2011
> ‘Het is aan de RvT om te begrijpen hoe de diverse belangen liggen, hoe de onderlinge afhankelijkheden zijn, hoe de processen verlopen en welke risico’s er aan verbonden zijn. Het is gevaarlijk dat de politiek het aandurft om de fundamenten onder de corporatie als revolving fund weg te slaan, zonder daar eerst een brede maatschappelijke discussie over te voeren’ Gert-Jan van der Vossen > ‘Besteed kortom veel aandacht aan het proces en wat daarin allemaal mis kan gaan. En besef dat een goed functionerende RvT schandalen in de meeste gevallen kan voorkomen.’ - ‘De RvT moet het gevoel hebben dat wat ze doet van betekenis is. Het moet zinvol zijn. Als je merkt dat je als team niet optimaal functioneert is het vreselijk moeilijk om gemotiveerd te blijven’ Jaap van Manen > ‘Uit ons onderzoek tot dusver blijkt dat in alle drie de sectoren problemen aan de orde zijn met betrekking tot de taakopvatting van de Raad van Toezicht, de checks and balances, en de asymmetrie in de informatievoorziening’ -‘Er keren zich zeker zaken ten goede, maar ik ben en blijf bezorgd over de toekomstwaarde van het bestuurlijk concept’ Rienk Goodijk > ‘De afgelopen periode hebben we een mooie les in marktfalen in de commerciële (en financiële) sector gehad’ - ‘Als de doelgroep die je als corporatie mag bedienen nog altijd veertig procent van het totale aantal huishoudens in Nederland omvat dan mag je blij zijn met de ruimte die wordt geboden’ Jan van der Schaar > ‘Maar die stok wil geen commissaris gebruiken. Hij wil liever in dialoog blijven. Tegen een bestuurderdie negatief wil en dat via desinformatie goed kan maskeren sta je als commissaris dus in feite machteloos’ Stefan Peij
Centraal Fonds Volkshuisvesting
Jaarverslag
Centraal Fonds
-1
Jaarverslag 2011
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
2-3
Jaarverslag 2011 Centraal Fonds Volkshuisvesting
Naarden, 13 februari 2012
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
4-5
Inhoud pagina
pagina
7
Voorwoord
79
9 12
1 Het jaar 2011 in hoofdlijnen en Bestuursverslag
5 Informatievoorziening 5.1 Corporatie in Perspectief 5.2 Referentiegroepen 5.3 Regiorapportages
15
‘Commisariaat is geen leuk bijbaantje meer’
83
‘Corporaties willen graag verantwoording afleggen’
21
2 Financieel toezicht 2.1 Kwaliteit en tijdigheid van de verantwoordingsinformatie 2.2 Continuïteitsoordeel 2.3 Solvabiliteitsoordeel 2.4 Onderzoek grondposities en risicovolle projecten 2.5 Onderzoek verbindingen 2.6 Derivatenonderzoek
89
6 Organisatie 6.1 Bestuur, directie en werkorganisatie 6.2 Juridische zaken 6.3 Extern relatiebeheer
97
‘Wie zijn oren te luisteren legt krijgt veel meer te horen’
103 104 106 107 110 112
Bijlagen Jaarverslag Cv’s bestuur Samenstelling managementteam en Commissie bezwaarschriften Overzicht themaonderzoeken Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant bij de tabellen 2.2 en 2.3 van het jaarverslag Verslag c.q. verklaring ‘Meldingsregeling vermoeden van misstand ZBO’
113 125 126 128
Jaarrekening 2011 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant betreffende de jaarrekening Steunbesluiten tot en met 2011 Steunbesluiten bijzondere projectsteun
Beeld van de corporatiesector 2.7 Hoofdlijnen Sectorbeeld voornemens woningcorporaties 2011-2015 2.8 Hoofdlijnen Sectorbeeld realisaties woningcorporaties verslagjaar 2010 Overige adviestaken financieel toezicht 2.9 Fusie 2.10 Nevenactiviteiten 2.11 Verkoop 45
‘Goed toezicht valt niet in regels te vatten’
51
3 Rechtmatigheidtoezicht 3.1 Naleving wet- en regelgeving 3.2 Statutenwijzigingen 2011
53
4 Steunverlening 4.1 Saneringssteun 4.2 Reguliere projectsteun 4.3 Bijzondere projectsteun, een bijzondere taak
75
‘Toezicht houden mag wel een beetje spannender worden’
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
6-7
Voorwoord > Voor u ligt het jaarverslag 2011 van het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Dit heeft een andere opzet en inhoud dan eerdere jaren. Vanwege efficiencyredenen is besloten om voortaan het jaarverslag en de jaarlijkse publicatie Verslag financieel toezicht te combineren. Dat betekent dat er jaarlijks naast de beleidsregels in het vervolg drie ‘grote’ publicaties zijn vanuit het Fonds: in het voorjaar het jaarverslag met daarin een verantwoording over het individuele toezicht, in de zomer het Sectorbeeld voornemens waarin ingegaan wordt op de voornemens van corporaties voor de komende vijf jaar en in het najaar het Sectorbeeld realisaties waarin ingegaan wordt op de verantwoording van corporaties via hun jaarstukken. Daarnaast zullen themaonderzoeken een rol blijven spelen, soms als aparte publicatie, soms als onderdeel van een van de genoemde jaarlijkse publicaties. > In het jaarverslag 2011 is naast de verantwoording over de werkzaamheden van het Fonds gedurende 2011 apart en uitgebreid ingegaan op de bijzondere projectsteun. Ingegaan wordt op de ontstaansgeschiedenis, de doelstelling en het verloop tot en met 2011. Inzicht wordt geboden in de heffingen, de uitbetalingen en de besteding van de uitbetaalde subsidies. De afgelopen jaren is in de zogenaamde 40 wijken relatief het meest gesloopt, het meest aangekocht en was de nieuwbouw van koopwoningen het meest intensief. Maar ook de uitgaven voor de leefbaarheid kenden de afgelopen jaren een grote concentratie in de 40 wijken. Verwacht mag worden dat de beleidsfocus die ontstaan is in de afgelopen jaren, de komende jaren echter zal afnemen. Corporaties houden in hun beleid al rekening met het stopzetten na 2012 van de subsidie. > In dit verslag is ook een aantal interviews opgenomen. Toezicht houden bij een woningcorporatie is ingewikkelder geworden. Waar vroeger sprake was van lokaal opererende corporaties met een strakke sturing vanuit de overheid (rijk en gemeente), is tegenwoordig sprake van complexe netwerken waarin corporaties zich bevinden als maatschappelijk ondernemer. Er is sprake van een breed werkdomein, de relevante regelgeving wordt niet meer alleen beheerst door politiek Den Haag, maar zeker ook door Brussel en internationale accountantsregels, toenemende verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden en een steeds meer overheersende rol van media. Bij incidenten krijgen interne toezichthouders ook de wind van voren en veelal worden ze ook verantwoordelijk gehouden: ‘waarom deden ze niets?’ terwijl bij de toezichthouders zelf vaak vragen rijzen over effectiviteit en intensiteit van het toezicht. In de interviews wordt ingegaan op de vraag of het huidige bestuurlijke model, dat afgeleid is van de structuurvennootschappen, nog wel passend is. Waar bij de vennootschappen sprake is van drie organen: het bestuur, de raad van commissarissen en de aandeelhouders, zijn bij corporaties alleen het bestuur en de raad van toezicht aanwezig. Klopt het verhaal over de balans tussen die twee organen eigenlijk wel? Wat doe je als toezichthouder met vragen rond het verdienmodel van corporaties: hoge onrendabele toppen, hoge bedrijfslasten en beperkte winstmogelijkheden? Hoe lang kan de corporatie-sector doorgaan op de huidige weg? Wat is de toekomstige rol van corporaties op de woningmarkt, die volgens veel deskundigen op slot zit? Hoe ga je als toezichthouder bij een woningcorporatie om met specifieke vraagstukken als stakeholdermanagement, verschijnselen van ‘group think’ en tunnelvisie en hoe plaats je een raad van toezicht in de trits van bestuurder - intern toezicht - accountant extern toezicht? Een vijftal deskundigen is door middel van een interview gevraagd hun visie op de hiervoor gestelde vragen te geven. De interviews zijn gehouden door Eric Harms, de foto’s zijn gemaakt door Aatjan Renders.
Naarden, 13 februari 2012
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
8-9
Het jaar 2011 in hoofdlijnen Het jaar 2011 was voor het Centraal Fonds Volkshuisvesting een opvallend jaar. Daarvoor zijn drie oorzaken aan te voeren. Allereerst door de effecten op het uit te oefenen financiële toezicht van de financiële crisis en de vastzittende woningmarkt op de bedrijfsvoering van corporaties. De tweede oorzaak is de beslissing van het kabinet om bij de ombouw van het Fonds tot autoriteit, de toekomstige taak van die autoriteit te beperken tot het financiële toezicht en dus niet langer te streven naar een integraal toezicht. Ten slotte was er de beslissing van de Raad van State die het Fonds op alle punten in het gelijk stelde in de rechtsgang over de heffingen bijzondere projectsteun van 2008 en 2009. >
Het individuele toezicht Voor de zomer van 2011 werd het continuïteitsoordeel opgesteld en aan corporaties bekend gemaakt: 369 corporaties kregen te horen dat er sprake was van voorgenomen activiteiten die passen bij de financiële prognose, een zogenaamd A1-oordeel. Bij 21 corporaties was sprake van een onbalans tussen de voorgenomen activiteiten en de financiële ontwikkeling (een A2-oordeel) en bij acht corporaties was sprake van voorgenomen activiteiten die de financiële positie in gevaar zouden brengen, een B1- of B2-oordeel. In zes gevallen was sprake van een B2-oordeel waarbij het Fonds de betreffende corporaties heeft verzocht een herstelplan bij het Fonds in te dienen, goed-gekeurd door de interne toezichthouder. In het najaar van 2011 zijn de solvabiliteitsoordelen afgegeven op basis van de voor 1 juli 2011 door corporaties ingediende jaarstukken. Bij 389 corporaties was sprake van voldoende solvabiliteit, bij negen corporaties was de solvabiliteit onvoldoende. Dat is een verdubbeling ten opzichte van het jaar daarvoor. Bij al die corporaties is sprake van aanvullende monitoringsafspraken. Het Fonds verwacht daarbij dat de corporaties in staat zullen zijn om zonder financiële steun van het Fonds, de vermogenspositie weer op een aanvaardbaar niveau te krijgen. Nieuw was dat op basis van de jaarstukken het Fonds bij een zevental corporaties het eerder in 2011 afgegeven continuïteitsoordeel heeft genuanceerd. De verschillen tussen de voor 1 februari 2011 ingediende meerjarencijfers en de voor 1 juli 2011 ingediende realisatiecijfers over 2010 kenden te grote afwijkingen. Vanaf 2012 zal het Fonds naast de nuancering ook de mogelijkheid hebben het continuïteitsoordeel in te trekken. Eind 2011 deed WSG uit Geertruidenberg een aanvraag voor saneringssteun. De corporatie had hiertoe een aanwijzing van de minister voor BZK ontvangen nadat pogingen om met behulp van collega-corporaties zelf uit de financiële misère te komen, mislukt waren. Het Fonds heeft dezelfde dag van de aanwijzing en na overleg met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, een anticipatiebesluit genomen. WSG zal binnen een termijn van zes maanden een saneringsplan indienen. In 2011 heeft Centrada uit Lelystad een conceptaanvraag voor projectsteun ingediend. Het Fonds heeft aangegeven dat op basis van de financiële en liquiditeitspositie, financiële steun niet in de rede ligt.
1
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
>
Sectorbeelden 2011 Het Fonds heeft in 2011 twee keer een Sectorbeeld uitgebracht, in de zomer over de investeringsvoornemens voor de periode 2011-2015 en in het najaar over de realisaties en financiële ontwikkeling in 2010. Opvallende zaken uit beide rapporten betreffen de trend van de terugkeer naar de eigenlijke volkshuisvestelijke taken (de ‘core business’) van woningcorporaties en in financieel opzicht, het gegeven dat corporaties de tering naar de nering zetten. De conclusie van het Fonds was eind 2011 dat in financieel opzicht, het beter moet in de komende jaren. Ook in 2010 was weer sprake van grote verliezen op grondposities en in verbindingen en was sprake van een stagnerende verkoop van nieuwbouw koopwoningen en lagere, negatieve opbrengsten. De combinatie van hogere huuropbrengsten, lagere onderhoudslasten, lagere netto bedrijfslasten en een niveauverlaging bij de onrendabele investeringen, maakten dat op zich nog sprake was van goede financiële resultaten. Maar gelet op de wijzigingen in de taakopvatting door spelregels vanuit Brussel en Den Haag (de Daeb/niet Daeb-discussie), de aangekondigde heffing verhuurderbijdrage vanaf 2014 en het gegeven dat nog lang niet alle verliezen over de afgelopen jaren daadwerkelijk genomen zijn, maken dat corporaties er alles aan gelegen moet zijn de financiële onzekerheden te minimaliseren. Opvallend was opnieuw dat kleine verschuivingen in de verhouding tussen huuropbrengsten en exploitatielasten voor beheer en onderhoud, veel effect hebben op de financiële positie van corporaties. Naast de aandacht die corporaties zelf vroegen voor de huisvestingsmogelijkheden van middeninkomensgroepen als gevolg van de staatssteundiscussies, heeft het Fonds in zijn publicaties gewezen op de mogelijkheid dat juist de lagere inkomensgroepen in de knel dreigen te komen. Er worden minder koop- en huurwoningen gebouwd waardoor de doorstroming van huur naar koop en binnen de huursector beperkter zal worden. Daarnaast geldt dat door het toepassen van huurharmonisatie ineens, potentieel verhuisgeneigde huurders geconfronteerd zullen worden met een woonlastenstijging en dus besluiten te blijven zitten. Het effect dat over 2010 al zichtbaar werd met een dalende mutatiegraad, zal naar verwachting de komende jaren doorgezet worden. Regionaal zullen er grote verschillen zijn. Die verschillen zijn ook zichtbaar in de krimpdiscussie. Opvallend was dat met uitzondering van de regio Parkstad in Limburg, alle corporaties, ook in de krimpregio’s, nog uitgaan van groeiscenario’s. Signalen uit de woningmarkt zouden ertoe moeten leiden dat groei, zowel in omvang van het woningbezit als in waardestijging van het bezit, geen automatismen meer zijn voor woningcorporaties. Aparte aandacht is er voor de mate waarin corporaties hun voornemens daadwerkelijk weten te realiseren. Omdat het door het Fonds af te geven continuïteitsoordeel wordt gebaseerd op de voornemens van corporaties, zal het Fonds bij corporaties met een slecht ‘trackrecord’ op het gebied van de realisaties van voornemens vanaf 2012 meer aandacht geven aan de mate van realisatie en dat betrekken bij de oordeelsvorming. Ook zal mede op basis van het in 2011 gepubliceerde onderzoek naar grondposities en risicovolle projecten, meer gekeken worden naar de wijze van risicobeheersing en risicomanagementsystemen binnen corporaties. Daarbij zal naast de gebruikelijke aandacht voor de financiële continuïteit ten gevolge van de situatie op de financiële markten meer aandacht gegeven worden aan de liquiditeitspositie van corporaties. In het financiële toezicht van het Fonds is dat zeker een accentverschuiving.
10 - 11
>
Projectsteun Begin november 2011 kwam de lang verwachte uitspraak van de Raad van State over de rechtmatigheid van de heffingen voor bijzondere projectsteun voor 2008 en 2009. De Raad van State oordeelde in deze hogere beroepsprocedure dat er: > Geen strijd was met de Woningwet; > Geen schending van de rechtszekerheid; > Geen schending was van het eigendomsrecht zoals neergelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol EVRM; > Geen schending was van het Europese recht betreffende staatssteun. De conclusie was dat de wettelijke grondslag van de heffingen bijzondere projectsteun van begin af aan rechtmatig was. Het Fonds is zeer verheugd met deze uitspraak. Overigens loopt er nog een procedure aangespannen door een aantal corporaties tegen de uitbetaling van subsidie aan corporaties actief in de 40 wijken. Het hogere beroep ligt bij de Raad van State nadat zowel de Commissie bezwaarschriften van het Fonds als de Rechtbank Utrecht geoordeeld hadden dat deze corporaties niet-ontvankelijk zijn. Naast de juridische procedures werd duidelijk dat het draagvlak voor de regeling nog steeds beperkt was. Het Kabinet heeft bij zijn aantreden dan ook aangegeven af te willen van de regeling. Deze wordt per 1 januari 2013 gestopt nadat in 2011 en 2012 sprake is van een overgangsregeling. Dit besluit en alle juridische procedures kunnen echter niet de conclusie verhinderen dat de regeling wel gewerkt heeft. Er is sprake van een grotere beleidsfocus in de 40 wijken waarbij op allerlei terreinen meer geïnvesteerd is: er is meer gesloopt, er is meer nieuwbouw koop gerealiseerd ten behoeve van de wenselijk geachte functiemenging en het doorbreken van de monotonie van sociale huurwoningen en er is meer geïnvesteerd in leefbaarheid en maatschappelijk vastgoed. De subsidies tot en met 2010 zijn uitbetaald en de afrekeningen zullen nog een aantal jaren vergen.
>
Herziening Woningwet De afgelopen jaren is intensief gesproken over de mogelijke vorming van een onafhankelijke toezichtautoriteit in de corporatiesector. Begin 2011 werd duidelijk dat toenmalig minister Donner een andere keuze had gemaakt: het toezicht blijft verdeeld over het ministerie van BZK en een op te richten autoriteit waarin het Centraal Fonds opgaat. Het Fonds is teleurgesteld over deze keuze, maar heeft vervolgens de handschoen opgepakt in de ombouw van het Fonds tot autoriteit. Naast het huidige financiële toezicht is er een nieuwe taak, die van de controle op de staatssteun. Het Fonds heeft zich vanaf 2006 al voorstander getoond van een duidelijke scheiding tussen enerzijds een tak van dienst of organisatie die de zogenaamde Daeb-activiteiten exploiteert en een daarvan juridisch gescheiden tak die de zogeheten niet-Daeb-activiteiten uitvoert. Hoewel de staatssteunregels zich hier niet over uitspreken, heeft het Fonds de voorkeur voor een dergelijke verdergaande juridische splitsing. Vanuit toezicht is dat wel zo wenselijk want het is duidelijk en scheelt enorm in de administratieve lastendruk bij woningcorporaties. Met de ombouw zal het Fonds ook de eerder ingezette accentverschuiving in het financiële toezicht doorzetten: naast oordelen over de financiële continuïteit zal ook de liquiditeit van en bij corporaties meer onderdeel gaan uitmaken van het financiële toezicht. De oorzaken daarvoor zijn te vinden in de bevindingen van het Fonds in de afgelopen jaren bij themaonderzoeken naar verbindingen, naar treasurybeleid en derivaten en naar projectontwikkeling en grondposities. Ook zal een discussie vereist zijn over de mogelijke toekenning van sanerings- en projectsteun. Enerzijds vanwege de nieuwe regelgeving met een onderscheid naar wel en niet met staatssteun geoorloofde activiteiten, anderzijds vanwege veranderingen in de corporatiesector zelf. Saneringssteun was oorspronkelijk bedoeld als steun voor corporaties
Het jaar 2011 in hoofdlijnen
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
die moeilijkheden ondervinden bij toekomstige investeringen als gevolg van woningmarkt-ontwikkelingen. De afgelopen jaren is duidelijk dat daarnaast corporaties vooral financiële problemen ondervinden als gevolg van allerlei commerciële activiteiten die zowel in omvang als snelheid van gebeuren, een heel andere dynamiek kennen dan wat in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd gezien als mogelijke oorzaak voor financiële problemen bij een woningcorporatie. In een aantal gevallen was sprake van integriteitsvraagstukken. Daarnaast is de opgetreden schaalvergroting in de sector nog een factor van belang. Er is inmiddels sprake van een aantal zeer grote corporaties. In geval van financiële problemen en een noodzaak tot financieel bijspringen via het Centraal Fonds, ontstaat wel de vraag in hoeverre dat kan, gelet op de bepalingen in de regelgeving rond de omvang van de jaarlijkse heffing. In dat kader wordt wel gesproken over het begrip ‘systeemcorporaties’. De effecten van de schaalvergroting op het sinds de jaren tachtig werkende systeem behoeven nader onderzoek. >
Organisatie van het Fonds Vooruitlopend op de discussies tot een mogelijke ombouw zijn noch de bestuurlijke, noch de werkorganisatie van het Fonds in 2011 gewijzigd. Wel is besloten om in 2012 naar een andere huisvesting om te zien omdat de huidige locatie te veel beperkingen kent. Per 1 januari 2012 werken er 44 mensen bij het Fonds, waarvan 17 in deeltijd. De uitvoering van de projectsteuntaak is een grote belasting geweest.
Bestuursverslag Het Centraal Fonds is een zelfstandig bestuursorgaan en valt onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen. In de Herzieningswet die door de minister in mei 2011 bij de Tweede Kamer is ingediend, worden de taken van het Fonds uitgebreid met het toezicht op staatssteun en financieel toezicht op het behoud van het maatschappelijk gebonden vermogen, financieel risicobeheer en de kwaliteit van de financiële verantwoording. Deze taken komen naast de reeds bestaande wettelijke taken op het terrein van financieel toezicht en steunverlening. De minister heeft in de wet aangegeven dat met de taakuitbreiding de huidige zbo gecontinueerd wordt onder een nieuwe naam. De bestuurssamenstelling was in 2011 als volgt: > De heer ir. J.H.M. Lindenbergh, voorzitter; > De heer drs. G. Izeboud RA; > De heer drs. Ir. C.A.M. de Boo; > Mevrouw prof. mr. dr. J. de Jong. >
Governance bestuur Het bestuur heeft vijfmaal vergaderd en enkele zogenaamde agendaloze vergaderingen gehad en eenmaal telefonisch vergaderd. Bij zowel de bestuurs- als commissievergaderingen was er sprake van volledige aanwezigheid van alle bestuursleden. Het bestuur volgt de ontwikkelingen in de corporatiesector met bezorgdheid. De gevolgen van financiële crisis hebben ook hun impact op de sector. De vermogensontwikkeling van de sector over 2010 gaf enerzijds een positief beeld, maar anderzijds waren er hoge verliezen die het vermogen en de toekomstige investeringsmogelijkheden uithollen. Opvallend is ook de afname van de mutatiegraad, die maakt dat nieuwe huurders steeds langer op een sociale huurwoning moeten wachten. Het bestuur heeft de voortgang in de juridische procedures over bijzondere projectsteun voor de wijkenaanpak nauwlettend gevolgd. De uitspraak van de afdeling
12 - 13
rechtspraak van de Raad van State van begin november heeft de overheid in het gelijk gesteld en de heffingen voor de bijzondere projectsteun rechtmatig verklaard. In het voorjaar heeft de herbenoeming plaatsgevonden van drie bestuursleden. Mevrouw De Jong en de heer De Boo zijn beide herbenoemd tot mei 2015 en de heer Lindenbergh is als voorzitter herbenoemd tot het moment van overgang van het Fonds naar de autoriteit. In mei heeft de minister van Binnenlandse Zaken de Herzieningswet aan de Tweede Kamer aangeboden. In dit wetsontwerp is de keuze gemaakt om het externe toezicht te verdelen tussen de minister en de nieuwe autoriteit. Het bestuur heeft met treurnis kennis genomen van deze beleidswijziging, maar heeft de voorbereiding van de invulling van het financiële toezicht in den brede en het staatssteuntoezicht voortvarend ter hand genomen. De gevolgen van de Europese beschikking over staatsteun, de scheiding tussen Daeb en niet-Daeb voor de inrichting van de financiële positie van de sector zijn door het Fonds in beeld gebracht en deze kennis is in het kader van de beleidsvoorbereiding aan het ministerie ter beschikking gesteld. In 2011 heeft er eenmaal overleg met minister Donner plaatsgevonden. In dit kennismakingsoverleg is gesproken over de gewijzigde visie van de minister op de rol en positie van het externe toezicht en over de lopende rechtzaken rond de bijzondere projectsteun voor de wijkenaanpak. Onderwerpen waarover het bestuur zich in 2011 verder heeft gebogen, zijn: > Voortgang Herzieningswet c.a. en het Europadossier; > Wijze van oordeelsvorming op basis van de beleidsregels en methodiek; > Corporaties met dreigende financiële problemen; > De Sectorbeelden en andere externe rapportages van het Fonds; > Bezwaarprocedures in het kader van de bijzondere projectsteun; > Aansprakelijkheidstelling raad van toezicht SGBB; > Het werkplan, het daarbij behorend budget en de beleidsregels; > Begroting 2012 en Jaarverslag en jaarrekening 2010; > Interne kwartaalrapportages van het Fonds. >
Commissies en zelfevaluatie In 2011 heeft de commissie Nominatie, Renumeratie en Corporate governance (NRC) eenmaal vergaderd en de commissie Audit & Reporting (A&R) tweemaal. Ook bij deze commissievergaderingen was het voltallige bestuur aanwezig. Tijdens de bestuursvergaderingen waarin het jaarverslag en de jaarrekening werden vastgesteld en bij beide vergaderingen van de commissie A&R, was de externe accountant die de jaarrekening controleert en en het assurancerapport verstrekt bij de continuïteits- en solvabiliteitsoordelen, aanwezig. In de A&R vergaderingen zijn ook de aanbevelingen van de externe accountant en de reactie van de directie daarop besproken en wordt de follow up van de aanbevelingen gevolgd. De suggesties en bevindingen van het bestuur zijn besproken met de directie. In het verslagjaar is gestart met het betrekken van individuele bestuursleden als aanspreekpunt en monitor van projectgroepen die wijzigingen van opvraging en rapportering over onderzoeken voorbereiden. Daardoor wordt een grotere betrokkenheid van het bestuur op de vormgeving van beleidsvoorstellen gerealiseerd Het bestuur heeft in het verslagjaar een zelfevaluatie gehouden. In deze evaluatie zijn, mede aan de hand van door de leden ingevulde formulieren, aan de orde
Het jaar 2011 in hoofdlijnen
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
geweest het onderling functioneren, het besturen in het algemeen, het functioneren van het bestuur naar buiten, de relatie en werkgeversrol naar de directie en de relatie naar de werkorganisatie. De conclusie van de evaluatie was dat er met betrekking tot de behandelde onderwerpen sprake is van grote eensgezindheid binnen het bestuur en dat er sprake is van een goede werkrelatie tussen management en het bestuur. Het bestuur heeft over haar functioneren een terugkoppeling van het management team ontvangen en dit met hen besproken. Het bestuur heeft aandacht voor de sterk toegenomen werkdruk binnen het Fonds als gevolg van recente ontwikkelingen bij enkele corporaties. Het bestuur zal in het lopende verslagjaar over de genoemde onderwerpen in gesprek gaan met de directie.
Gert-Jan van der Vossen:‘Commissariaat is geen leuk bijbaantje meer’ De kwaliteit van het toezicht in de corporatiesector is vo
Gert-Jan van der Vossen, vennoot van de Holland Consulting Group, de laatste jaren met sprongen vooruitgegaan. ‘Goed gaat h
overal, maar het gaat wel steeds beter. Vergeet niet: de meeste misstanden stammen uit de periode 2005-2008, toen er maatschap
‘Commissariaat is geen leuk bijbaantje meer’
druk op corporaties ontstond om veel meer te investeren. Toen zijn er gekke dingen gebeurd. Nu zitten de toezichthouders er
veel strakker in.’Nee, Gert-Jan van der Vossen - zelf commissaris bij diverse corporaties - is er niet van geschrokken dat toezich
persoonlijk aansprakelijk zijn gesteld voor de financiële schade door fraude bij een woningcorporatie. Integendeel. ‘Twintig ja
was ik betrokken bij onderzoek naar faillissementen en toen werden commissarissen ook al keihard aansprakelijk gesteld. Mis
het voor de corporatiesector een nieuw fenomeen, maar het is naïef te denken dat, als er fouten worden gemaakt, je als verantw
commissaris niet aansprakelijk zou kunnen worden gesteld. Voor een commissaris die te goeder trouw handelt is er niet voor n
aansprakelijkheidsverzekering.’ Toch erkent ook hij dat het leven van een toezichthouder bij een woningcorporatie er niet een is geworden. ‘Het is interessant en boeiend werk. Maar sinds een jaar of vijf is wel voor iedereen duidelijk dat het niet zomaar leuk bijbaantje is, maar echt een parttime hoofdfunctie. Met een avondje vriendelijk met elkaar van gedachten wisselen ben je
komt veel meer bij kijken. Ik zie mijn commissariaten in ieder geval als een van de vakmatige activiteiten die ik uitoefen, en wa
Gert-Jan van der Vossen
een beloning op maatschappelijk niveau ontvang. Het vraagt veel aandacht en betrokkenheid, en brengt bovendien de nodige ri zich mee.’ Integrale benadering Die risico’s strekken veel verder dan de aansprakelijkheidstelling. ‘Omdat een corporatie geen
eigenaar heeft heb je als Raad van Toezicht (RvT) behalve met het bestuur ook met de stakeholders van doen, de belanghebben
directe omgeving van de corporatie. Probleem is dat zij toch steeds vanuit hun eigen belang handelen. Een integrale benadering
uitstek het domein van de RvT. Het is aan de RvT om te begrijpen hoe de diverse belangen liggen, hoe de onderlinge afhankelij
zijn, hoe de processen verlopen en welke risico’s er aan verbonden zijn. Dat vereist diepgaande kennis van de organisatie en zijn
Je opereert als collectief en bent dus met elkaar verantwoordelijk. Maar als een van de leden van de RvT zijn taak niet serieus n
onvoldoende toezicht houdt op de onderdelen die hem zijn toegewezen zit niet alleen hij met een probleem als het fout gaat, m
ik.’De toevoeging van een derde partij aan het toezichtmodel, bijvoorbeeld in de vorm van aandeelhouders, vindt Van der Vosse
lastige. ‘Want wie maak je dan aandeelhouder? Alle stakeholders streven hun eigen doelstellingen na. Gemeenten hebben wel e
van spreken, niet in de laatste omdat veel gemeentelijke woningbedrijven zijn opgegaan in de huidige woningcorporaties. Tege
waait er echter een politieke wind door de gemeenten. In vier jaar tijd kunnen de voorkeuren zomaar veranderen, bijvoorbeeld
van het verkoopprogramma, de plannen en de stedelijke vernieuwing. Dat is vervelend, omdat de planningshorizon van de corp
langer is dan die vier jaar. ’Spiegel voorhouden Hij ziet daarom meer in een objectieve maatschappelijk toezichthouder, die van
overheid is aangewezen. ‘Een zelfstandig bestuursorgaan, zoals het Centraal Fonds, die jaarlijks een audit doet, en een toezicht
heeft met de hele RvT. Want eerlijk gezegd is het gewoon hartstikke nuttig als iemand van buiten de organisatie een spiegel vo
het geval van een wat zwakkere RvT kan hij dan toch een aantal prikkels inbrengen zodat de boel weer in beweging komt.’Verd
Van Vossen dat het wat eenvoudiger moet worden om te wisselen van de samenstelling van de RvT. ‘Daar worden al wel wat pog
gedaan, maar die gaan mij niet ver genoeg. Ga nu eens werkelijk onderzoeken of de competenties die de RvT nodig heeft allema
aanwezig zijn, of de commissarissen wel voldoende tijd hebben om het toezicht voldoende vorm en inhoud te geven en of zij van
niveau zijn. Soms zou je best wel eens afscheid van iemand willen nemen, maar gebeurt dat niet omdat het niet in de traditie zi
eigenlijk zou je, net zoals er van een bestuurder na een bepaalde fase afscheid kan worden genomen, ook afscheid moeten kunn van de leden van de RvT.’ Bijvoorbeeld als de integriteit in het geding is. ‘Vooropgesteld: integriteit moet bij iedere organisatie hoofdrol spelen. Maar omdat je als corporatie met publieke middelen omgaat moet je daar nog zorgvuldiger in zijn. Onbetwist
zelfs. Het vraagt van alle betrokkenen een bepaald gedrag en een manier van opereren, waarbij iedereen zich realiseert waar de
heden zitten. Je moet die ook regelmatig met elkaar doorspreken: hoe gaan we met bepaalde situaties om? Waar ik wel bang vo
voor metaalmoeheid. Als je het voor de achtste maal in drie jaar over de relatie met aannemers hebt, komt dat de mensen op een
moment toch de strot uit. Het is dan ook de taak van de RvT na te gaan hoe levend het thema is. Binnen de organisatie, maar oo
de grenzen van de raad.’Gelukkig gaat het steeds beter, vindt Van der Vossen. ‘Natuurlijk, er komen behoorlijk ernstige misstan
buiten. Maar de meeste daarvan stammen uit de periode 2005-2008, toen er maatschappelijke druk op corporaties ontstond om
te investeren. . Toen zijn er gekke dingen gebeurd. Nu zitten de toezichthouders er gelukkig veel strakker in.’Betrouwbare info
Toch zijn ook zij ook in die situatie afhankelijk van de kwaliteit van de informatie die hen wordt aangereikt. Daarover heeft V
Vossen echter geen klagen. ‘Er is zo langzamerhand een heel palet aan verschillende instrumenten ontstaan waar je gebruik van
maakt. De reguliere informatie vanuit de organisatie, de rapportages van het Centraal Fonds, contacten met de medewerkers en
stakeholders, de media, internet. En soms is een externe audit op een specifiek onderwerp op zijn plaats. Bijvoorbeeld als iets n
loopt, of bij een vermoeden van fraude. Verder denk ik dat het goed zou zijn als de commissarissen als toehoorder bij een bestu
dering kunnen gaan zitten. Zodat ik kan zien, horen en voelen wat er allemaal aan de bestuurstafel ter sprake komt en hoe de b ming verloopt.’ Ook de relatie met de politiek is voor hem geen issue. ‘Eerlijk gezegd is het praktijk aan het worden dat wat er
Haag komt eerst wordt gewogen. Als er een wet wordt aangekondigd die nog door het parlement moet worden geloodst bestede
aandacht aan als het echt actueel is. Dat is anders dan vijf jaar geleden. Als de politiek toen een keer zuchtte sprong iedereen m
Dat is niet meer de realiteit. Ik denk ook dat het heel gezond is dat de antenne weliswaar op Den Haag is gericht zodat signalen
nieuwe ontwikkelingen kunnen worden opgepikt, maar dat we er niet meer zo overspannen op reageren. In dat verband vervul
brancheorganisaties een goede, kanaliserende rol’ Dat laat onverlet dat diezelfde politiek sinds een aantal jaren wel voortduren verdiencapaciteit van de woningcorporaties aan het inperken is. Van der Vossen: ‘Dat vind ik misschien wel het grootste risico
moment. Als ik de situatie van nu vergelijk met vijf jaar geleden dan is de wereld ingrijpend veranderd. Het is gevaarlijk dat de
het aandurft om de fundamenten onder de corporatie als revolving fund weg te slaan, zonder daar eerst een brede maatschappe
discussie over te voeren. Het kan allemaal best anders, hoewel ik denk dat we op dit moment een zeer fijnzinnig stelsel hebben dan eerst met elkaar de discussie aan over de effecten en de wenselijkheid ervan.’
Gert-Jan van der Vossen:‘Commissariaat is geen leuk bijbaantje meer’De kwaliteit van het toezicht in de corporatiesector is vol
Gert-Jan van der Vossen, vennoot van de Holland Consulting Group, de laatste jaren met sprongen vooruitgegaan. ‘Goed gaat h
overal, maar het gaat wel steeds beter. Vergeet niet: de meeste misstanden stammen uit de periode 2005-2008, toen er maatschap druk op corporaties ontstond om veel meer te investeren. Toen zijn er gekke dingen gebeurd. Nu zitten de toezichthouders er
veel strakker in.’Nee, Gert-Jan van der Vossen - zelf commissaris bij diverse corporaties - is er niet van geschrokken dat toezich
persoonlijk aansprakelijk zijn gesteld voor de financiële schade door fraude bij een woningcorporatie. Integendeel. ‘Twintig ja
was ik betrokken bij onderzoek naar faillissementen en toen werden commissarissen ook al keihard aansprakelijk gesteld. Mis
het voor de corporatiesector een nieuw fenomeen, maar het is naïef te denken dat, als er fouten worden gemaakt, je als verantw
commissaris niet aansprakelijk zou kunnen worden gesteld. Voor een commissaris die te goeder trouw handelt is er niet voor n
sprakelijkheidsverzekering.’Toch erkent ook hij dat het leven van een toezichthouder bij een woningcorporatie er niet eenvoud
geworden. ‘Het is interessant en boeiend werk. Maar sinds een jaar of vijf is wel voor iedereen duidelijk dat het niet zomaar ev
bijbaantje is, maar echt een parttime hoofdfunctie. Met een avondje vriendelijk met elkaar van gedachten wisselen ben je er nie
veel meer bij kijken. Ik zie mijn commissariaten in ieder geval als een van de vakmatige activiteiten die ik uitoefen, en waarvoo
beloning op maatschappelijk niveau ontvang. Het vraagt veel aandacht en betrokkenheid, en brengt bovendien de nodige risico
mee.’ Integrale benadering Die risico’s strekken veel verder dan de aansprakelijkheidstelling. ‘Omdat een corporatie geen echte
heeft heb je als Raad van Toezicht (RvT) behalve met het bestuur ook met de stakeholders van doen, de belanghebbenden in de omgeving van de corporatie. Probleem is dat zij toch steeds vanuit hun eigen belang handelen. Een integrale benadering is dus het domein van de RvT. Het is aan de RvT om te begrijpen hoe de diverse belangen liggen, hoe de onderlinge afhankelijkheden
processen verlopen en welke risico’s er aan verbonden zijn. Dat vereist diepgaande kennis van de organisatie en zijn omgeving.
als collectief en bent dus met elkaar verantwoordelijk. Maar als een van de leden van de RvT zijn taak niet serieus neemt en on toezicht houdt op de onderdelen die hem zijn toegewezen zit niet alleen hij met een probleem als het fout gaat, maar ook ik.’D
ging van een derde partij aan het toezichtmodel, bijvoorbeeld in de vorm van aandeelhouders, vindt Van der Vossen een lastige.
maak je dan aandeelhouder? Alle stakeholders streven hun eigen doelstellingen na. Gemeenten hebben wel enig recht van sprek
de laatste omdat veel gemeentelijke woningbedrijven zijn opgegaan in de huidige woningcorporaties. Tegelijkertijd waait er ec
politieke wind door de gemeenten. In vier jaar tijd kunnen de voorkeuren zomaar veranderen, bijvoorbeeld ten aanzien van het
programma, de plannen en de stedelijke vernieuwing. Dat is vervelend, omdat de planningshorizon van de corporatie veel lange
vier jaar. ’Spiegel voorhouden Hij ziet daarom meer in een objectieve maatschappelijk toezichthouder, die vanuit de overheid is
zen. ‘Een zelfstandig bestuursorgaan, zoals het Centraal Fonds, die jaarlijks een audit doet, en een toezichtgesprek heeft met d
Want eerlijk gezegd is het gewoon hartstikke nuttig als iemand van buiten de organisatie een spiegel voorhoudt. In het geval v
zwakkere RvT kan hij dan toch een aantal prikkels inbrengen zodat de boel weer in beweging komt.’Verder denkt Van Vossen d
eenvoudiger moet worden om te wisselen van de samenstelling van de RvT. ‘Daar worden al wel wat pogingen toe gedaan, maar
mij niet ver genoeg. Ga nu eens werkelijk onderzoeken of de competenties die de RvT nodig heeft allemaal aanwezig zijn, of de
sarissen wel voldoende tijd hebben om het toezicht voldoende vorm en inhoud te geven en of zij van het juiste niveau zijn. Som best wel eens afscheid van iemand willen nemen, maar gebeurt dat niet omdat het niet in de traditie zit. Maar eigenlijk zou je,
van een bestuurder na een bepaalde fase afscheid kan worden genomen, ook afscheid moeten kunnen nemen van de leden van d
Bijvoorbeeld als de integriteit in het geding is. ‘Vooropgesteld: integriteit moet bij iedere organisatie een hoofdrol spelen. Maa
als corporatie met publieke middelen omgaat moet je daar nog zorgvuldiger in zijn. Onbetwist zorgvuldig, zelfs. Het vraagt van
betrokkenen een bepaald gedrag en een manier van opereren, waarbij iedereen zich realiseert waar de kwetsbaarheden zitten. J
ook regelmatig met elkaar doorspreken: hoe gaan we met bepaalde situaties om? Waar ik wel bang voor ben is voor metaalmoeh
het voor de achtste maal in drie jaar over de relatie met aannemers hebt, komt dat de mensen op een bepaald moment toch de st is dan ook de taak van de RvT na te gaan hoe levend het thema is. Binnen de organisatie, maar ook binnen de grenzen van de
raad.’Gelukkig gaat het steeds beter, vindt Van der Vossen. ‘Natuurlijk, er komen behoorlijk ernstige misstanden naar buiten. M
meeste daarvan stammen uit de periode 2005-2008, toen er maatschappelijke druk op corporaties ontstond om veel meer te inv
Toen zijn er gekke dingen gebeurd. Nu zitten de toezichthouders er gelukkig veel strakker in.’Betrouwbare informatie Toch zi
ook in die situatie afhankelijk van de kwaliteit van de informatie die hen wordt aangereikt. Daarover heeft Van der Vossen ech
klagen. ‘Er is zo langzamerhand een heel palet aan verschillende instrumenten ontstaan waar je gebruik van kunt maakt. De re
informatie vanuit de organisatie, de rapportages van het Centraal Fonds, contacten met de medewerkers en de stakeholders, de
internet. En soms is een externe audit op een specifiek onderwerp op zijn plaats. Bijvoorbeeld als iets niet goed loopt, of bij een
den van fraude. Verder denk ik dat het goed zou zijn als de commissarissen als toehoorder bij een bestuursvergadering kunnen
zitten. Zodat ik kan zien, horen en voelen wat er allemaal aan de bestuurstafel ter sprake komt en hoe de besluitvorming verloo
de relatie met de politiek is voor hem geen issue. ‘Eerlijk gezegd is het praktijk aan het worden dat wat er uit Den Haag komt e
gewogen. Als er een wet wordt aangekondigd die nog door het parlement moet worden geloodst besteden we er pas aandacht aa echt actueel is. Dat is anders dan vijf jaar geleden. Als de politiek toen een keer zuchtte sprong iedereen meteen op. Dat is niet
realiteit. Ik denk ook dat het heel gezond is dat de antenne weliswaar op Den Haag is gericht zodat signalen over nieuwe ontw
kunnen worden opgepikt, maar dat we er niet meer zo overspannen op reageren. In dat verband vervullen de brancheorganisati
goede, kanaliserende rol’ Dat laat onverlet dat diezelfde politiek sinds een aantal jaren wel voortdurend de verdiencapaciteit va woningcorporaties aan het inperken is. Van der Vossen: ‘Dat vind ik misschien wel het grootste risico van dit moment. Als ik d
van nu vergelijk met vijf jaar geleden dan is de wereld ingrijpend veranderd. Het is gevaarlijk dat de politiek het aandurft om d
menten onder de corporatie als revolving fund weg te slaan, zonder daar eerst een brede maatschappelijke discussie over te voe kan allemaal best anders, hoewel ik denk dat we op dit moment een zeer fijnzinnig stelsel hebben, maar ga dan eerst met elkaa discussie aan over de effecten en de wenselijkheid ervan.’
lgens 16 - 17
het nog niet
ppelijke gelukkig
hthouders
aar geleden
sschien is
woordelijk
niets een aan
diger op is
ven een leuk
et. Er komt
or ik een
o’s met zich
e eigenaar
e directe bij uitstek zijn, hoe de
. Je opereert
nvoldoende e toevoe-
. ‘Want wie
ken, niet in
chter een
t verkoop-
er is dan die
s aangewe-
de hele RvT.
van een wat
dat het wat
r die gaan
e commis-
ms zou je net zoals er
de RvT.’
ar omdat je
n alle
Je moet die
heid. Als je
trot uit. Het
Maar de
vesteren. .
ijn ook zij
hter geen
eguliere
e media,
n vermoe-
n gaan
opt.’ Ook
eerst wordt
an als het meer de
wikkelingen
ies een
an de e situatie
de funda-
eren. Het r de
Gert-Jan van der Vossen
De kwaliteit van het toezicht in de corporatiesector is volgens Gert-Jan van der Vossen, vennoot van de Holland Consulting Group, de laatste jaren met sprongen vooruitgegaan. ‘Goed gaat het nog niet overal, maar het gaat wel steeds beter. Vergeet niet: de meeste misstanden stammen uit de periode 2005-2008, toen er maatschappelijke druk op corporaties ontstond om veel meer te investeren. Toen zijn er gekke dingen gebeurd. Nu zitten de toezichthouders er gelukkig veel strakker in.’
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Nee, Gert-Jan van der Vossen - zelf commissaris bij diverse corporaties - is er niet van geschrokken dat toezichthouders persoonlijk aansprakelijk zijn gesteld voor de financiële schade door fraude bij een woningcorporatie. Integendeel. ‘Twintig jaar geleden was ik betrokken bij onderzoek naar faillissementen en toen werden commissarissen ook al keihard aansprakelijk gesteld. Misschien is het voor de corporatiesector een nieuw
corporaties. Tegelijkertijd waait er echter een politieke wind door de gemeenten. In vier jaar tijd kunnen de voorkeuren zomaar veranderen, bijvoorbeeld ten aanzien van het verkoopprogramma, de plannen en de stedelijke vernieuwing. Dat is vervelend, omdat de plannings horizon van de corporatie veel langer is dan die vier jaar.’ > Spiegel voorhouden
fenomeen, maar het is naïef te denken dat, als er
fouten worden gemaakt, je als verantwoordelijk commissaris niet aansprakelijk zou kunnen worden gesteld. Voor een commissaris die te goeder trouw handelt is er niet voor niets een aansprakelijkheidsverzekering.’
Toch erkent ook hij dat het leven van een toezichthouder bij een woningcorporatie er niet eenvoudiger op is geworden. ‘Het is interessant en boeiend werk. Maar sinds een jaar of vijf is wel voor iedereen duidelijk dat het niet zomaar even een leuk bijbaantje is, maar echt een parttime hoofdfunctie. Met een avondje vriendelijk met elkaar van gedachten wisselen ben je er niet. Er komt veel meer bij kijken. Ik zie mijn commissariaten in ieder geval als een van de vakmatige activiteiten die ik uitoefen, en waarvoor ik een beloning op maatschappelijk niveau ontvang. Het vraagt veel aandacht en betrokkenheid, en brengt bovendien de nodige risico’s met zich mee.’ > Integrale benadering Die risico’s strekken veel verder dan de aansprakelijkheidstelling. ‘Omdat een corporatie geen echte eigenaar heeft heb je als Raad van Toezicht (RvT) behalve met het bestuur ook met de stakeholders van doen, de belanghebbenden in de directe omgeving van de corporatie. Probleem is dat zij toch steeds vanuit hun eigen belang handelen. Een integrale benadering is dus bij uitstek het domein van de RvT. Het is aan de RvT om te begrijpen hoe de diverse belangen liggen, hoe de onderlinge afhankelijkheden zijn, hoe de processen verlopen en welke risico’s er aan verbonden zijn. Dat vereist diepgaande kennis van de organisatie en zijn omgeving.
Je opereert als collectief en bent dus met elkaar verantwoordelijk. Maar als een van de leden van de RvT zijn taak niet serieus neemt en onvoldoende toezicht houdt op de onderdelen die hem zijn toegewezen zit niet alleen hij met een probleem als het fout gaat, maar ook ik.’ De toevoeging van een derde partij aan het toezichtmodel, bijvoorbeeld in de vorm van aandeelhouders, vindt Van der Vossen een lastige. ‘Want wie maak je dan aandeelhouder? Alle stakeholders streven hun eigen doelstellingen na. Gemeenten hebben wel enig recht van spreken, niet in de laatste omdat veel gemeentelijke woningbedrijven zijn opgegaan in de huidige woning-
Hij ziet daarom meer in een objectieve maatschappelijk toezichthouder, die vanuit de overheid is aangewezen. ‘Een zelfstandig bestuursorgaan, zoals het Centraal Fonds, die jaarlijks een audit doet, en een toezichtgesprek heeft met de hele RvT. Want eerlijk gezegd is het gewoon hartstikke nuttig als iemand van buiten de organisatie een spiegel voorhoudt. In het geval van een wat zwakkere RvT kan hij dan toch een aantal prikkels inbrengen zodat de boel weer in beweging komt.’ Verder denkt Van Vossen dat het wat eenvoudiger moet worden om te wisselen van de samenstelling van de RvT. ‘Daar worden al wel wat pogingen toe gedaan, maar die gaan mij niet ver genoeg. Ga nu eens werkelijk onderzoeken of de competenties die de RvT nodig heeft allemaal aanwezig zijn, of de commissarissen wel voldoende tijd hebben om het toezicht voldoende vorm en inhoud te geven en of zij van het juiste niveau zijn. Soms zou je best wel eens afscheid van iemand willen nemen, maar gebeurt dat niet omdat het niet in de traditie zit. Maar eigenlijk zou je, net zoals er van een bestuurder na een bepaalde fase afscheid kan worden genomen, ook afscheid moeten kunnen nemen van de leden van de RvT.’
Bijvoorbeeld als de integriteit in het geding is. ‘Vooropgesteld: integriteit moet bij iedere organisatie een hoofdrol spelen. Maar omdat je als corporatie met publieke middelen omgaat moet je daar nog zorgvuldiger in zijn. Onbetwist zorgvuldig, zelfs. Het vraagt van alle betrokkenen een bepaald gedrag en een manier van opereren, waarbij iedereen zich realiseert waar de kwetsbaarheden zitten. Je moet die ook regelmatig met elkaar doorspreken: hoe gaan we met bepaalde situaties om? Waar ik wel bang voor ben is voor metaalmoeheid. Als je het voor de achtste maal in drie jaar over de relatie met aannemers hebt, komt dat de mensen op een bepaald moment toch de strot uit. Het is dan ook de taak van de RvT na te gaan hoe levend het thema is. Binnen de organisatie, maar ook binnen de grenzen van de raad.’ Gelukkig gaat het steeds beter, vindt Van der Vossen. ‘Natuurlijk, er komen behoorlijk ernstige misstanden naar buiten. Maar de meeste daarvan stammen uit de periode 2005-2008, toen er maatschappelijke druk op corporaties ontstond om veel meer te investeren. Toen zijn er gekke dingen gebeurd. Nu zitten de toezichthouders er gelukkig veel strakker in.’
18 - 19
> Betrouwbare informatie Toch zijn ook zij ook in die situatie afhankelijk van de kwaliteit van de informatie die hen wordt aangereikt. Daarover heeft Van der Vossen echter geen klagen. ‘Er is zo langzamerhand een heel palet aan verschillende instrumenten ontstaan waar je gebruik van kunt maakt. De reguliere informatie vanuit de organisatie, de rapportages van het Centraal Fonds, contacten met de medewerkers en de stakeholders, de media, internet. En soms is een externe audit op een specifiek onderwerp op zijn plaats. Bijvoorbeeld als iets niet goed loopt, of bij een vermoeden van fraude. Verder denk ik dat het goed zou zijn als de commissarissen als toehoorder bij een bestuursvergadering kunnen gaan zitten. Zodat ik
kan zien, horen en voelen wat er allemaal aan de bestuurstafel ter sprake komt en hoe de besluitvorming verloopt.’
Ook de relatie met de politiek is voor hem geen issue. ‘Eerlijk gezegd is het praktijk aan het worden dat wat er uit Den Haag komt eerst wordt gewogen. Als er een wet wordt aangekondigd die nog door het parlement moet worden geloodst besteden we er pas aandacht aan als het echt actueel is. Dat is anders dan vijf jaar geleden. Als
de politiek toen een keer zuchtte sprong iedereen meteen op. Dat is niet meer de realiteit.
Ik denk ook dat het heel gezond is dat de antenne weliswaar op Den Haag is gericht zodat signalen over nieuwe ontwikkelingen kunnen worden opgepikt, maar dat we er niet meer zo overspannen op reageren. In dat verband vervullen de brancheorganisaties een goede, kanaliserende rol’. Dat laat onverlet dat diezelfde politiek sinds een aantal jaren wel voortdurend de verdiencapaciteit van de woningcorporaties aan het inperken is. Van der Vossen: ‘Dat vind ik misschien wel het grootste risico van dit moment. Als ik de situatie van nu vergelijk met vijf jaar geleden dan is de wereld ingrijpend veranderd.
Het is gevaarlijk dat de politiek het aandurft om de fundamenten onder de corporatie als revolving fund weg te slaan, zonder daar eerst een brede maatschappelijke discussie over te voeren. Het kan allemaal best anders, hoewel ik denk dat we op dit moment een zeer fijnzinnig stelsel hebben, maar ga dan eerst met elkaar de discussie aan over de effecten en de wenselijkheid ervan.’
Gert-Jan van der Vossen
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
20 - 21
Financieel toezicht Het financieel toezicht is één van de wettelijke taken van het Fonds. Dit betekent dat een goede taakuitoefening en waar nodig kwalitatieve verbetering van het financiële toezicht op het door corporaties beheerde maatschappelijk vermogen, de voortdurende aandacht van het Fonds heeft. Kernelementen hierbij zijn onafhankelijk, deskundig, tijdig en mede gegeven de omvang van het Fonds, selectief en slagvaardig. De financiële toezichttaak zoals door het Fonds uitgeoefend, heeft zich in de laatste jaren mede door diverse incidenten in de corporatiesector verder ontwikkeld. Vanaf 1998 beschikt het Fonds over een financiële selectie- en beoordelingsmethodiek die gericht is op het zo snel mogelijk signaleren en beoordelen van financieel zwakke corporaties, om het verstrekken van financiële saneringssteun zoveel mogelijk te voorkomen. Dit toezicht richt zich vooral op de financiële continuïteit. Het integraal financieel toezicht is van meer recente datum en richt zich tevens op het behoud en de doelmatige inzet van het maatschappelijk vermogen bestemd voor de volkshuisvestelijke kerntaken van de corporaties (in de Europese context omschreven als diensten van algemeen economisch belang). De onderdelen van het integrale financiële toezicht zijn: > Toezicht op de kwaliteit van de externe financiële verantwoording door de corporaties; > Toezicht op de kwaliteit van de financiële aansturing en het financiële (risico) beheer binnen de corporaties; > Toezicht op het behoud van het maatschappelijk bestemd vermogen (het ‘weglektoezicht’). Het toezicht op de kwaliteit van de verantwoording van corporaties aan het Fonds en ook richting andere stakeholders is voorwaardelijk voor het uitoefenen van goed (extern) financieel toezicht op de woningcorporaties. Rekening houdend met de kwaliteit van de financiële aansturing, het financieel beheer en het intern toezicht, vormt het Fonds zich jaarlijks een oordeel over de financiële solvabiliteit en financiële continuïteit van de individuele corporaties en van de corporatiesector als geheel. Door het verrichten van aanvullende of themagerichte onderzoeken wil het Fonds het risico op zogenaamde weglek van maatschappelijk bestemd vermogen verkleinen. Waar dit toezicht aanvankelijk alleen via onderzoeken gestalte kreeg, zal dit de komende jaren ook gericht zijn op alle individuele corporaties. 2.1
Kwaliteit en tijdigheid van de Verantwoordingsinformatie > In het kader van zijn toezicht ontvangt het Fonds op basis van het Bbsh jaarlijks de Prospectieve informatie (dPi) alsmede de Verantwoordingsinformatie (dVi). Het Fonds stelt de corporaties via CorpoData in de gelegenheid de dPi en dVi door middel van een geautomatiseerd opvraagprogramma online aan te leveren. CorpoData is een samenwerkingsverband tussen het Fonds, het ministerie van BZK en het WSW. De dPi en dVi vormen de basis voor de beoordeling van de financiële positie van woningcorporaties en voor het geven van een financieel beeld van de sector. Daarnaast worden deze cijfers gebruikt voor diverse andere rapportages en specifiek door het Fonds uit te voeren aanvullend onderzoek. Het Fonds stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de aangeleverde gegevens. Tevens is het van essentieel belang
2
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
dat deze gegevens tijdig worden aangeleverd. In een aantal gevallen is sprake geweest van onvoldoende kwaliteit van de aangeleverde informatie. De corporaties worden via CorpoData gefaciliteerd door een toelichting bij de dPi en dVi, door nieuwsbrieven met aandachtspunten voor het invullen van de dPi en dVi, door een helpdesk die zowel telefonisch als per e-mail beschikbaar is en door schriftelijke bevestiging van de tijdens de controle door CorpoData, in overleg met de corporatie, gemaakte aanpassingen. De dVi-opgaaf van de woningcorporatie gaat vergezeld van een tweetal rapporten van bevindingen zoals opgesteld door de controlerende accountant. Tabel 2.1
Kwaliteit dPi en dVi verslagjaren 2007 t/m 2010
2007 2008 2009 2010 dPi dVi dPi dVi dPi dVi dPi dVi
Aantal corporaties 455 455 430 430 418 418 401 400 Aantal controlevragen
N.B.
N.B. 2.580
Aantal corporaties waarbij vragen zijn gesteld
N.B.
N.B.
405
1.981
2.397
1.992
414
373
379
2.215 2.006 362
379
Gemiddelde N.B. N.B. 6,4 4,8 6,4 5,3 6,1 5,3 Aantal aanpassingen
869
1.093
1.242
923
915
905
993
726
Aantal corporaties met aanpassingen*
302
378
379
365
323
340
338
315
Gemiddelde 2,9 2,9 3,3 2,5 2,8 2,7 2,9 2,3 Aantal Helpdeskvragen 867 838 589 672 471 718 556 1.033 * Tijdens de controle dPi 2007 zijn 322 van de
Uit voorgaande tabel blijkt dat de kwaliteit van de oorspronkelijke indiening of opgaaf door de woningcorporaties van de dPi- en dVi-informatie gedurende de jaren volledig gecontroleerd. stukje bij beetje verbetert. Desondanks is de vraag naar een noodzakelijke verbete Voor de overige jaren ring in de opgaaf van de Verantwoordingsinformatie nog steeds gerechtvaardigd. zijn alle corporatiedossiers gecontroleerd. Mede daarom is er voor gekozen om met ingang van het verslagjaar 2011 de dPi grondig te wijzigen. Waar in voorgaande jaren de productie op jaarlaagniveau werd opgevraagd, is met ingang van het verslagjaar 2011 de dPi ingestoken op projectniveau. Dit sluit qua verslaglegging meer aan op de meerjarenbegrotingen van de woningcorporaties. De dVi voor het verslagjaar 2011 zal minder ingrijpend wijzigen. De rapporten van bevindingen zijn komen te vervallen en zijn vervangen door een assurance rapport van de controlerende accountant waarbij het controleprotocol uitvoerig van aard is. 455 corporatiedossiers
Naast de kwaliteit van de gegevens is ook de tijdigheid van indiening van de gegevens van essentieel belang voor de beoordeling van de financiële positie van woningcorporaties en voor het geven van een financieel beeld van de sector. Ten opzichte van het verslagjaar 2007 is qua tijdigheid van de dPi en dVi een significante verbetering waarneembaar. Deze verbetering is enerzijds veroorzaakt door de gewenning van het proces rondom de gegevensopvraging en anderzijds doordat de woningcorporatie jaarlijks in de individuele oordeelsbrief van de minister wordt aangesproken of de dPi en/of dVi al dan niet tijdig zijn ingediend.
22 - 23
2.2
Continuïteitsoordeel > Het continuïteitsoordeel, dat in de eerste helft van 2011 is opgesteld, biedt inzicht in hoeverre de voorgenomen activiteiten (nieuwbouw, aankoop, verkoop, woningverbetering) voor de komende vijf prognosejaren (2011-2015) in verhouding staan tot de financiële mogelijkheden van de corporatie. Uitgangspunt voor de vermogensbepaling en vertrekpunt bij het continuïteitsoordeel 2011 is de door de corporaties verstrekte balans per 31 december 2009 en de waardering van het vastgoed op basis van de door de corporatie opgegeven bedrijfswaarde ultimo 20091 en waardering van de leningenportefeuille op basis van de rentabiliteitswaarde. Aan de hand van de door de corporaties verstrekte gegevens over de gerealiseerde investeringen en desinvesteringen in 2010 en het in de jaren 2011-2015 voorgenomen activiteitenprogramma nieuwbouw sociale huur- en koopwoningen en maatschappelijk vastgoed, verbetering woongelegenheden, aankoop woningen, verkoop bestaande en nieuwbouw koopwoningen en sloop bestaand bezit, berekent het Fonds het zogenaamde volkshuisvestelijk vermogen van de corporatie voor eind 2013 en 2015. Daarnaast bepaalt het Fonds - op basis van het voorgenomen activiteitenprogramma in combinatie met het presteren van de corporatie in de achterliggende periode en de bij het CPB ingewonnen informatie over onder andere de ontwikkeling van macro-economische variabelen en marktindicatoren - per corporatie - een zogenaamd risicobedrag dat tezamen met de verschuldigde vennootschapsbelasting (Vpbbeklemming) dient als minimale ondergrens voor het benodigde volkshuisvestelijke vermogen. Het risicobedrag is daarbij opgebouwd uit drie componenten: de markt-, macro-economische en operationele risico’s bij uitvoering van het strategisch beleid van de corporatie. Indien het volkshuisvestelijke vermogen ultimo 2013 en 2015 boven het risicobedrag inclusief Vpb-beklemming ligt, lijkt de financiële continuïteit van een corporatie niet in het geding. Bij de oordeelsvorming hanteert het Fonds de volgende categorie-indeling: > A1: het volkshuisvestelijk vermogen ligt gedurende de gehele prognoseperiode (2010-2015) boven het risicobedrag plus Vpb-beklemming. Dit betekent dat vermogenspositie passend is bij de voorgenomen activiteiten van de corporatie en dat de financiële continuïteit van de corporatie niet in het geding lijkt. > A2: het volkshuisvestelijk vermogen ligt gedurende de eerste drie prognosejaren boven het risicobedrag inclusief Vpb-beklemming. In de laatste twee prognosejaren kan de uitvoering van de voorgenomen activiteiten de financiële positie in gevaar brengen. Indien de marktomstandigheden daartoe aanleiding geven, zijn de activiteiten voor de corporatie evenwel nog stuurbaar (zonder grote financiële gevolgen). > B1: het volkshuisvestelijke vermogen is eind jaar 2013 lager dan het benodigde risicobedrag plus Vpb-beklemming. Daarna wordt weer een evenwicht gevonden tussen de voorgenomen activiteiten en de vermogenspositie van de corporatie. > B2: het volkshuisvestelijk vermogen is lager dan het risicobedrag zowel in jaar 2013 als 2015 waarbij de voorgenomen activiteiten de financiële continuïteit van de corporatie op korte termijn in gevaar brengen. Daarnaast kan het Fonds ook komen tot een zogenaamde oordeelsonthouding indien de kwaliteit van de aangeleverde gegevens en Verantwoordingsinformatie ernstig tekort schiet of zeer onvolledig is. Een laatste categorie betreft de zogenaamde saneringscorporaties. Dit zijn corporaties die een steunaanvraag bij het Fonds hebben ingediend danwel inmiddels een saneringsbijdrage hebben ontvangen. Het onderzoek naar de financiële continuïteit bij individuele corporaties geschiedt op basis van de methodiek financiële beoordeling2. Alle corporaties die op basis van de modeluitkomst zijn geselecteerd als A2- of B-corporatie, worden onderworpen aan
Financieel toezicht
1 De bedrijfswaarde is de contante waarde van de aan de afzonderlijke complexen van de corporaties toe te rekenen geschatte toekomstige kasstromen (aan huuropbrengsten en onderhoudsen beheeruitgaven).
2 Zie Beleidsregels 2011, Centraal Fonds.
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
een nader financieel onderzoek. De uitkomsten van dit onderzoek, waarbij aanvullende informatie wordt opgevraagd, kunnen na de analyse aanleiding geven om de eerste modeluitkomsten te herzien. Alle corporaties die na een aanvullend onderzoek het oordeel A2, B1, of B2 behouden, worden voorafgaand aan het publiceren van het oordeel in de gelegenheid gesteld te reageren op dit oordeel. Dit vormt in het kader van hoor–wederhoor onderdeel van transparant toezicht. Tabel 2.2
Resultaten continuïteitsoordeel
Omschrijving
Classificatie 2011 Aantal
Aantal
corporaties woongelegenheden
2010
Volkshuisvestelijk
Categorie-
vermogen
indeling aantal
ultimo 2015
corporaties*
in %
in %
x € 1 miljoen
in %
2.212.117
92
33.794
94
324
5
115.062
5
1.103
3
9
0
6.413
0
65
0
2
369
93
21
2
De voorgenomen activiteiten passen bij de vermogenspositie (categorie A1) De voorgenomen activiteiten brengen de continuïteit op middellange termijn in gevaar (categorie A2) De voorgenomen activiteiten brengen de financiële positie in het derde jaar in gevaar, terwijl in de laatste jaren weer balans wordt gevonden (categorie B1) De voorgenomen activiteiten brengen de continuïteit op korte termijn in gevaar (categorie B2)
6 2
70.394 3
969 3
2
De voorgenomen activiteiten leiden tot een onvoldoende inzet van het beschikbare vermogen (categorie C) Totaal
-
-
-
-
-
398 100 2.403.986 100
-
35.931 100
* Gecorrigeerd voor aantal corporaties (20) dat door fusie is opgegaan in andere corporaties, waarbij de categorie-indeling van de fusiedrager is gevolgd.
In 2011 heeft het Fonds 398 continuïteitsoordelen uitgebracht, daarvan zijn 390 een zogenaamd A1- of A2-oordeel. Voor deze corporaties geldt dat er sprake is van een passend voorgenomen activiteitenpatroon in de periode 2010-2015 aan nieuwbouw, aankoop, verkoop, woningverbetering en sloop. Daarnaast neemt het aantal corporaties met onvoldoende vermogen toe naar acht corporaties in 2011. Het Fonds verwacht dat deze acht corporaties in staat zullen zijn de vermogenspositie op een aanvaardbaar niveau te brengen zonder dat een beroep behoeft te worden gedaan op financiële ondersteuning vanuit het Fonds. Corporaties met een B1-oordeel
1
61
Woningstichting Dinxperlo Woningstichting Dinxperlo heeft in 2011 een B1-oordeel ontvangen nadat vorig jaar nog een B2-oordeel was afgegeven. De eerder genomen herstelmaatregelen naar aanleiding van dit B2-oordeel, in het bijzonder kostenreducerende maatregelen en realisatie van verkoopopbrengsten van huurwoningen laten al een positief effect op de vermogenspositie zien, maar het verschil tussen het vermogen enerzijds en
398
24 - 25
het risico plus Vpb-beklemming anderzijds is nog te klein. Op basis van de voortgangsrapportage over het eerste halfjaar van 2011 heeft het Fonds geconcludeerd dat één van de herstelmaatregelen, het verkoopbeleid, haar vruchten afwerpt. Het Fonds handhaaft de afspraken met Dinxperlo zowel voor het continuïteitsoordeel als voor de verantwoording volgend jaar om de voortgang van het bereiken van het vermogensherstel en tevens de begrote activiteiten, in relatie tot de afbouw van de projectportefeuille te monitoren. 2
Wherestad Purmerend Wherestad heeft een B1-oordeel ontvangen nadat zij vorig jaar nog een B2-corporatie was. Het Fonds heeft geconstateerd dat Wherestad vaart maakt met de uitwerking van diverse herstelmaatregelen. Het effect van deze maatregelen, waaronder de complexgewijze verkopen aan het Wif, de verkoop van bestaand bezit aan particulieren, het harmonisatiebeleid en de omzetting van een hoogrentende lening, komt in 2011 tot uitdrukking. Bij deze constatering plaatst het Fonds de kanttekening dat Wherestad in de dPi 2011-2015 weinig tot geen activiteiten in de sfeer van productie nieuwbouw huur en koop na 2011 en 2012 prognosticeert. Ook de sloop van woongelegenheden en woningverbetering is in de dPi gereduceerd tot nihil. Daarbij geeft Wherestad in haar strategische visie aan dat zij wel degelijk de noodzaak ziet om een aanzienlijk deel van het eenzijdige bezit in de gemeente Purmerend ingrijpend te herstructureren. Er is een intentieverklaring tot fusie getekend. Corporaties met een B2 oordeel
3
WSG (Geertruidenberg) WSG heeft in 2011 een B2-oordeel ontvangen, wat betekent dat de voorgenomen activiteiten de financiële positie van de corporatie op korte termijn in gevaar brengen. Begin 2011 bleek dat WSG beschikte over een aanzienlijk grotere projectenportefeuille en ook aanzienlijk meer grondposities dan eerder in de Verantwoordings- en Prospectieve informatie was opgegeven. Door het Fonds is de term 'misleiding' gebruikt. Het continuïteitsoordeel 2011 is daarop verlaat omdat het Fonds eerst over een nieuwe toereikende verantwoording op basis van de jaarrekening 2010 moest beschikken, waarbij ook de financiële effecten van de geplande dispositie (verkoop van grondposities en van projecten) zijn doorgerekend. De combinatie van overfinanciering en afwaardering van de grondposities en projecten trekt een zware wissel op de zeer beperkte financiële spankracht en liquiditeitspositie van WSG. Uit de continuïteitsbeoordeling bleek dat het volkshuisvestelijk vermogen gedurende de gehele prognoseperiode significant lager uitvalt dan het risicobedrag. Op verzoek van het Fonds werkt WSG vanaf medio 2011 aan een herstelplan, waarbij vier oplossingsrichtingen werden onderzocht: > WSG gaat zelfstandig door in afgeslankte vorm; > Regionale samenwerking/fusie met kleinere corporaties; > Zelfstandige eenheid bij een landelijk opererende corporatie; > Zelfstandig functioneren in een regionaal samenwerkingsverband. In overleg met BZK, WSW en WSG is ingestemd met deze oplossingsrichtingen en is WSG gevraagd om één van de oplossingsrichtingen voor december 2011 tot besluitvorming te brengen. De voortgang van het herstelplan wordt bewaakt door een projectgroep bestaande uit WSG, BZK, WSW en het Centraal Fonds. Eind november 2011 was duidelijk dat alleen de eerste richting overbleef. De minister van BZK heeft een aanwijzing gegeven tot het indienen van een saneringsaanvraag en -plan. Daartoe is mede een extern toezichthouder benoemd. Het Fonds heeft een anticipatiebesluit genomen.
Financieel toezicht
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
4
Algemene Woningbouwvereniging Monnickendam (AWM) AWM heeft een B2-oordeel ontvangen omdat vooralsnog onvoldoende zekerheid bestaat of AWM beschikt over voldoende financiële mogelijkheden en bestuurskracht om inhoud te geven aan de forse volkshuisvestelijke ambities van de vereniging. Aan het bestuur is gevraagd om de herstelmaatregelen nader te onderbouwen in een door de raad van toezicht goedgekeurd herstelplan. In het herstelplan staat een aantal maatregelen beschreven, zoals verkopen van bestaand bezit, disposities, huurharmonisatie, terugdringen van onderhoudskosten en verlengen van de levensduur van het restant bezit. De maatregelen zijn echter op onderdelen nog niet voldoende onderbouwd of uitgewerkt. Het Fonds heeft verzocht om een uitwerking van voornemens in een ook door de raad van toezicht goedgekeurd strategisch voorraadbeleid en onderhoudsplannen per complex, verkoopbeleid en versterking van de financiële aansturing op onderdelen.
5
Woningstichting Maasvallei (Maastricht) Woningstichting Maasvallei heeft een B2-oordeel ontvangen vanwege omvangrijke nieuwbouwactiviteiten waardoor het volkshuisvestelijk vermogen ultimo de prognoseperiode daalt tot onder het risicobedrag. Maasvallei heeft een door de raad van toezicht goedgekeurd herstelplan aangeleverd. In dat herstelplan zijn maatregelen opgenomen zoals verkopen van bestaand bezit, verhogen van huurprijzen, bezuinigen op de onderhoudskosten en beheerkosten. De maatregelen worden gefundeerd door bijgesteld beleid en ook zijn de maatregelen doorgerekend op hun effecten. Realisatie van de maatregelen zal naar verwachting leiden tot voldoende vermogensherstel.
6
Woningstichting Urmond (Stein) Woningstichting Urmond heeft een B2-oordeel ontvangen als gevolg van de relatief omvangrijke nieuwbouwactiviteiten en de navenant hoge onrendabele investeringen waardoor het volkshuisvestelijk vermogen ultimo de prognoseperiode daalt tot onder het risicobedrag. Urmond heeft na overleg met het Fonds eind 2010 beleidswijzigingen doorgevoerd die zijn vertaald naar het (met de raad van toezicht afgestemde) jaarplan 2011. Urmond rapporteert periodiek over de voortgang en de effecten van in gang gezette herstelmaatregelen als verkoop van bestaand bezit, het realiseren van hogere huurprijzen bij op te leveren nieuwbouw en het temporiseren van nieuwbouwactiviteiten. Het Fonds volgt de voortgang en verwacht dat de genoemde maatregelen voldoende zijn om de vermogenspositie van Urmond te herstellen.
7
Stichting SLS Wonen (Leiden) Stichting SLS Wonen heeft een B2-oordeel ontvangen als gevolg van relatief omvangrijke productievoornemens in een drietal nieuwbouwprojecten waarvan een aanzienlijk deel onrendabele investeringen. SLS heeft na ontvangst van het oordeel besloten de ontwikkelingen van twee projecten stil te leggen waarbij verkoop wordt overwogen. SLS acht het evenwel van groot belang een derde project, de ontwikkeling van nieuwbouw in het monumentale stadscentrum van Leiden ten behoeve van studentenhuisvesting, uit te voeren. Het Fonds heeft SLS Wonen gevraagd een, door de raad van toezicht goedgekeurd herstelplan inclusief financiële doorrekening aan te leveren.
8
Stichting Interkerkelijk Bejaardenwerk (SIB) (Veenendaal) De Stichting Interkerkelijk Bejaardenwerk heeft een B2-oordeel ontvangen. De oorzaak ligt vooral in een afgerond nieuwbouwproject en de daarbij opgetreden, niet eerder voorziene onrendabele investeringen. Het Fonds heeft de Stichting Interkerkelijk Bejaardenwerk gevraagd een door de raad van toezicht goedgekeurd herstelplan aan te leveren. Een proeve daarvan dat steunde op complexmatige verkoop is door het wegvallen van een potentiële koper achterhaald.
26 - 27
Corporaties waarvan het afgegeven continuïteitsoordeel nuancering behoeft In het kader van de solvabiliteitsbeoordeling op basis van de jaarstukken 2010 is voor een zevental corporaties geconstateerd dat het geprognosticeerde volkshuisvestelijk vermogen ultimo 2010 op basis van de Prospectieve informatie (dPi 2010) in belangrijke mate afwijkt van het daadwerkelijk gerealiseerde volkshuisvestelijk vermogen 2010 op basis van de Verantwoordingsinformatie (dVi 2010). Voor deze corporaties geldt dat de startpositie volkshuisvestelijk vermogen bij aanvang van de prognoseperiode zodanig is verslechterd dat het Fonds nuanceringen heeft bij het eerder afgegeven continuïteitsoordeel. Het betreft de volgende corporaties: > Woningbouwvereniging Amerongen; > Nijestee (Groningen); > WoCom (Someren); > Woonburg (Middelburg); > Volksbelang (Wijk bij Duurstede); > Woon Compas (Rotterdam); > Oosterpoort Wooncombinatie (Groesbeek). In een brief volgend op het solvabiliteitsoordeel 2011 heeft het Fonds aangegeven dat het eerder afgegeven continuïteitsoordeel 2011 bij het ongewijzigd of onverkort uitvoeren van de voorgestane activiteiten 2011-2015 onder druk staat. De zeven corporaties is verzocht kritisch te kijken naar de komende meerjarenbegroting 2012 en het activiteitenprogramma in de komende opgaaf Prospectieve informatie af te stemmen op de nieuwe financiële realiteit. In het kader van het continuïteitsoordeel 2012 zal het Fonds bezien of de voorgenomen activiteiten zich verhouden tot de vermogenspositie van de corporatie. 2.3
Solvabiliteitsoordeel > Het solvabiliteitsoordeel betreft het oordeel over de vermogenspositie van de corporatie waarbij wordt uitgegaan van de assumptie van voortgezette exploitatie van de woongelegenheden. In het solvabiliteitsoordeel wordt - en dit in tegenstelling tot het continuïteitsoordeel - geen rekening gehouden met de financiële effecten van de voorgenomen activiteiten die leiden tot nieuwe investeringen en desinvesteringen, tenzij voor die activiteiten op het moment van balansdatum juridische verplichtingen zijn aangegaan. Het solvabiliteitsoordeel geeft daarmee inzicht in de mogelijkheden van de corporatie om per balansdatum aan haar harde financiële verplichtingen te voldoen bij voortgezette exploitatie van het bezit. Het solvabiliteitsoordeel (najaar 2011) is gebaseerd op de Verantwoordingsinformatie en jaarstukken 2010 die de corporaties uiterlijk voor 1 juli aan het Fonds moeten verstrekken. Het oordeel kent drie bouwstenen: het volkshuisvestelijk vermogen op balansdatum, het benodigde risicovermogen en het voor vennootschapsbelasting (Vpb) beklemde vermogen. Op basis van de door de accountant gecontroleerde jaarrekening wordt het saldo van de waarde van bezittingen (activa) en schulden (passiva) bepaald. Om daarbij te komen tot eenheid in de waardering van vastgoed over de corporaties heen, gaat het Fonds uit van het zogenaamde bedrijfswaardebegrip dat in een aantal slagen wordt geüniformeerd. De leningenportefeuille wordt daarbij gewaardeerd op basis van de rentabiliteitswaarde. Aan dit saldo worden de nog niet juridisch verplichte voorzieningen toegevoegd. Het totaal leidt - grofweg tot het volkshuisvestelijk vermogen. Door middel van de risicobeoordeling (value at risk) wordt het vermogen bepaald waarover de corporatie ten minste moet beschikken om met 95% zekerheid te kunnen stellen dat de corporatie in staat geacht moet worden om de (markt-, macroeconomische en operationele) risico’s die samenhangen met doorexploitatie van het bezit, op te vangen.
Financieel toezicht
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
De Vpb-beklemming heeft betrekking op de contante waarde van het bedrag dat de corporatie verschuldigd is aan vennootschapsbelasting. Indien het verschil tussen het volkshuisvestelijk vermogen en het risicovermogen plus Vpb- of vermogensbeklemming groter is dan nul, leidt dit -veelal- tot het oordeel voldoende solvabiliteit. Dit wil zeggen dat het Fonds het waarschijnlijk acht dat de corporatie bij voortgezette verhuurexploitatie van de woningen aan haar financiële verplichtingen kan voldoen. Bij onvoldoende solvabiliteit is er een gerede kans dat de corporatie het huidige beheer van het woningbezit niet in deze vorm en omvang kan voortzetten. Alle corporaties die op basis van de methodiek financiële beoordeling als onvoldoende zijn geselecteerd, worden onderworpen aan een nader financieel onderzoek. De uitkomsten van dit nader onderzoek worden met de corporaties gedeeld in het kader van hoor en wederhoor. In het najaar van 2011 heeft het Fonds 398 solvabiliteitsoordelen uitgebracht. Tabel 2.3
Resultaten solvabiliteitsoordeel
Omschrijving
Categorie-indeling 2011 2010
Aantal
corporaties
Aantal
Volkshuis-
Categorie
woongelegenheden
vestelijk
indeling
vermogen
aantal
ultimo 2010 corporaties *
in %
Voldoende solvabiliteit
389
Totaal
398
x€ miljoen
2.357.367
98
31.968
391
43.003
2
217
4
98 2
9 ***
Onvoldoende solvabiliteit
in %
100
2.400.370
100
32.185
395 **
* Gecorrigeerd voor
Uit door het Fonds verrichte financiële beoordelingen is gebleken dat 389 corporaties ultimo 2010 beschikken over een voldoende solvabiliteit. Bij negen corporaties met in totaal circa 43.000 woongelegenheden is sprake van onvoldoende solvabiliteit. Dit is een verdubbeling ten opzichte van vorig jaar. Het Fonds verwacht dat deze corporaties zonder financiële steun van het Fonds in staat zijn de vermogenspositie op een aanvaardbaar niveau te krijgen. Twee van de negen corporaties hebben ook vorig jaar een onvoldoende solvabiliteitsoordeel ontvangen.
aantal corporaties (20) dat door fusie is opgegaan in andere corporaties, waarbij de categorieindeling van de fusiedrager is gevolgd. ** 3 corporaties hebben in 2010 geen solvabiliteitsoordeel
Corporaties met oordeel onvoldoende solvabel 1
Stichting Zaandams Volkshuisvesting (ZVH) (Zaandam) ZVH is een corporatie met ongeveer 5.900 woongelegenheden. De corporatie werkt vanaf begin 2010 voortvarend aan de uitvoering van de diverse maatregelen uit het herstelplan waaronder verkoop bestaand bezit en complexgewijze verkoop, verkoop onverkochte koop, een strak huurharmonisatiebeleid en efficiencyverbetering om de onderhouds- en bedrijfslasten naar beneden bij te kunnen stellen, alsmede het verkleinen van de projectenportefeuille. Het vermogensherstel komt naar verwachting in 2011 verder tot uitdrukking, gegeven de opbrengsten uit de verkoop van een complex en verkoop bestaand bezit en het voortgezette huurharmonisatiebeleid. Het niveau
ontvangen. *** 1 corporatie tevens saneringscorporatie
28 - 29
van de onderhoudslasten en de beheerlasten is gemiddeld. Op basis van de situatie op balansdatum 2010 is de corporatie onsolvabel. In de solvabiliteitsbrief spreekt het Fonds zijn vertrouwen uit in het herstel. 2
Algemene Woningbouwvereniging Monnickendam (AWM) AWM is een corporatie met ongeveer 1.000 woongelegenheden. Met het solvabiliteitsoordeel wordt tot uitdrukking gebracht dat het Fonds de voortgang van de uitvoering van het herstelplan wil monitoren. Onderdeel van het herstelplan is het formuleren van een strategisch voorraadbeleid inclusief beheerplannen per complex. Die plannen bieden de basis voor een juiste inschatting van de kosten van onderhoud en woningverbetering en daarmee ook voor het onderbouwen van de (verlengde) levensduur. Middels verkoopbevorderende maatregelen en een strak huurharmonisatiebeleid moet de liquiditeitspositie en verdiencapaciteit van AWM worden versterkt. Tot slot zal in de herstelplanperiode de zorg van het Fonds over de kwaliteit van de financiële sturing en het financieel beheer moeten worden weggenomen.
3
Haag Wonen (Den Haag) Haag Wonen is een corporatie met ongeveer 23.000 woongelegenheden. De fors negatieve resultaten over 2010 en eerder 2009 zijn voornamelijk het gevolg van (gewenste) ingrepen in de projectenportefeuille. Het opeenvolgende negatieve jaarresultaat heeft het vermogen van Haag Wonen zodanig doen slinken, dat het volkshuisvestelijk vermogen ultimo 2010 onder het voor Haag Wonen vastgestelde risicobedrag plus vermogensbeklemming is komen te liggen. Het Fonds heeft geconstateerd dat Haag Wonen maatregelen heeft getroffen waaronder de verkoop van de Erasmustoren, het afzien van de ontwikkeling van de DuWo-toren, het uitvoeren van een beleid gericht op beheersing van de bedrijfslasten en het beperken van nieuwe investeringen, die moeten bijdragen aan het gewenste vermogensherstel. Deze maatregelen werken feitelijk als een herstelplan. Het effect van deze maatregelen zal blijken bij het continuïteitsoordeel 2012.
4
Woningstichting Volksbelang (Wijk bij Duurstede) Volksbelang is een corporatie met ongeveer 2.000 woongelegenheden. Vorig jaar kende de corporatie nog een redelijke marge tussen het volkshuisvestelijke vermogen en het risicobedrag. Volksbelang heeft echter vrij forse nieuwbouwplannen, waarbij voor een deel van de projecten reeds verplichtingen zijn aangegaan. Voor deze projecten heeft Volksbelang eind 2010 een voorziening getroffen voor het onrendabele deel. Daarnaast heeft het hoge lastenniveau een drukkend effect op de bedrijfswaarde. De corporatie werkt aan bezuinigingsmaatregelen, die zullen worden opgenomen in een herstelplan. In de voorliggende periode zal worden bezien of de herstelmaatregelen toereikend zijn.
5
Wooncorporatie Kennemerhave (Velsen) Kennemerhave is een corporatie met ongeveer 2.100 woongelegenheden. De corporatie behaalde in 2010 een negatief resultaat van ruim € 11 miljoen met name als gevolg van afwaardering van grondposities en desinvesteringen in de planontwikkeling. Daarnaast heeft de corporatie een fors lagere bedrijfswaarde opgegeven ten opzicht van 2009 en heeft zij in 2010 problemen in de aansturing gekend. In het eigen jaarverslag onderkent de corporatie haar zwakke solvabiliteitspositie ten volle en geeft zij aan dat zij door gematigd onderhoud, het vergroten van de huuropbrengsten en actieve verkoop van bestaand bezit, streeft naar vermogensherstel. Het Fonds zal de voortgang van deze maatregelen en het in 2011-2012 te formuleren strategische beleidskader waarin deze maatregelen zijn vervat, monitoren.
Financieel toezicht
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
6
Woonstichting De Kleine Meierij (Den Bosch) De Kleine Meierij heeft ongeveer 3.700 woongelegenheden. Na het B1-oordeel in 2009 heeft De Kleine Meierij een beleid in gang gezet waaronder het doorvoeren van een reorganisatie, de afbouw van de projectenportefeuille en verkoop van woningen, dat aanvankelijk leidde tot vermogensherstel. In 2010 is echter stagnatie opgetreden in het afstoten van projecten en van grondposities. Ook viel de verkoop van woningen tegen waarmee de vermogenspositie opnieuw onder druk is komen te staan. De Kleine Meierij is gevraagd een aangepast herstelplan op te leveren met daarin aanvullende maatregelen die moeten leiden tot een structurele verbetering van de vermogenspositie.
7
Stichting Interkerkelijk Bejaardenwerk (SIB) (Veenendaal) De SIB is een corporatie met ongeveer 1.200 woongelegenheden. Tijdens het solvabiliteitsonderzoek bleken onjuistheden in de door de corporatie opgegeven bedrijfswaarde voor de norm voor beheerlasten. Daarnaast heeft het Fonds vraagtekens bij de kwaliteit en robuustheid van het eerder - naar aanleiding van het continuïteitsoordeel - door de corporatie aangeleverde herstelplan, nu blijkt dat de herstelmaatregel van complexmatige verkoop niet doorgaat.
8
Stichting Ouderenhuisvesting Ruijschenbergh (Gemert) Ruijschenbergh is een corporatie met ongeveer 200 woongelegenheden. De corporatie werkt nauw samen, via een personele unie, met de zorgorganisatie Stichting De Zorgboog. De Stichting Ouderenhuisvesting Ruijschenberg is zich bewust van de vermogensproblematiek en heeft aangeven maatregelen te zullen nemen in de vorm van de verkoop van woningen aan de gelieerde zorginstelling De Zorgboog. Voorts vinden gesprekken plaats over een herziening van een tweetal leningcontracten. Het Fonds verwacht dat deze maatregelen leiden tot voldoende vermogensherstel.
9
WSG (Geertruidenberg) WSG is een corporatie met ongeveer 4.000 woongelegenheden. Aangezien WSG tot 1 december de tijd had om op basis van een herstelplan vier oplossingsrichtingen te verkennen, heeft het Fonds zijn solvabiliteitsoordeel na 1 december afgegeven. Vanaf begin december loopt er een saneringstraject bij WSG. Verscherpt toezicht Het Fonds heeft de mogelijkheid om corporaties onder een verscherpt toezicht te plaatsen. Een aantal corporaties dat een oordeel van voldoende solvabiliteit heeft ontvangen, is geconfronteerd met dit verscherpt toezicht vanuit het Fonds. Dit kan te maken hebben met een oordeel van nipte solvabiliteit maar ook met risico’s voortvloeiend uit diverse activiteiten van de corporaties. Dit betekent dat een corporatie vaker informatie moet aanleveren, dat bepaalde besluiten niet genomen kunnen worden dan na afstemming met of goedkeuring van het Fonds, dat een herstelplan moet worden opgesteld en dat allerlei extra informatie boven de reguliere informatieverschaffing via de verantwoordings- en prospectieve informatie moet worden aangeleverd. Dit verscherpt toezicht is in 2011 uitgeoefend bij de twee corporaties met een B1-oordeel, de zes corporaties met een B2-oordeel, de negen corporaties die een oordeel onsolvabel hebben gekregen en bij een drietal grote corporaties. In totaal gaat het om 17 corporaties die op basis van de jaarstukken 2010 met een intensiever toezicht te maken kregen.
30 - 31
Een ander nieuw onderdeel van het toezichtbeleid dat in 2011 is uitgeoefend, betreft de aanpak van corporaties waarvan het afgegeven continuïteitsoordeel nuancering behoeft. Bij een zevental corporaties week het geprognosticeerde volkshuisvestelijk vermogen 2010 zoals het Fonds dat heeft bepaald op basis van de Prospectieve informatie (dPi 2010), in belangrijke mate af van het werkelijk gerealiseerde volkshuisvestelijk vermogen 2010 op basis van de Verantwoordingsinformatie (verslagjaar 2010). Aanvullende onderzoeken
Onderzoek Integriteit Het Fonds heeft in 2010 en 2011 op verzoek van de minister een vervolgonderzoek naar integriteit uitgevoerd. In het vervolgonderzoek integriteitsbeleid en -verantwoording is onderzoek gedaan naar de verbetering van het integriteitbeleid ten opzichte van de nulmeting bij 130 corporaties en is een onderzoek gedaan naar de verantwoording in het jaarverslag over integriteit bij alle corporaties. De belangrijkste conclusie is dat binnen woningcorporaties zaken rond integriteit actief worden opgepakt. Er wordt vooruitgang geboekt in zowel het beleid als het instrumentarium om integer handelen te bevorderen. Het interne toezicht is verbeterd en woningcorporaties nemen zich voor verdere verbeteringen door te voeren. Er zijn echter ook omissies te constateren. Enkele basale aspecten van het integriteitsbeleid waar een positieve score van 100% verwacht zou mogen worden, zijn niet aangetroffen. Dit betreft onder meer het niet hebben van een integriteitcode (16%), het ontbreken van een risico-inventarisatie (54%), het niet hebben van transactielimieten (16%), geen risico-inventarisatie ten aanzien van belangrijke zakenpartners (55%) en het niet doen van checks bij het Kadaster op het waardeverloop bij vastgoedtransacties (39%). Ook viel op dat ondanks herhaalde verzoeken in 2010, enkele bestuurders en/of interne toezichthouders niet wilden meewerken aan het vervolgonderzoek. Het onderzoek naar de kwaliteit van de verantwoording geeft nog een divers beeld. De positieve ontwikkeling die in eerdere jaarverslagonderzoeken over de verantwoording door de raden van toezicht te zien was, wordt voortgezet maar het proces gaat langzaam. Het gaat erom dat corporaties vanuit hun maatschappelijke taak en de intrinsieke beleving van die taak, transparant zijn over de werking van integer handelen binnen de organisatie.
2.4
Onderzoek grondposities en projectontwikkeling > Het Fonds heeft in 2010 onderzoek gedaan naar de omvang en het risicobeheer bij grondverwerving en (risicovolle) projecten bij corporaties. Dat onderzoek is uitgevoerd in twee fasen. Eerst is een enquête gehouden bij 48 corporaties. Vervolgens heeft bij 16 van hen een verdiepend onderzoek plaatsgevonden. Het doel van het onderzoek was het in kaart brengen van de omvang van grondposities, het daarbij gehanteerde risicobeheer en de eventueel reeds opgetreden verliezen. Uit de rapportage blijkt dat risicobeheersing van corporaties op het gebied van grondposities en projectontwikkeling de volle aandacht van corporaties heeft, maar nog tekortkomingen kent. Grondverwerving is van belang voor de toekomstige nieuwbouwproductie en daarmee voor het kunnen voorzien in de behoefte aan betaalbare woningen voor de doelgroep op termijn. De aankoop van gronden voor de voorgenomen realisatie van nieuwbouw huur en koopwoningen brengt risico’s met zich mee. Risico’s als gevolg van de veelal lange doorlooptijd en onzekerheid bij projectontwikkeling door bijvoorbeeld een vereiste wijziging van een bestemmingsplan, mogelijke bezwaren
Financieel toezicht
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
van omwonenden, aanwezigheid van vuile grond, krimpproblematiek en in zijn algemeenheid onbekendheid met de aard van de activiteit, waarbij in de tussentijd de corporatie kan worden geconfronteerd met gewijzigde marktomstandigheden. De afgelopen jaren is de omvang van het aantal posities alsook het financiële belang van grondposities van corporaties sterk gestegen. Het Fonds heeft op grond van het onderzoek een aantal aanbevelingen gedaan. Het formuleren van specifiek beleid voor grondposities en risicovolle projecten is de basis. Vervolgens dient dat beleid te worden vertaald naar duidelijke doelstellingen, goede procedures en verslaglegging en documentatie. Ook beveelt het Fonds de corporaties aan een integraal risicomanagementsysteem op te zetten. Er dient zicht te zijn op de projectrisico’s en op de bedrijfsrisico’s. De raad van toezicht moet een toezichtkader formuleren. De interne en externe verantwoording over (de beheersing van risico’s van) grondposities en projecten kan ook beter. Alle corporaties zijn op een of andere wijze bezig met het opzetten van systemen voor het beheersen van risico’s. Wanneer echter in de projectdossiers bij corporaties wordt gekeken, blijkt dat risicobeheersing nog de nodige tekortkomingen kent. Corporaties kunnen dan ook de nodige verbeteringen realiseren. Het Fonds heeft de algemene bevindingen van het onderzoek besproken met commissarissen van de onderzochte corporaties. Die gaven aan, zich te herkennen in de onderzoeksbevindingen en erkenden dat het intern toezicht op het verwerven van grondposities en het aangaan van risicovolle projecten voor verbetering vatbaar is. Tijdens de bespreking met de commissarissen is afgesproken dat het Fonds samen met enkele corporaties en de Vereniging van Toezichthouders en Woningcorporaties (VTW) aanbevelingen gaat uitwerken als handvat voor raden van toezicht. 2.5
3 Governance is het waarborgen van de onderlinge samenhang van de wijze van sturen, beheersen en toezicht houden van een organisatie gericht op een efficiënte en effectieve realisatie van doelstellingen, alsmede het daarover op een open wijze communiceren en verantwoording afleggen ten behoeve van belanghebbenden (minFin Corporate Governance 2001)
Onderzoek verbindingen > Corporaties verrichten hun activiteiten - zowel Daeb als niet-Daeb - in bepaalde gevallen en vanuit verschillende motieven in zogenaamde verbindingen. Overwegingen om verbindingen aan te gaan, zijn beheersing van de meer risicovolle, commerciële activiteiten, samenwerking met andere partijen, fiscale overwegingen als ook anticiperen op nieuwe Europese staatssteunregels inzake vermogens- danwel organisatorische scheiding van Daeb/ niet-Daeb-activiteiten. Verbindingen zijn soms deels, soms volledig gelieerd aan de corporatie. Vanwege de organisatorische en personele unie en de financiële relatie kunnen de activiteiten zoals verricht in de verbinding, de financiële positie van de corporatie in positieve maar ook in negatieve zin raken. Overeenkomstig wet- en regelgeving is sprake van een verbinding in geval van: > Een dochtermaatschappij (als bedoeld in artikel 2:24a BW); > Een deelneming (als bedoeld in artikel 2:24c BW); > Het aangaan van financiële of bestuurlijke banden met een bestaande andere rechtspersoon of vennootschap, op een zodanige wijze dat hierdoor een duurzame band met die rechtspersoon ontstaat. Er zijn 28 corporaties geselecteerd voor het verbindingenonderzoek met het doel vast te stellen dat de risico’s op weglek of beklemming van het maatschappelijk gebonden vermogen voldoende zijn afgedekt en worden beheerst. Voor de geselecteerde corporaties wordt aan de hand van een bureau- en bronnenonderzoek en een nader onderzoek bestaande uit een dossieronderzoek en interviews met de corporatie, een inhoudelijk oordeel gevormd op de vraag of de relatie tussen de toegelaten instelling en de verbindingen voldoet aan de professionele standaard die het Fonds vereist3. De professionele standaard is vertaald naar een onderzoeksprogramma en de normen
32 - 33
Financieel toezicht
die het Fonds hanteert bij de oordeelsvorming voor sturing, beheer en verantwoording zijn die afgeleid uit wet- en regelgeving en gezaghebbende bronnen/good practices zoals de VTW-brochure: ‘Toezicht op verbindingen bij woningcorporaties’. In het onderzoeksprogramma wordt de kwaliteit van de gevraagde professionele standaard tussen de corporatie en de verbinding doorlopen aan de hand van een zestal hoofdvragen.
Vragen-deelvragen Opzet Bestaan Werking
Thema/onderwerp
Visie en strategie TI
Waarom is de corporatie verbindingen aangegaan?
Vastgesteld beleid TI
Hoe stelt de corporatie vast dat het aangaan van
verbindingen meerwaarde biedt en dat deze effectief is
en voldoet aan de verwachtingen?
Organisatie
Zijn de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
TI -verbindingen en
van bestuur en raad van toezicht duidelijk vastgelegd
intern toezicht
in statuten en onderliggende reglementen en behoudt de TI
voldoende greep op het bestuur van de verbinding(en)?
Zijn de risico’s van activiteiten in de verbindingen
Risicobeheersing
in kaart gebracht en welke instrumenten heeft de TI
daarvoor beschikbaar?
Interne en externe
Hoe is de interne verantwoording van de verbinding
verantwoording
aan de TI geregeld? En hoe verantwoordt de TI zich richting
stakeholders over de verbindingen?
Periodieke evaluatie
Kijkt de TI op een systematische wijze kritisch naar het
ook op spanning
resultaat van de verbindingen en stuurt zij zo nodig bij?
met publieke belang
2.6 Derivatenonderzoek > Woningcorporaties zijn kapitaalintensieve organisaties en de rentelasten vormen een belangrijke kostenpost. Actief renterisicobeheer met behulp van derivaten wordt een steeds vanzelfsprekender onderdeel van het financiële beleid van woningcorporaties. Ook in het afgelopen jaar is het gebruik van derivaten in de corporatiesector toegenomen. Een aantal grote woningcorporaties is zeer actief op de derivatenmarkt, maar ook minder grote woningcorporaties hebben derivaten in hun portefeuille. Aan het gebruik van derivaten zijn risico’s verbonden die aandacht behoeven. Vooral omdat steeds nieuwe derivatenstructuren bedacht worden waarbij het in kaart brengen en het beheersen van de risico’s gecompliceerder wordt. Ook het gebruik van eenvoudige rentederivaten is niet zonder risico’s. Hierbij kan gedacht worden aan het liquiditeitsrisico ten gevolge van het moeten storten van onderpand bij daling van de marktwaarde van de derivatenportefeuille ten gevolge van daling van de marktrente. Het gebruik van derivaten vergt een effectief treasurybeleid en een goed opgezette administratieve organisatie en interne beheersing binnen de corporatie. Bijzondere aandacht is nodig voor het risicokader, het kennisniveau omtrent derivaten, de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de tijdigheid, betrouwbaarheid en volledigheid van de in- en externe informatie. Naar aanleiding van bovenstaande ontwikkelingen is begin 2011 door het Fonds besloten een themaonderzoek uit te voeren naar het gebruik van derivaten door woningcorporaties. Doelstelling van het onderzoek is het gebruik van deze derivaten in de sector te inventariseren om de belangrijkste risico’s daarbij in kaart te brengen en inzicht te krijgen in de administratieve organisatie en interne beheersing in relatie
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
4 In dit aantal is 1 corporatie opgenomen (Woningstichting Arcen en Velden) die per 1 januari 2011 is gefuseerd, maar die de Prospectieve en Verantwoordingsinformatie nog apart heeft ingediend. Bij de afgegeven continuïteitsen solvabiliteitsoordelen zijn echter voor Woningstichting Arcen en Velden en voor Stichting Stadswonen (in de loop van 2011 gefuseerd met Vestia) geen aparte oordelen meer afgegeven. Daarom zijn in 2011 voor 398 corporaties oordelen verstrekt.
Tabel 2.4
tot het gebruik van derivaten. Het onderzoek wordt uitgevoerd door middel van een enquête onder de 156 woningcorporaties waarvan op grond van de dVi 2010 bekend is dat zij gebruik maken van derivaten. De vragenlijst is begin 2011 in samenspraak met een gespecialiseerd adviesbureau opgesteld en afgestemd met het ministerie van BZK en het WSW. De enquête is opgebouwd uit drie onderdelen. Onderdeel A is gericht op het algemene financieringsbeleid en het specifieke beleid ten aanzien van derivaten. Onderdeel B is gericht op de interne rapportage en de externe verslaggeving met betrekking tot derivaten. Onderdeel C van de vragenlijst is gericht op de inventarisatie van de treasuryactiviteiten en de derivatenportefeuille. De vragenlijsten zijn eind juli 2011 via een webapplicatie bij de desbetreffende corporaties uitgezet en begin november 2011 waren alle vragenlijsten binnengekomen. Het is de bedoeling om de resultaten van het onderzoek in het voorjaar van 2012 te publiceren. De resultaten van het onderzoek kunnen mogelijk aanleiding zijn de regelgeving inzake het gebruik van derivaten en vereisten aan het treasurybeleid alsmede het extern toezicht op dit terrein aan te scherpen. In de tweede helft van 2011 werden derivaten een actueel vraagstuk. Beeld van de corporatiesector
Het aantal corporaties bedroeg begin 2011 4004. Ten opzichte van 2010 is dit aantal gedaald met 18 corporaties. Deze daling is het gevolg van fusies. De fusies in 2010 hebben niet geleid tot een noemenswaardige schaalvergroting voor de sector, omdat het veelal fusies betrof tussen qua omvang kleinere corporaties (< 5.000 woongelegenheden) of tussen een grotere en een kleinere corporatie. In het aantal corporaties is Far West niet meer meegeteld. De Prospectieve en Verantwoordingsinformatie is met het oog op de beëindiging van Far West al opgenomen in gegevens van de verkrijgende corporaties: Rochdale, Stadgenoot en De Key en is ook in de financiële beoordeling van deze drie corporaties betrokken. Aantal corporaties en de omvang van hun bezit ultimo verslagjaar, 2006-2010
2006 2007 2008 2009 2010
Aantal corporaties
474
455
429
418
400
Aantal woongelegenheden
2.403.700
2.403.900
2.405.600
2.411.100
2.407.800
Aantal verhuureenheden
2.454.400
2.429.300
2.441.300
2.461.300
Het aantal woongelegenheden van de corporaties (inclusief in verbindingen) is ten opzichte van 2009 afgenomen met ruim 3.000 eenheden, terwijl het totaal aantal verhuureenheden toenam met 12.000 eenheden. Het gemiddeld aantal woongelegenheden per corporatie bedroeg eind 2010 6.019 eenheden tegenover 5.752 eenheden eind 2009. Dit komt neer op een stijging van 4,7%. Aangezien de autonome groei van het aantal woongelegenheden slechts 0,15% bedraagt, komt de toename van het aantal woongelegenheden per corporatie voor het grootste deel voor rekening van de fusies in 2010. Het aantal corporaties dat door fusie is verdwenen, betreft voornamelijk kleinere corporaties met een woningbezit van minder dan 5.000 woongelegenheden.
2.473.300
34 - 35 Tabel 2.5
Financieel toezicht
Ontwikkeling schaalgrootte (bezit in toegelaten instelling)
Aantal woongelegenheden
< 500
Verslagjaar 2010
Verslagjaar 2009
Aantal Gemiddeld
Aantal Gemiddeld corporatie In % per klasse corporaties In % per klasse 52 13 239 56 13 239
500-5.000
214
54 2.231 228
55 2.244
5.000-10.000
73 18 7.011 74 18 6.996
10.000-20.000
39
≥ 20.000
22
Totaal
10 14.030 6
39.044
38
9 13.932
22
5
37.817
400 100 6.019 418 100 5.752
2.7 Hoofdlijnen Sectorbeeld voornemens 2011-2015 > Na de preview die in mei 2011 uitkwam, volgde in augustus 2011 de publicatie van het volledige Sectorbeeld voornemens 2011-2015 . Het Sectorbeeld is gebaseerd op de Prospectieve informatie die corporaties begin 2011 aanleverden. De belangrijkste conclusies uit dit Sectorbeeld zijn dat de volkshuisvestelijke kerntaken weer meer nadruk krijgen en dat op het financiële vlak de tering meer naar de nering wordt gezet. Daarnaast signaleert het Sectorbeeld dat alle corporaties - ook naar verschillende regio’s - nog een groei verwachten in de vastgoedportefeuille ondanks de krimp van huishoudens die in een aantal regio’s wordt geprognosticeerd. Ook kan worden geconstateerd dat corporaties anticiperen op de Europese mededingings regels: het overgrote deel van de activiteiten van de corporaties behoort tot de zogenaamde diensten van algemeen belang. De sector lijkt weer sterker te gaan focussen op haar volkshuisvestelijke kerntaken inzake huisvesting van huishoudens met een laag inkomen. Zo dalen de voornemens tot nieuwbouw van huurwoongelegenheden minder sterk ten opzichte van eerdere prognoses dan de voornemens tot nieuwbouw van koopwoningen. Bij de voorgenomen bouw van huurwoongelegenheden blijkt de inzet op huurwoningen met een huur boven de huurtoeslaggrens bovendien gestaag terug te lopen tot en met 2015. Dit teruglopen volgt op een periode tot en met topjaar 2009 waarin de nieuwbouwproductie van de corporaties gestaag groeide. De corporaties geven ook aan dat zij in de prognoseperiode in totaal 117.000 woongelegenheden ingrijpend willen verbeteren. Dat is duidelijk meer dan in de prognoseopgaven 2009-2013 (101.800) en 2010-2014 (105.700). Grafiek 2.1
Ontwikkeling geprognosticeerde nieuwbouwproductie huur en koop
(aantal woongelegenheden) 350.000 300.000 250.000 200.000 150.000 100.000 50.000
Koop Huur
0 Prognoses
Prognoses
Prognoses
2009-2013
2010-2014
2011-2015
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
In de 40 wijken worden in de prognoseperiode 2011-2015 relatief nog steeds meer productiemaatregelen6 voorzien dan daarbuiten. In vergelijking met eerdere prognoses daalt de intensiteit van de voorgenomen productiemaatregelen in de 40 wijken echter sterker dan daarbuiten. In het bijzonder de voornemens tot sloop en nieuwbouw van koopwoongelegenheden dalen relatief sterk in de 40 wijken. Voor investeringen in maatschappelijk vastgoed geldt hetzelfde. In de 40 wijken worden in verhouding tot het corporatiebezit hogere investeringen voorgenomen in maatschappelijk vastgoed dan daarbuiten, maar in vergelijking met eerdere prognoses lopen deze investeringsvoornemens voor de 40 wijken wel sterker terug dan elders.
6 Productiemaatregelen betreffen nieuwbouw, sloop, verkoop, aankoop en verbetering van woongelegenheden.
Voor de prognoseperiode 2011-2015 is een lager totaalbedrag aan investeringen in vastgoed voor verhuur (nieuwbouw, aankoop en verbetering) voorgenomen dan bij eerdere prognoses. Vooral het voorgenomen volume aan nieuwbouwinvesteringen daalt, terwijl het volume aan voorgenomen verbeterinvesteringen stijgt. Grafiek 2.2
Investeringen in vastgoed voor verhuur (x € 1 miljard) naar nieuwbouw,
aankoop en verbetering, 2009-2015 60 50 40 30 20 Verbetering
10
Aankoop
0
Nieuwbouw Prognoses
Prognoses
Prognoses
2009-2013
2010-2014
2010-2015
Op het bedrijfseconomische vlak lijkt de sector in 2010 voortgang te boeken met kostenbesparing. Gemiddeld per woongelegenheid is er volgens de verwachtingscijfers voor 2010 beduidend minder besteed aan zowel netto bedrijfslasten als aan onderhoud ten opzicht van 2009. In samenhang hiermee komt de gemiddelde netto exploitatiekasstroom per woongelegenheid in 2010 beduidend hoger uit dan in 2009. De omvang van de leningenportefeuille van de corporaties is in 2010 verder toegenomen en zal volgens de voornemens ook tussen 2011-2015 nog verder toenemen. In samenhang hiermee stijgt ook het gemiddeld per woongelegenheid te betalen bedrag aan rentelasten. Toch verwacht de sector dat de rentedekkingsgraad in 2010 beduidend hoger uitkomt dan in 2009 om vervolgens in de periode daarna terug te lopen tot ongeveer het niveau van 2009. De hoge rentedekkingsgraad in 2010 is te danken aan de kostenbesparingen in 2010, terwijl de daarop volgende daling van de rentedekkingsgraad na 2010 wordt beïnvloed door de oplopende rentelasten. Voor de regionale analyse zijn regio’s op grond van hun groeiperspectief ten aanzien van het aantal huishoudens tot 2040 ingedeeld in drie groepen, te weten krimpregio’s, regio’s met beperkte groei en regio’s met forse groei. Gemiddeld genomen blijken de verschillen in de voornemens tot en met 2015 tussen de drie groepen beperkt, wat opmerkelijk te noemen is. Op basis van de Prospectieve informatie is de gemiddeld voorgenomen nieuwbouw in krimpregio’s slechts beperkt lager en de gemiddeld voorgenomen sloop slechts beperkt hoger dan in regio’s met een groeiperspectief.
36 - 37 Tabel 2.6
Financieel toezicht
Het effect van voorgenomen inspanningen 2011-2015 van corporaties op de omvang
van de sociale huursector, onderverdeeld naar groeiverwachting regio’s
Aantal
Mutatie in prognoseperiode 2011-2015
sociale huur-
(% van het aantal in 2010)
woningen waarvan
ultimo 2010 door
Totaal nieuwbouw
sloop
verkoop
Regio's met krimp
136.389
-1,2
6,3
-3,9
Regio’s met beperkte groei < 10%
984.456
-0,9
6,0
-3,5
-3,6 -3,4
Regio’s met forse groei > 10 %
1.133.514
0,1
6,9
-2,9
-3,9
Nederland totaal 2.254.359 -0,4 6,5 -3,2 -3,7 Bij elk van de drie groepen regio’s blijken de verschillen tussen de regio’s binnen één groep verder erg groot. Van de krimpregio’s bijvoorbeeld is eigenlijk alleen Parkstad Limburg aan te merken als een regio waar de corporatiesector ook zelf verwacht te krimpen in de komende vijf jaar en daarmee tegelijk ook bijdraagt aan de krimp van de regionale woningmarkt als geheel. In enkele andere krimpregio’s rekenen de corporaties nog met een forse groeipotentie voor de sociale huursector. Vanuit een groeiperspectief is er verder nog weinig invloed waar te nemen op de mate waarin de corporatievoorraad door nieuwbouw, sloop en verbetering vernieuwd wordt.
Tabel 2.7
De activiteiten die de corporaties in de periode 2011-2015 ondernemen, zijn voor het overgrote deel diensten van algemeen economisch belang en komen volgens de Europese mededingingsregels dus in aanmerking voor staatssteun. Dit geldt voor zowel de verhuurexploitatie van het vastgoed, als bij de uitgaven voor (des)investeringen in vastgoed en bij de nieuwe leningen die ze willen aangaan. Alleen de nieuwbouw van vastgoed voor verkoop is per definitie geen Daeb-activiteit. Deze nieuwbouw voor verkoop behoort ook niet tot de core business van corporaties. DAEB en niet-DAEB (x € 1 miljoen) 2011-2015 Groei van leningenportefeuille ivm activiteiten
2011 2012 2013 2014 2015 Totaal
Daeb
3.674 4.414 2.191 1.235 326 11.841
Niet-Daeb
Totaal
298 -5 197 75 -72 493
3.973 4.409 2.388 1.309
255 12.334
Herstructureringscorporaties en grote corporaties kennen over het algemeen een wat groter aandeel niet-Daeb-activiteiten. Dit kan mede liggen aan herstructureringsopgaven in zwakke wijken waar diversificatie van de bevolkingssamenstelling wordt nagestreefd. Grote corporaties zijn vaak tevens een herstructureringscorporatie. Voor alle corporaties geldt dat Daeb-activiteiten het overgrote deel van de activiteiten uitmaken. 2.8
Hoofdlijnen Sectorbeeld realisaties 2011 (verslagjaar 2010) > In het Sectorbeeld realisaties staan de volkshuisvestelijke en financiële prestaties van de corporaties centraal, die op basis van de verantwoordingstukken over het jaar daarvoor geanalyseerd zijn. Kijkend naar het beeld van de sector in 2010
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
worden twee hoofdlijnen zichtbaar. Qua volkshuisvestelijke prestaties presteerden de corporaties ondanks de crisis over het algemeen nog relatief goed. Vanuit de financiële optiek was 2010 voor de sector ondanks hoge verliezen toch nog een goed jaar. Tegelijk is hier ruimte voor verbetering van de prestaties. De corporatiesector was in 2010 goed voor ruim de helft van de totale nieuwbouwproductie van woningen in Nederland. Door een sterk afgenomen bouwproductie van de marktsector steeg het aandeel van corporaties in de landelijke bouwproductie van woningen van 39% in 2007 naar ruim 57% in 2010. Corporaties lijken daarmee beduidend minder last te hebben van stagnatie op de woningmarkt dan commerciële marktaanbieders. In vergelijking met 2009 investeerden corporaties in een groter aantal woningverbeteringen. In het afgelopen jaar werden meer huurwoningen uit het corporatiebezit aan particuliere huishoudens verkocht dan in 2009. De ronduit moeilijke omstandigheden op de koopmarkt lijken de corporaties daarmee veel minder te raken. Het aantal woningen dat de corporaties sloopte, liep in 2010 terug. Grafiek 2.3
Sloop en verkoop door corporaties 2006 - 2010
18.000 17.000 16.000 15.000 14.000 13.000 12.000 11.000
Verkoop Sloop
10.000 2006
2007
2008
2009
2010
Ondanks het relatief gunstige presteren van de corporatiesector ten opzicht van marktpartijen worden langzamerhand toch ook de gevolgen van de in 2008 ingezette crisis op de woningmarkt zichtbaar in de activiteiten van corporaties. Hoewel de nieuwbouwproductie in de marktsector veel sterker daalde, nam in 2010 ook de nieuwbouwproductie van corporaties af ten opzichte van het voorgaande jaar. Grafiek 2.4
Nieuwbouw huur en koop door corporaties 2006 - 2010
35.000 30.000 25.000 20.000 15.000 10.000 5.000
Nieuwbouw huur Nieuwbouw koop
0 2006
2007
2008
2009
2010
38 - 39
Financieel toezicht
Ook de mutatiegraad nam verder af. Door deze daling van het percentage huurwoningen dat opnieuw kon worden verhuurd na vertrek van de vorige bewoner, kregen woningzoekenden minder kansen op een huurwoning. Het duurt nu gemiddeld al bijna 13 jaar voordat een huurwoning vrijkomt voor een nieuwe woningzoekende. Regionaal zijn er echter grote verschillen in de kansen voor woningzoekenden van sociale huurwoningen. Grafiek 2.5
Ontwikkeling mutatiegraad in procenten 2006 - 2010
11,0 10,5 10,0 9,5 9,0 8,5 8,0
Nederland G4
7,5
G27
7,0
Verstedelijkt Nederland
6,5
Niet-verstedelijkt
6,0
Nederland 2006
2007
2008
2009
2010
Het jaar 2010 was per saldo een financieel goed jaar voor de sector. Dit ondanks de forse (project)verliezen die tegelijkertijd nog steeds voorkwamen. De goede financiële resultaten illustreren dat de sector financieel gezien veel potentie heeft en daarnaast in 2010 ook de wind mee had van de lage rentestand. De hoge verliezen maken daarnaast duidelijk dat er ook nog veel mis gaat. De goede resultaten betreffen met name: > De sterke stijging van de netto exploitatiekasstroom, die vooral het gevolg is van hogere huuropbrengsten in combinatie met lagere onderhoudslasten en in veel mindere mate ook van de lagere netto bedrijfslasten. Het demonstreert meteen ook hoe veel betekenis betrekkelijk kleine verschuivingen in de verhouding tussen inkomsten en uitgaven hebben voor de sector; > Het jaarresultaat op de winst- en verliesrekening. De stijging van het jaarresultaat is veroorzaakt door de niveauverlaging in de onrendabele investeringen die ten laste van het resultaat zijn gebracht. Deze niveauverlaging hangt daarbij samen met de normalisering in de productievoornemens van de sector na de opvallend hoge nieuwbouwproductie in de periode 2008-2010; > De groei van de solvabiliteit op basis van het volkshuisvestelijke (eigen) vermogen. De vermogensstijging ligt vooral aan de lage rente, waartegen de sector nieuwe leningen en herfinancieringen afsloot in 2010. De verliezen die de sector tegelijkertijd leed in 2010 en die het maatschappelijk gebonden vermogen verder uitholden, hebben betrekking op: > De activiteiten in verbindingen en grondposities; > De stagnerende verkoop van nieuwbouw koop en bijbehorende lagere, negatieve opbrengsten; > Verliezen bij verbindingen die in praktijk door corporaties worden afgedekt.
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Bij een waardering op basis van marktwaarde komt naar voren dat de sector nog meer verliezen heeft geleden die niet strikt noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun taakopdracht. Het totale verlies daarvan bedraagt bovenop de hierboven genoemde oorzaken van verliezen, enkele honderden miljoenen. Vanaf 2011 verandert er veel in de sector en dat beïnvloedt zowel uitgaven als inkomsten van de corporaties. De regels voor toewijzing van woonruimte zijn naar aanleiding van het EU-besluit inzake staatssteun met ingang van 1 januari 2011 aangescherpt en indien daar niet aan wordt voldaan heeft dat gevolgen voor de borging van nieuwe leningen voor nieuw te ontwikkelen vastgoed dat behoort tot de diensten van algemeen economisch belang. Voor niet-Daeb-vastgoed is borging niet meer mogelijk en moeten marktconforme leningen worden afgesloten tegen een hoger rentetarief. Vooruitlopend op de in het Regeerakkoord aangekondigde heffing verhuurdersbijdrage huurtoeslag, verhoogde de regering het aantal WWS-punten in regio’s met een gespannen woningmarkt. Vanaf 2012 geldt daar een hogere maximaal toegestane huur voor woonruimte. Bij mutatie van de zittende huurder biedt dat extra ruimte voor huurverhoging. Per 1 juli 2012 wil het kabinet daarnaast gelegenheid bieden de huren voor huishoudens met een inkomen boven € 43.000,- extra te verhogen. De aangekondigde heffing op verhuur is nog in voorbereiding en zal bij invoering leiden tot hogere uitgaven voor corporaties. Waar zowel de inkomsten als uitgaven van de sector veranderen, kan financiële onzekerheid ontstaan. Volgens de doorrekening van de effecten van het Regeerakkoord die het Fonds in het voorjaar 2011 publiceerde, kan de sector de veranderingen financieel doorstaan. De financiële resultaten van de sector over 2010 geven daarbij geen reden om tot een andere conclusie te komen. Deze resultaten maken immers helder dat betrekkelijk kleine verschuivingen in de verhouding tussen huuropbrengsten en exploitatielasten voor beheer en onderhoud veel effect kunnen hebben. De opgetreden hoge verliezen op grondposities, activiteiten van verbindingen en projectontwikkeling koop wijzen er bovendien op dat er binnen de sector financieel ook al heel veel te winnen valt door dergelijke verliezen te beperken. Jaarlijks blijkt de sector de eerder opgegeven voornemens tot nieuwbouw, verkoop en sloop slechts deels te realiseren. Ook over 2010 was dit het geval. In het Sectorbeeld realisaties over verslagjaar 2010 is als themaonderzoek een analyse opgenomen van de realisatie-indices die de corporaties in de afgelopen vier jaren hebben behaald. Deze analyse toont aan dat er in deze periode ook geen wezenlijke verbetering is opgetreden in de mate waarin corporaties hun voornemens daadwerkelijk realiseren. Het Fonds constateert dat de voornemens die corporaties aanleveren, voor een deel slechts een ‘papieren planning’ is. Dat is onwenselijk want het kan betekenen dat het op grond van de voornemens gevormde (continuïteits)oordeel over de financiële positie en perspectief van de corporatie niet adequaat is. In verband hiermee zal het Fonds het proces van de continuïteitsbeoordeling bij corporaties met een relatief slechte ‘trackrecord’ aanpassen. Bij deze corporaties zal eerst een onderzoek worden uitgevoerd naar de kwaliteit van de opgaaf en verankering van de meerjarenbegroting in de dPi-opgaaf en zo nodig zal de corporatie worden opgedragen een nieuwe begroting op te stellen en deze te laten goedkeuren door de raad van toezicht. Dit is verder uitgewerkt in de Beleidsregels 2012. In het Regeerakkoord van het kabinet Rutte is voor de corporatiesector een aantal nieuwe maatregelen opgenomen. Het Fonds is verzocht de effecten van de onderdelen van het Regeerakkoord door te rekenen, voor zover deze betrekking hebben op de corporatiesector. Daarbij is gevraagd om een inschatting van de effecten
40 - 41
op nationaal en op regionaal niveau te maken. De resultaten van deze doorrekening zijn opgenomen in het rapport ‘Doorrekening effecten Regeerakkoord corporatiesector’. Dit rapport is in mei gepubliceerd. Gegeven de uitgangspunten die in het rapport gehanteerd zijn, kan de sector de heffing dragen. Voorwaarde daarvoor is wel dat het veronderstelde huurbeleid gerealiseerd kan worden. Op verzoek van het ministerie van BZK heeft het Centraal Fonds onderzoek gedaan naar de financiële spankracht van corporaties in de krimpregio’s Parkstad Limburg en Eemsdelta. In oktober publiceerde het Fonds twee ‘krimprapportages’ waarin de financiële gevolgen zijn beschreven van de beoogde herstructurering van de woningvoorraad voor corporaties als gevolg van de bevolkingskrimp. Door demografische ontwikkelingen daalt in de komende decennia het aantal huishoudens in beide regio’s. De afname van het aantal huishoudens heeft consequenties voor de regionale woningvoorraad. Er zijn diverse scenario’s ontwikkeld voor een herstructurering van de woningvoorraad in de maatschappelijke kosten/batenanalyses (MKBA). Op basis van solvabiliteitsberekeningen over de periode 2010-2020 blijkt dat uitvoering van de programma’s uit deze MKBA’s zonder hulp van buiten onwaarschijnlijk is. Dit wordt veroorzaakt door het gebrek aan financiële spankracht bij de betrokken corporaties.
Overige adviestaken financieel toezicht Op grond van het Bbsh heeft het Fonds tot taak advies uit te brengen aan de minister van BZK over de financiële aspecten van fusie, nevenactiviteiten, nieuwe toelatingen, verkoop van huurwoningen en buitenlandse activiteiten van corporaties. In 2011 heeft het Fonds geen adviesaanvraag van de minister ontvangen over nieuwe toelatingen en over buitenlandse activiteiten. 2.9
Fusie > Op grond van de huidige regeling (Bbsh, artikel 9 en 10) en aanvullende afspraken met de minister beoordeelt het Fonds de financiële aspecten van een voorgenomen fusie en de verwachte vermogenspositie van de corporatie na fusie. Tevens beoordeelt het Fonds de eventueel met de fusie gepaard gaande statutenwijziging. Het Fonds zorgt ervoor dat de fuserende corporaties alle benodigde fusiedocumenten en informatie indienen. Het Fonds heeft in 2011 voor negen voorgenomen fusies de minister geadviseerd over de gevolgen van de fusie voor de financiële situatie van de betrokken corporaties. Voor alle fusies heeft het Fonds vastgesteld dat naar verwachting de fusie geen nadelige financiële gevolgen heeft en in die zin positief geadviseerd. Wel heeft het Fonds geconstateerd dat de corporaties in de meeste gevallen de meerwaarde van fusie in zeer algemene bewoordingen duiden. Door het ontbreken van meetbare doelen en criteria is het moeilijk om in de nabije toekomst te toetsen of en zo ja, in welke mate de door de corporaties beoogde effecten en meerwaarde van de fusie ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. In beginsel leidt een fusie ook niet tot meer investeringscapaciteit van de nieuw ontstane corporatie. Door de fusie zal het voor de fuserende corporaties vaak wel mogelijk zijn om alle voorgenomen activiteiten te realiseren. Vooral bij corporaties van beperkte omvang geldt dat door fusie de gefuseerde corporatie zowel in organisatorische als financiële zin beter in staat is de noodzakelijke herontwikkeling van het bezit te realiseren.
Financieel toezicht
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Voor drie corporaties was fusie met een solide corporatie (verkrijgende rechtspersoon) de maatregel voor verbetering van de financiële positie, dan wel noodzakelijk voor realisatie van hun herontwikkeling- en investeringsopgave. Het betreft de volgende drie fusies, waarbij sprake is van financiële matching: > Volksbelang te Raamsdonkveer met Thuisvester te Oosterhout; > Pierre Louis te Terschelling met De Veste te Ommen; > Stadswonen te Rotterdam met Vestia te Rotterdam. De overige voorgenomen fusies betroffen de volgende corporaties, waarbij de eerste genoemde corporatie de verkrijgende corporatie is: > Stichting Woonvisie te Ridderkerk met AW Volksbelang te Rhoon; > Stichting Havensteder (v/h PWS) te Rotterdam met Com.wonen te Rotterdam; > Stichting Woonbelang Veghel te Veghel met Stichting Volkshuisvesting Uden; > Chr. Woningstichting Talma te Hoogezand-Sappemeer met Woonstade Hoogkerk-Noorddijk te Groningen; > Woningbouwvereniging Dirksland te Dirksland met Bouwvereniging Sommelsdijk en Woningbouwvereniging Den Bommel te Oostflakkee. Bij één fusieverzoek betrof het een fusie tussen een corporatie (Woonstichting Vryleve) en een 100% dochter (besloten vennootschap). De corporatie wilde de verbindingenstructuur tot een minimum terugbrengen. Daarnaast heeft het Fonds in 2011 over het splitsingsverzoek van Far West, in analogie van een fusieverzoek, de minister geadviseerd. In goed overleg met de leden (Rochdale, Stadgenoot en De Key), het ministerie van BZK en het Fonds is de vorm van een zuivere splitsing van Far West als beste juridische vorm gekozen voor de beëindiging van Far West. De zuivere splitsing houdt in dat Far West opgaat in de drie leden. In 2011 hebben de leden en Far West een overeenkomst ondertekend en is overeenstemming bereikt over de verdeling van het bezit Far West. De huidige werkzaamheden van Far West worden voortgezet door de verkrijgende stichtingen, ieder voor het deel dat zij verkrijgt. Het Fonds heeft geconcludeerd dat de kans dat de drie leden (verkrijgende stichtingen) door de overgang van alle activa en passiva van Far West de komende vijf jaar een onderbouwd beroep op steun van het Fonds zullen doen, minimaal aanwezig is. Het Fonds heeft daarom positief geadviseerd over de voorgenomen splitsing en ontvlechting van Far West en de verdeling over de verkrijgende stichtingen. Het Fonds heeft dit advies uitgebracht onder voorbehoud van materiële negatieve wijzigingen in de uiteindelijke uitkomsten van de fiscale ruling. 2.10
Nevenactiviteiten > Het Fonds heeft in 2011 over drie verzoeken van het ministerie over nevenactiviteiten van corporaties advies uitgebracht. > Campus Hoogvliet. Een project van Woonbron voor de stedelijke revitalisering van de wijk Hoogvliet. Het betreft de bouw van een scholencomplex, sportgebouw, art-studio, veiligheidsacademie, een parkeergarage en een aantal studenten woongelegenheden. In het advies heeft het Fonds aangegeven dat de financiële risico’s voor de corporatie nog fors kunnen toenemen vanwege nog niet ingerekende zaken, zoals rentelasten, risico’s van meerwerk en onzekerheid over te ontvangen subsidies. Bovendien heeft het Fonds aangegeven geen voorstander te zijn van het dragen van 100% risico door de corporatie bij projecten met een beperkte directe volkshuisvestelijke inhoud. > Project van Goed Wonen te Lage Zwaluwe. Tegen dit project (bouw sporthal) heeft het ministerie vanuit het oogpunt van rechtmatigheid geen bezwaar. Wel is het Fonds gevraagd een financieel advies te geven over de investering en onrendabele top alsmede de project- en exploitatierisico’s. Woningstichting Goed Wonen had voornemens samen met WSG het gebied Lage Zwaluwe West, Havenlande genaamd,
42 - 43
te ontwikkelen in de bouwcombinatie WSG - Goed Wonen VOF, waar de sporthal deel van uitmaakt. Hiertoe hebben partijen de grond verworven. In de oorspronkelijke overeenkomst met WSG staat dat partijen de onrendabele top delen. Gelet op de huidige financiële situatie van WSG kan WSG geen bijdrage leveren aan het tekort op dit project. Gegeven de maatschappelijke noodzaak heeft Goed Wonen zich bereid verklaard de sporthal zelfstandig te ontwikkelen en daarbij de onrendabele top volledig voor haar rekening te nemen. Het Fonds heeft de minister ondanks de beperkte financiële spankracht van de corporatie positief geadviseerd, mede gezien de beperkte risico’s van de ontwikkeling en exploitatie van de sporthal in Lage Zwaluwe en gezien de gemaximeerde onrendabele investering. > Project Allemanswaard te Amerongen van de gelijknamige woningbouwvereniging. Het project betreft de realisatie van een multifunctioneel centrum (MFC) in Amerongen, waarin diverse maatschappelijke functies, sportvoorzieningen, aanpalende horeca, een gezondheidscentrum en de huisvesting van de woningcorporatie worden ondergebracht. Daarnaast worden woningen in het project gerealiseerd. Een commerciële partij zal daarnaast nog koopwoningen en winkelruimte in de plint realiseren. Het project betreft deels een kernactiviteit voor de corporatie. Omdat er sprake is van in verhouding een bijzonder grote opgave voor de corporatie zijn de risico’s bij tegenvallers gelet op de vermogenspositie, zeer groot. Indien de substantiële risico’s zich gaan voordoen, betekent dit een forse aanspraak op het vermogen en liquiditeiten van de corporatie. Gelet op de omvang van het project en het mogelijke effect van de risico’s in relatie tot het volkshuisvestelijk vermogen, heeft het Fonds de minister ontraden goedkeuring te verlenen aan dit project in de huidige opzet en omvang. 2.11
Verkoop > Het Fonds heeft met het ministerie afspraken gemaakt in welke gevallen het advies van het Fonds nodig is bij melding van voornemens tot verkoop van woongelegenheden. In 2011 heeft het ministerie geen advies van het Fonds gevraagd over ontheffingsverzoeken van het 90%-criterium bij voorgenomen verkoop van woningen. Het Fonds heeft twee keer een advies aan de minister uitgebracht over een voorgenomen complexgewijze verkoop van woongelegenheden. Bij één corporatie betrof het de voorgenomen verkoop van een complex woningen ter verbetering van de liquiditeitspositie. Bij de andere corporatie ging het om de voorgenomen verkoop van een complex woningen als een van de maatregelen ter verbetering van de financiële positie. Het Fonds heeft in beide gevallen een positieve zienswijze aan de minister verstrekt.
>
De Bbsh-bestanden dPi (de Prospectieve informatie)
>
De Bbsh-bestanden dVi (de Verantwoordingsinformatie)
>
398 oordelen over de financiële continuïteit van individuele corporaties
>
De producten in 2011
Bij 369 corporaties pasten de activiteiten bij de financiële mogelijkheden
>
Bij 21 corporaties was er een onbalans tussen activiteiten en financiële positie
>
Bij 8 corporaties brachten de voorgenomen activiteiten de financiële positie in gevaar
>
398 oordelen over de solvabiliteit van individuele corporaties
>
389 corporaties hebben voldoende solvabiliteit
> 9 corporaties hebben onvoldoende solvabiliteit >
Sectorbeeld voornemens woningcorporaties 2011
>
Sectorbeeld realisaties woningcorporaties 2011
>
Rapport onderzoek grondposities en projectontwikkeling bij corporaties
>
Onderzoek Integriteit, maatschappelijk verantwoord
>
Doorrekening Regeerakkoord
>
Doorrekening krimpregio’s
>
15 adviezen aan de minister over fusies (splitsing), nevenactiviteiten en verkoop
Financieel toezicht
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Jaap van Manen: ‘Goed toezicht valt niet in regels te vatten’ Een goed functionerende Raad van Toezicht kan schandalen bij ee
corporatie in de meeste gevallen voorkomen. Sterker nog: het is zijn voornaamste taak, stelt Jaap van Manen, hoogleraar Corpo
Governance aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Alleen moet de politiek niet denken dat het simpel is om te doen. Want het g
‘Goed toezicht valt niet in regels te vatten’
uitermate subtiel spel met de dagelijkse leiding van de woningcorporatie op basis van vertrouwen. Dat valt in regeltjes niet te v
van Manen kent de kritiek op het toezichtmodel in de corporatiesector. En hij is het er niet mee eens. ‘Het feit dat er naast de b Raad van Toezicht (RvT) geen aandeelhouder als derde partij aanwezig is, voelt misschien voor sommigen als een gemis. Maar
rol van aandeelhouders vooral niet gaan idealiseren. Want hun invloed bij een commercieel bedrijf is heus niet zo verschrikkel
In veel gevallen ligt de macht ook dan bij de bestuurder en de RvT.’Het komt er dus volgens Van Manen vooral op neer de besta
situatie als gegeven te accepteren en het toezicht vervolgens zo goed mogelijk te regelen. ‘Een eventueel nieuw in te richten str
immers ook bepaalde tekortkomingen blijken te hebben. Daarnaast heeft de bestaande structuur nog voldoende potentie in zic
verhogen van de effectiviteit van het toezicht.’ Binnen de bestaande structuur moet heel goed worden bedacht voor wiens reken
risico de woningcorporatie feitelijk wordt gerund, vindt hij. ‘Dat is slechts een beperkt aantal partijen: de huidige èn toekomst
bewoners, die immers de huuropbrengsten genereren, en de partijen die een rol spelen in de financiering van de corporaties. Da
Jaap van Manen
primaire belangen die de corporatie moet dienen.’ Daarna komen pas de overige stakeholders. ‘Het Wetsvoorstel Maatschappe onderneming bepleit de instelling van een raad van maatschappelijk stakeholders. Het is zeker geen verkeerde gedachte. Maar
wel of we er dan niet gewoon een controleapparaat bij krijgen, waar de mensen voor wiens rekening en risico de corporatie wer
eens bij zijn betrokken. Bovendien is het gevaar niet ondenkbaar dat er in zo’n raad felle discussies gaan ontstaan tussen divers
groepen, waardoor men niet toekomt aan het daadwerkelijk gezamenlijk invullen van de noodzakelijke checks and balances.’ P
Dan is het beter om de huidige structuur te perfectioneren, meent Van Manen. En dat begint bij de toezichthouders zelf. ‘Door
berichtgeving over misstanden, fraude en schadeclaims is de nodige onrust ontstaan onder de toezichthouders van woningcorpo
heb ook wel een beetje met ze te doen. Als individueel commissaris is het namelijk verschrikkelijk moeilijk om succesvol te zijn
functie is lastig in te vullen, omdat er zoveel verschillende rollen zijn te vervullen: die van adviseur, van klankbord, van control
werkgever. Stuk voor stuk rollen, die vragen om volstrekt verschillende attitudes, en een bijzonder samenspel vereisen, zowel b raad als in de relatie met de directie. Bedenk daarbij dat een commissaris in feite geselecteerd wordt op zijn onwetendheid. De
commissarissen komen niet uit de sector zelf en zijn zelfs nooit van hun leven huurder geweest. De corporatiesector is dan toch
wat vreemde wereld. Je hebt met andere woorden een deskundigheidsprobleem.’ De commissaris is bovendien voor een belangr
afhankelijk van de kwaliteit van de collega-commissarissen en van het bestuur. ‘Als commissaris ben je voor je informatie in ho
afhankelijk van de directeur-bestuurder. Je kunt daardoor eigenlijk alleen maar commissaris zijn bij een directie die je blindeli
vertrouwen. Dat is meteen ook het paradoxale van de situatie. Je wordt geacht in onafhankelijkheid toezicht te houden, maar j
afhankelijk van de informatie die de bestuurder aanreikt. Vervolgens is de vraag of je je collega-commissarissen ook echt als co
beschouwen. Zijn het gelijkgestemde geesten, denken ze hetzelfde over ethiek en integriteit, en hanteren ze dezelfde basisprin
als vervolgens aan alle voorwaarden is voldaan en de RvT heeft de pech onder leiding van een zwakke voorzitter te staan dan w
alsnog een puinhoop.’ Corporaties moeten dus niet raar opkijken dat kandidaat-commissarissen op enig moment afhaken, denk
Manen. Gelijke principes Professionalisering van het vak ‘toezichthouden bij een corporatie’ is daarom cruciaal, aldus Van Ma
begint met opleiding. ‘Geef de commissarissen dezelfde scholing, zodat ze allemaal dezelfde principes aangeleerd krijgen. En ve
om de bestuurders langs dezelfde lijnen op te leiden, zodat het spel aan alle borden op dezelfde goede wijze gespeeld kan worde probeer ook lessen te trekken uit wat er allemaal om ons heen gebeurt. Ga af en toe op de hei zitten en behandel eens een paar
het mis is gegaan. Houdt een rollenspel: wat had jij gedaan als commissaris bij die corporatie; wat doe je als jouw bestuurder m
onoorbaar voorstel komt? Besteed kortom veel aandacht aan het proces en wat daarin allemaal mis kan gaan. En besef dat een g
functionerende RvT schandalen in de meeste gevallen kan voorkomen.’ In dat kader is het ook van belang om nadrukkelijk stil
de missie. ‘Het bedrijfsleven heeft natuurlijk een paar voordelen boven de nonprofitsector. De bedrijfsdoelstellingen zijn in he
scherper gesteld, en vooral gericht op de creatie van aandeelhouderswaarde, met inachtneming van zaken als continuiteit en ma
lijke verantwoordelijkheid. Die centrale focus missen corporaties nog wel eens. Het blijkt uitermate lastig te zijn om in een zin
mogelijk te formuleren waar je als organisatie nu eigenlijk voor staat.’ Van Manen spreekt uit ervaring. ‘Ik ondersteun nog wel
organisaties bij de zoektocht naar hun missie. Op de website blijkt het vervolgens allemaal al heel mooi te zijn omschreven, me voor public relations. Maar vervolgens blijkt niemand binnen de Raad van Toezicht daarvan op de hoogte. Dan heeft men zich dus onvoldoende eigen gemaakt. Eigenlijk zou het omgekeerde moeten gebeuren. Zorg er eerst voor dat het bij bestuur en toez
tussen de oren zit. En ga er dan pas op de website over communiceren.’ Ook de rolverdeling is een belangrijk punt. Van Manen
het er niet alleen om op welke wijze daar zo professioneel mogelijk invulling aan kan worden gegeven, maar ook op welk mom
vergadering en bij welke agendapunt welke rol aan de orde is: klankbord, toezichthouder of werkgever. In dat kader past het oo
elkaar regelmatig aan te spreken op de manier waarop de leden van de RvT acteren in hun rol. Openheid is extreem belangrijk.
kelijkheid Dat heeft niet eens zozeer te maken met het feit dat commissarissen bij falend toezicht aansprakelijk kunnen worde
Van Manen: ‘Aansprakelijkheid volgt op verantwoordelijkheid. Het is een interessante discussie over wie wanneer waarvoor ve
delijk is. Maar ik vind het belangrijker dat mensen die deze rol vervullen er samen iets moois van maken. De RvT moet het gev
dat wat ze doet van betekenis is. Het moet zinvol zijns. Als je merkt dat je als team niet optimaal functioneert is het vreselijk m
gemotiveerd te blijven.’ Vertrouwen is daarvoor absoluut noodzakelijk. En juist wat dat betreft zijn de schandalen van de laatst behoorlijk desastreus geweest, erkent Van Manen. ‘Ik kom commissarissen tegen die hun bestuurder wantrouwen maar net zo
bestuurders die hun RvT wantrouwen. Het feit dat het op een aantal plaatsen behoorlijk is misgegaan roept natuurlijk reacties
Toezichthouders worden, deels uit onbegrip, extreem kritisch of juist heel erg bang. En het wordt gewoon koud in de bestuursk
daar dan ook nog eens aansprakelijksheidsprocedures overheen komen. Als angst voor aansprakelijkheid de raadgever wordt zi
lijke gesprekken niet meer te voeren. Praat met bestuurders en vraag of ze zin hebben in de vergadering met de RvT. Dan zal bl
nooit. Dat is toch verschrikkelijk! De RvT zou voor de bestuurders juist als goede vriend op de achtergrond moeten fungeren, d
nodig met ze meedenkt en van steun voorziet. Het ambitieniveau van de RvT moet zijn dat het bestuur zegt: ik ga ze bellen wan hun wijsheid nodig. Zolang je dat niet voor elkaar hebt, kan er geen sprake zijn van een optimale relatie.’
Jaap van Manen: ‘Goed toezicht valt niet in regels te vatten’ Een goed functionerende Raad van Toezicht kan schandalen bij ee
corporatie in de meeste gevallen voorkomen. Sterker nog: het is zijn voornaamste taak, stelt Jaap van Manen, hoogleraar Corpo
Governance aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Alleen moet de politiek niet denken dat het simpel is om te doen. Want het g
uitermate subtiel spel met de dagelijkse leiding van de woningcorporatie op basis van vertrouwen. Dat valt in regeltjes niet te v
van Manen kent de kritiek op het toezichtmodel in de corporatiesector. En hij is het er niet mee eens. ‘Het feit dat er naast de b Raad van Toezicht (RvT) geen aandeelhouder als derde partij aanwezig is, voelt misschien voor sommigen als een gemis. Maar
rol van aandeelhouders vooral niet gaan idealiseren. Want hun invloed bij een commercieel bedrijf is heus niet zo verschrikkel
In veel gevallen ligt de macht ook dan bij de bestuurder en de RvT.’Het komt er dus volgens Van Manen vooral op neer de besta
situatie als gegeven te accepteren en het toezicht vervolgens zo goed mogelijk te regelen. ‘Een eventueel nieuw in te richten str
immers ook bepaalde tekortkomingen blijken te hebben. Daarnaast heeft de bestaande structuur nog voldoende potentie in zic
verhogen van de effectiviteit van het toezicht.’ Binnen de bestaande structuur moet heel goed worden bedacht voor wiens reken
risico de woningcorporatie feitelijk wordt gerund, vindt hij. ‘Dat is slechts een beperkt aantal partijen: de huidige èn toekomst
bewoners, die immers de huuropbrengsten genereren, en de partijen die een rol spelen in de financiering van de corporaties. Da
primaire belangen die de corporatie moet dienen.’ Daarna komen pas de overige stakeholders. ‘Het Wetsvoorstel Maatschappe onderneming bepleit de instelling van een raad van maatschappelijk stakeholders. Het is zeker geen verkeerde gedachte. Maar
wel of we er dan niet gewoon een controleapparaat bij krijgen, waar de mensen voor wiens rekening en risico de corporatie wer
eens bij zijn betrokken. Bovendien is het gevaar niet ondenkbaar dat er in zo’n raad felle discussies gaan ontstaan tussen divers
groepen, waardoor men niet toekomt aan het daadwerkelijk gezamenlijk invullen van de noodzakelijke checks and balances.’ P
Dan is het beter om de huidige structuur te perfectioneren, meent Van Manen. En dat begint bij de toezichthouders zelf. ‘Door
berichtgeving over misstanden, fraude en schadeclaims is de nodige onrust ontstaan onder de toezichthouders van woningcorpo
heb ook wel een beetje met ze te doen. Als individueel commissaris is het namelijk verschrikkelijk moeilijk om succesvol te zijn
functie is lastig in te vullen, omdat er zoveel verschillende rollen zijn te vervullen: die van adviseur, van klankbord, van control
werkgever. Stuk voor stuk rollen, die vragen om volstrekt verschillende attitudes, en een bijzonder samenspel vereisen, zowel b raad als in de relatie met de directie. Bedenk daarbij dat een commissaris in feite geselecteerd wordt op zijn onwetendheid. De
commissarissen komen niet uit de sector zelf en zijn zelfs nooit van hun leven huurder geweest. De corporatiesector is dan toch
wat vreemde wereld. Je hebt met andere woorden een deskundigheidsprobleem.’ De commissaris is bovendien voor een belangr
afhankelijk van de kwaliteit van de collega-commissarissen en van het bestuur. ‘Als commissaris ben je voor je informatie in ho
afhankelijk van de directeur-bestuurder. Je kunt daardoor eigenlijk alleen maar commissaris zijn bij een directie die je blindeli
vertrouwen. Dat is meteen ook het paradoxale van de situatie. Je wordt geacht in onafhankelijkheid toezicht te houden, maar j
afhankelijk van de informatie die de bestuurder aanreikt. Vervolgens is de vraag of je je collega-commissarissen ook echt als co
beschouwen. Zijn het gelijkgestemde geesten, denken ze hetzelfde over ethiek en integriteit, en hanteren ze dezelfde basisprin
als vervolgens aan alle voorwaarden is voldaan en de RvT heeft de pech onder leiding van een zwakke voorzitter te staan dan w
alsnog een puinhoop.’ Corporaties moeten dus niet raar opkijken dat kandidaat-commissarissen op enig moment afhaken, denk
Manen. Gelijke principes Professionalisering van het vak ‘toezichthouden bij een corporatie’ is daarom cruciaal, aldus Van Ma
begint met opleiding. ‘Geef de commissarissen dezelfde scholing, zodat ze allemaal dezelfde principes aangeleerd krijgen. En ve
om de bestuurders langs dezelfde lijnen op te leiden, zodat het spel aan alle borden op dezelfde goede wijze gespeeld kan worde probeer ook lessen te trekken uit wat er allemaal om ons heen gebeurt. Ga af en toe op de hei zitten en behandel eens een paar
het mis is gegaan. Houdt een rollenspel: wat had jij gedaan als commissaris bij die corporatie; wat doe je als jouw bestuurder m
onoorbaar voorstel komt? Besteed kortom veel aandacht aan het proces en wat daarin allemaal mis kan gaan. En besef dat een g
functionerende RvT schandalen in de meeste gevallen kan voorkomen.’ In dat kader is het ook van belang om nadrukkelijk stil
de missie. ‘Het bedrijfsleven heeft natuurlijk een paar voordelen boven de nonprofitsector. De bedrijfsdoelstellingen zijn in he
scherper gesteld, en vooral gericht op de creatie van aandeelhouderswaarde, met inachtneming van zaken als continuiteit en ma
lijke verantwoordelijkheid. Die centrale focus missen corporaties nog wel eens. Het blijkt uitermate lastig te zijn om in een zin
mogelijk te formuleren waar je als organisatie nu eigenlijk voor staat.’ Van Manen spreekt uit ervaring. ‘Ik ondersteun nog wel
organisaties bij de zoektocht naar hun missie. Op de website blijkt het vervolgens allemaal al heel mooi te zijn omschreven, me voor public relations. Maar vervolgens blijkt niemand binnen de Raad van Toezicht daarvan op de hoogte. Dan heeft men zich dus onvoldoende eigen gemaakt. Eigenlijk zou het omgekeerde moeten gebeuren. Zorg er eerst voor dat het bij bestuur en toez
tussen de oren zit. En ga er dan pas op de website over communiceren.’ Ook de rolverdeling is een belangrijk punt. Van Manen
het er niet alleen om op welke wijze daar zo professioneel mogelijk invulling aan kan worden gegeven, maar ook op welk mom
vergadering en bij welke agendapunt welke rol aan de orde is: klankbord, toezichthouder of werkgever. In dat kader past het oo
elkaar regelmatig aan te spreken op de manier waarop de leden van de RvT acteren in hun rol. Openheid is extreem belangrijk.
kelijkheid Dat heeft niet eens zozeer te maken met het feit dat commissarissen bij falend toezicht aansprakelijk kunnen worde
Van Manen: ‘Aansprakelijkheid volgt op verantwoordelijkheid. Het is een interessante discussie over wie wanneer waarvoor ve
delijk is. Maar ik vind het belangrijker dat mensen die deze rol vervullen er samen iets moois van maken. De RvT moet het gev
dat wat ze doet van betekenis is. Het moet zinvol zijns. Als je merkt dat je als team niet optimaal functioneert is het vreselijk m
gemotiveerd te blijven.’ Vertrouwen is daarvoor absoluut noodzakelijk. En juist wat dat betreft zijn de schandalen van de laatst behoorlijk desastreus geweest, erkent Van Manen. ‘Ik kom commissarissen tegen die hun bestuurder wantrouwen maar net zo
bestuurders die hun RvT wantrouwen. Het feit dat het op een aantal plaatsen behoorlijk is misgegaan roept natuurlijk reacties
Toezichthouders worden, deels uit onbegrip, extreem kritisch of juist heel erg bang. En het wordt gewoon koud in de bestuursk
daar dan ook nog eens aansprakelijksheidsprocedures overheen komen. Als angst voor aansprakelijkheid de raadgever wordt zi
lijke gesprekken niet meer te voeren. Praat met bestuurders en vraag of ze zin hebben in de vergadering met de RvT. Dan zal bl
nooit. Dat is toch verschrikkelijk! De RvT zou voor de bestuurders juist als goede vriend op de achtergrond moeten fungeren, d
nodig met ze meedenkt en van steun voorziet. Het ambitieniveau van de RvT moet zijn dat het bestuur zegt: ik ga ze bellen wan hun wijsheid nodig. Zolang je dat niet voor elkaar hebt, kan er geen sprake zijn van een optimale relatie.’
en woning46 - 47
orate
gaat om een
vatten.’ Jaap
bestuur en laten we de
lijk groot.
aande
ructuur zal
ch voor het
ning en
tige
at zijn de
elijke de vraag is
rkt niet
se belangen-
Paradoxaal
r alle
oraties. Ik
n. De
leur en van
binnen de meeste
h wel een
rijk deel
oofdzaak
ings kunt
je bent
ollega’s kunt
ncipes? En
wordt het
kt Van
anen. En die
ergeet niet
en. En cases waar
met een
goed
l te staan bij
et algemeen
aatschappe-
n zo scherp
l eens
et veel oog de missie ichthouders
n: ‘Dan gaat
ment van de
ok om
.’ Aanspra-
en gesteld.
erantwoor-
voel hebben
moeilijk om
te tijd goed
s op.
kamer als
ijn fatsoen-
lijken: bijna
die indien
nt ik heb
Jaap van Manen
Een goed functionerende Raad van Toezicht kan schandalen bij een woningcorporatie in de meeste gevallen voorkomen. Sterker nog: het is zijn voornaamste taak, stelt Jaap van Manen, hoogleraar Corporate Governance aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Alleen moet de politiek niet denken dat het simpel is om te doen. Want het gaat om een uitermate subtiel spel met de dagelijkse leiding van de woningcorporatie op basis van vertrouwen. Dat valt in regeltjes niet te vatten.’
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Jaap van Manen kent de kritiek op het toezichtmodel in de corporatiesector. En hij is het er niet mee eens. ‘Het feit dat er naast de bestuur en Raad van Toezicht (RvT) geen aandeelhouder als derde partij aanwezig is, voelt misschien voor sommigen als een gemis. Maar laten we de rol van aandeelhouders vooral niet gaan idealiseren. Want hun invloed bij een commercieel bedrijf is heus niet zo verschrikkelijk groot. In veel gevallen ligt de macht ook dan bij de bestuurder en de RvT.’ Het komt er dus volgens Van Manen vooral op neer de bestaande situatie als gegeven te accepteren en het toezicht vervolgens zo goed mogelijk te regelen. ‘Een eventueel nieuw in te richten structuur zal immers ook bepaalde tekortkomingen blijken te hebben. Daarnaast
heeft de bestaande structuur nog voldoende potentie in zich voor het verhogen van de effectiviteit van het toezicht.’
Binnen de bestaande structuur moet heel goed worden bedacht voor wiens rekening en risico de woningcorporatie feitelijk wordt gerund, vindt hij. ‘Dat is slechts een beperkt aantal partijen: de huidige èn toekomstige bewoners, die immers de huuropbrengsten genereren, en de partijen die een rol spelen in de financiering van de corporaties. Dat zijn de primaire belangen die de corporatie moet dienen.’ Daarna komen pas de overige stakeholders. ‘Het Wetsvoorstel Maatschappelijke onderneming bepleit de instelling van een raad van maatschappelijk stakeholders. Het is zeker geen verkeerde gedachte. Maar de vraag is wel of we er dan niet gewoon een controleapparaat bij krijgen, waar de mensen voor wiens rekening en risico de corporatie werkt niet eens bij zijn betrokken. Bovendien is het gevaar niet ondenkbaar dat er in zo’n raad felle discussies gaan ontstaan tussen diverse belangengroepen, waardoor men niet toekomt aan het daadwerkelijk gezamenlijk invullen van de noodzakelijke checks and balances.’
op zijn onwetendheid. De meeste commissarissen komen niet uit de sector zelf en zijn zelfs nooit van hun leven huurder geweest. De corporatiesector is dan toch wel een wat vreemde wereld. Je hebt met andere woorden een deskundigheidsprobleem.’ De commissaris is bovendien voor een belangrijk deel afhankelijk van de kwaliteit van de collega-commissarissen en van het bestuur. ‘Als commissaris ben je voor je informatie in hoofdzaak afhankelijk van de directeurbestuurder. Je kunt daardoor eigenlijk alleen maar commissaris zijn bij een directie die je blindelings kunt vertrouwen. Dat is meteen ook het paradoxale van de situatie. Je wordt geacht in onafhankelijkheid toezicht te houden, maar je bent afhankelijk van de informatie die de bestuurder aanreikt. Vervolgens is de vraag of je je collega-commissarissen ook echt als collega’s kunt beschouwen. Zijn het gelijkgestemde geesten, denken ze hetzelfde over ethiek en integriteit, en hanteren ze dezelfde basisprincipes? En als vervolgens aan alle voorwaarden is voldaan en de RvT heeft de pech onder leiding van een zwakke voorzitter te staan dan wordt het alsnog een puinhoop.’ Corporaties moeten dus niet raar opkijken dat kandidaat-commissarissen op enig moment afhaken, denkt Van Manen. > Gelijke principes Professionalisering van het vak ‘toezichthouden bij een corporatie’ is daarom cruciaal, aldus Van Manen. En die begint met opleiding. ‘Geef de commissarissen dezelfde scholing, zodat ze allemaal dezelfde principes aangeleerd krijgen. En vergeet niet om de bestuurders langs dezelfde lijnen op te leiden, zodat het spel aan alle borden op dezelfde goede wijze gespeeld kan worden. En probeer ook lessen te trekken uit wat er allemaal om ons heen gebeurt. Ga af en toe op de hei zitten en behandel eens een paar cases waar het mis is gegaan. Houdt een rollenspel: wat had jij gedaan als commissaris bij die corporatie;
> Paradoxaal Dan is het beter om de huidige structuur te perfectioneren, meent Van Manen. En dat begint bij de toezichthouders zelf. ‘Door alle berichtgeving over misstanden, fraude en schadeclaims is de nodige onrust ontstaan onder de toezichthouders van woningcorporaties. Ik heb ook wel een beetje met ze te doen. Als individueel commissaris is het namelijk verschrikkelijk moeilijk om succesvol te zijn. De functie is lastig in te vullen, omdat er zoveel verschillende rollen zijn te vervullen: die van adviseur, van klankbord, van controleur en van werkgever. Stuk voor stuk rollen, die vragen om volstrekt verschillende attitudes, en een bijzonder samenspel vereisen, zowel binnen de raad als in de relatie met de directie. Bedenk daarbij dat een commissaris in feite geselecteerd wordt
wat doe je als jouw bestuurder met een onoorbaar voorstel komt? Besteed kortom veel aandacht aan het proces en wat daarin allemaal mis kan gaan. En besef dat een goed functionerende RvT schandalen in de meeste gevallen kan voorkomen.’
In dat kader is het ook van belang om nadrukkelijk stil te staan bij de missie. ‘Het bedrijfsleven heeft natuurlijk een paar voordelen boven de nonprofitsector. De bedrijfsdoelstellingen zijn in het algemeen scherper gesteld, en vooral gericht op de creatie van aandeelhouderswaarde, met inachtneming van zaken als continuiteit en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Die centrale focus missen corporaties nog wel eens. Het blijkt uitermate lastig te zijn om in een zin zo scherp mogelijk te formuleren waar je als organisatie nu eigenlijk voor staat.’
48 - 49
Van Manen spreekt uit ervaring. ‘Ik ondersteun nog wel eens organisaties bij de zoektocht naar hun missie. Op de website blijkt het vervolgens allemaal al heel mooi te zijn omschreven, met veel oog voor public relations. Maar vervolgens blijkt niemand binnen de Raad van Toezicht daarvan op de hoogte. Dan heeft men zich de missie dus onvoldoende eigen gemaakt. Eigenlijk zou het omgekeerde moeten gebeuren. Zorg er eerst voor dat het bij bestuur en toezichthouders tussen de oren zit. En ga er dan pas op de website over communiceren.’ Ook de rolverdeling is een belangrijk punt. Van Manen: ‘Dan gaat het er niet alleen om op welke wijze daar zo professioneel mogelijk invulling aan kan worden gegeven, maar ook op welk moment van de vergadering en bij welke agendapunt welke rol aan de orde is: klankbord, toezichthouder of werkgever. In dat kader past het ook om elkaar regelmatig aan te spreken op de manier waarop de leden van de RvT acteren in hun rol. Openheid is extreem belangrijk.’ > Aansprakelijkheid Dat heeft niet eens zozeer te maken met het feit dat commissarissen bij falend toezicht aansprakelijk kunnen worden gesteld. Van Manen: ‘Aansprakelijkheid volgt op verantwoordelijkheid. Het is een interessante discussie over wie wanneer waarvoor verantwoordelijk is. Maar ik vind het belangrijker dat mensen die deze rol vervullen er samen iets moois van maken. De RvT moet het gevoel
hebben dat wat ze doet van betekenis is. Het moet zinvol zijns. Als je merkt dat je als team niet optimaal functioneert is het vreselijk moeilijk om gemotiveerd te blijven.’
Vertrouwen is daarvoor absoluut noodzakelijk. En juist wat
dat betreft zijn de schandalen van de laatste tijd behoorlijk desastreus geweest, erkent Van Manen. ‘Ik kom commissarissen tegen die hun bestuurder wantrouwen maar net zo goed bestuurders die hun RvT wantrouwen. Het feit dat het op een aantal plaatsen behoorlijk is misgegaan roept natuurlijk reacties op. Toezichthouders worden, deels uit onbegrip, extreem kritisch of juist heel erg bang. En het wordt gewoon koud in de bestuurskamer als daar dan ook nog eens aansprakelijksheidsprocedures overheen komen. Als angst voor aansprakelijkheid de raadgever wordt zijn fatsoenlijke gesprekken niet meer te voeren. Praat met bestuurders en vraag of ze zin hebben in de vergadering met de RvT. Dan zal blijken: bijna nooit. Dat is toch verschrikkelijk! De RvT zou voor de bestuurders juist als goede vriend op de achtergrond moeten fungeren, die indien nodig met ze meedenkt en van steun voorziet. Het ambitieniveau van de RvT moet zijn dat het bestuur zegt: ik ga ze bellen want ik heb hun wijsheid nodig. Zolang je dat niet voor elkaar hebt, kan er geen sprake zijn van een optimale relatie.’
Jaap van Manen
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
50 - 51
Rechtmatigheidtoezicht 3.1
Naleving wet- en regelgeving > In de oordeelsbrief van eind november 2010 heeft de minister de corporaties op de hoogte gesteld van geconstateerde onrechtmatigheden in het verslagjaar 2009. In de brief is verzocht uiterlijk 1 februari 2011 de onrechtmatigheden op te heffen, dan wel aan te tonen dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen of ingeval van nevenactiviteiten deze ter goedkeuring aan de minister voor te leggen. In 2010 was vastgesteld dat er sprake was van 62 onrechtmatige handelingen bij 50 corporaties. Van deze onrechtmatigheden betroffen er 31 het werkdomein van de corporatie, waaraan begin 2011 nog één is toegevoegd en zes betroffen lening u/g. De afhandeling van deze zaken en de toetsing op rechtmatigheid heeft het Fonds in het voorjaar 2011 in samenwerking met het ministerie van BZK uitgevoerd.
3.2
Statutenwijzigingen 2011 > Het Fonds adviseert de minister van BZK over de rechtmatigheid van de door corporaties voorgestelde statutenwijziging. Hierbij toetst het Fonds op conformiteit met, bij of krachtens de Woningwet en in het Bbsh gestelde wettelijke eisen. Het Fonds beoordeelt tevens de financiële aspecten bij een voorgenomen statutenwijziging, wat slechts in een enkel geval aan de orde is, bijvoorbeeld als er sprake is van uitbreiding van het statutaire werkgebied. Het Fonds toetst de statutenwijziging niet op consistentie met het Burgerlijk Wetboek, omdat dit een verantwoordelijkheid is van de notaris. De minister beoordeelt de beleidsmatige wenselijkheid en neemt het uiteindelijke besluit over de statutenwijziging. In 2011 heeft het Fonds voor 40 statutenwijzigingen een positief advies verstrekt aan de minister. Het Fonds adviseert in regel positief, omdat in het beoordelingstraject geconstateerde onjuistheden al worden aangepast door de corporaties. Het Fonds heeft gedurende het jaar 38 aanvragen voor goedkeuring van statutenwijziging ontvangen. In alle gevallen zijn de statutenwijzigingen het initiatief van de corporatie. De statutenwijzigingen betroffen aanpassingen die verband houden met de beginselen van de Governancecode voor woningcorporaties of met aanpassingen die te maken hebben met het bestuursmodel of met bevoegdheden van bestuur en interne toezichthoudend orgaan, of met uitbreiding van het statutaire werkgebied. Het Fonds streeft ernaar alle volledige aanvragen voor goedkeuring van een statutenwijziging binnen vier weken van een advies aan de minister te voorzien. Voor 30 statutenwijzigingen heeft het Fonds binnen de gestelde termijn geadviseerd. Tien aanvragen kenden een langere doorlooptijd, omdat de corporaties aanvullende gegevens moesten verstrekken of naar aanleiding van de beoordeling aangepaste conceptstatuten moesten indienen. Vanaf 2012 worden deze taken weer door het ministerie van BZK uitgevoerd.
>
Producten in 2011 40 adviezen over statutenwijziging
3
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
52 - 53
Steunverlening 4.1
Saneringssteun > De taak van het Centraal Fonds in het kader van de sanering behelst het door middel van het verstrekken van subsidie, bevorderen van de sanering van corporaties, die niet beschikken over de noodzakelijk te achten middelen (artikel 71a Woningwet). Op basis van artikel 6 van het BCFV dient het Fonds te beschikken over jaarlijks vast te stellen beleidsregels, die aangeven op grond van welke criteria corporaties voor steunverlening in aanmerking komen. Vanaf 1988 heeft het Centraal Fonds als saneringsfonds gefunctioneerd. In totaal werd tot nu toe aan 18 woningcorporaties saneringssteun toegekend (zie bijlage steunbesluiten). In 2010 heeft het Fonds voor € 39 miljoen saneringssteun aan SGBB toegekend. In november 2011 is de oud-bestuurder door de rechtbank Utrecht veroordeeld tot het betalen van een (voorlopige) schadevergoeding. Als het tot betaling komt, valt de schadevergoeding conform het steunbesluit aan Vestia toe. Daarnaast is in een strafrechtelijk proces de oud-bestuurder veroordeeld tot drie jaar onvoorwaardelijke celstraf en hebben drie medeverdachten eveneens een celstraf opgelegd gekregen. Tegen dit vonnis is hoger beroep aangetekend. Door het Fonds is een procedure tot aansprakelijkstelling van de oud-commissarissen van SGBB gestart. Het Fonds houdt de voormalige leden van de raad van toezicht aansprakelijk voor de door het Fonds geleden schade. Het Fonds had begin 2011 geen verplichtingen meer vanuit eerder genomen steunbesluiten. In het verslagjaar is alleen voormalig Woningstichting Nieuw Amsterdam te Amsterdam nog gevolgd in het kader van eerder genomen steunbesluiten. Op 30 juni 2006 zijn Nieuw Amsterdam en Rochdale gefuseerd en heeft de restant uitbetaling van het toegekende steunbedrag door het Fonds en de gemeente Amsterdam plaatsgevonden. In financiële zin is daarmee de sanering voor het Fonds per 1 juli 2006 afgewikkeld. Wel blijft er een informatieverplichting van Rochdale aan de gemeente en het Centraal Fonds over de voortgang in de uitvoering, waaraan in 2011 is voldaan. Woningstichting Geertruidenberg (WSG) heeft in december 2011 een saneringsaanvraag ingediend. De problemen zijn ontstaan doordat WSG teveel risico heeft genomen met een zeer omvangrijke projectenporteuille. WSG beschikt over veel grondposities en heeft relatief veel koopwoningen gebouwd waarvan de verkoop stagneert. Dit heeft tot gevolg dat de liquiditeitspositie onder druk staat. In goed overleg tussen het ministerie van BZK, WSG, WSW en het Centraal Fonds is gezocht naar oplossingen die voor 1 december 2011 soelaas zouden moeten bieden, zonder dat een sanering nodig zou zijn. Daarbij stond onder andere fusie met één of meerdere corporaties voor ogen. Om diverse redenen is fusie (nog) niet haalbaar gebleken, waardoor een saneringstraject onvermijdelijk werd. Op 2 december 2011 heeft WSG een aanwijzing van de minister gekregen om binnen één week een saneringsaanvraag in te dienen bij het Fonds en vóór 1 juni 2012 een saneringsplan op te stellen. Tevens heeft de minister een extern toezichthouder aangesteld, die er onder andere op toe ziet dat het saneringsplan tot stand komt. Naast de aanwijzing van de minister heeft het WSW op 2 december 2011 de kredietwaardigheid van WSG ingetrokken. Op basis hiervan heeft het Fonds eveneens op 2 december 2011 een anticipatiebesluit genomen waardoor het WSW WSG kan blijven voorzien van borgstellingen in de periode totdat een saneringsbesluit wordt genomen. Overigens staat het niet vast of er daadwerke-
4
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
lijk saneringssteun moet worden verstrekt. Dat is met name afhankelijk van de opbrengst van de verkopen. Bij voldoende opbrengst kan de sanering zonder geldelijke steun van het Fonds worden afgerond. In december 2010 heeft de minister van BZK ingestemd met de begroting 2011. Mede naar aanleiding van de steuntoekenning aan SGBB in 2010 was in de begroting 2011 een bijdrageheffing voor saneringssteun van € 56 miljoen opgenomen. De bijdrageheffing is in oktober 2011 aan alle corporaties opgelegd en is door alle corporaties voldaan. Aan WSG te Geertruidenberg is in verband met de saneringsaanvraag kwijtschelding verleend. Ultimo 2011 bedraagt de reservering voor nog toe te kennen saneringssteun € 118,6 miljoen. Dit ligt net onder de maximale grens van 1% van de totale jaarhuur van corporaties. De reservering is noodzakelijk om in geval van een grote sanering voldoende middelen beschikbaar te hebben en de zekerheid te hebben dat de sanering ook kan worden uitgevoerd. 4.2
Reguliere projectsteun > De taak van het Centraal Fonds in het kader van de reguliere projectsteun behelst het verstrekken van subsidie ter tegemoetkoming in de kosten van werkzaamheden van toegelaten instellingen (artikel 71a, lid 1 Woningwet). In het BCFV is deze bevoegdheid nader gepreciseerd tot het op aanvraag verstrekken van subsidie aan toegelaten instellingen ter tegemoetkoming in de kosten van werkzaamheden welke door die instellingen in het belang van de volkshuisvesting worden uitgevoerd (artikel 2 BCFV). Evenals in het geval bij de saneringssteun staat voor de projectsteun in de Beleidsregels 2011 beschreven op grond van welke criteria in dat verslagjaar corporaties voor steunverlening in aanmerking komen. Vanaf 2002 is aan twee woningcorporaties reguliere projectsteun toegekend. In 2002 is projectsteun toegezegd en uitbetaald aan de Stichting Ouderenwonen regio Rotterdam, welke is opgegaan in Com.wonen. Het project is in 2006 afgerond. In 2008 is aan PWS Rotterdam reguliere projectsteun toegekend voor 12 projecten. PWS heeft in 2011 regelmatig voortgangsrapportages uitgebracht om verantwoording af te leggen over de gebruikte projectsteun. In het tweede kwartaal van 2012 worden alle projecten afgerond en volgt een definitieve eindafrekening. Centrada heeft in juni 2011 een concep aanvraag tot het verlenen van reguliere projectsteun ingediend. Het Fonds heeft de aanvraag eind juli in een conceptbrief afgewezen. De financiële positie van Centrada gaf geen aanleiding tot het verlenen van projectsteun. Op basis van het BCFV kan het Centraal Fonds net als voor saneringssteun, ook voor de reguliere projectsteun een bijdrageheffing opleggen aan corporaties. In oktober 2002 heeft de laatste bijdrageheffing voor de reguliere projectsteun plaatsgevonden. Voor 2011 is, conform het voorstel van het bestuur van het Centraal Fonds, geen heffing voor reguliere projectsteun vastgesteld. Ultimo 2010 bedraagt de reservering voor nog toe te kennen reguliere projectsteun € 6,7 miljoen.
4.3
Bijzondere projectsteun: een bijzondere taak > Vanaf het begin van deze eeuw is de noodzaak onderkend tot aanpak van ernstige achterstanden in wijken. Daartoe is onderzoek gedaan op welke wijze die achterstand is te meten en waar zich de grootste problematiek voordoet. Zo heeft in 2003 toenmalig minister Kamp 56 achterstandswijken benoemd. Zijn opvolger, Winsemius, kwam drie jaar later met een aangepaste definitie tot een lijst van zo’n 140 wijken waar de (rijks)aandacht naar uit zou moeten gaan. In februari 2007 trad Ella Vogelaar aan als minister voor WWI en werd de wijkaanpak speerpunt van
54 - 55
rijksbeleid. Het toenmalige kabinet Balkenende IV besloot 40 wijken met de verhoudingsgewijs ernstigste achterstandsproblematiek gericht aan te pakken (Actieplan Krachtwijken; van aandachtswijk naar krachtwijk, d.d. 13 juli 2007, TK 30995, nr.7). Achtergrond hiervan is gelegen in het breed gedragen besef dat in met name de grote(re) steden wijken zijn waar zich, meer dan in andere gebieden, een opeenstapeling van problemen voordoet en dat een langdurige, intensieve, samenhangende, en brede aanpak nodig is om die problemen te lijf te gaan. Meer concreet is bepaald dat voor selectie van een wijk de volgende problemen zich tegelijkertijd voordoen: > Schooluitval: twee keer zo vaak als in andere wijken; > Verloederde woonomgeving: 2,5 keer meer woningen met een lage kwaliteit; > Hoge ( jeugd)werkloosheid doordat er weinig werkgelegenheid in de buurt is; > 25% lager huishoudinkomen dan gemiddeld en twee keer zoveel wettelijke schuldsaneringen; > Gebrekkige inburgering van nieuwkomers; > Achterblijvende emancipatie en participatie van vooral niet-westerse vrouwen; > Gezondheidsachterstanden: bewoners sterven zes jaar eerder dan gemiddeld; > Criminaliteit; > Gevoelens van onveiligheid. De 40 geselecteerde aandachtswijken (de ‘Vogelaarwijken’) zijn gelegen in 18 verschillende gemeenten. Het Rijk heeft met de 18 gemeenten zogenoemde charters opgesteld. Dit is een overeenkomst tussen het Rijk en de gemeente over de gezamenlijke ambities en wat beide partijen doen om deze ambities te realiseren. De betreffende gemeenten hebben vervolgens wijkactieplannen gemaakt, waarin de lokale partijen (gemeenten, corporaties, maatschappelijke instanties en burgers) gezamenlijk hebben vastgelegd welke de grootste knelpunten zijn van de wijk en wat zij zullen doen om verbeteringen tot stand te brengen. Ter uitwerking hiervan op het terrein van de volkshuisvesting hebben de betrokken 47 corporaties (later wordt dat aantal 46 in verband met een fusie) met de betreffende gemeenten zogenaamde uitvoeringsovereenkomsten gesloten, waarin per jaar is benoemd welke concrete activiteiten de corporatie(s) gaan ondernemen en met welke inzet van middelen. De doelstelling van de wijkenaanpak was te bewerkstelligen dat in acht tot tien jaar de wijken weer prettige woon-, werk-, leer- en leefomgevingen zijn, met meer mensen aan het werk, meer gediplomeerde jongeren, meer veiligheid, meer leefbaarheid en betere woningen. Er werd door de minister de toezegging gedaan dat gedurende tien jaar, beginnende in 2008, geldelijke steun beschikbaar zou zijn voor extra inspanningen van corporaties in de 40 wijken. Besteding van de wijkensteun Om in aanmerking te komen voor subsidie, moesten corporaties een opgave doen van hun additionele inzet voor de 40 wijken. Additionele inzet betreft ‘de inzet van middelen door een toegelaten instelling, voor activiteiten die gemeenten en toegelaten instellingen voor de eerste maal zijn overeengekomen na 16 juli 2007 en die zijn of worden uitgevoerd blijkens de uitvoeringsovereenkomst’, aldus het BCFV. Op grond van de subsidieaanvragen krijgt het Fonds inzicht in de besteding. Dit levert niet in alle gevallen een compleet beeld op. Het kan namelijk zo zijn dat de inzet van corporaties in werkelijkheid groter is dan uit de aanvragen is af te leiden. Niet alle door de corporaties voorgenomen activiteiten worden bij de subsidieaanvraag betrokken. In sommige gemeenten, zoals Amsterdam, wordt een long- en een shortlist gehanteerd. De shortlist aan investeringen en uitgaven betreft datgene wat is
Steunverlening
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
betrokken bij de subsidieaanvraag, terwijl er ook activiteiten van de longlist worden uitgevoerd. Juist omdat het zo’n breed scala aan activiteiten en projecten omvat, moest in de regelgeving worden volstaan met een containerbegrip. Op basis van de individuele steunaanvragen van de afgelopen jaren is wel een concreter beeld te schetsen van die inzet. Een onderscheid kan worden gemaakt tussen (I) investeringen in onroerend goed en fysieke leefomgeving, waarvan het onrendabele deel voor steun in aanmerking kan komen en (II) overige activiteiten die op andere wijze de leefbaarheid beogen te verbeteren (out of pocket kosten). (I) Projecten In de categorie ‘onrendabel deel van projecten’ is bijzondere projectsteun toegekend voor de realisering van nieuwbouwcomplexen sociale huur, voor het opknappen van sociale huurwoningen (waaronder ook de aanpak van de uitstraling - de buitenkant - van complexen), het omzetten van bestaande woningen in studentenkamers, voor het bouwen of ombouwen van gebouwen tot multifunctionele centra (onder andere scholen, wijkcentrum en bewonerstrefpunt, peuterspeelzaal, jongerencentrum) en de aanpak van binnenterreinen. (II) Overige leefbaarheidactiviteiten Deze categorie is zeer divers. Ter bevordering van de kwaliteit van de woonomgeving komen activiteiten naar voren als het slopen van oude bebouwing om een (buurt) groenvoorziening te realiseren, soms gekoppeld aan een bijdrage in de herhuisvestingkosten van bewoners, een bijdrage aan kunstwerken in de wijk, schoonmaakwerkzaamheden, tegengaan zwerfvuil en het organiseren van campagnes als ‘heel schoon’, alsook de communicatie met de bewoners over de wijkenaanpak. Ter bevordering van de veiligheid, als onderdeel van leefbaarheid, is steun gevraagd voor de aanstelling van een (extra) huismeester, wijkcoach of buurtconciërge. Ook aan de orde kwam de inzet van beveiligers en het realiseren van cameratoezicht in onveilige gedeelten van complexen, alsook het leveren van een bijdrage aan een veiligheidsimagocampagne, gericht op aanpassing van het hang- en sluitwerk van woningen op Politiekeurmerkniveau. Ter bevordering van de werk- en leefomstandigheden in de wijken hebben de betrokken corporaties hun inzet ook gericht op (bijdragen aan) het creëren van leer-werkplekken bij de corporatie voor wijkbewoners, op de realisering van speelvoorzieningen voor de jeugd (speeltuinen) en het leveren van een bijdrage aan een Cruijff- of Krajicekspeelveld, aan sportactiviteiten, aan buurtbijeenkomsten en -feesten om saamhorigheid en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid te vergroten, aan de inzet van ouderconsulenten en opvoedondersteuning en ondersteuning van bewoners die financiële en/of sociale problemen hebben (‘achter de voordeur gesprekken’). De toekenning van bijzondere projectsteun Het eerste subsidiejaar waarvoor bijzondere projectsteun is toegekend aan corporaties die in de 40 wijken werkzaam zijn, is 2008. In datzelfde jaar is het subsidiebudget van € 75 miljoen geheven bij de (andere) corporaties. Corporaties die een bepaald minimumbezit hebben in één (of meer) van de 40 wijken en ook daadwerkelijk een extra inzet plegen, vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst met de gemeente, zijn vrijgesteld van de bijdrageheffing. De vrijstelling moet voorkomen dat deze corporaties netto betalers worden. Dat risico is reëel aangezien het beschikbare subsidiebudget per wijk betrekkelijk gering is. De regeling voor de wijkensteun is pas in oktober van het jaar 2008 in werking getreden, zodat de indieningstermijn voor de steunverzoeken werd gesteld op 1 maart 2009. Het Fonds had hieraan voorafgaand gemeenten en woningcorporaties die
56 - 57
werkzaam zijn in de 40 wijken, uitgenodigd voor een voorlichtingsbijeenkomst. Tijdens de bijeenkomst is stilgestaan bij de inhoudelijke aspecten en aandachtspunten die van belang zijn bij het opstellen en de indiening van de subsidieaanvragen. Tevens is een aanvraagformulier als format ter ondersteuning aangeboden. In verreweg de meeste gevallen is er intensief contact tussen de corporaties en het Fonds over de benodigde informatie ten behoeve van de steuntoekenning. Inzet van het Fonds is om de aanvragen zo goed en volledig mogelijk ingediend te krijgen zodat deze ook snel kunnen worden afgehandeld. Immers, een belangrijk uitgangspunt is dat corporaties niet wordt overvraagd om informatie en dat de administratieve last en bureaucratische rompslomp beperkt zal blijven. Om die reden is gecommuniceerd dat er sprake zal zijn van ‘een marginale toetsing’ door het Fonds. Dit was uitdrukkelijk de bedoeling van het ministerie. In de brief van de DG wonen van juli 2008 wordt gesteld: ‘Gezien de diversiteit in de wijkactieplannen en de overeenkomsten tussen gemeenten en corporaties, is er door het Directoraat-generaal Wonen, Wijken en Integratie in samenwerking met het CFV gezocht naar een zo eenvoudig mogelijke regeling voor de aanvraag van bijzondere projectsteun en het verkrijgen van een vrijstelling van de heffing voor deze bijzondere projectsteunregeling.’ Dit leidde wel tot verwarring bij corporaties, die dachten dat slechts summiere informatie hoefde te worden aangedragen. Het vergde nogal wat extra inspanning van het Fonds om de informatie in de aanvragen voldoende volledig te krijgen om de rechtmatigheid van de te verstrekken subsidie te waarborgen. In veel gevallen was de omschrijving van de te subsidiëren activiteiten te globaal en was de aard en omvang van de activiteiten en ingrepen niet voldoende duidelijk. Soms ook was niet inzichtelijk in hoeverre de subsidiabele kosten herleidbaar waren tot de genoemde inzet. Uitbetaling bijzondere projectsteun 2008 De uitbetaling van de subsidie was uitgesteld tot in 2009 in verband met de inwerkingtreding van de regeling voor de bijzondere projectsteun per 6 oktober 2008 (de deadline voor de indiening van steunaanvragen was bepaald op 1 maart 2009). Ondertussen was naar aanleiding van bezwaarschriften tegen de bijdrageheffing discussie ontstaan over de verenigbaarheid van de subsidieregeling met het Europees staatssteunrecht. Daarop besloot het Fonds de beslissing op de steunverzoeken aan te houden totdat de Europese Commissie hierover zou hebben beslist. Nadat op 15 december 2009 het (positieve) EC-besluit was afgekomen, heeft het Fonds zo snel mogelijk de steun over 2008 toegekend en is nog in december 2009 het gros van de subsidie (in totaal 92 subsidiebesluiten) bijzondere projectsteun subsidiejaar 2008 ook daadwerkelijk uitbetaald. Maar niet nadat in veel gevallen nog een aanvullende nadere toelichting van corporaties op de ingediende activiteiten en projecten is gevraagd, teneinde vast te kunnen stellen in hoeverre aan het EC-besluit werd voldaan. Bij enkele aanvragen is iets meer tijd nodig geweest voor besluitvorming, omdat het EC-besluit noopte tot aanpassing in de steunaanvraag. In maart 2010 zijn ook deze aanvragen afgehandeld. Stimuleringseffect van de bijzondere projectsteun in de subsidiejaren 2008, 2009 en 2010 De steunaanvragen, zoals bij het Fonds zijn ingediend, leveren een beeld op van de omvang van de (voorgenomen) inzet van corporaties voor de subsidiejaren 2008, 2009 en 2010. Hierbij past de kanttekening dat dit niet in alle gevallen een compleet beeld oplevert, omdat de inzet van corporaties groter kan zijn (en in veel gevallen ook is) dan uit de aanvragen is af te leiden. Er zijn corporaties die uitsluitend een inzet ter hoogte van de te verkrijgen subsidie hebben opgegeven, terwijl die corporaties meer doen in die wijk (maar daar dus geen subsidie voor vragen, noch krijgen). De
Steunverlening
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
daadwerkelijk extra inzet in de 40 wijken kan hoger zijn dan het Fonds aan de hand van de subsidieaanvragen waarneemt. De inzet kan ook lager zijn als niet alle voorgenomen activiteiten en projecten worden gerealiseerd. Bij de eindverantwoording zal pas blijken in hoeverre de in de subsidieaanvragen opgegeven additionele inzet ook daadwerkelijk is gerealiseerd. Als gekeken wordt naar de intentie van de bijzondere projectsteun als een stimuleringssubsidie, als prikkel tot extra inspanningen in de 40 wijken gericht op verbetering van de leefbaarheid, lijkt de opzet voor deze subsidiejaren, in ieder geval in financieel opzicht, succesvol. Grafiek 4 .1
Totaal additionele inzet 2008, 2009 en 2010 bij aanvragen
600 500 400 300 200 Rendabel
100
Onrendabel Out of pocket kosten
0 2008
2009
2010
Uit voorgaande grafiek wordt duidelijk dat tegenover het jaarlijkse subsidiebedrag van € 75 miljoen een subsidiabele additionele inzet (onrendabel en out of pocketkosten samen) staat van ruim € 252 miljoen (voor 2008), van € 216 miljoen (voor 2009) en van € 220 miljoen (voor 2010). Dat is in totaal bijna 2,9 keer het beschikbare subsidiebedrag voor deze drie jaren. Het rendabel deel van de wijkinzet voor 2008 is € 528 miljoen, voor 2009 € 344 miljoen en voor 2010 € 208 miljoen. Voor deze drie jaren is daarmee een bedrag van in totaal bijna € 1,1 miljard aan (voorgenomen) rendabele investeringen opgegeven. Aan de hand van de opgaven bij de subsidieaanvragen valt op te maken dat van 2008 tot en met 2010 voor een bedrag van ruim € 1,7 miljard aan investeringen en uitgaven door corporaties werd gedaan in de 40 wijken. Van de subsidiabele kosten heeft het merendeel betrekking op (verwachte) onrendabele toppen op fysieke investeringen zoals nieuwbouw en verbetering van woningen, maatschappelijk vastgoed en de woonomgeving. Voor 2008 is dat ongeveer 81% vande kosten, voor 2009 ongeveer 68% en voor 2010 is dat eveneens 68%. De out of pocketkosten liggen dus beduidend lager. Op te merken valt dat de onrendabels van de fysieke ingrepen in de loop der jaren afnemen en de out of pocketkosten in 2009 en 2010 juist toenemen tot een niveau van € 70 miljoen per jaar. Inzet in de wijkenaanpak uitgesplitst naar gemeenten De geselecteerde 40 wijken liggen verspreid over 18 gemeenten. Als gekeken wordt naar de voor het Fonds zichtbare bijdragen van corporaties in de verschillende gemeenten, ontstaat het volgende beeld. Allereerst wordt de inzet voor de wijkaanpak in de vier grote steden belicht.
58 - 59 Grafiek 4 .2
Steunverlening
Subsidiabele additionele inzet en subsidie in de vier grote steden voor
2008, 2009 en 2010 Bedragen
140
in € miljoen
Additionele inzet (kosten en
120
onrendabels) 2008
100
Additionele inzet (kosten en
80
onrendabels) 2009
60
Additionele inzet (kosten en
40
onrendabels) 2010
20
Beschikbare subsidie per jaar
0 Amsterdam
Rotterdam
Den Haag
Utrecht
In de vier grote steden gaat het om 20 krachtwijken. De totale additionele inzet in onrendabele kosten en out of pocke kosten van corporaties in deze wijken is volgens de subsidieaanvragen voor 2008 € 197 miljoen, 2009 € 160 miljoen en 2010 € 142 miljoen. De verstrekte subsidie (de optelling van de wijkbudgetten voor deze 20 wijken) is elk van de jaren € 56 miljoen, duidelijk de grootste opgave. De in bovenstaande grafiek weergegeven subsidiabele additionele inzet in Den Haag lijkt sterk achter te blijven bij de andere drie gemeenten. Het uit de subsidieaanvragen op te maken beeld van Den Haag is echter niet compleet. In de uitvoeringsovereenkomst tussen de gemeente Den Haag en de corporaties is namelijk een aanzienlijk hogere additionele (onrendabele) inzet overeengekomen ten behoeve van de Haagse krachtwijken. De corporaties hebben in de steunaanvragen slechts een subsidiabele inzet ter hoogte van het te verkrijgen subsidiebedrag opgegeven. In de tienjarige uitvoeringsovereenkomst is een totale onrendabele investering van corporaties in de Haagse krachtwijken van € 301 miljoen vastgelegd, gemiddeld dus ruim € 30 miljoen per jaar. Dat komt grofweg overeen met de omvang van de subsidiabele additionele inzet in Utrecht. Als gekeken wordt naar de - uit de steunaanvragen op te maken hoogte van de subsidiabele additionele inzet ten opzichte van de verkregen subsidie, ziet het plaatje er per wijk als volgt uit: Tabel 4.1
Wijken met de hoogste subsidiabele inzet in de vier grote steden
Wijk
Subsidiabele inzet
Subsidiabele inzet
2008 t/m 2010 in €
2008 t/m 2010
ten opzichte van
117.120.285
subsidie in %
Rotterdam Oud Zuid
584%
Rotterdam West
54.304.422
332%
Rotterdam Noord
47.180.845
423%
Amsterdam Bos en Lommer
35.884.920
261%
Amsterdam Nieuw-West
34.757.707
132%
Utrecht Overvecht
31.909.668
412%
Utrecht Kanaleneiland
26.349.154
431%
Rotterdam Zuidelijke Tuinsteden
24.518.797
296%
Rotterdam Vreewijk
24.460.000
632%
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
De eindverantwoording over de verstrekte projectsteun over 2008 heeft plaatsgehad voor zover activiteiten en projecten al gerealiseerd zijn. Voor sommige projecten die geen doorgang konden vinden, is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om vervangende projecten daarvoor in de plaats te laten komen. Dat is ook gebeurd voor sommige projecten die achteraf niet voldeden aan voorwaarden van het EC-besluit. Dit betrof met name enkele projecten in Rotterdam op het gebied van maatschappelijk gebonden eigendom. Hiermee is overigens in tabel 4.1 wel rekening gehouden. Op te merken valt dat de niet subsidiabele projecten ook tot tekorten hebben geleid voor de corporaties. Naast de 20 krachtwijken in de vier grote steden, bevinden zich de andere 20 wijken in 14 middelgrote en kleinere steden. De subsidieaanvragen van corporaties met inzet in de wijken in deze 14 gemeenten, leveren het in grafiek 4.3 weergegeven beeld op.
Grafiek 4 .3
Subsidiabele additionele inzet en subsidie voor de overige 14 steden
voor 2008, 2009 en 2010 Bedragen
25
Additionele inzet
in € miljoen
(kosten en 20
onrendabels) 2008 Additionele inzet
15
(kosten en onrendabels) 2009 Additionele inzet
10
(kosten en onrendabels) 2010
5
Beschikbare subsidie per jaar Zaanstad
Schiedam
Nijmegen
Maastricht
Leeuwarden
Heerlen
Groningen
Enschede
Eindhoven
Dordrecht
Deventer
Arnhem
Amsterdam
Alkmaar
0
De totale subsidiabele additionele inzet van deze steden gezamenlijk in deze krachtwijken - zo laat de grafiek zien - is in 2008 in totaal ruim € 55 miljoen, in 2009 bijna € 58 miljoen en in 2010 € 58 miljoen (gebaseerd op de subsidieaanvragen). Voor het subsidiejaar 2008 moet bij Arnhem worden opgemerkt dat een bedrag van € 5,3 miljoen aan subsidiabele additionele inzet niet is uitgevoerd. Dit is niet in grafiek 4.3 verwerkt, deze gaat namelijk uit van de inzet zoals die bij de subsidietoekenning is vastgelegd. Voor elk van deze jaren is voor de betrokken 20 wijken een subsidie van in totaal bijna € 19 miljoen verstrekt. In tegenstelling tot de vier grote steden laat de totale additionele inzet in de meeste van deze 14 gemeenten een redelijk stabiel beeld zien in de drie subsidiejaren en zelfs een lichte toename in 2009 en 2010 ten opzichte van 2008. De in de aanvragen relatief grootste inspanningen ten opzichte van de verstrekte subsidie komen naar voren in de volgende gemeenten:
60 - 61
Steunverlening
Tabel 4.2
Subsidiabele inzet per wijk in de overige gemeenten over drie subsidiejaren
Wijk
Subsidiabele inzet
Subsidiabele inzet
2008 t/m 2010 in €
2008 t/m 2010
ten opzichte van
subsidie in %
Arnhem Presikhaaf
Groningen De Hoogte
Arnhem Malburgen/Immerloo
12.003.500
702
Groningen Korrewegwijk
11.980.158
360
Arnhem Het Arnhemse Broek
11.864.195
455
Arnhem Klarendal
10.257.424
438
Maastricht Noordoost
10.030.501
265
Dordrecht Wielwijk/Crabbehof
10.029.834
214
Amersfoort De Kruiskamp
8.322.311
370
Deventer Rivierenwijk
Alkmaar Overdie
13.096.386
297
12.646.811
380
7.949.280
315
7.741.952
297
Leeuwarden Heechterp/Schieringen
7.288.170
238
Zaanstad Poelenburg
7.282.610
352
Enschede Velve-Lindenhof
5.846.142
382
Schiedam Nieuwland
7.032.421
178
Heerlen Meezenbroek
6.793.569
270
Eindhoven Bennekel
3.749.232
130
Nijmegen Hatert
3.174.853
114
Eindhoven Doornakkers
2.289.967
98
Eindhoven Woensel West
2.066.961
100
Totaal 161.446.277 284 Uit tabel 4.2 blijkt dat met name in de wijken in Arnhem en Groningen niet alleen in absolute bedragen de grootste inzet is gepleegd, maar ook ten opzichte van de verkregen subsidie. Ook de inzet in de wijk Velve-Lindenhof in Enschede springt in het oog. De in de tabel genoemde bedragen zijn gecorrigeerd op basis van de eindafrekening 2008. Bij die eindafrekening heeft een aanpassing ten opzichte van de steuntoekenning plaatsgevonden als gevolg van het niet gerealiseerd zijn of achteraf niet subsidiabel zijn van projecten. Terugvordering van toegekende bijzondere projectsteun 2008 De eindverantwoording over de verkregen bijzondere projectsteun 2008 heeft plaatsgevonden, voor zover projecten in 2008, 2009 en/of 2010 zijn afgerond. De eindafrekening zal overigens nog jaren in beslag nemen, omdat bij verschillende projecten de afronding ervan verder in de toekomst ligt. Tabel 4.3
Subsidie terugvordering 2008 (bedragen in €)
Gemeente
Vervallen of niet
Subsidie
Subsidie niet
acceptabele
teruggevorderd
teruggevorderd
subsidiabele
op basis van
additionele inzet
dsicretionaire
bevoegdheid
Arnhem Rotterdam Maastricht
5.371.539 518.687 90.388 15.963.108 115.000
- 2.290.880 -
25.215
Totaal 21.449.647 518.687 2.406.483
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
In tabel 4.3 is de additionele inzet (uitgedrukt in bedragen) weergegeven die volgens de eindafrekeningen niet is gerealiseerd of achteraf als niet subsidiabel is gebleken8. Het betreft een tussenstand, omdat van 26 subsidiebesluiten voor 2008 de eindafrekening nog niet is afgerond. Meerdere projecten zijn nog in uitvoering. Zoals nu voorzien kan de eindverantwoording van 24 subsidiebesluiten in 2014 worden afgerond en kunnen de laatste twee van het subsidiejaar 2008 in 2016 worden afgerond. Daar waar de eindafrekening 2008 wel heeft plaats kunnen vinden, is in totaal sprake van een bedrag van € 21,4 miljoen aan niet gerealiseerde inzet. Ten aanzien van het subsidiejaar 2008 is op grond van de eindverantwoordingen (tussenstand) besloten om van de totaal verstrekte subsidie van € 74.998.984,een bedrag van € 518.687,- terug te vorderen. Tevens is besloten om een bedrag van € 2.406.483,- niet terug te vorderen. In die gevallen is berekend dat tegenover de toegekende subsidie, ook na het wegvallen van niet gerealiseerde activiteiten/projecten, nog steeds een aanzienlijke additionele inzet wordt gerealiseerd. Aangezien in die situatie de verstrekte subsidie nog steeds tegemoet komt (en besteed is) aan het doel van de regeling, te weten het stimuleren van een additionele inzet in een achterstandswijk, is het in dergelijke gevallen niet wenselijk en niet opportuun de steun (deels) terug te vorderen. Het Fonds heeft een terugvorderingsbevoegdheid die een zodanige discretionaire ruimte kent, dat het Fonds deze afweging kan maken.
8 Uitsluitend zijn in de tabel de gemeenten opgenomen waarbij de bedragen substantieel zijn
Meerjarig beeld van activiteiten in de krachtwijken Niet alleen de leefbaarheidsactiviteiten waar de bijzondere projectsteun een stimulerende rol speelt, zijn van invloed op de verbetering van wijken. Ook andere, niet subsidiabele activiteiten van corporaties zoals nieuwbouw, sloop en verkoop dragen bij aan de verbetering van wijken. Door ook deze activiteiten - aan de hand van de jaarverslaglegging van corporaties - in beeld te brengen, kan een vergelijking worden gemaakt tussen de 40 wijken en andere wijktypen.
Grafiek 4 .4
Verdeling van de mutaties naar wijktype van de corporatievoorraad 2007-2010
Bron: Sectorbeeld realisaties woningcor-
7,0%
poraties verslagjaar 2010, Centraal Fonds.
60% 5,0% 4,0% 3,0%
Nieuwbouw huur
2,0%
Nieuwbouw koop Sloop
1,0%
Verkoop
0,0%
Aankoop Zwak
9 Deze mutaties zijn niet gebaseerd op de Verantwoordingsinformatie (dVi), maar op de Prospectieve informatie (dPi). Daarin hebben de corporaties begin 2011 op postcodeniveau opgegeven wat de mutaties in het jaar 2010 waren. Dat geeft een redelijk betrouwbaar beeld van de realisatie op postcodeniveau, die verder niet meer in de dVi over verslagjaar 2010 opgevraagd wordt.
Gemiddeld
Sterk
40 wijken
Als de inspanningen van corporaties9 gerelateerd worden aan de omvang van hun bezit in de wijken, wordt in de 40 krachtwijken relatief het meest gesloopt en aangekocht. Ook de nieuwbouw van koopwoningen was daar het meest intensief. De nieuwbouw van huur vindt bij die vergelijking het meeste plaats in de sterke wijken. Qua sloop en nieuwbouw van koop volgen de zwakke wijken en de 40 wijken als tweede op enige afstand. Alleen bij de nieuwbouw van huurwoningen overtreffen de inspanningen binnen alle zwakke wijken die van de aangewezen 40 wijken. Er is sprake van een concentratie van activiteiten in zwakke wijken en vooral in de 40 krachtwijken.
62 - 63 Grafiek 4 .5
Steunverlening
Gemiddelde leefbaarheiduitgaven per woongelegenheid in bezit van corporaties
Bron: CFV Sectorbeeld realisaties woning-
x € 1,- naar type uitgaven en gebied 2007-2010
corporaties verslagjaar 2010, Centraal Fonds.
300 250 200 150 100 50
Fysieke activiteiten Sociale activiteiten
0 ’07 ’08 ’09 ’10
G4
’07 ’08 ’09 ’10
G27
’07 ’08 ’09 ’10
Overige
’07 ’08 ’09 ’10
40 wijken
’07 ’08 ’09 ’10
Nederland
gemeente
Uit deze grafiek blijkt dat de concentratie van uitgaven op het gebied van leefbaarheid het sterkst is in de 40 krachtwijken, gevolgd door de zwakke wijken. Duidelijk komt ook naar voren dat de gemiddelde leefbaarheiduitgaven per woongelegenheid in de 40 wijken ten opzichte van het landelijk gemiddelde en het jaar 2007, aanzienlijk zijn gestegen. Deze beleidsfocus op de 40 wijken neemt hoogstwaarschijnlijk sterk af in de komende jaren. Uit de voornemens van corporaties over 2011-2015 blijkt dat in de 40 wijken een sterk verminderde intensiteit van productie te verwachten is, zoals uit de volgende grafiek valt op te maken. Grafiek 4 .6
Gemiddelde jaarlijkse intensiteit van voorgenomen productiemaatregelen
(per 1.000 woongelegenheden) van corporaties in 40 wijken en daarbuiten, 2009-2015
Bron: Sectorbeeld voornemens woningcorporaties 2011-2015, Centraal Fonds.
80 70 60
Verkoop
50
Aankoop
40
Verbetering
30
(> € 20.000)
20
Sloop
10
Nieuwbouw koop Nieuwbouw huur
0 ’09 -’13
’10 -’14
40 wijken
’11 -’15
’09 -’13
’10 -’14
Buiten 40 wijken
’11 -’15
’09 -’13
’10 -’14
Nederland
’11 -’15
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
10 Sectorbeeld voornemens
Deze dalende ontwikkeling tekent zich ook af als gekeken wordt naar de omvang van de additionele inzet zoals die uit de subsidieaanvragen 2009 en 2010 van Amsterdam, Rotterdam en Utrecht is af te leiden en met name die betrekking hebben op de opgegeven onrendabels van de fysieke projecten. De daling van de voorgenomen inzet in de 40 wijken blijkt - opvallend genoeg - veel scherper dan buiten de 40 wijken10.
woningcorporaties 20112015, Centraal Fonds, Naarden 2011, p.15.
Financiële ondersteuning van de wijkenaanpak door de sector In september 2007 is het Onderhandelaarsakkoord gesloten, een akkoord tussen Aedes en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie (hierna: minister voor WWI) ter uitvoering van het ‘Actieplan Krachtwijken, van aandachtwijk naar krachtwijk’. In het Onderhandelaarsakkoord hebben Aedes en de minister vastgelegd dat de corporaties onder meer additionele investeringen (met inbegrip van rendabele investeringen) van € 250 miljoen per jaar gedurende tien jaar in de 40 Vogelaarwijken voor hun rekening zullen nemen. Zij spraken voorts af een investeringsfonds te creëren dat ervoor moest zorgen dat er bij de corporaties in de 40 wijken een extra financiële ruimte van in totaal € 75 miljoen per jaar gedurende tien jaar zou ontstaan voor onrendabele activiteiten uit het wijkactieplan, waarbij dat fonds door de woningcorporaties zou worden gevuld. Aangezien de verwachting was dat de steun via het investeringsfonds zou worden opgebracht, was in de begroting van het Centraal Fonds voor 2008 niet voorzien in een bijdrageheffing bijzondere projectsteun. De minister maakte in 2007 echter een uitdrukkelijk voorbehoud bij de goedkeuring van de begroting van het Fonds, inhoudende dat alsnog een bedrag van € 75 miljoen zou moeten worden begroot, als toch tot heffen zou moeten worden overgegaan. Bij brief van 19 december 2007 aan alle corporaties heeft het Fonds hier melding van gemaakt en gewezen op de mogelijkheid dat in 2008 alsnog tot een bijdrageheffing kon worden overgegaan. Uiteindelijk zijn de woningcorporaties er niet in geslaagd onderling zodanige afspraken te maken dat het voorziene bedrag kon worden opgebracht. De minister voor WWI besloot daarop door middel van een heffing in de geldelijke steun voor de wijkenaanpak te voorzien. Het jaarlijks met de heffing op te brengen bedrag van € 75 miljoen is gelijk aan het bedrag dat de corporaties op basis van het gesloten Onderhandelaarsakkoord zouden bijdragen. Aangezien het Fonds reeds op grond van het BCFV bevoegd was tot bijdrageheffing van en subsidietoekenning aan corporaties, is besloten deze ‘Vogelaarheffing’ en de wijkensteun via het Centraal Fonds te laten lopen. Toen definitief duidelijk was dat de corporatiesector er niet in zou slagen voor 2008 een investeringsfonds te hebben, waaruit in 2008 feitelijk € 75 miljoen beschikbaar zou komen voor steun aan de corporaties met een opgave in de 40 wijken, is een wijziging van het BCFV met spoed in procedure gebracht. Het gewijzigde BCFV is op 23 juni 2008 in het Staatsblad verschenen en op 6 oktober 2008 in werking getreden, zodat nog over 2008 een bijdrageheffing bijzondere projectsteun kon worden opgelegd, zoals van begin af aan de bedoeling was en ook was vastgelegd in de charters. Weerstand tegen de heffing bijzondere projectsteun 2008 In oktober 2008 is aan alle corporaties buiten de 40 wijken een bijdrageheffing opgelegd. Deze bijdrageheffing was (en is) in de sector omstreden, niet in de laatste plaats omdat vrijwel tegelijkertijd de vrijstelling vennootschapsbelasting met ingang van 1 januari 2008 werd afgeschaft. Dit brede verzet kwam tot uitdrukking in het grote aantal bezwaarschriften dat werd ingediend tegen de bijdrageheffing bijzondere projectsteun 2008: 212 stuks. Het was van begin af aan duidelijk dat de afhandeling van dit grote aantal bezwaarprocedu-
64 - 65
res een forse werkbelasting zou betekenen. Teneinde deze werkdruk te verminderen (en mogelijkerwijs ook advocaatkosten voor de corporaties te besparen), zonder afbreuk te doen aan de rechtsbescherming van corporaties, heeft het Fonds aan de bezwaarmakers voorgesteld in te stemmen met opschorting van de behandeling van het eigen bezwaarschrift en de uitkomst in één zaak als een soort van proefproces af te wachten. Het Fonds heeft hierbij de (schriftelijke) toezegging gedaan, dat - als de hoogste bestuursrechter zou oordelen dat er geen rechtmatige heffingsgrondslag is - hij de heffing 2008 voor alle heffingplichtige corporaties zou terugdraaien, dus ook voor degenen die geen bezwaar hadden aangetekend (of hun bezwaar hadden ingetrokken). Een verzoek van het Fonds aan Aedes om haar leden expliciet aan te sporen aan deze oproep gehoor te geven, werd - helaas - niet gehonoreerd. Van het aanbod is beperkt gebruik gemaakt: 109 bezwaarmakende corporaties zijn akkoord gegaan met opschorting. Een en ander heeft geresulteerd in vijf hoorzittingen, waar de bezwaarschriften - deels gezamenlijk - zijn behandeld. Omdat het om vrijwel allemaal individuele bezwaarschriften ging, diende echter wel voor ieder bezwaarschrift een verslag van de hoorzitting te worden opgesteld en een afzonderlijk advies uitgebracht te worden door de Commissie bezwaarschriften (uiteraard inhoudelijk wel afgestemd). Deze hoorzittingen en advisering hebben plaatsgevonden in de eerste helft van 2009. Uiteindelijk zijn in die periode voor alle 103 in behandeling genomen bezwaarschriften adviezen aan het bestuur uitgebracht door de Commissie bezwaarschriften. De beslissing op de bezwaren werd echter door het bestuur van het Fonds aangehouden tot eind december 2009. Advies van de Commissie bezwaarschriften In de bezwaarschriften werden - samengevat - de volgende principiële gronden aangevoerd: > Ongeoorloofde inbreuk op het eigendomsrecht, omdat de inbreuk niet voorzienbaar was en het met de inbreuk te dienen belang niet opweegt tegen de met de heffing geschonden belangen (fair balance); > Strijd met de Woningwet c.q. de Aanwijzingen voor de regelgeving, omdat de heffing 2008 niet was opgenomen in de begroting van het Centraal Fonds en de beleidsregels zoals vastgesteld in 2007; > Strijd met algemene rechtsbeginselen, in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel, het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel en het verbod van willekeur; > Strijd met het EU-recht, bestaande uit schending van het standstill-beginsel (heffing opgelegd voordat EC-beslissing op notificatie is genomen), dan wel staatssteun (BPS) voldoet niet aan de uitzonderingscriteria van art. 108 VWEU. De Commissie bezwaarschriften oordeelde de eerste drie genoemde bezwaren ongegrond: er is geen ongeoorloofde beperking van het eigendomsrecht, de overheid komt een ruime margin of appreciation toe en die is niet overschreden. Er is geen strijd met de Woningwet, omdat de Woningwet niet in de weg staat aan het tussentijds wijzigen van de begroting respectievelijk de beleidsregels en er is evenmin sprake van schending van algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Echter, de grief met betrekking tot het Europese staatssteunrecht oordeelde de Commissie bezwaarschriften gegrond en het betrok deze beoordeling ook ambtshalve bij de andere bezwaarschriften. In een aantal bezwaarschriften werd aangevoerd dat de bijdrageheffing in strijd is met het Europese staatssteunrecht, aangezien de EC de bijzondere projectsteun (nog) niet verenigbaar met het EG-verdrag had verklaard. Er zou daardoor sprake zijn van verboden staatssteun. Door het (toenmalig) ministerie van VROM was het volkshuisvestelijk bestel (waaronder de reguliere projectsteunregeling uit het (oude)
Steunverlening
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
BCFV) reeds in 2002 aan de EC voorgelegd met het verzoek dit stelsel als bestaande steun verenigbaar te oordelen met het EG-recht. In de loop van 2008 is de bijzondere projectsteun alsnog aan die melding toegevoegd, als onderdeel van het bestaande stelsel. Omdat aanvankelijk verwacht werd dat de wijkensteun binnen de sector zelf via een investeringsfonds zou worden opgebracht, is de verenigbaarheid met het staatssteunrecht lange tijd geen punt van overweging geweest. Op het moment dat de Commissie bezwaarschriften moest adviseren over de bijdrageheffing bijzondere projectsteun 2008, was nog geen EC-beslissing genomen. Er bestond in feite onzekerheid hoe de EC zou oordelen. In dat licht oordeelde de Commissie bezwaarschriften het aangevoerde bezwaar inzake de al of niet verenigbaarheid van het EG-recht gegrond: zolang de EC niet had besloten, was het onzorgvuldig hierop vooruitlopend een heffing op te leggen. Ook in de adviezen over bezwaarschriften waar deze grond niet was aangevoerd, adviseerde de Commissie bezwaarschriften tot ambtshalve gegrondverklaring van het bezwaarschrift en herziening van de bijdrageheffing. Aanhouding beslissingen op bezwaar tegen de heffing 2008 Geconfronteerd met deze advisering van de Commissie bezwaarschriften, zag het bestuur van het Fonds zich gesteld voor de vraag hoe te beslissen op het bezwaar. Enerzijds kon een dergelijk advies niet genegeerd worden, anderzijds was het ook ondenkbaar de heffingsbesluiten in te trekken en alle betaalde heffingen terug te storten, ervan uitgaande dat de EC zou besluiten dat een en ander wel verenigbaar is. Van begin af aan namelijk stond (en staat) het Fonds op het standpunt dat de steunregeling in het BCFV valt onder de Vrijstellingsbeschikking 2005/845/EG, zodat geen notificatieplicht geldt en daarmee ook geen sprake kan zijn van onrechtmatige steun. Het Fonds heeft besloten de beslissing op de ingediende bezwaren aan te houden totdat de EC had besloten. Een hiertegen ingediend beroep van een bezwaarmakende corporatie werd door de Rechtbank Utrecht afgewezen: de overschrijding van de beslistermijn die de aanhouding impliceerde, werd rechtmatig geoordeeld mits binnen twee weken na bekendmaking van het EC-besluit tot besluitvorming omtrent de bezwaarschriften zou worden overgegaan (Rechtbank Utrecht, 15 december 2009). De heffing bijzondere projectsteun 2009 De tweede bijdrageheffing bijzondere projectsteun 2009 zou in oktober 2009 moeten plaatsvinden, maar vanuit Brussel was er nog geen besluit gekomen. Het te innen bedrag van € 75 miljoen was in de begroting van het Fonds opgenomen. Om dezelfde reden voor aanhouding van de beslissing op de bezwaarschriften tegen de bijdrageheffing 2008 besloot het bestuur van het Fonds tot uitstel van de bijdrageheffing 2009 totdat meer zekerheid bestond omtrent de verenigbaarheid met het EU-recht. Die bijdrageheffing zou echter wel in het kalenderjaar 2009 moeten plaatsvinden. EC-besluit 15 december 2009 Op 15 december 2009 heeft de Europese Commissie zijn besluit bekend gemaakt inzake de verenigbaarheid van de steunmaatregelen in het Nederlandse volkshuisvestelijke bestel met het Europese staatssteunrecht (C (2009)9963). Dat besluit hield onder meer in dat de bijzondere projectsteun als verenigbaar met de staatssteunbepalingen in het EG-verdrag wordt geoordeeld. Eveneens geeft de EC aan dat de Vrijstellingsbeschikking 2005/842/EG van 28 november 2005 van toepassing is, zodat geen notificatie heeft hoeven plaatsvinden. Het EC-besluit bevatte daarnaast ook een afbakening van hetgeen onder Daeb dient te worden verstaan, waardoor dit mede het kader vormt voor de steuntoekenning. De invulling van hetgeen in het kader van de wijkenaanpak onder leefbaarheid wordt verstaan, zoals geformuleerd in de brief d.d. 3 december 2009 van toenmalig minister Van der Laan aan de EC, is niet letterlijk in het EC-besluit overgenomen, maar er
66 - 67
wordt wel expliciet naar verwezen. Voorts verbindt het EC-besluit de lidstaat ertoe zodanige dienstige maatregelen ten uitvoer te leggen, dat de kaders van het EC-besluit in nationale wetgeving vast komen te liggen. Naar aanleiding van het EC-besluit stuurde de minister voor WWI nog diezelfde dag een brief naar de Tweede Kamer (ABC2009065139), waarin hij aangaf dat de EC-goedkeuring heeft gegeven aan de bijzondere projectsteun en dat daarmee de bezwaarschriften snel konden worden afgehandeld. Het Centraal Fonds was eveneens van mening, hierin gesteund door deskundigenadvies van de Landsadvocaat, dat met dit EC-besluit de bijdrageheffing 2008 en die van 2009 niet onrechtmatig waren. De overige bezwaren, zoals strijd met het eigendomsrecht als beschermd in het EVRM, met de Woningwet en met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder in het bijzonder het gelijkheidsbeginsel, waren door de Commissie bezwaarschriften ongegrond geoordeeld. Beide omstandigheden (het EC-besluit en de adviezen van de Commissie bezwaarschriften) vormden voor het bestuur van het Fonds voldoende grondslag voor het afwijzend beslissen op de (aangehouden) bezwaarschriften tegen de bijdrageheffing 2008. Vervolg juridische procedures Met het EC-besluit kwam - anders dan verwacht - geen einde aan de juridische strijd. Integendeel, 2010 werd een zeer roerig jaar voor de uitvoering van de bijzondere projectsteun. Op 22 december 2009 zijn de beslissingen op de bezwaren tegen de bijdrageheffing 2008 genomen en verzonden. Tevens oordeelde het bestuur van het Fonds dat er geen staatssteunrechtelijke aarzelingen meer waren tegen de bijdrageheffing bijzondere projectsteun voor 2009. Nog in het kalenderjaar 2009, te weten eveneens op 22 december 2009, zijn de bijdrageheffingen alsnog opgelegd. Inmiddels was de Landsadvocaat ingeschakeld voor het voeren van de vele, verschillende juridische procedures inzake de bijzondere projectsteun. Niet alleen tekenden veel corporaties beroep aan bij de rechtbank tegen de beslissing op bezwaar inzake de bijdrageheffing 2008, ook maakten heffingplichtige corporaties (wederom) bezwaar tegen de bijdrageheffing 2009. In totaal zijn tegen de bijdrageheffing 2009 zo’n 100 bezwaarschriften ingediend, in veel gevallen kopieën van die uit 2008 of door simpelweg verwijzing naar de gronden uit 2008. Om die reden heeft het Fonds de bezwaarmakers aangegeven akkoord te gaan met het overslaan van de bezwaarfase. De Algemene wet bestuursrecht maakt met art. 7:1a deze stap mogelijk. Van dit aanbod is op grote schaal gebruik gemaakt: op een enkeling na, hebben de indieners van een bezwaarschrift tegen de bijdrageheffing 2009 het Fonds verzocht in te stemmen met het overslaan van de bezwaarfase. Het Fonds heeft aan al de ingediende verzoeken voldaan. Door het overslaan van de bezwaarfase kwamen de beroepen tegen de heffing 2008 en de bezwaren tegen de heffing 2009 vrijwel tegelijkertijd bij de rechtbanken binnen. Met instemming van de bezwaarden is het gelukt al deze procedures te verwijzen voor behandeling naar één rechtbank, die te Utrecht. Daarnaast is het gelukt deze procedures binnen de Rechtbank Utrecht gevoegd behandeld te krijgen, hetgeen uitmondde in één zaak van 79 eisende corporaties tegen het Centraal Fonds, betreffende de bijdrageheffingen 2008 en 2009. Belangrijkste punten van discussie waren de toetsing aan het eigendomsrecht zoals neergelegd in het EVRM en de uitleg van het EC-besluit. De procederende corporaties herhaalden hun standpunt dat de heffingen voortijdig waren opgelegd, zodat er sprake is van onrechtmatige steun, alsmede dat besteding van de BPS-gelden buiten de Daeb-definitie zouden vallen.
Steunverlening
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Op 26 november 2010 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan inzake de rechtmatigheid van de opgelegde heffingen. De Rechtbank oordeelde dat de leefbaarheid, zoals omschreven in de zogenaamde ‘3 december brief’ van de minister aan de EC onderdeel uitmaakt van de Daeb. Daarnaast was de Rechtbank van mening dat - kortweg - de bijdrageheffing ten behoeve van de bijzondere projectsteun niet ten uitvoer had mogen worden gelegd totdat het EC-goedkeuringsbesluit zou zijn geïmplementeerd in nationale regelgeving. De Rechtbank was tevens van oordeel dat de bijdrageheffing over 2008 in strijd was met het vereiste van voorzienbaarheid als neergelegd in art. 1, eerste protocol EVRM, nu die heffing in 2007 (nog) niet was opgenomen in de begroting van het Fonds voor 2008. Opvallend is dat de Rechtbank zelf in de zaak voorziet, door de primaire (heffings)besluiten te vernietigen. Het Fonds heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State (hierna ABRS). Ook de corporaties hebben hoger beroep aangetekend, zij het op andere gronden. In overleg met de betrokken advocaten is geregeld dat de terugstorting van de heffingen (hetgeen het gevolg is van de vernietiging) niet zal worden opgeëist vóórdat in hoger beroep zal zijn beslist. Dit voorkwam het mogelijkerwijs onnodig heen en weer schuiven van geld. De derde bijdrageheffing bijzondere projectsteun, over 2010, heeft begin november 2010 plaatsgevonden, voordat de uitspraak van de Rechtbank Utrecht bekend was. Ook hiertegen is wederom massaal bezwaar gemaakt (128) waarbij zonder omhaal werd verwezen naar de eerdere bezwaarschriften. Het Fonds heeft opnieuw de indieners gevraagd in te stemmen met aanhouding van de behandeling, totdat de ABRS had beslist. Nu werd het kennelijk ook de corporaties te gortig: alle zijn akkoord gegaan met opschorting. In het licht van de uitspraak van de Rechtbank Utrecht d.d. 26 november 2010, heeft het Fonds de minister begin maart 2011 bericht dat vooralsnog niet tot uitbetaling van de subsidie over 2010 over zal worden gegaan, totdat de ABRS heeft geoordeeld. Als het daadwerkelijk zou neerkomen op terugstoring van de ontvangen bijdrageheffingen, is het niet opportuun de heffing 2010 te besteden. Uitspraak van de hoogste bestuursrechter Op 2 november 2011 kwam de langverwachte uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State: het hoger beroep van het Fonds werd gegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank Utrecht vernietigd. De voornaamste overwegingen van de ABRS zijn: 1 Geen strijd met de Woningwet De ABRS oordeelde dat de Woningwet niet voorschrijft dat de bijdrageheffing in de beleidsregels moet worden geregeld. Tussentijdse aanpassing van de beleidsregels inzake de heffing levert daarom geen strijd met de Woningwet op. 2 Geen schending van de rechtszekerheid De ABRS oordeelde dat de bijdrageheffing 2008 door alle publiciteit, de politieke en beleidsmatige besluitvorming over het Wijkenbeleid en de discussies binnen Aedes, reeds in 2007 voorzienbaar was, althans had moeten zijn. Dat in 2007 het concrete individuele heffingsbedrag nog niet duidelijk was, doet daar niets aan af, want dat is normaliter ook pas kort voor de heffingoplegging bekend. 3 Geen schending van het eigendomsrecht als neergelegd in art. 1 Eerste Protocol EVRM De ABRS concludeert: > Dat er geen sprake is van eigendomsontneming, maar van eigendomsregulering (zodat tegenover de ontneming niet een specifieke compensatie hoeft te staan);
68 - 69
> Dat de regulering voldoet aan het vereiste ‘bij wet voorzien’, met name omdat de wettelijke grondslag in het gewijzigde BCFV is ingevoerd (op 6 oktober 2008) vóórdat de heffing is opgelegd; > Dat met de heffing een legitiem doel in het algemeen belang wordt gediend: het wijkenbeleid; > Dat er een evenwichtige verhouding bestaat tussen doel en middelen: de heffing is niet disproportioneel, ook al bestaan er minder belastende alternatieven en zijn de 40 wijken niet willekeurig gekozen. Ook het buiten beschouwing laten van de financiële noodzaak bij de toekenning van de steun is niet onevenwichtig, nu de steun een stimuleringskarakter heeft; > Dat er geen grond is voor de stelling dat de regeling de mogelijkheid toestaat dat steun wordt aangewend voor activiteiten die buiten het wettelijke kader voor corporaties vallen: dat blijkt nergens uit; > Dat de bijdrageheffing geen buitensporige last oplegt, althans het is niet aan de hand van verifieerbare cijfers hard gemaakt. 4 Geen schending van het Europees recht inzake staatssteun De ABRS oordeelt dat de bijzondere projectsteunregeling door de Nederlandse overheid bij de EC is aangemeld met de mededeling dat de steun zal worden uitgevoerd met inachtneming van de omschreven wijzigingen in het bestaande volkshuisvestelijk bestel (de ‘3 december brief’) en dus heeft de EC de verenigbaarheid van de steunmaatregel getoetst met in achtneming van de wijzigingen die zijn voorgesteld met betrekking tot het bestaande stelsel. De nationale rechter moet vervolgens nagaan of de steunmaatregel voldoet aan de criteria van de Daeb-beschikking (de Vrijstellingsbeschikking) zodat er sprake is van vrijstelling van de aanmeldingplicht. De ABRS ziet daarop aanleiding zelf te beoordelen of de bijzondere projectsteun over 2008 en 2009, zoals door het Fonds uitgekeerd, aan de criteria van de Daeb-beschikking voldoet, daarbij aansluitende bij de toetsing door de EC in zijn besluit van 15 december 2009. Er is daarom geen reden om een prejudiciële procedure te starten. De conclusie van deze toetsing door de ABRS is dat de bijzondere projectsteun voldoet aan de Daeb-criteria en daarmee van begin af aan is vrijgesteld van de aanmeldingsplicht. De conclusie is - uiteindelijk - dat de wettelijke grondslag voor de heffing bijzondere projectsteun en de toekenningen van de bijzondere projectsteun van begin af aan rechtmatig waren. Met het afkomen van de ABRS uitspraak is ook de opschortingstermijn van de aangehouden bezwaarschriften tegen de heffingen 2008, 2009 en 2010 afgelopen. Alle corporaties die nog een bezwaarschrift ‘in de wacht’ hadden staan, zijn door het Fonds aangeschreven met het verzoek af te wegen of het alsnog voeren van de bezwaarprocedure in het licht van de ABRS-uitspraak nog zinvol wordt geoordeeld. Eind oktober 2011 is opnieuw een bijdrageheffing bijzondere projectsteun opgelegd, zij het nu voor € 50 miljoen in plaats van € 75 miljoen, in het kader van de geleidelijke afschaffing van de Vogelaarheffing. Tegen deze heffingsbesluiten is door 21 corporaties opnieuw een bezwaarschrift ingediend, met eensluidend bezwaren als die tegen de eerdere heffingen. Ook aan hen is door het Fonds een brief gestuurd met de vraag of zij, gezien de uitspraak van de ABRS, de procedure nog willen voortzetten. Nog meer juridische procedures: verzet tegen de subsidiebesluiten bijzondere projectsteun Ondertussen waren de subsidieaanvragen voor respectievelijk 2008 en 2009 ingediend door de 47 corporaties die actief zijn in de 40 wijken. Die wilden de wijkbudgetten, zoals opgenomen in de bijlage bij het BCFV, ter beschikking krijgen, nu zij gestart waren met de uitvoering van de wijkactieplannen. De onvrede van de heffingplichtige corporaties was echter zó groot, dat het Fonds
Steunverlening
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
voorzag dat ook tegen de subsidietoekenning juridische procedures zouden worden gestart. Dit was ook met zoveel woorden aangekondigd door heffingplichtige corporaties. Ter voorbereiding daarvan waren alle documenten rond de subsidieaanvragen en de daarbij behorende uitvoeringsovereenkomsten voor alle 40 wijken met een beroep op de Wob opgevraagd. Uit zorgvuldigheid en ter voorkoming van een extra werklast, is in 2009 besloten de subsidietoekenning 2008 aan te houden tot het oordeel van de EC omtrent verenigbaarheid met EG-staatssteunrecht. Dit EC-besluit kwam af op 15 december 2009 en het Fonds is op 22 december 2009 overgegaan tot uitbetaling van € 70,7 miljoen aan subsidie voor de wijkenaanpak 2008 aan de 47 corporaties. Omdat bij enkelen een aanvullende controle plaats moest vinden of de uitgevoerde projecten verenigbaar waren, is de resterende € 4,3 miljoen begin 2010 uitbetaald. In 2010 zijn vervolgens de aanvragen bijzondere projectsteun over 2009 beoordeeld. Dat heeft geresulteerd in 107 subsidiebesluiten voor een totaal bedrag van € 74,6 miljoen. Tegen deze subsidiebeschikkingen is begin 2010 door 49 heffingplichtige corporaties bezwaar gemaakt. De bezwaarschriften zijn in behandeling genomen. De Commissie bezwaarschriften adviseerde tot niet-ontvankelijk verklaring van de indieners, omdat er geen rechtstreeks en persoonlijk belang kan worden vastgesteld tussen de subsidietoekenning en de eisers, zoals art. 1:2 Awb vereist, aldus de Commissie. In september 2010 zijn daarop door het bestuur van het Fonds de beslissingen op bezwaar genomen, inhoudende niet-ontvankelijk verklaring van de bezwaarschriften. Hiertegen werd door de corporaties beroep ingesteld bij de rechtbank. Opnieuw werd bewerkstelligd dat al deze zaken worden verwezen naar één rechtbank (Utrecht) en aldaar gevoegd werden behandeld. Na de mondelinge behandeling ter zitting in april 2010, kwam de Rechtbank Utrecht op 10 juni 2011 tot zijn uitspraak: het achtte de eisers niet-ontvankelijk en verwierp hun beroep. Alle 49 corporaties hebben hiertegen hoger beroep ingesteld bij de ABRS. Einde van de bijzondere projectsteun In het najaar van 2010 trad het kabinet Rutte aan en in het Regeerakkoord staat te lezen: ‘De ‘Vogelaarheffing’ wordt afgeschaft.’ Sindsdien is op ambtelijk niveau nagedacht over de wijze waarop deze afschaffing vorm kan worden gegeven, zonder tekort te doen aan gerechtvaardigd gewekte verwachtingen of bindende toezeggingen. Uiteindelijk heeft minister Donner, sinds november 2010 verantwoordelijk minister voor de wijkaanpak, besloten de aanspraak op bijzondere projectsteun in twee jaar af te bouwen: over 2011 en over 2012 is nog een wijkbudget beschikbaar, daarna niet meer. Dit budget wordt evenwel afgebouwd: in 2011 is dat budget € 50 miljoen en over 2012 € 25 miljoen. Het budget zal dan in eerste instantie aangewend moeten worden voor projecten, waar de corporatie bij aanvang heeft gerekend op meerjarige steun. Deze gefaseerde afschaffing van de wijkensteun betekent dat ook een lagere heffing is opgelegd: in 2011 in totaal € 50 miljoen en in 2012 € 25 miljoen. De lagere bijdrageheffing over 2011, alsook het duidelijke rechtmatigheidsoordeel van de hoogste bestuursrechter, is voor een aantal corporaties geen reden zich neer te leggen bij de heffing 45 corporaties hebben een bezwaarschrift tegen de bijdrageheffing projectsteun 2011 ingediend.
70 - 71
De producten in 2011 >
Bijdrageheffing saneringssteun € 56 miljoen
>
Anticipatiebesluit WSG te Geertruidenberg
>
Bijdrageheffing bijzondere projectsteun wijkenaanpak 2011
>
99 subsidiebesluiten en uitbetalingen bijzondere projectsteun wijkenaanpak 2010
>
92 (tussentijdse) eindafrekeningen subsidie bijzondere projectsteun wijkenaanpak 2008
>
65 (tussentijdse) eindafrekeningen subsidie bijzondere projectsteun wijkenaanpak 2009
Steunverlening
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Goodijk
Rienk Goodijk ‘Toezicht houden mag wel een beetje spannender worden’ Het komt nog te vaak voor dat een Raad van Toezicht
woningcorporatie disfunctioneert. De financiële en maatschappelijke schade daarvan is groot. Volgens Rienk Goodijk, (deeltijd
raar Governance in de (semi)publieke sector, is het toezicht in de corporatiesector dan ook toe aan vernieuwing. ‘Bij de introdu
‘Toezicht houden mag wel een beetje spannender worden’
huidige model is te weinig doordacht waar de specifieke verantwoordelijkheden liggen. Dat verklaart de verwarring.’ In de zorg
onderwijs heeft Rienk Goodijk al het nodige onderzoek verricht naar governance en het functioneren van Raden van Toezicht. kort komen ook de woningcorporaties in dat rijtje van (semi-)publieke sectoren te staan. Het afgelopen jaar heeft Goodijk, senior-consultant/onderzoeker bij HRD-adviesbureau GITP en (deeltijd)hoogleraar aan het Centrum voor het Bestuur van de pelijke Onderneming (CMBO) van TiasNimbas Business School te Tilburg, zijn blik ook op de corporatiesector gericht, mede
voorbereiding op een boek dat hij over dit thema schrijft. ‘Uit alle contacten die er tot nog toe zijn geweest, en de berichtgeving
media over toezicht en governance in de corporatiesector maak ik op dat er in het algemeen nog veel onduidelijkheid bestaat ov
precies de taken en verantwoordelijkheden van de Raad van Toezicht zijn. Daar waar een probleem zich aandient zie ik bij de c
rissen toch een zekere mate van verontwaardiging ontstaan over de reikwijdte van hun verantwoordelijkheid. Dat zegt eigenlijk
Het probleem zit hem volgens Goodijk vooral in het gehanteerde systeem. ‘Dat is namelijk een redelijk exacte kopie van het Ra
Rienk
Commissarissen-model, zoals dat in de private sector wordt gehanteerd. Door dit model te gebruiken in een (semi-)publieke sec
bepaalde aspecten van het toezicht verwaarloosd. De verantwoordelijkheid gaat voor een commissaris van een woningcorporat
veel verder: hij of zij wordt geacht niet alleen naar het bedrijfsbelang te kijken maar ook rekening te houden met het bredere m pelijke en politieke belang. Het takenpakket is daardoor veel breder dan wat commissarissen in het private domein gewend zij
dat, toen het model in de corporatiesector werd geïntroduceerd, te weinig is doordacht waar de specifieke verantwoordelijkhed
Raad van Toezicht van een woningcorporatie liggen. Het is simpelweg te snel gekopieerd.’ Buitengewoon complex Met name h
karakter van de woningcorporatie maakt het lastig integraal toezicht te houden. ‘Een corporatie is gewoon een buitengewoon c
organisatie’, benadrukt Goodijk, ‘met een heel pakket aan publieke en private taken, veel verschillende bedrijfsonderdelen, som
ingewikkelde financieringsconstructies, en heel veel en ook zeer diverse belanghebbenden. Het is aan de raad om op al die lijn integraal mogelijk toezicht te houden. En dat is op zijn zachtst gezegd een lastige opgave.’De meeste Raden van Toezicht leren
moment dan ook vooral van de tekortkomingen die op enig moment aan het licht komen, binnen de eigen organisatie maar ook
corporaties. ‘En ondertussen moeten zij zoveel mogelijk verbindingen proberen te maken: met het bestuur, de stakeholders, ext
partijen en dergelijke. Zij moeten interactief in de meest uiteenlopende netwerken opereren, zonder de bestuurders daarbij voo
te lopen. Dat alleen al is een spanningsveld op zich.’Het boek dat Goodijk dit voorjaar publiceert, zal gaan over de tekortkomin
het toezicht bij zorginstellingen, woning-corporaties en onderwijs. De gebrekkige taakopvatting is zo’n tekortkoming. Het ver
dingsvacuüm is een andere. ‘In het huidige model ontbreken de aandeelhouders. Daardoor heeft de Raad van Toezicht geen org
beschikking waaraan rechtstreeks verantwoording moet worden afgelegd. Zij is gedwongen om op een of andere manier een dia
gang te brengen met de stakeholders. Daar zijn geen regels voor, en dus wordt er op zeer verschillende wijze invulling aan gege
ben ik voorstander van een actieve dialoog met de stakeholders. Misschien moet die wel in de organisatiestructuur worden vast naar analogie van verenigingen of coöperaties, maar dan wel in een moderne interactieve vorm.’ Verbeterpunten Voor Goodijk
ook nog steeds niet duidelijk of het concept, waarop het toezicht in de (semi-)publieke sector is gebaseerd, wel deugt. ‘Uit ons o
tot dusver blijkt dat in alle drie de sectoren problemen aan de orde zijn met betrekking tot de taakopvatting van de Raad van T
checks and balances, en de asymmetrie in de informatievoorziening. Het is in dat kader opvallend dat toezichthoudende organe
weinig gebruik maken van de externe accountant. En omgekeerd overigens. Er zijn veel meer mogelijkheden om in die relatie i
elkaar te betekenen.’ De deskundigheid van de commissarissen baart hem minder zorgen. ‘Iedere sector heeft zijn eigen kennis
nodig. In de zorg zien we bijvoorbeeld dat het aantal expertises stijgt, en dat de belangstelling voor de beleidsinhoudelijke expe toeneemt. Voorheen werd vooral algemene management en financiële expertise verlangd, nu gaat het veel meer om kennis van
vastgoed, ICT en kwaliteit van de dienstverlening. Het zou goed kunnen dat datzelfde in de corporatiesector gebeurt. Een grot
bleem dan deskundigheid vind ik daarom het gebrek aan diversiteit. Veel Raden van Toezicht zijn te homogeen samengesteld. D
koste van hun alertheid. Ook ligt hierdoor het gevaar van group think nadrukkelijk op de loer.’ Om dat te voorkomen moet vol
Goodijk worden gezocht naar kandidaten die iets extra’s toevoegen. ‘Ook in gedrag. Het moet allemaal een beetje spannender w
de Raad van Toezicht. De commissarissen moeten niet allemaal gelijkgestemd zijn, maar zich juist kritisch tonen ten aanzien v
en de organisatie. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat er teveel belangen in de Raad van Toezicht vertegenwoordigd zijn
gaat weer ten koste van de onafhankelijkheid.’ Publieke belang De leden van de Raad van Toezicht van een corporatie moeten z
ieder geval terdege bewust zijn van het feit dat zij ook het publieke belang dienen, vervolgt Goodijk. ‘Zij staan onder voortdure
van pers, publieke opinie en politiek om dat publieke belang recht te doen. Maar dat moet dan wel gebeuren met respect voor d
der van de corporatie. Dus: kritisch en onafhankelijk enerzijds en loyaal anderzijds. Ik verbaas me er wel eens over dat, wannee
zich massaal op een misstand stort, de Raad van Toezicht vervolgens de eigen bestuurder zo weinig in bescherming neemt. Wan
lang niet altijd zijn of haar schuld. En zeker niet zijn of haar schuld alleen.’ Vaak is het namelijk de combinatie van factoren w
zaken verkeerd lopen. ‘De opstelling van de bestuurder zelf, een Raad van Toezicht die onvoldoende toezicht uitoefent, op te g
staat en te weinig deskundig is, in combinatie met een niet goed functionerend intern controlesysteem, het onvoldoende op ord de financiële gegevens, stakeholders die onvoldoende of juist teveel betrokken zijn: het is altijd een heel pakket aan oorzaken.
danks speelt de RvC een cruciale rol bij het voorkomen van problemen. Maar juist die rol wordt door menig RvC onderschat.’ Z de risico’s worden onderschat. ‘Commissarissen worden zich weliswaar steeds beter bewust van het feit dat ook zij aansprakeli
zijn als het fout loopt. Maar desondanks worden het risico en de complexiteit van het houden van toezicht nog altijd onderscha
geldt ook voor de tijdsbesteding. Men kan vraagtekens zetten bij de kwaliteit van zijn functioneren als een commissaris naast z
reguliere baan nog een hele lijst van dit soort functies heeft. Met een of twee commissariaten is de agenda al behoorlijk gevuld
definitieve rapportage over het onderzoek van Goodijk moet blijken of de gesignaleerde tekortkomingen in het toezicht op (sem
publieke organen zijn te repareren. ‘Er keren zich zeker zaken ten goede, maar ik ben en blijf bezorgd over de toekomstwaarde
bestuurlijk concept. Er zit een behoorlijk aantal tekortkomingen in het model waarvan het nog maar de vraag is of die eenvoud
te lossen. Ik acht het in ieder geval niet ondenkbaar dat op enig moment alsnog wordt besloten om een volledig nieuw construc tuigen.’
TekestGoodijk Rienk behang‘Toezicht houden mag wel een beetje spannender worden’ Het komt nog te vaak voor dat een Raad van Toezicht
woningcorporatie disfunctioneert. De financiële en maatschappelijke schade daarvan is groot. Volgens Rienk Goodijk, (deeltijd
raar Governance in de (semi)publieke sector, is het toezicht in de corporatiesector dan ook toe aan vernieuwing. ‘Bij de introdu
huidige model is te weinig doordacht waar de specifieke verantwoordelijkheden liggen. Dat verklaart de verwarring.’ In de zorg
onderwijs heeft Rienk Goodijk al het nodige onderzoek verricht naar governance en het functioneren van Raden van Toezicht. kort komen ook de woningcorporaties in dat rijtje van (semi-)publieke sectoren te staan. Het afgelopen jaar heeft Goodijk, senior-consultant/onderzoeker bij HRD-adviesbureau GITP en (deeltijd)hoogleraar aan het Centrum voor het Bestuur van de pelijke Onderneming (CMBO) van TiasNimbas Business School te Tilburg, zijn blik ook op de corporatiesector gericht, mede
voorbereiding op een boek dat hij over dit thema schrijft. ‘Uit alle contacten die er tot nog toe zijn geweest, en de berichtgeving
media over toezicht en governance in de corporatiesector maak ik op dat er in het algemeen nog veel onduidelijkheid bestaat ov
precies de taken en verantwoordelijkheden van de Raad van Toezicht zijn. Daar waar een probleem zich aandient zie ik bij de c
rissen toch een zekere mate van verontwaardiging ontstaan over de reikwijdte van hun verantwoordelijkheid. Dat zegt eigenlijk
Het probleem zit hem volgens Goodijk vooral in het gehanteerde systeem. ‘Dat is namelijk een redelijk exacte kopie van het Ra
Commissarissen-model, zoals dat in de private sector wordt gehanteerd. Door dit model te gebruiken in een (semi-)publieke sec
bepaalde aspecten van het toezicht verwaarloosd. De verantwoordelijkheid gaat voor een commissaris van een woningcorporat
veel verder: hij of zij wordt geacht niet alleen naar het bedrijfsbelang te kijken maar ook rekening te houden met het bredere m pelijke en politieke belang. Het takenpakket is daardoor veel breder dan wat commissarissen in het private domein gewend zij
dat, toen het model in de corporatiesector werd geïntroduceerd, te weinig is doordacht waar de specifieke verantwoordelijkhed
Raad van Toezicht van een woningcorporatie liggen. Het is simpelweg te snel gekopieerd.’ Buitengewoon complex Met name h
karakter van de woningcorporatie maakt het lastig integraal toezicht te houden. ‘Een corporatie is gewoon een buitengewoon c
organisatie’, benadrukt Goodijk, ‘met een heel pakket aan publieke en private taken, veel verschillende bedrijfsonderdelen, som
ingewikkelde financieringsconstructies, en heel veel en ook zeer diverse belanghebbenden. Het is aan de raad om op al die lijn integraal mogelijk toezicht te houden. En dat is op zijn zachtst gezegd een lastige opgave.’De meeste Raden van Toezicht leren
moment dan ook vooral van de tekortkomingen die op enig moment aan het licht komen, binnen de eigen organisatie maar ook
corporaties. ‘En ondertussen moeten zij zoveel mogelijk verbindingen proberen te maken: met het bestuur, de stakeholders, ext
partijen en dergelijke. Zij moeten interactief in de meest uiteenlopende netwerken opereren, zonder de bestuurders daarbij voo
te lopen. Dat alleen al is een spanningsveld op zich.’Het boek dat Goodijk dit voorjaar publiceert, zal gaan over de tekortkomin
het toezicht bij zorginstellingen, woning-corporaties en onderwijs. De gebrekkige taakopvatting is zo’n tekortkoming. Het ver
dingsvacuüm is een andere. ‘In het huidige model ontbreken de aandeelhouders. Daardoor heeft de Raad van Toezicht geen org
beschikking waaraan rechtstreeks verantwoording moet worden afgelegd. Zij is gedwongen om op een of andere manier een dia
gang te brengen met de stakeholders. Daar zijn geen regels voor, en dus wordt er op zeer verschillende wijze invulling aan gege
ben ik voorstander van een actieve dialoog met de stakeholders. Misschien moet die wel in de organisatiestructuur worden vast naar analogie van verenigingen of coöperaties, maar dan wel in een moderne interactieve vorm.’ Verbeterpunten Voor Goodijk
ook nog steeds niet duidelijk of het concept, waarop het toezicht in de (semi-)publieke sector is gebaseerd, wel deugt. ‘Uit ons o
tot dusver blijkt dat in alle drie de sectoren problemen aan de orde zijn met betrekking tot de taakopvatting van de Raad van T
checks and balances, en de asymmetrie in de informatievoorziening. Het is in dat kader opvallend dat toezichthoudende organe
weinig gebruik maken van de externe accountant. En omgekeerd overigens. Er zijn veel meer mogelijkheden om in die relatie i
elkaar te betekenen.’ De deskundigheid van de commissarissen baart hem minder zorgen. ‘Iedere sector heeft zijn eigen kennis
nodig. In de zorg zien we bijvoorbeeld dat het aantal expertises stijgt, en dat de belangstelling voor de beleidsinhoudelijke expe toeneemt. Voorheen werd vooral algemene management en financiële expertise verlangd, nu gaat het veel meer om kennis van
vastgoed, ICT en kwaliteit van de dienstverlening. Het zou goed kunnen dat datzelfde in de corporatiesector gebeurt. Een grot
bleem dan deskundigheid vind ik daarom het gebrek aan diversiteit. Veel Raden van Toezicht zijn te homogeen samengesteld. D
koste van hun alertheid. Ook ligt hierdoor het gevaar van group think nadrukkelijk op de loer.’ Om dat te voorkomen moet vol
Goodijk worden gezocht naar kandidaten die iets extra’s toevoegen. ‘Ook in gedrag. Het moet allemaal een beetje spannender w
de Raad van Toezicht. De commissarissen moeten niet allemaal gelijkgestemd zijn, maar zich juist kritisch tonen ten aanzien v
en de organisatie. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat er teveel belangen in de Raad van Toezicht vertegenwoordigd zijn
gaat weer ten koste van de onafhankelijkheid.’ Publieke belang De leden van de Raad van Toezicht van een corporatie moeten z
ieder geval terdege bewust zijn van het feit dat zij ook het publieke belang dienen, vervolgt Goodijk. ‘Zij staan onder voortdure
van pers, publieke opinie en politiek om dat publieke belang recht te doen. Maar dat moet dan wel gebeuren met respect voor d
der van de corporatie. Dus: kritisch en onafhankelijk enerzijds en loyaal anderzijds. Ik verbaas me er wel eens over dat, wannee
zich massaal op een misstand stort, de Raad van Toezicht vervolgens de eigen bestuurder zo weinig in bescherming neemt. Wan
lang niet altijd zijn of haar schuld. En zeker niet zijn of haar schuld alleen.’ Vaak is het namelijk de combinatie van factoren w
zaken verkeerd lopen. ‘De opstelling van de bestuurder zelf, een Raad van Toezicht die onvoldoende toezicht uitoefent, op te g
staat en te weinig deskundig is, in combinatie met een niet goed functionerend intern controlesysteem, het onvoldoende op ord de financiële gegevens, stakeholders die onvoldoende of juist teveel betrokken zijn: het is altijd een heel pakket aan oorzaken.
danks speelt de RvC een cruciale rol bij het voorkomen van problemen. Maar juist die rol wordt door menig RvC onderschat.’ Z de risico’s worden onderschat. ‘Commissarissen worden zich weliswaar steeds beter bewust van het feit dat ook zij aansprakeli
zijn als het fout loopt. Maar desondanks worden het risico en de complexiteit van het houden van toezicht nog altijd onderscha
geldt ook voor de tijdsbesteding. Men kan vraagtekens zetten bij de kwaliteit van zijn functioneren als een commissaris naast z
reguliere baan nog een hele lijst van dit soort functies heeft. Met een of twee commissariaten is de agenda al behoorlijk gevuld
definitieve rapportage over het onderzoek van Goodijk moet blijken of de gesignaleerde tekortkomingen in het toezicht op (sem
publieke organen zijn te repareren. ‘Er keren zich zeker zaken ten goede, maar ik ben en blijf bezorgd over de toekomstwaarde
bestuurlijk concept. Er zit een behoorlijk aantal tekortkomingen in het model waarvan het nog maar de vraag is of die eenvoud
te lossen. Ik acht het in ieder geval niet ondenkbaar dat op enig moment alsnog wordt besloten om een volledig nieuw construc tuigen.’
t van een
d)hoogle-
uctie van het
g en het
. BinnenMaatschapter
g in de
ver wat nu
commissa-
k heel veel.’
aad van
ctor worden
tie namelijk
maatschapn. Ik vrees
den van de
het hybride
complexe
ms zeer
nen zo op dit
k bij andere
terne
or de voeten
ngen van
rantwoor-
gaan tot zijn
aloog op
even. Zelf
tgelegd, is hoe dan
onderzoek
Toezicht, de
en zo
iets voor
s en kunde
ertises zaken als
ter pro-
Dat gaat ten
lgens
worden in
van zichzelf
n. Want dat
zich in
ende druk
de bestuur-
er de pers
nt het is
waardoor
grote afstand
de zijn van Deson-
Zoals ook jk kunnen
at. Dat
zijn
d.’ Uit de
mi-)
e van het
dig zijn op
ct op te
74 - 75
Rienk Goodijk
Het komt nog te vaak voor dat een Raad van Toezicht van een woningcorporatie disfunctioneert. De financiële en maatschappelijke schade daarvan is groot. Volgens Rienk Goodijk, (deeltijd) hoogleraar Governance in de (semi) publieke sector, is het toezicht in de corporatiesector dan ook toe aan vernieuwing. ‘Bij de introductie van het huidige model is te weinig doordacht waar de specifieke verantwoordelijkheden liggen. Dat verklaart de verwarring.’
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
In de zorg en het onderwijs heeft Rienk Goodijk al het nodige onderzoek verricht naar governance en het functioneren van Raden van Toezicht. Binnenkort komen ook de woningcorporaties in dat rijtje van (semi-)publieke sectoren te staan. Het afgelopen jaar heeft Goodijk, senior-consultant/onderzoeker bij HRD-adviesbureau GITP en (deeltijd)hoogleraar aan het Centrum voor het Bestuur van de Maatschappelijke Onderneming (CMBO) van TiasNimbas Business School te Tilburg, zijn blik ook op de corporatiesector gericht, mede ter voorbereiding op een boek dat hij over dit thema schrijft.
‘Uit alle contacten die er tot nog toe zijn geweest, en de berichtgeving in de media over toezicht en governance in de corporatiesector maak ik op dat er in het algemeen
nog veel onduidelijkheid bestaat over wat nu precies de taken en verantwoordelijkheden van de Raad van Toezicht zijn. Daar waar een probleem zich
aandient zie ik bij de commissarissen toch een zekere mate van verontwaardiging ontstaan over de reikwijdte van hun verantwoordelijkheid. Dat zegt eigenlijk heel veel.’ Het probleem zit hem volgens Goodijk vooral in het gehanteerde systeem. ‘Dat is namelijk een redelijk exacte kopie van het Raad van Commissarissen-model, zoals dat in de private sector wordt gehanteerd. Door dit model te gebruiken in een (semi-)publieke sector worden bepaalde aspecten van het toezicht verwaarloosd. De verantwoordelijkheid gaat voor een commissaris van een woningcorporatie namelijk veel verder: hij of zij wordt geacht niet alleen naar het bedrijfsbelang te kijken maar ook rekening te houden met het bredere maatschappelijke en politieke belang. Het takenpakket is daardoor veel breder dan wat commissarissen in het private domein gewend zijn. Ik vrees dat, toen het model in de corporatiesector werd geïntroduceerd, te weinig is doordacht waar de specifieke verantwoordelijkheden van de Raad van Toezicht van een woningcorporatie liggen. Het is simpelweg te snel gekopieerd.’ > Buitengewoon complex Met name het hybride karakter van de woningcorporatie maakt het lastig integraal toezicht te houden. ‘Een corporatie is gewoon een buitengewoon complexe organisatie’, benadrukt Goodijk, ‘met een heel pakket aan publieke en private taken, veel verschillende bedrijfsonderdelen, soms zeer ingewikkelde financieringsconstructies, en heel veel en ook zeer diverse belanghebbenden. Het is aan de raad om op al die lijnen
zo integraal mogelijk toezicht te houden. En dat is op zijn zachtst gezegd een lastige opgave.’
De meeste Raden van Toezicht leren op dit moment dan ook vooral van de tekortkomingen die op enig moment aan het licht komen, binnen de eigen organisatie maar
ook bij andere corporaties. ‘En ondertussen moeten zij zoveel mogelijk verbindingen proberen te maken: met het bestuur, de stakeholders, externe partijen en dergelijke. Zij moeten interactief in de meest uiteenlopende netwerken opereren, zonder de bestuurders daarbij voor de voeten te lopen. Dat alleen al is een spanningsveld op zich.’ Het boek dat Goodijk dit voorjaar publiceert, zal gaan over de tekortkomingen van het toezicht bij zorginstellingen, woningcorporaties en onderwijs. De gebrekkige taakopvatting is zo’n tekortkoming. Het verantwoordingsvacuüm is een andere. ‘In het huidige model ontbreken de aandeelhouders. Daardoor heeft de Raad van Toezicht geen orgaan tot zijn beschikking waaraan rechtstreeks verantwoording moet worden afgelegd. Zij is gedwongen om op een of andere manier een dialoog op gang te brengen met de stakeholders. Daar zijn geen regels voor, en dus wordt er op zeer verschillende wijze invulling aan gegeven. Zelf ben ik voorstander van een actieve dialoog met de stakeholders. Misschien moet die wel in de organisatiestructuur worden vastgelegd, naar analogie van verenigingen of coöperaties, maar dan wel in een moderne interactieve vorm.’ > Verbeterpunten Voor Goodijk is hoe dan ook nog steeds niet duidelijk of het concept, waarop het toezicht in de (semi-)publieke sector is gebaseerd, wel deugt. ‘Uit ons onderzoek tot
dusver blijkt dat in alle drie de sectoren problemen aan de orde zijn met betrekking tot de taakopvatting van de Raad van Toezicht, de checks and balances, en de asymmetrie in de informatievoorziening. Het is in dat kader opvallend dat toezichthou-
dende organen zo weinig gebruik maken van de externe accountant. En omgekeerd overigens. Er zijn veel meer mogelijkheden om in die relatie iets voor elkaar te betekenen.’ De deskundigheid van de commissarissen baart hem minder zorgen. ‘Iedere sector heeft zijn eigen kennis en kunde nodig. In de zorg zien we bijvoorbeeld dat het aantal expertises stijgt, en dat de belangstelling voor de beleidsinhoudelijke expertises toeneemt. Voorheen werd vooral algemene management en financiële expertise verlangd, nu gaat het veel meer om kennis van zaken als vastgoed, ICT en kwaliteit van de dienstverlening. Het zou goed kunnen dat datzelfde in de corporatiesector gebeurt. Een groter probleem dan deskundigheid vind ik daarom het gebrek aan diversiteit. Veel Raden van Toezicht zijn te homogeen samengesteld. Dat gaat ten koste van hun alertheid. Ook ligt hierdoor het gevaar van group think nadrukkelijk op de loer.’ Om dat te voorkomen moet volgens Goodijk worden gezocht naar kandidaten die iets extra’s toevoegen.
76 - 77
‘Ook in gedrag. Het moet allemaal een beetje spannender worden in de Raad van Toezicht. De commissarissen moeten niet allemaal gelijkgestemd zijn, maar zich juist kritisch tonen ten aanzien van zichzelf en de organisatie. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat er teveel belangen in de Raad van Toezicht vertegenwoordigd zijn. Want dat gaat weer ten koste van de onafhankelijkheid.’ > Publieke belang De leden van de Raad van Toezicht van een corporatie moeten zich in ieder geval terdege bewust zijn van het feit dat zij ook het publieke belang dienen, vervolgt Goodijk. ‘Zij staan onder voortdurende druk van pers, publieke opinie en politiek om dat publieke belang recht te doen. Maar dat moet dan wel gebeuren met respect voor de bestuurder van de corporatie. Dus: kritisch en onafhankelijk enerzijds en loyaal anderzijds. Ik verbaas me
er wel eens over dat, wanneer de pers zich massaal op een misstand stort, de Raad van Toezicht vervolgens de eigen bestuurder zo weinig in bescherming neemt. Want het is lang niet altijd zijn of haar schuld. En zeker niet zijn of haar schuld alleen.’ Vaak is het namelijk de combinatie van factoren waardoor zaken verkeerd lopen. ‘De opstelling van de bestuurder zelf, een Raad van Toezicht die onvoldoende toezicht uitoefent, op te grote afstand staat en te weinig deskundig is, in combinatie met een niet goed functionerend intern controlesysteem, het onvoldoende op orde zijn van de financiële gegevens, stakeholders die onvoldoende of juist teveel betrokken zijn: het is altijd een heel pakket aan oorzaken. Desondanks speelt de RvC een cruciale rol bij het voorkomen van problemen. Maar juist die rol wordt door menig RvC onderschat.’ Zoals ook de risico’s worden onderschat. ‘Commissarissen worden zich weliswaar steeds beter bewust van het feit dat ook zij aansprakelijk kunnen zijn als het fout loopt. Maar desondanks worden het risico en de complexiteit van het houden van toezicht nog altijd onderschat. Dat geldt ook voor de tijdsbesteding. Men kan vraagtekens zetten bij de kwaliteit van zijn functioneren als een commissaris naast zijn reguliere baan nog een hele lijst van dit soort functies heeft. Met een of twee commissariaten is de agenda al behoorlijk gevuld.’ Uit de definitieve rapportage over het onderzoek van Goodijk moet blijken of de gesignaleerde tekortkomingen in het toezicht op (semi-)publieke organen zijn te repareren. ‘Er keren zich zeker zaken ten goede,
maar ik ben en blijf bezorgd over de toekomstwaarde van het bestuurlijk concept. Er zit een
behoorlijk aantal tekortkomingen in het model waarvan het nog maar de vraag is of die eenvoudig zijn op te lossen. Ik acht het in ieder geval niet ondenkbaar dat op enig moment alsnog wordt besloten om een volledig nieuw construct op te tuigen.’
Rienk Goodijk
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
78 - 79
Informatievoorziening In het kader van de uitvoering van de toezichttaak verkrijgt het Fonds veel gegevens van de corporaties. Het Fonds beoogt deze informatie terug te leggen bij de sector en zijn stakeholders. Kernelementen zijn hierbij onafhankelijk, samenwerken, betrouwbaar en relevant. Met deze hoofddoelstelling sluit het Fonds nauw aan bij het kabinetstandpunt over toegankelijkheid van overheidsinformatie. De producten die ontwikkeld worden voor de beoordeling van de corporaties uit hoofde van het financiële toezicht van het Fonds, zijn tevens nuttig voor zowel het ministerie als het bestuur en de interne toezichthouder van de corporatie. Door beschikbaar materiaal te bewerken, ontstaan nieuwe producten die het Fonds mede aan de stakeholders ter beschikking stelt. De ontwikkeling van deze producten is mogelijk door gebruik van de databestanden die het Fonds heeft op basis van zijn toezichttaak. Door koppeling met andere databestanden en gegevens en door een door het Fonds ontwikkelde benadering, worden deze producten gemaakt en up-to-date gehouden. 5.1
Corporatie in Perspectief > Jaarlijks stelt het Fonds Corporatie in Perspectief (CiP) samen, een bedrijfsvergelijking waarin elke corporatie haar eigen gegevens krijgt gepresenteerd. Binnen de corporatiesector blijkt er veel behoefte te bestaan om met behulp van kengetallen inzicht te krijgen in de maatschappelijke prestaties van woningcorporaties en de daarmee samenhangende bedrijfsvoering. Met de CiP kunnen corporaties bijvoorbeeld zien hoe hun financiële positie en rendementkengetallen zich verhouden tot die van collega-corporaties. Ook worden hun gegevens, waaruit een belangrijk deel van de volkshuisvestelijke prestaties afgeleid kunnen worden, afgezet tegen de corporaties in de referentiegroep waartoe de corporatie behoort. Vanaf 2008 kunnen ook gemeenten en andere stakeholders profiteren van de informatie uit de CiP’s van alle corporaties, die op de website van het Fonds gepubliceerd zijn. Door de cijfers te verrijken met vergelijkingen (regiocijfers, referentiegroepen en landelijk gegevens) kunnen bestuurders en intern toezichthoudende organen hun voordeel doen bij het zich vormen van een oordeel over de maatschappelijke en financiële performance van hun eigen organisatie. Niet toezicht als zodanig, maar gedragsbeïnvloeding is bij het verzenden van deze bedrijfsvergelijking door het Fonds de invalshoek. De CiP kan tegelijk een belangrijke rol vervullen in het lokale overleg met de stakeholders over de prestaties van de corporaties. Ook bij visitaties blijkt de CiP een geliefd instrument van visitatoren. In verband met de zorgvuldigheid en de openbaarheid van de CiP heeft een hooren wederhoorprocedure deel uitgemaakt van de conceptfase van de CiP. In oktober ging een concept-CiP naar de corporatie en kon de corporatie twee weken reageren. Vervolgens was de definitieve CiP per 1 december te vinden op de website. Tijdens het verslagjaar heeft het Fonds de rapportage actief onder de aandacht gebracht bij de visitatoren, huurdersorganisaties en gemeenten. In maart is een cursus voor nieuwe medewerkers van Raeflex gegeven over het gebruik van de CiP bij visitaties. Verder is er in regiobijeenkomsten ten behoeve van de raden van toezicht een toelichting gegeven op een aantal specifieke onderwerpen uit de CiP.
5
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
5.2
Tabel 5.1
Referentiecorporaties > Bij individuele onderzoeken naar de financiële positie van de corporaties en van de sector als geheel gebruikt het Fonds referentiegroepen. De referentiegroepen maken een zinvolle vergelijking mogelijk tussen gegevens van corporaties. In verband hiermee worden ze ook gebruikt als hulpmiddel in de bedrijfsvergelijking CiP van het Fonds. In de CiP kan voor een groot aantal variabelen worden vergeleken hoe de score van een specifieke corporatie zich verhoudt tot de score van de referentiegroep waar de corporatie toe behoort. Voor het maken van een zinvolle vergelijking is hierbij van belang dat: > De referentiegroepen onderling voldoende onderscheidend zijn voor variabelen waarop wordt vergeleken; > De referentiegroepen afzonderlijk in redelijke mate homogeen zijn; > Er een plausibele relatie is tussen de kenmerken op basis waarvan de groepen zijn gevormd en de variabele waarop wordt vergeleken. De referentiegroepen van het Centraal Fonds voldoen aan deze criteria. De referentiegroep ‘overige corporaties’ neemt een specifieke positie in. Deze referentiegroep is gereserveerd voor atypische corporaties die niet goed zijn in te passen in een van de andere groepen. Voor corporaties in deze referentiegroep is het niet zinvol om de eigen prestaties te vergelijken met die van de referentiegroep. In de navolgende tabel is een onderverdeling van corporaties opgenomen naar referentiegroepen. Uit de tabel blijkt dat de groep van twaalf grote herstructureringscorporaties het grootste deel van de woongelegenheden in bezit heeft: ruim 600.000 (24%). De groep met een gemiddeld profiel telt de meeste corporaties (120) en omvat bijna 562.000 woongelegenheden dit is grofweg 23% van het totale woningbezit. Corporaties verdeeld naar referentiegroep, 2010
Aantal In % Gemiddeld corporaties aantal verhuur eenheden
Studentenhuisvesting 7 2 6.427 Ouderenhuisvesting 18 5 4.361 Grote herstructureringscorporaties 12 3 50.041 Middelgrote en kleinere herstructureringcorporaties
46
12
10.925
Gemiddeld profiel 120 30 4.680 Gemiddeld profiel met accent op eengezinswoningen
101
25
2.326
Gemiddeld profiel met krimpende portefeuille
17
4
4.292 2.308
Corporaties met relatief jong bezit
11
3
Corporaties met marktgevoelig bezit
42
11
7.381
Corporaties met stabiele portefeuille
13
3
2.714
Overige corporaties 13 3 514
Totaal 400 100 6.183 De indeling van corporaties in referentiegroepen wordt ieder jaar in september geactualiseerd. Bij deze actualisatie worden gegevens gebruikt die de corporaties aanleverden over het meest recente verslagjaar. Ook worden enkele kenmerken gebruikt over de omgeving waarin de corporatie opereert. Bij de indeling wordt geen rekening gehouden met de voornemens die de corporatie voor de toekomst heeft. Voor de kenmerken die benut worden, is in het verleden vastgesteld dat ze samen-
80 - 81
hangen met prestaties van corporaties op het vlak van volkshuisvesting, financiën en bedrijfsvoering. 5.3
Regiorapportages > Het Centraal Fonds maakt de gegevens die hij in het kader van zijn toezicht vergaart, toegankelijk voor derden door deze gegevens in de vorm van bruikbare informatie terug te leggen bij de sector en zijn stakeholders. Op regionaal niveau gebeurt dit in de vorm van regiorapportages. Daarmee wil het Fonds het overleg faciliteren tussen corporaties en stakeholders over de (consequenties van) vooral de voornemens van de gezamenlijke corporaties voor de regio. De informatie in de regiorapportage kan met name nuttig zijn bij het maken, monitoren en/of vernieuwen van lokale of regionale prestatieafspraken. In 2010 heeft het Fonds de opzet van de regiorapportages vernieuwd. Het openbaarheidbeleid van het Fonds maakt het namelijk mogelijk om gegevens over individuele corporaties te presenteren. Minstens zo belangrijk tenslotte is de wens het nuttig effect van de regiorapportage te vergroten door deze, waar mogelijk, meer te laten aansluiten op vraagstukken die in de regio spelen en op de wensen van corporaties en lokale of regionale overheden ten aanzien van de regiorapportages. Belangrijke voorwaarde bij dit laatste is wel dat de regiorapportage blijft passen bij de gegevens waarover het Centraal Fonds beschikt en ook bij de rol van het Fonds als toezichthouder. Begin 2011 zijn de 45 regiorapportages ‘nieuwe stijl’ op de website geplaatst. Dit gebeurt met Excel-bestanden waarmee de gebruiker zelf kan doorrekenen. De regiorapportages zijn geactualiseerd in juni 2011.
>
398 unieke rapporten Corporatie in Perspectief verzonden naar de corporaties en gepubliceerd
op de website van het Centraal Fonds
>
Referentiegroepen: herindeling van 398 corporaties
>
Toelichting op de referentiegroepen, gepubliceerd op de website van het Centraal Fonds
>
45 regiorapportages
De producten in 2011
Informatievoorziening
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Jan van der Schaar: ‘Corporaties willen graag verantwoording afleggen’ Soms schieten de toezichthouders van woningcorpo-rat
tekort. Maar het gaat Jan van der Schaar, partner van RIGO Research en Advies, te ver om op basis van incidenten te concluder
het toezicht in het algemeen niet deugt. ‘Mijn indruk is dat heel veel corporaties maar al te graag extern verantwoording over h
‘Corporaties willen graag verantwoording afleggen’
en laten willen afleggen.’ Het zijn er inderdaad te veel geweest, erkent Jan van der Schaar. ‘Er zijn te veel corporaties waar risic
onderschat of waar corporatievermogen oneigenlijk of zelfs frauduleus is gebruikt. En maar al te vaak ligt hier mede een falend
toezicht aan ten grondslag. Bijvoorbeeld omdat de Raad van Toezicht (RvT) te veel met het bestuur is meegegaan, of op te grote is blijven staan en daardoor niet precies wist wat er nu werkelijk gebeurde. Maar ik vind het moeilijk om op basis daarvan een
beeld te schetsen van de kwaliteit van het interne toezicht.’ Volgens Van der Schaar blijkt uit de rapportages van het Centraal F
namelijk dat de kwaliteit aantoonbaar verbeterd is, mede dankzij de inspanningen van de Vereniging van Toezichthouders in W
poraties (VTW). ‘En ook uit eigen ervaring heb ik geen negatief beeld gekregen. Integendeel: de woningcorporaties die ik gevis
hadden eigenlijk steeds een actieve RvT, die ook de eigen rol bewust probeerde in te vullen. Mijn indruk is dat heel veel corpor
al te graag extern verantwoording over hun doen en laten willen afleggen.’ De invulling van de rol van de RvT is en blijft echter
vindt ook hij. ‘De voornaamste reden is dat er geen eenduidige criteria voor succes bestaan, die de RvT op kan nemen in het eig
Jan van der Schaar
delingskader. Er is een veelheid aan doelstellingen, waarvan lastig is vast te stellen of en in hoeverre die gerealiseerd worden. H
in de maatschappelijke resultaten van de corporatieactiviteiten is gebrekkig. En het ontbreekt nog steeds aan een goede benchm
de beoordeling van de prestaties van corporaties. Daar komt bij dat de opvatting van de buitenwacht over de gewenste rol van d
houders ook nog wel eens verandert. En tenslotte hebben ze ook nog eens te maken met een beleidsomgeving waar steeds mind
op te trekken valt.’ Theoretische fictie Het laat onverlet dat de situatie ook niet zo dramatisch is als Coen Teulings, directeur v
Centraal Planbureau, recent deed voorkomen. Van der Schaar: ‘Met zijn stelling dat een kleine groep van corporatiedirecteuren ongestoord en dus zonder toezicht over een extreem groot vermogen kan beschikken ben ik het niet eens. In de eerste plaats is ting van het vermogen wat al te optimistisch. De waarde van het totale bezit bij vrije verkoop kun je niet relateren aan de opbr
de verkoop van een enkele woning. Dat is geen goede maatstaf. De gerealiseerde waarde geldt wel in het individuele geval, maa
nooit voor de totale voorraad worden gerealiseerd. Nog afgezien van het feit dat die waarde niet alleen door de fiscale behandel
het eigenwoningbezit is opgepompt, maar ook door de inflatoire financiering van het eigenwoningbezit in de afgelopen twee d
Ten tweede ontbreekt door het verhoudingsgewijs lage inkomen van de huurders de koopkracht om een dergelijke verkoopwaa
realiseren. ‘De van de WOZ-waarde afgeleide huur kun je, als je tenminste niet het huishoudbudget en de consumptieve bested
een groot deel van de Nederlandse bevolking ernstig wilt aantasten, alleen realiseren als je dezelfde huishoudens niet in zeer h
compenseert door inkomensondersteuning of huurtoeslagen. Het is kortom een theoretische fictie die je alleen met grof gewel
kunt omzetten.’ In de derde plaats klopt het beeld niet dat een enkele directeur vrijelijk over de besteding van het corporatie-v
kan beslissen. ‘De huurders zijn georganiseerd, de stakeholders en gemeenten kijken kritisch toe, en er is ook nog eens sprake v
toezicht langs verschillende lijnen. Bovendien blijken de meeste corporaties nogal gezagsgetrouw te zijn in het volgen van de b
structies vanuit Den Haag. En laten we vooral niet vergeten dat eenduidig eigenaarschap en enkelvoudige succescriteria geen s
garantie zijn voor optimale en zorgvuldige besluitvorming. De afgelopen periode hebben we een mooi les in marktfalen in de c
(en financiële) sector gehad. De grootste fraudezaak bij vastgoed speelde zich niet in de corporatiesector af, maar juist in de com
onroerend goedmarkt.’ Marktwerking Het voornaamste probleem rond het toezicht op de woningcorporaties is dus ook niet de
denheid, maar de institutionele complexiteit, meent Van der Schaar. ‘Gedragsdisciplinering door ‘de markt’ is onvolkomen, en d
goed ook, omdat we –in ieder geval ik- de uitkomsten van marktwerking vrezen. Het leidt tot risicoselectie door het weren van
die geen inkomen uit arbeid hebben of onvoldoende zekerheid daarover kunnen bieden, maar ook van mensen van afwijkende c
gedrag. Een lage kwaliteit van wonen en woonmilieu voor deze groepen wordt vanzelfsprekend omdat het simpelweg niet loon
investeren en het onmogelijk is tegen redelijke voorwaarden de financiering rond te krijgen. Slecht wonen heeft hoge maatscha
kosten, die deels bij openbare orde, opvoeding en zorg neerslaan.’ Van der Schaar is dus sterk geneigd de corporatiesector als in nele arrangement te verdedigen. ‘De kern van de discussie is niet de vraag of het verdienmodel van de corporaties duurzaam is.
wat scherpere kostenbeheersing en beter onderbouwde besluitvorming over investeringen is veel te bereiken. Een betrekkelijk
reële huurverhoging per jaar biedt daarnaast voldoende mogelijkheden de exploitatie onverkort voort te zetten. De kern van de
raakt wat mij betreft veel meer de begrenzing van de sociale verhuur en daarmee ook de doelstellingen ervan.’ Onderscheid Die
is al zo oud als de sector zelf. Van der Schaar: ‘Toen ik in de commissie Marktwerking, deregulering en Wetgevingskwaliteit za er zelf heftig aan meegedaan. In het rapport ‘Corporaties tussen Vangnet en Vrijhandel’, dat in 2000 werd gepubliceerd, is ook
scheid gemaakt tussen het werkveld van de corporaties en het deel van de activiteiten waarvoor staatssteun wordt gegeven. Die
is eveneens terug te vinden in de brieven van ministers Dekker en Van der Laan over de toekomst van de corporatiesector en in
wetgeving. Het voordeel van een dergelijk onderscheid is dat er een overgangssegment naar de vrije huurmarkt wordt gecreëerd grenzen in het werkveld van corporaties liggen, is aan de politiek. ‘Die beslissing hoort ook bij het openbaar bestuur te liggen.
de corporatiesector is een legitieme beslissing, al zijn er ook legitieme eigendomsrechten van de woningcorporaties: het woning
de corporatiesector is geen staatseigendom. Het probleem van de overheid zit hem in het beperkte aantal mogelijkheden om di
effectueren. Het grappige is bovendien dat die beslissing tot krimp wordt genomen na een periode van forse groei van de koops
die groei is er intussen wel uit. Zo gaat het steeds. Het beleid loopt altijd een halve conjunctuurcyclus achter op de werkelijkhe
mogen de corporaties niet mopperen over de Europese beschikking en de vertaling daarvan in nationale regelgeving, vindt Van
‘Als de doelgroep die je als corporatie mag bedienen nog altijd veertig procent van het totale aantal huishoudens in Nederland o mag je blij zijn met de ruimte die wordt geboden.’
Tekest Jan van behang der Schaar: ‘Corporaties willen graag verantwoording afleggen’ Soms schieten de toezichthouders van woningcorpo-rat
tekort. Maar het gaat Jan van der Schaar, partner van RIGO Research en Advies, te ver om op basis van incidenten te concluder
het toezicht in het algemeen niet deugt. ‘Mijn indruk is dat heel veel corporaties maar al te graag extern verantwoording over h
en laten willen afleggen.’ Het zijn er inderdaad te veel geweest, erkent Jan van der Schaar. ‘Er zijn te veel corporaties waar risic
onderschat of waar corporatievermogen oneigenlijk of zelfs frauduleus is gebruikt. En maar al te vaak ligt hier mede een falend
toezicht aan ten grondslag. Bijvoorbeeld omdat de Raad van Toezicht (RvT) te veel met het bestuur is meegegaan, of op te grote is blijven staan en daardoor niet precies wist wat er nu werkelijk gebeurde. Maar ik vind het moeilijk om op basis daarvan een
beeld te schetsen van de kwaliteit van het interne toezicht.’ Volgens Van der Schaar blijkt uit de rapportages van het Centraal F
namelijk dat de kwaliteit aantoonbaar verbeterd is, mede dankzij de inspanningen van de Vereniging van Toezichthouders in W
poraties (VTW). ‘En ook uit eigen ervaring heb ik geen negatief beeld gekregen. Integendeel: de woningcorporaties die ik gevis
hadden eigenlijk steeds een actieve RvT, die ook de eigen rol bewust probeerde in te vullen. Mijn indruk is dat heel veel corpor
al te graag extern verantwoording over hun doen en laten willen afleggen.’ De invulling van de rol van de RvT is en blijft echter
vindt ook hij. ‘De voornaamste reden is dat er geen eenduidige criteria voor succes bestaan, die de RvT op kan nemen in het eig
delingskader. Er is een veelheid aan doelstellingen, waarvan lastig is vast te stellen of en in hoeverre die gerealiseerd worden. H
in de maatschappelijke resultaten van de corporatieactiviteiten is gebrekkig. En het ontbreekt nog steeds aan een goede benchm
de beoordeling van de prestaties van corporaties. Daar komt bij dat de opvatting van de buitenwacht over de gewenste rol van d
houders ook nog wel eens verandert. En tenslotte hebben ze ook nog eens te maken met een beleidsomgeving waar steeds mind
op te trekken valt.’ Theoretische fictie Het laat onverlet dat de situatie ook niet zo dramatisch is als Coen Teulings, directeur v
Centraal Planbureau, recent deed voorkomen. Van der Schaar: ‘Met zijn stelling dat een kleine groep van corporatiedirecteuren ongestoord en dus zonder toezicht over een extreem groot vermogen kan beschikken ben ik het niet eens. In de eerste plaats is ting van het vermogen wat al te optimistisch. De waarde van het totale bezit bij vrije verkoop kun je niet relateren aan de opbr
de verkoop van een enkele woning. Dat is geen goede maatstaf. De gerealiseerde waarde geldt wel in het individuele geval, maa
nooit voor de totale voorraad worden gerealiseerd. Nog afgezien van het feit dat die waarde niet alleen door de fiscale behandel
het eigenwoningbezit is opgepompt, maar ook door de inflatoire financiering van het eigenwoningbezit in de afgelopen twee d
Ten tweede ontbreekt door het verhoudingsgewijs lage inkomen van de huurders de koopkracht om een dergelijke verkoopwaa
realiseren. ‘De van de WOZ-waarde afgeleide huur kun je, als je tenminste niet het huishoudbudget en de consumptieve bested
een groot deel van de Nederlandse bevolking ernstig wilt aantasten, alleen realiseren als je dezelfde huishoudens niet in zeer h
compenseert door inkomensondersteuning of huurtoeslagen. Het is kortom een theoretische fictie die je alleen met grof gewel
kunt omzetten.’ In de derde plaats klopt het beeld niet dat een enkele directeur vrijelijk over de besteding van het corporatie-v
kan beslissen. ‘De huurders zijn georganiseerd, de stakeholders en gemeenten kijken kritisch toe, en er is ook nog eens sprake v
toezicht langs verschillende lijnen. Bovendien blijken de meeste corporaties nogal gezagsgetrouw te zijn in het volgen van de b
structies vanuit Den Haag. En laten we vooral niet vergeten dat eenduidig eigenaarschap en enkelvoudige succescriteria geen s
garantie zijn voor optimale en zorgvuldige besluitvorming. De afgelopen periode hebben we een mooi les in marktfalen in de c
(en financiële) sector gehad. De grootste fraudezaak bij vastgoed speelde zich niet in de corporatiesector af, maar juist in de com
onroerend goedmarkt.’ Marktwerking Het voornaamste probleem rond het toezicht op de woningcorporaties is dus ook niet de
denheid, maar de institutionele complexiteit, meent Van der Schaar. ‘Gedragsdisciplinering door ‘de markt’ is onvolkomen, en d
goed ook, omdat we –in ieder geval ik- de uitkomsten van marktwerking vrezen. Het leidt tot risicoselectie door het weren van
die geen inkomen uit arbeid hebben of onvoldoende zekerheid daarover kunnen bieden, maar ook van mensen van afwijkende c
gedrag. Een lage kwaliteit van wonen en woonmilieu voor deze groepen wordt vanzelfsprekend omdat het simpelweg niet loon
investeren en het onmogelijk is tegen redelijke voorwaarden de financiering rond te krijgen. Slecht wonen heeft hoge maatscha
kosten, die deels bij openbare orde, opvoeding en zorg neerslaan.’ Van der Schaar is dus sterk geneigd de corporatiesector als in nele arrangement te verdedigen. ‘De kern van de discussie is niet de vraag of het verdienmodel van de corporaties duurzaam is.
wat scherpere kostenbeheersing en beter onderbouwde besluitvorming over investeringen is veel te bereiken. Een betrekkelijk
reële huurverhoging per jaar biedt daarnaast voldoende mogelijkheden de exploitatie onverkort voort te zetten. De kern van de
raakt wat mij betreft veel meer de begrenzing van de sociale verhuur en daarmee ook de doelstellingen ervan.’ Onderscheid Die
is al zo oud als de sector zelf. Van der Schaar: ‘Toen ik in de commissie Marktwerking, deregulering en Wetgevingskwaliteit za er zelf heftig aan meegedaan. In het rapport ‘Corporaties tussen Vangnet en Vrijhandel’, dat in 2000 werd gepubliceerd, is ook
scheid gemaakt tussen het werkveld van de corporaties en het deel van de activiteiten waarvoor staatssteun wordt gegeven. Die
is eveneens terug te vinden in de brieven van ministers Dekker en Van der Laan over de toekomst van de corporatiesector en in
wetgeving. Het voordeel van een dergelijk onderscheid is dat er een overgangssegment naar de vrije huurmarkt wordt gecreëerd grenzen in het werkveld van corporaties liggen, is aan de politiek. ‘Die beslissing hoort ook bij het openbaar bestuur te liggen.
de corporatiesector is een legitieme beslissing, al zijn er ook legitieme eigendomsrechten van de woningcorporaties: het woning
de corporatiesector is geen staatseigendom. Het probleem van de overheid zit hem in het beperkte aantal mogelijkheden om di
effectueren. Het grappige is bovendien dat die beslissing tot krimp wordt genomen na een periode van forse groei van de koops
die groei is er intussen wel uit. Zo gaat het steeds. Het beleid loopt altijd een halve conjunctuurcyclus achter op de werkelijkhe
mogen de corporaties niet mopperen over de Europese beschikking en de vertaling daarvan in nationale regelgeving, vindt Van
‘Als de doelgroep die je als corporatie mag bedienen nog altijd veertig procent van het totale aantal huishoudens in Nederland o mag je blij zijn met de ruimte die wordt geboden.’
ties ernstig
ren dat
hun doen
co’s zijn
d intern
e afstand algemeen
Fonds
Woningcor-
siteerd heb
raties maar
r lastig,
gen beoor-
Het inzicht
mark voor
de toezicht-
der een peil
van het
n relatief de inschatengst uit
ar kan
ling van
decennia.’
arde te
dingen van
hoge mate
ld in beleid
vermogen
van centraal
beleidsin-
sluitende
commerciële
mmerciële
e ongebon-
dat is maar
n mensen
cultuur en
nt daarin te
appelijke
nstitutioMet een
k geringe
e discussie
e discussie
at heb ik al onder-
e opvatting
n de huidige
d.’ Waar de Krimp van
gbezit van
ie krimp te
sector. Maar
eid.’ Toch
n der Schaar.
omvat dan
84 - 85
Jan van der Schaar
Soms schieten de toezichthouders van woningcorporaties ernstig tekort. Maar het gaat Jan van der Schaar, partner van RIGO Research en Advies, te ver om op basis van incidenten te concluderen dat het toezicht in het algemeen niet deugt. ‘Mijn indruk is dat heel veel corporaties maar al te graag extern verantwoording over hun doen en laten willen afleggen.’
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Het zijn er inderdaad te veel geweest, erkent Jan van der Schaar. ‘Er zijn te veel corporaties waar risico’s zijn onderschat of waar corporatievermogen oneigenlijk of zelfs frauduleus is gebruikt. En maar al te vaak ligt hier mede een falend intern toezicht aan ten grondslag. Bijvoorbeeld omdat de Raad van Toezicht (RvT) te veel met het bestuur is meegegaan, of op te grote afstand is blijven staan en daardoor niet precies wist wat er nu werkelijk gebeurde. Maar ik vind het moeilijk om op basis daarvan een algemeen beeld te schetsen van de kwaliteit van het interne toezicht.’ Volgens Van der Schaar blijkt uit de rapportages van het Centraal Fonds namelijk dat de kwaliteit aantoonbaar verbeterd is, mede dankzij de inspanningen van de Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties (VTW). ‘En ook uit eigen ervaring heb ik geen negatief beeld gekregen. Integendeel: de woningcorporaties die ik gevisiteerd heb hadden eigenlijk steeds een actieve RvT, die ook de eigen rol bewust probeerde in te vullen. Mijn
indruk is dat heel veel corporaties maar al te graag extern verantwoording over hun doen en laten willen afleggen.’
De invulling van de rol van de RvT is en blijft echter lastig, vindt ook hij. ‘De voornaamste reden is dat er geen eenduidige criteria voor succes bestaan, die de RvT op kan nemen in het eigen beoordelingskader. Er is een veelheid aan doelstellingen, waarvan lastig is vast te stellen of en in hoeverre die gerealiseerd worden. Het inzicht in de maatschappelijke resultaten van de corporatieactiviteiten is gebrekkig. En het ontbreekt nog steeds aan een goede benchmark voor de beoordeling van de prestaties van corporaties. Daar komt bij dat de opvatting van de buitenwacht over de gewenste rol van de toezichthouders ook nog wel eens verandert. En tenslotte hebben ze ook nog eens te maken met een beleidsomgeving waar steeds minder een peil op te trekken valt.’ > Theoretische fictie Het laat onverlet dat de situatie ook niet zo dramatisch is als Coen Teulings, directeur van het Centraal Planbureau, recent deed voorkomen. Van der Schaar: ‘Met zijn stelling dat een kleine groep van corporatiedirecteuren relatief ongestoord en dus zonder toezicht over een extreem groot vermogen kan beschikken ben ik het niet eens. In de eerste plaats is de inschatting van het vermogen wat al te optimistisch. De waarde van het totale bezit bij vrije verkoop kun je niet relateren aan de opbrengst uit de verkoop van een enkele woning. Dat is geen goede maatstaf. De gerealiseerde waarde geldt wel in het individuele geval, maar kan nooit voor de totale voorraad worden gerealiseerd. Nog afgezien
van het feit dat die waarde niet alleen door de fiscale behandeling van het eigenwoningbezit is opgepompt, maar ook door de inflatoire financiering van het eigenwoningbezit in de afgelopen twee decennia.’ Ten tweede ontbreekt door het verhoudingsgewijs lage inkomen van de huurders de koopkracht om een dergelijke verkoopwaarde te realiseren. ‘De van de WOZ-waarde afgeleide huur kun je, als je tenminste niet het huishoudbudget en de consumptieve bestedingen van een groot deel van de Nederlandse bevolking ernstig wilt aantasten,
alleen realiseren als je dezelfde huishoudens niet in zeer hoge mate compenseert door inkomensondersteuning of huurtoeslagen. Het is kortom een theoretische fictie die je alleen met grof geweld in beleid kunt omzetten.’ In de derde plaats klopt het beeld niet dat een enkele directeur vrijelijk over de besteding van het corporatievermogen kan beslissen. ‘De huurders zijn georganiseerd, de stakeholders en gemeenten kijken kritisch toe, en er is ook nog eens sprake van centraal toezicht langs verschillende lijnen. Bovendien blijken de meeste corporaties nogal gezagsgetrouw te zijn in het volgen van de beleidsinstructies vanuit Den Haag. En laten we vooral niet vergeten dat eenduidig eigenaarschap en enkelvoudige succescriteria geen sluitende garantie zijn voor optimale en zorgvuldige besluitvorming. De afgelopen
periode hebben we een mooi les in marktfalen in de commerciële (en financiële) sector gehad. De grootste fraudezaak bij vastgoed speelde zich niet in de
corporatiesector af, maar juist in de commerciële onroerend goedmarkt.’
> Marktwerking Het voornaamste probleem rond het toezicht op de woningcorporaties is dus ook niet de ongebondenheid, maar de institutionele complexiteit, meent Van der Schaar. ‘Gedragsdisciplinering door ‘de markt’ is onvolkomen, en dat is maar goed ook, omdat we -in ieder geval ik- de uitkomsten van marktwerking vrezen. Het leidt tot risicoselectie door het weren van mensen die geen inkomen uit arbeid hebben of onvoldoende zekerheid daarover kunnen bieden, maar ook van mensen van afwijkende cultuur en gedrag. Een lage kwaliteit van wonen en woonmilieu voor deze groepen wordt vanzelfsprekend omdat het simpelweg niet loont daarin te investeren en het onmogelijk is tegen redelijke voorwaarden de financiering rond te krijgen. Slecht wonen heeft hoge maatschappelijke kosten, die deels bij openbare orde, opvoeding en zorg neerslaan.’ Van der Schaar is dus sterk geneigd de corporatiesector als institutionele arrangement te verdedigen. ‘De kern van de discussie is niet de vraag of het verdienmodel
86 - 87
van de corporaties duurzaam is. Met een wat scherpere kostenbeheersing en beter onderbouwde besluitvorming over investeringen is veel te bereiken. Een betrekkelijk geringe reële huurverhoging per jaar biedt daarnaast voldoende mogelijkheden de exploitatie onverkort voort te zetten. De kern van de discussie raakt wat mij
betreft veel meer de begrenzing van de sociale verhuur en daarmee ook de doelstellingen ervan.’
> Onderscheid Die discussie is al zo oud als de sector zelf. Van der Schaar: ‘Toen ik in de commissie Marktwerking, deregulering en Wetgevingskwaliteit zat heb ik er zelf heftig aan meegedaan. In het rapport ‘Corporaties tussen Vangnet en Vrijhandel’, dat in 2000 werd gepubliceerd, is ook al onderscheid gemaakt tussen het werkveld van de corporaties en het deel van de activiteiten waarvoor staatssteun wordt gegeven. Die opvatting is eveneens terug te vinden in de brieven van ministers Dekker en Van der Laan over de toekomst van de corporatiesector en in de huidige wetgeving. Het voordeel van een dergelijk onderscheid is dat er een overgangssegment naar de vrije huurmarkt wordt gecreëerd.’ Waar de grenzen in het werkveld van corporaties liggen, is aan de politiek. ‘Die beslissing hoort ook bij het openbaar bestuur te liggen. Krimp van de corporatiesector is een legitieme beslissing, al zijn er ook legitieme eigendomsrechten van de woningcorporaties: het woningbezit van de corporatiesector is geen staatseigendom. Het probleem van de overheid zit hem in het beperkte aantal mogelijkheden om die krimp te effectueren. Het grappige is bovendien dat die beslissing tot krimp wordt genomen na een periode van forse groei van de koopsector. Maar die groei is er intussen wel uit. Zo gaat het steeds. Het beleid loopt altijd een halve conjunctuurcyclus achter op de werkelijkheid.’ Toch mogen de corporaties niet mopperen over de Europese beschikking en de vertaling daarvan in nationale regelgeving, vindt Van der Schaar. ‘Als de doelgroep die je als
corporatie mag bedienen nog altijd veertig procent van het totale aantal huishoudens in Nederland omvat dan mag je blij zijn met de ruimte die wordt geboden.’
Jan van der Schaar
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
88 - 89
Organisatie 6.1
Bestuur, directie en werkorganisatie > Het Centraal Fonds bestaat uit een bestuur met een vijftal onafhankelijke deskundigen, die worden benoemd door de minister. Door het bestuur is een profielschets vastgesteld. Hierin is opgenomen dat het bestuur, naast een voorzitter, bestaat uit een vastgoeddeskundige, een volkshuisvestings-, een financieel en een accountancydeskundige. In het bestuur is al geruime tijd een vacature die niet meer zal worden opgevuld in afwachting op de ombouw van het Fonds tot Financiële Autoriteit woningcorporaties. Ook is door het bestuur een reglement vastgesteld, waarin de wijze van functioneren is geregeld. Dit bestuursreglement bevat tevens regels die van belang zijn wanneer belanghebbenden een bezwarenprocedure bij het Fonds aanhangig maken. Hiervoor heeft het Fonds een onafhankelijke Commissie bezwaarschriften ingesteld, die het bestuur in dergelijke gevallen adviseert. De werkorganisatie wordt geleid door een directeur. De takenbevoegdheid van de directeur is vastgelegd in het directiestatuut. De directeur heeft geen loonsverhoging gekregen in 2011. In het verslagjaar zijn aan de directeur geen garanties en/of leningen verstrekt. Ook zijn aan de directeur geen toezeggingen gedaan omtrent tegemoetkomingen bij beëindiging van het dienstverband. Het inkomen van de directeur overschrijdt de norm als bedoeld in de Wet openbaarmaking publieke topinkomens. Daarvan is conform het bepaalde in de Wet openbaarmaking publieke topinkomens melding gemaakt bij het ministerie van BZK. Het inkomen van de directeur overschrijdt niet de Balkenende-norm. Door middel van het aanbieden van de begroting 2011 aan het bestuur en vaststelling door het bestuur heeft de directeur de operationele en financiële doelstellingen van het Fonds vastgesteld. Tevens is door het aanbieden en vaststellen van het Verslag financieel toezicht woningcorporaties 2010 en het Jaarverslag 2009 voldaan aan een verantwoordingsplicht omtrent risico’s en risicobeheersing bij de periodieke financiële beoordeling van de onder toezicht gestelde corporaties. In het verslagjaar is geen sprake geweest van tegenstrijdige belangen. Het algemene beloningsbeleid bij het Fonds is gebaseerd op het Algemeen Rijksambtenarenreglement en de medewerkers zijn deelnemer aan het ABP. Alle medewerkers hebben aan het einde van 2011 een bonus ontvangen als waardering voor de kwaliteit van de geleverde prestaties. Aan vier personeelsleden zijn persoonlijke bonussen verstrekt in verband met bijzondere prestaties. Aan de MT-leden en aan de directeur zijn geen persoonlijke bonussen verstrekt.
6
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
De werkorganisatie van het Fonds bestaat uit een directie en vijf afdelingen. Op het functioneren van het Fonds wordt toezicht gehouden door het ministerie van BZK. Organisatieschema Directie 1,0 fte Staf 4,6 fte
Afdeling
Afdeling
Afdeling
Afdeling
Toezicht
Monitoring
Beleid, Subsidie
Informatie
& Ontwikkeling
& Organisatie
& Automatisering
(TZ)
(M&O)
(BSO)
(I&A)
14,2 fte
9,7 fte
6,8 fte
6,5 fte
De organisatiestructuur kent naast een aparte stafafdeling die direct onder de directeur geplaatst is, een viertal afdelingen: de afdeling Toezicht, de afdeling Monitoring & Ontwikkeling, de afdeling Beleid, Subsidie & Organisatie en de afdeling Informatie en Automatisering. Binnen de afdeling Toezicht wordt invulling gegeven aan de oordeelsvorming voor het toezicht op corporaties. Hier zijn voor de uitvoering van de toezichttaken tien districtsadviseurs werkzaam voor de verschillende rayons. Zij worden ondersteund door drie assistent districtsadviseurs en een medewerker Toezicht. In 2011 is één assistent districtsadviseur gepromoveerd tot districtsadviseur. Zij nam deel aan het ontwikkeltraject voor assistent districtadviseurs. De afdeling Monitoring & Ontwikkeling voert sectorbrede onderzoeken uit en ontwikkelt nieuwe producten ter verdere verbetering en professionalisering van het toezicht, waaronder de herziene methodiek. Binnen deze afdeling is ook het samenwerkingsverband CorpoData gesitueerd. De afdeling Beleid, Subsidie & Organisatie richt zich op voorbereiding en uitvoering van algemeen (en specifiek juridisch) beleid, de subsidieverstrekking en bijdrage-heffing, administratie en beleggingen. Ook is bij de afdeling een controller werkzaam. De afdeling Informatie & Automatisering heeft tot taak het databeheer en de ontwikkeling en verbetering van de geautomatiseerde gegevensverwerking, in het bijzonder de verwerking van de jaarlijks door de corporaties aangeleverde Prospectieve en Verantwoordingsinformatie en de beoordelingsmodellen. Binnen de organisatie als geheel zijn in het verslagjaar drie nieuwe medewerkers aangesteld en is één medewerker wegens pensionering vertrokken. Voor de organisatie is een formatieplan opgesteld. Hierin zijn de taken en competenties per afdeling en per functie omschreven. Voor wat betreft de aansturing van de organisatie zijn in de afgelopen jaren op vijf organisatie- en vier resultaatgebieden diverse verbeteracties uitgevoerd. Op het gebied van management van processen zijn van alle primaire en de belangrijkste ondersteunende processen, procesbeschrijvingen aanwezig. Door elk proces jaarlijks te evalueren en te actualiseren wordt de regelkring voor continu verbeteren en vernieuwen in de praktijk gebracht. De methode van werken met procesbeschrijvingen en het evalueren van de verschillende producten van het Fonds is gemeengoed binnen het Fonds.
90 - 91
Organisatie
In 2005 is een Gedragscode integriteit opgesteld. Hierin zijn de belangrijkste aspecten van het integriteitbeleid van het Fonds opgenomen. Tevens bevat de code de richtlijnen en geboden voor het handelen van de medewerkers van het Centraal Fonds. Gemeld kan worden dat er in 2011 wederom geen sprake is geweest van interne klachten. In 2011 is een nieuwe Vertrouwenspersoon Integriteit en Ongewenste Omgangsvormen (VPI&OO) aangesteld en is het Fonds aangesloten bij het CAOP. Het CAOP levert het Fonds een voorziening waardoor medewerkers de mogelijkheid wordt geboden om een vermoede misstand op een veilige manier te kunnen melden. In het ‘Arboreglement Centraal Fonds Volkshuisvesting’ is een paragraaf opgenomen over ongewenste gedragsvormen. De VPI&OO heeft gedurende 2011 geen gesprekken gevoerd in het kader van een melding van ongewenste omgangsvormen. Tevens zijn er bij de VPI&OO geen meldingen gemaakt van een vermoeden van een misstand. Ultimo 2011 telde het Centraal Fonds 45 personeelsleden, waarvan 17 met een contract dat minder dan 36 uur gemiddeld per week bedraagt. Hierdoor bedroeg het aantal formatieplaatsen 42,8 fte’s. Ultimo 2010 waren 43 personeelsleden in dienst. In 2011 heeft een aantal mutaties in de personele samenstelling plaatsgevonden wat geresulteerd heeft in een volledige invulling van de formatieve ruimte ultimo 2011. De 45 personeelsleden zijn onderverdeeld in 18 (40%) vrouwen en 27 (60%) mannen. Van de 18 vrouwen werkten er 11 in deeltijd en van de 27 mannen werkten er zes in deeltijd. Gemiddeld werkten de medewerkers bij het Fonds 34,2 uur per week. Hiervan werkten de vrouwen gemiddeld 33,2 en de mannen gemiddeld 34,8 uur per week. Bovendien namen vier medewerkers deel aan de Basisregeling waarbij men vanaf 57-jarige leeftijd in de gelegenheid wordt gesteld minder uren te gaan werken tegen gunstige financiële voorwaarden. Ten slotte maakten drie medewerkers gebruik van ouderschapsverlof. Per 1 januari 2012 is sprake van 44 medewerkers. Grafiek 6.1
Aantallen medewerkers met een voltijd (36 uur) of deeltijd (< 36 uur) aanstelling 25 20 15 10 5 Voltijd Deeltijd
0 Mannen
Vrouwen
Gedurende het verslagjaar hebben 37 medewerkers één of meer opleidingen, trainingen, symposia of workshops gevolgd, waarvan de meeste functiegerelateerd waren en op individuele basis. Hiervan volg(d)en twee medewerkers een meerjarige masterof specialistische opleiding en heeft één daarvan tijdens het verslagjaar de opleiding met goed gevolg afgerond. Ook is er tweemaal een cursus georganiseerd waaraan een groot deel van de medewerkers van de verschillende afdelingen heeft deelgenomen en volgt een kleiner groepje medewerkers trainingen in het kader van een ontwikkelingsproject. Eén in het verslagjaar nieuw aangestelde bedrijfshulpverlener heeft de basiscursus bedrijfshulpverlening gevolgd en de dit jaar nieuw aangestelde
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
vertrouwenspersoon Integriteit is begonnen aan een hiervoor specifieke opleiding. Het ziekteverzuim lag in 2011 op 3,88%.De stijging ten opzichte van vorig verslagjaar (2,02%) is met name toe te schrijven aan twee langdurig zieke medewerkers. Het Centraal Fonds volgt de CAO voor Rijksambtenaren. In 2011 zijn er geen wijzigingen in de CAO geweest. Met alle medewerkers zijn in 2011 functionerings- en beoordelingsgesprekken gehouden. 6.2
Juridische zaken > Het Centraal Fonds kent een onafhankelijke Commissie bezwaarschriften. In het Bestuursreglement is bepaald dat het bestuur, alvorens op een bezwaarschrift te beslissen, het advies inwint van de Commissie bezwaarschriften. Het Fonds heeft een voorzitter, een vicevoorzitter, vier leden en twee plaatsvervangende leden benoemd als lid van de commissie. Een zittingscommissie bestaat uit drie leden, inclusief voorzitter. In 2011 is, vanwege het vertrek van de heer mr. C.E. Schouten, mevrouw mr. L. Berkouwer, als nieuw lid in de commissie Bezwaarschriften benoemd. In 2011 speelde één Wob-zaak: de Huurdersbelangenverenging Wieringen (hierna: HBV Wieringen) heeft gevraagd om een afschrift van een door Integis uitgevoerd forensisch onderzoek bij de woningbouwvereniging Beter Wonen te Wieringen. In bezwaar heeft het Fonds dit verzoek afgewezen op grond van het principiële punt dat de vertrouwelijkheid gerespecteerd dient te worden van bedrijfsgegevens en persoonlijke informatie die vertrouwelijk aan het Fonds zijn verstrekt. Het Fonds is van mening dat rapporten van derden, die in vertrouwelijkheid aan en in opdracht van het bestuur van een corporatie worden uitgebracht, niet openbaar zijn door louter verstrekking aan de externe toezichthouder. Subsidiair heeft het Fonds dit verzoek afgewezen, omdat in casu het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van het openbaar maken van het forensisch onderzoek. Het forensisch onderzoek bevat namelijk persoonlijke informatie die vertrouwelijk aan het Fonds is verstrekt. De HBV Wieringen heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarop nog niet is beslist. In 2011 speelde er nog een procedure van de Huurdersbelangenvereniging Wieringen: de HBV Wieringen heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Fonds om het financieel oordeel over het verslagjaar 2007 niet te herzien en om niet alsnog een financieel oordeel over het verslagjaar 2008 te geven. In bezwaar heeft het Fonds de HBV Wieringen niet ontvankelijk verklaard, vanwege het ontbreken van een appellabel besluit. Hiertegen is beroep ingesteld door de HBV Wieringen. Op 10 november 2011 heeft de Rechtbank Alkmaar uitspraak gedaan in deze zaak. De Rechtbank heeft het Fonds in het gelijk gesteld: het financieel oordeel is niet op rechtsgevolg gericht en er is dus ook geen sprake van een appellabel besluit. De juridische procedures die aan de orde waren met betrekking tot de bijzondere projectsteun, zijn in hoofdstuk 4 behandeld.
6.3
Extern relatiebeheer > Het Fonds hecht belang aan goed relatiebeheer. In de eerste plaats betekent dit een goed contact met het ministerie van BZK en een goede relatie met de corporaties. Ook het WSW, Aedes, de Woonbond, de VTW, de VNG, gemeenten en de accountants zijn belangrijke partijen voor het Fonds. In beleidsdocumenten besteedt het Fonds relatief veel aandacht aan toelichting en uitleg op visies van het Fonds, opdat anderen hiervan kennis kunnen nemen. Het is vast beleid dat alle rapportages van het Fonds op de website van het Fonds gepubliceerd worden.
92 - 93
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties De minister van BZK is sinds september 2010 beleidsverantwoordelijk voor het volkshuisvestingsbeleid in den brede, waarvan ook de eindverantwoordelijkheid voor het toezicht op woningcorporaties deel uitmaakt. Tevens is de minister verantwoordelijk voor de inrichting van het toezicht en de uitvoering van het toezicht op het ZBO Centraal Fonds Volkshuisvesting. In 2011 is de focus van het ambtelijk overleg met name bepaald door de ontwikkelingen rond de bijzondere projectsteun, de herziening van de Woningwet en de doorrekening van het Regeerakkoord. Op bestuurlijk niveau heeft er in het verslagjaar eenmaal overleg plaatsgevonden tussen bestuur en minister. Ook heeft het Fonds de minister gevraagd en ongevraagd voorzien van informatie op terreinen zoals integriteit, krimp, behoud van vermogen en grondposities van corporaties. Inzake het onderwerp integriteit is het Fonds betrokken bij het Meldpunt integriteit voor woningcorporaties door zitting te hebben in de toetsgroep. Voor wat betreft het toezicht vanuit het ministerie van BZK op het Centraal Fonds is gesproken over de begroting 2012 en de meerjarenprognose. Met het ministerie van BZK is daarnaast het jaarverslag en de jaarrekening 2010 van het Fonds uitgebreid doorgenomen. De minister had waardering voor de inhoud en vormgeving van het jaarverslag. Woningcorporaties Voor de woningcorporaties is het Centraal Fonds in de eerste plaats de financiële toezichthouder. Tweemaal per jaar geeft het Fonds een oordeel over de corporatie. Voor de corporaties zijn er ook belangen te onderscheiden, zoals een onafhankelijke kwalitatief goede beoordeling en een product dat handvatten geeft voor verbeteringen in de bedrijfsuitoefening. Tevens kan de financiële informatie op regioniveau de corporaties en gemeenten steun geven bij het maken van prestatieafspraken. Daarnaast kan het interne toezicht bij de corporatie gebruik maken van de instrumenten van het Fonds. Aanspreekpunt bij het Fonds voor de corporaties zijn de districtsadviseurs van de afdeling Toezicht. Ook heeft in 2011 opnieuw een intensieve hoor- en wederhoorprocedure plaatsgevonden met de corporaties over de oordelen (continuïteit en solvabiliteit) en de individuele bedrijfsvergelijking Corporatie in Perspectief. De website van het Fonds bevat een directe ingang naar het corporatiegedeelte, waar algemene gegevens en een aantal documenten per corporatie zijn terug te vinden. Ook heeft het Fonds een extranet voor corporaties in gebruik, zodat corporaties sneller inzage hebben in specifieke (concept)documenten en voor de facilitering van hoor-wederhoorprocedures. Zo draagt het Fonds bij aan de transparantie over de sector en aan inzicht voor corporaties in het presteren van de eigen corporatie en de sector. Aedes Als brancheorganisatie van de woningcorporaties heeft Aedes tot doel de belangen van de aangesloten leden te behartigen. Onafhankelijk toezicht tegen zo laag mogelijke kosten voor de sector is daarmee een zwaarwegend belang. Met Aedes onderhoudt het Fonds regulier overleg op directieniveau. Besproken zijn in het verslagjaar onder andere de ontwikkelingen binnen de sector en de rol van het toezicht daarin, de bijzondere projectsteun en de heffing, het inzetten van Aedes op visitatie en de gegevensopvraag. Ook is Aedes één van de stakeholders die altijd conceptrapporten zoals de beleidsregels krijgt om voorafgaand aan publicatie commentaar te kunnen geven.
Organisatie
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) Primair belang van het WSW bij het werk van Centraal Fonds is kwalitatief goed toezicht waarover betrouwbare informatie beschikbaar is. Er is regelmatig regulier overleg met het WSW geweest op zowel directie- als beleidsniveau. Het reguliere overleg op directieniveau heeft in het teken gestaan van de gezamenlijke gegevensopvraging en van de ontwikkelingen in de sector, het besluit van de EU en de doorwerking van het staatssteundossier in vermogensscheiding en juridische scheiding, de bijzondere projectsteun en de heffing, de effecten van het kabinetsbeleid (inzake bezitsbelasting, vennootschapbelasting en huurbeleid), de borgingsgrens, de naadloze aansluiting CFV-WSW en van de RJ-werkgroep die zich buigt over de richtlijnen voor de jaarverslaggeving van de corporaties. De methodieken van beide organisaties zijn vergeleken en het onderwerp derivatenportefeuilles en een aantal specifieke individuele corporaties is besproken. Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties (VTW) De VTW heeft, als vertegenwoordiger van de interne toezichthouders bij corporaties, belang bij een goede samenwerking met het Fonds in de ondersteuning van het professionaliseren van het interne toezicht vanuit het wederzijdse besef dat een goed functionerend intern toezicht betekenisvol is voor het extern toezicht. Met de VTW is regulier overleg om afstemming te zoeken over de onderwerpen die ook het werkterrein van de VTW raken. Tevens zijn er afspraken gemaakt voor inhoudelijke ondersteuning op algemene, regionale en scholingsbijeenkomsten van de VTW. Het Fonds vindt het van belang dat er veelvuldige samenwerking plaatsvindt met VTW met als doel het intern toezicht bij corporaties daarmee te versterken. Zo wordt medewerking verleend aan publicaties en aan bijeenkomsten en studiedagen door inleidingen te geven en vindt overleg plaats op bestuursniveau. Woonbond Als belangenvertegenwoordiging van huurders en woningzoekenden heeft de Woonbond belang bij een goed inzicht in de financiële positie van de woningcorporaties, omdat dit hun eigen positie in onderhandelingen met sociale verhuurders versterkt. De bedrijfsvergelijking Corporatie in Perspectief kan aan de bewoners informatie verschaffen om gerichter het gesprek met hun corporatie aan te gaan. Het Fonds heeft regelmatig en goed overleg met de Woonbond. Ook is inhoudelijke ondersteuning geboden bij door hen uit te brengen publicaties en wordt meegewerkt aan bijeenkomsten. Met name Corporatie in Perspectief wordt zeer gewaardeerd als hulpmiddel voor huurdersorganisaties in hun overleg met de corporaties. Accountants In het controleprotocol worden voorwaarden gesteld aan de werkzaamheden van de accountants bij woningcorporaties. Dit controleprotocol wordt jaarlijks herzien ten gevolge van onder meer wijzigingen in regelgeving, wijzigingen in de gegevensopvraging door het Fonds, veranderde accenten met betrekking tot de gewenste betrouwbaarheid van gegevens en opmerkingen vanuit de accountantspraktijk. De belangrijkste wijziging in het nieuwe controleprotocol Bbsh 2011 is dat er in het nieuwe controleprotocol uitsluitend nog accountantswerkzaamheden zijn beschreven onder het regime van een Assurance opdracht. Dit is gecombineerd met een herindeling en vermindering van het aantal rubrieken. Verder is de controle op de juistheid en volledigheid van de toewijzingsgegevens uitgewerkt. Deze gegevens vormen de basis voor het toekomstige toezicht op de 90%-toewijzingsnorm. Op 31 januari 2011 heeft de Raad voor de jaarverslaggeving RJ-Uiting 2011-02: ‘Richtlijn 645 Toegelaten instellingen volkshuisvesting’ gepubliceerd. Deze is verplicht voor boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2012.
94 - 95
Gemeenten Voor gemeenten is het van groot belang om ten behoeve van het maken van prestatieafspraken en strategische beleidsplannen helder zicht te hebben op de (financiële) situatie van de woningcorporaties, gerelateerd aan de volkshuisvestelijke opgave. Hierbij kan Corporatie in Perspectief op lokaal niveau een rol spelen. Een onafhankelijk en goed toegankelijk loket kan voor gemeenten belangrijke toegevoegde waarde hebben. Op macroniveau hebben provincies/IPO en VNG ook belang bij toegankelijke rapportages. Overige organisaties Met diverse andere partijen in de corporatiesector onderhoudt het Fonds goede contacten en vindt regelmatig overleg plaats. Als zodanig kunnen genoemd worden het MKW, KWH, Raeflex, Aedex en de SEV. De producten in 2011 >
Beleidsregels 2012
>
Normen en bronnen in de beoordelingsmethodiek (bijlage bij Beleidsregels 2012)
>
Begroting 2012
>
Jaarverslag 2010
>
Afhandeling Wob-verzoeken
CorpoData CorpoData is een samenwerkingsverband, opgezet door het Centraal Fonds, het WSW en het ministerie van BZK. Het verzorgt de opvraag van gegevens van de corporaties, zowel op het gebied van prognoses als verantwoording en realisaties. Deze door corporaties verstrekte gegevens worden door het Fonds, het WSW en het ministerie van BZK gebruikt voor de uitvoering van hun werkzaamheden. Dit jaar werd de online opvraging van CorpoData geïntroduceerd, zodat corporaties geen bestanden meer hoeven te downloaden. Deze vernieuwing is door de meeste corporaties als verbetering ervaren ten opzichte van de installatieversie van voorgaande jaren. Tijdens de gehele opvraagperiode was de helpdesk CorpoData bereikbaar voor vragen. Corporaties en met name accountantsbureaus konden hier terecht met vragen over de opvraag, het programma en de technische aspecten voor het online toegang kunnen krijgen hiervan. Naast de helpdesk zijn er een website en nieuwsbrieven. Voor de automatiseerders in de corporatiesector werden bijeenkomsten georganiseerd om de aansluiting van de gegevensopvraging op de corporatiesoftwarepakketten zo goed mogelijk te ondersteunen. Voor de automatiseerders is een besloten onderdeel ontwikkeld op de website van CorpoData. CorpoData producten in 2011 >
Coördinatie jaarlijkse bijstelling vraagstelling dVi en dPi voor BZK, WSW en CFV
>
Samenstellen opvraagprogramma dVi en dPi
>
Afhandeling van 1.033 dVi-vragen en 556 dPi-vragen door de helpdesk (ongeveer 47%
technische en 53% inhoudelijke vragen)
>
Verzenden van 9 digitale CorpoData nieuwsbrieven
>
Bijeenkomst voor automatiseerders in de corporatiesector
>
Controle van het bestand dPi aan de hand van een opgesteld controleprogramma: 2.215
vragen gesteld aan 362 corporaties. Bij 45% van het aantal vragen heeft dit uiteindelijk
tot aanpassingen bij 338 corporaties geleid. In alle andere gevallen is een toelichtende
verklaring vastgelegd.
>
Controle van het bestand dVi aan de hand van een opgesteld controleprogramma: 2.006
vragen gesteld aan 379 corporaties. Bij ruim 36% van het aantal vragen heeft dit uiteindelijk
tot aanpassingen bij 315 corporaties geleid. In alle andere gevallen is een toelichtende
verklaring vastgelegd.
Organisatie
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Stefan Peij: ‘Wie zijn oor te luisteren legt krijgt veel meer te horen’ In de strijd tegen misstanden in de corporatiesector wordt
de Raad van Toezicht zwaar overschat, meent Stefan Peij, directeur van de Governance University in Doorn. ‘Vanwege de onafh
heidsparadox zijn commissarissen relatief eenvoudig om de tuin te leiden. Zij moeten immers toezicht houden op het orgaan w
‘Wie zijn oor te luisteren legt krijgt veel meer te horen’
hun informatievoorziening afhankelijk van zijn. Dat is bepaald geen benijdenswaardige positie.’ ooropgesteld: het toezicht in d
tiesector is helemaal niet zo slecht als de incidenten doen vermoeden. Stefan Peij geeft het resultaat zelfs een zeven plus. ‘Op h
van inhoud en inrichting is de sector ook goed bezig. Maar er is zeker nog ruimte voor verbetering.’ Peij is inmiddels behoorlijk
in de corporatiesector. Hij verzorgt regelmatig opleidingen aan Raden van Toezicht en voorziet hen daarnaast van advies. In 20 Peij echter nog als relatieve buitenstaander deel uit van de commissie die in opdracht van Aedes en de Vereniging van Toezicht
Woningcorporaties (VTW) werkte aan de eerste editie van de Governancecode woningcorporaties. ‘Ik werd in die tijd niet geh
een gedegen kennis van de volkshuisvesting. Daardoor kun je heel kritisch en onafhankelijk naar zo’n sector kijken.’ De corpor
was strategisch behoorlijk in verwarring, zo merkte Peij al gauw. ‘De hybriditeit speelde menig corporatie parten: we hebben e
schappelijke taak maar zijn ook ondernemer. Hoe gaan we daarmee om?’ Beter toezicht moest daar voor een deel het antwoord
‘Er lag een tweelaags, goed doortimmerd governancemodel op tafel, met een duidelijke rolverdeling tussen bestuur en Raad van
Stefan Peij
(RvT), en waarin de stakeholders van de corporatie ook echt macht werd gegeven.’ Maar daar in dat laatste zat volgens Peij met
een belangrijke tekortkoming. ‘De stakeholders hebben verankerde invloed, maar er wordt slechts beperkt mate verantwoordi
afgelegd. Dat is heel gek. Want daardoor kunnen stakeholders immers onvoldoende invloed uitoefenen. In ieder geval veel min
aandeelhouders in de commerciële sector.’ Op bestuurlijk niveau voldoet het model aan het voornaamste principe van governan
namelijk dat elke macht zijn eigen tegenmacht moet organiseren. ‘Voor de bestuurders van een corporatie fungeert de RvT als t
Maar op het niveau van de RvT zelf is van tegenwicht geen sprake, met name omdat er onvoldoende transparantie wordt betrac
stakeholders. Daardoor zijn zij onvoldoende in staat een oordeel te vellen over de kwaliteit van en tekortkomingen in het werk RvT. Die transparantie zou in het geval van een woningcorporatie eigenlijk maximaal moeten zijn.’ Informatieafhankelijk Toc
gebrek aan transparantie niet de voornaamste reden dat het bij sommige corporaties zo mis is gegaan. ‘De verwachtingen over d
die een RvT kan uitoefenen zijn te hooggespannen. Want het is feitelijk een makkelijk om de tuin te leiden orgaan. De leden k
immers maar zes tot acht keer per jaar bij elkaar. En ze hebben ook nog eens last van de onafhankelijkheidsparadox. Commissa
moeten toezicht houden op een orgaan waar ze voor hun informatievoorziening afhankelijk van zijn. Dat is geen benijdenswaa
Zeker, in principe heeft de raad de beschikking over de carrot and the stick. Hij kan de bestuurder proberen te verleiden om he
informeren en overal op tijd en voldoende bij te betrekken. Tegelijk heeft de RvT de bevoegdheid om de bestuurder te benoem
evalueren, en te belonen, te schorsen of te ontslaan. Maar die stok wil geen commissaris gebruiken. Hij wil liever in dialoog bli
een bestuurder die negatief wil en dat via desinformatie goed kan maskeren sta je als commissaris dus in feite machteloos.’ Alle
beperken van de informatieafhankelijkheid valt dat te voorkomen. ‘Een goede RvT zal naast de bestuurders ook andere bronne kanalen gebruiken om te weten te komen wat er werkelijk leeft. Die maakt gebruik van zijn netwerk, binnen zowel als buiten
Hij kent het tweede echelon in het management van de corporatie en praat daar ook geregeld mee. En hij heeft regelmatig cont
verschillende stakeholders. Als de bestuurder een boeman blijkt te zijn komt de RvT er langs andere lijnen heus wel achter. Wi
werkelijk te luisteren legt krijgt veel meer te horen dan commissarissen die dit werk er parttime bij doen en voor wie de werke
de organisatie zich beperkt tot een vergaderzaal. Dat laatste kan eigenlijk echt niet meer.’ Peij waagt overigens te betwijfelen o
accountant de rol van onafhankelijk adviseur van de RvT op zich kan nemen. ‘De accountant kampt met het probleem dat hij d
wet- en regelgeving zo beperkt is geraakt in zijn handelen dat hij geen goede raadgever meer kan zijn. De goedkeurende accoun
klaring is een weinigzeggend document geworden, met zoveel disclaimers dat het in feite onleesbaar wordt. De accountants zij ook niet blij mee, overigens. Ze zijn te ver afgeraakt van hun oorspronkelijke opdracht om mee te denken met de ondernemer.’
mensen Peij is de eerste om te erkennen dat het vervullen van een commissariaat bij een woningcorporatie veel lastiger is dan i
commerciële sector. Zo is daar bijvoorbeeld de voortdurende bemoeienis van de politiek en alle druk die daarmee gepaard gaat.
kwestie van accepteren, vindt Peij. ‘De politiek hoort er gewoon bij als een van de stakeholders. Daar moeten de corporaties zic
van proberen te ontdoen door uit het stelsel te stappen. Het is alleszins redelijk dat er nu een duidelijk onderscheid wordt gem
activiteiten waarvoor wel of geen staatssteun is toegestaan. Ik snap de frustratie daarover wel, maar het is nu in ieder geval voo
duidelijk wat het betekent om maatschappelijk ondernemer te zijn. Het accepteren van ‘politiek gedoe’ hoort daarbij.’ Veel last
om een goede en gelijkmatige afweging te maken tussen de vele belangen die er op het spel staan. ‘Dat vereist een groot maatsc
gevoel van de commissaris. Bij een commerciële onderneming maakt het niet uit als de onderneming een keer puur voor het gel
Maar voor een corporatie kan dat nooit de afweging zijn. Daarom heeft zo’n RvT mooie mensen nodig: op de samenleving geric integriteit en transparantie in de genen.’ Groepsdynamiek In het algemeen wordt het succes van de RvT feitelijk bepaald door
aldus Peij. ‘Het gaat om inhoud, inrichting en interactie. Dat laatste komt eigenlijk altijd in het gedrang, terwijl daar juist de c
gaat met name om de boardroom dynamics, en de kwaliteit van de interactie met de stakeholders. Groepsdenken kan alleen voo
worden als de interne harmonie minder belangrijk wordt gevonden dan de kwaliteit en het resultaat van de besluitvorming. Als
een dominante voorzitter heeft, redelijk geïsoleerd opereert, en onzeker is in zijn omgang met het bestuur is het risico van grou grootst. Dat kun je alleen maar doorbreken door een sprong voorwaarts te maken.’ Volgens Peij is de RvT van de toekomst een
pluriform samengestelde raad die even professioneel als slagvaardig is. ‘Een sterke voorzitter is prima, zolang er maar een sterk
man naast staat. Deze zogeheten senior independent director dient met name de integriteit te bewaken in het verkeer tussen de
van de RvT en het bestuur van de corporatie. Stel daarnaast professionele corporate secretary aan die als het geweten van de be
besluitvorming kan fungeren, analoog aan de griffier bij de gemeente. Er moet ook meer worden geïnvesteerd in commissarisse alleen in de vorm van geld, maar ook in de vorm van opleiding en professionalisering. En de raad moet worden bijgestaan door
schil van adviseurs, waaronder wat ik dan maar even de commissarisfluisteraar noem. Iemand van buiten, maar tegelijkertijd di
de corporatie aan, die de RvT helpt het eigen proces zuiver te houden.’ Deze ‘new kids on the block’ zijn hard nodig om het stel
vervolmaken, vindt Peij. In de commer-ciële sector is dat proces zelfs al gaande. En dus zal het in de corporatiesector uiteindeli
gebeuren, verwacht hij. ‘Natuurlijk is het zo dat men, ondanks de problemen en aansprakelijkheidstellingen bij enkele corpora
de gehele linie redelijk tevreden is op dit moment. Daardoor ontbreekt de urgentie om te veranderen, en dan verandert er ook m
niets. Maar ik ben ervan overtuigd dat de sector zo verstandig zal zijn om, bij gebrek aan externe prikkels, zichzelf aan te zette
TekestPeij: Stefan behang ‘Wie zijn oor te luisteren legt krijgt veel meer te horen’ In de strijd tegen misstanden in de corporatiesector wordt
de Raad van Toezicht zwaar overschat, meent Stefan Peij, directeur van de Governance University in Doorn. ‘Vanwege de onafh
heidsparadox zijn commissarissen relatief eenvoudig om de tuin te leiden. Zij moeten immers toezicht houden op het orgaan w
hun informatievoorziening afhankelijk van zijn. Dat is bepaald geen benijdenswaardige positie.’ ooropgesteld: het toezicht in d
tiesector is helemaal niet zo slecht als de incidenten doen vermoeden. Stefan Peij geeft het resultaat zelfs een zeven plus. ‘Op h
van inhoud en inrichting is de sector ook goed bezig. Maar er is zeker nog ruimte voor verbetering.’ Peij is inmiddels behoorlijk
in de corporatiesector. Hij verzorgt regelmatig opleidingen aan Raden van Toezicht en voorziet hen daarnaast van advies. In 20 Peij echter nog als relatieve buitenstaander deel uit van de commissie die in opdracht van Aedes en de Vereniging van Toezicht
Woningcorporaties (VTW) werkte aan de eerste editie van de Governancecode woningcorporaties. ‘Ik werd in die tijd niet geh
een gedegen kennis van de volkshuisvesting. Daardoor kun je heel kritisch en onafhankelijk naar zo’n sector kijken.’ De corpor
was strategisch behoorlijk in verwarring, zo merkte Peij al gauw. ‘De hybriditeit speelde menig corporatie parten: we hebben e
schappelijke taak maar zijn ook ondernemer. Hoe gaan we daarmee om?’ Beter toezicht moest daar voor een deel het antwoord
‘Er lag een tweelaags, goed doortimmerd governancemodel op tafel, met een duidelijke rolverdeling tussen bestuur en Raad van
(RvT), en waarin de stakeholders van de corporatie ook echt macht werd gegeven.’ Maar daar in dat laatste zat volgens Peij met
een belangrijke tekortkoming. ‘De stakeholders hebben verankerde invloed, maar er wordt slechts beperkt mate verantwoordi
afgelegd. Dat is heel gek. Want daardoor kunnen stakeholders immers onvoldoende invloed uitoefenen. In ieder geval veel min
aandeelhouders in de commerciële sector.’ Op bestuurlijk niveau voldoet het model aan het voornaamste principe van governan
namelijk dat elke macht zijn eigen tegenmacht moet organiseren. ‘Voor de bestuurders van een corporatie fungeert de RvT als t
Maar op het niveau van de RvT zelf is van tegenwicht geen sprake, met name omdat er onvoldoende transparantie wordt betrac
stakeholders. Daardoor zijn zij onvoldoende in staat een oordeel te vellen over de kwaliteit van en tekortkomingen in het werk RvT. Die transparantie zou in het geval van een woningcorporatie eigenlijk maximaal moeten zijn.’ Informatieafhankelijk Toc
gebrek aan transparantie niet de voornaamste reden dat het bij sommige corporaties zo mis is gegaan. ‘De verwachtingen over d
die een RvT kan uitoefenen zijn te hooggespannen. Want het is feitelijk een makkelijk om de tuin te leiden orgaan. De leden k
immers maar zes tot acht keer per jaar bij elkaar. En ze hebben ook nog eens last van de onafhankelijkheidsparadox. Commissa
moeten toezicht houden op een orgaan waar ze voor hun informatievoorziening afhankelijk van zijn. Dat is geen benijdenswaa
Zeker, in principe heeft de raad de beschikking over de carrot and the stick. Hij kan de bestuurder proberen te verleiden om he
informeren en overal op tijd en voldoende bij te betrekken. Tegelijk heeft de RvT de bevoegdheid om de bestuurder te benoem
evalueren, en te belonen, te schorsen of te ontslaan. Maar die stok wil geen commissaris gebruiken. Hij wil liever in dialoog bli
een bestuurder die negatief wil en dat via desinformatie goed kan maskeren sta je als commissaris dus in feite machteloos.’ Alle
beperken van de informatieafhankelijkheid valt dat te voorkomen. ‘Een goede RvT zal naast de bestuurders ook andere bronne kanalen gebruiken om te weten te komen wat er werkelijk leeft. Die maakt gebruik van zijn netwerk, binnen zowel als buiten
Hij kent het tweede echelon in het management van de corporatie en praat daar ook geregeld mee. En hij heeft regelmatig cont
verschillende stakeholders. Als de bestuurder een boeman blijkt te zijn komt de RvT er langs andere lijnen heus wel achter. Wi
werkelijk te luisteren legt krijgt veel meer te horen dan commissarissen die dit werk er parttime bij doen en voor wie de werke
de organisatie zich beperkt tot een vergaderzaal. Dat laatste kan eigenlijk echt niet meer.’ Peij waagt overigens te betwijfelen o
accountant de rol van onafhankelijk adviseur van de RvT op zich kan nemen. ‘De accountant kampt met het probleem dat hij d
wet- en regelgeving zo beperkt is geraakt in zijn handelen dat hij geen goede raadgever meer kan zijn. De goedkeurende accoun
klaring is een weinigzeggend document geworden, met zoveel disclaimers dat het in feite onleesbaar wordt. De accountants zij ook niet blij mee, overigens. Ze zijn te ver afgeraakt van hun oorspronkelijke opdracht om mee te denken met de ondernemer.’
mensen Peij is de eerste om te erkennen dat het vervullen van een commissariaat bij een woningcorporatie veel lastiger is dan i
commerciële sector. Zo is daar bijvoorbeeld de voortdurende bemoeienis van de politiek en alle druk die daarmee gepaard gaat.
kwestie van accepteren, vindt Peij. ‘De politiek hoort er gewoon bij als een van de stakeholders. Daar moeten de corporaties zic
van proberen te ontdoen door uit het stelsel te stappen. Het is alleszins redelijk dat er nu een duidelijk onderscheid wordt gem
activiteiten waarvoor wel of geen staatssteun is toegestaan. Ik snap de frustratie daarover wel, maar het is nu in ieder geval voo
duidelijk wat het betekent om maatschappelijk ondernemer te zijn. Het accepteren van ‘politiek gedoe’ hoort daarbij.’ Veel last
om een goede en gelijkmatige afweging te maken tussen de vele belangen die er op het spel staan. ‘Dat vereist een groot maatsc
gevoel van de commissaris. Bij een commerciële onderneming maakt het niet uit als de onderneming een keer puur voor het gel
Maar voor een corporatie kan dat nooit de afweging zijn. Daarom heeft zo’n RvT mooie mensen nodig: op de samenleving geric integriteit en transparantie in de genen.’ Groepsdynamiek In het algemeen wordt het succes van de RvT feitelijk bepaald door
aldus Peij. ‘Het gaat om inhoud, inrichting en interactie. Dat laatste komt eigenlijk altijd in het gedrang, terwijl daar juist de c
gaat met name om de boardroom dynamics, en de kwaliteit van de interactie met de stakeholders. Groepsdenken kan alleen voo
worden als de interne harmonie minder belangrijk wordt gevonden dan de kwaliteit en het resultaat van de besluitvorming. Als
een dominante voorzitter heeft, redelijk geïsoleerd opereert, en onzeker is in zijn omgang met het bestuur is het risico van grou grootst. Dat kun je alleen maar doorbreken door een sprong voorwaarts te maken.’ Volgens Peij is de RvT van de toekomst een
pluriform samengestelde raad die even professioneel als slagvaardig is. ‘Een sterke voorzitter is prima, zolang er maar een sterk
man naast staat. Deze zogeheten senior independent director dient met name de integriteit te bewaken in het verkeer tussen de
van de RvT en het bestuur van de corporatie. Stel daarnaast professionele corporate secretary aan die als het geweten van de be
besluitvorming kan fungeren, analoog aan de griffier bij de gemeente. Er moet ook meer worden geïnvesteerd in commissarisse alleen in de vorm van geld, maar ook in de vorm van opleiding en professionalisering. En de raad moet worden bijgestaan door
schil van adviseurs, waaronder wat ik dan maar even de commissarisfluisteraar noem. Iemand van buiten, maar tegelijkertijd di
de corporatie aan, die de RvT helpt het eigen proces zuiver te houden.’ Deze ‘new kids on the block’ zijn hard nodig om het stel
vervolmaken, vindt Peij. In de commer-ciële sector is dat proces zelfs al gaande. En dus zal het in de corporatiesector uiteindeli
gebeuren, verwacht hij. ‘Natuurlijk is het zo dat men, ondanks de problemen en aansprakelijkheidstellingen bij enkele corpora
de gehele linie redelijk tevreden is op dit moment. Daardoor ontbreekt de urgentie om te veranderen, en dan verandert er ook m
niets. Maar ik ben ervan overtuigd dat de sector zo verstandig zal zijn om, bij gebrek aan externe prikkels, zichzelf aan te zette
de rol van
hankelijk-
waar ze voor
de corpora-
het terrein
k ingevoerd
006 maakte houders in
hinderd door
ratiesector
een maat-
d op bieden.
n Toezicht
teen ook
ing aan hen
nder dan
nce,
tegenwicht.
cht naar de
k van de h is dat
de invloed
komen
arissen
ardige rol.
em te
men, te
ijven. Tegen
een door het
en en de sector.
tact met de
Wie zijn oor
elijkheid van
of ook de
door allerlei
ntantsver-
jn daar zelf Mooie
in de
. Een
ch ook niet
maakt tussen
or iedereen
tiger is het
chappelijk
ld gaat.
cht en met de drie i’s,
crux zit. Het
orkomen
s de RvT
upthink het kleinere,
ke tweede
e voorzitter
estuurlijke
en, niet een vaste
icht tegen
lsel te
ijk ook gaan
aties, over
meestal
en tot
98 - 99
In de strijd tegen misstanden in de corporatiesector wordt de rol van de Raad van Toezicht zwaar overschat, meent Stefan Peij, directeur van de Governance University in Doorn. ‘Vanwege de onafhankelijkheidsparadox zijn commissarissen relatief eenvoudig om de tuin te leiden. Zij moeten immers toezicht houden op het orgaan waar ze voor hun informatievoorziening afhankelijk van zijn. Dat is bepaald geen benijdenswaardige positie.’
Stefan Peij
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Vooropgesteld: het toezicht in de corporatiesector is helemaal niet zo slecht als de incidenten doen vermoeden. Stefan Peij geeft het resultaat zelfs een zeven plus. ‘Op het terrein van inhoud en inrichting is de sector ook goed bezig. Maar er is zeker nog ruimte voor verbetering.’ Peij is inmiddels behoorlijk ingevoerd in de corporatiesector. Hij verzorgt regelmatig opleidingen aan Raden van Toezicht en voorziet hen daarnaast van advies. In 2006 maakte Peij echter nog als relatieve buitenstaander deel uit van de commissie die in opdracht van Aedes en de Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties (VTW) werkte aan de eerste editie van de Governancecode woningcorporaties. ‘Ik werd in die tijd niet gehinderd door een gedegen kennis van de volkshuisvesting. Daardoor kun je heel kritisch en onafhankelijk naar zo’n sector kijken.’ De corporatiesector was strategisch behoorlijk in verwarring, zo merkte Peij al gauw. ‘De hybriditeit speelde menig corporatie parten: we hebben een maatschappelijke taak maar zijn ook ondernemer. Hoe gaan we daarmee om?’
Beter toezicht moest daar voor een deel het antwoord op bieden. ‘Er lag een tweelaags, goed doortimmerd governancemodel op tafel, met een duidelijke rolverdeling tussen bestuur en Raad van Toezicht (RvT), en waarin de stakeholders van de corporatie ook echt macht werd gegeven.’ Maar daar in dat laatste zat volgens Peij meteen ook een belangrijke tekortkoming. ‘De stakeholders hebben verankerde invloed, maar er wordt slechts beperkt mate verantwoording aan hen afgelegd. Dat is heel gek. Want daardoor kunnen stakeholders immers onvoldoende invloed uitoefenen. In ieder geval veel minder dan aandeelhouders in de commerciële sector.’ Op bestuurlijk niveau voldoet het model aan het voornaamste principe van governance, namelijk dat elke macht zijn eigen tegenmacht moet organiseren. ‘Voor de bestuurders van een corporatie fungeert de RvT als tegenwicht. Maar op het niveau van de RvT zelf is
van tegenwicht geen sprake, met name omdat er onvoldoende transparantie wordt betracht naar de stakeholders. Daardoor zijn zij onvoldoende in
staat een oordeel te vellen over de kwaliteit van en tekort-
een makkelijk om de tuin te leiden orgaan. De leden komen immers maar zes tot acht keer per jaar bij elkaar. En ze hebben ook nog eens last van de onafhankelijkheidsparadox. Commissarissen moeten toezicht houden op een orgaan waar ze voor hun informatievoorziening afhankelijk van zijn. Dat is geen benijdenswaardige rol. Zeker, in principe heeft de raad de beschikking over de carrot and the stick. Hij kan de bestuurder proberen te verleiden om hem te informeren en overal op tijd en voldoende bij te betrekken. Tegelijk heeft de RvT de bevoegdheid om de bestuurder te benoemen, te evalueren, en te belonen, te schorsen of te ontslaan. Maar die stok
wil geen commissaris gebruiken. Hij wil liever in dialoog blijven. Tegen een bestuurder die negatief wil en dat via desinformatie goed kan maskeren sta je als commissaris dus in feite machteloos.’ Alleen door het beperken van de informatieafhankelijkheid valt dat te voorkomen. ‘Een goede RvT zal naast de bestuurders ook andere bronnen en kanalen gebruiken om te weten te komen wat er werkelijk leeft. Die maakt gebruik van zijn netwerk, binnen zowel als buiten de sector. Hij kent het tweede echelon in het management van de corporatie en praat daar ook geregeld mee. En hij heeft regelmatig contact met de verschillende stakeholders. Als de bestuurder een boeman blijkt te zijn komt de RvT er langs andere lijnen heus wel achter. Wie zijn oor werkelijk te luisteren legt krijgt veel meer te horen dan commissarissen die dit werk er parttime bij doen en voor wie de werkelijkheid van de organisatie zich beperkt tot een vergaderzaal. Dat laatste kan eigenlijk echt niet meer.’ Peij waagt overigens te betwijfelen of ook de accountant de rol van onafhankelijk adviseur van de RvT op zich kan nemen. ‘De accountant kampt met het
probleem dat hij door allerlei wet- en regelgeving zo beperkt is geraakt in zijn handelen dat hij geen goede raadgever meer kan zijn. De goedkeurende accountantsverklaring is een weinigzeggend document geworden, met zoveel disclaimers dat het in feite onleesbaar wordt. De accountants zijn daar zelf ook niet blij mee, overigens. Ze zijn te ver afgeraakt van hun oorspronkelijke opdracht om mee te denken met de ondernemer.’
komingen in het werk van de RvT. Die transparantie
zou in het geval van een woningcorporatie eigenlijk maximaal moeten zijn.’ > Informatieafhankelijk Toch is dat gebrek aan transparantie niet de voornaamste reden dat het bij sommige corporaties zo mis is gegaan. ‘De verwachtingen over de invloed die een RvT kan uitoefenen zijn te hooggespannen. Want het is feitelijk
> Mooie mensen Peij is de eerste om te erkennen dat het vervullen van een commissariaat bij een woningcorporatie veel lastiger is dan in de commerciële sector. Zo is daar bijvoorbeeld de voortdurende bemoeienis van de politiek en alle druk die daarmee gepaard gaat. Een kwestie van accepteren, vindt Peij. ‘De politiek hoort er gewoon bij als een van de stakeholders. Daar moeten de corporaties zich ook
100 - 101
niet van proberen te ontdoen door uit het stelsel te stappen. Het is alleszins redelijk dat er nu een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen activiteiten waarvoor wel of geen staatssteun is toegestaan. Ik snap de frustratie daarover wel, maar het is nu in ieder geval voor iedereen duidelijk wat het betekent om maatschappelijk ondernemer te zijn. Het accepteren van ‘politiek gedoe’ hoort daarbij.’ Veel lastiger is het om een goede en gelijkmatige afweging te maken tussen de vele belangen die er op het spel staan. ‘Dat vereist een groot maatschappelijk gevoel van de commissaris. Bij een commerciële onderneming maakt het niet uit als de onderneming een keer puur voor het geld gaat. Maar voor een corporatie kan dat nooit de afweging zijn. Daarom heeft zo’n RvT mooie mensen nodig: op de samenleving gericht en met integriteit en transparantie in de genen.’ > Groepsdynamiek In het algemeen wordt het succes van de RvT feitelijk bepaald door de drie i’s, aldus Peij. ‘Het gaat om inhoud, inrichting en interactie. Dat laatste komt eigenlijk altijd in het gedrang, terwijl daar juist de crux zit. Het gaat met name om de boardroom dynamics, en de kwaliteit van de interactie met de stakeholders. Groepsdenken
kan alleen voorkomen worden als de interne harmonie minder belangrijk wordt gevonden dan de kwaliteit en het resultaat van de besluitvorming. Als de RvT een dominante voorzitter heeft,
redelijk geïsoleerd opereert, en onzeker is in zijn omgang met het bestuur is het risico van groupthink het grootst. Dat kun je alleen maar doorbreken door een sprong voorwaarts te maken.’ Volgens Peij is de RvT van de toekomst een kleinere, pluriform samengestelde raad die even professioneel als slagvaardig is. ‘Een sterke voorzitter is prima, zolang er maar een sterke tweede man naast staat. Deze zogeheten senior independent director dient met name de integriteit te bewaken in het verkeer tussen de voorzitter van de RvT en het bestuur van de corporatie. Stel daarnaast professionele corporate secretary aan die als het geweten van de bestuurlijke besluitvorming kan fungeren, analoog aan de griffier bij de gemeente. Er moet ook
meer worden geïnvesteerd in commissarissen, niet alleen in de vorm van geld, maar ook in de vorm van opleiding en professionalisering. En de raad moet worden bijgestaan door een vaste schil van adviseurs, waaronder wat ik dan maar even de commissarisfluisteraar noem. Iemand van buiten, maar tegelijkertijd dicht tegen de corporatie aan, die de RvT helpt het eigen proces zuiver te houden.’ Deze ‘new kids on the block’ zijn hard nodig om het stel-
Stefan Peij
sel te vervolmaken, vindt Peij. In de commerciële sector is dat proces zelfs al gaande. En dus zal het in de corporatiesector uiteindelijk ook gaan gebeuren, verwacht hij. ‘Natuurlijk is het zo dat men, ondanks de problemen en aansprakelijkheidstellingen bij enkele corporaties, over de gehele linie redelijk tevreden is op dit moment. Daardoor ontbreekt de urgentie om te veranderen, en dan verandert er ook meestal niets. Maar ik ben ervan overtuigd dat de sector zo verstandig zal zijn om, bij gebrek aan externe prikkels, zichzelf aan te zetten tot verbetering. Daar hebben de corporaties in het verleden wel vaker blijk van gegeven.’
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
102 - 103
Bijlagen Jaarverslag Bijlage 1
CV’s bestuursleden
Bijlage 2
Samenstelling management team en Commissie bezwaarschriften
Bijlage 3
Overzicht themaonderzoeken
Bijlage 4
Assurance rapport
Bijlage 5
Verslag c.q. verklaring meldingsregeling vermoeden van misstand ZBO
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Bijlage 1
Curricula Vitae bestuursleden Ir. J.H.M. Lindenbergh Geboortedatum: 21 juli 1943 Functies: > Voorzitter Raad van Commissarissen ABN AMRO Group N.V. en ABN AMRO Bank N.V. > Voorzitter Raad van Commissarissen Bank voor de Bouwnijverheid > Voorzitter Raad van Commissarissen Agendia bv > Commissaris Ortec International bv > Commissaris Gamma Holding nv > Commissaris Zeeman Groep nv > Commissaris DHV Holding > Commissaris Doctors Pension Fund bv > Lid Raad van Toezicht Universiteit van Amsterdam > Lid bestuur Stichtingen Preferente aandelen TNT Groep nv, Vopak nv, Wolters Kluwer nv, Telegraaf Media groep > Lid Bestuur Nederlands-Duitse Handelskamer In bestuur Centraal Fonds Volkshuisvesting sinds: 1 januari 2004 Per 28 mei 2007 door de minister benoemd tot voorzitter van het bestuur Volgens aftreedschema in bestuur Centraal Fonds Volkshuisvesting tot: 1 januari 2013
Drs. ir. C.A.M. de Boo Geboortedatum: 3 augustus 1944 Functies: > Lid Raad van Commissarissen Vesteda > Bestuurslid Stichting ROZ > Lid Raad van Advies HD Projectrealisatie Rotterdam > Lid Commissie van Integriteit Neprom > Lid Commissie van Toelating en Integriteit IVBN > Bestuurslid Artis > Penningmeester Vrienden van het Nederlands Architectuursinstituut In bestuur Centraal Fonds Volkshuisvesting sinds: 28 mei 2007 Volgens aftreedschema in bestuur Centraal Fonds Volkshuisvesting tot: 28 mei 2015
104 - 105
Drs. G. Izeboud RA Geboortedatum: 31 oktober 1942 Functies: > Plaatsvervangend Raad bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam > Lid bestuur Stichting Shell Reserves Compensation Foundation, Den Haag > Commissaris en voorzitter audit en compliance commissie Robeco Groep > Adviseur Duff & Phelps Europa > Commissaris bij Vanden Bol Beheer (Hypotheek Visie Centrale) > Lid bestuur stichting VOPAK > Voorzitter Intern Toezichtorgaan Robeco Pensioenfonds In bestuur Centraal Fonds Volkshuisvesting sinds: 1 januari 2005 Herbenoeming per 1 januari 2009 Volgens aftreedschema in bestuur Centraal Fonds Volkshuisvesting tot: 1 januari 2013
Mevrouw prof. mr. dr. J. de Jong Geboortedatum: 8 januari 1949 Beroep: Emeritus Hoogleraar Onroerend goedrecht aan de Technische Universiteit Delft Nevenfuncties: > Lid van het Bestuur van de Vereniging Natuurmonumenten te ´s-Graveland In bestuur Centraal Fonds Volkshuisvesting sinds: 28 mei 2007 Volgens aftreedschema in bestuur Centraal Fonds Volkshuisvesting tot: 29 mei 2015
Bijlagen Jaarverslag
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Bijlage 2 Samenstelling managementteam
Directeur
de heer drs. J. van der Moolen
Hoofd Beleid, Subsidie & Organisatie
mevrouw drs. G. M. Bruin
Hoofd Informatie & Automatisering
de heer A. Heykoop
Hoofd Monitoring & Ontwikkeling
mevrouw drs. Braal-Verhoog
Hoofd Toezicht
de heer drs. L. M. Hoppen RA
Samenstelling Commissie bezwaarschriften
Voorzitter mevrouw mr. A.M. van Omme Vice voorzitter mevrouw prof. mr. W. den Ouden Leden mevrouw M. Knipscheer mevrouw C.E. Polak de heer mr. C. Schouten (tot december 2011) mevrouw mr. L. Berkhouwer (vanaf december 2011) Plaatsvervangende de heer prof. mr. A.E. Schilder leden de heer G. Westerdijk
106 - 107
Bijlage 3
Overzicht themaonderzoeken
Het Centraal Fonds kiest regelmatig onderwerpen waarover hij van mening is dat het hoger op de agenda van de corporaties zou moeten staan. Standaard beleid is het uitvoeren van een zogenaamd themaonderzoek en het terugleggen van de stand van zaken bij de corporaties. Vervolgens wordt nog één à twee jaar onderzocht in hoeverre de corporaties zich verbeteren op dat specifieke onderwerp. Daarna (of al tijdens het vervolgonderzoek) kiest het Fonds een nieuw thema dat aandacht verdient. Hierbij een overzicht van de themaonderzoeken en overige relevante themapublicaties over de afgelopen acht jaar. Alle themaonderzoeken beschreven 1
Financiering Treasury bij woningcorporaties (2002) Bankieren bij toegelaten instellingen (2000)
2
Waardering vastgoed (2002-2004) Het vermogen en de opgaven van woningcorporaties - Spanning tussen behoefte en middelen (2002) Waardering vastgoed woningcorporaties - Sleutel voor financiële continuïteit en rendement (2004) In deze rapportages staat het vraagstuk van de waardering van vastgoed centraal. Uit het onderzoek naar het financiële gedrag van corporaties blijkt dat de bedrijfswaarde bij de bedrijfsuitoefening en het bepalen van weerstandvermogen bij corporaties nauwelijks een rol speelt.
3
Vermogensovermaat (2002-2003) Het vermogen en de opgaven van woningcorporaties - Spanning tussen behoefte en middelen (2002) Investeren uit steen - Vermogensovermaat woningcorporaties (2003) In deze rapportages wordt de vermogenspositie op grond van de bedrijfswaarde de basis voor de gepresenteerde vermogensovermaat van woningcorporaties. De overmaat wordt afgezet tegen de volkshuisvestelijke taken van corporaties (de herstructurering en de verkopen).
4
Verbindingen (2003) Rapportage verbindingen (2003) In 2002 is het Centraal Fonds gestart met het onderzoeken van financieel risicovolle verbindingen (op basis van corporatiegegevens uit 2001). De doelstelling van het onderzoek was het vaststellen van het financiële risico dat per corporatie gelopen wordt via de verbindigngen. Er is een methodiek ontwikkeld om de financiële risico’s in beeld te brengen, maar het bleek dat het vaak aan voldoende informatie ontbrak om een oordeel over het risico te kunnen geven.
Bijlagen Jaarverslag
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
5
Intern toezicht (2003 en 2006-2007) Tussen regels en rolopvatting - Het invullen van professioneel intern toezicht bij woningcorporaties (2003) Het rapport gaat in op het functioneren van de Raden van Toezicht bij corporaties. Het doel is een beeld te krijgen van de factoren die van invloed zijn op het professioneel functioneren daarvan. Het doel was inzicht te krijgen in de wijze van functioneren en in de oorzaken van het niet goed functioneren en de slaag- en faalfactoren. Acht vragen (2006) De acht vragen die in deze publicatie besproken worden, kunnen worden beschouwd als een hulpmiddel voor interne toezichthouders bij woningcorporaties die met het vraagstuk van verbindingen geconfronteerd worden. Private taak, publieke zaak (januari 2006) Van reflectie naar rekenschap (december 2006) Vertrouwen in vermogen (2007) De rapporten bevatten de bevindingen van het onderzoek van het Centraal Fonds naar de kwaliteit van de verantwoording door de raden van commissarissen bij woningcorporaties. Het Fonds onderscheidt vijf thema’s waaraan in de externe verantwoording door de intern toezichthouder aandacht besteedt behoort te worden: (1) besef toezichttaak (de reikwijdte daarvan en het hebben van een toezichtkader), (2) zelfevaluatie, (3) wijze van werving en selectie, (4) integriteit en (5) verantwoording over samenstelling van en taakuitoefening door de raad van toezicht. Door over langere tijd de inhoud en wijze van verantwoording te onderzoeken, ontstaat niet alleen inzicht in de kwaliteit van de externe verantwoording door de raden van commissarissen, maar ook inzicht in de ontwikkeling daarvan.
6
Bedrijfslasten (2005-2006) Onderzoek bedrijfslasten woningcorporaties (2005) Vervolgonderzoek bedrijfslasten woningcorporaties (2006) Doelstelling van deze onderzoeken was meer inzicht te geven in en verklaringen over het niveau van de bedrijfslasten, de ontwikkeling in de afgelopen jaren, de verwachting voor de komende jaren en de gevolgen voor de waardeontwikkeling van het woningbezit van corporaties. De stijgende bedrijfslasten van woningcorporaties hebben namelijk de nodige aandacht getrokken.
7
Integriteit (2009-2011) Nulmeting integriteitsbeleid corporatiesector ‘Borging waarden woningcorporaties’ (2009) Integriteit maatschappelijk verantwoord (2011) De rapporten van het Centraal Fonds geven een beeld van het beleid en de maatregelen die binnen de corporatiesector zijn ontwikkeld op het gebied van integriteit. Ze zijn ook te gebruiken als een handleiding van alle relevante aspecten die het door corporaties te ontwikkelen integriteitsbeleid raken.
8
Onderzoek grondposities en projectontwikkeling bij woningcorporaties
9
Doorrekening Regeerakkoord corporatiesector
10
Doorrekening krimpregio’s Parkstad Limburg en Eemsdelta.
108 - 109
Onderzoeken die niet apart gepubliceerd zijn maar opgenomen in Verslag financieel toezicht of Sectorbeeld 1
Verslag financieel toezicht 2003: > Verbindingen corporaties > Intern toezicht > financieel gezonde corporaties
2
Verslag financieel toezicht 2004: > Effecten modernisering huurbeleid > Bedrijfslasten > Rendementen woningcorporaties > Actuele waardering
3
Verslag financieel toezicht 2005: > Intern toezicht jaarstukken > Verantwoording jaarverslaggeving beleggingen en verbindingen > Bezoldiging bestuurders en Raden van Toezicht
4
Verslag financieel toezicht 2006: > Portefeuillebeleid > Bedrijfswaarde > Verantwoording over verbindingen
5
Verslag financieel toezicht 2007: > Portefeuillebeleid 6 Verslag financieel toezicht 2008: > Beheer en behoud van maatschappelijk vermogen > Financieel risicobeheer > Toezicht op de kwaliteit van de financiële verantwoording
7
Sectorbeeld realisaties 2008 en 2009: > Verbindingen
8
Verslag financieel toezicht 2009: > Jaarverslagonderzoek naar huurprijsbeleid, investeringen en verkoop van huurwoningen
9
Verslag financieel toezicht 2009: > Beloningen bestuur
10
Verslag financieel toezicht 2010:
11
Sectorbeeld realisaties 2010: > Verkoop van huurwoningen aan huurders (al dan niet met korting) > Verbindingen > Marktwaarde
12
Sectorbeeld realisaties 2011 > Marktwaarde > Realisatie-indices
Bijlagen Jaarverslag
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Bijlage 4
Assurance-rapport van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van het Centraal Fonds Volkshuisvesting Assurance-rapport bij enkele gegevens zoals opgenomen in het jaarverslag Wij hebben het proces van totstandkoming van de in de tabellen 2.2 en 2.3 van het jaarverslag opgenomen gegevens ten aanzien van de Continuïteits- en Solvabiliteitsoordelen 2011 onderzocht. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van het Centraal Fonds Volkshuisvesting is verantwoordelijk voor het opstellen van de tabellen 2.2 en 2.3 ten aanzien van de Continuïteits- en Solvabiliteitsoordelen met inbegrip van de toelichting daarop in overeenstemming met het totstandkomingproces zoals beschreven in de beleidsregels 2011 van het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Deze verantwoordelijkheid omvat het inrichten van adequate administratieve organisatie en interne controles en het hanteren van passend beleid en procedures voor het genereren, aggregeren en rapporteren van de gegevens ten aanzien van de Continuïteits- en Solvabiliteitsoordelen. Het bestuur is niet verantwoordelijk voor de door de toegelaten instellingen ingezonden financiële gegevens die de basis vormen van bedoeld totstandkomingproces. Verantwoordelijkheid van de accountant Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder Standaard 3000 ‘Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie’. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de gegevens ten aanzien van de Continuïteits- en Solvabiliteitsoordelen tot stand zijn gekomen in overeenstemming met het proces zoals beschreven in de beleidsregels 2011 van het Centraal Fonds Volkshuisvesting zonder afwijkingen van materieel belang. Een assurance-opdracht omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van relevante gegevens.
Als onderdeel van onze werkzaamheden zijn wij onder andere nagegaan of: > de invoer van de door de toegelaten instellingen ingezonden financiële gegevens juist en volledig heeft plaatsgevonden; > door het Centraal Fonds Volkshuisvesting gemaakte aanpassingen op de ingediende financiële gegevens toereikend zijn onderbouwd; > de selectiecriteria zoals beschreven in de beleidsregels 2011 juist zijn toegepast in het beoordelingsproces 2011; > door het Centraal Fonds Volkshuisvesting gemaakte aanpassingen op de uitkomsten van het selectieproces toereikend zijn onderbouwd; > de gegevens in het overzicht Continuïteits- en Solvabiliteitsoordelen 2011 ten aanzien van de continuïteitsoordelen en solvabiliteitsoordelen bepaald zijn in overeenstemming met de beleidsregels 2011. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assuranceinformatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Inherente beperkingen De uitkomsten van de door het Centraal Fonds Volkshuisvesting uitgevoerde beoordelingsproces 2011 zijn afhankelijk van de betrouwbaarheid van de door toegelaten instellingen ingezonden financiële gegevens. De juistheid en volledigheid van de door toegelaten instellingen ingediende gegevens zijn door ons niet onderzocht en maken geen onderdeel uit van onze opdracht. Oordeel Op grond van onze werkzaamheden zijn wij van oordeel dat de in de tabellen 2.2 en 2.3 van het jaarverslag opgenomen gegevens ten aanzien van de Continuïteitsen Solvabiliteitsoordelen 2011 in alle van materieel belang zijnde aspecten tot stand zijn gekomen in overeenstemming met het proces zoals beschreven in de beleidsregels 2011 van het Centraal Fonds Volkshuisvesting Utrecht, 13 februari 2012 KPMG ACCOUNTANTS N.V. A.J.H. Reijns RA
110 - 111
Bijlage 5 Verslag c.q. verklaring als bedoeld in Hoofdstuk 3, artikel 3 lid 5, van de ‘Meldingsregeling vermoeden van misstand ZBO’
1
Het Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (CAOP) is belast met het in stand houden en de secretariële ondersteuning van de Commissie Integriteit ZBO, als genoemd in Hoofdstuk 3 van de bovenvermelde regeling.
2
Het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) heeft besloten gebruik te maken van de mogelijkheid om de bovenvermelde regeling in de arbeidsverhouding met het personeel van toepsassing te verklaren. Hierdoor kunnen medewerkers van het CFV die een vermoeden van het bestaan van een misstand binnen het CFV hebben zich, na het eerst volgen van een interne procedure als beschreven in Hoofdstuk 4, paragraaf 2, van de regeling, eventueel conform Hoofdstuk 4, paragraaf 3, van de regeling met een melding tot de onder 1 genoemde Commissie wenden.
3
Het CAOP en het CFV hebben ter uitvoering van het bovenstaande een dienstverleningsovereenkomst gesloten.
4
Het CAOP verklaart hierbij dat de onder 1 genoemde Commissie in het jaar 2011 geen melding van een medewerker van het CFV heeft ontvangen.
Den Haag, 10 januari 2012
mr. R.J. Prins, Secretaries Commissie Integriteit ZBO
Aanvullende informatie positie pubiekrechtelijke ZBO’s Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op basis van voortschrijdend inzicht in de tweede helft van 2011 besloten dat publiekrechtelijke ZBO’s die onder de Kaderwet ZBO’s (Stb. 2006, 587) vallen of waarvoor in de desbetreffende instellingswet de rechtspositie van het rijkspersoneel van overeenkomstige toepassing is verklaard, alsnog onder de werking van het “Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie” (Stb. 2009, 572) worden gebracht. Deze beleidswijziging brengt met zich mee dat met ingang van 2012 dit besluit op het CFV van toepassing is en dat aan de onder 3 vermelde dienstverleningsovereenkomst per die datum de grond is ontvallen en deze als het ware van rechtswege is geëindigd.
Bijlagen Jaarverslag
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
112 - 113
Jaarrekening 2011
(alle bedragen x € 1.000,- tenzij anders vermeld)
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Balans per 31 december 2011 na resultaatbestemming
Activa
2010
2011
Vaste activa Vaste activa
790 257
Vlottende activa Termijndeposito Debiteuren Liquide middelen
34.000 143.000 0 1.852 142.421 5.936
Overlopende activa Nog te ontvangen c.q. vooruitbetaald 1.035 1.683 Totaal Passiva Eigen vermogen Reservering saneringssteun Reservering reguliere projectsteun Reservering exploitatiekosten Voorzieningen Voorziening toegezegde saneringssteun Voorziening toegezegde reguliere projectsteun Voorziening bijzonder projectsteun wijkenaanpak Voorziening verlieslatend huurcontract
152.728
178.246 2011
2010
118.631 62.447 6.717 6.717 2.746 6.828
0 0 0 0 49.137 75.731 94 0
Kortlopende schulden Crediteuren 183 172 Overlopende passiva Nog te betalen c.q. vooruit ontvangen 738 833 Totaal 178.246 152.728
Jaarrekening 2011
114 - 115
Mutatiestaat exploitatiekosten, saneringssteun en projectsteun
Exploitatieoverzicht Baten Interest Overige opbrengsten Totaal baten
2010
2011
2.518 3.688 353 463 2.871 4.151
Lasten Personeelskosten 5.459 5.424 Algemene kosten 1.041 1.053 Huisvestingskosten 331 238 Afschrijvingen 122 152 Totaal lasten 6.953 6.867 Exploitatieresultaat
-2.716
-4.082
Saneringssteun Bijdrageheffing saneringssteun 56.184 0 Toekenning saneringssteun 0 -39.000 Resultaat saneringssteun 56.184 -39.000 Reguliere projectsteun Bijdrageheffing reguliere projectsteun 0 0 Toekenning reguliere projectsteun 0 0 Resultaat reguliere projectsteun 0 0 Bijzondere projectsteun voor de wijkenaanpak Bijdrageheffing bijzondere projectsteun wijkenaanpak 2011 48.312 76.224 Dotatie voorziening bijzondere projectsteun wijkenaanpak 2011 -48.312 -76.224 Afrekening bijzondere projectsteun wijkenaanpak 2008 519 0 Correctie dotatie voorziening bijzondere projectsteun 2008 -519 0 Correctie bijdrageheffing bijzondere projectsteun 2009 en 2010 -442 -726 Correctie dotatie voorziening bijzondere projectsteun 2009 en 2010 442 726 Resultaat bijzondere projectsteun voor de wijkenaanpak 0 0 Totaal resultaat
-41.716
52.101
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Kasstroomoverzicht
Kasstroomoverzicht indirecte methode
2011
Exploitatiekosten Kasstroom uit operationele activiteiten Exploitatieresultaat -4.082 Aanpassingen voor: Afschrijvingen 122 Mutatie voorziening verlieslatend huurcontract 94 Veranderingen in werkkapitaal: Mutatie (afname) debiteuren en nog te ontvangen c.q. vooruitbetaald exploitatie 1.018 Mutatie (afname) crediteuren en nog te betalen c.q. vooruitontvangen -84 Totaal veranderingen in werkkapitaal 934 Kasstroom uit operationele activiteiten -2.932 Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investeringen in materiële vaste activa Desinvesteringen materiële vaste activa Kasstroom uit investeringsactiviteiten
2010
-2.716
152
292 107 399
-2.165
-654 -222 0 0 -654 -222
Nettokasstroom exploitatieresultaat -3.586 -2.387 Saneringssteun Uitbetaalde saneringssteun SGBB -39.000 Ontvangen bijdrageheffing saneringssteun 2011 56.184 Netto kasstroom saneringssteun 56.184 -39.000 Reguliere projectsteun Inkomsten of uitgaven reguliere projectsteun 0 0 Netto kasstroom reguliere projectsteun 0 0 Bijzondere projectsteun wijkenaanpak Ontvangen bijdrageheffing bijzondere projectsteun 2009 en 2008 67.589 Uitbetaalde bijzondere projectsteun 2009 en 2008 -78.909 Ontvangen bijdrageheffing bijzondere projectsteun 2010 1.482 74.742 Ontvangen bijdrageheffing bijzondere projectsteun 2011 48.312 Afrekening bijzondere projectsteun 2008 519 Correctie bijdrageheffing bijzondere projectsteun 2010 en 2009 -442 -726 Uitbetaalde bijzondere projectsteun 2010 -74.983 Netto kasstroom bijzondere projectsteun wijkenaanpak -25.112 62.695 Totaal netto kasstroom exploitatiekosten, saneringssteun en projectsteun 27.485 21.308 Liquide middelen en deposito’s per 1 januari 148.936 127.627 Liquide middelen en deposito’s per 31 december 176.421 148.936 Mutatie liquide middelen en deposito’s 27.485 21.308
116 - 117
Jaarrekening 2011
Toelichting behorende bij de jaarrekening over 2011
Algemeen Verslaggevingsperiode De verslaggevingsperiode betreft 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011. Toegepaste standaarden De jaarrekening is opgesteld volgens de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De grondslagen die worden toegepast voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling zijn gebaseerd op historische kosten. Continuïteit De jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling. Grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling Voorzover niet anders is vermeld, worden activa en passiva opgenomen tegen nominale waarde. De baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. De jaarrekening wordt gepresenteerd in euro’s. Alle financiële informatie in euro’s is afgerond op het dichtstbijzijnde duizendtal. Gebruik van schattingen De opstelling van de jaarrekening vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De daadwerkerlijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft.
Materiële vaste activa De inventaris en hard- en software worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen. De afschrijvingen worden berekend als een percentage over de aanschafprijs volgens de lineaire methode op basis van de economische levensduur. De volgende afschrijvingspercentages worden hierbij gehanteerd > Inventaris: 20% > Hard- en software: 33% Eigen vermogen In het eigen vermogen is een reservering voor saneringssteun, sinds 2002 een reservering voor reguliere projectsteun en sinds 2006 een reservering exploitatiekosten opgenomen. De reserveringen voor saneringssteun en reguliere projectsteun zijn bestemd voor eventuele toekomstige saneringssteunbesluiten respectievelijk reguliere projectsteunbesluiten. Er wordt pas rekening gehouden met verplichtingen als er een steunbesluit is genomen. Het jaarresultaat (exclusief eventuele steuntoekenningen en -ontvangsten) wordt in zijn geheel toegerekend aan de reservering exploitatiekosten. Op het moment dat de reservering exploitatiekosten ontoereikend is, wordt het (resterende) exploitatietekort ten laste gebracht van de reservering saneringssteun. Voorzieningen De voorzieningen worden gewaardeerd tegen nominale waarden van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen en verliezen af te wikkelen. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de indirecte methode.
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Toelichting op de balans per 31 december 2011 na resultaatbestemming Activa Vaste activa Het verloop van de vaste activa in 2011 is als volgt weer te geven: Aanschafwaarde per 1 januari Cumulatieve afschrijvingen per 1 januari Boekwaarde per 1 januari Investeringen Desinvesteringen Afschrijvingen Totaal mutaties boekjaar
Kantoor- Automa- Totaal Totaal inventaris tisering 2011 2010 698 984 1.682 1.512 -641 -784 -1.425 -1.324 57 200 257 188 437 217 654 221 0 -2 -2 0 -20 -102 -122 -152 417 113 530 69
Aanschafwaarde per 31 december 1.135 1.199 2.334 1.682 Cumulatieve afschrijvingen per 31 december -661 -883 -1.544 -1.425 Boekwaarde per 31 december 474 316 790 257 De investeringen in kantoorinventaris 2011 hebben betrekking op de in 2011 gedane investeringen in het per 1 maart 2012 in gebruik te nemen nieuwe kantoorpand in Baarn. Vlottende activa Termijndeposito In verband met deelname aan het geïntegreerd middelenbeheer worden de middelen van het Fonds geplaatst op een depositorekening bij het ministerie van Financiën. Ultimo 2011 bedraagt het uitstaande termijndeposito € 34,0 miljoen (2010: € 143,0 miljoen), die zijn uitgezet tegen een gemiddelde rente van 2,06% (2010: 2,51%). De termijndeposito’s zijn met boeterente zo nodig op korte termijn opvraagbaar. Debiteuren Ultimo 2011 is het uitstaand saldo debiteuren nihil (2010: € 1,9 miljoen). Liquide middelen Dit betreft het saldo van het bij het ministerie van Financiën aangehouden rekening courant. Ultimo 2011 bedraagt het uitstaand saldo € 142,4 miljoen (2010: € 5,9 miljoen), waarop ultimo 2011 een rente van 0,63% (2010: 082%) wordt ontvangen. De liquide middelen worden voor zover mogelijk begin 2012 omgezet naar termijndeposito’s.
Jaarrekening 2011
118 - 119
Overlopende activa Nog te ontvangen c.q. vooruitbetaald Deze post heeft betrekking op de reeds opgebouwde, maar nog niet ontvangen interest op de posito’s en de nog te ontvangen interest op bankrekeningen. De vooruitbetaalde kosten voor het jaar 2012 zijn eveneens onder deze post verantwoord. Onderstaand is een overzicht opgenomen van de samenstelling van deze balanspost. Nog te ontvangen
2011
2010
Interest deposito’s 587 1.435 Interest rekening courant 261 82 Subtotaal 848 1.517 Vooruitbetaalde kosten 187 166 Stand per 31 december 1.035 1.683 Passiva Eigen vermogen Naast de in het verleden opgebouwde reservering saneringssteun is met ingang van 2002 een reservering ten behoeve van mogelijke toekomstige projectsteun opgevoerd. Met ingang van 2006 wordt het jaarresultaat (exclusief eventuele steuntoekenningen en -ontvangsten) in zijn geheel toegerekend aan de reservering exploitatiekosten. Reservering saneringssteun
2011
2010
Stand per 1 januari 62.447 101.447 Resultaat ten gunste respectievelijk ten laste van reservering saneringssteun 56.184 -39.000 Stand per 31 december 118.631 62.447 De bijdrageheffing saneringssteun van € 56,2 miljoen is in oktober 2011 aan alle corporaties opgelegd en is door alle corporaties voldaan. In december 2011 heeft WSG te Geertruidenberg een saneringssteunaanvraag ingediend (zie voor verdere toelichting onder ‘niet in de balans opgenomen verplichtingen en vorderingen’).
Reservering reguliere projectsteun
2011
2010
Stand per 1 januari 6.717 6.717 Resultaat ten gunste van reservering reguliere projectsteun 0 0 Stand per 31 december 6.717 6.717 In 2011 heeft Centrada uit Lelystad een concept aanvraag voor projectsteun ingediend. Het Fonds heeft aangegeven dat op basis van de financiële en liquiditeitspositie, financiële steun niet in de rede ligt.
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Reservering exploitatiekosten
2011
2010
Stand per 1 januari 6.828 9.544 Resultaat ten laste van reservering exploitatiekosten -4.082 -2.716 Stand per 31 december 2.746 6.828 Het negatieve exploitatieresultaat 2011 van € 4,1 miljoen is toegerekend aan de reservering exploitatiekosten. Voorzieningen Voorziening toegezegde saneringssteun
2011
2010
Stand per 1 januari 0 0 Dotatie aan de voorziening toegezegde saneringssteun 0 39.000 Uitbetaald 0 -39.000 Stand per 31 december 0 0 De voorziening toegezegde saneringssteun wordt gevormd zodra er een saneringssteunbesluit is genomen. Het saldo geeft de nog niet uitbetaalde verplichtingen weer. Ultimo het verslagjaar had het Fonds geen verplichtingen vanuit toegezegde saneringssteunbesluiten. Voorziening toegezegde reguliere projectsteun De voorziening toegezegde regulier projectsteun wordt gevormd zodra er een reguliere projectsteunbesluit is genomen. Het saldo geeft de nog nog niet uitbetaalde verplichtingen weer. In het verslagjaar had het Fonds geen verplichtingen vanuit toegezegde reguliere projectsteunbesluiten. Voorziening bijzondere projectsteun wijkenaanpak wijkenaanpak
2011
2010
Stand per 1 januari 75.731 79.143 Dotatie aan de voorziening projectsteun wijkenaanpak 48.312 76.224 Uitbetaalde projectsteun 2008 0 -4.349 Afrekening projectsteun 2008 519 0 Correctie bijdrageheffing 2010 en 2009 -442 -726 Uitbetaalde projectsteun 2009 0 -74.561 Uitbetaalde projectsteun 2010 -74.983 0 Stand per 31 december 49.137 75.731 In 2008 heeft het Fonds een taak gekregen in het innen en verstrekken van bijzondere projectsteun voor de 40 aandachtswijken van jaarlijks € 75 miljoen. Aangezien de bijdrageheffing voor de bijzondere projectsteun voor de wijkenaanpak bestemd is en vooraf al verdeeld is over de specifieke 40 aandachtswijken, wordt de bijdrage gedoteerd aan de voorziening projectsteun wijkenaanpak. Door de minister is besloten tot afbouw van de heffing voor en uitkering van de bijzondere projectsteun in de jaren 2011 (€ 50 miljoen) en 2012 (€ 25 miljoen) en tot beëindiging in 2013. De bijdrageheffing bijzondere projectsteun van € 48,3 miljoen is in oktober 2011 aan alle niet vrijgestelde corporaties opgelegd en is door alle corporaties voldaan. In het totaal te innen bedrag is is rekening gehouden met het teveel geïnde bedrag in 2010. Aan corporaties die in de 40 aandachtswijken werkzaam zijn en voldoen aan de in het Besluit Centraal Fonds benoemde voorwaarden is vrijstelling verleend. Aan WSG is in verband met de saneringsaanvraag kwijtschelding voor de bijdrageheffing verleend.
120 - 121
Op grond van de eindverantwoordingen (tussenstand) over de verstrekte subsidies 2008 is € 519.000,- terug gevorderd bij drie corporaties. Aan Stichting Weller Wonen te Heerlen is op grond van het ingediende bezwaarschrift in 2011 vrijstelling van de bijdrageheffing 2010 verleend. Na de uitspraak van de Raad van State over de rechtmatigheid van de heffingen voor de bijzondere projectsteun zijn alle subsidies 2010 in november en december 2011 uitbetaald. Het saldo van de voorziening is bestemd voor de ultimo 2011 nog af te wikkelen steunaanvragen bijzondere projectsteun 2011. Voorziening verlieslatend huurcontract Per 1 maart 2012 betrekt het Fonds een nieuw kantoorpand in Baarn. Het huurcontract van het huidige kantoorpand in Naarden loopt door tot 1 november 2012. Voor de te betalen huur van het huidige kantoorpand in de periode maart tot november 2012 is, conform de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, een voorziening voor verlieslatende contracten gevormd. Kortlopende schulden Crediteuren Ultimo 2011 bedraagt het saldo € 0,2 miljoen (2010: € 0,2 miljoen). Overlopende passiva Nog te betalen c.q. vooruit ontvangen Onderstaand is een specificatie opgenomen van de samenstelling van deze balanspost. 2011 2010 Nog te betalen: Sociale lasten en belastingen 236 229 Bureaukosten 502 604 Stand per 31 december 738 833 In de nog te betalen bureaukosten is in 2011 een post van € 204.000,- (2010: € 231.000,-) opgenomen voor nog niet opgenomen vakantie-uren en € 73.000,- (2010 € 121.000,-) voor nog te betalen loongerelateerde en bovenwettelijke ww-uitkering. Niet in de balans opgenomen verplichtingen en vorderingen De jaarlijkse huurlast voor het huidige kantoor bedraagt € 162.779,- (2010: € 160.080,-). Voor de verbouw en inrichting van het het nieuwe kantoorpand in Baarn bedragen de resterende verplichtingen voor 2012 € 742.829,-. Voor het nieuwe kantoorpand is een huurcontract met een looptijd van 7,5 jaar afgesloten. De jaarhuur bedraagt € 254.112,-. Ultimo 2011 bedragen de leaseverplichtingen voor de personenauto’s € 755.065,- (2010: € 613.484,-) over een restant looptijd van gemiddeld 26 maanden (2010: 23 maanden) en voor de printers en kopieerapparaten € 5.865,- (2010: € 46.181,-) over een restant looptijd van gemiddeld 2 maanden (2010: 24 maanden). Voor het jaar 2011 bedragen de leaseverplichtingen, op jaarbasis, totaal € 386.259,- (2010: € 347.366,-). Er zijn geen verplichtingen met een looptijd langer dan 5 jaar. Op 2 november 2011 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep van het Fonds gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank Utrecht over de onrechtmatigheid van de opgelegde bijdrageheffingen 2008 en 2009 voor de bijzondere projectsteun voor de wijkenaanpak vernietigd. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar hoofdstuk 4.3 van het jaarverslag.
Jaarrekening 2011
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Eind 2011 heeft WSG uit Geertruidenberg een aanvraag voor saneringsteun ingediend. De corporatie had hiertoe een aanwijzing van de minister voor BZK ontvangen nadat pogingen om met behulp van collega-corporaties zelf uit de financiële misère te komen, mislukt waren. Het Fonds heeft dezelfde dag van de aanwijzing en na overleg met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, een anticipatiebesluit genomen waardoor het WSW WSG kan blijven voorzien van borgstellingen in de periode tot dat een saneringsbesluit wordt genomen. De door het Fonds verstrekte contragarantie bedraagt maximaal € 25 miljoen. Overigens is het niet waarschijnlijk dat er daadwerkelijk saneringssteun moet worden verstrekt. Bij voldoende opbrengst uit de verkopen kan de sanering zonder geldelijke steun van het Fonds worden afgerond. WSG zal binnen een termijn van 6 maanden een saneringsplan indienen. Door het Fonds is een procedure tot aansprakelijkheidstelling van de oud-commissarissen van SGBB gestart. Het Fonds houd de voormalige leden van de Raad van Toezicht aansprakelijk voor de door het Fonds geleden schade.
Jaarrekening 2011
122 - 123
Toelichting op de mutatiestaat exploitatiekosten, saneringssteun en projectsteun Interest Deze post van € 2,5 miljoen over 2011 (2010: € 3,7 miljoen) heeft voor € 1,9 miljoen betrekking op interest op termijndeposito’s (2010: € 3,5 miljoen) en voor € 0,6 miljoen op interest rekening courant (2010: € 0,2 miljoen). Overige opbrengsten De overige opbrengsten betreffen voor € 197.000,- (2010: € 357.000,-) de vergoedingen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de werkzaamheden die het Fonds verricht in het kader van de gezamenlijke gegevensopvraag via CorpoData en de vergoeding die het Fonds ontvangt in het kader van het rechtmatigheidstoezicht ten behoeve het ministerie. Daarnaast is er bij het WSW € 154.500,- (2010: € 102.400,-) gedeclareerd in verband met de werkzaamheden die het Fonds verricht voor de gezamenlijke gegevensopvraag via Corpodata. Aan vergoedingen voor bijdragen aan symposia, lezingen en cursussen is € 1.900,- ontvangen. Personeelskosten De personeelskosten hebben betrekking op salariskosten, sociale lasten, pensioenlasten, overige personeelskosten en uitbesteed werk.
2011
2010
Salariskosten 3.736 3.609 Sociale lasten 296 351 Pensioenlasten 545 505 Overige personeelskosten 457 520 Uitbesteed werk 425 440 Totaal 5.459 5.424 Ultimo 2011 zijn 45 personeelsleden in dienst (ultimo 2010: 43 personeelsleden). De overige personeelskosten bestaan uit kosten voor leaseauto’s en overige personeelskosten. De stijging van de personeelskosten wordt voornamelijk veroorzaakt door de verhoging van de salarissen in de CAO voor Rijksambtenaren en pensioenpremies. De personeelsleden zijn verplicht aangesloten bij het ABP. De kosten van het uitbesteed werk betreffen voornamelijk de kosten voor de juridische vertegenwoordiging inzake de bezwaarschriften en inhuur ten behoeve van de beoordeling van de subsidieaanvraag en -eindafrekening voor de bijzondere projectsteun wijkenaanpak. De directeur heeft geen loonsverhoging gekregen in 2011. In het verslagjaar zijn aan de directeur geen garanties en/of leningen verstrekt. Ook zijn aan de directeur geen toezeggingen gedaan omtrent tegemoetkomingen bij beëindiging van het dienstverband. Het inkomen van de directeur overschrijdt de norm als bedoeld in de Wet Openbaarmaking Publieke Topinkomens. Daarvan is conform het bepaalde in de Wet Openbaarmaking Publieke Topinkomens melding gemaakt bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het inkomen van de directeur overschrijdt niet de Balkenende-norm.
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011 Algemene kosten De algemene kosten van € 1,0 miljoen (2010: € 1,1 miljoen) hebben betrekking op bestuurskosten, automatiseringskosten, onderzoeks- en advieskosten en overige algemene kosten. Het honorarium van KPMG Accountants NV voor de controle van de jaarrekening bedroeg € 30.345,- (inclusief BTW) (2010: € 30.345,- inclusief BTW). Het honorarium voor overige controle werkzaamheden bedroeg € 54.740,- (inclusief BTW) (2010: € 54.740,- inclusief BTW). Door KMPG Accountants NV en het KMPG-netwerk zijn geen andere diensten verleend. De totale vergoeding voor het bestuur over 2011 bedroeg € 80.800,- (inclusief btw). In 2011 bedroeg de vergoeding voor de voorzitter € 24.900,- (2010: € 23.400,-) en voor de overige bestuursleden € 16.600,- (2010: € 15.600,-). Het Fonds volgt het besluit van de SER voor de vaststelling van de periodieke aanpassing van de vergoeding voor de bestuurleden. Huisvestingskosten De huisvestingskosten van € 0,3 miljoen (2010: € 0,2 miljoen) hebben betrekking op de huur van het kantoorpand en de overige huisvestingkosten. Tevens is de dotatie van € 93.900,- aan de voorziening verlieslatende huur voor het huidige kantoorpand over 2012 in verband met de verhuizing van het Fonds naar een nieuw kantoorpand per 1 maart 2012 ten laste van deze post gebracht. Afschrijvingen De afschrijving hebben betrekking op de afschrijving van inrichting en inventaris en van hard- en software. De afschrijvingskosten van inrichting en inventaris over 2011 bedragen € 20.000,(2010: € 51.000,-). De afschrijvingskosten van hard- en software over 2011 bedragen € 102.000,(2010: € 101.000,-). Saneringssteun De bijdrageheffing saneringssteun van € 56,2 miljoen is in oktober 2011 aan alle corporaties opgelegd en is door alle corporaties voldaan. Aan WSG te Geertruidenberg is in verband met de saneringsaanvraag kwijtschelding voor de bijdrageheffing verleend. In 2011 hebben geen toekenningen voor saneringssteun plaats gevonden. Reguliere projectsteun In 2011 heeft er geen bijdrageheffing reguliere projectsteun en hebben geen toekenningen voor de reguliere projectsteun plaats gevonden. Bijzondere projectsteun wijkenaanpak Voor de toelichting op het resultaat bijzondere projectsteun wijkenaanpak wordt verwezen naar de toelichting op de voorziening bijzondere projectsteun wijkenaanpak in de balans.
Drs. J. van der Moolen
Ir. J.H.M. Lindenbergh Drs. G. Izeboud RA Drs. ir. C.A.M. de Boo Mevrouw prof. mr. dr. J. de Jong
Overige gegevens Bestemming mutaties exploitatiekosten, saneringssteun en projectsteun De mutaties exploitatiekosten, saneringssteun en projectsteun zijn als volgt verwerkt: > Het exploitatieresultaat is in mindering gebracht op de reservering exploitatiekosten. > De heffing saneringssteun is toegevoegd aan de reservering saneringssteun.
124 - 125
Jaarrekening 2011
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: Bestuur van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van het Centraal Fonds Volkshuisvesting te Naarden gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de mutatiestaat exploitatiekosten, saneringssteun en projectsteun over 2011 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van het Centraal Fonds Volkshuisvesting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht
op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van het Centraal Fonds Volkshuisvesting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van het Centaal Fonds Volkshuisvesting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Centraal Fonds Volkshuisvesting per 31 december 2011 en het totaal van de mutaties volgens de mutatiestaat exploitatiekosten, saneringssteun en projectsteun over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Wij zijn van oordeel dat met betrekking tot ontvangsten en uitgaven is voldaan aan de geldende regelgeving inzake Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting zoals opgenomen in de Woningwet en het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting. Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder een f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 13 februari 2012 KPMG ACCOUNTANTS N.V. A.J.H. Reijns RA
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Steunbesluiten Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting tot en met 2011
Saneringssteun Gemeente
Corporatie
Soort steun
Nr besluit
toekenning
Algemene Nederlandse Woning Stichting
V
10-11-97
43
(opgegaan in Stichting Mooiland te Wageningen)
V
06-03-98
Aanvulling
Bijdrage
à fonds perdu
Amersfoort
Renteloze lening
Toelichting Datum Steunbedrag
45.378.022
54
17.311.261
17.311.261
Totaal
62.689.283
62.689.283
59.944.367
52.969.765
Amsterdam
Woningstichting Nieuw Amsterdam
1e-fase
B
14-06-93
16
(opgegaan in Woningstichting Rochdale te Amsterdam)
Vervolgfase
V
04-09-95
22 122.520.658
Aanvulling
V
14-06-00
65
Omzetting lening V
Totaal 214.237.185
6.974.602
19.966.330 102.554.329
31.772.161
-3.948.387
35.720.548
29-06-06
-16.017.942
16.017.942
6.974.602 207.262.584
Appingendam
Stichting Appingerdammer Woningbouw
B
13-12-93
17
(opgegaan in Woonstichting Groninger Huis te Menterwolde)
B
03-02-97
38
315.831
Totaal
3.093.420
3.093.420
5.687.681
5.687.681
45.378.022
Aanvulling
Breda
Woningbouwvereniging Volkshuisvesting Breda
(opgegaan in Stichting WonenBreburg te Tilburg)
B
16-03-92
6
2.777.589
2.777.589 315.831
Capelle aan
De Samenwerking
Voorlopig
V
06-03-98
52
49.915.824
den IJssel
(opgeheven)
Aanvulling
V
16-12-98
60
1.018.801
1.018.801
Totaal
50.934.625
50.934.625
49.915.824
Delft
Woningbouwvereniging Delfland
(opgegaan in DUWO te Delft)
P1
31-12-91
2
249.398
249.398
Geleen
Stichting Woningbeheer Limburg
V
22-04-96
26
46.739.362
9.075.604
(opgegaan in Wonen Limburg te Roermond)
S
22-04-96
26
75.554
75.554
V
08-07-96
29
Omzetting lening V
29-12-07
26
Totaal
37.663.758
952.938 47.767.855
952.938
-9.151.159
9.151.159
0
47.767.855
’s-Gravenhage
Vereniging voor Volkshuisvesting Nutswoningen
(opgegaan in Woningstichting Haag Wonen te ’s-Gravenhage)
B
14-06-93
15
7.257.552
7.257.552
Heerlen
Bouwvereniging Heerlen
S
18-01-93
8
11.823
11.823
(opgegaan in Stichting Wonen Zuid te Roermond)
B
05-04-93
12
7.215.105
7.215.105
B
12-06-96
27
368.693
368.693
Totaal
7.595.621
7.595.621
Jaarrekening 2011
126 - 127 Gemeente
Corporatie
Soort steun
Nr besluit
Renteloze lening
Toelichting Datum Steunbedrag
toekenning
Bijdrage
à fonds perdu
Heerlen
Woningstichting SHA
V
07-09-01
67
2.079.675
2.079.675
(opgegaan in Stichting Mooiland te Wageningen)
V
10-07-07
70
7.857.285
7.857.285
Totaal
9.936.960
9.936.960
Aanvulling
Helmond
Woningbouwvereniging De Hoop
P1
15-03-93
10
1.195.257
(opgegaan in Stichting Woonpartners te Helmond)
S
05-04-93
13
63.287
63.287
Totaal
1.258.544
1.258.544
1.195.257
Hoofddorp
Stichting Gereformeerde Bouwcorporatie voor
Bejaarden (SGBB)
(opgegaan in Stichting Vestia Groep te Rotterdam)
B 15-03-2010
74
39.000.000
39.000.000
Lelystad
Christelijke Woningstichting De Opdracht
P1
31-12-90
1
896.981
896.981
(opgegaan in Woonstichting Centrada te Lelystad)
P1
10-10-94
19
108.532
108.532
B
05-04-93
11
10.637.062
10.637.062
S
05-04-93
14
96.677
96.677
Subtotaal
11.739.251
11.739.251
Voorlopig
V
01-09-97
41
Omzetting lening V
01-09-97
41
-11.739.251
11.739.251
Definitief
25-08-99
62 -30.753.139
-30.753.139
Subtotaal
V
61.260.329
61.260.329
30.507.190 -11.739.251
42.246.441
Totaal
42.246.441
0
42.246.441
Nieuwegein
Woningstichting Huisvesting Bejaarden Nieuwegein
(opgegaan in Mitros te Utrecht)
V
01-09-97
42
10.201.887
10.201.887
Nieuwerkerk
Stichting Verantwoord Wonen
aan den IJssel
(opgegaan in Stichting Vestia Groep te Rotterdam)
V
15-05-01
66
20.420.110
20.420.110
Omzetting lening
11-12-01
66
-20.420.110
20.420.110
0
20.420.110
Totaal
20.420.110
Sas van Gent
Woningbouwvereniging Sas van Gent Vooruit
(opgegaan in Woongoed Zeeuws-Vlaanderen te Terneuzen)
B
18-01-93
9
1.792.432
1.792.432
Waterland
Woningbouwvereniging Meerveld
(opgegaan in Stichting Volkshuisvestingsgroep Wooncompagnie te Hoorn)
B
12-12-94
20
87.126
87.126
Zwijndrecht
Stichting Volkshuisvesting Zwijndrecht-Dordrecht
(huidige naam Stichting Trivire te Dordrecht)
P1
18-12-95
23
6.549.410
Totaal saneringssteun 531.005.530
6.549.410
31.159.278 499.846.252
Reguliere projectsteun Krimpen
Stichting Ouderenwonen regio Rotterdam
aan den IJssel
(opgegaan in stichting Havensteder (vh Com.Wonen) te Rotterdam)
P2
Rotterdam
Woningstichting PWS Rotterdam
(huidige naam Stichting Havensteder te Rotterdam)
Aanpassing
68
01-07-08
4.447.333
4.447.333
71
24.152.000
29-09-09
-200.000
-200.000
Totaal
23.952.000
23.952.000
P2
30-08-02
Totaal reguliere projectsteun
24.152.000
28.399.333
28.399.333
Centraal Fonds Volkshuisvesting - Jaarverslag 2011
Steunbesluiten bijzondere projectsteun voor de wijkenaanpak
Naam wijk
Subsidiejaar 2008
Subsidiejaar 2009
Subsidiejaar
Totaal
2010
1 Alkmaar Overdie
870.000 870.000 870.000 2.610.000
2 Amersfoort De Kruiskamp
750.000
750.000
750.000
2.250.000
3 Amsterdam Noord
1.980.000
1.980.000
1.980.000
5.940.000
4 Amsterdam Oost
2.010.000
2.010.000
2.010.000
6.030.000
5 Amsterdam Bijlmer
1.980.000
1.980.000
1.980.000
5.940.000
6 Amsterdam Bos en Lommer
4.590.000
4.190.169
4.590.000
13.370.169
7 Amsterdam Nieuw-West
8.790.000
8.790.000
8.790.000
26.370.000
8 Arnhem Het Arnhemse Broek
1.110.000
1.110.000
1.110.000
3.330.000
780.000
780.000
780.000
2.340.000
10 Arnhem Malburgen/Immerloo
1.470.000
1.470.000
1.470.000
4.410.000
11 Arnhem Presikhaaf West
1.110.000
1.110.000
1.110.000
3.330.000
12 Den Haag Zuid-West
3.900.000
3.900.000
3.899.905
11.699.905
13 Den Haag Schilderswijk
2.700.000
2.700.000
2.700.000
8.100.000
14 Den Haag Stationsbuurt
1.080.000
1.079.852
1.079.852
3.239.704
15 Den Haag Transvaal
960.000
960.000
960.000
2.880.000
16 Deventer Rivierenwijk
840.000
840.000
840.000
2.520.000
1.260.000
1.260.000
1.260.000
3.780.000
9 Arnhem Klarendal
17 Dordrecht Wielwijk/Crabbehof 18 Eindhoven Bennekel
960.000 960.000 960.000 2.880.000
19 Eindhoven Doornakkers
778.984
740.900
770.083
2.289.967
20 Eindhoven Woensel West
690.000
690.000
690.000
2.070.000
21 Enschede Velve-Lindenhof
510.000
510.000
510.000
1.530.000
22 Groningen De Hoogte
570.000
570.000
570.000
1.710.000
23 Groningen Korrewegwijk
870.000 870.000 870.000 2.610.000
24 Heerlen Meezenbroek
840.000
840.000
840.000
2.520.000
25 Leeuwarden Heechterp/Schieringen
690.000
690.000
690.000
2.070.000
1.560.000
1.560.000
1.560.000
4.680.000
27 Nijmegen Hatert
930.000
930.000
930.000
2.790.000
28 Rotterdam Bergpolder
870.000
870.000
870.000
2.610.000
6.690.000
6.690.000
6.690.000
20.070.000
840.000
840.000
840.000
2.520.000
31 Rotterdam Noord
3.720.000
3.720.000
3.720.000
11.160.000
32 Rotterdam West
5.460.000 5.460.000 5.460.000 16.380.000
33 Rotterdam Vreewijk
1.290.000 1.290.000 1.290.000 3.870.000
34 Rotterdam Zuidelijke Tuinsteden
2.760.000
2.760.000
2.760.000
8.280.000
35 Schiedam Nieuwland
1.320.000
1.320.000
1.312.900
3.952.900
36 Utrecht Kanaleneiland
2.040.000
2.040.000
2.040.000
6.120.000
990.000
990.000
990.000
2.970.000
2.580.000
2.580.000
2.580.000
7.740.000
840.000
840.000
840.000
2.520.000
26 Maastricht Noordoost
29 Rotterdam Oud Zuid 30 Rotterdam Overschie Kleinpolder
37 Utrecht Ondiep 38 Utrecht Overvecht 39 Utrecht Zuilen Oost 40 Zaanstad Poelenburg Totaal
1.020.000
1.020.000
1.020.000
74.998.984
74.560.921
74.982.740
3.060.000 224.542.645
Centraal Fonds Volkshuisvesting Oude Utrechtseweg 19 3743 KN Baarn Postbus 107 3740 AC Baarn T 035 - 69 54 070 F 035 - 69 54 080 E
[email protected] www.cfv.nl
Colofon Tekst: Centraal Fonds Volkshuisvesting, Baarn Tekst interviews: Eric Harms, Utrecht Ontwerp: Cascade - visuele communicatie, Amsterdam Fotografie: Aatjan Renders, Amsterdam Druk: Graficiënt, Almere
Volkshuis