ixjtnwè
râtit%t\\t
*^ 7
VOOIt IIBT JAAR
1 8 6 5, BERTIÏ3HDE
JAABGANG.
* >fr-ifr&£ *-3-<$<MH
TE LEEUWARDEN, BIJ
H. K U I F E R S. 1865.
Wumkes.nl
GEDRUKT J5U J .
I t . MIEDEMA, TE LEEUWARDEN.
Wumkes.nl
V O O R B E R I C H T .
Bij
de uitgave van dezen Volks-almanak heb ik in de
eerste plaats de geëerde inzenders van de lij dragen hartelijken dank te zeggen voor hunne leelioillende. en bereidvaardige medewerlàng, Hn voorts alleen te doen opmerken , dat van de Friesche stukjes aan het versje van W. D. des schrijvers eigen en lekende spelling gelaten is, doch dat de gedichtjes van v. d. M. en v. d. L. ia de spelling van Colmjon zijn overgebragt, hoofdzakelijk met het doel om de strekking van diens spraakkunst in dit opzicht meer algemeen bekend te maken. een plaatje
voorzien.
Be almanak is gewoonlijk van
Daartoe is thans gebruik gemaakt
van de omstandigheid dat het Friesch Genootschap er belang in stelt om door afbeeldingen de geheugenis te bewaren van staten en stinsen , die in deze provincie langzamerhand verdwijnen.
Zoo heeft het Bestuur des Genoot-
schaps voor eenige maanden eene teekenlng laten vervaardigen van Kingma-state te Zweins , en den uitgever van dit
Wumkes.nl
VI
jaarboekje vergund eene kopie daarvan aa?i zijne begunstigers aan te lieden , in de hoop dat die iets moge toebrengen , om ook dezen jaargang van den Frieschen Volles-almanak een gunstig onthaal te bezorgen. Deo, 1864.
J. G. OTÏEMA.
Wumkes.nl
loits- m JJtonwiuisteriwjeit. In dit jaar zullen 4 verduisteringen voorvallen, 2 aan de Zon en 2 aan de Maan. Slechts eene der Zons- en eeue der Maansverduisteringen zal bij ons zishtbaar zvn. De eerste is eene, bij ons onvolledig zigtbare, maansverduistering, den Uden April des morgens. De tweede is eene bij ons onzichtbare Zonsverduistering, den SSsten April des namiddags. ])e derde is eene volledig bij ons zichtbare Maansverduistering , den 4den October des avonds. De vierde is eene onvolledig bij ons zichtbare gedeeltelijke Zonsverduistering, den 19den October 's namiddags.
Wumkes.nl
Verjaardagen \an het Koninklijk huis.
Jan,
Eebr.
April
Mei
Juuij
Julij
19. Anna Paulowna, geb. Groot-Vorstin van Rusland, Koningin "Weduwe van wijlen Z. M. Willetn IC, geboren 1795. 1. Louisa Augusta Wilhelmina Amalia, Prinses van Pruissen, gemalin van Prins Prederik, geboren 1808. 19. Z. M. Wiliemlll, Koniugder Nederlanden, enz., enz., enz., geboren 1817. 38. Willcm Karel Frederik, Prins der Nederlanden, Oom des Konings, geboren 1797. 3. Wilhelmina Maria Sophia Lonisa, Zuster des Konings gemalin van Z. H. den Groot-Hertog van SaxonWeimar-Eisciiaeh, geboren 1824. 9. Willielmina Erederika Louisa Charlotta Marianna, ïante des Konings, Zuster' van wijlen Z. M. Willem I I , geboren 1810. 20. Amalia Maria da Gloria Augusta , Prinses van SaksenWeimar, gemalin van Z. K. H. Prins Hendrik, geboren 1830. 13. Willem Frederik Hendrik, Broeder des Konings, geboren 1820. 17. II. M. Sophia ïredcrika Malhilda, Prinses van Wurtemberg, Koningin der Nedederlanden , geboren 1818. 5. Wilhelmina ITrederika Anna Elizabeth Maria,tweede Dochter van Prins ïredcrik der Nederlanden, geboren 1841,
Wumkes.nl
IX
Aas.
5. Wilhelmina îroderika Alexandrina Anna Louisa, Koningin van Zweden en Noorwegen, geboren 1828 25. Willem Alexander Karel Hendrik lYederik, tweede Zoon des Konings, geboren 1851. Sept. 4. Willem Nicolaas Alexander Frederik Karel Hendrik, Prins van Oranje, oudste Zoon van Z. M. Willem I I I , geboren 1840.
Wumkes.nl
I N II O U D .
Zons- en Maansverduisteringcn Verjaardagen van het Koninklijk huis Kalender
Biadz. 7 S 10
M E N G E L W E E K. Koord-Prieschc Sagen, door J)r. J . H . Hslbertsina Het Ondcraardsche llokkeliug , door O Het Hexerskol, door J>. J . M. Halbertsma •••.... Koddige en ernstige Opschriften, door Dr. J . H . Halbertsma.. De Noordsche Mythologie , naar Dr. 11. llcusch, door J . G. O. En rimstik np nyjicrsdei. Tawyd oan minsken dy lieaf habbe , end ek oan sukken dy hactje , fcn T. G. v. d. Meulen Eenige bijzonderheden betreffende den Kapitein Douwe Auckes door 1'. A. Lcupe Oertinkings op 'e Spoanvei, fen W. Dykstra Het geslacht Voorda. \'oorgedragen in eene vergadering vau het 1'Yiesch Genootschap , door Mr. J . H . Beucker Andreœ Schets van het werkzaam leven van Dr. Julius Vitringa Coulon , door W. Eekîioff De omwenteling van 1795 in Friesland, uit de papieren van een ooggetuige medegedeeld , door Dr. Eelco Verwijs It gewisse , ien J . v. d, Leij It Tsjcrkjc (Siungstikje), fen J . v. d. L Skild forjaen (Siungstikje) , fen J . v. d. L
Wumkes.nl
3 lfi 17 19 25 5S 65 74 7S S7 94 133 134 ÎS5
XI
J A N
U A R IJ.
FEBRUAR IJ. Sprokkelmaand.
Louwmaand.
1 ZONDAO
1 2 3 4 Woensdag 3) 's namiddags 4 n. 4 5 Donderdag in den Kam. 5 6 Vrijdag 6 7 Zatnrdag 7 Nieuwejaar.
a3 Maandag Dingsdag
S ZONDAG 9 Maandag
8 Q
Woensdag Donderdag Vrijdag J ) 's morg. 1 n."S2 Zaturdag m. in den Stier. ZONDAG
Maandag Dingsdag Woensdag Donderdag Vrijdag @ 's ar. 4 u, 50 in. Zaturdag In den Leeuw.
10 Dingsdag 11 Woensdag 12 Donderdag 13 Vrijdag 14 Zaturdag 15 ZONDAG 16 Maandag 17 Dingsdag 18 Woensdag 19 Donderdag 20 Vrijdag 21 Zaturdag 22 ZONDAG 23 Maandag 24 Dingsdag 25 Woensdag 26 Donderdag 27 Vrijdag 28 Zaturdag 29 ZONDAG 30 Maandag 31 Dingsdag
10 J) 's avonds 11 u. 11 33 m. in de Kreeft. 12 ZONDAa 13 Maandag 14 Dingsdag 15 Woensdag 16 Donderdag 17 Vrijdag 18 Saturdag (P 's av. 10 H in den 19 ZONDAG Schutter. (P 's inorg. 3 u. in 20 Maandag den Schorpioen. 21 Dingsdag 22 Woensdag 23 Donderdag 24 Vrijdag 25 Saturdag © 's av. 8 n. 25 m 26 ZONDAG in de Visschen. tg) 's morg. 9 «. 53 27 Maandag in. in den Waterm.. 28 Dingsdag
/ONS OP1. 8 n. 16 11. 8 u. ]2 21. 8 u. 2
EN ONDEEGANG. ZONS O P m. 3 Ti. 52 m 1 . 7 ii. 47 m. 4 u. 10 ui 1 1 . 7 u . 29 m. 4 u. 22 m 2 1 . 7 n . 10
Wumkes.nl
E N ONDERGANG. m. ni. m.
4 n. 42 m ïu. lm 5 u. 20 m
XII
MAART.
APRIL.
Lentemaand.
Grasmaand. •
1 2 3 4 5 6
7
8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 13 J9 20 21 22 23 24 25 26 27 23 39 30 ál
Woensdag 1 Donderdag 2 Vrijdag 3 Saturdag $ 'smida. 12 n. 42 4 ZONDAG ni. in de Tweeling. 5 Maandag 6 17 i Dingsdag "Woensdag 8 Donderdag 9 Vrijdag 10 Saturdag 11 ZONDAG © 's voorm. 11 u. 5 12 JMaandag m. in de Maagd. 13 Dingsdag 14 ! Woensdag 15 Donderdag (16 Vrijdag 17 Saturiag 18 ZONDAG 19 Maandag g ' s c a m . I n . in den^o Dingsdag Steenbok. 21 Woensdag 22 Donderdag 23 Vrijdag 24 Saturdag 25 ZONDAG26 Maandag © 's morg. 5 u. 51 27 Dingsdag in. in den Kam. 28 Woensdag 29 Donderdag 30 Vrijdag
ZONS OP1. G u . 52 11. 6 u. 2S 21 6 u. 4
Saturdag ZONDAG
Maandag 3 ) 's morg. 1 u. 42 üingsdag m. in de Kreeft. Woensdag Donderdag Vrijdag Saturdag ZONDAG
Maandag Dingsdag @ 's morg. 4 n. 50 Woensdag m. in de Weegsch. Donderdag Vrijdag Goede Vrijdag. Saturdag ZONDAG Paschen. Maandag 2e Paaschdag. Dingsdag (£ 's av. 11 n. 43 in. Woensdag in den Steenbok. Donderdag Vrijdag Suturdag ZONDAG
Maandag Dingsdag @ 's nam. 2 u. 36 Woensdag m. in den Stier. Donderdag Vrijdag Saturdag ZONDAG
EN ONDERGANG. ZO NS OPra. 5 n. 35 m. 1. 5 n. 38 ni. 5 n. 55 m. U I . 5 u. 15 m. 6 u. 12 m. 2 1 . 4 u. 51
Wumkes.nl
EN ONDERGANG. m. 6 n . 33 m. m. 6 u. 50 m. m. 7 n. 8 m.
XIII
MEI.
J Ü N IJ.
Bloeimaand.
Zomermaand.
< 1 2 3 4 5 6
7
8 9 10 11 12 33 14 15 16 17 IS 19 20 21 32 23 34 25 26 27 28 29 30 ál
Donderdag 3 's morg, 8 n . 44 Vrijdag ïïi. in de Maagd. Saturdag ZONDAG Pinksteren. Maandag 2e Pinksterdag. Dingsdag ri i Woensdag ZONDAG Maandag 8 Donderdag Dingsdag 9 Vrijdag @ 's morg. 10 u. 4 Woensdag @ 's av. 8 u. 46 m. 10 Saturdag in. in den Schutter. Don derdag j (in den Schorpioen. 11 ZONDAG Vrijdag 12 Maandag Saturdag 13 Dingsdag ZONDAG 14 Woensdag Maandag 15 Donderdag Dingsilag 16 Vrijdag f ) 's miuâ. 12 n. 16 Woensdag 17 Satnrdag m. in de Visschen. Donderdag (JU 's m. 7 u. 2 m. in 18 ZONDAG Vrijdag 19 Maandag den Waterm. Saturdag 20 Dingsdag ZONDAG 21 Woensdag Maandag 22 Donderdag Dingsdag 23 Vrijdag © 's morg. 8 u. 29 Woensdag @) ' s a v 11 u. 12 m 24 Saturdag m. in de Kreeft. Donderdag in de Tweelingen. 25 ZONDAG Vrijdag 25 Hemelvaartsd. 26 Maandag Saturdag 27 Dingsdag' ZONDAG 28 Woensdag Maandag 29 Donderdag Dingsdag J30 Vrijdag Woensdag Maandag Diugsdag 3> 's nam. 4 u. 27 in. Woensdag in den Leeuw. Donderdag Vrijdag Saturdag
ZONS OP1. 4 u. 31 11. 4 u. 12 31. 3 u. 55
1 2 3 4 5 6
EN ONDERGANG. ZONS OPm. 7 u. 25 m. 1. 6 u. 2 m. 7 u. 41 m. 11. 6 u. 39 m. 7 u. 57 m. '21. 6 u. 37
Wumkes.nl
EN ONDERGANG. m. 5 u. 36 m. m. 5 u. 13 m. m. 4 u. 61 m.
XIV
J ULIJ.
A UG USTÜS.
Hooimaand.
Oogstmaand
1 Saturdag 3 ' s morg. 2 u. 3 m. l Dingsdag 2 ZONDAG in de Weegschaal. 2 Woensdag 3 Donderdag 3 Maandag 4 Vrijdag 4 Dingsdag 5 Saturdag 5 Woensdag 6 ZONDAG 6 Donderdag ri 7 Vrijdag Maandag © 's morg. ij u. 53 8 Saturdag © 'sav. 8 u. 50 m. 8 Dingsdag ra. in den Waterm. 9 ZONDAG in den Steenbok. g Woensdag 10 Maandag 10 Donderdag I I Dingsdag 11 Vrijdag 12 Woensdag 12 Saturdag 13 Donderdag 13 ZONDAG (J 's av. 10 u. 5 m. 14 Vrijdag 14 Maandag in den Stier. 15 Saturdng g} 's av. 4 u. 49 in !15 Dingsdag ZONDAG IC den Kam. lic W oensdag 17 jMaandag U7 Donderdag IS Dingsdag Jis Vrijdag 19 Woensdag 19 Saturdag 20 Donderdag 20 ZONDAG 21 Vrijdag '21 Maandag © 'sav. 7 u. 39 ai. 22 Saturdag @ 'sav. 0 u. 42 m. 22 Ding&dag in de Maagd. 23 ZONDAG 23 Woensdag in den Leeuw. 24 Maandag 24 Donderdag 25 Dingsdag 25 Vrijdag 26 Woensdag 20 Saturdag 27 Donderdag 27 ZONDAG 2S Vrijdag 28 Maandag 29 Saturdag 29 Dingsdag 3 's midd. 12 u. 9 30 ZONDAG •J) 's av. 7 n . 32 m 30 Woensdagm. ia den Schutter 31 Maandag in den Schorpioen J31 Donderdag ZONS OP- EN ONDERGANG. ZONS OP- EN ONDERGANG. 1. S i , 44 m. 8 u.. 12 m • 1. 3 u. 39 m. 8 u. 26 m. 11. 3 u. 37 m. 8 u. 22 m 11. 3 u. 49 m. S u. 20 in. 31. 3 ii. 35 in. S u. 27 m !21. 4 ii. 1 ra. 8 u. 11 is.
Wumkes.nl
XV
SEPTEMBER.
OCTOBER.
Herfstmaand.
Wijnmaand.
•aS32?>
•
1 ZOXDAG 1 Vrijdag 2 Saturdag 2 Maandag 3 ZONDAG 3 Uingsdag Woensdag g) 's av. 10 u. 54 m. 4 Maandag in den IJam. 5 Dingsdag Q 's nam. 2 u. 15 m. 5 Donderdag 6 Woensdag in de Vissehen. 6 Vrijdag 7 Donderdag 7 Saturdag 8 Vrijdag S ZONDAG 9 Saturdag 9 Maandag 10 Dingsdag to ZONDAG 11 Maandag 11 Woensdag (£ 's nam. 3 u. 45 in 12 Dingsdag (J Ymorg. 5u. 2()\1'^ Donderdag in de Kreeft. 13 Woensdag 13 Vrijdag m. Ta de Tweel. H Donderdag 14 Saturdag 15 Vrijdag 15 ZojfDiO 16 Satardag 16 Maandag 17 ZONDAG 17 Dingsdag 18 Maandag .18 Woensdag 19 Dingsdag @ 's av. 11 u. 9 m.|19 Donderdag @ 's nam . 4 u. 50 in. in de Maagd , inde Wcegsch. 20 "Woensdag bo Vrijdag 21 Donderdag '21 Satm-dag : 22 Vrijdag 22 ZONDAG 23 Saturdag J23 Maandag 24 ZONDAG Dingsdag 25 Maandag Woensdag 26 Dingsdag '26 Donderdag27 Woensdag 27 Vrijdag 5 's nam 4 u. 13 SS Donderdag 3 's vnorg. 3 n. IC 23 Saturdag m. in den Waterm. 29 Vrijdag in in den Steent). 29 ZONDAG SO Saturdag Maandag ko 31 Dingsdag
u
ZONS OP- -EN ONDEHGANG. ZONS OP1. 4 n. 16 m. 7 il. 53 m. 1. 5 u. 9 1 1 . 4 u. 35 m. 7 ii. 34 ra. 11. 5 u. 27 21. 4 n. 52 m . 7 u . 13 m . 21. 5 u. 44
Wumkes.nl
ES ONDERGANG. m. 6 u. 49 m. m. • 6 u, 25 in. m. Ca. l m .
XVI
NOV E MBE R.
D E C EMBER.
Slachtmaand.
Wintermaand. << l
1 Woensdag 3 Donderdag 3 Vrijdag 4 Saturdag 5 ZONEAG
8 u . 26 &im.'s inmorg. den Stier.
-
| i Vrijdag S 3 Saturdag
3 ZONDAG i Maandag 5 Dingsdag
(J) 's av. 7 n. 7 m. in de Tweelingen.
6 Maandag ! 6 WoensdagDonderdag 1 Dingsdag 8 Woansdag f89 Vrijdag ! 9 Donderdag Saturdag 10 Vrijdag ) 's morg. 6 u. 9 10 ZONDAG (D 's morg. O u . 35 m . in de Maagd. 11 Satnrdag ra. in den Leeaw. H^- Maandag 12 ZONDAG <12 Dingsdag '13 Woensdag 13 Maandag 114 Donderdag 14 Dingsdag 15 Woensdag {16 Vrijdag 16 Donderdag <16 Saturdag ;i7 ZONDAG 17 Vrijdag IS Saturdag 1 i 's voorm. 11 n. 23J18 Maandag U 's morg. 5 u. 8 m. in den Schutter. 19 ZONDAG m. in den Schorp. S'9 Dingsdag 20 Maandag 30 AVoensdag '<21 Donderdag 21 Dingsdag 22 Woensdag Ï22 Vrijdag .33 Donderdag «23 Satnrdag 34 Vrijdag f24 ZONDAG ;!25 Maandag 3 'smida. 12 ii. 54 25 Saturdag 26 ZONDAG 3 's morg. 3 u . 23<'2G Dingsdag m. in den Kam, m. in de Visschen. j27 "Woensdag 27 Maandpg 28 Dingsdag 28 Donderdag 29 Vrijdag 29 Woensdag SO Donderdag 530 Satnrdag ;31 ZONDAG tv ZONS OP1. 6 n. 58 11. 7 n. 17 21. 7 n. 34
FA' ONDERGANG. { ZONS OP- ]EN ONDERGANG. m in m
4 u. 26 m.\ 1 . 7 a. 51 m. 4 u. 8 m . a i . 8 n. 5 m. 3 n. 56 m.<21. 8 u. 13 m.
Wumkes.nl
3 n. 46 m. 3 u. 41 m. 3 n. 43 m.
Wumkes.nl
Wumkes.nl
M«i-F!îisæ MŒL Waar onze geschiedenis begint, zien wij dat Friesland zich langs de stranden der Noordzee van het zaiden bij Vlaanderen af uitstrekt tot aan Jutland toe. Deze ligging langs zulk eene uitgestrekte streep gronds was hoogst nadeelig voor de weerbaarheid en onafhankelijkheid der Friezen. Hoe ronder en geslotener toch de bodem van een land is , hoe dichter de stammen van het volk bij elkander wonen en hoe beter zij elkander kunnen bijstaan, om het gemeene vaderland te verdedigen ; daargelaten dat zij naar gelang van de -uitgestrektheid des lands een veel kleineren zoom te verdedigen hebben, dan die verspreid op eene lange lijn wonen. Slaat een oog op de kaart van Frankrijk , en gij zult u overtuigen, welk eene kracht tot zelfverdediging dit rijk uit zijne geografische ligging als een rondachtige en geslotene tuin ontlenen moet. De Friezen, op zulk eene lange lijn verspreid, waren juist in het tegenovergestelde geval. Zodra machtige volkstammen meer en meer naar het westen opdrongen en de boorden der Noordzee naderden , werd die lijn op onderscheidene plaatsen doorbroken , zonder dat de naburende stamgenoten in staat waren zulks te beletten; hier de Burgundiërs , elders op eene menigte plaatsen de onrustige Saxen, hoger op de Denen, met dien gevolge, dat de oude bevolking verdron-
Wumkes.nl
gen of versmolten werd , en er ten laatste gene onvermengde Friezen overbleven, dan op enkelde afgelegene plekken, die , of door hunne moerassige natuur ongenaakbaar waren , of wegens de armoede van grond en bewoners der Duitsche roofzuckt geen lokaas aanboden. Ook moet ik nog aanmerken , dat behalve de geografische ligging het vooral ook de staats-inriclitingen waren, die het algemeene vadei-land nog zwakker maakten. Dat grote Friesland was niet één land, door dezelfde macht en onder dezelfde wetten geregeerd ; het was een verbond van verscheidene kleine republieken , die geheel onafhankelijk van elkander waren en er elk haar eipen wetboek op nahielden. Zelden seO
ir
o
lukte het deze kleine staten zicîi tot één groot doel gewapenderhand te verenigen; de een iia den ander werden zij overvleugeld en in het overwinnend volk versmolten , zonder dat de zwakke bondgenoot bij machte of willens was om zulks te verhinderen. In Engeland, doch daar verenigd met Anglen, Saxen en Denen, en verdedigd door den omvangeaden oceaan en hunne vloten ; in Engeland alleen tobben zij zieh gehandhaafd en er dat rijk goaticlit, wiens vrijheid en macht uitgaan over alle hoeken der aarde. Zo is dan dat grote volk , wiens roem als overwinnaar der Eoineinen voor 18 eeuwen door geheel Germanje klonk , aan deze zijde van het kanaal terug gebracht tot ons Friesland met zijne eilandjes onder het rijk der Nederlanden ; tot het eilandje Waugeroog en het arme kleine Sater]and in liet .'BÏddsn van Veenmoorassen onder Duitsehlana; tot de rotsen
Wumkes.nl
den , zoals Feur, Amrum en Sijlt. Voorzeker zijn dit al zetr geringe overblijfels in vergelijking met liet groto volk, waartoe zij eenmaal behoorden, en evenwel nog merkwaardig door dat gene wat zij van den aard en de taal van 't oude volk, onder de verwoestingen en omkeringen van 18 eeuwen , hebben overgehouden. Daaronder belioort hunne ongetemde afkeer van slaafsclie onderwerping en kruiperij; huane naar stugheid gelijkende stadigheid en vastheid van wil; de stilheid in hun voorkomen met het vuur des ij vers van binnen; en hun geest van overleg en berekening in alles wat zij ondernemen. Taai en stil bovendien in het beraadslagen. doch aandringend en volhardend in de uitvoering ; kalm in voor- en tegenspoed, in vreugde en droefheid, zijn zij even verwijderd van de Duitsche pohei en de Saxische opgewondendheid als van de wuftlieid der Fransclien. Deze trekken mogen hier dus , daar zo , gewijzigd zijn, wat den grondslag betreft zijn zij nationaal er» nog aan de overblijfsels van het Friesche volk gemeen. Hetzelfde geldt van hunne taal. De consonantiselie bouw der woorden is één , maar het vocalisme onderscheiden en gekleurd naar de taal der naburen , met welke de Friesche stam langen tijd in aanraking was. Door het vocalisme ondertusschen, als het gelnidgevend deel der taal, verstaan gewone menschen elkander bovenal, en waar dit afstekend uit één loopt, worden de stamgenoten zeken onverstaanbaar de één voor den ander. Waar dit plaats grijpt, is de éénheid van taal, ook daar waar zij inderdaad bestaat, onder een dichten sluier voor ongeletterden verborgen.
Wumkes.nl
6 Het zijn echter niet de algemene omtrekken van taal en karakter, die ons het overtuigend teken van dezelfde afkomst zijn; dan eerst wanneer wij in de bijzonderheden bij beiden afdalen, krijgen wij onmiskenbare zekerheid. En wie, die van dien kant zijn onderzoek heeft voortgezet, heeft in Noord-Friesland gene spelen, gene woorden, gene betekenissen der woorden, gene spreekwijzen en spreekwoorden , j a , kleine spelingen aangetroffen , die hij ergens op een afgelegen dorp van ons Friesland en nergens anders terug vindt: ten duidelijken bewijze, dat deze twee uiteinden , door welken afstand ook geseheiden, eenmaal bij elkander woonden en in afkomst bij elkander behoren? Wie, vraag ik ve?:der, die met aandacht de juiste karakterschildering , door den Duitschen reiziger Kohl (*) van de Noord-Friezen gegeven, met aandacht doorbladerde, stond niet verbaasd over de gelijkheid, en meende niet de plattelands bewoners van ons Friesland voor zijne ogen te hebben ? — Er bestaat behalve taal en karakter echter nog een derde punt van vergelijking; ik meen de volksherinneringen en bijgelovigheden, zoals die in spreekwoorden, sprookjes en vertellingen bij het volk zijn bewaard gebleven. Doch ook Her worden wij door eene sprekende gelijkheid aan beide kanten verrast, zodanig zelfs , dat de fabelachtige nevelen , waarin Friso als de stichter van het volk omwandelt, de wieg van beider geschiedenis omhullen. Er bestaat in dit laatste opzicht een Duitsch boek , hetwelk in ons Friesland waarschijnlijk weinig bekend is en het (*) J . G. Koil, die marschen und insein der hcrzogtMmer Sotleswig und Ilolstein I , £76,
Wumkes.nl
toch verdient te zijn: ik bedoel de Sagen, mârchen und Üeder der hertogthümer Scîileswig , Holstein und Lanenbui'g, Jierausgegehen von Karl Mullenhoff, (Kiel. 1845). Deze sprookjes, in zoverre zij genen geschiedkundigen grondslaghebben , moeten toch in de oude volksbegrippen dier landen wortelen, en aangezien er ook dikwerf melding gemaakt wordt van de Noord-Friezen , die de eilandjes en den westelijken zoom van Sleeswijk bewonen, zou het voor den beoefenaar der Eriesche geschiedenis wel der moeite waard zijn om eens te zien, of er ook punten van overeenkomst tusschen de oude denkbeelden dier Friezen en de onze bestaan heeft. Zeker is het dat er in ons Friescb. verscheidene voorstellingen en spreekwijzen bestaan, van welke ik mij voor het lezen dezer sprookjes gene rekenschap konde geven. Zo zeggen wij, bij voorbeeld: De Jioánne bret Basüisous-aeyen nwt, de haan broeit Basiliscus eijeren u i t ; wat wil dit zeggen ? Hoor het sprookje uit de Bielenberger marsch , (*) en gij zult voldaan zijn. Als een haan zeven, volgens anderen twintig jaar oud wordt, dan legt hij voor het eerst een ei, en daar koomt een dier uit voort, dat men den Basiliscus noemt. Elk levend schepsel, hetwelk dit monster met zijnen blik treft, sterft op staande voet, en zelfs stenen springen er van te bersten. Wanneer men den Basiliscus echter een spiegel voor ogen houdt en hij zijn eigen beeld koomt te zien, moet ook hij zelf sterven van zijnen eigenen terug gekaatsten blik. Cats heeft het spreekwoord, De basiliscus moet in 't ey vertreden worden. (Spieghel van den Ouden ende (*) (Miillenhoff, 273).
Wumkes.nl
Nieuwen tijdt (1632) pag. 2.) De oude Engelschen hadden insgelijks hunnen basiliscus onder den naam cockatrîce, van cock, haan, en om het hof hun compliment te maken, noemden zij een hoveling ook cocJcatrice. (*) Ook beweerden zij dat die basiliscus voortkwam uit het ei van een liaan, dat uitgebroeid was onder een pad of slang. Dit monster had bij hun poten en wieken, een kronkelenden slangenstaa rt en eene kuif als de kam van den haan, en zij verbeeldden zich de fierheid van een liaan met het kruipende van een pad en de valscheid van een slang in den hoveling verenigd te zien. — Nog een ander voorbeeld. Wij zeggen , men matte nin kat yn 'e sek keapje , en ook de Hollanders, men moet geene kat in den zak kopen, men moet geen ding kopen, waarvan men de deugden en gebreken niet vooraf goed onderzoent heeft. Waarom juist eene kat, en geen hond of ander dier ? Misschien dat een dwaas volksrelletje er de grondslag van is. Gelijk wij ons Dokkum en de Overijsselaars hun Campen hebben , zondenbokken op wier nek alle dwaasheden afgeschoven worden , zo houden ze er bij onze Noordsche stamgenoten hun Busum en Gabel op na. Voor vele jaren nu , zo luidt het vertelsel, kwam er eens een reizend koopman met eene kat in den zak te Gabel. Vau zulk een schepsel hadden de Gabelers nog nooit gehoord, en zij vroegen dus nieuwsgierig , wat dier dit toch was ? // Het is een dier , zeide de koopman, om muizen uit te roeijen." » Jonge! zeiden do Gabelers , zo'n dier zoude ons mooi passen; wat moet liet kosten ?" «Net driehonderd daalders op den {*) Brand , popukr aatiquities , Ellis. III, 374.
Wumkes.nl
kop," zeide de koopman, « en geen duit minder." De koop was klaar en liet gansolie dorp bracht do sem bij elkander, omdat liet gansolie dorp er de voordelen van moest plukken; met algemeene stemmen werd besloten 031 b\i het eene einde van het dorp met de jacht te beginnen , opdat de kat van den eenen buur naar den anderen overstappende zo de gansene plaats van muizen zou kunnen schoon vegen. De koopman ontfing zijne driehonderd daalders en vertrok j doch hij had naairwelijks een quartisr de rug gekeerd, of het viel den Gabelers in den zin, dat zij nog niet wisten , wat dat beest vrat ? Dus wierp zich ogenblikkelijk een jong kerel op een snel paard om den man na te rijden , en naauwelijks had hij den koopman in het gezicht, of riep dezen in de verte al toe : Wat vreet dat beest ? // Melk en muizen," antwoorde de voortreizende koopman, hetwelk de Gabeler verstond, alsof de man gezegd had: Melk en menscâen." Geheel verschrikt ijlde de boodschapper in vollen ren naar Gabel terug, waar hij de ontzettende tijding bracht, dat de kat menschen vrat. " Menschen ? Menschen ?" was de algemeene angstkreet; *• Menschen, menschen vreten 1" Ieder rees de hairen ten berge, en in een ogenblik ontruimden de dorpelingen het huis, waar zij het vreemde dier met zoveel bewondering en vreugde beschouwd hadden. Nu was goede raad duur, en bij allen ontstond de grote vraag , op welke wijze die menschenvreter veilig weder kwijt te raken ? Na ernstig en rijp beraad vond men eindelijk goed, om het huis, waar de kat in zat, op dorps kosten in brand te steken en zo dat monster met één te doden. Dit gebeurde, doch toen
Wumkes.nl
10 vuur en hitte het beest al nader en nader kwamen , vlood de kat met een dodelijk angstgelol in het naaste huis. Ook dit branden zij af, en de kat vlood weder in het derde huis. Ook dit gaven zij ten prooi aan de vlammen ; doch ook de kat alweder een huisje verder, en dit duurde zo voort, tot dat er geen huis meer overeind stond en ge•heel het dorp Gabel in de asch lag. Dat koomt er van , als men een kat in den zak koopt. (*) Onder de vertelsels van den ouden tijd zijn er verschillende bij Miillenhoff, die op de zeden en het karakter der oude Noord-Friezen doelden. En dewijl het vooral de maagden en moeders zijn ,• die den aard, de deugden en gebreken eener natie vestigen, zo zal ik twee voorbeelden van vrouwenmoed aanhalen , die door de overlevering daar nog in herinnering worden gehouden. Onder de deugden der Germanen telt Tacitus vooral ook de ongerepte kuischheid hunner vrouwen , en liet is uit het algemene getuigenis der geschiedschrijvers bekend, dat de vrouwen der oude Friezen een ruim deel in dezen lof toekwam. Onder de overleveringen, die wegens dit punt bij de Noord-Friezen bestaan , heeft de volgende aantekening van Hansen eene eervolle plaats. Op liet zuideinde van het Friesche schiereiland Sijlt verheft zich aan den oever der zee een stoute duin, van honderd voeten. hoogte en een half uur lopens in den omtrek. Het heet de Buder, of keten , hutten , wijl aldaar bij eenen inham der zee eertijds visscherslmtten stonden, waar de visschers van Sijlt zich in liet voorjaar en den herfst op(*) Zie de eerde kat in. Gabel, bij Müllenhoff, 93.
Wumkes.nl
11 hielden, doch waar de Noordsche zeeschuimers zich van tijd tot tijd ook wel eens als in een hinderlaag nederlieten; Hier nu aan deze verscholene ankerplaats landden op zekeren dag Zweedsche zeerovers, terwijl twee jonge ongehuwde visschersdochters in de genoemde hutten bezig waren met het schoon maken en inzouten van visch, en de mannen allen buiten op zee waren en vischten. De meisjes hadden de Zweden naauwelijks bemerkt, of wetende wat hun van woeste wellustelingen te wachten stond, lieten alles in den steek en zetten het langs de stranden op een lopen al noordwaarts aan, om het eerste dorp liet beste zo spoedig mogelijk te bereiken. De ééne, een flinke tas, had dan ook het geluk om nog in tijds te komen aan het thans verdwenen dorp Nieblum, voormaals ten zuidwesten van het tegenwoordige Eantum gelegen. Doch de andere minder sterk en snel ter been, begonnen de krachten te begeven op eenen weg, die anderhalf uur lang was, en met angstige blikken zag zij telkens om, terwijl de zeeschuimers haar van achteren al dichter en dichter opkwamen. Hijgende spoedde zij al aan en aan, doch ten laatste zag zij duidelijk , dat zij te kiezen had tusschen hare eer prijs te geven of zich in de zee te storten. Het oog der zeeschuimers vonkelde van duivelen-lust en reeds meenden zij het duifje in hunne klaauwen te hebben, toen het meisje in eens omzwenkte naar de zee , van den steilen oever afsprong en in den afgrond der wateren verzonk. (*) Tacitus verhaalt van de Germanen (Germ. 7) dat zij gene manschappen uit allerlei oorden en die elkander vreemd (*) Müllenhoff, 77.
Wumkes.nl
12 waren, gelijk wij, naast elkander in het gelid schaarden, maar hune soldaten bij stammen en familien ais zovele regimenten en compagnien ten strijde aanvoerden. De vrouwen waren gedurende liet gevecht achter de slagordenen gelegerd, zodanig dat de krijgers haar gejammer en liet geliuil der kinderen dikwerf horen konden. Dit waren lïunae allerheiligste getuigen , dit hunne dierbaarste Icfredenaren, die hunnen bezwijkenden moed meer ontvlamden, dan de linten en kruisen van al de koningen der sarde. Bij liunne moeders, bij hunne vrouwen kwamen zij met hunnne gapende wonden , en deze vreesden niet da houwen van het slagzwaard te tellen ea te ondertasten. Van dezen mannenmoed nu hebben de Friesche vrouwen in den nood treffende voorbeelden nagelaten, ea op groad van ondervinding meen ik te durven zeggen, dat zij ia dat geval nog niet geheel ontaard zijn. Innig ben ik overtuigd, dat de veroveraar, die de legers der mannen iii Engeland had verslagen, nog een veel wanhopiger îeger van vrouwen te vernielen zoude vinden. Ook in ds overleveringen der Noord-Friezen leeft nog die vrouwenmoed, als het de eer en de vrijheid van het vaderland gold, en hoewel die overlevering alles behalve historisch is en met de buiieske sieraden der middeneeuwen omkleed wordt, zo zal ik er toet eene van aanhalen. Dû nabuursehap van Denen en Noord-Eiïezan bracht 3ien in de oude woeste tijden dikwerf in vijandige aanraking met elkander; reeds in de Angelsazisdie zangen van ds Bsowiûf vinden wij de helden der Deren en Eriezen tegen elkander in het harnasch. Daarbij moet raen zich
Wumkes.nl
1'à echter gene veldslagen als de tegenwoordige van 50 of 100,000 man, maar benden van enige honderden of een paar duizend man voorstellen. In een nu dezer gevechten rieken de Friezen in wanorde en begonnen te wijken. De vrouwen der Friezen, die in de legerplaats achter de strijdenden brij kookten , het deinsen hunner mannen ziende grepen de siedende brijpotten van het vuur en gingen daarmede den vijand te gemoet. Rechts en links vloog de kokende brij de Denen om de oren. In liet eerst lachten zij om dit vreemde bedrijf; doch toen de Friezen de kloekheid hunner vrouwen zagen , schaamden zij zich over hunne kleinmoedigheid en met nieuwen heldenzin knoopten zij den strijd weder aan. Nu kwam de beurt van vluchten aan de Denen , en later heette liet, dat de Friesclie vrouwen de Denen met den brijpot op de vlucht hadden geslagen, terwijl de mannen den brijpot uit dankbaarheid, in het wapen van Friesland hadden opgenomen. In liet Noord-'Friesene wapen koomt inderdaad een brijpot voor. Op dezelfde wijzen verdedigden de vrouwen van een anderen Friesclien stam, namelijk de Ditmarsen, Moldorp, toen de vijanden liet stormenderhand meenden in te nemen. (*) Wanneer men met Tacitus en de Friesclie geschiedenis een weinig bekend is zal men in deze Sagen gedurig sporen van den aard en de zeden der oude Friezen aantreffen. Zo weten wij van den Eomeirisehen geschiedschrijver, ebt na liet verslaan der legioenen van Yarus door de Germanen , de Komeinen later met een nieuw leger op de plaats van de nederlaag aankwamen en daar met sousbore ijzing f)
.r-«i.i!Æ'!>.off. -<:\.
Wumkes.nl
14 de hoge stapels van het onbegraven gebeente hunner gesneuvelde krijgsmakkers aanschouwd hadden. De Germamen meenden namelijk hunnen vijand te schandvlekken met zijn lijk onbegraven als een stinkend aas voor wolven en roofvogels te laten liggen. Bij den veldslag te Warns was deze gewoonte onder de 3?riezen nog niet uitgestorven; want jaren na hunne overwinning lag het gebeente van honderden verslagene Hollanders daar nog onbegraven. Hetzelfde meldt de overlevering van de Ditmarsers. Bij den slag van 1404 in de Hamme werden driehonderd Holsteiners, zowel edellieden als burgers en boeren doodgeslagen , doch niet begraven; de lijken bleven cp het veld ten prooi aan honden, wolven, en raven liggen, en de adelijke vrouwen kwamen uit Holstein om de lijken hunner mannen en zonen op te halen, (*) Indien iemand deze Baçjen van Müllennorff met vrucht voor de kennis der betrokkene nationaliteiten wil lezen, moet hij een geest van onderscheiding, een zekeren, takt medebrengen om liet waarlijk oude van het nieuwe te onderscheiden; want anders loopt hij gevaar om uit dat gene, wat eerst dagtekent in de 17de eeuw, te besluiten tot den toestand van zeden of begrippen in de eerste. Zo bij voorbeeld , als er in de sagen van snuiven of tabak roken voorkoomt, dan weten wij dat het sprookje niet voor 't begin der 17de eeuw kan zijn opgemaakt, omdat het tabakroken toen eerst algemeen begon te worden. Een soortgelijk sprookje loopt er in het Oldenburgsclie van den volgenden inhoud. (†) In dien tijd , toen de duivel nog (*) Müllenhoff, 31. (†) Müllenhoff, 376.
Wumkes.nl
15 nooit een sctdetgeweer had gezien , was hij eens op een wandeling door het boscli, wanneer hem. een jager ontmoette, die een geweer op den rug had. De duivel had naauwelijks het geweer bemerkt of, brandend van nieuwsgierigheid gelijk de vrouwen, vroeg hij: //Wat ding hebt gij daar ?" //Dat is mijn snuifdoos," antwoorde de jager. //Koom, laat mij dan maar eens van u snuiven ," zeide de duivel. De jager hield dadelijk den loop van het geweer vlak op de neus van den satan aan en brandde het schot met musschehagel in zijne tronie los. Zo als zijne satanseke majesteit het volle schot ia neus en wangen kreeg, begon hij geweldig te fniezen , wel zeven of acktmaal achter elkander. //De donder, dat is een krachtig snuifje," zeide de duivel. // Ik dank u. Maar in wat winkel koopt gij die kruiden ?" De lezer zal, dunkt mij , wel met mij overtuigd zijn , dat deze en dergelijke duïvelscTie uijen niet boven een paar eeuwen oúd kunnen zijn. September 1864.
J. H HALBEETSMA.
Wumkes.nl
Jjji 0Hd41{HEî|âötîî4 Îï0ll4îhï||. In de Kerkelijke aanteekeningen van Andreas Tiara (1696), komt de volgende bijzonderheid omtrent Molkwerum voor: // Molkwerum is een dorp gelegen tusschen Hinlopen en Staveren, gemeenlijk het ïriesche doolhof genoenid , wegens de wonderlijke en ongeregelde plaatsing van de huizen. Het ligt nabij liet strand , er wonen weinige Katholijken , veele Gereformeerden , maar meest Mennisten. Het lieeft eene groote en rijke bevolking. Mij is door geloofwaardige personen verzekerd , dat Her het onderaardsche hokkeling huisde. Een hokkeling is een kalf dat een'jaar oud is, of daaromtrent. Zoo dikwijls iemand sterven zoude, vertoonde dit kalf zich voor de vensters en keek er door; on gewoonlijk kort voor den dood van dezen of genen, zonder aanneming des persoons. Dit is mij verhaald, zeg i k , door een geloofwaardig persoon in tegenwoordigheid van verscheidene Molkwerumers , zoo mannen als vrouwen. Hoewel deze van die hatelijke stoffe niet wilden spreken , om dat zij wisten, dat liet de duivel was , die onder zulk eene gedaante verscheen, bevestigden zij echter het geaegde." Sijii er ook meer aiilkc hokkelingen of andere spookdieren bekend ? •T. G-, O.
Wumkes.nl
HET HBXEES-HOL.
Op de vraag van den heer O. , of er meer zulke spookdieren, als het liokkeling van Molkwerum bekend zijn, kan ik antwoorden, dat dit dorp oudtijds befaamd was wegens zijne bijgeloovigheid , en alzo den eernaam verwierf van het hexers-Jiol, die nog voortleeft. De oude wijven , die den satan als maîtressen dienen , veranderen zich gewoonlijk in zwarte katten en jagen in dien vorm kleine kinderen dodelijke kwalen aan. Doch dezelfde dames te Molkwerum , leper , veranderden zicli daar in hazen, die voor dag en voor daauw de koeijea in de weide molken , zodat de boer 's morgens op de melkplaats de jadders ledig vond. Van Molkwerum ging met het onlieil echter ook het geneesmiddel uit. Moest ergens een kwijnend kind of een karnton , waar het niet in boteren wilde, worden onttoverd , men riep den duivelbanner van Molkwerum , die het kind met magische banden — en de karnton door een omgelegden cirkel van toverkruiden en geheimzinnig geprevel onttoverde. In die oorden ontmoette men op zijnen weg ook dikwijls de bekende begangel of lijkstatie in schijngestalte. De lijkkist, de baar, de dragers , zij die 't lijk volgden, alles was daar en stond 'eensklaps voor den voetganger stil. Hij volgde die lijkstatie, en het huis waar zij stil Meld en verdween, daar woonde de man, wiens
Wumkes.nl
3
18 äterfuur binnen drie dagen slaan moest. Zij , die deze hegangel ontmoette , verzekeren u , op hunne eer , dat zij die mot eigene oogen gezien hebben , even duidelijk als het hokkeling van Tiara. J a , wanneer de heg angel op de graven staat en geen mensch' haar ziet, zien haar de paarden die langs liet kerkhof rijden en met schichtige en verschrikte sprongen voorbij snellen. Deze heg angels behooren tot onze vroegste volksbegrippen , die reeds dagteokeuen van de eeuwen , toen onze voorouders met Anglen en Saksen Brittannie veroverden ; want in Engeland leven de heg angels nog onder den naam van Second-sigMs voort. Het nationale leven is taai; de volksbegrippen , vereenigd met het karakter en de taal der natie, zijn langer tegen den knagenden tand des tijds bestand dan paleizen en kastelen van graniet, die bestemd waren om het geweld der eeuwen te trotseren. J. II.
Wumkes.nl
HALBEBTSMA.
Koddige en Ernstige Opschriften.
In de koddige en ernstige opschriften , ten jare 1884 bij Jeroen Jeroense te Amsterdam uitgegeven , komen een aantal versjes voor, die op Friesland betrekking hebben. Ik geef hier enige staaltjes om dezen of genen tot eene volledige uitkipping aan te moedigen. • I n l a u d e i n F r i s i a e. Frisia sentina mundi , cui nier da bovina .Est focus, urina lixivia serumque úna. Dit is oud paskwil op oud Friesland, en vooral op liet armste deel der bevolking , hetwelk in vroegere eeuwen gedroogde koemest voor brandstof, pis voor loog en wei voor wijn gebruikte. I , 37.
Sint
Steffens
lofzang.
By liollige sinto Steffen, Dy mylde Godes druyi, Jerusalem to da por te So gong » ' Mm stieten uyt. Men worp Mm mit ien füntstien Het flaesh al f en syn Hen.
Wumkes.nl
20 Der omme Tcomt sint Stejfensdey Cristmoom nu al so ney. Kyrioleys. I , 219. Mollige, heilige, zo als het JEng. holt/. — Mylde, zachtmoedige. — Druyt, dienaar. — Wlintstien, keisteen. — Cristmoom, de eerste kersdag; de tweede kersdag is zowel aan den H. Stephanus als aan den geborenen Christus gewijd. — Wie weet mij de herkomst van dezen lofzang aan te wijzen , en mij te zeggen , of de oude Priesen hem werkelijk op St. Stefi'en zongen ? •Fries
1 uy f f e 1 - s o h r i f t t o t
Leeuwarden,"
Dy folie het sel folie litte; Dy langst libieè sel 't algerre besitte. I , 69. // Te Leeuwarden aen den stompen toren (Oude hoofster) // staet op een sark een Orangie boom uitgekouwen , daer ii een wapenschild aen de tak hangt, in 't welke een om// gekeerde werelt staet met dit onderschrift: Anno 1570. Ia 't niet verdrietig?" I I I , 352. Dit opschrift weet ik niet te verklaren, of het moet zijn , dat de prins van Oranje de wereld op een end zette.
Wumkes.nl
£1 // De jnagistraet van Sneek liet door hun roeper Simou *Jansz 1572 uytroepen:" Elclc hoorn op syn bidt .En begiet dal selve ff lid, So glydt den colonel Met zyn smart felVan hoven del. I , 214. Vertel mij nu eens, wat de burgerij van Sneek doen moest ? Gewoonlijk betekent bit, een met de bijl gehouwen gat in 't ijs ; doch dit geeft geen zin.
In eene verzameling van deviezen op briefjes van een loterij in 1606 te Leeuwarden gehouden, komen ook deze voor: p. 164. Is de mensch tot saücJœit of verdoemenis gepredestineert, Wat baet vermanen , gepreecht of geleert ? Te Joure werden de drie gemeenten dus onderscheiden : de mennisten gingen naar de vermaning , de gereformeerden naar de kerk (de preek) en de roomschen naar de leering. p. 168. Hylck Douwes te Leeuwarden doet vragen, Wat Ity uyi de loterij sol dragen?
Wumkes.nl
22 p. 165. Gold, zilver en scîoone schilderyen, Wat sol ni1 er ten jongste dage mede bedyen ? Het was gene loterij om geld als de onze, maar om goude n en zilveren voorwerpen, schilderijen, enz. p. 166. Split-†uyters met lange rokken Konnen wel speer-ruyters te velde lokken. p. 168. Wie /der venoaclit liet grootste lot, Is inderdaet de snootste zot. Snood staat hier in den ouden oorspronkelrjken zin van ellendig. aldaar, Ik moet u, Heeren, eens vragen te deser spacie, Wat is beter, het Papiste vagevtier of de Geu-sepredicatie ? p. 168. De werelt is een loterij Daer ieder stoet liet treeken vry, Maer d1 een verkrijgb liet lot van koning En d" ander van een boerenwoning; Maûr als sy Leyde syn tot asc/i, Zeg eens, wiens lot het beste was ?
Wumkes.nl
23 Claude Eonteine was de vriend van Gijsbert Japïx. Op den gevel van zijn huis te Leeuwarden , stond het volgende vierregelig rijmpje : Die Die En Syn
door bedrog syn naesten scheid, woord en waerheyt bits ontkent met syn tong liet hert heliegt, stel, moer Godt hy niet bedriegt. I , 136.
^ G l a s s c h r i f t te L e e u w a r d e n . " ' T o t den H e e r Schepen Atsma." Leert
spreken
daer liet
Leert
svnjgen op uio
past,
tyt!
De tonge maeM u vast Eer gy gevangen
zyt.
I , 12.
sïïaerof
Dron-ryp, land
syn
een
naem
dorp
in
Fries-
heeft."
Door Tiet dronen van twee ossen in het reyd Heeft liyper-Droon-ryp kregen syn bescheid. I , 49. Dronen , thans dreunen, daveren, is hier loeijen, balken. !N oord-Friesch drö'ne, einen lang ausgeholten dtimpfen kut von sieh geben , wie das vleh auf dem stalle nacli
Wumkes.nl
futter. Outzen. 50. Isl. drundi, bos. Drone îs ook de naam van vele riviertjes in Duitschland.
ffLuyfel-schrift
t e B e l k u m i n F r i e s 1 a n t."
Adam en Uva gestelt in V groene paradys, Aten keur hiálcje vol van de lekkerste spt/s, Maer sy tuierden verleyt van den schelmschen droes. Bier verkoopt men kool, wortelen, rapen en groen war moes. p. 158. De verdere bloemlezing laat ik de liefhebbers over. Zij zullen er nog een merkwaardigen raad aantreffen , die aan de bezoekers van no. 100 naast het kerkhof te Tjum gegeven wordt. I I I , 47. J.
Wumkes.nl
H. HALBBETSMA.
naar Dr. E, Bengel.
Ie AEDEELING. De w e r e l d e n De C h a o s
en h a a r
en de b e i d e
ontstaan.
eerste
werelden,
1. Er was een tijd, toen er nog niets was, geen gras, geen loof, geen land, geene zee, geene aarde, geen hemel ; overal slechts eene gapende klove, — G i n n u n g a - g a p. Doch aan de beide einden van Gunningagap hadden zich van ouds twee werelden gevormd, eerst in 't zuiden de Vuurwereld, M u s p e l - h e i m , en dan in 't noorden de Nevel wereld, N i f l - h e i m . 2. Muspel-heim was licht, kalm en heet, zoo gloeijend heet, dat liet voor allen , die er niet geboren waren, ontoegankelijk bleef. Bovendien zat de Vuurreus S u r t i aan de grenzen van zijn rijk en bewaakte die met zijn vlammend zwaard. Nifl-heim daarentegen was duister, stormachtig en grimmig koud. In liet midden daarvan bevond zicli eene bron H v e r g e l m i r , waaruit twaalf stromen E l i - v a g a r ontsprongen , doch wier wateren spoedig na hun ontstaan verstijfden en bevroren.
Wumkes.nl
De B i j p - r e u s e n e n A s e n . 8. Toen schoven de ontzettende ijsschollen over elkander, bewogen zich voort naar de ledige ruimte Ginmmgas;ap, en vulden de klove al verder en verder naar Muspelîieim toe. Doch hier ontmoette het ijs den gloed , de ijsschollen smolten tot droppelen , en de droppelen ontvingen leven door de warmte. Zoo ontstond het eerste, aan een mensch gelijke , wezen , de reus ï m i i (de woelende) of zooals hij bij zijns gelijken heet O e r - g e l m i r (het gistende leem), en van hem stamt het geslacht der H r j m t li u r s e n (Bijp-reusen) af, want terwijl hij sliep en begon te zweeten , groeiden onder zijn linkerarm een man en eene vrouw7, en zijne beide voeten verwekten nog een zoon met zes hoofden ï h r u d l i - g e l m i r (de gistende kracht), en dit gebroed plantte zicli verder voort. 4. Maar te gelijk met Ymir was bij ontdooijen van het ijs nog eene koe A u d h - u m l a (de vochtrijke) ontstaan. Van de vier melkstroomen, die uit hare uijers vloeiden, voedde zich de reus Ymir, en zij zelve voedde zich door aan de zoute ijsklompen te likken. Op den eersten dag, dat zij daar aan likte, kwam het hoofdhaar, op den tweeden dag , liet geheele hoofd , en op den derden dag liet overige ligchaam van een sterken en schoonen man te voorschijn. Deze man heette B u r i (de barende) en had een zoon B ö i ' (de geborene), die B e s l a (de omgordende) de dochter eens reusen B ö l - t h o r n (de booze donderaar) tot vrouw nam en bij haar drie zoonen verwekte O d i n (de geest), H ä n i r (het verstand) en L o k i (de besluiter). 5.
Deze waren de eerste A s e n
Wumkes.nl
(Goden) die lucht ,
27 water en vuur belieerschten en alle dingen bestuurden , de groote en de kleine. Zij versloegen den reus Ymiv en in den sondvloed zijns bloeds verdronken alle Ilrimthursen, tot op een zoon van Thrudhgelmir, den schranderen B e r g - g e l m i r (de gistende berg), welke zich met zijne vrouw in eene boot redde en de stamvader werd van ecu jonger geslacht van Eijp-reusen. De A a r d e
en
Mensclien.
6. De Asen namen het lijk van Yinir en wierpen liet midden in Ginnunga-gap, en schiepen uit zijn bloed de zee , uit zijn. vleeseh de aarde , uit zijne beenderen liet gebergte , uit zijne tanden de steenen , uit zijn hoofdhaar de boomen, uit zijn schedel liet hemelgewelf, en eindelijk uit zijn brein de hardvochtige wolken. 7. Zij gaven aan de aarde de gedaante eener ronde schijf, bevestigden die in de zee, welke zij als een hoepel er om heen legden , en wezen den Eeusen een woonplaats aan op het strand aan gene zijde, in het verre oosten, in I ö t u n - h e i m , (de reusen wereld). Eeeds daar door scheen de aarde tamelijk veilig, maar tot meerdere zekerheid tegen de invallen der Eeusen , omzoomden de Asen nog de kust aan de binnenzijde met een -sterken ringwal, die zij uit Ymirs wenkbraauwen vervaardigden, en noemden de zoo versterkte burgt M i d h - g a r d (de midden gaard) of M a n - 11 e i m (de mensclien wereld). 8. Toen zij namelijk langs het zeestrand wandelden, vonden zij twee boomen , die nog ongebruikt lagen , eene esch. en eene els.
Wumkes.nl
28 Uit de eerste schiepen zij den man A s k en uit de laatste de vrouw E m b l a (de nijvere). De zoo geschapene werden begiftigd door O d i n (met leven en ziel), door H ä n i r (met beweging en verstand) en door L o k i. (met bloed , gelaatstrekken en zintuigen). Zoo ontstond liet eerste menschenpaar, van hetwelk wij alle te zamen afstammen. De H e m e l
en d e
Sterren.
9. Er was echter nog geene zon , geene maan , geene sterren ; slechts lichtende vuurvonken spatten zonder orde of doel uit Muspelheim over. Toen welfden de Asen den hemel hoog boven de aarde, en trokken de vier hoeken tot hoornen uit, waarop zij vier dwergen zetten : N o r d h r i , S u d h r i , A u s t r i en V e s t r i (de vier hemel streken). Daarop vatten zij de rondvliegende vuurvonken en hechtten die zoowei boven als onder aan het hemelgewelf, sommige vast, andere slechts los. Aan de losse beweegbare sterren wezen zij eindelijk hunnen bepaalden loop aan , naar welken nu liet jaar en de jaargetijden berekend worden. 10. De hoofdsteri'en echter, de zon en de maan , ontstonden op eene andere wijze. Er leefde een man M u nd e l - f ö r i (de aswentelende) die twee zeer schoone kinderen had , maar op deze ook zoo trotscli was , dat hij de dochter Sol en den zoon Mani noemde, ja zelfs de eerste uithuwelijkte aan den met licht omstraalden jongeling G 1 e n r (glans). Deze hoogmoed ergerde de Asen ; zij ontnamen hem de beide kinderen en verplaatsten die aan den hemel.
Wumkes.nl
11. Sol ontving liet bevel om voortaan den zonnewage» te voeren, welken den Asen , even nis de sterren , uit de vonken van Muspelheim vervaardigd , en met twee solioone hengsten A r - v a k (de vroege wake) en A 1 - s v e d h (de algezwinde) bespannen hadden, xlan eiken hengst was tot verkoeling bij den snellen loop, een windblaas onder de. borst vastgehecht, en voor de glansende godheid zelve een scliild S v a - l i n (de verkoelende) gesteld. Anders toch zouden land en zee door haren gloed verbranden. 12. Mani daarentegen ontving de leiding van de maan, benevens de heerschappij over volle en nieuwe maan. Voor hem uitgaan , zooals men van de aarde ia de maanvlekken duidelijk zien kan, een meisje B i l (de afnemende) en een knaap H j a k i (de wassende) d. i. laatste en eerste kwartier. Hun vader V i d h - f i n (de woudbewoner) had hen uitgezonden om water te halen , doch Mani had hen onderweg gegrepen en met hunne kruiken en emmers tot zicli opgetrokken. Achter hem jaagt de wolf H a t i (de hater), even als achter Sol de wolf S k ö 11 (de aanvaller). Beide wolven stammen af van een oud reuzenwijf, dat oostelijk in het woud l a r n - v i d h (het ijzeren woud) woont en veele kinderen, alle in wolfsgestalten, baart. Hati wil de maan en Sköll de zon verslinden , en beide vervolgen liet broeder en zuster paar, dat om zijn leven voor hunne woede te beschutten , zijn loop moet bespoedigen , tot dat Mani zich achter liet donker gebergte verschuilt, en Sol zich in de schuimende golven neerstort. 13.
T i j d e n en W i n d e n . Voor de maan uit vaart de oude N a t t (nacht) en
Wumkes.nl
80 voor de zon uit de jonge Dag. Natt was eene dochter van den reus N ö r v i (de gebondene) en zwart als zijn gansclie geslacht. Zij huwde eerst den reus N a g l - f a r i (de avondschemering) en baarde hem een zoon A u d h (de rijke). Haar tweede echtgenoot was A n n a r (de andere) en hare dochter bij hem heette I ö r d h (aarde) die met Odin huwde. Uit haar derde huwelijk met den reus D e H i n g (de morgenschemcring) ontsproot haar zoon Dag, die even zoo licht en sclioon was als zijn vader. Natt en Dag ontvingen nu twee wagens en twee paarden , om daarmede alle vierentwintig uren rondom de aarde te rijden. Het nachtpaard H r i m - . f a x i (met berijpte manen) stijgt eerst uit het oosten op en het van zijn gebit afdruipende schuim besproeit alle moj'gen de aarde metdauw. Dan volgt het schoonste paard, het dagpaard S k i n - f a x i (met lichtende manen) gesierd met fonkelende steenen en verlicht berg en dal, wanneer het over den hemel draaft. 14. Bovendien is e1: nog een reus H i ä - s v e l g (de lijken verzwelger) aan het noordeinde des hemels. Hij heeft de gestalte eens adelaars , en als hij beproeft te vliegen en de geweldige wieken klapt, verheft zich de wind, die tot storm aangroeijen, de zee onstuimig maken, en het vuur aanblazen kan , zonder dat men vermoeden kan , van waar Lij komt. 15. Even zoo grimmig als deze Stormreus is de Vorstreus V i n d - s v a l (de koele wind), wiens koudliartige zoon Winter ons acht lange maanden door in boeijen lioudt, terwijl den warmliartige Zomer, die zijn milden vader
Wumkes.nl
31 S v a - s u d (de zoele zuidewind) gelijkt, slechts vier maanden bij ons vertoeft.
De Asen wereld en de Regenboog. 16. Zoo waren hemel en aarde geregeld en bevolkt en nu konden de Asen ook eens aan zich zelven denken, 't welk des te noodwendiger scheen , omdat hun geslacht zich intussclien aanzienlijk vermeerderd had. Zij verkozen tot hun verblijf A s - g a r d l i (de'godentuin), die boven aan in liet heelal ligt, en zorgden eerst voor eene verbinding tussehen Asgardh en Midhgardli, daar zij de heerlijke brug B i f - r ö s t (de bevende steiger) bouwden , die wij den regenboog noemen. Deze brug is zeer sterk en zoo kunstig uit drie kleuren getimmerd , dat wel de Asen met paard en wagen , maar niet de Bijpreusen, (die anders zeker den hemel bestormen zouden) daar over kunnen gaan. liet rood in den regenboog is vlammend vuur, 't welk behalve de Asen slechts de zoonen van Muspelheini kunnen verdragen , welke laatste ook eenmaal de Goden brug zullen verbrijzelen. De g o u d e n
e e u w en de
Dwergen.
17. Daarop bouwden de Asen hallen en hoven , legden smederijen en smeltovens aan , vervaardigden aambeelden, hamers, tangen en allerlei werktuigen, en bearbeidden hout, steen en erts , en met name het kostbare goud in zulk eene menigte, dat zij •weldra niet dan gouden vaatwerk gebruikten en slechts met gouden dobbelsteenen speelden. Echter kenden zij de gouddorst nog niet, maar aten,
Wumkes.nl
32 dronken on speelden , zonder de waarde der kostbare schotels , bekers en dobbelsteenen te achten. Daarom heet die tijd de gouden eeuw, die echter verdween toen de edele goudstaaf tot het verlokkende geld, de onafscheidelijke begeleider van slechte menschen, omgestempeld werd. 18. Bij liet graven van liet erts uit de diepe aardschichten vonden verder de Asen , dat zich in Tmirs v-leesch eene menigte wormen gevormd had. Zij beraadslaagden dus , wat zij daarmede doen zouden , en schiepen daaruit de D w e r g e n (aardmannetjes) die wel met menschelijken aard en geest zijn toegerust, doch uit hoofde van hunne natuur slechts in de aarde en de rotsen wonen. Men moet echter deze Zwarte Elfen wel onderscheiden van de Licht Elfen, wier wereld Ljos-alfa-heim is. De eerste zijn pik zwart, de laatste blinken als de zon. De n e g e n
werelden
en de
wereld-esch.
19. Wij hebben nu reeds verscheidene werelden leeren kennen , vooreerst de beide oorspronkelijke werelden Muspellieim en Niflheim; dan de Beusen- Goden- en Mensclienwereld , t. w. Jötunheim , Asagardli en Midhgardh ; en nu de beide Elfen werelden Swart-alfalieim en Ljos-alfaheitn. Daar zullen nog twee andere werelden bijkomen Vanalieim en Helheim , zoodat er in 't geheel negen werelden zijn. 20. Over al deze werelden breidt zich'de esch Y g g <1 r a s i 1 (de schrikverwekkende) uit en houdt ze bijeen. Zij is de schoonste eu grootste van alle hoornen. Haar kruin Lii-radh reikt tot n,in den hemel. terwijl hare wor-
Wumkes.nl
33 telen gevestigd zijn in Niflheim , Jötunheim en Midhgardh. Onder elk dezer wortelen vliet eene bron, in Midhgardh de Urdhsbron, in Jötanheim de Mimirsbron en in Niflheim de Hvergelmir (2). De U r d h s b r o n
en de
Nomen.
21. De Urdhsbron heeft haren naam van de oudste en voornaamste der drie Nomen: U r d h (de gewordene), V e r d h a n d i (de wordende) en S k a 1 d (de zullende). Haar prachtig paleis is bij de Escli gebouwd. Deze drie maagden zijn bij den ouden wijzen Eeus opgevoed, zij zien over den oceaan der tijden , het verledene, het tegenwoordige en de toekomst , en bestemmen het leven en lot van de menschen , dat zij op een Kunen staf snijden. Het is niet te ontkennen dat in weerwil hiervan de aardsche geluksgoederen zeer ongelijk verdeeld zijn; doch dat is niet de schuld van deze goede Nomen, die slechts geluk verleenen , maar van andere booze Nornen , die van liet zwart elfen geslacht afstammen , en bij de geboorte van ieder kind tegenwoordig zijn, om het zijn lot aan te zeggen en onheil te verkondigen. 32. De Urdhsbron is zoo heilig en zoo rein , dat alles wat daarin leeft of er uit voort komt, het binnenste vlies der ei-schaal in teder witte kleur nog overtreft. Daarom zijn de beide vogels , die zich in hare wateren baden, sneeuwwit en van deze stammen onze zwanen af; zoo is ook de nevel wit, welke uit die wateren opstijgt en de dalen met verfrissohende dauw bevochtigt, die is de honigdauw, waar mede de bijen zich voeden. Wegens de heiligheid en jein-
Wumkes.nl
3* lieid dezer plaats hebben hier ook de Asen hunne rechtbank gevestigd, en rijden alle dagen over de brug Bifröst derwaarts. Slechts Thor rijdt niet, maar gaat te voet, en ook niet over die brug, want die zoude onder zijne voeten in brand vliegen. Hij is de donder-god , de god des bliksems en gaat daarom door de vier stroomen Könnt, 1 Oermt en de beide Kerlangs. M i m i r s u r o n en H v e r g i l m i r . 23. De tweede bron , die in lütunheim stroomt, bevat de diepste wijsheid. Haar wachter , de reus M i m i r (het meer) schept en drinkt alle dagen daaruit en is daardoor de wijste onder alle mannen. Ook Odin , de altijd onderzoekende Ase , wenscbte eens en erlangde ook een dronk uit Mimirs hoorn, maar moest daarvoor een oog ten pand laten en bleef sints dien tijd eenoogig. 24. Yan de bron Hvergilmir in Nifllieim , is hier slechts nog te vermelden , dat de twaalf stroomen Elivagar, dio uit haar ontspringen en geheel Ginungagap eens vervulden, nog altijd voortbestaan en even als alle overige wereldstroomen onderhouden worden door het water , dat van de hoogten van Tggdrasil uit het gewei van het hert Eikthyrniï afdruipt. Het
gedierte
van
de w e r e l d
E s c h.
25. De Esch is overal van dieren bewoond. In Asgardh weiden op haren kruin Lü-radli, de geit II e i d hr il n (die het geslacht onderhoudt) welke dagelijks zulk een groot vat vol melk geeft, dat de Asen en hunne gasten
Wumkes.nl
85 steeds in overvloed schuimende mee te drinken hebben; en vijf herten. Deze herten E i k t l i u r n i r (met getakte hoornen als een eikentak), D a i n (de doode), D v a 1 i n (de slapende), D u a - e y r (de huilende) en D u r a t li r o r (de donderende) knabbelen alle frissche knoppen van de takken af, en beginnen zelfs eene zijde van den stam uit te hollen. Op de hoogste spits zit verder een adelaar, tusschen wiens oogen wederom een havik Y e d h - f ö l n i r (de weder veranderaar) zit, en een eekhorentje E a t a t ö s k (de knager, rattentand?) loopt rusteloos langs den stam op en neer, om de twistredenen , die de arend met den draak N i d h - h ö g g (de nijdig hakkende) wisselt, getrouw over te brengen. De laatste heeft zijn hol onder den wortel van de Esch in Nifllieim , en knaagt zonder tusschenpoos daaraan met ontelbare andere wormen , die zieli rondom hem verzameld hebben. 24. Zoo lijdt de krachtige boom , die geen. zwaard kan vellen en geen vuur verbranden, toch meer nadeel als do menschen vermoeden. Doch de Nomen kennen het gevaar, 't welk hij te gemoet gaat, en waarvoor hij zeker bezwijken zoude, indien zij niet dagelijks uit de Urdlisbron water schepten , dat met mist vermengden en daarmede de wortelen en takken besproeiden. Daardoor verdort en verrot de wereld Esch Yggdrasil nog niet maar blijft eeuwig jong en groen.
Wumkes.nl
36 TWEEDE AFDEELTNG. Odhin Gefions
en h e t A s e n tocht
naar
geslacht.
koning
G y 1 f i.
27. In Asgardh , waar de Goden en hun geslacht woonen , geschiedden veele wonderbare dingen, waarvan in den hemel en op aarde verteld wordt. Doch hoe kwam wel de kennis van goddelijke dingen op onze aarde en tot ons menscliea ? Dit geschiedde door den vertrouwelijken omgang, die er destijds plaats vond tussclien Goden en mensclien, als zij over en weer elkander bezochten en hunne geheimen mededeelden. 28. Zoo reisde eens de Asin G e f i o n (de geefster) die in Asgardh hoog geëerd was , de lotgevallen van alle Ievenden even goed wist als Odhin zelf, en als ongetrouwde Godin alle ongehuwd gestorvenen bij zich opnam, naar den koning Gylfi van Zweden. Door hare zangkunst betoverde zij hem zoo , dat hij ter beloning haar een land schonk, zoo groot als zij het in een nacht en dag van zijn rijk (waar in het noorden de zon in veele weeken niet ondergaat) met vier stieren konden omploegen. Toen liet Gefion hare vier zoonen uit Iötun-heim komen, die sterke stieren waren , en spande deze voor den ploeg. De ploeg sneed zulke diepe voren , dat in de bestemde tijd een groot en schoon eiland van Zweden afgescheurd en oostwaard in de Sond getrokken was. Daardoor onstond de tegenwoordige zee Mälas , en het eiland zelf' noemde Gefion Zeeland; zij vestigde zich daar niet der woon, nam een man
Wumkes.nl
37 S k i ö 1 d (schild) tot echtgenoot, en betrok met dezen liet Deensche konings-slot L e t h r a (de vlammende). Bezoek
van
Gylfi
in
Asgardh.
29. Koning Gylfi had, ofschoon hij zeer verstandig was, tot dien tijd toe nog geen begrip gehad van de macht der Asen, en een sterk verlangen beving hem, om lien nader te leeren kennen. Hij maakte zich daarom weldra, reisvaardig en wandelde naar Asgardh, doch om onbekend te blijven, in de gedaante van een armen grijsaard. Doch de Asen, die zijn bezoek natuurlijk lang vooruit geweten hadden , ontvingen hem met even zoo bedriegelijke begocheling. 30. Toen hij in Asgard kwam lag eene prachtige burgt voor hem , het dak met schilden van louter goud belegd en de geopende voorzaal onafzienbaar ruim en hoog. Aan de deur der zaal stond een man , die met messen speelde en wel zoo kunstig , dat er altijd zeven in de lucht zweefden. Gylfi sprak dezen man aan en bad om herberg voor den vermoeiden G a n g - I e r i (wandelaar) —• zoo wilde hij zich noemen. De man geleidde hem de zaal binnen en zoodra zij beide ingetreden waren , sloegen de vleugeldeuren krakende achter hen dicht. Nu aanschouwde Gangleri talloze vertrekken en daarin eene overgroote menigte personen , die zich deels in den wapenhandel oefenden , deels met dubbelspel en drinkgelag vermaakten. Doch boven het gewoel staken drie troonen uit, de eene hooger dan de andere , en op elk dier troonen zat een eerwaardig mau. 31.
Gangleri vroeg weetgierig zijn leidsman , wie deze
Wumkes.nl
38 drie vorsten , want daarvoor herkende hij ze , toch mogteiï zijn ? Die liet laagst zit, zoo luidde het antwoord, heet II a r (de liooge) , de middelste I a f n - h a r (de even hooge) en de hoogste T h r i d h i (de derde). Deze zonderlinge namen verbaasden Gangleri en bij al het ongelooflijke, dat hij bovendien om zich heen zag, begon liet hem bang te worden. Toen echter Har hem vriendelijk groette , hem spijs en drank aanbood en naar zijn verdere begeerte vroeg , verdwenen alle zorg en riep hij uit: Is hier ook iemand zoo wijs , dat hij mij omtrent alles , wat ik wensch te weten , volledige inlichting geven kan ? Vraag slechts , antwoordde Har glimlachende , want wie u antwoord schuldig blijft, zal niet ongedeerd dit huis verlaten! 32. Nu vroeg Gangleri naar de wereld en haar ontstaan , naar de Goden en hunne daden, naar de menschen en hunne toekomst, en de drie vorsten gaven hem omtrent alle dingen , van het begin tot einde, een getrouw berigt. Alleen eenige aventuren van Thor wilden zij achter houden , daar zij meenden , dat wanneer deze sterkste der Aseu niet alles liad kunnen doordrijven , het maar liet beste wezen zoude daarvan te zwijgen. Doch toen Gangleri hun daarop te kennen gaf, dat zij dan de weddingschap verloren hadden , verhaalden zij hem ook nog liet laatste; Tegelijk echter verkondigde Har den onvermoeiden vrager: Rog nooit heeft een inensch van de geheimenissen der Güdcn meer ervaren als gij. Wees daarom nu tevreden." Ecu vreesselijk geraas verhief zich rondom hem, burgt en personen waren plotseling voor Gylfis oogen verdwenen en eenzaam stond hij daar op de wijde ledige vlakte alleen.
Wumkes.nl
39 B3. Et schoot hem dus niets over dan den terugweg in te slaan. Te huis gekomen, verhaalde hij alles, wat hij in Asgardii gezien en gehoord had , en ieder die de overoude verhalen van hem gehoord had, vertelde ze verder, zoodat zij zich van geslacht tot geslacht eindelijk tot ons overgeplant hebben. Odhin
en zijne
familie.
84. De drie vorsten., welke Gylfi gesproken liad, waren , gelijk wij reeds kunnen denken , de eerste Asen Odîiin , Hämir en Loki geweest. Onder hen gold Odhin als de oudste en voornaamste. Met recht werd hij Alvader genoemd, niet alleen daarom, omdat alle overige Goden hem als kinderen hunnen vader dienden , maar ook omdat hij inderdaad de stamvader van liet geheele Asen-geslaclit was. Want zijn broeder Iiänir verhuisde weldra naar Vanaheim en Loki liet slechts een onheilbrengend reuzengebroed na. 35. Odliins eerste gemalin lördh was ook uit liet geslacht der Iötunen gesproten, zij was eene dochter van Nattj bij haar verwekte Odhin een voortreiîelijken zoon, den gevreesden vijand der reuzen en tevens den ijverigsteu beschermer der moederlijke aarde , T h o r (de doiideraar). Zijne tweede gemalin 3? r i g g (de vrouw) , eene Asin , baarde hem ook een zoon , den schitterenden B a 1 d r (de vorst). Bovendien verwekte hij nog bij andere vrouwen: den blinden II ö d h r (de strijder) , den verinetelen ï y r (de helper) , den wijzen l i e i m d a 11 (de wereldglans) , den zwijgenden V i d li a r (de vernieuwer) , den weisprekenden
Wumkes.nl
40 B r a g i (de zanger) , den liefderijken H e r - m o d l i r (de heervoerder) en den wraakzuchtigen V a 1 i (de uitverkorene). Zoo had hij negen zoonen , en daar verscheidene van hen ook vrouwen namen en hem kleinzoonen schonken , breidde het Asengeslacht zich steeds verder uit. O d h i n s hof
en de
Einherjer.
36. Ieder God had in Asgardh zijn eigen huis en hof, terwijl de godinnen meest in een voor haar gebouwd paleis V i n - g o 1 f (de wijnscliuur) te zamen woonden. Vingolf was zeer fraai, maar werd toch in grootte en pracht door Odhins paleis verre overtroffen. Dit paleis heette V a l - h ö l l (walhalla. huis der uitverkorenen), en lag in den hof G l a d h s - h e i m (de vrolijke woonplaats) die daaraan licht te herkennen is, dat aan den westelijken ingang een wolf en daarboven een arend hangt. In Valliöll zelf waren voor de twaalf Asen, die Asgardh en zijne gestichten te bewaren hadden , en in het algemeen over het lot der wereld te beslissen, twaalf rechterstoelen gesteld en bovendien een troon voor den Alvader. Deze troon heette H l i d l i s - k j a l f (de deurbank) en bevond zich waarschijnlijk op den bovensten top der wereld Escli IJggdrasil, welke midden door Valliöll opgeschoten was. Als Odliin dezen zetel besteeg , overzag hij , den blik naar het zuiden wendende , alle negen werelden , zag bij aller mcnsehen doen en bedrijf, en ontdekte hij alle dingen die verre en nabij gebeurden. 87.
Het gelieele gebonw flikkert, gelijk reeds Gylfi ver-
Wumkes.nl
41 haalde , van buiten en binnen van goud, en is door den tuin G 1 a s i r (de doorzichtige) ingesloten , wiens boomen eveneens met gouden bladeren getooid zijn. Het dak is zamengesteld uit groote schilden en speersekachten , en in de vertrekken stn.an en liggen ook langs de wanden op de banken schilden en harnassen , lansen en zwaarden en wapens van allerlei soort. Want hier vergadert Odhin alle dagen de uitgelezen helden, die in den tweekamp sneuvelden , de E i n h e r j e r (alleen strijders) van den aanvang der tijden af , en om hunne groote menigte, die tot acht honderd aangroeijen zal, gemakkelijk in en uit te laten , zijn aan de zaal vijfhonderd en veertig deuren toegevoegd. 38. Eiken morgen zoodra zij ontwaken, zadelen de Einherjer hunne rossen, wapenen zich en galopeeren in den hof, waar zij op ridderlijke wijze zich verlustigen, terwijl zij elkander bekampen en neervellen. Tegen den middag keeren zij naar het paleis terug , nemen hier plaats aan de tafel der Goden , eeten en drinken vreedzaam met elkander en geven zich dan onder vrolijk drinkgenot, aan het dubbelspel over. Het spreekt daarbij van zelf, dat de Alvader wanneer hij koningen, vorsten en andere uitstekende mannen naar Yalhöll roept, hun tot vergelding voor hunne wonden en de smarten , die zij geleden hebben, betere spijzen laat opdisschen , dan de armzalige aarde kon opleveren. De schuimende mee, waarvan de Einherjer steeds volop mogen drinken levert de geit Heidrun , en de kok A n d - h r i m n i r (luchtdamp) kookt dagelijks inden ketel E l d - h r i m n i r (vuurdamp) het everzwijn S ä ht r i m n i r (waterdamp), welke het schoonste vleescli even
Wumkes.nl
42 zoo volop levert, en zich eiken avond vernieuwt, om den' volgenden dag weder gekookt te worden. Odhins huisdieren
en de
Valkyrjen.
39. Slechts Odliin zelf genoot van al die heerlijkheden niets , want hij de wapenmeester leeft alleen van. wijn. De spijs , die hem voorgezet wordt, geeft hij steeds aan zijne beide wolven G e r i (de begeerige) en 3? r e k i (de vraatzuchtige). Bovendien staan twee raven H u g i n (geheugen) en M u n i n (herinnering) hem ten dienste. Alle morgen zendt hij ze uit, om de werelden rond te vliegen en nieuwstijdingen te verzamelen, en als zij 's middags terugkeeren , zetten zij zich vertrouwelijk op zijne schouders , en fluisteren hem alles, wat zij vernomen hebben , als geheimen in het oor. Vaak zit hij verlangend en bezorgd op zijn troon Hlidhs-kjalf en ziet de terugkomst zijner lievelingen te gemoet. Daarom voert hij ook den bijnaam van Ravengod. 40. De beide wolven en raven vergezellen hem , wanneer hij op zijn achtvoetigen schimmel S l e i p - n i r (de slepende , glijdende), dien hij zelf pleegt te zadelen , in vollen strijdersdosch, met den gouden helm op het hoofd , het schitterend harnas om de borst, en het blanke zwaard op zijde , ten strijde rent. Lucht en aarde dreunen dan van de hoefslagen des kraclitigcn paards , en zijne nooit missende speer G u n g n i r (de strijdlustige) vliegt suisend onder de dichte drommen der strijders. Achter hem stormt de schare der V a l k y r j e n (keurmaagden) die anders als schenkmeisjes do Goden en Einherjer in. Valliöll bedienen, •
Wumkes.nl
43 en liet tafelgereedscliap benevens de drinkschalen bewaren > , maai1 nu als Seliildmeisjes strijd en overwinning besturen , en de gevallene helden, welke de Alvader tot de vreugde van Valhöll wil nodigen , naar Afgardli geleiden. Want voor de niet uitgenodigden houdt de deurwacliteres L y n (de weigerende) den ingang van Glansheim gesloten. 41. Van daar heeft Odhin den naam van Kampvader ontvangen, gelijk hij over 't geheel zeer veele namen voerde , welke deels daaruit ontstaan zijn , dat alle volkeren hem in hunne eigene taal wilden aanroepen, deels daaruit, dat hij zelf op zijne tochten gedurig andere en vreemde namen aannam. Odhins
tocht
naar
Vafthrudhnir.
42. Tot deze tochten spoorde hem zijn onverzadelijke dort naar wijsheid aan. Dagelijks wandelde hij naar de Hemelsburgt S ö k k v a - b e k k (de zinkende beek) (*) waar de Godin S a g a (geschiedenis)-te midden van koelende wateren woont, en drinkt met haar de gedachtenisdrank van oude tijden uit gouden schalen. Wij weten ook reeds, dat hij voor een dronk uit Mimirs wijsheidsbron met vreugde een oog opofferde, en wij zullen later vernemen , hoe hij om den geest opwekkenden drank van den reus Suttung te verkrijgen, een verrnoeijende tocht naar Jötunheim ondernomen, heeft. Zelfs toen zijn lieveling zoon Baldr reeds tot den brandstapel was verwezen , en de teekenen van den ondergang der Goden telkens dreigender zich ver(*) Wie denkt hierbij niet aan onze uitdrukking bronnen der geschiedenis ?
Wumkes.nl
44 toonden, kon de onderzoeklievende Ase van zijne lust tot reizen niet afzien. 43. Zoo hoorde hij eens, dat onder alle reuzen, bij welke als de oudste wezens ook de oudste wetenschap te vinden zijn moest, V a f - t h r u d h n i r (de welbespraakte) de meeste kennis bezat, en terstond kreeg hij lust om zich met dezen te meten in de leer der Voorwereld. Zijne gemalin Frigg waarschuwde hem wel tegen dit waagstuk, maar hij meende wel meer in zijn leven ondernomen en doorgezet te hebben, en dus bleef er voor haar niet over, dan hem te laten trekken met den goeden wensch , dat zijne wijsheid ook ditmaal niet beschaamd mogt worden. 44. Op zekeren dag kwam er nu voor het paleis van Valftlirudhnir een arme pelgrim, die verhaalde, dat hij reeds een verren weg afgelegd had, en verzocht om eene gastvrije opname. Tevens vroeg hij den man die daar op eene grooie bank rustte, of hij soms Vafthrudhnir was , wiens hooge wijsheid in alle werelden geprezen werd. // Niemand betreedt mijn huis , antwoordde de overmoedige reus , die wijzer zoude zijn , dan ik. Maar wie zijt gij die het waagt mij zoo te ondervragen ? Plebt gij lust mijne wijsheid op de proef te stellen ? Kom dan maar hier en beproef liet. Maar houd dit in het oog, dat uw lioofd er mede gemoeid is." Ik heet G a n g - r a d h (de rasgaande) antwoordde bescheiden de vreemdeling , en zonde mij wel aan de voorwaarde onderwerpen, wanneer het der armoede betaamde om de vertrekken des rijken te betreden en daar het woord op te vatten? «Blijf dan, hervatte de reus, naar uw begeeren aan den drempel staan , en ik zal u ondervragen.
Wumkes.nl
45 45. Nu vroeg Vafthtrudnir : hoe het paard van den dag en de-nacht heette, hoe de grensstroom tusschen Asgardh en Iötunlieim genoemd werd , wat de naam was van het slagveld , waar in de verre toekomst eens de Goden hunnen ondergang zouden vinden? Hij was grootelijks verbaasd toen Gangradh al die moeijelijke namen Skinfaxi, Eliimfaxi, Ifing en Vigridh zonder zicli te bedenken uitsprak. Gij zijt geleerd, gast, sprak hij , neem nu naast mij plaats op de bank en begin gij te vragen. Ik zet ook mijn hoofd tot pand , als ik een antwoord schuldig blijf. 46. Gangradh nam plaats en vroeg naar het ontstaan van de aarde en de sterren, van dagen en jaargetijden , van reuzen en Goden, ja zelfs naar den ondergang der wereld en hare wedergeboorte. Vafthrudhnir wist alles haarklein. Ook deze vraag , hoe Odhin zelf zijn einde zoude vinden, wist hij te beantwoorden. De wolf F e n r i r (zeemonster) zal hem wurgen en zijn zoon Vidliar wreken! Doch toen Gangradh nog verder vroeg: wat fluisterde Odhin zijn zoon Baldr in het oor , toen hij op den brandstapel gelegd werd, verbleekte de reus en riep met de dood op de lippen : Niemand weet, wat in den voortijd gij uwen zoon in het oor fluisterdet. Vermetel heb ik met Odhin in wijsheid gewedijverd, maar hij zal eeuwig de wijste blijven. 47. Zoo liet Vafthrudhnir het raadsel onopgelost. Doch wat de reus niet vermogt, dat heelt de nasporing bestaan. Odhins heimelijk woord was de belofte van de opstanding tot eene nieuwe betere wereld , welke slechts voor weinige Goden , maar boven allen voor den lichtenden Baldr bestemd was.
Wumkes.nl
46 F r i g g en h a a r
hofstoet.
48. Odhins tweede gemalin was Frigg, de dochter van F j ö r g - v i n (de wijnvriend) en de voornaamste onder alle Godinnen , maar ook zeer verstandig; want zij weet alles wat er gebeurt even goed, als haar man zelf, doch zij zegt er niets van. In Asgardh bewoonde zij een eigen, zeer schoon paleis F e n s a 1 (de zeezaal) en drie maagden stonden tot hare dienst bereid , F u 11 a (de volheid) , G n a (de hoogvliegende) en î l 1 i n (de bewarende). Deze laatste zond Frigg uit, wanneer het er op aankwam , een van hare beschermelingen voor gevaar te behoeden , want Hlin was zeer zorgvuldig en voorzichtig. Had Frigg daarentegen bezigheden in alle negen werelden te verrigten , dan droeg zij die op aan de koene rijderes Gna , die op haar paard II o f - h v a r n i r (de hoefwerper) zoo snel door lucht en water als of zij vloog. Doeli de bevallige Fulla , wier sehoone haarlokken slechts door een gouden band bijeengehouden , om het jeugdige hoofd golfden , bleef de lieveling der Godin. Zij mogt haar dagelijks de schoenen aantrekken en liet kistje met sieraden nadragen , en w-erd dan vooral tot geheime boodschappen gebezigd, wanneer Odhin van Friggs plannen niets W'eten mogt, of, gelijk de geschiedenis aan koning Geirrödh leert, misleid moest worden. A g n a r en G e i r r ö d h . 49. De koning der Gothen H r a u - d l i u n g (de geiiarnaste) had tivee zonen, A g n a r (het lam) en G e i r ï' o (1 li (de roode lans) ,• de eerste was tien , de laatste pas
Wumkes.nl
47 acht jaren oud. Beide voeren eens uit ter vischvangst, maar hunne boot werd door de stormwind ver in zee weg gedreven en leed schipbreuk aan ecu strand , dat lmn geheel onbekend was. De knapen beklommen met moeite den steilen oever en ontdekten eindelijk eene armoedige h u t , die een visscher met zijne vrouw bewoonde. Hier vonden zij eene vriendelijke ontvangst, terwijl de vrouw den zachtzinnigen Agnar verpleegde en haar man den stoutmoedigen Geirrödli onderwees. Zoo bleven zij daar den winter over. BO. In het voorjaar rustte de visscher voor hen eene nieuwe boot uit en sprak nog heimelijk niet Geirrödli, terwijl zijne vrouw van Agnar een teder afscheid nam. De reizigers hadden ditmaal een gunstigen wind en kwamen gelukkig aan liet land huns vaders. Doek Geirrödli sprong schielijk liet eerst aan den oever, en met den vloek: «-Vaar heen in het geweld der booze geesten ," stiet hij de boot in de golven terug. Op die wijze bereikte hij alleen de koningsburgt, en werd, daar zijn vader Hraudhung intusschen overleden was , tot koning uitgeroepen. 51. Jaren verliepen. Eens zat Odhir met ïrigg op zijnen troon Hlidhskjalf en overzag de werelden. //Ziet gij wel, zoo sprak liij om zijne gemalin te plagen, hoe uw lieveling Agnar ginds in dat hol rnet dat smerige reuzenwijf leeft, terwijl, mijn Geirrödli een machtig rijk beheersclit ?" Frigg , die de booze bedoeling van Odhin niet ontgaan was , antwoorde spijtig : Daar voor is ook uw Geirrödh zulk een monster geworden , dat hij alle vreemdelingen , die zijne gastvrijheid inroepen , laat martelen."
Wumkes.nl
4S Ödbin wilde dat niet gelooven en ging met haar eene weddenschap aan. 52. Frigg had ook werkelijk ongelijk , want de koning Geirrödh ontving zijne gasten steeds welwillend en vriendelijk. Doch om hare woorden waar te maken , zond zij in haast hare vertrouwde Fulla uit, en liet hem voor een boozen tovenaar waarschuwen \ die binnen kort in zijn land komen zoude, en daaraan zeker te herkennen was , dat hem zelfs de boosaardigste hond niet aan viel; dit was namelijk bij Odhin het geval. Weldra kwam ook inderdaad zulk een man , een groot eerwaardig grijsaard, dien alle honden vleijend te gemoet kropen. Hij droeg een wijden blaauwen mantel, had den platten lioed met breeden rand zoo diep in het gelaat gedrukt, dat alleen zijn lange baard zichtbaar bleef. Hij noemde zich G r i m n i r (de grimmige) maar wilde overigens er niet voor uitkomen, wie hij was. De koning liet hem daarom gevangen nemen en tusschen twee vuren zetten. 53. Zoo zat de vreemdeling acht lange dagen , en niemand bekommerde zich om hem dan Geirrödhs zoon , die naar zijn verstoten oom Agnar heette, en juist, even als deze weleer, tien jaren oud was. Hij klaagde luide over de onbarmhartigheid zijns vaders, en bood den gemartelde, wien hij anders geene hulp kon verleenen, ten minsten een gouden drinklioovn aan tot lafenis. Toen ving Grimnir, wiens mantel reeds vuur gevat had, aan met spreken. Hij begroette den knaap als beheerscher der Gothen , en openbaarde îijne boven menschelijke wijsheid , terwijl hij mededeelingen gaf omtrent de Goden, hunne burgten, paarden
Wumkes.nl
49 en schepen , de WaMiIla, de keurmaagdou , de kampvechters , de zon, haar schild , span paarden en wolven , omtrent den ouden reus Ymir, de Wereld esch Yggdrasil, en hare dieren, en somde eindelijk meer da.n vijf en veertig namen van Odliiü op. 54. Intussclien smeekte hij, door de hitte gefolterd, de gunst van Ullr op hem af, die het vuur zoude blusschen. Maar Geirrödli bleef onbewogen op zijn troon zitten , terwijl het uitgetogen blanke zwaard op zijne knie rustte. Toen sprong eindelijk Grymnir woedend op en riep hem toe : Ik heb u , mijn lieveling , veel geopenbaard, maar gij hebt u om niets bekommerd. Nu kunt gij Odîiin zelf aanschouwen. Kom nader, zoo gij het vermoogt. Geirrödli spong, toen hij zoo den Alvader in al zijne heerlijkheid voor zich zag, van zijn zetel op, maar struikelde en viel in zijn eigen zwaard. Agnar werd nu koning der Gotlicn en heerschte langen tijd in voorspoed. Baldr, Nanna
en
Forseti.
55. Frigg wordt de moeder van het Asen-geslacht genoemd , evenwel had zij slechts een eenigen zoon B a l cl r , die met JST a n n a (de koene) de dochter vau N e p (de ontluikende) trouwde, maar tot bittere smart der Goden reeds vroeg overleed, en op zijne beurt slechts een zoon naliet Torseti (de voorzittende). Van deze kan men niets dan goeds zeggen. Baldr was de beste aller Asen , bij allen bemind , en zoo schoon , dat een stralende glans vau zijn gelaat uitging en zijne gansche gestalte omgaf. Zijne landlioeve B r o i d h a a - b l i k (ruime breedo blik) had hij 4
Wumkes.nl
50 aangelegd in een oord van Asgardh , waar geen gruwel gepleegd , en ook niets onreins door hem geduld werd. Zijne uitspraken waren steeds zoo rechtvaardig en mild , dat niemand ze kon bestrijden , en dit erfdeel, rechtvaardigheid en. mildheid , ging , op zijn zoon Forseti over, die het prachtig paleis G1 i t n i r (de glinsterende), wiens zilveren dak op gouden zuilen rustte, in Asgardh bewoonde, en daar dagelijks van den morgen tot den avond terechtzitting houdt. Zijn rechterstoel is de voortreffelijkste voor Goden en menschen , want allen , die er voor verschijnen , gaan bevredigd en verzoend naar huis. Hödr,
Hermodh
en
Yali.
56. Juist het tegendeel van den verlichten en mildeiî Baldr was zijn broeder, de blinde en sterke Hödhr. De Goden mochten, wel wenschen, dat zij nooit zijn naam behoefden te noemen, want door hem werd de bij allen beweende Baldr verslagen. Te vergeefs waagde Hermodh de gevaarlijke rit naar de Hel, om den geliefden broeder uit liare kluisters te bevrijden. Slechts de bloedwraak bleef overig en die voltrok, hoewel aan een onschuldige, de jongste zoon van Odhin , Vali. Hij was een voortreffelijk boogschutter; en tot dank voor de heldendaad, waardoor hij Hödhrs noodlot vervnlde, maakten de verheugde Goden over zijn paleis V a l a s k i a l f (Yali's zetel) in Asgardh een dak van louter zilver, Tidtar. 51,
Een even zoo ongelijk paar broeders als Baldr en
Wumkes.nl
51 Hödhr, Herraodh en Vali, waren twee andere zoemen van Odhin : Vidliar en Bragi. Vidhars moeder was de vriendelijke reuzin 6 r i d t (de onstuimige) die eens met raad en daad ï h o r bijstond, toen Loki hem ongewapend aan de Iötunen wilde overleveren. Zijne hoeve in Asgardh heet L a n d - v i d l i i (wijd land). Zij blinkt niet van goud en zilver, maar hoog gras en welig groene struiken versieren het eenvoudige landverblijf. Daar zal de zoon op zijn gezadeld strijdros springen, als het er toe komt, om zijn vader aan den Fenrir wolf wreeken, en daarom draagt hij een dikken schoen , voor welken allen, die in het weigelukken van den kamp belang stellen , het oude schoenleder zorgvuldig moeten opzamelen en bewaren. Nimmer spreekt hij noodeloos , en voert daarom den naam van de zwijger, maar hij blijft evenwel de zekere toeverlaat der Goden in ieder gevaar. B r a g i en I d h u n. 58. Bragi was daarentegen opgeruimd en spraakzaam. Hij had van Odhin de kunst der zangen geërfd, en gelijk Y g g d r a s i l , de beste boom, B i f r o s t , de beste brug , S 1 e i p n i r , het beste ros , S k i d h b l a d h n i r (het gevleugelde hout) het beste schip — zoo was hij de beste redenaar en zanger. Zijne echtgenoot I d h u n (de hernieuwende) eene dochter van I - v a i d i (de binnenshuis zorgende) bewaarde de kan Odhrörir, welke de door Odhin buit gemaakte dichterdrank bevatte. Bovendien waren belangrijke zaken aan hare hoede en zorg toevertrouwd, namelijk elf gouden appelen, wier genot de jeugd der Goden 4*
Wumkes.nl
53 onderhield. Daarom trachtten de reuzen begeerig naar haar bezit, en lieten haar eens door Lold ontvoeren. Zij werd wel is waar nog herwonnen , maar toen de gouden eeuw der Goden verdiveenen was, daalde zij plotseling van haren zetel, den groenen tak van de Escli Yggdrasil, in de Hel neder, en deze geeft hare offers nimmer terug. H e i ra d a 11. 59. Het vierde ongelijke broederpaar vormen de wijze ïïeimclall en de doldrieste Tyr. Heimdall werd van negen moeders geboren , de dochters van den zeebeheerscher, den reus O e g i r (de schrik) en zijne vrouw E a n (de roofzuchtige), die alle drenkelingen in haar net tot zich sleept. Verkoelende golven en verfrisschende zeewinden hadden den kraclitigen zoon tot een wonder van sterkte doen gedijen. Zijne gestalte was hoog en slank, zijne tanden zuiver als goud , zijne kleur zoo blank, dat hij ook de witte Aso genoemd werd. Daarbij was hij wijs als een Vane, en zag bij nacht zoowel als bij dag honderd mijlen ver, lioorde liet gras op het veld en de wol op de schapen groeijen , en behoefde minder slaap dan een vogel. GO. Wegens deze eigenschappen stelden hem de Goden aan tot wachter van Asgardh, en bouwden zijne hoeve II i m i n b j ö r g (Hemelsberg), opdat hij de reuzen en hunne lagen naauwkeurig in het oog zoude houden , bij de plaats waar de brug Bifröst aan den hemel raakt. Zoodra de nacht vliedt, bestijgt hij zijn ros G u l l - t o p (goudstaart) en rent naar zijn wachtpost. Daar vindt hij onder liet dichte loof van Läradli zijn wachthoorn Gjallar ver-
Wumkes.nl
58 borgen , wiens gillende toon , als hij blaast, alle werelden doorklinkt, en houdt getrouwelijk wacht, tot dat hij 's avonds laat, doornat van den dauw huiswaarts keert, en zich met een dronk zoete meede verkwikt. Met o n t s t a a n
der
standen.
61. Somwijlen wandelt hij na deze verfrisscMng nog langs den zeeoever, en zoo kwam hij eens aan eene plek , waar drie huizen stonden. Hij noemde zich hier K i g r (Erik) en trad in het eerste huis. Daar zat een oud paar mensolien , A i en E d d a (overgrootvader en overgrootmoeder) in een grof gewaad of pij op eene harde houten bank, afgemat van de last des daags. Hij ging in liet tweede huis. Daar zat een jonger paar, A f i en A m m a (grootvader en grootmoeder), in zuivere kleeding op stoelen van gevlochten bast; de man wette de ploegsehaar, de vrouw liet haar spinrad snorren. Eindelijk ging hij ook in het derde huis. Daar zat een jeugdig paar, F a d h r en M o d h r (vader en moeder) beide in een sierlijk gewaad op zachte kussens; de man sleep zijne wapens, de vrouw bragt haar tooisel in orde. Bij allen werd hij vriendelijk ontvangen en gastvrij onthaald; bij de eersten met zwartbrood en meelpap; bij de tweeden met schaapvleesch en melk, bij de laatsten met wildbraad en wijn. Hij nam hier genoegen in , en uit dankbaarheid schonk hij elk paar een zoon, want zij waren tot dien tijd toe kinderloos geweest. 62. De zoon der arme lieden heette Thräl (knecht). Hij had bruin haar, plompe leden en zag scheel; maar
Wumkes.nl
54 eerde vroeg hout hakken , den akker omspitten en het vee hoeden; en toen op zekeren dag de gespierde maagd T h y r (meid) op hare klompen in het huis kwam, waren zij beide terstond een hart en een zin en werden de voorouders der dienstbaren. De zoon der welgestelde lieden heette K a r 1 (boer). Hij had rood haar, rappe leden en minzame oogen; hij leerde weldra de landbouw, de veeteelt en het timmerwerk ; en toen eens de flinke buurdochter S n o r (schoondochter) met haar wagen de hoeve opreed, kreegen zij elkander lief, wisselden hunne ringen en werden de voorouders der vrije boeren. De zoon der rijke lieden h&ette I a r 1 (hertog). Hij was blank, fijn van leden en had schitterende oogen, leerde paarden temmen , honden africhten , speer en zwaard drillen, en toen eens de koene jageres E r n a (de stoutmoedige) op haar fier rijpaard door de laan kwam rennnen, Meld hij door hare schoonheid betoverd aan om hare hand, en zij werden de voorouders der edelen. Daarom noemt men de menscheu ook Heimdals geslacht. Tyr. 64, Tyr daarentegen was de zoon der blonde F r i 11 e (bijwijf) welke de reus Hymir tot vrouw had genomen, en bemoeide zich niet met de bezigheden des vredes. Hij was meester van strijd en zege , en daarom plegen de krijgers in het karnpgewoel hem aan te roepen. Hij was kloek en dapper , maar tot roekeloosheid toe stoutmoedig. Hier door verloor hij zijne regterhand en kan nu geen eed meer afleggen.
Wumkes.nl
55 De w o l f F e n r i r g e b o e i d , 6-1. Odhin had vernomen, dat zijn broeder Loki, wiens gangen hij altijd met wantrouwen bespiedde, in lötunheim heimelijk met een reuzenwijf A n g r - b o d h a (de angstbode) was getrouwd en drie afschuwelijke monsters verwekt had, die eens het verderf der Goden zijn zouden, namelijk F e n r i r (het zeegedrocht) , I ö r m u n g a n d (de reuzenslang) en H e l (de heelster). Ijlings liet hij het gebroed weghalen , en slingerde eerst Hel in de negende wereld Niflhel neder, wierp Iörmungand in de diepe oceaan , die Midgardh omspoelt, en beval den wolf Fenrir , voor wien hij vooreerst geene andere plaats wist , in strenge bewaring te houden, Iörmungand echter , de groote slang, groeide in de zee tot zulk eene lengte, dat zij weldra om alle landen heen reikte en dan nog zich zelve in den staart konde bijtea , zoodat zij Midgardh geheel omsloot, waarom zij ook Midgardh-slang genoemd wordt. Evenzoo groeide Fenrir van dag tot dag en werd weldra zoo sterk en grimmig , dat slechts Tyr het nog waagde hem voeder te reiken. 85. De Goden beraadslaagden daarom, hoe zij dit woedende dier onschadelijk zouden maken , en besloten eindelijk hem zoo mogelijk te ketenen , doch. dit was slechts met list uit te voeren. Zij smeedden twee ijzeren boeijen L üd i n g (zede) en D r o m i (wet), de laatste tweemaal zoo sterk nis de eerste. Zij lietea den wolf hunnen kunstvollen arbeid zien , en vroegen hem als in scherts , of hij wel in staat was deze boeijen te verbreken. Fenrir bekeek de boei Lading , achtte die niet zeer sterk en stond toe, dat die hem aangelegd werd. Daarop schudde hij zich een
Wumkes.nl
56 weinig en de boei viel af. De Goden prezen zijne buitengewone kracht, zwoeren dat hij eenmaal zeker een hoog beroemd man worden zoude en boden hem nu de boei Dromi ter beproeving aan. Eenrir merkte wel, dat deze keten vrij wat sterker was , doch hij gevoelde tevens , dat door de eerst gelukte proeve zijne kracht was toegenomen, en daar hij gaarne beroemd wilde worden, liet hij zich voor de tweedemaal boeijen. Hij had zicli ook niet verrekend , want toen Dromi hem aangelegd was, en hij de krachtige leden uitrekte , sprongen de schakels en vlogen uit elkander naar alle windstreken. 66. De Goden overlaadden hem wederom, schijnbaar verheugd. met lofspraken, maar waren inwendig bekommerd en bezorgd , daar het beste smidswerk , dat zij maken konden, ontoereikend was om. het ondier te bandigen. In hunne verlegenheid zonden zij den vertrouwden dienaar Skirnir naar Zwart elfenheini, om daar bij de dwergen een derde nog sterkere keten te bestellen. Deze keten G 1 e i pn i r (het geweten) werd uit zes stoffen vervaardigd, den baard der vrouwen , de peezen van beeren , het gedruiscli van kattentreden , het speeksel der vogelen , de stem der visschen en de wortelen der bergen , en was zoo dun en zacht als een zijden band. De goden verheugden zich over dit kunstwerk, en voeren daarmede naar het eiland L y n g v i (de heide) in de zee A m s w a r t n i r (zwart van onheil). Toen lieten zij den wolf boodschappen , dat hij schielijk moest overkomen , waut dat zij weer een nieuwe keten gesmeed hadden , waaraan hij zijne kracht bewijzen koude. 67.
De ijdele wolf kwam werkelijk, maar toen hij de
Wumkes.nl
57 keten zag kreeg Mj argwaan en verklaarde: Als ik die zwakke band verbreek zal ik er geen grooten roem mede inleggen. De Goden bragten daartegen i n , dat hij in allen gevalle geen gevaar liep, want als hij zoo onmachtig was , dat hij niet eens snik spinrag verbreken konde, dan behoefden zij ook geene vrees voor hem te hebben, en zouden hem terstond weder loslaten. Doch de wolf verlangde ten minsten , dat een der Asen tot borg van deze belofte hem zijne rechterhand in de open muil zoude leggen. Toen keken de Goden elkander verlegen aan , tot dat Tyr stoutmoedig vooruit trad en de verlangde borgtocht stelde. 68. Nu liet ïenrir zich gewillig binden, maar ondervond spoedig het bedrog. Alle schudden , uitrekken en krommen Help hem ditmaal niets ; de keten Gleipnir snoerde nog dichter en vaster. Toen de Goden dit bespeurden , vatten zij het einde der keten trokken het door de diep ingeheide rots G j ö l (de gil) en knoopten het aan een nog dieper gewortelde rots T h v i t i (de tweede). Zij duwden het razende monster, wiens gapende muil alles dreigde te verslinden , een zwaard tusschen de kaken, zoodat de bek opgesperd bleef en alleen de schuimende zwadder er uit lekte. Terwijl Penrir zoo machteloos worstelde en jammerlijk huilde , jubelden en verblijdden zich de Goden , behalve Tyr, want de wolf had hem de prijs gcgevene hand tot op liet gewricht afgebeten , 'twelk men sedert dien tijd het wolfslid noemt. {Wordt vervolgd.)
Wumkes.nl
J. G. O.
r i m s t i k up n y j i e r s d e i . Tawyd oaii minsken dy lieafliabbe, en ek oan sukken dy fraetje.
AI wer en jier in 't neat der iewen Mei hwet it nimme muclit ef joech , Hu licht min 't naem , hu swier min 't woech , Mei lust end lesten hinne dreawen. Dy flinke tîd ! — Is 't ús hjir gind End likwol skript As wier lijir fêste
mar ameryen um rund to sieän, it minskebern , wal to kryen.
It berntsje sit up memme skirte; 't Wol dit end dat by laeits en trien ; Fulduch it sin — hu gau is 't dien ! "t Scil skieik wer winskon heare litte. End sa scil 't berntsje greater wirde. 't Wol jimmeroaü fororing , ny -— End 't nye is moarn wer âkl, — né hy Kin "t nea net lang by 't selde hirde.
Wumkes.nl
59 Sa fiiugge ús libbensdagcn Wy sîkje nei geluk — ta De leste ure slacht feu 't End skúrth fen alles hwet
lunne. dat lot, wy minne.
Wy skripten licht forskate jiëren , En wix'len graech it leed foar 't nucht Mar 't ieae krápt, end 't ore fliuclit, Hu wy er in biwoele wieren. Hu fulle habbe ús al foiiitten, Dy mei ús boärteii gul end blier ; Hwaems wit allik as users wier; Dy nea wer fen hiar dwaen to witten! Us mei it barre um lij ir to bliwen Ta d' oanfang fen dit nye jier. Mar seill' wy 't ein sieän ? Sikerwier, Dat wit gjin wráldsk profeet to skriwen. Mar tliankber foär sa'n greate segen , Kupt blîd de frieun sîn frieun wer ta : // Du meiste luk end meirin ha In 't nye jier, up al din wegen!" Stim mei In sukke blîde winsken Oan allen? — ja oan allen! Gôd!~
Wumkes.nl
60 Hwer dwael — htvet siuch ik ? — hwet is dat ? Do haet? . . . hwet ducht dy by de minsken? O gruwlik munster dat. de siele Penienbït hast allïk en mît; Dy flêsk en mirct tognouth — tobit — Bidjert, forslint end moat forniele. O haet! hwá is 't dy dy umklammeth, End herbarcli jaen wol in sîn hert ? Du boärnwel fen fortliriet end smert — O helstroom ! dy gjîn rowe dainraeth. Bist' ïn 't forfleine net forsunken ? Gictst' ek v,'er mei in 't nye jier? Min Gôd — den is 't in wierheid wier: It ininske is dwaes end blïn end drunken. De rede sprekt, end de ingeis ruppe : // 't Is frede up ierde!" Here j á , Die'n wy dêr mar it Amen ta , De Himel sakke ïn 't hert feu buppe. Och haet end nîd ! —- min susters , broëren ! Moarn kumt de dead wollicht, hwá wit Ef hy net oan ús sîde stiet ? ITm jimme ef my in 't grof to sleuren.
Wumkes.nl
61 End as den în de leste sike — It praten moeüik is to dwaen! End gjin forjifnis mear to jaen ! Scil den de liaet earst fen ás wike ? O fy! hu'n diepe drôefenisse, Biklampt ús tsjin dy tiustre nacht! Neat as to let birou end klacht'! Een 't liúnsk totrape rein gewisse ? 't Gewisse rein? o já — dêr binnen. Dêr sprekt in stim fen God, dy seitli TJs altîd wer de Himel leit — Ho faek forret tliruch 't nuoht der sinncn. In 't îv'ge liocht der wiërheid stimple , Blinkt trou en lampe foar ús fôet ; En în de kampstrid fen 't gemoed, Teant dy hwet rein is únbiwimple. Dy Gôdswil heth it bîld des hegeii Oanskoulik makke foär de wrâld , End dy dat bîld foar eagen hâltli, Hy 's twîvelriedich noch fo liegen. Hy 's twîvelriedich noch foiiegen , Hwer falske miening , earsucîit, haet,
Wumkes.nl
62 Skin list, drift, habsucht Mm ek laet! In lieafde is d' îv'ge boärii' fen segen. ïorjow — forjow alle eagenblikken , Lik as dy Gôd forjowt — end min Sa lang din lampe barne kin ! Fen hiôed ta oan din Iêste snikken. Dat Pen Der Den
die h y , dy wy redder hiëte — súnders , — End dat sprekt de stim wiiirheid în ús. Polgje Hm ! moät it únk Gods bïld foiiitte.
Hab lieaf! hab lieaf! mei wird end dicden Dêr leit de wiere greatheid in. Dy dat net fielth noch fetsje kin Is net fen reedleas 't dier to skieden. De lieafde jowt it minsk' weardye; De haet en sielewúnd , en wel ï e n jammer end ellende, — en hel, In stiïid mei Himels harmonye. De lieafde mielth it paed mei blummen, End bringt de mîlde blîdskip mei ; De haet leit stikels up ús wei; Graeft kulen um în una to kammen.
Wumkes.nl
63 De lieafde segentli end untlêsticlit Dêr 't hert ful soärcli to skriemen kamt , De haet forwilderth end fordumth — ïorhirderth dy 'm 't quea bifêstioht. End dôeh, dy haet scil mei ús libje ? Mei ús it nye jier wer in ? Hu moeilik dat wy sieände blind, Sa mei dy helliarpy bisibje. Ik winskje in 't nye jier oan jimme End oan my selver súnd forstand Um nei de rede end oan Gôds hand ï o harkjen nei der lieafde stimme. Wy binne brus end swak , end tale To faken nei forbeane frucht, Mar as 't biroufol herte sucht, Ful weadom dat. it sa koe dwale, Den is forjifnis end forjitten Us útsioht end ús threast, end hwá Scoe hope up dy forthreasting ha , Dy net de haet wit to forlitten ? Think net: mîn broer ef suster priemde , To fel min boärst? Och, Gôd dy wit
Wumkes.nl
64) Hu lang 't birouful herte bith Dat lang , o lang ! de died biskriemde. Der seaith en ingel fen umhegen. Hy rikt de fredepalm yet oan. Grip ta! licht wier disse earste moarn Us leste în 't nye jier fen segen. Lit frede ús freugdeblummen lese — Bîntli lieafde ús jimmer în ien band Fen iendraclit — den soil, truch Gôds hand , Poiir ús foär furst end faderlând Dit jier en heilful jier fêst wêse. T.
G.
Wumkes.nl
v. D. MEULEN.
Eenlge bijzonderheden betreffende den Kapitein Boiiwe Auckcs. In de beknopte geschiedenis van Friesland, door W. Eekhoff, (*) zoomede in liet Biografisch woordenboek der Nederlanden, (†) vindt men — volgens de daarbij aangehaalde bronnen — het kloekmoedig en dapper gedrag vermeld van dezen kapitein , in den zeeslag tegen de Engelschen op den 26 Augustus 1652. Wij lezen t. a. p. Bij dezen , in den aanvang zoo gebrekkigen toestand deischepen die tevens te min geschut en te weinig bekwaam volk hadden, moest het beleid en de moed der vroeger gevormde zeelieden veel vergoeden. Was het een geluk voor den staat, dat de later zoo beroemde Michiel Adiïaansz. de Euiter zich in 1652 eindelijk liet bewegen in 's lands dienst te treden en als vice-kommandeur op eene vloot van 30 schepen 60 koopvaardijschepen te geleiden en te beschermen tegen de Engelschen , — op dien eersten togt blonk , als liet eerste dappere bedrijf , de heldhaftigheid van een 3?riescli kapitein uit. Deze was Douwe Auckes, bevelvoerende op een der twee grootste Oost-Indievaarders , die nu ten oorlog waren toegerust, de Struisvogel of Vogelslruis geheten, gewapend met 40 stukken en 300 man , terwijl (*) BI. 250—251. (\) Ie deel M. 433—435.
Wumkes.nl
66 het schip van de Kuiter zelven slechts 28 stukken en 134 koppen voerde. Op den middag van den 36 Augustus 1652 was het gevecht tegen den vice-admiraal George Ayseue, die 40 schepen onder zich had , bij Plijmouth pas begonnen , toen bovengenoemd schip vooruit snelde en zich alleen te digt onder de Engelschen begaf, die dadelijk met drie of vier groote schepen de Struisvogel meenden te vernielden , door hem van alle zijden fel aan te tasten. De matrozen ziende dat geen der Hollandsche schepen opkwam om hen te ontzetten , wilden niet vechten, maar het schip overgeven , waartoe ze den kapitein poogden te dwingen. Doch met het gevaar steeg de moed van dezen, die het uiterste wilde wagen. Met een sabel in de eene en eene lont in de andere hand , n trad hij onder de maets, dreijgende hen alle, in geval zij nu niet vromelijck vochten , in de lucht te doen springen, luidkeels roepende; Schept moed, mijn kinderen j schept moed. Ik zal u den weg wijzen, en als wij de vijanden niet langer konnen weerstaan , dan zal ik u alle van de gevangenisse bevrijden, door middel van de lont, dien ik in de hand liebbe." Die taal maakte een gewenschten indruk, en herstelde den verflaauwden moed der zijnen : ieder vloog naar zijne plaats en post. u En den valjanten Donwe , die eeu stuck op den overloop hadde staen, waermede hij seijn dede van los . te branden, vierde met 24 stucken in den Engelsman, die hij vrij dicht had laten komen, soodat die met volck en al wat daer op was dadelijck is gesoncken. Stracks kreeg hij liet tweede Engels schip op zij, een bengel met 50 stucken. Douwe trefte die als de eerste met sijn tweede
Wumkes.nl
67 iaeg gesclmts, soodat die oock stracks te gronde ging; op dese twee schepen waren bij de 900 zielen , waer af niet eenen (dat mea weet) levendig gebergt is. Den derden Engelsman , onder sijn scheut komende , kreegli oock soo veel dat hij krengde," waarna onze dappere kapitein, na een verlies van S0 man, den weg open vond, om uit den drang te geraken en zich bij 's lands vloot te voegen. In den avond namen de Engelsclien die 1300 dooden hadden , de vlugt, en de Kuiter verwonderd over den uitslag van dezen strijd tegen zoo groote overmagt betuigde: // Als de almachtige God kloekmoedigheid wil geven, dan verkrijgt men de overwinning." Van dezen Douwe Auckes zijn geene andere bedrijven of levens-bijzonderhedcn bekend. De Hollandsche Mercurius noemt hem // een van de beste zeehelden van onsen tijt, so in goet beleijt, courage, als ervarenlieijt," en meent zelfs, dat Mj in 1666 bestemd was tot Luitenant-Admiraal in plaats van Tjerk Hiddes de Vries. Daar beide schrijvers in het onzekere verkeeren , wat er verder van dezen dapperen kapitein is geworden , vertrouwen wij dat het deze of gene niet onwelkom zal wezen hieromtrent eenige nadere bijzonderheden mede te deelen. (*)• Eeeds in het jaar 1641 komt Douwe Auckes , in de papieren der Oost-Indisclie Comp. voor, en wel als opper(*) Dat hij niet in 1657, door den brand in het kruid te steken, in een gevecht met een Tnrkschen roover, dien liij genomen had en waarvan de bemanning aan boord van zijn bodem was overgegaan, en het schip meenden te overrompelen — met vriend en vijand den dood vond, zoo als den heer van der Mark voorstelt, is door Laboranter reeds voldoende uitgemaakt. Zie de Navoncher X bl. 259. Kas
Wumkes.nl
88 stuurman op bet scHp de Vogelstrnis, die op den 27 April van dat jaar, onder bevel van den seMpper David Claesz., uit Tcxel naar Indiö onder zeil ging. Hij wordt daarbij opgegeven van Amsterdam te zijn. In Indië komende schijnt hij op de Pauw te zijn overgeplaatst. In 1648 voerdde hij het bevel over de Diamant, volgens een schrijven van. den gewezen directeur van den Handel in Persie , Wollebrant Geleijns , de jonge , aan den Gouverneur generaal Comelis van der Lijn, noemt hij Auckes destijds reeds een goed dienaar. (*) Toen in het jaar 1652 de Oost-Indische Comp. het land met twee schepen ter hulpe kwam, werd door haar, aan Hunne Hoogrûogenden, — ingevolge Kesolutie van den 20 Julij van dat jaar, — tot kapiteinen over die schepen voorgedragen, het volgende dubbeldtal. Op de Vogelstrnis. Kapitein Douwe Auckes i beide van // Frederick ïrederixz. J Amsterdam. Op de Vreede. Kapitein Jacob Jacobsz. Struyck. i mede beide ir Joris Adelaer. f van Amsterdam. Bij resolutie van den 28 Julij 1652 werden door H.H. tot kapiteinen over genoemde schepen benoemd: Op de Vogelsiruis Douwe Auckes, en Op de Vreede Jacob Jaeobsz. Struyck. Hoe de kapitein Douwe Aukesz. zich kweet van liet in (*)
tle Navorseher W. 2 5 8 .
Wumkes.nl
89 hem gestelde vertrouwen, behoeft hier niet herhaald ie worden, daar men dit bij de vroeger genoemde schrijvers breedvoerig vermeld vindt. In 1658 vinden, wij hem weder als schipper op ds Parel, sijnde het vlaggeschip, waarop de Raad van Indie A. van Aelmonde , naar Indie gaande , zijn vlag had geheesclien (*) In 1665 werd hij bij een schrijven van de Staten van Holland en West-Vriesland, van den 25 Julij uitgenoodigd, zich naar 's Hage te begeven , ten einde over zekere zaken, den dienst van den Lande betreffende, te spreeken. Hoogstwaarschijnlijk had men liet oog op hem geslagen, ten einde met eenige anderen — die ook (†) eene dergelijke uitnoodiging ontvangen hadden — de gemagtigden op 's Lands vloot als zeeraden toegevoegd te worden. Eene ongesteldheid waarmede hij bezocht werd, belettede hem aan het verzoek der Staten van Holland en WestVriesland gevolg te kunnen geven , waarvan hij hun den 26 Julij kennis gaf. Hoe vereerend deze uitnoodiging ook voor den kapitein Auckes was, zoo viel hem in het volgende jaar 1666, eene aog veel belangrijker onderscheiding te beurt. De dappere Luitenant-Admiraal van Friesland, Tjerk Hiddesz. de Vries, was op den 6 Augustus van dat jaar, strijdende voor het Vaderland gestorven. Door liet collegie ter Admiraliteit van die Provincie, (*) Wij veronderstellen, dat daar hij tot dns verre in dienst der Oost-ïndische comp. was geweest, hij zich tot ÏGGG Luiten betrekking in Amsterdam heeft opgehouden. {+) Brand, leven van de Enijter. tol. 3S9.
Wumkes.nl
70 was deze kooge en belangrijke betrekking bij provisie opgedragen aan den Schout bij Nacht Brumsveld; doch dit schijnt de goedkeuring van de Heeren Gedeputeerden van Hunne Hoogmogenden niet te hebben weggedragen. Deze zich te dier tijd aan boord van 's Lands jacht te Ylissingen bevindende , was het bovenstaande door eenige Heeren uit het collegie van de Admiraliteit vaa Friesland mondeling medegedeeld. Zij schreven hierover aan Hunne Hoogmogenden den 26 Augustus, die na den ontvangst daarvan, op den 28 derzelfde maand, besloten, dit schrijven bij copij aan de staten van Friesland toe te zenden, met verzoek om zoo spoedig doenlijk over te gaan tot het verkiezen van » een vaillant en geëxperimenteerd persoon , om te becleeden de plaetse van Luitenant-Admiraal van hare provincie. De kapitein Douwe Auckes had zich weder in de dienst der Oost-Indische Comp. — waaraan hij jeeds sedert een aantal jaren verbonden was geweest —- begeven ,' en bevond zich als bevelhebber vsn het schip de Vrijheid zeilrée te Texel, "waar hij op den 6 September 1&66, van de Kamer Amsterdam de order bekwam met zijn schip op de lloscovische reede aldaar te gaan leggen en met de eerste bekwame wind zee te kiezen. Dingsdag den 7 September verschenen in de vergadering van Bewindhebbers ter Kamer Amsterdam, de Heeren Adius en Geldorp, die de vergadering aandienden dat de Heeren Staten van Friesland hunne Gedeputeerden ter Generaliteit gemagtigd hadden , om te zien na een bekwaam persoon om tot Luitenant-Admiraal vo,n hunne provincie
Wumkes.nl
71 gebruikt te worden, en dat zij daartoe liet oog hadden laten vallen op Douwe Auckes , bij de Kamer tot schipper naar Oost-Indien aangenomen. Zoomede dat zij door de genoemde lieeren Gedeputeerden gelast waren , om bij de Vergadering tusschenbeide te komen , dat deze den schipper Douwe Auckes zouden ontslaan en op vrije voeten stellen, om zoo de Staten van Friesland hunne dispositie op hem zouden laten vallen, hij Douwe Auckes zich daartoe zoude kunnen verbinden. Hoewel er bij de Bewindhebberen overwegende bezwaren bestonden , om aan hun verzoek zoo maar voetstoots gevolgte geven , besloot men , na rijpe deliberatie, dat men 's Lands dienst boven eigenbelang zoude stellen en liet schip ophouden tot Vrijdag den 10 derzelfde maand , als wanneer men vertrouwde , dat er gelegenheid zoude zijn kapitein Douwe Auckes. hierover te kunnen onderhouden, doeli dat het schip den dag daaraanvolgende, weer en wind dienende , naar zee zoude zeilen. Het mogt ons niet gelukken te kunnen opsporen of men zich in persoon tot Douwe Auckes heeft vervoegd en hem over het al of niet aannemen der betrekking van Lxiitenant-Admiraal van de provincie Friesland , heeft gepolst , ingeval de Staten dier provincie de keuze daartoe op hem zouden laten vallen. Het komt ons evenwel aannemelijk voor, dat liet niet geschied i s ; de omslagtige wijze waarop de zaken destijds werden behandeld, zoo mede de gebrekkige toestand der communicatie met deze provincie , doet ons vermoeden, dat de tijd van drie dagen , die door de Bewindhebberen der Kamer Amsterdam
Wumkes.nl
aan de Gedeputeerden waren gesteld om deze zaak af te doen , wel wat kort was genomen. Wij worden Her in versterkt door den schrijver van de Hollandsche Mercurius die ter aangehaalde plaats zegt: r Die van Yrieslandt hadden in plaetse van haren verlooren admirael, Douwe Auckes vast gesteld, die op 't schip de Vrijlieyd, met een jacht na Oost-Indie zeylreedt liggende, al t' zee geloopen was eer de gecommitteerden in Texel waren." En werkelijk den 12 September 1666, dus slechts twee dagen na den vastgestelden tijd, zeilde de Vrijheid met kapitein Douwe Auokos , benevens liet jacht Jiet wapen van Hoorn, onder zijne bevelen naar Indie. Door eene zamenloop van omstandigheden, bleef kapitein Douwe Auckes dus waarschijnlijk verstoken van de hooge onderscheiding, die de staten van Friesland hem hadden toegedacht. Had de keuze, op liem gevallen, door hem aangenomen kunnen worden, dan betwijfelen wij geenszins of de eenvoudige schipper van een Oost-Indie vaarder, zoude getoond hebben , dat die keuze in hem niet misplaatst ware geweest. Douwe Auckes kwam met zijn onderliebbende bodem, op den 7 Hei 1667 te reedo van Batavia. Bij resolutie van Gouverneur Generaal en Eaden in Indie, van den 18 November daaraanvolgende , werd aan hem — dus luidt de resolutie — weder toevertrouwd e liet bevel over liet schip de Vrijlieid, waarmede hij in Indie was gekomen en daarmede naar liet "Vaderland te vertrekken , om ia deze peri-
Wumkes.nl
73 culeuze oofloffstijden , vaillante schippers op de ie huis varende schepen te mogen hebben." Den 23 December 1667 nam Douwe Auckes met nog eenige andere schepen de terug reize naar liet vaderland aan, waar hij in de maand Julij 1668 aankwam, doch. kort na zijn aankomst overleed, ten minste dit maken wij op uit de navolgende extract resolutie van de Kamer Amsterdam, d.d. 27 September 1668. a Bij de weduwe van schipper Douwe Auekes versoght sijnde, ontslaginge van een balie porceleyn , by haer man overgebragt en alhier aangehouden , zoomede een of twee vaetgens suyker; is naer deliberatie goedgevonden, dat het voorschreven goed als geconfisqueert bij de comp. sal verblijven." En Hermede was dan de loopbaan gesloten van den man » die tegen Asoue sloeg, en onberoemt gesprooken, een van de beste zeehelden van onzen tijd zoo in goet beleyt, courage als ervarentlieyt was." Bij dit gezegde van een tijdgenoot zal het wel overtollig genoemd worden Her meer tot zijn lof bij te voegen. P. A. LEUPE.
Wumkes.nl
ranmp B$ 4 ^ p a p a It is forlîn in wike twa, Do woe 'k fen Leau't nei Freantsjer t a ; Do die 'k net hwet ik oars wol die, As 'k sok in reis to meitsen hie , Dat 'k me în in trekskiprôef bijowch , En dêr den uren oer ien bûch In omhong : hwent soms kamen wy In ien minût in reid foarby: Sadat men, as 't sa langsum dreau, To lesten gaprich waerd en sleau , -En wol in bîtsje sliepe woe , Mar doch gjin sliep bitinke koe. Den sei men , 't is in lamme boel; 1 t Wier swiid , ho lang de tiid yen foei. Mar siuch, sa hoeft it nou net ïnear; Der leit in îs'ren wei nou klear, Dêr rent in îs'ren hînser op, Dat lukt, mei 'n feart as în galop, In hele rige weinen foart, En în in tiidstip mcâlle kort Nei Harns t a , dat it wier en wis ]?or mannich-ien in wonder is. Nou dûr woe 'k ek geriif fen h a ; Tk naem in plak oau Freantsjer ta.
Wumkes.nl
75 De lûk-mar-tige stie dêr klear, Dy makke in biuster mâl gebear, En smûchde en sùchde as hie 'r de kramp. En speide gialpen reek en damp; Den sûse er wer in poas oan ien As wetter op in gleaune stien. Sa waerd er înspand foar de trein , En wy opsliiten în in wein ; En do de kerel, dy dat die, Mei 'n wilsterfluitsje , dat er hie , It teiken jowch dat alles nou In 'e es wier, gingen wy 'r op ou. Dat gîng er alderbiusterst oer, En husen , beammen , tsjerke en toer En alles fleach so liird foarby, Men seagen 't pas în amery. De tsiokke reek fleach wit ho fier Oer 't field, as 't fen kalk-oun wier; De skiepkes , bare ontsteld dêrfen , Dy teagen eangstieli op 'e ren. En ik , towile 'k dêr sa siet, En 't eacli oer alles weidsje liet, Ik tocht oer 't ien en oar ris nei, By 't riden op dy îs'ren wei. Ik tocht, dy reek wait daegliks nou Hwa wit lio fier oer ûs lânsdou; Hwet bringt dy for ûs ITrîslân mei, Of scil se jaen oer jier en dei ? Scil Erîslâns roune ienfaldicliheid,
Wumkes.nl
76 Wêrîn de wiere opriuchtens leit, Ek fluclitsje for dy freainde damp, Krekt as de skiepkes op it kamp? Scil Frîslâns tael, ùs yet sa diûr, En wîkje for dat freamde fiùr ? En scil de Fries", dy yet Mar sprekt, As freaaid-sin Mm de gek oan stekt, •— Spîtgnîskjend oer sîn roim petear, — Sîn tael forsmite en liene 't ear Oan ûtlansk grienmank ? — De îs'ren wei Bringt wis en bidte freamds wer mei. — ïoart by de Pap wier 't ef kes halt, Do waerd er brykjend « Drronryp!" balt. Dat freamde folkje , tocht ik sa, Seil wis nen greaten achting ha For 't alde frîske sliucht en riucht; En 'k frees dat dat er gans ta docht, Dat Frîslâns tael, sa kreftich roun , Wer fierder komt op 'e eftergroun. — Mar, tocht ik fierder, lieave sei i Wêr brek ik doch mîn holle mei ? Elk is mei disse wei în 't skik , En 'k wed , hier is gjin ien as ik , Dy mei sa'n boel swiersetticlilieid Oer dit gedocli te malen leit. En sik er, 't baet my ek nen b î t , 't Is best mav, dat 'k dat fen my smît, Omdat ik dôeh sa wiis wol ben, Dat alles sa net blieue ken
Wumkes.nl
77 As 't ienkcar wier. — Hier op 'e wro.îu Wirdt al liwet ny is ek wer ald ; En dy to i'ôst oan 't alde sit Is dwaes , om 't elke menske wit Dar al hwet nou al ald is , wier Ek ienkear ny fo ar maimich jier. •— Wy hoopje den dat de îs'ren wei Us lok en fcarspoed bringe mei, En dat cïêrtroch ûs bloei en tier Oanwinne scil mei elke jier; En dat lîkwol de frîslce sin Net eangsticli tsjeu seil op 'e reu ï o r spoarwei-reek. Uier benne vet Wol liu dêr 't friste bloed îti sit, Dy 't goede en 't eale (lierbei- is. En sokke IMesen sorgje wis Dat Erîslâns tael hier blieut în stâu. —Al fliuclit de spoarwein deis troch 't lân En bringt riu freamdicliheid oan , Dêr wirdt gjin. stânfries fen bidoarn. — Siuch, as ia folk sîn tael forsmît Den is al gan sîn dregens quît. Wy aentsje 't dêrom fen bilang , Dat ITrîslâns tnel yet ieuen lang Eistean blieut în dit frîske lân , Hwet nys hier oars ek komt ta stàn, En elk hwa Eries is , hoopje wy, Draecht ta dit doel graech sines by. December 1863. W. D,
Wumkes.nl
Voorgedragen in eene Vergadering van iet Friese! Genootschap.
Belangrijke mannen heeft het gewest, dat wij bewonen steeds geleverd en er waren tijden waarin de door geboorte hoogst geplaatste mannen zich. liet tot eene eer rekenden tot den geleerden stand gerangschikt te worden. Wanneer wij de naamlijst der Hoogleeraren , die in vroegere dagen aan "Frieslands hoogeschool eene eervolle plaats innamen, nagaan, dan vestigt zich ons oog onwillekeurig op vele namen , die in Erieslands geschiedenis eene niet onbelang» rijke plaats liebben vervuld. Wij vinden dat de aanzienlijkste geslachten het niet beneden zich achtten aan eene academie een lioogleeraars gestoelte in te nemen. Even belangrijk , als deze opmerking , is die dat men niet zelden verscheidene generatien aantreft wier hoofddoel en rigtirtg des levens steeds schijnt geweest te zijn, priesteren der letteren te zijn en wier hoogste streven was en bleef om de voetstappen van den vader te drukken, die als Hoogleeraar een roemvollen naam had mogen erlangen. Voor eenigo jaren hield ik eenige lezingen te dezer zelfder plaats over de familie Schotanus, waartoe eene belangrijke verzameling familie papieren , mij vooral de gelegen-
Wumkes.nl
79 held gegeven had , vroeger in het bezit van den heer E. D, Smeding. Eene mij zelf in eigendom toekomende verzameling van familie papieren , heb ik nagegaan, en het komt mij niet onbelangrijk voor, u betrekkelijk eenige geslachten , wat nadere mededeeling te doen. Ik heb dat huisarchief voor eea gedeelte, gescheiden in drie onderdeelen en wel in. de Foordana, Beuckeriana en Huberiana. In de eerste plaats stel ik mij voor u iets aangaande het beroemde regtsgeleerd geslacht der Voorda's mede te deelen. Sommigen uwer zal ik niets nieuws kunnen mededeelen , omdat zij uit Vriemoet en uit liet belangrijk werk van Gabinus de Wal reeds betreffende dat geslacht het merkwaardigste hebben mogen leeren kennen. Enkele bijzonderheden zijn evenwel in die werken niet te vinden, zoodat ik de hoop koester dat mijn arbeid niet in allen deele overtollig zij. In den tegenwoordigen staat van Friesland leest men in het 2e deel bij Harlingen , onder den Burgemeesters, die voor het eerst benoemd en in functie waren naar aanleiding van het nieuwe Reglement der Eaadsbestellingen in 1635 Joost van de Voorda. Deze Joost was zoon van Jacob Clasens van de Voorda, die te Harlingen, den 17 November 1632 in den ouderdom van 72 jaren is overleden. Deze Jacob Clasens van de Voorda, was gehuwd aan Janneke Christiana van der A. Zij waren tijdens de Spaansche vervolgingen om de religie, uit Vlaanderen gevlugt uit welke plaats is niet gebleken ; en schijnen zich. terstond in Harlingen. te hebben nedergezet. Welke betrekking hij aldaar bekleed heeft, heb ik niet kunnen nagaan , maar uit aan-
Wumkes.nl
80 teekenîngen in een klein boekje komt het mij niet vreemd voor, dat hij handel in granen deed. Van zijne vrouw Janneke Christiana van der A. is mij niets bekend geworden , zij schijnt eene zuster met name Sijntje Christiana van der A. gehad te hebben , die op den 19 October 1838 in 77 jarigen ouderdom te Harlingen is overleden. Hun zoon Joost Jacobs van de Voorde is in 1598 in Haiiingen geboren en was , gelijk hier boven gemeld i s , Burgemeester en is volgens oude aanteekeningen , ook Weesvoogd aldaar geweest. Hij overleed 27 October 1661 oud 63 jaren. Zijne vrouw was Stijntje Arjens , gestorven 1 April 1668 oud 03 jaren, dochter van Arjen Eeijners Laerman, Vroedschap en gemeensman te Harlingen. Uit dit huwelijk ontsproot onder anderen Jacob, die zijn naam naar de Iriesclie gewoonte, in plaats van van de Voorde heeft veranderd in Voorda. Deze Jacob is geboren in het jaar 1640, althans uit een doopattest blijkt, dat die plegtigheid in April 1640 den 26 dach had plaats gehad. Dit doopattest is afgegeven door Albertus H. Eeen, Ecclesiasticus in Vinaldum den 1 Maart 1641 en verklaart in zeer breedsprakige termen, dat Joost van de Voorde zijn kind met name Jacob den doop der gereformeerde religie heeft laten toedienen. Deze schijnt graankooper en brouwer geweest te zijn, althans uit eenige aanteekeningen in een boekje leest men : graenhoeJc, aanvang nemende met het begin des boeks , pro me Jacob Voorda, aangeleit den 25 Maart 1665. Turf boek, aanvang nemende in het midden; en eindelijk aan de andere zijde van liet boekje: sclirijfboek, waarin ook de geboorte en liet sterven yan onze kinderen
Wumkes.nl
SI en vrienden heb opgeschreven. Dat hij brouwer geweest is, blijkt uit eene aanteekening van den grooten Bavius Yoorda, die liet volgende mededeelt: //Zijnde deze mijn overgrootvader ook brouwer geweest, gelijk uit de steen boven zijn graf gebleken is." Jaoob Yoorda vras tevens Burgemeester der stad Harlingen en. stierf te Leeuwarden den 20 Februari) 1674, tijdens hij zich aldaar als gecommitteerde ten landsdage bevond. Uit zijne eigenhandige asnteekeningen blijkt onder anderen het volgende : # Anno 1664 vijfden Junii heb ik , Jacob Yoorda , gehuwd mijne huisvrouw Aafke Annes Algera tot Garijp in do kerekc." Yervolgens geeft hij de geboorte en sterfjaren zijner kinderen en naastbestaanden op. De laatste aanteekeningen van zijne hand zijn van 19 October 1673. Deze werden door zijne weduwe in 1674 den 20 Februarij vervolgd, in dezer voege: // Is lieden tot Leeuwarden in den Heere gerust mijn lieve man Jacobus Yoorda, nadat hij effen een week gelegen hadde out zijnde 35 jaren min een dach, en is den 25 ter aarde bestelt." Zij stierf, volgens aanteekening harer dochter Janneke, »27 Junii anno 1700 , out 58 à 54 jaar." Deze dochter huwde met Sjoerd Pieters Bierman, ook al Burgemeester van Harlingen , en overleefde velen van haar geslacht, als zijnde gestorven, volgens een nog bestaanden leedbrief, in 1761 den 3 Maart, aldus in den ouderdom, van meer dan 93 jaren. Uit Jacob Yoorda en zijne huisvrouw Aafke Annes Algra werden vier dochters en twee zonen geboren. Alleen Joost, geboren 19 Julij 1669 , zal door mij vermeld worden. Deze , die als Notarius et procurator puft
Wumkes.nl
82 blicus te Harlingen woonde , huwde Maria Suvingar , dochter van Gevard Suringar, een zeer bekend koopman te Harlingen, In eene aanteekening lees ik : *mercator apud Harliuganos vigilantissimus." Van hem is mij overigens niets bekend, dan dat hij in 1731 in het begin van November is gestorven, nalatende twee kinderen , een zoon n. 1. Jacob Voorda, geboren 17 Januarij (naar den nieuwen stijl 28 Januarij) 1698 , en eene dochter Helena genaamd. Dezen Jacob Voorda vindt men reeds in liet album der studenten te ïYaneker in het jaar 1713 ingeschreven, waar liij zich in 't bijzonder tot de regtsgeleerde studiën bepaalde, en in hoogs achting stond bij de beroemde Hoogleerarcn Zacharius Huber en "Westenberg. Dat hij zich met meer dan. gewonen ijver op de regten toelegde, blijkt daaruit, dat hij den 1 Julij 1718 met de grootste eere promoveerde. In dat zelfde jaar werd hij onder de advocaten te Leeuwarden opgenomen, en behandelde met gelukkigen uitslag zeer vele zaken voor liet Hof van Friesland, tot den jare 1723, toen hij als lector in de regten naar l'raneker beroepen werd, blijkens beroepingsbrief. In 1727 werd hij tot buitengewoon Hoogleeraar benoemd en tot gewoon Hoogleeraar in 1730. In dat zelfde jaar ontving hij eene beroeping als Hoogleeraar in liet Bomeinscue regt naar de Hoogeschool te Utrecht, welke betrekking hij meende te moeten aannemen en werwanrts hij zichin September begaf, blijkens aanstelling en begeleidende missive. In 1737 werd hem buiten het fiomeinsahe regt opgedragen liet onderwijs in liet Hollandsen regt. Deze opdragt geschiedde uit dankbaar-
Wumkes.nl
83 heid, dat hij voor eene beroeping als Hooglecraar te Leiden iu de plaats van den beroemden Westenbcrg had bedankt, blijkens eene resolutie van 12 Augustus 1737 van iîurgemeester en Vroedschap van Utrecht, Tegelijkertijd werd zijn tractement buiten de emolumenten enz. van / 1 2 0 0 op ƒ1700 gebragt. Tweemaal bekleedde hij aldaar de waardigheid van llector magnificus, in 1734 en 175-1. De liefde tot zijn geboortegrond i'leef hem steeds bij en nam met de jaren niet ai. In 1758 verzocht hij wegens zwakte ontslagen te worden van het geven van publieke lessen , 't welk hem , blijkens Resolutie d. d. 23 October 1758, werd geaccordeerd. Vervolgens in het jaar 1760 besloot hij zijne betrekking , hoe eervol ook , neder te leggen en naar Friesland terug te koeren. Hij zette zich te Leeuwarden neder, waar hij , als Gecommitteerde ten landsd-age in Friesland , den avond van zijn leven doorbragt, en den 10 Junij 1768, blijkens den leedbrief, onder de papieren voorhanden , aan een borstkwaal overleden is ; en niet gelijk Paquot meent: Memoires pour servir à 1'histoire litteraire des dix sept provinces des Pays Bas , T. VIII p. 247. die het jaar 1760 aangeeft; noch in 1767 gelijk Saxe in zijn Onomasticon , T. VII p. 460 en anderen melden , die dezen hebben nageschreven. liet lijk werd in het familiegraf van de Beuckers te Witmarsum bijgezet. Uit vele zijner geschriften is het voldoende blijkbaar , dat J. Voorda als regtsgeleerde in dsn volsten zin des woords een zeer diepe en grondige kennis bezat, en dat hij teregt onder de regtsgeleerden als een zeer uitstekend philoloog bekend was. Hij toonde i u critisch onderzoek eene groote mate van scherpheid van
Wumkes.nl
6""f
84 oordeel en eene niet mindere mate van veel omvattende geleerdheid. In liet oplossen van zeer moeijelijke vraagpunten bewonderden zijne tijdgenooten in hem een zeer schrander vernuft. Vele geschriften , door hem in het licht gegeven, bevatten de bewijzen eener buitengewone naauwkeurige studie in de letteren der ouden en grondige kennis der oudheden aan tetoonen, zoowel door bewijsvoering uit hunne geschriften als door den zuiveren en echt Ciceroniaanschen stijl door hem gebezigd. Niet alleen zijn verscheidene boeken door hem uitgegeven , waaruit men zich zijne liefde tot onvermoeiden arbeid kan voorstellen, maar vele zijner werken zijn niet uitgegeven, gelijk ook een onnoeinlîjk groot aantal aanteekcningen, welke hij aan het Corpus Juris Eomani had bijgevoegd. Zoo leveren zijne aanteekeningen het bewijs van zijne praktische kennis, vooral op vele plaatsen in den eommentarius van Yoetius verzameld. Eene belangrijke verzameling adviezen en uitspraken , door hem in Utrecht gegeven en uitgesproken, in de gewigtigste zaken dier dagen , strekken ten bewijze , dat hij als practisch regtsgeleerde hoog stond aangeschreven. Dat liij zelf doordrongen was dat deze adnotatien inderdaad een schat van langdurige studiën in zich bevatten , durf ik voor waar aannemen uit de bewoordingen van zijn testament, dat hij in Utrecht den 21 Junij 1742 heeft opgemaakt en waartoe hem op den 18 Junij bevorens door de staten van Utrecht het vereisclite consent gegeven was. llierin lezen wij toch onder anderen : // îSTocli verklaart de lieer Testateur, dat zijne bibliotheek niet verkocht, maar onder zijne kinderen verdeeld wilde hebben , zoo nogtans , dat de zoon , die bij
Wumkes.nl
85 iùjn afsterven de oudste zal zijn , vooruyt zal genieten alle zijne schriften en alle boeken met wit papier, door zijne hand beschreven , doorschoten ; doch dat ook dezelve gehouden zal zijn aan een ieder van de andere zoons , die zulx begeren zal, niet alleen pertinente visie van alles te geven , maar ook zeer naainvkeurige afschriften te bezorgen en de helft vaa de kosten daartoe nodig te dragen ; zullende de verzoeker der copyen de andere helft selfs moeten betalen.'' Voorzeker een bewijs van naauwkeurige zorge voor de toekomst. Dit testament heeft hij echter naderhand in Leeuwarden ten jare 1767 den 17 December herroe• pen , althans wat aanbelangt de boeken en geschriften en geeft hij te kennen als volgt: // Wijders praelegateer ik mijnen oudsten zoon Bavius "Voorda, in folio enz. en nu volgt een belangrijk aantal werken, die allen kostbaar mogten heeten, gelijk b. v. n mijn doorgeschoten Corpus Juris met de adnotatien 11 vol. in rood leer. Doch tot het Corpus Juris zal mijn oudsten zoon aan zijn broeder Jan Hendrik altijd toegang moeten geven , om de adnotatien na te zien en te excerperen , ja ook de faculteit om dezelve alle, als hij zulks begeeren zal, af te schrijven, mits met eijgen hand." Doch genoeg, om te doen zien, dat Voorda zich overtuigd hield, dat zijne aanteekeningen niet van alle gewigt ontbloot waren , hoewel het eene waarheid is, dat hij overigens zeer nederig van gemoed was en hij wegens zijne eenvoudigheid algemeen geprezen werd. Het zij mij nog vergund te herinneren , dat van het Corpus Juris Eomani, in 1626 door Gothofredus uitgegeven , een met zeer vele
Wumkes.nl
86 aanteekeningen beschreven exemplaar in 's Hofs bibliotheek te Leeuwarden aanwezig moet zijn , althans , volgens testam<:r.taire_besehikking van Jolian Hendrik Voorda,in mijn bezit, na den dood van Bavius, gekomen is. Zijne door hem uitgegeven werken Her op te tellen, schijnt mij overbodig en zoude evenmin aangenaam voor mijne hoorders zijn. In den jare 1726 op den 3 Maart was hij te Witmarsum gehuwd met Petroneila van Beucker, geboren 27 November 1694, nieuwe stijl 8 December, dochter van Johannes van Beucker, die in den jare 1679 tot Procureur-Generaal van den Landscliappe van Eriesland in de plaats van Antonius Kann was aangesteld , en van Wendelina Hixenius. Deze waardige vrouw overleefde hem nog zes jaren en overleed in bijna SOjarigen ouderdom den 3 Augustus 1774 en werd ook te Witinarsum begraven. Zij schonk hern drie dochters en drie zonen : de eerste zijn alle zeer jong gestorven, de drie zonen overleefden liet ouderenpaar. Do oudste zoon Bavius werd den 1 Julij 1729 te I'raneker geboren; op den 5 Julij 1732 te Utrecht Jolian Hendrik en den 29 Junij 1735 Gerard Jacob aldaar. Wanneer deze eenvoudige rnededetlingen u niet ongevallig zijn, zal ik op een volgenden keer over dit drietal spreken. J.
II. BEUCKER ANDKEÆ.
Wumkes.nl
SCHETS VAN HET "WEBKZAAM LEVEN VAN
DB. JULIUS VITBINGA COTJLOU
Indien groote geleerdheid en overmoeide werkzaamheid voor het algemeene welzijn aanspraak geven op een eervollen naam, die voortleeft tot in volgende geslachten en eene waardige plaats verdient onder de geleerden des vaderlands , dan komt die zeker met regt toe aan een man, die langer dan eene halve eeuw te Leeuwarden zijne krachten wijdde aan het heil der menscklieid , aan Dr. J. ViTHIÏJGA COTJLON. En toch ontving ik onlangs van een geleerde uit Holland de blijken , dat hij en zijn levensloop daar onbekend zijn , en dat geen onze Woordenboeken of geschiedschrijvers hem en zijne geschriften vermeldt. Vermits nu de heer E. D. SMEDING kort na COULOXS overlijden eene uitvoerige Eedevoering over zijn leven en verdiensten had uitgesproken in het departement Leeuwarden der Maatschappij : tot nut van 't algemeen , waarvan mij toen een afschrift ten behoeve van het' Stedelijk Archief was vereerd, zoo heb ik daarvan ten dienste van gemelden geleerde eene schets of overzigt vervaardigd, welke ik thans, met toestemming' van den Heer SMEDING , onzen
Wumkes.nl
88 landgenooten mededeel, ten einde ook deze levensbijzonder lieden voor de toekomst te bewaren. JULIUS VITRINGA neesheer
ÆMILIUS
COUION COUION
en
was
de zoon
van den ge-
JOHANNA VITKINGA,
en
werd den 39 Mei 1767 te Leeuwarden geboren in het zelfde huis (in de Doelestraat), dat hij gedurende zijn gansche leven bewoonde. Eeeds op zijn 8e jaar had liij het ongeluk zijne moeder en op zijn 12e jaar zijnen vader door den dood te verliezen. Deze had hem als schoolknaap steeds de bezwaren van zijn beroep voorgehouden en hem daarom voor den handel bestemd , ja reeds in een lakenwinkel geplaatst. Dadelijk na 's vaders dood zeide hij dit vak vaarwel en wenschte hij zich aan de studiën te wijden , tot groot genoegen van zijn oom en voogd , den Franeker Hoogleeraar JOHAKNES SCHBADEE. In vier jaren doorliep liij de latijnsche scholen , liet laatst onder de leiding van den voortreffelijken Sector VAL. SLOTHOUWER , en zag zich steeds de eerste prijzen toegekend. In April 1783, en dus nog geen 16 jaren oud, werd COULOÏN als student te Frane/eer ingeschreven. Zijn vlugge geest en zucht tot onderzoek schenen liet mogelijk te maken , om vóór zijn 18e jaar liet doctoraat in de wijsbegeerte te verkrijgen, waaraan van wege den stadhouder een ecrprijs van ƒ 6 0 0 was verbonden; doch Lij zag daarvan af: want was zijn zucht voor de letteren door een geleerde als SCHBADEU aangewakkerd, met heel zijn hart wijdde hij ziek aan de natuurkundige wetenschappen en de geneeskunde onder den jeugdigen en later zoo beroemden Hoogleeraar SEBALD JUSTINUS BHUGMAKS, wiens geest den
Wumkes.nl
89 zijnen geheel doordrong. Toen deze in 1786 naar Leiden werd beroepen, bleef COÜLON nog tot April 1787 te Franeker, werd daar tot candidaat in de geneeskunde bevorderd, en volgde toen zijn leermeester naar Leiden, waar hij diens onderwijs nog ruim een jaar mogt genieten. Den 11 Junij 1789 verdedigde hij daar zijne akademische verhandeling over ii de verandering , welke de vloeistoffen ondergaan in liet organische rijk , afgeleid uit de werking der levenskracht van de vaten ," en den 20 Junij werd hij te Franeker tot doctor in de geneeskunde bevorderd na verdediging van 40 stellingen, die hem evenzeer tot lof verstrekten als eerstgenoemde verhandeling, waaraan zoo groote waarde werd toegekend, dat zij in het Hoogduitsch en Eransch werd vertaald. Na volbragte studiën zette hij zicli in zijne vaderstad neder, huwde in 1793 aan Mej. TETJE JONGSMA en ver-
kreeg van lieverlede zulk een drukke praktijk als zelden een geneesheer ten deel viel, daar hij zoowel hier als in nabij gelegene en verwijderde oorden dezer provincie werd. geraadpleegd. Zijne veelsoortige kundigheden en wetenschappelijke inzigten wist hij in allerlei omstandigheden gelukkig toe te passen , en verwierf daardoor en door zijne medelijdende hulp en onbaatzuchtigheid veler lof en vereering. Onder dat alles waren zijne werkzaamheden zeer toegenomen. Niet zoo zeer door het schrijven zijner door de Maatschappij: tot nut van 't algemeen bekroonde verhandeling //over de opvoeding der kinderen" en rede over de bevorderingvan het schoolonderwijs , uitgegeven door het Leeuwarder
Wumkes.nl
90 Departement dier Maatschappij , waarin Lij veelvuldige leerzame voorlezingen hield, — maar vooral sedert hij in 1801 benoemd was tot lid en president der departementale Commissie van Geneeskundig Bestuur; eene betrekking, welke hij tot 1837 met groote kennis en ijver vervulde , daar hij bij herhaald uitgebroken epidemiën dadelijk derwaarts trok, om maatregelen ter hulp en ter wering der verspreiding te nemen. Ook tot invoering der koepokinenting heeft Lij zicli zeer verdienstelijk gemaakt. Doch over 't geheel streefde COÜLON er bestendig naar, om de kundigheden van zijn beroep toe te passen op de verbetering van vele maatschappelijke instellingen. Hij deed dit zoowel in het kerkbestuur ala in het arm- en gevangeniswezen , zoowel in de maatschappij : tot nut van 't algemeen en van Nijverheid , als in het Natuurkundig Genootschap ; zoowel bij de Schutterij als in de Provinciale en Stedelijke Regering, in welke laatste hij vooral de oprigting van een Stads Ziekenhuis en van de algemeene Begraafplaats en velerlei andere belangen mede regelde met een ijver, die kwalijk tegenspraak kon dulden. In een aantal redevoeringen, adviezen en geschriften, ook over de cholera en de roodvonk , de geneeskundige staatsregeling en de ziekte van 1826 , waaraan hij eene belangrijke statistiek der geborenen en overledenen in- Friesland verbond , trachtte hij het algemeen belang rusteloos voor te staan. Nadat hij voor eene uitstekende verhandeling over de ziekte der varkens reet goud was bekroond, ijverde hij krachtig voor de verbetering van den laudbouw, ook door de oprigting van een Friesch Genootschap van proefoiidervinde-
Wumkes.nl
91 lijken landbouw, dat weldra 170 leden telde, dat liij geheel bezielde en waarvoor hij u de Yriend des Yriesehen landmans" in 18 35 uitgaf. In 1839 viel hem liet geluk te "beurt het feest van zijn 50jarig doctoraat te vieren en door zijne ambtgeuooten met een zilveren beker beschonken te worden. Twee jaren later gaf liij zijn belangrijk i Leesboek voor ouders over de opvoeding van kinderen , volgens zijne BOjarige ondervinding ," in het licht , en onvermoeid bleef hij arbeiden en ijveren , tot dat de dood hem den 15 Augustus 1843 ontrukte aan de maatschappij, wier welzijn hij gedurende zijn gansche leven met evenveel christelijke braafheid als bekwaamheid had bevorderd, al zag hij zijne plannen ook niet allen verwezenlijkt, ja zijne pogingen en bedoelingen , wegens zijn doordrijvenden aard, dikwijls verijdeld en miskend. Zijne nagedachtenis zal bij velen in dankbaar aandenken blijven, en nog lang zullen de door hem veel verbeterde maatschappelijke instellingen blijken dragen van den schranderen , geleerden en werkzamen geest van den voortreffelijken Dr. COULON Dec. 1862.
W. EEKKOFF.
Wumkes.nl
UITGEGEVEN WERKEN.
1. Dissert. acad. de mutata humorum in regno organico indole a vi vitali vasorum derivanda. Lugd. Bat. 11 Junij 1789. 2. Theses Medicae inaug. pro gradu Doet. Med. Franeker, 20 Junij 1789. 3. Prijsverhandeling over de opvoeding van kinderen in de twee eerste levensjaren , door de Maatschappij: tot nut van 't algemeen met zilver bekroond. Ainst. 1797. 4. Eedevoering over den verstandigen Schoolleeraar, en Aanspraken in het departement Leeuwarden der bovengenoemde Maatschappij. Leeuw. 1800. 5. Verhandeling over de ziekte onder de Varkens , dooide Maatschappij van Landbouw te Amsterdam met goud bekroond. Amst. 1824. 6. Uittreksel uit die Verhandeling, Amst. 1825. 7. Een woord aan de jongere Vriessche Geneeskundigen in de heerschende ziekte. Leeuw. 1826. Een Tegensehrift van Dr. G. E. DE EIDDES verscheen in 1827 te Breda. 8. Verdediging als President der Prov. Geneesk. Commissie omtrent zijn gehouden gedrag. Leeuw. 1827. 9. Statistiek en Geneeskundig Berigt wegens de geborenen en gestorvenen in Vriesland, van 1815—28, met Aan-
Wumkes.nl
93 mei-kingen over de ziekte van 1826 en Aanhangsel over de Bevolking in 1830. Leeuw. 18S1, met Tabellen. 10. Betoog over de noodzakelijkheid der middelen tegen de Braakloop. Leeuw. 1832. 11. De Vriend des Vriesehen Landmans , Ie en 2e st. Leeuw. 1835 , 36. 12. Iets over het Vriesch Genootschap van proefondervindelijken Landbouw , aan de Leden. Letterbode 1837. 13. Leesboek voor Ouders , vooral voor Moeders , over de opvoeding der kinderen , volgens 50jarige ondervinding. Amst. 1841. 14. Onpartijdige beschouwing van het Eapport der Commissie over de Geneeskundige Staatsregeling. Leeuw. 1843.
Wumkes.nl
IN
F R I E S L
j
UIT DE PAPIEREN VAN EEN OOGGETUIGE MEDEGEDEELD DOOR
DE. EELGO YESWIJS.
INLEIDING.
De' volgende mededeelingen omtrent de omwenteling in '95 zijn afkomstig uit de nagelaten papieren van wijlen Mr. Daani Fockema , sedert zijn overlijden berustende onder zijn eenigen overgebleven broeder Mr. Nicolaas Fockema. Na diens dood werden zij in mijne lianden gesteld, ten einde te onderzoeken wat er van bewaard verdiende te blijven. Ik vond daaronder een paket betreffende de gebeurtenissen in Januari en Februari 1795 , aan welke de toen ter tijde jonge advocaat een werkzaam deel nam. Toen de revolutie uitbarstte , •— doch dit is wel het ongeschiktste woord dat kan gebezigd worden als men van '95 spreekt — toen ze, om. met den kanselarij stijl dier dagen te spreken, werd //geëffectueerd," geen lijdelijk toeschouwer , weldra secretaris van liet Comité Revolutionair Provinciaal, mag men van hem belangrijke herinneringen uit dien tijd ver-
Wumkes.nl
95 wachten. Mijne verwachting was dus zeer gespannen, toen ik het pak et opende, waarin ik allerlei curiosa vond: losse aanteekeningen , voor liet meerendeel ia broràllon , op allerlei reepjens papier, enkele couranten, aanspraken aan de burgers; docli liet belangrijkste waren wel de notulen van het Comité , met eea deel der gevoerde correspondentie , en een menigte ingekomen missives , die vaak een getrouw verhaal van den voortgang der revolutie in de provincie bevatten. Op het provinciaal archief ontbraken juist de officiële bescheiden der eerste dagen van Februari en dat zij er nooit zijn gedeponeerd , had hierin zijne oorzaak. Het Comité was gedurende zijn kort bestaan overkropt niet werkzaamheden. Twee malen daags vergaderde liet, en de tijd ontbrak om alles in liet net te redigeeren en in orde te brengen. Later, toen liet Comité zijne taak had afgedaan en zijne macht in handen van de provisioneele Representanten had overgedragen, werd daaraan zeker niet meer gedacht, en zoo bleven alle papieren in bezit van den voormaligen secretaris , om nu , na een tijdsverloop van bijna 70 jaren , weder aan liet licht te komen. Ik rekende het niet ongeschikt verschillende dier losse aanteekeningen en het een en ander uit de notulen nan een te rijgen , er een. enkelen brief bij te voegen , en dit kort verhaal van de omwenteling van '95 in enkele plaatsen van Friesland aan het publiek aan te bieden. Algemeen wekten in het najaar van '63 de gebeurtenissen van 1813 de belangstelling op. Archieven werden geraadpleegd , oude familiepapieren doorsnuffeld , de herinne/ing van nog levenden geraadpleegd . om van onze restau-
Wumkes.nl
96 ratie een aanschouwelijk beeld te kunnen geven. Een ieder bijna was geneigd de loftrompet te steken , een ieder wilde graag de gebeurtenissen in de Novemberdagen zoo breed mogelijk uitmeten, en — bij het onderzoek werd men wel eens teleurgesteld als men het geringe aandeel zag , dat menige provincie, menige stad in die omwenteling had. En toch is men zedelijk verplicht met zekere zelfverheffing , met een zweem van nationalen trots van de ontworsteling aan liet Fransche juk te spreken. Met de omwenteling van 1795 is liet anders gelegen. Men spreekt daar niet van , of doet het met een welsprekend , laat ik liever zeggen kwaadsprekend schouderophalen. Zij staat over het algemeen in een slechten reuk. Men denkt aan een hoop uitgehongerde Franschen, dorstende naar bloed en buit, aan heethoofdige patriotten, wier hersenen door het slûlholetli; Yrijheid , Gelijkheid en Broederschap op de hol waren gebracht, aan van geestdrift dronkene burgers en burgeressen , die de carmagnole dansten om den vrijlieidsboom , aan aanspraken vol bombast , — kortom aan een losgebroken dolhuis. Doch verzamel een bloemlezing van alle dwaasheden, allen bombast, alle overdrevenheid , alle inenschvergoding in 1813 ten tooneele gevoerd , herinner u die in November 1863 gedebiteerd; — en gij zult menigwerf een spotlach over die nationale krankzinnigheid bij u voelen opkomen. Yermaak u integendeel met beide , lach om de deftige burgers , die om den vrijlieidsboom dansten, spot met de gïoote woorden die gesproken werden , maar bedenk tevens
Wumkes.nl
97 dat een omwenteling, die zoo zonder slag of stoot totstand kwam , waarbij onder de algemeene vreugde tocli zooveel kalmte en bezadigdheid heerschte, eene dringend erkende behoefte was. Stroomde in Frankrijk het bloed van duizenden, hier, mag men zeggen , vloeide gecu droppel. Vergelijk 1787 en 1795, en uw ongunstig oordeel zal niet zijn voor de patriotten, en republikeinen van de laatste omwenteling. Nederland mag met fierheid neerzien op de zegenrijke omwenteling van 1S4.8, en met eerbied den naam noemen van den ridderlijken vorst, wiens onverbroken woord zoo schitterend afsteekt tegen de meineeden zonder tal, waarop zoovele gekroonde hoofden zich met fierheid verheffen, maar evenzeer mag het zich nog verheugen over do gebeurtenissen van '95. Die omwenteling was de dageraad van een schooner dag. Nog een enkel woord over de wijze, waarop ik gemeend heb deze herinneringen te moeten mededeelen. Ik heb mij onthouden ze om te werken , al had dan de vorm er bij kunnen winnen. Zoo goed ik konde, heb ik daarom de verschillende aanteekeningen gegroepeerd ; hier en daar ze aangevuld met eene enkele bijzonderheid aan de Nieuwe Nederlandsche Jaarboeken ontleend. Ik heb daardoor mijne subjectiviteit buiten het spel gelaten , en liever het woord gelaten aan mijnen waardigen Oudoom. Zij, die den man gekend hebben , weten dat hij een echte Standfries was. onwrikbaar in zijne overtuigingen , die de vrucht waren van ernstig, kalm nadenken. Toen ter tijde jong, en de beginselen der omwenteling van ganseher harte toegedaan,
Wumkes.nl
7
98 vindt men toch nergens de sporen van hartstochtelijkheid of partijwoede; een warme doch kalme voorstander was hij gewis, geen liecthoofd. Zulk een ooggetuige doet men het liefst zelf spreken.
•a De geschiedenissen der volken gewagen van veele afwisselingen van dsrzelver staatsweezens, en leeveren de uitmuntendste lessen van zeede- en staatkunde op. Het verschillende oogmerk van die afwisselingen en omwentelingen wordt meestal duidelyk in derzelver uitwerkzels bespeurd. De verbeurt verklaringen van goederen, de proscriptien (vogels vryverklaringen) van persoonen, de vervolgingen ten tyde der oprigting der driemanschappen te Eomen doen ogenlolikkelyk zien, dat de dryfveer dier handelingen niet was het heil des volks , maar eigen belang zoekenden en landverwoestende heerschzugt, daar in teegendeel eene omwenteling door den verdieustelyken Thrasybulus, in zyn vaderland, waaruit hy voor de dwinglandy had moeten wyken, bewerkt, in alles blyken van menschenliefde toont, want in plaats van de dwingelanden, die zeer veele Atheensclie Burgers gebannen of gedood, derzelver goederen verbeurd verklaard on tot zich genomen hadden, met hun aanhang weder vergelding te doen wedervaren, heeft liy verboden , den tegen de vryheid gewapende op zyn vlugt nadeel toe te brengen, oordeelende dat de burgers malianderen moesten spaaren , en hy heeft eene amnestie wegens vorige daaden bewerkt, en dezelve tegens de aanvallen van anderen , die door wraaklust bezield waaren , open-
Wumkes.nl
99 lyk gehandhaafd. Wie ontdekt niet terstond in deese daaden eene edelmoedigheid, die aan de belangens van het vaderland de wraaklust opofferde, op dat het gevoel van liefde en broederschap sterk zoude toenemen; waardoor de schokken, die aan een land door vervolgingen worden toegebragt, voorgekomen , en de partyscliappen vernietigd worden. Hoe groot is wel het verschil tusschen die twee omwentelingen , de eerste vernietigde de vryheid der Romeinen , beroofde de natie van veele nuttige en brave lieden en ondermynde de vermogens van den Staat, daar integendeel de laatstgenoemde de vryheid der Atheners herstelde, de .vryheidlievende Burgers aan het vaderland terug gaf, en het misbruikt gezag deed ophouden. Een hatelyk beginzel bezielde de bewerkers der eerstgemelde omwenteling, daar inteegendeel eene edele en grootsclie geestdrift den laatstgenoemden tot heil van het vaderland bestierde. En \vy die uit de school der geschiedenissen tot vermyding van de beginsels van bedorven staatkunde, waardoor de sloping of het verval van den staat bevorderd wierd , de nuttige lessen behooren te trekken, zyn verpligt de goede voorbeelden naar te volgen, en in onze meer verligte dagen dezelve zoo mogelyk te overtreffen. Deze edele en verhevene geestdrift beziele eene omwenteling , die wy thans beleven en die met terzydestelling van weederwraak en alle andere laage driften , niets dan broederschap en edelmoedigheid moet ademen , en het herstel van vryheid, gelykheid , en andere onvervreemdbare rechten van den mensche ten doel heeft. De verligting en beschaaving van liet verstand maakten 7*
Wumkes.nl
100 hier zints eenen geruimen tyd een verandering in liet staatsgestel noodzakelyk, men had reeds voor eene reeks van jaaren zulks tragten te bewerken , dan met eene ongelukkige uitslag.
Do vervolgingen , die daarop plaats hadden,
konden dien geest niet uitdooven.
De voorspoed der Fran-
schen , by wien de uitgewekene eene schuilplaats en ondersteuning; gevonden hadden, deed eene verandering in de regeïiogsform verwachten. Men lichte ten dien einde reeds voor eenige maanden te Leeuwarden , gelvk elders , vaderlandsche leesgezelschappen op, die met gezelschappen of byzondere burgers in andere provinciën briefwisseling
hielden. (*)
Men had te Leeu-
(*) Eene andere aanteekening meldt het volgende omtrent die Leesgezelschappen , en de revolutionaire bewegingen ook onder den fatsoenlijken staud: » Er waren reeds voor eenigen tyd te Leeuwarden onder anderen Maandags avonds byeenkorosten van een aantal ingezetenen opgerigt, uit welke een Comité van eenige personen was ontstaan. Die byeenkoînstea noemde men. leesgezelschappen , Klubs, en dat Comité had de toenaam van Revolutionair. De meer aanzienïvkc ingezetenen, hoedanige er ook wel onder waren, beschouwden hj het naderen van de Transche legermagt, dat eene staatkundige ommekeer uit de vroegere regering onvennydelijk was, en dat die ommekeer vredelievend, verdraagzaam , en zooveel mogelijk naar regel en orde behoorde te geschieden. Men hoorde van mogelyke naarbuitenwerking, die ontydig onlusten zoude verwekken, waarvan men de gevolgen niet konde berekenen 3 en docielyke partyschappen verwekken. Die Ingezetenen oordeelden dat de iucergevestigde en aanzienelyker standen zich met die volksvereeniging behoorden aan te sluiten, en eene notificatie van de Staten voerde tot de gedachte, dat het personeel der Loogerc en lagere regeringen er. besturen zoo spoedig mogelyk onder andere namen moesten worden ingerigt en samengesteld , en by de ontbinding van het o;\!e geleidelyk en ouvenvlyd door hst nieuwe vervangen behoorde te worden."
Wumkes.nl
101 warden tot bevordering van voorkomende zaaken benoemd een Committé de directie of Committé Revolutionair, bestaande uit de burgers I. H. Dijkstra, W. Euitingn,, Petrus van Gorcuni, Hector Feugen en M. Koon." Deze leden schijnen eenigermate tot de partij der heethoofden te hebben behoord , waardoor onder de fatsoenlijke klasse de vrees ontstond, dat de revolutie te sansculotsch zou worden, zoo zij er zich niet mede in mengde. Dit blijkt uit eene losse aanteekening van I)aam Fockema, welke liet hier de plaats is om in te lasschen , en waarin ook zijne persoonlijke medewerking in de omwenteling meer aan het licht komt: f Op Zaturdag den 24n January 1795 ontmoete de oude Heer Klaas Oenes Gorter Daam ïockerea op straat, en vertelde hem , dat het Committé Revolutionair gevaarlyke stappen deed , en dat men daarom begon te begrypen, dat de fatsoenlyke classe zig meer in de clubs moest vertonen ; hy oordeelde dat ieder daar moest komen , en ik stemde daar in toe. Op den volgenden dag kreeg ik door iemand, die 's morgens op schaatsen van Kampen vertrokken was, eene gedrukte Amsterdamsche extra courant van den 20 January 1795, omtrent de revolutie in Amsterdam, en over den merkwaardigen gang van die zaak daar en elders , verder over den afstand door Prins Willem V van zyne ambten en betrekkingen en zyn vertrek naar Engeland. In den gang der zaken kwam de gedachte op den voorgrond : de Franschen hadden den oorlog verklaard tegen den Stadhouder, niet tegen de Eepubliek, en alzoo was de loop geheel buitengewoon.
Wumkes.nl
102 Ik deelde dit berigt aan anderen mede , en ging daarmcxl;: pp Maandag den 26 January in een my aangewezen huis van den lakenkoper Bouma, ik vond in een kleine achterkamer eene menigte menschen , by elkander opstaande. Men vroeg my naar het berigt, en weldra klom een op een stoel, om de courant aan de menigte voor te lezen. Men verlangde dit nieuws ook in andere gezelschappen meede te deelen. Dit geschiedde. Op den volgeuden morgen Dingsdag was dit meer rugtbaar geworden , de Heer Petrus Adrianus Bergsma, Lid van het Collegie, kwam by my, om hier na te vragen. Ik liet aan hem de courant zien, en hy verzocht die aan de staatsleden te mogen mededelen, met toezegging dat hy dezelve in couvert weder aan my zoude bezorgen , zonder dat het bekend zoude zyn, dat die courant my behoorde. Ik antwoordde dat ik hem gaarne die courant wilde medegeven, en dat ik liet niet noodig rekende , om het geheim te houden , dat die van my was. Het meededeelen van die berigten in de volks-gezelschappen had ten gevolge dat ik de volgende Donderdag 29 January een briefje ontving, van den volgenden inhoud:
Burger! Op order van den Presi = word UE. verzocht, voor drie uur ten huise van de Coffij-schenker Tjallingii. Ik vervoegde my daar op dien tyd en ontdekte dat Sjoerd Sijbouts en Hendrik Eiïnga ook ontboden waren. Men zeide ons namens liet Committé Revolutionair, dat
Wumkes.nl
103 de gezelschappen ons gekoozen hadden als meedeleeden van liet Committé. Sjoerd Sijbouts maakte zwaarigheid, en ging vervolgens lieen. II. Eringa nam zitting, en ik zeide dat ik niet wist, wat men konde doen , maar dat ik wel by de Burgers wilde blyven , om over de zaak en te spreken. Dit wierde aangenomen. Men sprak over liet afzetten van de Staaten van Vriesland , over het sluiten van de Landscomptoiren, over het benoemen van nieuwe staatsleeden., over het oproepen van manschappen van het platteland , en meer andere gewigtige zaak en. By het vraagen van myne gedagten maakte ik bedenkingen, of wel ingezetenen van Leeuwarden dit konden doen , of men zich niet te veel aanmatigde, of alle zulke daaden niet te gevaarlyk waaren, of men zig niet aan veel tegenstand van alle kanten zoude blootstellen. Hier mede ging een en ander byeenkomst ten einde, en men kwam tot geen besluit.1' Het vorige verhaal vervolgt aldus: « De staatsvergadering alhier gevoelde de onvermj delyke noodzakelykheid van eene staatsverandering , trachtede dezelve mede te bewerken en maakte een plan van eene zoogenaamde capitulatie op. Men besloot eene commissie naar den naast byzynden ïran?chen Generaal af te zenden om over dat plan met denzelven te handelen en zoo mogelyk eene capitulatie te treffen. In die commissie wierden benoemd Jr. Egbert Gerrolt Juckerna van Burmania E ngers, Jr. VVillem Anne van Haren en Eegnerus Livius van Andringa de Kempenaer, en by die commissie als Secretaris gevoegd Petrus Wierdsma.
Wumkes.nl
104 De Burgers van dit besluit kennis bekomen hebbende zonden daarop ogenblikkelyk per expresse brieven naar hunne landgenooten te Campen , met verzoek , dat zy in deezen alles, wat het belang der Vriesche burgers vorderde , zouden doen , die daarop beslooten eene commissie naar den Franschen Generaal te Zwolle af te zenden , en de commissie van Vriesche Staatsleeden voor te komen, hetwelk ook in alles slaagde. De Staatsleeden vervolgens 'te Zwol by den Generaal aangekomen, wierden naar Campen , waar de uitgewekene Vriezen veilig hadden kunnen wonen , geweezen , en reisden derwaarts in gezelschap van den Generaal Daendels. Er had te Campen eene conferentie plaats ttissclien de zig aldaar ophoudende Vriesche uitgeweekenen en gedagte commissie in tegenwoordigheid van den Generaal Daendels, welke ten gevolge liad, dat die commissie eenige artikelen voorstelde aan de uitgeweekenen , dewelke ten dien einde wierden opgesteld door deszelfs Secretaris P. Wierdsma. De uitgeweekenen hadden voor de aankomst dier commissie ook nog twee burgers uit hun midden gecommitteerd naar 's Hage , om , zoo de Staatscommissie derwaards reisde , de Representanten van het Fransche volk en den Generaal van deszeli's reis voor af kennis te geven , en de belangens van het Vriesche volk aldaar te bevorderen ; daar nu de Staatscommissie niet verder zoude reizen , wierden de twee naar 's Hage afgevaardigde burgers weder terug ontboden. Intusschen was 's Zondags den 1 February 's avonds te Leeuwarden aangekomen de Burger Officier Hom, herwaards
Wumkes.nl
106 gezonden om de revolutie alhier te helpen bewerken , dewelke vorderde , dat eene commissie uit de Leeden van het Committé werde benoemd , en by den Franschen Generaal voor te stellen , dat de Vriesche Staatsleeden liet vertrouwen van de Vriesche natie verlooren hadden, en ordres afvaardigden om den edelen geestdrift der vryheidminnende burgers te onderdrukken. De burgers A. Staal en M. Koon naamen deeze oommissie op zig , en reisden vergezeld door den Burger Eom nog denzelfden morgen van Leeuwarden. Bij derselver aankomst te Zwol was de commissie der Vriesche Staatsleeden nog niet van Campen terug gekomen, waarop de Burger-commissie ook naar Campen reisde; doch onder weg den Generaal Daendels en de Staatscommissie ontmoetende , keerden ze terug , en wierdt te Zwol onderrigt, dat reeds een voorstel door de Staatscommissie aan de uitgeweekenen gedaan was, waarmede dezelven ten spoedigsten naar hunne committenten zouden reisen; dit voorstel wierdt daarop aan de Burgercommissie medegedeeld in tegenwoordigheid van den Generaal Daendels. De Burgercommissie op Donderdag den 5 February 's avonds weder te Leeuwarden aangekomen, twee uuren voor de commissie der Staatsleeden, deed rapport van hunne commissie aan de medeleeden van het committé de Burgers Dijkstra, Ruitinga, van Gorcum , Eeugen en Eringa op de intrek van Th. Joha , waarby de Burgers Th. Joha, C. M. van Beijma, I. K. ïeitsma en D. Fockema benevens den Burger Eom teegenwoordig waaren. Men besloot het rapport aan de Burgery meede te deelen , en maakte ten dien einde aan de Leesgezelschappen , en door dezelve
Wumkes.nl
108 aan de verdere burgers bekend dat zulks den volgenden morgen den 6 JFebruary om elf uur ten huize van den Burger van Kammen in de Jonge Moor zoude geschieden. Ter bestemder tijd en plaats wierd door den. Burger Staal liet rapport uitgebragt, daar by voegende een e aanmoediging en aansporing tot algemeene rust en goede orde. Er waaren deezen morgen reeds een en andermaal Burgeroommissien naar de Præsident en verdere leeden van liet Collegie der Gedeputeerde Staaten en Minder getal ge weest, om dezelve te raaden, om het gebruik van het huis, de Eraterniteit genaamd, voor de omwenteling van 1787 tot volksvergaderingen gediend hebbende , thans weeder ten dien einde af te staan. Hier van geschiede een propositie aan de Staatsvergadering en liet wierd by de vier quartieren beslooten ; dit berigt en dat het huis teegena 4 uur zoude ontruimd zyn , wierd door een Staateboode aan den Burger Beijina , die in een der genoemde commissien geweest was , per missive over gebragt. Dit aan de vergaderde burgers , die de uitslag van de commissien afwagtede, bekend gemaakt zynde , wierd door een drievoudig vreugde hoezee toegejuicht. Men besloot den eersten intreede in de jFraterniteit luister by te zetten en ten dien einde teegen vier uur 's avonds weeder in de Jonge Moor te vergaaderen. De Burgers op de bepaalde tyd weeder verscheenen zynde, geschiede de plegtige optogt. met orde en behoorlyke stilte. Eene zeer aanzienlyke trein van onv trent 600 burgers twee aan twee geschaard , passeerden de met aanschoivwers opgevulde siraaten. Do Burger Thomas Joha, die reeds voor de aankomst der andere burgers zig
Wumkes.nl
107 aaar de Praterniteit begeeven hadde, deed aan zyne meedeburgers , welker getal boven het zoo eevengemelde zich nog aanmerkelyk vermeerderd hadde, eene aanspraak, en de blydschap vva$ algemeen." Die aanspraak luidde aldus:
„ Burgers! Een traan van aandoening , een traan van dankbaarheid ontrolt myn oog, nu ik u in deeze plaats als myne Burgers , EIS myne Broeders, mag begroeten; de giendels der heerschzugt, die deeze deur voor ons had toegesloten, zyn gelukkig verbrooken ; uwe y ver, uwe afgevaardigden , die in deezen zo billyk uw vertrouwen verdienen , hebben op de beste wyze deezen uwer allen wenseh bevordert. Dog wy zouden , myne Broeders ! onwaardig zyu het geluk dat wy heden genieten; . onwaardig zyn de Zon der Vryheid, die door de donkerste wolken der heerschzugt doorbreekt, en ons met deszelfs verkwikkende straalen begint te besehynen, ten zy wy allen ook bezield zyn met den edelsten geestdrift, om ons waardiglyk deeze onze gelukkiger omstandigheden te gedragen. Deugd is de eenige grondzuil van den Staat. Willen wy vrij, willen wy cjehjh zyn; dit gezegend deel zal niemand onzer treffen, ten zy ook braafheid en deugd in alle onze bedryven uitblinkt. Toont dan, myne Medeburgers! dat Gy beter zyt dan uwe Vyanden van u denken ; alle wraaklust over het voorledene zy uit uwe harten geheel uitgeroeid ; dat wy alle Vrienden zyn ! dat zelf onze Vyanden onze Broeders worden ! onze leus zy dan steeds Vryheid en Broederschap,
Wumkes.nl
108 dog Vryheid en Broederschap , die op deugd en braafheid steeds gevestigd zy." De Commissie van Directie te Leeuwarden vergaderde vervolgens ten huize van den Burger W. Buitinga, waarby de burgers Joha , Beijma en Fockema beneevens den Burger Eom tegenwoordig waaren, in die vergadering verscheenen de Burgers M. van Ommeren en T. C. de Bordes , vergezeld van een Secretaris , dewelke dien nademiddag hier waaren aangekoomen; om ingevolge volmagt, door de provisioneele municipaliteit van Amsterdam aan hun afgegeven, aan te dringen op (gene spoedige omwenteling, ten einde weegens Vriesland met den eersten Gecommitteerde in de Generaliteits vergaderingen wierden afgevaardigd , hetgeen voor de belangens der republicq hoogst noodzakelyk was , en opdat de Franschen eene vergadering zouden hebben, met wie zy konden handelen. -Wyders zeiden die burgers, dat zy van den Generaal Daendels last ontvangen hadden , om by de Staaten deezer provincie op eene spoedige uitvoering der vier articulen aan te dringen , — doch zy voegden er by, dat zy het verder aandringen op het een en ander niet meer noodig oordeelden, dewyl de revolutie door de burgery reeds begonnen was, en de burgers Staal en Koon beneevens den Burger Eom ook tot het tweede punt door den Generaal Daendels gelast waren , en betuigden zich zeer voldaan, dat de Vriesche burgers jaloersch om zig zelven de vryheid te bezorgen, zig in staat rekenden , om zulks zelve te bewerken. Waarna de commissie bedankt wierd voor de blyken van iever om mede te werken en de genegenheid. Vervolgens verliet de
Wumkes.nl
108 commissie de vergaderde burgers. Weldra hoorde men. dat die xVmsterdamscîie commissie begrepen hadde, zig in het bestuur van de Vriesche omwenteling te willen wikkelen , en weeder daartoe eene Fransche briefwisseling met Jr. E. S. G. J. v. B. Eengers hervat hadde. Men had 's morgens beslooten , dat tot bevordering van de algemeene zaaleen deezer Provincie noodzakelyk was het oprigten van een Committé Revolutionair voor Yriesland, ten dien einde zoude aan de tot in den jaare 1787 gewaapende corpsen aanscliryving worden gedaan om gecommitteerden naar Leeuwarden te zenden , aan welken liet oprichten van zoodanig committé zoude worden voorgesteld. De missives wierden daartoe 's morgens afgevaardigd , voor dat de vergadering scheidde wierd bepaald, dat ieder eenige persoonen, die door hem als geschikte leeden voor het Committé Revolutionair van Vriesland geoordeeld wierden , op te teekenen , om dezelve tegen de volgende vergadering 's Saturclags morgen aan de andere burgers voor te kunnen stellen , om daaruit een geschikt getal te neemen , welke aan de besclireevens gecommitteerden der geweezen Exercitie genootschappen zouden kunnen worden voorgedragen. De meergedachte burgers op Saturdag den 7 February 's morgens 9 uur weder byeengekomen maakten een lyst op van de burgers , die men aan de in de In-aterniteit te vêrgaderene gecommitteerden der Exercitie genootschappen zoude voorstellen ; derzelver getal wierd bepaald op 32 leeden , bestemd om uit te maaken een vergadering, welke
Wumkes.nl
110 het Committé Revolutionair Provinciaal zoude benoemd worden. De namen dier leden zijn : Sideiïus Langweer. H. van Weerden .Heerenveen. H. van Hiddinga Dr. Simon Stijl Harlingen. IJsbrandi A. van der Burg Bolsward. Boele Braaksma T. ITeenstra i \ Dockum. E. de Vries Telting Buwalda Sneek. van Olst P. Hoekema Workum. Borgrink W. Uuitinga Leeuwarden. Dijkstra P. Zeeper Boxum. Ds. Jelgersma Blija. Ds. Brouwer Ternaard. Jan Hessels Gerrj't G. Posthumus Hallum. Gordijk. Ale Kalverboer E. M. van Beijma onder Peiiis. Iteitsum. Ds. Th. Jolia Theunis Cornelis Krap St. Jacob. Dr. G. Koopmans i ÏYaneker. Sipkc Adema
} } }
J ) f )
)
Wumkes.nl
111 Ds. Kloek . Beesterzwaag. J. N. du Tour Wijkei. Jouwert Sjoerds Stapert Lemmer, Klaas fioelofs Sexbierum. Stienstra Franeker. Op den bepaalden tijd , vervoegden de burgers zig metdeze door liun. opgemaakte lyst in de ïraterniteit. Het getal der op aansekryving gecommitteerden daar verschenen was zeer aanmerkelyk naar de korte tyd, binnen welke alles moest geschieden. Men vond goed om de voorgedragene persoonen tot Leeden van liet Committé Kevolutionair Provinciaal op te roepen , by de volgende brief:
Mede Burger 1 Wij hebben tot het fonneeren van een gereegeld plan van revolutie voor deze provincie asjaar te stellen, nodig geoordeeld , zo veele commissien van Burgers uit de districten en steeden van Yriesland herwaards te roepen, als de ogenblikkelyke haast en omstandigheden toe lieten. In die vergadering is een Committé ^Revolutionair Provinciaal bestaande uit 32 leeden geproponeerd en volkomen goedgekeurd. Tot lid van dit committé heeft men gekozen den Burger van welke verkiezing op Uw persoon gevallen wy aan U by dezen kennisse geeven met verzoek uit naam van Vryheid en Broederschap IJ by de reeds hier presente leeden ten spoedigsten te voegen ten einde voor de belangens dezer provincie te waken. Ij.
Heil en Broederschap.
Wumkes.nl
112 * De eerste vergadering werd onderling vast gesteld ten huize van den Burger Pier Zeper, mede Lid van het Comité) , op diens voorstel des avonds ten 6 uren. Er waren elf leden tegenwoordig, de Burger Hernianus Borgrink werd tot President gekozen , en de Burger Eockema , die dooi' Zeper verzocht was ook daar te komen , provisioneel tot Secretaris ; en op verzoek van het Comité door eene commissie werd door den President Burgemeester G. J . Voorda eene kamer van het Stads Raadhuis voor de vergaderingen van het Comité toegestaan. Er waren twee vergaderingen daags voor- en nadenmiddag , beginnende op ongelyke uren , van den 8 tot 18 February ingesloten. De Burger Bargrink werd provisioneel tot President en de Burger Foekema insgelyks tot eerste Secretaris benoemd. (*) Na dat de vergadering door het opkomen der Leden behoorlijk was aangevuld , werden beide finaal aan» sreateld met twee andere Secretarissen meer voor cora-
(*) Aan liet eind der straks aan te halen Notulen vindt men de volgende aanteekening. " De vergaderingen van S—18 l*"ebruary tvreemaîcn 's daags lieten niet toe de notulen in orde over te schrijven , vele punten konden niet ontwikkeld worden opgenomen , de Secretaris naauwlyks een jaar Advt. zeer j o n g , (ïuiin 24 jaar) onbekend met die werkzaamheden en nog weinig met Stadshuistaal en de zuivere landtaal bekend. Men kan in eene meer naauwkeurige schets vinden de menigvuldige vooren onderwerpen van behandelingen, zoo als die in de menigvuldige uit den aard en het personeel min regelmatige vergaderingen moesten voortvloeyen • Welwillendheid bevorderde dat er gcene regeringloosheid , geweld en te;>eastatid plaats h a d . "
Wumkes.nl
113 Onvenvyld was eene commissie benoemd om Maandag een te ontwerpen plan voor de geregelde verwisseling van het personeel der Gemeentebesturen in de steden en ten platten lande te bevorderen , e.n , na mededccling aan liet cominité, hetzelve aan de daartoe opgeroepene algevaardigden uit de Gemeenten te doen hooren , en deswege te raadplegen met dezelven en verslag te doen. Vele commissien uit het Comité confereerden met Leden uit de Gedeputeerde Staten zoo om kennis te geven van de werkzaamheden en plans met voorstellen tot aanschryvingen aan de Gemeentebesturen tot geregelde verwisseling derzelven , als om inligtingen ten einde liet Comité met Gedeputeerden zoude kunnen medewerken voor goede orde en het belang des Lands : waarvoor ook wel met den Generaal Gurnoens wegens de militairen vriendscliappelyke mededeelingen plaats hadden by de beschikkingen over de wapening der burgermagt." Uit de Notulen van liet Comité Revolutionair Provinciaal deelen wij thans het een en ander mede, waaruit blijken zal met hoeveel bedaardheid en kalmte de omwenteling tot stand kwam. 9 Pebr. * Daar eene zeer sterke aandrang, om de Eevolutie te verhaasten , bespeurd wierd, heeft deze vergadering, voor behoud van goede orde noodzakelyk geoordeeld, een kort detail van do sentimenten en manier van handeling van dit Comité op de Fratemiteit te doen voorstellen." Wyders is ter vergadering geproponeerd om uit dezelve twee leeden te committeeren om met eene commissie van 8
Wumkes.nl
114 burgers ts besoigneeren over eene stads-revolutie, om dezelve hier tegens morgen te eft'ectueeren. Besloten eene commissie uit het midden der Vergadering te benoemen , // om met overroeping van gecommitteerden uit de burgery een plan van revolutie te formeeren." De burgers Jelgersma, Zeeper en Euitinga benoemd, // Daar de drift van revolutie niet meer konde gestuit worden, en volgens de instructie algemeen door de leeden goedgekeurd, en tellens met de approbatie der burgers bekragtigd eene Staats-revolutie geschieden moest, is beslooten de Stada-revolutie morgen, zo mogelyk, te efl'ectueeren , en daartoe alle plans en schikkingen te bepaalen." Wat den 10 l?ebr. geschiedde, melden ons mede de Notulen : // De tyd tot rematie der oude regeering bestemd versclieenen zynde , heeft de commissie de voor het Stadthuis vergaderde burgers gevraagd , oi ze nog begeerde dat de tegenwoordige regeering afgezet wierd, hetwelk met eene algemeene acclamatie beantwoord zynde , de aanspraak aan dezelve geschiede, waarop de commissie weder naar binnen ging." Daarop begaf de commissie zich naar de kamer waar de regeering vergaderd was , en werd door den praesid. Burgemeester de reden van het beleggen, der vergadering gevraagd. De "Burger Borgrink las toen het volgende voor;
Wumkes.nl
115 Burgers! Het is ulieden bekend hoe Gy op eene wyze, die voor eene Burgery , welke hare waarde gevoelt, ondragelyk is, tot deze uwe betrekkingen gekomen zyt; en deze reden is het waarom het Comité Revolutionair Provinciaal, uit hoofde van plicht, overeenkomstig den wil en lust deiBurgers , u allen alhier heeft verzocht te roepen, en in haren naam ulieden te verklaren: dat zy in deze verlichte dagen niet langer door ulieden wil of kan worden vertegenwoordigd of geregeerd. Dat Gy dus van uwe regeeringsposten wordt ontslagen ; ten einde terstond van Meimet volkomen veiligheid voor uwe personen en goúderen, in den thans achtbaren Burgerkring' weder te keeren." De Burger "Vierssen, geweest zynde Praes. Burgerin. zeide: // Wy hebben u gehoord en verlaten onze zitplaatsen." De Burgers verzamelden zich ondertusschen meer en meer voor het Stadhuis, waar hun de publicatie, en de daarin benoemde personen tot municipaliteits leden voorgesteld , werd voorgelezen. Hierop volgde een drievoudig hoezee ten teeken van goedkeuring. De nieuw benoemde leden , op het Stadhuis ontboden , werden met eene korte aanspraak door Burger Borgrink begroet, en hun de eed afgenomen. Hierbij beloofden zij // de rechten van den niensch , en de belangen der Burgery" te zullen voorstaan en bevorderen. Eea drievoudig hoezee, mede door de burgers beantwoord , volgde wederom.
Wumkes.nl
116 ii Nadat de Stadrevolutie zoo gunstig was afgeloopen, werden de vlaggen uit de torens gestoken, en de vryheidsboom in tegenwoordigheid van de Burgers Koopman* en Krap, als gecommitteerden van het Comité Kevolutionair onder veel vrolykheid geplant, waarop de leden van het C. E. onder toejuichingen van de vergaderde burgery om den vryheidsboom gingen en de Carmagnole dansten. Eene commissie werd nog benoemd tot ontvangst der in '87 uitgeweken vaderlanders, en wel: de Burgers Beyma, Jolia, Zeper, Telling, Buwalda en Braaksma, benevens den Secretaris Fockema. ïerwyl het bulderend kanon de salvo's , ten teeken van vreugde, door de lucht deed weergalmen en die vaderlanders begroette, die door de gewapende burgers voor de stad werden geleid, ontving de commissie hen , en sprak dia. Burger Beyma met weinige, // doch zeer veel beteekenende woorden vol entliusiasme" hen toe:
Burgers, Broeders! Yoor de Dwinglandy moest Gy voor ruim zeven jaren tvyken; het vryheid smakend volk ontvangt u thans op eene wyze , welke ulieden al uwe rampen moet doen vergeten. Gy zult meer zien en gevoelen dan ik, dan iemand u zeggen kan : volgt maar!! Een algemeen hoezee van het om dit tooneel vergaderde volk weerklonk door de lucht. De commissie geleidde hierop de terug gekeerde burgers binnen de stad, waar eene aanzienlyke schare van omtrent 180 jonge burgeressen,
Wumkes.nl
117 in liet wit gekleed , hen voor de tweede poort afwachtte, en met een treffende aanspraak begroette." " De naam der Burgerdochter, welke, by die staatelyke inliaaling, met eene inneemende bevalligheid en gepaste vrymoedigheid , het woord voerde, was Anna Jacoba Backer, en haare aanspraak van deezen inhoud: ' Zyt welkom Landgenooten! zyt hartelyk welkom vervolgde Medeburgers , onze Broeders! dit is de blyde gedagte deezer seliaare van Frlesche doehteren, welke Gy in dit oogenblik van algemeene vreugde over Ulieder komste, U verwaardigt uit mynen mond te aanlioorcn; IJ op te houden van Uwe begeerige Bloedverwanten en Vrienden, van Uwe geliefde Bezittingen en Erve, ware U het nart t%. doorgrieven. Dat vermaak genooten de dwingelanden, die U , ô Braaven! een tydvak van zeven jaaren vervolgd hebben : dat vermaak was eener Medicis , of Willielmina van Pruissen "waardig: daarentegen een traan van vreugde, en teder gevoel ontrolt het oog der Burgeressen, die U«e vryheidsmîn hoogachten, en met een deelneemend harte U tegentreeden. Door lyden werd Uwe Vaderlandsche deugd beproeft, en deeze de proeve doorstaande in het aanzien der edelaartige Franschen, kwam gelyk het goud door vuur gezuiverd, luisterryker te voorschyn. Geluk! het einde van uw roemryk lyden voor de zaak des Vaderlands is daar: en gy vergeet de voorige smarten om het genoegen der Zegepraal, die eindelyk regtvaardig opdaagt. De Dwingelanden te zien beeven voor den opslag uwer oogen, en bloozen op uwe bondige redenen: eene sehaare uwer Landgenooten te hooren juichen by uwe intrede in deeze
Wumkes.nl
118 Stad, waar het geweld U vonnisde, welke overwinning is meer een e Burgerkroon waardig? Maar jlt van ons weg, Broeders! in de armen uwer Bloedverwanten en dierbaarste Panden. Streeft niet volkomen vryheid, en in volle zegenpraal de Stad in ; en deelt in de algemeene vreugde des volks over het herstel der menschelyke, en dus ook van uwe rechten , door den invloed onzer magtige Vrienden, de ïransche Natie." (*) De Burger Jan Schelteina beantwoordde deze met woorden vol van gevoel en aandoening. Wederom volgde een algemeen en drievoudig hoezee. Door reyen gewapende burgers, door straten en langs huizen , opgevuld rnet toeschouwers ging nu de trein naar liet Stadshuis, voorafgegaan door eene compagnie burgers met veldirmziek, en gevolgd door een gedeelte jonge burgerossen , de commissie van het Comité, het andere gedeelte burgeressen , de terug gekeerde ballingen , en besloten door de overige gewapende burgers. Men wandelde om het zegerijk teeken der aangeborene, lang vervreemde, doch thans weder verkregene vryheid, waar op de burgers en jonge burgeressen onder liet veldtnuziek de Carmagnole om den vryheidsboom dansten, en de in stille aandoening weggezonken vergadering , vol van een waar en deelnemend gevoel, een algemeen hoezee aanhief. Nadat de omwenteling in Leeuwarden onder deze algemeene vreugdebedryven was tot stand gekomen, werd door liet Comité Revolutionair «• verders goed gevonden het eerst de Jlevolutie in die steeden te formeeren , waar de revolu(*) Zie Nieuwe Ned. Jaarb. XXX, II 1348.
Wumkes.nl
119 tlonaire geest het sterkste werkte, en vervolgens geproponeerd of men naar de steden Bolsward, i?raneker, Sneek en Dockum commissien zoude zenden om de revolutie aldaar ten spoedigste te effectueeren." Wat die commissien uitvoerden , daarvan mogea een paar staaltjens voldoende zijn. Het zijn de brieven van de gecommitteerde leden , welke met eene menigte andere ingekomen missiven zich bevonden bij de Notulen , en tlians op het Provinciaal Archief worden bewaard. De twee eersten meldea ons liet gebeurde te Bolsward, en luiden aldus:
„ Burgers Bij onze aankomst in Bolsward vonden wy reeds alles gereed om onze Commissie, om de Kevolutie daar te stel- ** len , terstond werkstellig te maken , — de nationale vlag reeds op den tooren geplaatst en reeds aan ongeveer 60 man geweeren uitgedeelt, waarvan echter ruim 40 man de exercitie eenigzints verstaan — alles wierde daarop door ons werkstellig gemaakt om den volgenden dag , zynde lieden , de revolutie deezer stad daar te stellen — dan onderrigt van de oproerigheid van veele militairen, waaronder zelf (zoo ons van geloofwaardige perzoonen verzekerd wierde) het yselyk Oranje boven wierde uitgeschreeuwd , zoo begaven wy ons naar de Magistraat welke vergadert was, deeze ongebondenlieid van de Militairen haar te kennen gevende, hunl. verzoekende en des noods uit naam van liet Committé ordonneerende, zoo veel in haar was den commandant dezer stad tot zyn pligt te brengen. De President
Wumkes.nl
120 deed ons daar op een verhaal van de conversatie welke zy reeds 's daags té vooren dienaangaande met den commandant gehad hadden uit oorzake dat de militairen zelf aan het huis van den President baldadigheid gepleegd handen — den commandant op het nadrukkelykste tot het houden van orde vermaand hadden , maar dat dezelve geen de minste gezach over de militairen scheen te hebben —- er wierde Toorts geresolveert om dadelyk den commandant te ontbieden wanneer dezelve, op de Raadkamer gekomen zynde, door den Præsident tot order op de nadrukkelykste wyze vermaand wierde — waarop wy dezelve de order door de staten aan den commandant van de guarnisoer.en in deeze Provincie gegeven, erinnerde , welke hy erkende hem bewust te zyn , wyders aan den commandant verklaarende dat hy staat moet maken verantwoördelyk te zyn voor alle gevolgen welke uit de ongebondenheid der militairen zoude ontstaan; de man beloofde alles plechtig maar scheen seer verlegen hoe de goede order te herstellen onder deezen slegten hoop, wy meenden 's mans welwillentlieid duidelyk te bespeuren , en vervoegden ons heden morgen met eenige gecrediteerde Burgers om haar ons ontwerp een er municipaliteit voor te dragen, terwyl de schuttery reeds bezig was zich te oeftenen , wanneer ons rapport wierde gedaan dat de oproerigheid der militairen langs zoo meer toenam, en men openlyk dreigde , indien de vryhèidsboom wierde geplant, zulks met geweld te keeren en er in te scldeten. De schuttery, hoe ongedresseerd ook, ontziet zich niet hun leven voor de zaak der vryheid te wagen , maar bevonden ïynde , dat byna geen een geweer in staat is om daarmede
Wumkes.nl
121 te kunnen schieten, — zoo oordeelden wy de Revolutie uit te stellen om geen dierbaar burgerbloed te laten stromen en wel te meer — daar het geheel verslagen Oranje gemeen zich thans weder opbeurt, door eikanderen in te fluisteren, dat in de Ommelander courant zoude staan, dat de Pruissische ïroupen reeds in Groningen zouden gevallen zyn. Wy hebben geacht u , en door u het Committé waarvan gy Præsident zyt, van deeze onza critiqne situatie terstond te moeten informeren , en daardoor gelegentheid te geven om zonder verwyl ons de middelen aan de hand te geven deeze muitelingen kragtdadig te beteugelen —- de Expresse die deezen brengt zal kunnen wagten om ons 't besluit van 't Committé over te brengen. Zoude 't ook kunnen geschieden dat den Burger Bom met een escorte naar deeze stad wierdt afgevaardigt om het commando op zich te neemen ? Heil en Broederschap Bolsw. den Pebr. 1795.
Uw meedeburgers (get.) Abr. v. d. Burg. B. Braaksma.
2STB. Men zegt dat er een Officier onder de militairen ia welke een Emigrant zoude zyn , en welke deeze muitery zoude aanstoken zeggende zyn leven dog te verliesen. Wy zullen ons zoo veel de tyd en omstandigheden toelaten Van dit alles Attestatien trachten in te winnen. "Wy zullen order stellen dat eenige vertrouwde kundigste en cordaatste schutters steeds den waet houden."
Wumkes.nl
122 „ Medeburgers! De Cavallerij waar van wij door u lieden geinformeerd waaren dat tot ons wierden afgezonden , gister middag te Bolsward gearriveerd waaren , veroorzaakte zulks eene vreugde onder het Oranjegemeen , die in woorden gebaarden zich sterk vertoonden ; dan wel haast veranderde het tooneel. — Naa dat wy de schutters wegens derzelver komst hadden gerustgesteld , en den Commandant der .Cavallery gesproken hadden , besloten wy onze commissie dadeiyk uit te voeren , ^ ten welken einde wy ons in de eerste plaats begaven by de Magistraat, te kennen gevende dat wy hadden voorgenomen een kuil te doen graven op Stads grond om daar den vryheidsboom in te planten, zy ons haar verkiesinge openbaarden , of men zulks (namelyk) door den Stadsbaas zouden laten verrigten dan of wy daar andere werklieden toe zouden neemen, de magistraat daar omtrent onverschillig zynde kozen den stadsbaas en verzogten den praesident ten dien einde orders aan denzelven af te vaardigen , gelyk ook geschiede; het kwam ons zeer bjrzonder voor dat de magistraat zelven orders gaf tot bet maken van een kuil waarin het teken haarer ontbinding zoude geplant worden. Magistraats en Vroedschaps vergadering tegens half vyf uur hebbende doen aanzeggen ea tegen dien tijd de schuttery reeds in een tamelyke order voor het stadshuis geposteerd staande, begaven wy ons aldaar , en naar voorlezinge van den last aan ons door liet Committé gegeven , ontsloegen wy de Ecgering van haare posten welke in stilte afgingen. Wy konnen waarlyk niet genoeg roemen het bedaard ge-
Wumkes.nl
123 draoh der verzamelde Burgers , welke zich ton strengsteii wigten aan de afgedankte Begeeringsleden , of iemand eenige de minste aanstoot te geven. Hier op de Vryheidsboom gehaald zynde, wierde door eeB detachement der schuttery een. vry aanzienlyk aantal meisjes afgehaald , welke int wit gekleed met nationale strikken op de borst en in. de netste orde geschaard eene waarlylï schoone vertooning maakten. Dezelve onder den vryheidsboom , welke een weinig van den grond verheven was, doorgeleid- zynde , raakten, den boom allen aan , ten bewyze dat zy meede het haare tot het oprigten der vrylieid wilden toebrengen. Daar op door haar en anderen die zich in den kring mengden den Carmagnolen dans gedaan zynde, wierde zulks door een luidrugtig Hoezée, en een salvo uit het geschut op 't stads wal ogenblikkelyk gevolgd, zoo als dezelve op het publiceeren der namen van de provisionele bestierders , welke aan liet volk wierden voorgedragen — en na dezelve beëdigt waren, telkens herhaald wierden , — alles was afgedaan ten 1 uuren — de duisternis maakte liet nodig om by de beëdiging vier flambouwen te ontsteken 't welk eene staatigheid aan deeze geduchte plegtigheid byzette, waardoor ieder gevoelig tart getroffen wierd, en een verbaazende stilte veroorzaakte. Niets is ons aangenaamer dan dat wy ulieden konnen melden dat alles in de grootste vreede is afgelopen, — nooit hebben wy een nagt beleeft waar in meer vrolyklieid ! — meer gejuich! — meer hartelyke broederschap!— meer gelykheid keerschte als deezen I geen meisje schroomde eder Burger , 't zy ryk of arm , broederlyk te omhelzen —
Wumkes.nl
124 en, dat de braafheid , de rustlievende sentimenten deezer burgery ten klaarste vertoont, is dit, dat er nimmergrooter^stilte op straat was , dan deezen nagt. Wy wenschen ulieden , allen weldenkenden en ons üelven geluk met deeze gezegende revolutie -— dank zy uwe genomene moeite — dank zy de brave Cavallery ter bewaaringe van de goede order aan ons afgezonden —- wy zyn getuigen dat op derzelver aankomst de militaire discipline terstond hersteld was — die zelve lieden, waarvan er by onze aankomst te Bolsward ons met het uitrukken van den zabel uitdaagden , wierden thans zelf de bevorderaars onzer onderneemingen. Tot provisioneele Regenten zyn aangesteld , Eomke Steensma , Eeinder Loyenga , Jan Cremer , Antoni Antonides , Dirk Eerdmans , Livius Jokkens, Schelte Douwes, Klaas Buwalda , Zytse de Boer , Tammerua Ganter Visscher , Jan de Gorter en Dirk vaa Geelkerken , welke uit hun midden tot Praesident hebben Yerkozou Livius Fokkens en tot Sequent Dirk Eerdmans , voorts aangesteld tot hunnen provisoneelen secretaris — den secretaris by de afgedankte Begering gefungeerd hebbende — den burger Sybo Braaksma. Volkomen afgemat door menigvuldige bezigheeden — met een woord zonder eeten , drinken en slaap denken wy één rustdag te houden en Maandag ons in uwe vergadering te vervoegen — wy zouwden ons langer konnen excuseeren uit hoofde onzer huiselyke bolangens en betrekkingen , maar die neemen wy niet in aanmerking, zy moeten voor de belangen van het algemeen wyken. Geïnformeerd zynde dat de Commandant der Cavallery
Wumkes.nl
125 order had, om onderzoek naar de oproerige bewegingen dei soldaaten en karreknegten te doen , en gelyk van zelf spreekt, daar omtrent niets konnende opdoen — zoo hebben wy ons voorzien van eenige attestatiën, alleen tot onze verdeediging , alzoo wy niet geern merischen die onkundig ziek door intriguanten en listige schelmen laten bedriegen , zouden ongelukkig maken , maar' liever zouden meede werken tot uitvindinge van zulke pesten, die hunne meerdere kunde zoo ondeugend aanwenden ten einde hun de verdiende straf tot een' voorbeeld en waarschuwing van anderen te doen ondergaan. Wy vleyen ons dat de uitvoeringe van deeze aan ons opgedragene commissie ulieder goedkeuringe zal wegdragen , ten minste zult gyl. u verzekerd houden dat niets aan onzen goeden wil Impert. Heil en Broederschap! Bolsward , Uw medeburgers denléïTebr. 1795. (get.) Abr. v. d. Burg. it B. Braaksma." Minder gelukkig was de uitslag in het steeds meer aristocratisch gezinde Heerenveen., zoo als uit den volgenden brief kan blijken. Heerenveen 16 ïebxuary 1795. H E I L EN BROEDERSCHAP.
Waarde Medeburgers! Wy kunnen UE. berigten dat de revolutie in Utingeradeel eu Ilaskerland tot genoegen is afgeloopea , voorna-
Wumkes.nl
126 mentlyk op de Joure , alwaar de Vryheidsboom is geplant. Dog op het Heerenveen gaat het zo gemaklyk niet, het doet ons leed dit UE, te moeten communiceeren. Terstond na onse aankomst alhier, hebben wy ons na de versaaraeling van dorpsgedeputeerden begeven, en onse aanspraak na het vertoonen der procuratien voorgelezen. Dog de meesten verklaarden niet revolutionair gesint te zyn, voorgeevende dat zy niet wisten waar zy om kwamen; dat zy dus hunnen committenten eerst moesten spreeken, daar zy dus tegen de revolutie waaren konden wy niets avanceeren. Dat zy na hunne committenten gesprooken te hebben zouden besluiten binnen drie dagen , waar omtrent zy ons een voldoende verklaaring gegeeven hebben. Van goederhond hebben wy vernomen dat zy zyn opgestookt en in een verkeerd denkbeeld gebragt. Voor het overige is het hier vry onrustig, zo wy hooren hebben wy alles te danken aan cabaalen van onvergenoegde leeden die zig patriotten noemen; en wel voornaamentlyk in de omtrek van het Heerenveen , zoals te St. Jansga, waar van de ingezetenen hun best doen om de braave burgers te irriteeren, en hebben op de Heerenwal braaf Oranje gesciireeuwt en de glaazen ingeslagen. De geest der weldenkende burgers is sterk aan liet gisten, zo dat er somtyds werk is om hun tegen te houden. Dog de gewaapende burgery is nog in een slegte staat, Geen officieren, geen orde en weinig, op zyn best een lionderf scherpe patroonen. Dus was ons vriendelyk verzoek om een duisent scherpe patroonen te senden en ten eersten een detachement Cavallery van 30 of dO man of zo veel mogelyk is, om alle wanorders te
Wumkes.nl
127 voor koomen. Wy zullen ons best doen om de gewaapende burgery, zo veel rooogelyk in order te krygen. Indien wy in de verzochte poincten. kunnen worden voldaan, twyffelen wy niet en wy durven er wel voor in staan , of ailes zal zig wel schikken, wy zullen wat ons betreft alles aanwenden om liet voorgestelde doel te bereiken. Wy hebben rapportes van Wolvega dat daar de Oranjegeest nog op een oproerige wys iieerscht. Het is hier omstreeks een drommelsch Vendé, er is een magtig groot en klein canalje. Wy verzoeken nogmaals sterk dat aan ons verzoek mag worden voldaan en blyven na toewensching van heil en broederschap. Uwe meedeburgers (get.) A. B. Telting, mede uit naam van Van Weerden." De omwenteling in Friesland kon evenwel niet als voltooid worden beschouwd, voor de oude Staatsleden, de r EdelMogenden ," van hunne posten vervallen waren verklaard. Hoe dit den 19 ITebr. geschiedde , melden ons de laatste Notulen van het Comité Revolutionair , « wier arbeid toen als geëindigd kon worden beschouwd. ii Ter bestemder tyd ging het gansche Committé (uitgezonderd die leeden , die tot repraesentanten gekozen waren) naar de Statenvergadering geleid door gewapende burgeis, en zicli vervoegd hebbende in de Kamer van Oostergo, waar de Staat vergaderd was, ontsloeg liet committé door den Burger Borgrink president van het Committé dezelve, door (de volgende) aanspraak : e Edel Mogende Heeren! Wettige Souverain van den
Wumkes.nl
128 Lande — waaren de Tituls, welke Gylieden U tot hiertoe hebt aangemaatigd, en welke Een — in naam Vry — doch in de daad , verdrukt Tolk U heeft moeten geven ; — Thans beleven wy verlichter en gelukkiger dagen , — dagen waarin het Volk zyne waarde kent — zyne onvervreemdbare regten herneemt en gevoelt vry te zyn — dagen waarin —• ook Her — het sweet en bloed der nyvere Burgery en dappere Krygslieden niet langer nutteloos verkwist en ten gevalle van eenen snooden en ondankbaaren Despoot Willem den Vyfden tot de onzaligstë eindens vergooten worden zal. — Dagen eindelyk waarin , — dank zy der Goddelyke Voorzienigheid !— de Heilige Begten van den Mensoh geëerbiedigd worden , en — (althans wy bidden en verwagten liet) geëerbiedigd blyven zullen. Wel nu dan Burgers ! daar naauwlyks de kluisters , waarmede men den Achtbaren en Deugdzamen Frieschen Burger * geboeid had , en door buitenlandsche magt geboeid hieldt, verbroken zyn , of gy bespeurt reeds op de gevoeligste wyze hoe Gy het vertrouwen der Natie mist, zo is liet daarom , dat wy, overeenkomstig de wil der Natie en onzen pligt, U verklaren van Uwe, posten als Volmagten ten Landsdage , en daaruit voortgevloeide Coinmissiën in het Mindergetal en Gedeputeerde Staten, vervallen — ontzet — en , mitsdien , ontslagen van den Eed by het aanvaarden van dezelve gedaan — doch niet van uwe verantwoordelykheid , ten welken einde, wel txpres met allen ernst van l^gevergt wordt in dit Land, onder uwe Medeburgers aanwezig te blyveo. Keert dan -— op die voorwaaede —- in den thans eerbiedwaardigen Burgerkring terug, en geniet daar niet al-
Wumkes.nl
129 leen de veiligheid van Uwe Persoonen en Goederen , welke aan alle mensclien toekomt, maar leer ook by ondervinding , dat de bewerkers en bevorderaars der tegenwoordige omwending van zaaleen, — niet gelyk die van 1787 — door wraak , eigenbelang , heersekzugt en te gelyk slaafsclie onderwerping aan den Tyran Willem den Vyfden , die zelf heerscMe over Hen wier Dienaar hy behoorde en voorgaf e zyn ; neen ! maar door deugd —• braafheid — en zagtmoedigheid in het handhaven van de Heilige Eechten van den Mensch gedreven en bestuurd worden." // De gewezen Staatsleden verlieten hierop oogenblikkelyk de Kamer, waarna eene commissie uit het Committé werd gedeeerneerd naar de repraesentanten in de Fraterniteit vergaderd." Deze werden daarna plechtig door een detachement gewapende Burgers naar het Landshuis opgeleid en aldaar in de Kamer van Oostergo by hunne entrede door den Burger Borgrink, als president van het Comité ^Revolutionair Provinciaal, met de volgende woorden verwelkomd : VKYIIEID, GELYKHEID, BBOEDEBSCHAP!
Burgers! Wy tot dus verre bekleed met de Revolutionaire Magt in deeze Provincie, hebben zoo even deeze Zetels doen ruimen aan zoogenaamde Volmagten ten Landsdage — veelal zig zelven en hunne medestanders committeerende , •— en in welker zemling en lastgeving de Burger in het minst niet wierdt geraadpleegd. — Zy, — misbruik van hunne magt maakende , en af hangelyk van den despotyken Wil-
Wumkes.nl
9
130 îem den Vyfden — hadden zich het vertrouwen eens Volks , dat Yryheid kendt, al lang onwaardig- gemaakt : — Het volk daartoe opgeroepen — op eene wyze zoo volkomen als de toestand des tyds , en de nood des Vaderlands toeliet — heeft U eenstemmig verkooren , om deszelfs Provisioneele Vertegenwoordigers te zyn. •— Gy gevoelt ligt, dat 'er geen. oogenblik van regeeringlooslieid kan nog magplaats grypen — dat het dus het Volk van friesland, dat het liet belang is des Vaderlands en der ontluikende Yryheid , 't welk U oproept; 't welk U in requesitie steldt, om, — in deezen albeslis senden tyd , deszelfs rechten , vryheden en duurbaarste belangens te behartigen — te bevorderen. Deeze oproeping is zoo verbindend, — zoo eerbiedwaardig , dat geen Patriot kan of mag weigeren dezelve te gehoorzaamen , — ten zy in gevalle van volslagene onmogelykheid — zoo hy zig niet verantwoordelyk wil stellen , voor alle die onheilen en nadeelen welke uit zulk eene onttrekking voor liet lieve Vaderland zoude gebooren •worden. •—• Uwe verscliyiiing Burgers ! aan deeze plaats, verzekert ons, dat Gy van deeze gevoelens doordrongen zvt, en bereid om den plecMigen Eed of staatclyke belofte op de U voor te îeezene Instructie af te leggen. Ten weiken einde elk uwer, die in ernigen vroegeren Eed mogi si;----:! , m zoo veïi'ö (bz?lvs met
VSÜ
ü eifl-iivii , en
rediti-n
van den ]\ï(.-iiscli en
met ditn eü'/l.'n toeleg, oru
Wumkes.nl
131 uwe beste en onvermoeide poogingen aan te wenden , ten einde alles wat de belangen van "Vaderland en Vryheid vorderen , ten koste zelf van uw leven dsar te stellen." Na vooiieezinge van de Instructie en den Eed, en na gedaane Eed , liet volgende :
Burgers! Het eenig doel van de magt U opgedragen — van den post, door U thaiids staatelyk aanvaard , is liet heil van den Burgerstaat met al uwe vermogens te bevorderen; die gunstryke "Voorzienigheid , welken in deezen winter het liaclielyk lot van ons Gemeenebest, door, van mensehen afhankelyk weer en wind zoo zichtbaar beslist heeft, zegene tot dat groote einde Uwe yverigste poogingen en doe de gulde Vryheids Zon, welke zoo lieilyk begint te dagen, steeds hoger en hoger ryzen , tot den vollen middag van op aarden mogelyke volmaaktheid toe !'' n Toen de gereinoveerde Staatsleden de zaal verlieten, gaf de Griffier van Staat aan den President van'liet C/E. de twee sleutels over; doch. deze zyn in een papier met twee cachetten verzegeld aan dien burger weder terug bezorgd , met last om ze te houden, tot dat ze van hem nader zullen worden afgevraagd. Waar na het Comité weder naar hare vergaderplaats zich begaf, en het gebeurde deed publiceeren van het Stadhuis, en die publicatie, besloot met deze woorden : u Het Committé Eevolutionair Provinciaal dus hebbende gedefungeerd , wenscht het Friesche volk plechtig geluk met de volbrachte revolutie, met de dus verre gelukkig herstelde vryheid, enz.''
Wumkes.nl
182 Deo 21 Eebruary 's morgens lialf elf uur werd daarop het Comité Revolutionair ontbonden." Hiermede eindigen de notulen van het Comité. Later werden er door den secretaris Mr. Daam Fockerna de volgende woorden aan toegevoegd : /.- In geene provincie is zoo regelmatig de revolutie van 1795 geregeld uitgevoerd; de verandering der besturen in de steden en ten platten lande is over liet algemeen door het Comité Revolutionair door de medewerkende bevelen van de Staten van Friesland uitgevoerd , en ten platten lande zyn volgens oude gebruiken uit elk dorp twee volmagten naar de hoofdplaats van elk landdistrikt gezonden en door twee Commissarissen van het Comité over het aanstellen van Leden van het nieuw bestuur geraadpleegd. In sommige steden heeft men aan de woelingen der volkssociëteiten en uit hoofde der oude min regelmatige aanstelling der Vroedschappen icin regelmatig kunnen werken ; doch de duurzaamheid was kortstondig oni door wettelijke kiesreglementen de volgende besturen te vormen. Na zulks zyn de staten der Provincie afgetreden en vervangen door provisionele representanten des volks benoemd op eene instructie voor eenen korten tyd, hetgeen met raadplegingvan notabelen, welke door het Comité daartoe uit -alle oorden van het gewest waren opgeroepen en daarna heeft het Comité zicli terstond ontbonden en zulks aan den volke by eeno proclamatie bekend gemaakt."
Wumkes.nl
' I T G E W I S S E (*). Think nea, o minsk liwet j ' ek bigjinne, Dat j ' ea ef earn ]'u seïs úntrinne , Gôds riucliter wenneth in juw hert, Al woeden j ' ek de wrâld úntfluohtje , Hy wnohte j ! up end scoe ju riuelitje . Sin riuclitbank hwet jy dugge úunkumm' jy net. Hy spuketh mey' jy sliepe ef weitsje, Hy 's by ju , as jy ju formeitsje, End trapeth mei en îsren fôet. Dy strange nuchter scil net swye , Net eärder as jy skild bilye , Net eärder komt er rest foar 't iug gemoed. De dooohnet heartîi it wîndtsje sûsjen , De fugel tliruch de blêdden rûsjcn , End hy springt up ful eangstine end skrik ; De brave hearth de thunger klett'rjeii , Siuelit 't ierdi'îk sels ta grûs forplett'rjen , Hy sticth end siuelit dit oan mei kalme blik. M. J. v. u. L. Nei oanlieding fen Hollándske rigels. (*) Trisse wirden siugge np in diel fen do înhâld fen it toniclstikjc .It Spnk , thruuh úi m wirden end hiindclin;; în 't Msk ûerbroclit.
Wumkes.nl
IT
T S J E R K J E . (SIUNGSTIKJE).
In 't iere moäriitids skïm'rjen , In dau brekt 't tsjerkje thruch ,. End wol end wea fieltli 't lierte , As ik dat tsjerkje siuch. 't Seach hwet ús foarfaers dieden , 't Seacli 't laeitsjen în it gea, Mar 't seaoli ek trienen fallen , 't Seach 't libben in de dea. Ut dau hing't God it tsjerkje Nu 'n mantel urn 'e lea. End as de klokken àlje Mei stadich hôl gebrum , Den nôegje se alle minsken Nei 't âlde heilichdum. Den rest it deistich libben , In binn' wy earm ef rik , Ef hwet hjir skieding makketk, — Dêr binn' w' elkoären lik. End as de klokken âlje , Thrucli 't busk end oer 't field , • Den fiel ik dat hwet hegers Der in mîn binnenst trillth. ii Kum ! kum 1" sa rupt dy stimme , H Kum bjir mei juw gebeth ,
Wumkes.nl
135 // Belîd foar God juw súndeu , ii Sa wirtli juw siele redt." " Kum ! kum ! sa nipt dy stimme, /,-Kum lij ii'! foar 't lyend hert //Wol ik in helper wèse : *• Ei leaw my , twîfelje net." End siuch ! in smite minsken Gean' up it tsjerkje t a ; Hia heare fen Gôds lieafde End linde frede sa. M. J. v. D. L. Nei oanlieding fen ûlike Dúiske rigels.
S K I L D
F O R J A E N .
(SIUKGSTIKJE).
Strúk'lje , struffelje end sums falle , Dat 's lis libben up 'e wràld; Mar wol dêruin nimmen smaedje , Help liim , dat 's faek sîn biliâld. 'n O ar. sîn nuchter mei 'k net wèse, 'k Kin Mm net end sels duch 'k mis; Dy 't noch stiöth , sooe faek net thinke , Hu nei Hm it fallen is. Eud lietli immeii my beleed'ge, 'k Lit de wrake oan Heger oer;
Wumkes.nl
136 Al heth immen my beleed'ge , — 't Is end bliwt altîd mîn broer. Den noch gôeddwaen , — 't is net maklik , Mar 't is ek de heechste plicht;' 't Is sa skoan en minsk to wcsen , 't Eeine hert fait 't swiere licht.
M.
't Gold end H quea , dat fen iè'n útgiëth Klimt ienkear by iè'n toréch (*). Siuch ik oan mîn broer en splinter , Sels hab ik in balk in 't each. Wês foarsichtich hwet jy sidze , Wês foarsichtich in juv,' dwaen ; Oan de slútbeam fen it libben ïregetli elk um skildforjaen. J. v.
:D,
L.
Cl:) Hit siungstikje makketh it siot end de leringe út fen en noch net prlnte (onieJstitje, dat Iiiëtli: Iëns góéd end qnac Immt ten wer /.hts.
Wumkes.nl