdat het jongeren met zwaardere multiproblematiek betreft zijn ze vaak al bekend binnen zorgteams. Hetty Beverdam is voor ROC Kop van Noord-Holland werkzaam als projectleider plusvoorziening en heeft in de regio een netwerk opgebouwd met alle partijen in de regio. Hierdoor is de bekendheid met de Rebound Plus onder scholen inmiddels groot en kunnen de zorgcoördinatoren in de regio de Rebound voorziening vinden wanneer zij een overbelaste jongere willen aanmelden. Welke nazorg wordt geboden aan jongeren die deel hebben genomen aan de Rebound Plus? Er vinden gesprekken plaats met de coach en docenten van de nieuwe opleiding in het kader van een warme overdracht. Daarnaast kan de nieuwe opleiding altijd een beroep doen op de medewerkers van de Rebound Plus wanneer daar behoefte aan is. In de praktijk komt dit weinig voor. Hoe worden reguliere docenten op de hoogte gehouden van de (positieve) ontwikkelingen om geslaagde terugkeer in eigen opleiding mogelijk te maken? Doordat het om overbelaste jongeren met zware multiproblematiek gaat stroomt deze na afronding van zijn begeleidingstraject in de Rebound Plus door naar een nieuwe mbo opleiding. De jongere komt in een nieuwe klas en heeft nieuwe docenten waardoor een nieuwe, ‘frisse’ start mogelijk is. Hoe wordt er in de regio samengewerkt om de uitval onder overbelasten tegen te gaan? Alle vo scholen, de twee samenwerkingsverbanden, ROC Kop van Noord-Holland, gemeente Den Helder, de GGD, de GGZ, Parlan en Stichting Vakwerk werken samen om de overbelaste jongeren in kaart te brengen, aan te melden voor de Rebound Plus voorziening en om hen vervolgens succesvol te begeleiden totdat de jongere in staat is om succesvol aan een reguliere mbo opleiding te starten. 25
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
E. Evaluatie van de samenwerking in de regio Bron: - Interview met Ron Wijker (RMC coördinator gemeente Den Helder) en Anja Escher (voorzitter VSV Stuurgroep en hoofd onderwijsbureau ROC Kop van Noord-Holland) Welke partijen in de regio zijn allemaal betrokken bij VSV? Alle vo scholen, ROC Kop van Noord-Holland, RMC/Leerpicht Den Helder en sinds oktober ook RMC/Leerplicht Schagen, contactgemeente Den Helder en de twee samenwerkingsverbanden vo. Op projectmatig niveau ook zorg- en hulpverlenende instanties in de projectwerkgroepen. Hoe worden docenten, decanen, zorgcoördinatoren, ouders, etc. betrokken? Elke maatregel kent zijn eigen projectwerkgroep en vanuit deze projectwerkgroepen worden medewerkers en ouders, in het kader van de maatregel, geïnformeerd en betrokken. Verder worden ouders in individuele gevallen benadert door school en RMC/Leerplicht wanneer sprake is van ongeoorloofd verzuim en/of schooluitval. De regio kent geen conferenties om medewerkers van scholen te informeren over de VSV convenanten, de maatregelen en/of activiteiten in het kader van VSV. Het informeren van medewerkers ligt bij de eigen schooldirectie. Welke vormen van overleg vinden er plaats? De meeste maatregelen kennen hun eigen projectwerkgroep waarin de maatregel regionaal worden uitgewerkt en uitgevoerd, hierin zijn participanten van alle scholen vertegenwoordigd alsook het RMC/Leerplicht. Daarnaast is er een Stuurgroep waarin alle vo-directies vertegenwoordigd zijn, de beide RMC’s, de directeuren van de samenwerkingsverbanden vo en de directeur van het ROC. Het betreft echter geen overleg op bestuurlijk niveau en de naam gaat vermoedelijk gewijzigd worden in Regiegroep om verwarring te voorkomen. Naast het Stuur/Regiegroepoverleg bestaat ook een monitorgroep die tussen de Stuur/Regiegroepbijeenkomsten door bijeenkomt om de uitvoering en de voortgang van VSV maatregelen te monitoren. Het RMC/Leerplicht, het ROC en de directeuren van samenwerkingsverbanden vormen samen de monitorgroep. Naast het monitoren worden ook de actuele regionale VSV cijfers bijgehouden, het effect van de maatregelen gedurende de looptijd besproken en het eerste denkwerk voor nieuwe VSV convenanten gedaan. In principe leveren de directeuren van de samenwerkingsverbanden de input over voortgang binnen de vo scholen maar dat is in de praktijk niet altijd het geval doordat zij geen directe ingang in de vo scholen hebben. Voor de volgende tranche is dit een aandachtspunt om daar een goede vorm in te vinden. Hoewel de samenwerking in de Stuur/Regiegroep uitermate constructief is, beseft men in de regio dat het ook van belang is om op bestuurlijk niveau een VSV overleg te laten plaatsvinden om beslissingen en regionaal beleid vorm te geven en te accorderen. Er wordt dan ook een bestuursoverleg VSV in het leven geroepen waarin een deel van de bestuurders uit het Bestuurlijk Overleg Jeugd, Onderwijs en Zorg (BOJOZ) gaan participeren. Dit bestuurlijk overleg gaat een brug vormen tussen de Stuur/Regiegroep regio 23 en het BOJOZ inzake de VSV convenanten en het terugdringen van voortijdig schooluitval. Het RMC Den Helder is initiatiefnemer in het oprichten en organiseren van dit nieuwe bestuurlijk overleg. Naast het accorderen van beslissingen op bestuursniveau is er behoefte aan meer politieke sturing en regionaal gemeentelijk beleid door een sterkere betrokkenheid van de wethouders onderwijs bij VSV. De verwachting is dat het BOJOZ nu ook klaar is om op inhoudelijke programma’s te gaan sturen doordat het BOJOZ netwerk inmiddels is gevormd. Verder wordt momenteel onderzocht hoe het ROC Horizon College actiever betrokken kan worden bij het VSV convenant van regio 23 omdat zij een grote populatie deelnemers uit deze regio heeft (meer dan 1000). Met welke frequentie vinden de verschillende overleggen plaats? Werkgroepoverleg: afhankelijk per maatregel, maar gemiddeld genomen tussen de zes en de tien keer per jaar. Stuur/Regiegroepoverleg: vier keer per jaar. Monitorgroep: vier keer per jaar. Wie bepaald de inhoud en de agenda’s van deze overleggen? 26
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
De voorbereiding van de agenda van Stuur/Regiegroep en de monitorgroep wordt gedaan door de contactschool (Anja Escher), zij wordt hierin gevoed door de leden van de overleggroepen. Tevens wordt aan het einde van een overleg besproken wat de focus van het volgende overleg zal zijn. De inhoud van de agenda’s van de projectwerkgroepen worden door de leden van deze groepen bepaald. Worden de overleggen als voldoende inhoudelijk ervaren? Ja, alle partijen die vertegenwoordigd zijn in de Stuur/Regiegroep zijn zeer tevreden over de samenwerking en de wijze van communiceren. Mede doordat het een betrekkelijk kleine groep betreft en tussen scholen een constructieve samenwerking. Ditzelfde geldt voor de werkgroepbesprekingen. Bij welke organen ligt de beslissingsbevoegdheid? Binnen de gemeente Den Helder beslist het College van B&W. Daarnaast zijn alle deelnemers in de Stuur/Regiegroep informeel gemandateerd om beslissingen te nemen Het tekenen van convenanten en samenwerkingsovereenkomsten wordt voorbereid door de leden van de Stuur/Regiegroep en deze worden vervolgens door de bestuurders ondertekend. In de nieuwe situatie waarbij het bestuurlijk overleg gerealiseerd is zullen afspraken verder geformaliseerd worden. Is er sprake van een besluitvaardige samenwerking? Ja, doordat men met relatief weinig partijen aan tafel zit zijn de overleggen besluitvaardig van aard. De regio kent weinig ‘politieke’ strubbelingen op dit samenwerkingsniveau. De Stuur/Regiegroep heeft de samenwerking geëvalueerd en daarbij is de conclusie getrokken dat er met slagkracht is samengewerkt en dat besluiten gezamenlijk zijn genomen. Welke partners ontbreken of zijn onvoldoende vertegenwoordigd? Bestuurlijke en politieke betrokkenheid betreffende een langere termijnvisie ontbrak en de verwachting is dat dit nu gaat veranderen. Daarnaast was de samenwerking met het ROC Horizon College onvoldoende vormgegeven en ook dat gaat veranderen. Het ROC Horizon College heeft inmiddels het convenant 2012 getekend en in de Stuur/Regiegroepvergadering van 18 april wordt ook gesproken over de samenwerking met het Horizon College. Verder is een afspraak gemaakt tussen Ron Wijker, Anja Escher en de vertegenwoordiger van het ROC Horizon College om de nauwere samenwerking verder vorm te geven. Deze afspraak staat gepland na het overleg op 18 april zodat de regionale visie en wensen op de nauwere samenwerking met het Horizon College door Ron en Anja verwoord kan worden. Wat zijn de focus en intentie voor de tranche 2013-2015 met betrekking tot de samenwerking? Het vormgeven van het bestuurlijk overleg en een nauwere politieke betrokkenheid bij het terugdringen van VSV en dan met name in de vorm van een gedeelde langetermijnvisie. Daarnaast ook een focusverandering voor de tranche van 2013-2015 in de insteek van de maatregelen. De focus lag met name op de VSV-ers op de afzonderlijke scholen en vanuit die insteek zijn de maatregelen vormgegeven. In de nieuwe tranche zal VSV een meer regionale focus krijgen; alle VSVers in regio 23 waarbij de subsidiegelden meer als regiomiddelen ingezet zullen gaan worden. Hierbij is een nauwere samenwerking met het ROC Horizon College noodzakelijk.
F. Schets regionaal ideaalbeeld VSV Bron: - Interview met Ron Wijker (RMC coördinator gemeente Den Helder) en Anja Escher (hoofd onderwijsbureau ROC Kop van Noord-Holland) Wat merkt de leerling en/of deelnemer van alle maatregelen die in het verleden genomen zijn? Deelnemers merken dat ze niet onzichtbaar zijn, er is een sluitend registratiesysteem waardoor alle leerlingen en deelnemers zijn in beeld zijn. Verder kent de regio een dekkend opvangsysteem: een combinatie van een regionale reboundvoorziening en voorzieningen binnen de scholen zelf. Voor iedere leerling en deelnemer is een passend begeleidingsaanbod: scholen, zorginstellingen en hulpverlenende instanties zijn door een nauwe samenwerking in staat om integraal en volledig op de leerling afgestemde begeleiding te bieden. Dit heeft tot gevolg dat minder leerlingen en deelnemers uitvallen. Problematiek wordt sneller gesignaleerd waardoor de hulpvragen eerder worden 27
April 2012_Regionale analyse VSV 2012 – 2015_Regio 23 Kop van Noord-Holland
opgemerkt. Daarnaast is het handelingsrepertoire van de medewerkers groter geworden zodat zij beter toegerust zijn om risicojongeren te begeleiden. Hiermee neemt de behoefte aan (externe) opvangvoorzieningen af. Wat merkt de docent, decaan en/of zorgcoördinator van alle maatregelen die in het verleden genomen zijn? Ze zijn deskundiger geworden in het werken met risicojongeren. Dit betekent niet dat iedere medewerker even bekwaam dient te zijn, hierin kan bijvoorbeeld gewerkt worden met functiedifferentiatie. Maar in het algemeen zijn betrokken medewerkers op scholen meer bekwaam in het werken met risicojongeren. Verder heeft een mentaliteitsomslag plaatsgevonden zodat (vrijwel) alle betrokken medewerkers bewust zijn van het belang van het begeleiden van jongeren naar hun startkwalificatie. De docent voelt zich niet langer eigenaar van zijn eigen opleiding, maar meer deeleigenaar van het onderwijsleerproces van de deelnemer: van de start tot diplomering. Ook leer- en loopbaanbegeleiding heeft een andere inhoud gekregen, waarbij het minder belangrijk is of dit nog steeds in de vorm van het decanaat plaatsvindt. Het gaat niet langer alleen om voorlichting over vervolgopleidingen maar ook om de match tussen de gewenste vervolgopleiding en de persoonlijkheid en mogelijkheden van de leerling. Het is van belang dat de leerling eerlijke feedback krijgt wanneer hij/zij een opleiding wil kiezen die ofwel niet aansluit bij de capaciteiten ofwel nauwelijks uitzicht biedt op het vinden van een baan. Het vo, de decaan, voelt zich verantwoordelijk voor het voldoende toerusten op het vervolgonderwijs in de vorm van de competenties en de vaardigheden die de leerling dient te bezitten voor een specifieke opleiding. Ten slotte is het RMC/Leerplicht onderdeel van het proces van uitschrijving. De exit-procedure van een school behelst dat de RMC/Leerplicht medewerker aanwezig is bij het uitschrijven van een leerling/deelnemer zodat op de dag van uitschrijving de (traject) begeleiding van het RMC/Leerplicht kan starten. Hoe verloopt de samenwerking met alle partijen in de regio? De focus is in de vorige en huidige maatregelen voornamelijk gericht geweest op het direct terugdringen van verzuim en schooluitval en minder op een langetermijnvisie. Om de schooluitval meer integraal en op de lange termijn gericht te gaan aanpakken is een nauwe samenwerking op bestuurlijk en politiek niveau nodig. Het gaat hierbij om het vormen van een gemeenschappelijke visie en aanpak door scholen, gemeenten, instellingen, zorg, politie, justitie op het gebied van: - De uitvoering van wetgeving die direct van invloed zijn op kwetsbare jongeren in de regio; - Het afstemmen tussen (toekomstige) werkgelegenheid en opleidingsaanbod: een regionale focus op kansrijke opleidingen en de economische profilering van de Noord-Kop; - Het opvangen en begeleiden van minderjarige asielzoekers naar een passend onderwijsaanbod; - De relatie tussen hulpverlening in onderwijs: “één gezin / één risicojongere – één aanpak” - Eén regio – één RMC/Leerplicht aanpak
28