Zzp’ers zichtbaar gemaakt Nieuwe invulling plinten Krugerplein, Amsterdam
Rotterdam, juni 2010
Dit is een publicatie van de SEV. U kunt SEV-publicaties downloaden op www.sev.nl. SEV Postbus 1878 3000 BW Rotterdam Telefoon 010 - 282 50 50
[email protected] De SEV ontwikkelt innovatieve oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van wonen. Wij zijn onafhankelijk, maar kunnen niet zonder initiatiefrijke netwerkpartners. Samen met hen beproeven we ideeën voor innovaties in de praktijk.
2
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
VOORWOORD
De zzp’er zichtbaar gemaakt van Poppegaai en Kloosterman is een wijkeconomische studie, uitgevoerd in het kader van het publieke ruimte programma Where life swirls van de SEV. Centraal staat de vraag welke economische functies in en rond de plinten van het Krugerplein in de Amsterdamse Transvaalbuurt het beste ontwikkeld zouden moeten worden, juist om dit plein te laten uitgroeien tot kloppend hart van de buurt. Medeopdrachtgevers voor de studie zijn het Amsterdamse stadsdeel Oost en de in de Transvaalbuurt actieve woningcorporaties: Eigen Haard, Rochdale, Stadgenoot en Ymere. Leefbare wijken zijn vaak bedrijvige wijken. Daarom investeren gemeenten (stadsdelen) en corporaties in het stimuleren en faciliteren van wijkeconomische activiteiten. Leefbare wijken zijn wijken waar het goed gaat met de bewoners, omdat ze participeren, werken en ondernemen. Ook vitale publieke ruimten zijn vaak plekken van bedrijvigheid. Neem pleinen: je kunt er horeca- en marktfuncties aantreffen, winkels in de plinten, de ijscoman met zijn kar, de friet- of falafelkraam en allerlei vormen van culturele programmering. Economie brengt mensen op de been, zorgt voor de vrolijke parade der passanten, zorgt voor vermaak en – heel belangrijk - voor vanzelfsprekende aanwezigheid van burgers. Waarom zijn ze daar? Omdat ze er werken, omdat er iets te doen is, te kijken, te beleven, te ervaren. Er zijn natuurlijk meer aspecten die belangrijk zijn voor het goed laten functioneren van publieke ruimten: fysieke, verkeerskundige, sociale, culturele, en tegenwoordig ook ecologische. Maar in deze studie ligt de focus op economie, en in het bijzonder op de zelfstandige zonder personeel (zzp’er). In 2008 telde het Centraal Bureau voor de Statistiek er 640.000 in Nederland en hun aantal blijft groeien. Het originele van de studie van Poppegaai en Kloosterman is dat ze de zzp’er ook in de Transvaalbuurt hebben ontdekt. Zzp’ers zijn immers ‘onzichtbaar’ in de zin dat hun werk veelal vanuit huis verricht wordt. Dit in tegenstelling tot ‘zichtbare’ bedrijfsvestigingen als kantoorpanden en winkels. Tegelijkertijd maken Poppegaai en Kloosterman duidelijk dat zzp’ers steeds meer onderdeel worden van het publieke domein. Zie de koffiebars en publieke ruimten die ze met hun laptops veroveren. De boodschap van Poppegaai en Kloosterman is: speel in op de veranderde economische realiteit. Zie de nieuwe verdelingen tussen arbeid, wonen en vrije tijd. Zie het samentrekken van wonen en werken op steeds meer plekken. Zie de zzp’ers die thuis werken of vanuit huis een bedrijf zijn begonnen. Benut hun economisch potentieel. Dat is ook het advies aan Stadsdeel Oost en de woningcorporaties: geef ze een plek in de plinten van het Krugerplein, richt ontmoetings- en werkplekken voor ze in, of beter: laat ze dat zelf doen. Laat ze zich daar manifesteren, het zorgt voor reuring, bedrijvigheid en bedenk daarbij ook dat zzp’ers sterk lokaal gebonden zijn in de zin dat ze rond hun werkplekken boodschappen doen, hun kinderen naar school brengen en ophalen, en met opdrachtgevers en collega’s afspreken, lunchen en dineren. De casus Krugerplein staat niet op zichzelf. Op tal van andere plekken worstelen gemeenten en corporaties met de vraag wat te doen met hun winkelplinten (denk aan de vroegnaoorlogse flats!) en het bedrijfsontroerend goed in hun wijken. Deze studie reikt hen nieuwe inzichten en ideeënrichtingen aan. En op tal van plekken worstelen dezelfde partijen met het tot leven wekken van hun publieke ruimten. Ook voor hen biedt deze studie nieuwe inzichten. Vitale publieke ruimten zijn vaak bedrijvige publieke ruimten. Publieke ruimten kunnen aan een economisch perspectief heel veel nieuwe impulsen ontlenen. Radboud Engbersen Programmaregisseur SEV
3
4
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord ......................................................................................................................................................... 3 1.
Inleiding ...................................................................................................................................................... 7
2.
Introductie: de buurt in beeld ...................................................................................................................... 9
3.
4.
5.
6.
7.
8.
2.1
Zichtbare bedrijvigheid.................................................................................................................. 12
2.2
Zichtbare en onzichtbare bedrijvigheid ......................................................................................... 14
2.3
Specificatie vier sectoren .............................................................................................................. 15
2.4
Werkgelegenheid .......................................................................................................................... 19
2.5
Zzp’ers .......................................................................................................................................... 19
2.6
Conclusies .................................................................................................................................... 21
Transvaalbuurt in een stedelijke context................................................................................................... 23 3.1
Transvaal vergeleken met Amsterdam ......................................................................................... 23
3.2
Conclusie ...................................................................................................................................... 27
Kwalitatief onderzoek................................................................................................................................ 29 4.1.
Een kijkje in de nieuwe bedrijvigheid ............................................................................................ 29
4.2
Conclusie ...................................................................................................................................... 30
Economische structuren in verandering.................................................................................................... 33 5.1.
Buurten en economische transformatie ........................................................................................ 33
5.2
De opkomst van de culturele industrie .......................................................................................... 34
5.3
Conclusie ...................................................................................................................................... 36
Nieuwe stedelingen .................................................................................................................................. 37 6.1.
Stedelijke pioniers......................................................................................................................... 37
6.2
Conclusies .................................................................................................................................... 37
Aanbevelingen .......................................................................................................................................... 39 7.1.
Een krachtwijk met potentie .......................................................................................................... 39
7.2
‘WE-space’.................................................................................................................................... 39
7.2.1
Gratis draadloos internet............................................................................................................... 40
7.2.2
Flexibele werkplekken................................................................................................................... 42
7.3
Horeca .......................................................................................................................................... 43
7.4
Kleinschalige bedrijvigheid in de plinten ....................................................................................... 44
7.5
Huisvesting Universiteit van Amsterdam....................................................................................... 45
7.6
Fysieke aanpassingen .................................................................................................................. 46
7.7
Visualisaties .................................................................................................................................. 47
7.8
Conclusie ...................................................................................................................................... 49
Bibliografie ................................................................................................................................................ 51
Colofon ............................................................................................................................................................ 53
5
6
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
1. INLEIDING1
Schaalvergroting, sociaal-culturele en demografische veranderingen, internet shopping en nu ook de economische crisis ondergraven de levensvatbaarheid van nogal wat detailhandelsactiviteiten in de steden. Op veel plekken in steden zien we dan ook leegstand in de plinten ontstaan. Lege etalages en verwaarloosde winkelpanden zijn de tastbare symbolen van deze trend. Toch zou het onjuist zijn om stedelijke locaties voor kleinschalige werkgelegenheid af te schrijven. De bovengenoemde veranderingen scheppen wel degelijk ook kansen voor nieuwe economische activiteiten. We zien dan ook dat op allerlei plekken de opkomst van gespecialiseerde detailhandel: vormen van kleinschalige persoonlijke en zakelijke dienstverlening, maar ook van bedrijfjes in de rijkgeschakeerde cultural industries. Deze wisseling van de wacht is nog nauwelijks onderzocht, maar wel is al duidelijk dat het vervangen van de oude door nieuwe bedrijven een moeizaam proces kan zijn. Het Krugerplein was ooit een plek waar detailhandel een bloeiend bestaan had: een kruidenier, banketbakker, chocolaterie, frietzaak, ijsloket, kledingwinkel, tabakswinkel, groenteboer en ook nog enkele meer (ambachtelijke) winkels (Geheugen van Oost, 2001). De detailhandel bepaalde het straatbeeld en droeg bij aan de levendigheid in de straat. Als je tegenwoordig op het Krugerplein en in de aangrenzende straten loopt, is er nog steeds detailhandel maar in mindere mate. Schaalvergroting in de vorm van supermarkten heeft zijn intrede gedaan ten koste van de kleinere buurtwinkels. Maar ook het probleem van het vinden van een opvolger heeft de middenstand parten gespeeld. Veel winkeliers konden hun winkels niet overdragen aan een volgende generatie. Voor een deel zijn allochtone ondernemers in het gat gesprongen en hebben zij zaken overgenomen of zijn nieuwe gestart. Dit heeft echter maar in beperkte mate soelaas geboden. De vraag doet zich nu voor of het Krugerplein als plek voor diverse en vitale detailhandel verder ten onder zal gaan of dat het tij alsnog door nieuwe economische activiteiten gekeerd kan worden. De sociaal-ruimtelijke context lijkt cruciaal in het bepalen van de mate waarin nieuwe economische activiteiten zich ook inderdaad op een concrete plek vestigen. Op het Krugerplein is duidelijk te zien dat vervanging niet zonder meer een vanzelfsprekende zaak is. In dit onderzoek hebben wij de kansen voor nieuwe economische activiteiten op het Krugerplein systematisch onderzocht. In het Visievoorstel Krugerplein wordt als doel gesteld dat het plein “…een hoogstedelijk, levendig plein in de Transvaalbuurt” moet zijn. Op dat plein wil men kansen bieden aan “kansrijke ondernemers met buurtoverstijgende allure” (zie ook Notitie economische functies Transvaalbuurt). Verschillende van zulke ondernemers zijn al in het vizier, maar een meer gedegen analyse van de kansen van winkel- en bedrijfsruimten op het Krugerplein lijkt op zijn plaats. Het onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen: 1.
Introductie: positionering van het Krugerplein Welke plaats neemt het plein in het stedelijke weefsel in, welke sociaal-economische dynamiek zien we in de buurt, hoe ziet de bedrijvigheid in de buurt er uit, welke groepen van bewoners zijn in opkomst dan wel op de terugtocht?
2. 1
Wat zijn kansrijke nieuwe economische activiteiten in de stad Amsterdam?
Onze dank gaat uit naar Emma Folmer voor haar hulp bij het samenstellen van de tabellen met gegevens over bedrijven en werkgelegenheid.
7
Welke kleinschalige activiteiten zien we in Amsterdam opkomen en wat zijn de onderliggende locatievoorkeuren daarvan? 3.
Hoe past het Krugerplein hierin? In hoeverre biedt het Krugerplein kansen voor deze nieuwe activiteiten?
4.
Implicaties: wat te doen? Welke maatregelen zouden corporaties en andere betrokken actoren kunnen nemen met de bevindingen uit ons onderzoek?
8
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
2. INTRODUCTIE: DE BUURT IN BEELD
Impressie Krugerplein
9
Het Krugerplein ligt in het hart van de Transvaalbuurt in Amsterdam. Om te inventariseren wat op het Krugerplein de mogelijkheden voor economische activiteiten zijn, is het van belang de sociaaleconomische structuur en dynamiek van de Transvaalbuurt in kaart te brengen. Hieronder wordt inzicht gegeven in de bevolkingssamenstelling, woningvoorraad en problemen van de wijk. Vervolgens gaan we in op de bedrijvigheid in de Transvaalbuurt.
Afbeelding 1: De Transvaalbuurt in beeld
Bron: Google maps De Transvaalbuurt heeft in 2009 9.218 inwoners waar van 35,6 procent autochtone Nederlanders. Van de 52 procent niet-westerse allochtonen is de grootste herkomstgroep Marokkaans (37 procent), gevolgd door Surinamers (22,6 procent). In vergelijking met heel Amsterdam (34,7 procent) kan worden gesproken van een concentratie van niet-westerse allochtonen. Een huishouden met kinderen is het meest voorkomende huishoudtype en vergeleken met omliggende buurten en Amsterdam als geheel, valt op dat er veel jongeren
10
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
aanwezig zijn; maar liefst één derde van de totale bevolking is onder de 25 jaar (Dienst Onderzoek en Statistiek 2009). De totale woningvoorraad is de afgelopen vier jaar gelijk gebleven, maar het aantal koopwoningen is met 6 procent gestegen en bedroeg in 2009 15 procent van de totale woningvoorraad. In 2009 behoorde 70 procent van de totale woningvoorraad tot de sociale huur (CBS 2009). Hoewel het eigenwoningbezit met de komst van koopwoningen de laatste vier jaar met 6 procent is gestegen, is het percentage sociale woningbouw, zeer kenmerkend voor een aandachtswijk, nog steeds hoog, namelijk 70 procent. Veel van de woningen in de sociale sector zijn relatief klein en gehorig. Daarnaast heeft de Transbuurt een naar verhouding hoge woningen bevolkingsdichtheid met als gevolg weinig openbare ruimte. De Transvaalbuurt is één van de 40 aandachtswijken die recentelijk worden aangepakt en getransformeerd tot een krachtwijk. Deze wijken zijn geselecteerd op basis van een cumulatie van problemen die de kwaliteit van de leefomgeving aantast (ministerie van VROM 2007). Deze complexe problematiek uit zich in de Transvaalbuurt onder andere door een hoge (jeugd)werkloosheid, criminaliteit en gevoelens van onveiligheid en een hoog percentage minimahuishoudens (CBS 2009). Zo bedroeg de werkloosheid in de Transvaalbuurt in 2009 zo’n 10,5 procent, tegenover 7 procent in heel Amsterdam. Het gemiddeld besteedbaar inkomen van de huishoudens in de Transvaalbuurt lag met 21 duizend euro eveneens onder het gemiddelde van 27,4 duizend euro van Amsterdam als geheel. De subjectieve veiligheidsindex (OS Amsterdam 2008), die berekend wordt op basis van veiligheidsbeleving, vermijdingsgedrag en buurtproblematiek, steekt in de Transvaalbuurt met kop en schouders boven andere buurten in Amsterdam uit. In 2008 stond de gemiddelde veiligheidsbeleving van Amsterdam op 75, terwijl de Transvaalbuurt 122 scoorde (hoe lager de score op de Veiligheidsindex, des te beter de veiligheid is beoordeeld). Volgens het onderzoek Wonen in Amsterdam 2009 (Gemeente Amsterdam 2009) ondervonden bewoners van de Transvaalbuurt, over de hele stad Amsterdam genomen, het meeste overlast van criminaliteit. Bewoners gaven de buurt hierin een 5,4 wat sterk afstak tegen het gemiddelde rapportcijfer 6,9 over heel Amsterdam. Hoewel overlast van vervuiling in de Transvaalbuurt is afgenomen, scoorde de buurt nog onvoldoende met een rapportcijfer van 5,4. Deze uitkomsten geven duidelijk aan dat de leefbaarheid in de Transvaalbuurt naar Amsterdamse maatstaven gemeten sterk onder druk staat. In de Transvaalbuurt zijn niet of nauwelijks voorzieningen die een grote aantrekkingskracht hebben op het publiek van buiten de buurt. De Transvaalbuurt mist een identiteit, een landmark, of een buurtoverstijgende functie om aantrekkelijk te worden voor een breder publiek en zo de lokale economie een impuls te geven. Zoals de Dappermarkt bij de Dapperbuurt hoort, het Oosterpark bij de Oosterparkbuurt en Studio-K bij de Indische buurt, heeft de Transvaalbuurt niet direct een referentiekader of een buurtoverstijgende voorziening die ten goede komt aan het imago. Deze statistieken schetsen duidelijk het beeld van een aandachtswijk. Dat neemt niet weg dat er ook kansen zijn voor een economische impuls. Naast een hoop problemen is er ook potentie in de wijk als we bijvoorbeeld kijken naar de woningvoorraad. Zo’n 80 procent van de totale woningvoorraad is gebouwd voor 1946. Dat is anders dan omliggende wijken zoals de Oosterparkbuurt en de Indische buurt waar meer naoorlogse woningen zijn (Dienst Onderzoek en Statistiek 2009). De algemeen gewaardeerde architectuur van Berlage
11
drukt zijn stempel op de wijk. Een dergelijk historisch stadsmilieu is in principe aantrekkelijk voor een grote groep stedelingen. In de wijkaanpak hebben de verschillende woningcorporaties, de gemeente, de politie, bewoners en ondernemers de handen ineengeslagen om, onder het motto: ‘Transvaal steeds beter’, zowel de fysieke als de sociaaleconomische problemen aan te pakken. De woningbouwcorporaties zullen de komende 10 à 15 jaar nog 400 woningen gaan verkopen (bron: interview met L. Biervliet, Ymere). Differentiatie in de woningvoorraad schept kansen om een bonte mengeling van nieuwe stedelingen met ander consumptiegedrag aan te trekken. In dit hoofdstuk wordt de bedrijvigheid van de Transvaalbuurt in kaart gebracht. Om economische activiteiten op het Krugerplein in kaart te brengen, is het relevant nader in te gaan op de economische ontwikkelingen in de hele Transvaalbuurt. De analyse is gemaakt aan de hand van gegevens van de Kamer van Koophandel. Deze gegevens zijn niet zonder haken en ogen - perfecte data bestaan niet. Zo is er geen inzicht in bedrijven die wel actief zijn, maar nog niet zijn ingeschreven en evenmin in bedrijven die feitelijk gestopt zijn, maar nog niet zijn uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Voor ons doel zijn de gegevens echter goed genoeg om een robuust beeld van de trends in de buurt te schetsen. In de analyse maken zowel de ‘zichtbare’ bedrijfsvestigingen, dat wil zeggen winkels of bedrijven die fysiek duidelijk aanwezig zijn in de straat, en ‘onzichtbare’ bedrijfsvestigingen, bedrijven die aan huis gevestigd zijn en geen inloopfunctie hebben, onderdeel uit van de bedrijvigheid. Er zal ook kort worden besproken hoe de Transvaalbuurt zich verhoudt ten opzichte van andere wijken in Amsterdam. Dit om de kansen voor economische activiteiten in deze buurt in een bredere context te plaatsen en meer inzicht te krijgen in de plek die de Transvaalbuurt inneemt in het stedelijke weefsel. Bij de tabellen moet opgemerkt worden dat hierbij een ‘dunne’ definitie van bedrijvigheid wordt gehanteerd. Het gaat puur om ondernemers die produceren voor de markt. Scholen, universiteiten en ziekenhuizen worden daarom niet tot de bedrijvigheid gerekend.
2.1 Zichtbare bedrijvigheid Mede door de hoge woondichtheid hebben winkels en bedrijven weinig ruimte in de Transvaalbuurt. In de Pretoriusstraat zijn de meeste winkels en bedrijven gevestigd. Toch komt deze straat als winkelstraat niet echt uit de verf doordat veel huizen gevestigd op de begaande grond de plek van potentiële etalages innemen. Het winkelarsenaal concentreert zich in de Pretoriusstraat, Linnaeusstraat en op het Krugerplein. De Linnaeusstraat is een typische winkelstraat, maar slechts een klein deel (20 panden) van de straat behoort tot de Transvaalbuurt. Als we spreken over de ‘zichtbare’ bedrijfsvestigingen, domineren voornamelijk de detailhandel en de consumentendiensten en horeca in het straatbeeld (zie tabel 1). Op het Krugerplein zitten naast bedrijfsvestigingen in de detailhandel, consumentendiensten en horeca ook een aantal bedrijven in de gezondheidszorg. Opvallend is dat er relatief weinig winkelketens zijn gevestigd in de Transvaalbuurt. Als we de Linnaeusstraat buiten beschouwing laten, dan zijn er slechts twee supermarktketens en één videotheekketen gevestigd. Een mogelijke verklaring is dat winkelketens de Transvaalbuurt niet als een economisch vruchtbare plek aanwijzen of dat omliggende winkelstraten zoals de Linnaeusstraat, de Middenweg, de Eerste Oosterparkstraat en de Eerste van Swindenstraat de aandacht naar zich toe trekken. Daarentegen vinden we in de Transvaalbuurt veel migrantenondernemers die kleinschalige bedrijven runnen
12
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
in de horeca, detailhandel of consumentendiensten zoals een bakkerij, groentewinkel, restaurant, stomerij en schoenmakerij. De meeste bedrijfjes bieden alledaagse producten en diensten aan die voorzien in de eerste levensbehoeften, bijvoorbeeld levensmiddelen. Ook onderscheiden veel winkels zich in deze buurt door relatief lage prijzen te vragen voor hun producten en diensten; friet voor 1 euro bij de snackbar op het Krugerplein of 75 cent voor een brood bij de Turkse bakker, wat uitzonderlijk is voor Amsterdam. Volgens onze gegevens zijn er 28 horecaondernemingen gevestigd in de Transvaalbuurt. Het aanbod is relatief eenzijdig; horecaondernemingen zoals snackbars, koffieshops, Surinaamse eethuizen en bruine cafés domineren. Als je door de straten loopt, valt het op dat er behoorlijk wat panden leeg staan. Meer dan een op de tien (11,3 procent) van het totale aantal bedrijfspanden staat leeg2. Zo komt de ‘zichtbare bedrijvigheid’ overeen met wat we kunnen verwachten in een aandachtswijk. Dus veel etnische ondernemingen, detailhandel en consumentendiensten met focus op basisproducten en -diensten die veelal primair concurreren op prijs en daarnaast veel leegstaande winkelpanden. Bedrijven in de zakelijke dienstverlening of culturele industrie zijn praktisch afwezig in het straatbeeld.
Tabel 1: Zichtbare bedrijfsvestigingen in de Transvaalbuurt in 2010 Sector
Aantal
Percentage
Scholing, Gezondheid & Sport
6
5,6
Industrie
1
0,9
Detailhandel
32
29,6
Consumentendiensten
24
22,2
Horeca
28
25,9
Zakelijke dienstverlening
3
2,8
Culturele industrie
2
1,9
12
11,1
108
100,0
Leegstand Totaal Bron: LISA Bestand
Krugerplein In de plinten van het Krugerplein bevinden zich achttien panden, waarvan vijftien onder de dunne definitie van bedrijvigheid vallen. Op het plein zijn voornamelijk bedrijven in de consumentendiensten, horeca en detailhandel gevestigd (zie tabel 2). De horecavestigingen bestaan uit twee snackbars, een coffeeshop en een bruin café. Er is weinig geïnvesteerd in de uitstraling van deze bedrijven en ze vallen niet onder kwalitatief hoogwaardige horeca. Eén pand is bezet door een bewonersgroep uit de Transvaalbuurt die kunst- en cultuurprojecten op het plein organiseert. Twee detailhandelwinkels, namelijk een Surinaamse toko en een Turkse groenteman, stallen hun waar uit op straat. De andere winkels in de detailhandel of consumentendiensten hebben een meer gesloten uitstraling. Zo nu en dan zijn er hangjongeren en 2
Er zijn 12 leegstaande panden zichtbaar. 11 van deze panden zijn echter in herontwikkeling of reeds verhuurd (Borgmeijer, Vastgoedcoördinator Transvaalbuurt).
13
hangouderen op het plein te vinden, maar de meeste mensen zijn passanten die het plein gebruiken om van A naar B te komen.
Afbeelding 2: Café Oost Krugerplein
Tabel 2: Zichtbare bedrijfsvestigingen op het Krugerplein 2010 Sector
Aantal
Percentage
Gezondheid
2
12,5
Industrie
1
6,3
Detailhandel
4
25
Consumentendiensten
4
25
Horeca
4
25,9
Leegstand
1
6,3
16
100
Totaal Bron: LISA Bestand
2.2 Zichtbare en onzichtbare bedrijvigheid Bedrijvigheid in een woonwijk bestaat uit meer dan alleen maar de ‘zichtbare’ winkels, cafés en andere voorzieningen in de plinten. Als we naar het totale aantal bedrijfsvestigingen - dus inclusief de ‘onzichtbare’ kijken, dan zien we dat deze in de periode 2000-2008 met 54 procent is gestegen (zie tabel 3). Aan de hand van deze tabellen wordt duidelijk dat in deze periode een aantal sectoren relatief sterk is gegroeid. Vanaf
14
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
2004 vinden de grootste veranderingen plaats; 74 procent van deze bedrijven heeft zich gevestigd tussen 2004 en 2008. Het aantal bedrijfsvestigingen in de bouwsector verdrievoudigde en bedroeg 9,5 procent van het totaal aantal bedrijven in 2008. Deze groei is voornamelijk te verklaren door een toename van bedrijven actief in de algemene burgerlijke en utiliteitsbouw. De sector scholing, gezondheid en sport nam ook toe, maar bedroeg in 2008 slechts 5,9 procent van het totale aantal bedrijfsvestigingen in de Transvaalbuurt. Deze stijging kan verklaard worden door de toename van voornamelijk paramedische praktijken. De stijging van het aantal bedrijven in de sector logistiek is voortgekomen uit de groei van het aantal bedrijven in ‘ongeregeld personenvervoer per taxi’. De sector detailhandel is in acht jaar tijd licht gedaald, maar vertegenwoordigde in 2008 nog 15,4 procent van alle bedrijfsvestigingen. De zogeheten culturele industrie is sterk gestegen; er heeft meer dan een verdubbeling plaatsgevonden. De zakelijke dienstverlening is ook sterk gegroeid. In de volgende paragraaf worden de vier grootste sectoren in de Transvaalbuurt, namelijk de zakelijke dienstverlening, detailhandel, consumentendiensten en horeca en de culturele industrie verder belicht. Landbouw, industrie en de financiële sector zijn ondervertegenwoordigd in de Transvaalbuurt en worden in dit rapport niet verder gespecificeerd. Het gegeven dat de financiële sector zo klein is, bevestigt eens te meer het beeld van een relatief arme wijk.
Tabel 3: Aantal bedrijfsvestigingen in de Transvaalbuurt per sector 2000 en 2008 Sector 2000 Landbouw
Aantal
Percentage
1
,3
Industrie
12
Bouw
Sector 2008
Aantal
Percentage
Landbouw
1
,2
4,1
Industrie
9
2,2
14
4,7
Bouw
43
9,5
Logistiek
34
11,5
Logistiek
54
11,9
Scholing, Gezondheid & Sport
12
4,1
Scholing, Gezondheid & Sport
27
5,9
Detailhandel
78
26,4
Detailhandel
70
15,4
Consumentendiensten & Horeca
45
15,3
Consumentendiensten & Horeca
61
13,4
Zakelijke dienstverlening
44
14,9
Zakelijke dienstverlening
81
17,8
Culturele industrie
51
17,3
Culturele industrie
106
23,3
Financiële sector
4
1,4
Financiële sector
3
,7
295
100,0
455
100,0
Totaal
Totaal
Bron: LISA bestand Een belangrijk deel van de werkgelegenheid onttrekt zich dus aan directe waarneming vanaf de straat.
2.3 Specificatie vier sectoren Grafiek 1 toont de veranderingen in de vier grootste sectoren in de periode 2000-2008. Per sector komen we terug op deze grafiek.
15
Grafiek 1: Ontwikkeling aantal bedrijfsvestigingen in 2000-2008 in de Transvaalbuurt
Bron: LISA bestand
Detailhandel Het aantal bedrijfsvestigingen in de detailhandel is in acht jaar tijd licht gedaald (zie grafiek 1). Bijna de helft (46 procent) van de totale detailhandel bestaat uit zichtbare winkels. Deze winkels zijn voornamelijk gevestigd in de Linnaeusstraat, de Pretoriusstraat en op het Krugerplein. Het gaat dan vooral om winkels met gespecialiseerde producten en voedings- en genotsmiddelen. Een opvallende uitkomst is het gegeven dat meer dan de helft van detailhandelsbedrijven onzichtbaar is in het straatbeeld. Dit zijn voornamelijk bedrijven die handelen in marktwaar, met name in kleding en textiel (zie tabel 4). Hoewel er dus veel ondernemers in de buurt gevestigd zijn die handelen in kleding en textiel, is dit niet terug te zien in het winkelaanbod.
Tabel 4: Detailhandel in de Transvaalbuurt in 2008 Specificatie Supermarkten
Aantal Percentage 4
5,7
Winkels in voedings–en genotsmiddelen
11
15,7
Winkels in farmaceutische en medische artikelen
2
2,9
18
25,7
6
8,6
Detailhandel anders dan in winkel
26
37,1
Totaal
70
100,0
Winkels gespecialiseerd in overige artikelen Winkels in tweedehands goederen en antiek
Bron: LISA bestand
16
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
Consumentendiensten en horeca Het totale aantal bedrijven in de consumentendiensten en horeca is met 36 procent gestegen in acht jaar. Grafiek 1 toont een groei in de periode 2004-2006 en 2007-2008. 84 procent van de totale bedrijfsvestigingen in de consumentendiensten en horeca bestaat uit zichtbare vestigingen; dit zijn onder andere horecaondernemingen, kappers en schoonheidsverzorgers en wasserijen. De overige 16 procent onzichtbare ondernemers bestaat vooral uit auto- en motorrijschoolhouders. Het aantal wasserijen is gegroeid, maar verder is er in het soort bedrijvigheid in de consumentendiensten weinig veranderd. Ook het aantal horecavestigingen is gelijk gebleven.
Tabel 5: Consumentendiensten en horeca in de Transvaalbuurt in 2008 Specificatie Horeca
Aantal
Percentage
28
45,9
Auto- en motorrijschool
9
14,8
Kappers en schoonheidsverzorging
11
18,0
Wasserijen
5
8,2
Overige dienstverlening
8
13,1
61
100,0
Totaal Bron: LISA bestand
Culturele industrie In de Transvaalbuurt is het aantal bedrijfsvestigingen in de culturele industrie - grotendeels ‘onzichtbare bedrijvigheid’ - in een periode van acht jaar meer dan verdubbeld. De grootse groei heeft plaatsgevonden vanaf 2004 (zie grafiek 1). Met uitzondering van 2003 is het aantal bedrijfsvestigingen in deze industrie in de hele periode gegroeid en vanaf 2003 ook steeds sneller. Bijna een kwart, namelijk 23 procent, van het totale aantal bedrijven in de culturele industrie is gevestigd in de Pretoriusstraat en de Retiefstraat, maar ook in de Hofmeyrstraat, Afrikanerplein en Transvaalstraat zijn kleine clusters zichtbaar. Aan de hand van tabel 6 kunnen we zien welk soort bedrijfsvestigingen volgens het bestand van de Kamer van Koophandel in 2008 hier gevestigd waren. De meeste bedrijven vallen onder informatie- en computertechnologie, namelijk 25,5 procent (zie tabel 6). Driekwart van deze bedrijven richt zich op ontwikkeling en productie van computersoftware. Deze bedrijven vormen de grootste drijver van de groei van de culturele industrie. Ook bedrijfsvestigingen in de beoefening en productie van kunst zijn belangrijk met hun 20,8 procent en ook zij hebben in die acht jaar tijd een groei vertoond. Dit zijn voornamelijk bedrijven die zich richten op de beoefening en productie van podiumkunst. Het aantal reclamebureaus, architectenbureaus, interieurontwerpers en bedrijven in de mediaproductie (voornamelijk filmproducten) is eveneens toegenomen.
17
Tabel 6: Culturele industrie in de Transvaalbuurt in 2008 Specificatie
Aantal
Uitgeverijen
4
3,8
27
25,5
9
8,5
15
14,2
Fotografie
5
4,7
Interieur- en modeontwerpers
9
8,5
Mediaproductie
13
12,3
Beoefening en productie van kunst
22
20,8
2
1,9
106
100,0
ICT Architectenbureaus Reclamebureaus
Overige Totaal
Percentage
Bron: LISA bestand
Zakelijke dienstverlening De zakelijke dienstverlening heeft in de periode van acht jaar een sterke groei van 84 procent laten zien. Grafiek 1 toont dat de zakelijke dienstverlening, met uitzondering van de terugval in 2005, geleidelijk is gestegen met een uitschieter in 2007 en 2008. De zakelijke dienstverlening in de Transvaalbuurt valt voornamelijk onder de onzichtbare bedrijvigheid; het aantal zichtbare bedrijfsvestingen bedraagt slecht 3,7 procent. Van de bedrijven in de zakelijke dienstverlening is 30 procent gevestigd in de Pretoriussstaat, Transvaalkade of Retiefstraat; de rest is verspreid over de hele buurt. Adviesbureaus, voornamelijk organisatieadviesbureaus, leveren het grootste aandeel in de zakelijke dienstverlening (zie tabel 7). Administratiekantoren en bedrijven in reiniging van gebouwen volgen met 16 procent en 13,6 procent. De zakelijke dienstverlening in de Transvaalbuurt bestaat voor het grootste deel uit kennisintensieve diensten.
18
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
Tabel 7: Zakelijke dienstverlening in de Transvaalbuurt in 2008 Specificatie
Aantal
Percentage
Dienstverlening voor vervoer
5
6,2
Post en telecommunicatie
4
4,9
Verhuur van en handel in goederen
5
6,2
Reiniging van gebouwen
11
13,6
Adviesbureaus
25
30,9
Administratiekantoren
13
16,0
Onderzoeksbureaus
7
8,6
Uitzendbureaus
7
8,6
Overige zakelijke dienstverlening
4
4,9
81
100,0
Totaal Bron: LISA Bestand
2.4 Werkgelegenheid Het aantal banen is in acht jaar tijd toegenomen met 37 procent (zie tabel 8). Die groei heeft voornamelijk in de periode 2004-2008 plaats gevonden. Het aantal banen is minder hard gestegen dan het aantal bedrijven. De verklaring hiervoor is gelegen in de sterke groei van het aantal zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel). Met de komst van de kenniseconomie en internet zijn mensen flexibeler geworden en is het aantal zzp’ers gegroeid (Kloosterman, 2009). In deze analyse wordt er vanuit gegaan dat de meeste zzp’ers hun onderneming vanuit huis drijven.
Tabel 8: Werkgelegenheid in de Transvaalbuurt 2000-2008 Jaartal
Aantal bedrijven
Aantal banen
Aantal zzp’ers
% zzp’ers van totaal bedrijven
2000
295
674
163
55%
2004
337
733
215
64%
2008
455
924
313
69%
Bron: LISA Bestand
2.5 Zzp’ers De meeste zzp’ers zijn werkzaam in de culturele industrie of de zakelijke dienstverlening (zie tabel 9). Dit zijn voornamelijk freelancers en/of professionals met een eigen bedrijf zonder personeel. Van de mensen
19
werkzaam in de culturele industrie is zo’n 76 procent zzp’er; voor de zakelijke dienstverlening bedraagt dat 84 procent. In de bouwsector werken zeer veel zzp’ers, het betreft hier vaak vaklieden die door de werkgever worden ‘verzelfstandigd’ ter risicobeperking.
Afbeelding 3: Thuiswerker
Tabel 9: Aantal zzp’ers per sector in de Transvaalbuurt in 2008 3
Sector
Aantal
Percentage van totaal zzp’ers
Percentage van eigen sector
Bouw
37
11,8
86,0
Detailhandel
36
11,5
51,4
Consumentendiensten & Horeca
29
9,3
47,5
Zakelijke dienstverlening
68
21,7
84,0
Culturele industrie
81
25,9
76,4
251
80,2
Totaal Bron: LISA Bestand
Krugerplein 4 Aan de hand van tabel 10 wordt duidelijk dat in het Krugerpleingebied de sectoren bouw, logistiek, culturele
industrie en zakelijke dienstverlening het meest gestegen zijn in onze periode van waarneming van acht jaar. Het absolute aantal bedrijven in de detailhandel op het Krugerpleingebied is echter gedaald en dus ook hun aandeel. Ook het aandeel van bedrijven in de consumentendiensten en horeca is afgenomen. Dit is vergelijkbaar met de trend die in de hele Transvaalbuurt zichtbaar is, met de aantekening dat het aantal bedrijven in het Krugerpleingebied minder hard is toegenomen dan in de buurt als geheel. Er moet opgemerkt worden dat 42 procent van het totaal van de bedrijven in het Krugerpleingebied in de Pretoriusstraat gevestigd 3 4
20
Er is een aantal sectoren buitenbeschouwing gelaten. Onder ‘Krugerpleingebied’ worden het Krugerplein en de vier grote doorgangsroutes die uitkomen op het Krugerplein, namelijk Krugerstraat, Maritzstraat, Schalk Burgerstraat en de Pretoriusstraat (tot aan het Steve Bikoplein; huisnummer 54 t/m 120), verstaan.
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
is. Op het Krugerplein zelf zijn 15 bedrijfsvestigingen, dit zijn allemaal zichtbare bedrijven in detailhandel, consumentendiensten en horeca en gezondheidsindustrie.
Tabel 10: Aantal bedrijfsvestigingen Krugerpleingebied 2 per sector in 2000 en 2008 Aantal
Percentage
Industrie
3
3,3
Bouw
8
8,8
Logistiek
13
14,3
Scholing, Gezondheid & Sport
7
7,7
32,8
Detailhandel
21
23,1
12
17,9
Consumenten dienstverlening & Horeca
13
14,3
Zakelijke dienstverlening
6
9,0
Zakelijke dienstverlening
13
14,3
Culturele industrie
6
9,0
Culturele industrie
13
14,3
Financiële instellingen
1
1,5
67
100,0
Totaal
91
Sector 2000
Aantal
Percentage
Industrie
4
6,0
Bouw
2
3,0
Logistiek
8
11,9
Scholing, Gezondheid & Sport
6
9,0
Detailhandel
22
Consumenten dienstverlening & Horeca
Totaal
Sector 2008
100,0
Bron: LISA Bestand
2.6 Conclusies Een beperkte kwantitatieve exploratie van de ontwikkelingen in de bedrijvigheid in Transvaal laat zien dat louter afgaan op het straatbeeld een (veel) te pessimistisch beeld van de buurt zou geven. Achter de voordeuren en boven de plinten blijkt veel meer bedrijvigheid en werkgelegenheid te zitten dan de leegstaande winkelpanden suggereren. Voor een deel gaat het om kansrijke werkgelegenheid die kenmerkend is voor geavanceerde stedelijke economieën. Deze is namelijk gebaseerd op kennis en nietgestandaardiseerde productie zoals bedrijven in de ICT, culturele en creatieve sectoren. De groei van deze bedrijvigheid geeft ook aan dat het proces van gentrification hier niet alleen is ingezet, maar ook een evidente economische component heeft en niet beperkt is tot het wonen alleen. Een gestuurde transformatie van het Krugerplein kan op deze basis voortbouwen. Voordat we daar nader op ingaan, positioneren we Transvaal en het Krugerplein eerst in de bredere Amsterdamse context.
21
22
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
3. TRANSVAALBUURT IN EEN STEDELIJKE CONTEXT
3.1 Transvaal vergeleken met Amsterdam Wat betekenen nu de ontwikkelingen in Transvaal in een breder perspectief? Hieronder vergelijken we Transvaal met Amsterdam als geheel en tevens met een aantal andere buurten. Het totaal aantal bedrijven in Amsterdam is in de periode 2000-2008 met 27,7 procent gegroeid. In 2008 is van het totaal aantal bedrijfsvestigingen in Amsterdam: •
Het aandeel zakelijke dienstverlening 21,3 procent.
•
Het aandeel culturele industrie 22 procent.
•
Het aandeel detailhandel 12,5 procent.
•
Het aandeel consumentendiensten en horeca 11,3 procent.
Het totaal aantal bedrijfsvestigingen in de culturele industrie is in heel Amsterdam in de periode 2000-2008 met 46 procent gestegen, de zakelijke dienstverlening met 52,6 procent, de detailhandel gestagneerd en de consumentendiensten en horeca met 21,9 procent gestegen. Als we naar de Transvaalbuurt kijken dan valt op dat daar het totaal aantal bedrijven met 54 procent is gestegen - een score die positief afsteekt bij het cijfer voor Amsterdam als geheel. Deze stijging valt voornamelijk te verklaren door de sterke groei van zzp’ers. Het aandeel in de culturele industrie bedraagt in 2008 23,3 procent en de zakelijke dienstverlening bedraagt 17,8 procent. In de periode 2000-2008 is in de Transvaalbuurt de culturele industrie met 107,8 procent en de zakelijke dienstverlening met 84,1 procent toegenomen. Het gemiddelde van Amsterdam in ogenschouw nemend zijn dit evidente uitschieters. Een dergelijke positieve ontwikkeling zou men niet direct associëren met een aandachtswijk of krachtwijk. De verklaring hiervoor lijkt te moeten worden gezocht in het gebrek aan goedkope en toegankelijke woon- en bedrijfsruimte. Het centrum raakt meer en meer verzadigd en biedt voornamelijk plek aan welgestelde, gevestigde bedrijven. Starters in met name de culturele en zakelijke dienstverlening vinden het stedelijk leven aantrekkelijk en willen niet buiten de ring wonen, laat staan buiten de stad. Aldus komen buurten die dichtbij het centrum gelegen zijn, zoals de Transvaalbuurt, in beeld. Het gaat hier vaak om (jonge) stedelingen die starten op de arbeidsmarkt en vaak als zelfstandig ondernemer of freelancer werken. De positie van een buurt is verbonden met de ontwikkelingen van aangrenzende buurten. Net als steden zijn buurten continu met elkaar in competitie. De opkomst van de ene buurt kan voor de andere buurt zijn neergang betekenen; dit noemen we het filtermechanisme (Hoetjes 2010: 29). In het geval van de Transvaalbuurt in relatie tot het centrum spreken we echter niet over een filtermechanisme maar over een olievlekontwikkeling (Hoetjes 2010: 29). Door de stijgende populariteit van het centrum en de stijgende huizen- en vastgoedprijzen profiteert de Transvaalbuurt, die als overflow area fungeert voor mensen die naar goedkopere woningen op zoek gaan (Hoetjes 2010:30). De Transvaalbuurt biedt, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de westelijke tuinsteden of andere buurten buiten de ring, een aantrekkelijk alternatief. De goede verbinding met de snelweg, het treinstation en de metro en ook de nabijheid van het ROC, de Hogeschool van Amsterdam of de Universiteit van Amsterdam versterkt de positie van de buurt.
23
Waar en hoe effectief de olievlek zich verspreidt, hangt volgens Hoetjes (2010) af van de mate waarin de buurt de veranderingen kan geleiden (degree of conductivity). Is de nodige flexibiliteit, bijvoorbeeld in de vorm van fysiek kapitaal, regelgeving of ruimte aanwezig om te anticiperen op de kansen die ontstaan? Hoetjes geeft als voorbeeld aan dat de barrière van de Transvaalbuurt haar slechte reputatie is, die in verband staat met de hoge concentratie sociale huurwoningen. Wil de Transvaalbuurt gebruik maken van de kansen die de olievlek biedt, dan moeten de gatekeepers van de Transvaalbuurt (corporaties en gemeente) inspringen op de woningnood en woningen kunnen aanbieden voor professionals die stedelijk georiënteerd zijn. Ook Bontje en Musterd (2005) onderstrepen het belang van de aanwezigheid van een kwalitatief hoogwaardige en kwantitatief voldoende woningvoorraad, als beslissende factoren of kenniswerkers zich elders vestigen. Iets anders waar Hoetjes naar verwijst is het inspelen op de behoeftes van de nieuwkomers die vaak een andere levensstijl hebben en vragen om andere voorzieningen. Bontje en Musterd (2005) wijzen er ook op dat het creëren van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat zwaarder weegt dan het creëren van aantrekkelijke vestigingsvoorwaarden voor bedrijven, omdat het gaat om het aantrekken van de kenniswerkers zelf. Flexibiliteit is noodzakelijk om niet alleen de Transvaalbuurt aantrekkelijk te maken voor nieuwkomers, maar deze mensen ook te behouden. Jonge hoogopgeleide stedelingen zijn een potentiële groep die aangetrokken kan worden in de Transvaalbuurt. Dit is een groep die op zoek gaat naar goedkopere woningen en een pionierende rol kan vervullen in het verbeteren van het imago en de ontwikkeling van de buurt. Hoetjes (2010) typeert een buurt als Transvaal als een diamond in the rough. Dit is een buurt nabij het centrum, met een typerende vooroorlogse bouw, waar jonge stedelijke professionals toe aangetrokken worden mits er een zekere mate van flexibiliteit en conductivity gehanteerd wordt. In de binnenstad van Amsterdam is in de meeste bedrijfstakken een trend gaande van specialisatie en kleinschaligheid. De binnenstad wordt meer en meer een vestigingsplek voor specifieke activiteiten die zich onderscheiden in omvang en branchegroep in plaats van een verzameling van allerhande activiteiten (Van Duren 1995; Kloosterman, 2009). De productieve functie wordt steeds meer gedomineerd door persoonlijke en zakelijke dienstverlening en bedrijven in de culturele industrie. Het karaker van bijvoorbeeld de Utrechtsestraat in de binnenstad van Amsterdam is ingrijpend veranderd, van een straat met winkels in levensmiddelen en werkplaatsen naar een straat met horeca en boetieks. Mede door een verschuiving naar een diensten- en kennisintensieve economie, de verbreiding van digitale technologie en een veranderende bevolkingssamenstelling is deze ontwikkeling tot stand gekomen (Scott, 2008; Kloosterman, 2010). Jane Jacobs (1961) heeft al weer en halve eeuw geleden betoogd dat we ons geen zorgen moeten maken over een winkelstraat in verval. De opkomst en neergang van een winkelstraat in het binnenstedelijk weefsel is volgens haar een cyclisch proces dat bijdraagt aan de dynamiek van het binnenstedelijk vestigingsmilieu. Zoals Aartjan van Duren (1995) het noemt: ‘juist op een mestvaalt ontluiken vaak de mooiste orchideeën’, waarmee hij zegt dat juist op plekken van neergang originele en kansrijke bedrijvigheid kan ontstaan door bijvoorbeeld gunstige huurprijzen. Zijn voorbeeld is de Utrechtsestraat die in de nabijheid ligt van de centrale winkelstraat de Kalverstraat. De Kalverstraat was voor veel zelfstandige ondernemers een onmogelijke plek om zich te vestigen door de enorm gestegen prijzen van onroerend goed. De Utrechtsestraat anticipeerde op deze ontwikkelingen (conductivity) in de crisis in de jaren ’70, door ruimte te scheppen voor experimenten en nieuwe bedrijven, zoals het ontstaan van een boetiek in tweedehands kleding, een eetcafé en een
24
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
‘diervriendelijke’ slager (Van Duren 1995). De Pretoriusstraat en het Krugerplein die zich ook in de schaduw van de grote winkelstraat Linnaeusstraat bevinden, kunnen eveneens profiteren van een dergelijke situatie. Grafiek 2 geeft inzicht in de ontwikkeling van de verschillende sectoren in de periode 2000-2008. Opvallend is dat de ontwikkeling die zichtbaar is in Amsterdam-Centrum vergelijkbaar is met de ontwikkeling die in de Transvaalbuurt gaande is (zie grafiek 1). In beide buurten stagneert de detailhandel en groeit de sector consumentendiensten en horeca licht. Deze gegevens versterken de theorie van de olievlekontwikkeling. Starters of bedrijven in de opkomende kennisindustrie, die zich het prijzige centrum niet kunnen veroorloven zoeken naar een alternatief. De financiële sector is buiten beschouwing gelaten in deze grafiek, maar om toch een kanttekening te plaatsen: er zitten bedrijven uit de financiële sector in het centrum maar niet in de Transvaalbuurt. Voor deze sector biedt de Transvaalbuurt blijkbaar geen aantrekkelijk alternatief. Veel van deze bedrijven trekken naar onder andere de Zuidas.
Grafiek 2: Ontwikkeling bedrijfsvestigingen in 2000-2008 in Amsterdam-Centrum
Bron: LISA Bestand Aan de hand van tabel 11 komt dit beeld van de plek van de Transvaalbuurt in het stedelijk weefsel en de kansen die het biedt duidelijk naar voren. Om de positie van Transvaal reliëf te geven, hebben we ook de gegevens van enkele nabijgelegen buurten die zich in een vergelijkbare sociaaleconomische situatie bevinden, opgenomen. Daarnaast is een aantal buurten in Amsterdam-Centrum toegevoegd die zich kenmerken door een populair vestigingsklimaat en een economisch rendabel gebied. Tot slot zijn er in tabel 11 een aantal buurten in Amsterdam Oud-West opgenomen die zich kenmerken als buurten gelegen tegen het centrum aan, waar duidelijk een proces van gentrification gaande is.
25
Tabel 11: Aantal bedrijfsvestigingen en zzp’ers in buurten in Amsterdam-Oost, Amsterdam-Centrum en Amsterdam Oud-West in 2008. Buurtcombinatie
Aantal bedrijven
Aantal bedrijven in de culturele industrie of zakelijke dienstverlening
Percentage culturele industrie & zakelijke dienstverlening van totaal bedrijven
Aantal zzp’ers
Percentage zzp’ers van totaal bedrijven
Totaal oppervlakte land (ha)
Aantal inwoners
Transvaal
455
187
41,1
149
79,7
36,9
9218
Overige buurten in Amsterdam-Oost Indische buurt west
684
232
33,9
183
78,9
46,8
11642
Indische buurt oost
434
145
33,4
117
80,7
94
10246
Dapperbuurt
632
224
35,4
177
79,0
59,4
7959
Oosterparkbuurt
774
347
44,8
244
70,3
72,3
10215
Buurten Amsterdam-Centrum Grachtengordel west
2263
1342
59,3
769
57,0
50,6
6890
Nieuwmarkt en Lastage
1457
736
50,5
461
62,6
71,1
8783
Weesperbuurt % Plantage
845
504
59,6
342
67,8
72,2
7365
Buurten Amsterdam Oud-West Kinkerbuurt
545
200
36,7
161
80,5
21,6
5044
Da Costabuurt
519
200
38,5
158
79
25,1
4350
Van Lennepbuurt
548
206
37,6
158
76,7
25,1
6709
Bron: LISA en Onderzoek en Statistiek 2009 De Transvaalbuurt herbergt weinig bedrijven in vergelijking met andere buurten. Als we dit verklaren aan de hand van de andere buurten in Amsterdam-Oost komt dit mede doordat de totale landoppervlakte en het aantal inwoners lager is dan het gemiddelde. Bovendien is de woondichtheid zeer groot in de Transvaalbuurt. Opvallend is dat het aandeel van de bedrijven in de zakelijke dienstverlening en culturele industrie in de Transvaalbuurt hoger ligt dan de vergelijkbare buurten in Amsterdam-Oost, met uitzondering van de Oosterparkbuurt. Zelfs als we dit percentage vergelijken met buurten in Amsterdam Oud-West is het percentage in de Transvaalbuurt hoger. Er moet worden opgemerkt dat het aantal inwoners in de buurten in Amsterdam Oud-West een stuk lager is, maar dat neemt niet weg dat het opvalt dat het percentage van deze sectoren hoger ligt in de aandachtswijk Transvaalbuurt dan in het ‘hippe’ Oud-West. De Transvaalbuurt en de Oosterparkbuurt onderscheiden zich hierin van de Indische buurt west, Indische buurt oost en de Dapperbuurt. In de centrale buurten is het aandeel van de zakelijke dienstverlening en culturele industrie het hoogst, tussen 50 en 60 procent van het totaal aantal bedrijven. Bedrijven in de culturele en zakelijke dienstverlening vestigen zich graag in het centrum vanwege de stadscultuur en het leefmilieu (Florida 2005).
26
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
Het aantal zzp’ers in het centrum ligt een stuk lager dan in de overige buurten. In het centrum vestigen zich meer welgestelde bedrijven die de startersfase al zijn ontgroeid.
3.2 Conclusie Het aandeel bedrijfsvestigingen in de culturele industrie en de zakelijke dienstverlening in de Transvaalbuurt én de groei in de afgelopen acht jaar (met name in de periode 2004-2008) is opmerkelijk in vergelijking met vergelijkbare buurten of Amsterdam als geheel. De trend die zichtbaar is in het centrum van Amsterdam komt sterk overeen met de trend in de Transvaalbuurt; alleen de absolute aantallen verschillen. We kunnen spreken over een olievlekontwikkeling waarin de Transvaalbuurt, mits zij anticipeert op de kansen, een alternatief biedt voor wonen en werken in het prijzige centrum. In de Transvaalbuurt ontstaan zowel nieuwe productiemilieus (zakelijke dienstverlening en culturele industrie) als consumptiemilieus ((creatieve) kenniswerkers). De nieuwe productiemilieus zijn echter onzichtbaar van aard omdat het veel thuiswerkers betreft die geen fysieke plek hebben in de straat. De nieuwe consumptiemilieus die ontstaan in de wijk hebben een andere levensstijl en andere behoeftes. In de Transvaalbuurt kunnen we stellen dat er onder die nieuwe consumptiegroep veel starters vallen die beginnen als zzp’er en kiezen voor een betaalbare woning. Het is de uitdaging om deze nieuwe productiemilieus een plek te geven in het lokale weefsel en te gebruiken als nieuwe impuls voor de buurt.
27
28
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
4. KWALITATIEF ONDERZOEK
4.1. Een kijkje in de nieuwe bedrijvigheid Aan de hand van zeven interviews hebben we de werksituatie van een aantal zzp’ers, die in de culturele industrie of zakelijke dienstverlening werken, in kaart gebracht. In persoonlijke gesprekken van 45 tot 60 minuten hebben we de zzp’ers gevraagd naar hun vestigingsredenen, behoeftes als thuiswerker of eenmanszaak, de kwaliteiten en obstakels van wonen en werken in de Transvaalbuurt en hun toekomstplannen met betrekking tot blijven of verhuizen. De respondenten zijn willekeurig benaderd aan de hand van gegevens van de Kamer van Koophandel. Het betreft zowel zzp’ers in de zakelijke dienstverlening als in de culturele industrie. We hebben gekozen voor een kwalitatief onderzoek om inzicht te krijgen in de strategieën en behoeftes van de zzp’ers en tegelijk onze analyse en bevindingen te toetsen. Met zeven interviews is het niet mogelijk om te generaliseren, maar het geeft wel inzicht waar keuzes en strategieën op gebaseerd zijn. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de belangrijkste bevindingen uit het kwalitatieve onderzoek. Allereerst moet opgemerkt worden dat de geïnterviewden zeer geïnteresseerd zijn in de ontwikkelingen in de buurt en zeer bereid waren om mee te denken over mogelijke nieuwe ontwikkelingen. De meesten vinden het interessant te horen dat er veel meer thuiswerkers wonen in de Transvaalbuurt en zouden graag inzicht krijgen in wie deze mensen zijn, waar ze zich bevinden en wat ze doen. Een manier om deze situatie zichtbaar te maken en nieuwe netwerken te activeren of bestaande te versterken, zou een interessant aanknopingspunt zijn voor een volgend onderzoek. Zes van de respondenten werken regelmatig thuis en daarnaast bij de klant of op een andere werklocatie in de buurt. Eén respondent werkt voornamelijk op locatie. Alle respondenten geven aan aantrekkelijke horecavoorzieningen te missen in de Transvaalbuurt. In de buurt zijn geen horecavoorzieningen waar de respondenten gebruik van maken. Zowel de respondenten werkzaam in de ICT-sector, de muziekproducent, de theatermaker, de beleidsadviseur en de organisatieadviseur geven aan regelmatig een café als werkplek te kiezen. Plekken als Maxwell, Koffie in Oost, Canvas, Coffee Company, Dauphine, Studio-K en het Badhuys worden genoemd als ‘werkplekken’ waar weleens met laptop gewerkt wordt. Door enkele respondenten wordt aangegeven dat deze locaties geen ideale werkplekken zijn omdat een drukke omgeving niet geschikt is voor bijvoorbeeld het voeren van zakelijke telefoongesprekken, maar het wel een aanvulling is op het thuiswerken en een mogelijkheid om (nieuwe) mensen te ontmoeten. De theatermaker en één van de ICT-werkers stellen juist de informele sfeer van een café op prijs en vinden het een prettig werkklimaat. De organisatieadviseur, de (reclame)muziekproducent en de andere ICT-werker maken het meest gebruik van café-restaurant Dauphine omdat het een professionele werkplek biedt: het heeft een zakelijke sfeer waardoor je kan afspreken met klanten, een zeer gunstige ligging naast de snelweg en het Amstelstation en een gratis parkeergarage. De evenementenorganisator stelt dat hij graag een werkplek zou willen in een broedplaats, maar dat vaak de voorkeur gegeven wordt aan kunstenaars of creatieve bedrijven en dat hij met zijn bedrijf in de zakelijke dienstverlening, ondanks het feit dat hij een starter is, moeilijk toegang krijgt. Als hij de
29
mogelijkheid zou krijgen om een werkplek in de Transvaalbuurt te huren op flexibele basis dan zou dat een optie kunnen zijn. De weken dat hij niet bij de klant op locatie werkt zou een werkplek in de buurt van zijn woning een uitkomst bieden. Opvallend is dat aan de ene kant de respondenten de Transvaalbuurt als een prettige buurt ervaren; de multiculturele aard van de buurt met de etnische winkels, de nabijheid van het centrum en de lage huurprijzen worden gewaardeerd. Door twee respondenten wordt expliciet de Danie Theronstraat genoemd als een bijzonder mooie straat in de buurt. Aan de andere kant zien de meeste respondenten zich, mits het bedrijf (nog steeds) goed gaat over vijf jaar, niet meer in de Transvaalbuurt wonen. Het slechte imago van de wijk speelt een rol, de onveilige straten en criminaliteit wordt onaantrekkelijk gevonden voor opgroeiende kinderen en het leefklimaat in andere buurten in Amsterdam worden geprefereerd boven die van de Transvaalbuurt. De aanwezigheid van ontmoetingsplekken en voorzieningen wordt als belangrijk onderdeel van een aantrekkelijk leefklimaat ervaren. Het wijst erop dat de Transvaalbuurt aantrekkelijk is voor (jonge) starters maar dat zodra persoonlijke kenmerken veranderen (leeftijd, inkomen, kinderen, situatie) hun levensstijl om een andere buurt met andere kenmerken en andere voorzieningen vraagt. Aan de hand van deze interviews kunnen we stellen dat de behoeftes van de zzp’er divers zijn, maar dat de meeste respondenten de nadruk leggen op ontmoetingsplekken, flexibele werkplekken (zowel aan werkplekken met een zakelijke sfeer als een informele sfeer) en goede faciliteiten zoals een snelle internetverbinding. Een aantal respondenten geeft aan dat de aanwezigheid van andere voorzieningen als eetgelegenheden, koffiebars en andere ontmoetingsplekken de kwaliteit van een werkplek verhoogt. Als de Transvaalbuurt deze groep wil behouden moet men aan deze behoeftes tegemoet komen.
4.2 Conclusie Dankzij interviews hebben we een beter beeld kunnen krijgen van de ‘nieuwe’ ondernemers van Transvaal. Duidelijk is geworden dat zij veel van huis (first space) uit werken, slechts weinig gebruik maken van de meer traditionele ruimtelijk gescheiden werkplek (second space), maar juist weer wel geïnteresseerd zijn in semipublieke ruimten (de third spaces) in de buurt. Daar waar men alleen maar toch niet eenzaam kan werken, vergaderen en verpozen. Hoewel ook zij bij uitbreiding van hun bedrijf wellicht toch een eigen werkruimte willen hebben, lijkt de beperking nu toch vooral te liggen in het gebrek aan geschikte third spaces in de buurt.
In het ‘Behoefteonderzoek bedrijfsruimte Transvaalbuurt’ (Seinpost Adviesbureau 2009) is onderzocht welk soort bedrijfsruimte en met welke oppervlakte gewild is onder de zichtbare en onzichtbare bedrijven in de Transvaalbuurt. De soorten bedrijfsruimtes die worden onderscheiden zijn woon-werkruimte, op begane grond onder woningen, bedrijfsruimte op verspreide locatie of in strip en unit in een bedrijfsverzamelgebouw. Eén van de aanbevelingen is om 20 tot 30 kleinschalige bedrijfsunits te realiseren om thuiswerkers met verhuisplannen in hun behoeftes tegemoet te komen en deze groep in de wijk te behouden. Wij leggen in ons onderzoek niet de nadruk op het soort bedrijfsruimte, maar op de vorm waarin deze wordt aangeboden. In de opkomst van de (creatieve) kenniseconomie bestaat een groeiende behoefte aan flexibele werkplekken. Het aantal zzp’ers is groeiende; mensen werken vanaf hun eigen computer op plekken en tijden die zij prettig vinden. Zzp’ers investeren binnenshuis niet of nauwelijks in bedrijfsruimte en bedrijfsmiddelen
30
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
(http://zzpjobs.nl/). Face-to-face contacten worden steeds belangrijker en het privé- en zakelijke domein gaan in elkaar over; mensen zijn op zoek naar ontmoetingsplekken om nieuwe contacten op te doen en om geïnspireerd te worden. Flexibele werkplekken waar je een dagdeel een vergaderruimte kan huren of die dagen dat je niet bij de klant werkt kan ‘inchecken’ en bij vertrek ook spullen kan opslaan, vallen onder de huidige behoeftes. Op dergelijke wensen, die toonaangevend zijn voor kenniswerkers die ook in de Transvaalbuurt in opkomst zijn, moet worden ingesprongen als de Transvaalbuurt deze groep wil aantrekken en behouden.
31
32
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
5. ECONOMISCHE STRUCTUREN IN VERANDERING
5.1. Buurten en economische transformatie Veranderingen in macro-economische structuren brengen ook ingrijpende veranderingen teweeg op kleinere schaal; op stadsniveau, buurtniveau of straatniveau. Economische activiteiten en functies zijn aan verandering onderhevig en dat uit zich ook in het karakter van de straat. In dit hoofdstuk gaan we verder in op de veranderingen in grote economische structuren en we schenken aandacht aan de opkomst van de culturele economie. In de huidige tijd van globalisering vindt herverdeling van arbeid en productie plaats. Goedkope productiemogelijkheden in lagelonenlanden, zowel in industriële arbeid als in automatisering, zorgen ervoor dat westerse landen met elkaar moeten concurreren door middel van kennis, creativiteit en innovatie. De postindustriële economie heeft zijn intrede gemaakt (Scott, 2008; Kloosterman, 2009, 2010). Met het sportschoenenbedrijf Nike als voorbeeld, leggen bedrijven zich vooral toe op ontwerp, branding, marketing en distributie. De ontwerpers leveren de vereiste specificaties van het eindproduct aan producenten in exportlanden, waar recentelijk industrialisering heeft plaatsgevonden en de productie relatief goedkoop is. De manufacturer without factory concentreert zich dus vooral op het creëren van symbolische waarde voor haar producten, wat kenmerkend is voor de nieuwe westerse economie. Kennis wordt in gecodificeerde vorm uitgewisseld waarna op andere plekken in de wereld productie kan plaatsvinden. Op het vlak van onderzoek en ontwikkeling, waarin ontmoeting en interactie een rol speelt, worden grote voordelen ondervonden van nabijheid en clustering, terwijl door informatietechnologie geografische flexibiliteit ontstaat die tot relatief goedkope productie leidt. De stad fungeert steeds meer als bron voor sociale netwerken, een creatieve buzz en het verzamelen en ontwikkelen van kennis (Currid, 2006). In het licht van deze ontwikkeling en de constante vooruitgang van communicatie-technologieën werd gedacht dat locatie er niet meer toe zou doen. Bedrijven zouden footloose worden en thuiswerkers zouden de kans krijgen om de drukke stad te ontvluchten, waardoor de teloorgang van steden was ingeluid (Beale en Berry, 1994). In de moderne kenniseconomie blijkt plaats echter veel belangrijker dan sommigen aanvankelijk dachten. Sociale systemen, padafhankelijkheid, geografische ligging, het geheel van instituties en voorzieningen en het leefmilieu zijn bepalend voor de context die een bepaalde plek al dan niet aantrekkelijk maakt. Het betoog van Jane Jacobs (1961) waarin zij al in 1961 de rol van de stad definieerde, staat nog steeds overeind. De stad met diversiteit, dynamiek en interactie zou juist de sleutel zijn tot economische ontwikkeling en tevens de leefbaarheid vergroten. Ook Peter Hall schrijft in 1998 in zijn boek ‘Cities in Civilization’ over een nieuwe economie die de samenleving verandert en over de nieuwe maatschappij die de stad transformeert. Hij verzet zich tegen diegenen die het einde van de stad voorspellen en ziet de stad juist als belangrijkste motor van de economie. Hall en Jacobs hebben de huidige westerse samenleving ingeluid. In de hedendaagse maatschappij van globalisering en de creatieve en kennisindustrie wordt het stedelijke leven juist gevierd. De stad wordt gezien als middelpunt van ontwikkelingen. Het stedelijke leven van de creatieve
33
stad met zijn diversiteit, ontmoetingen, dynamiek en botsingen vormt de motor van de economie. Saris (2008) betoogt dat de persoonlijke en zakelijke dienstverlening en culturele industrie de stad beschouwt als haar biotoop om nieuwe trends op te vangen, informatie uit te wisselen en elkaar te ontmoeten. Op plekken waar persoonlijke en zakelijke dienstverlening en de culturele industrie groeit, ontstaat niet noodzakelijkerwijs een monocultuur (Saris 2009: 83). Culturele ondernemers en andere kenniswerkers worden aangetrokken door de dynamiek van de binnenstad en haar levendige stadscultuur en als de binnenstad verzadigd raakt, breiden ze haar uit (Saris 2009: 83). Innovatie is de beslissende productiefactor en de meest getalenteerde mensen trekken daarheen waar de stedelijke en maatschappelijke omstandigheden het aantrekkelijkst zijn. Creatieve kennissteden zijn steden die de juiste voorwaarden scheppen - die van een aantrekkelijke woon- en leefklimaat - om creatief talent aan te trekken (Bontje en Musterd, 2005). De inrichting van een plek en de betekenis die mensen aan deze plek geven is hierbij van belang. Steden moeten zich meer focussen op het aantrekken van creatieve talenten dan op het aantrekken van bedrijven: bedrijvigheid volgt het talent vanzelf (Florida, 2005). Florida (2005) betoogt dat het bevorderen van een people climate in het stedelijk beleid belangrijker is dan het bevorderen van business climate, waarbij hij de nadruk legt op het belang van diversiteit, tolerantie en openheid.
5.2 De opkomst van de culturele industrie Amsterdam is de culturele hoofdstad van Nederland en niet onaanzienlijk deel van de stad draait op de zogeheten culturele industrie (Deinema en Kloosterman, 2010). Sommigen spreken over de creatieve industrie, maar dat schalen wij onder dezelfde noemer. Onder de culturele industrie verstaan we de creatie, productie en commercialisering van goederen en diensten waarin de symboliek, de betekenis of inhoud van het product, de belangrijkste waarde is. De precieze afbakening blijft onderwerp van discussie, maar met definitie van het Britse Department for Culture, Media and Sport kan meer duidelijkheid worden verkregen: ‘those industries which have their origin in individual creativity, skill and talent and which have a potential for wealth and job creation through the generation and exploitation of intellectual property’.
5
Het aantrekken van culturele industrieën is een strategie om werkgelegenheid en economische groei te creëren en volgens de monitor creatieve industrie 2008 (Onderzoek en Statistiek 2008) is er ook een wisselwerking tussen de aanwezigheid van de culturele industrie en de stedelijke leefbaarheid. In het concept van de innovatieve stad (Landry 2000) wordt het menselijke kapitaal gezien als belangrijkste factor voor de stedelijke ontwikkeling. Niet alleen als impuls voor de opleving van de stedelijke voorzieningen maar juist ook als productieve kracht in de stedelijke cultuur én economie. Voor het eerst in de geschiedenis is economische groei afhankelijk van de ontwikkeling van de menselijke geest, en niet van technologische vernieuwing, niet van een betere locatie en niet van strakkere productieprocessen. Dat is een omwenteling die gepaard gaat met veranderende randvoorwaarden voor een 5
Department for Culture, Media and Sport, Creative Industries Mapping Document 2001, p. 00-05.
34
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
goede werk- en bedrijfslocatie. Third places, plekken anders dan thuis of op het werk, worden steeds belangrijker omdat ontmoeting en uitwisseling van ideeën en innovatie belangrijke facetten zijn geworden in de nieuwe economie (Florida 2005). De consument betaalt niet meer voor het materiaal of de productiekosten, maar voor de toewijding en de creativiteit als toegevoegde waarde van het product. Deze nieuwe economie waarin innovatie en creativiteit centraal staan noemen we de culturele industrie. Zelfs bij bedrijven in de traditionele sector gaat het niet meer om standaardisatie pur sang, maar om de toegevoegde waarde van kwaliteit en betekenis. Saris (2008: 35-36) betoogt dat er verschillende dimensies zijn waarin de culturele economie zich kenbaar maakt (zie figuur 1). De eerste cirkel toont de functie van creativiteit als inspiratiebron voor nieuwe ideeën in allerlei disciplines zoals kunst, wetenschap en techniek. De tweede cirkel duidt op de interactie van culturele productie die ontstaat door formele en informele ontmoetingen. Hier worden de voorwaarden geschapen voor economische activiteiten. De stedelijke ontmoetingscultuur is een belangrijk facet in het aantrekken van talent en daardoor ook belangrijk voor het stimuleren van een vruchtbare economie. In de derde cirkel krijgt de culturele productie vorm door creativiteit en cultuur te verbinden met economische waardeketens door middel van transacties. Het kan gaan om bijvoorbeeld de productie van cultuur, beleving, media, softwareontwerp of de vormgeving van producten.
Figuur 1: Van inspiratie naar transactie
Bron: Saris 2008 Als we figuur 1 op de Transvaalbuurt projecteren kunnen we stellen dat de Transvaalbuurt zich voornamelijk in de eerste cirkel bevindt. Als we het aantal toenemende thuiswerkers of eenpitters in ogenschouw nemen, kunnen we stellen dat er talent en bedrijvigheid aanwezig is, zij het gefragmenteerd en onzichtbaar. Er is nauwelijks sprake van interactie of transactie omdat er geen ontmoetingsmilieu is. Saris (2008) onderscheidt verschillende creatieve milieus aan de hand van de positie van de culturele industrie in het stedelijk netwerk. Hij betoogt dat culturele industrie in sterkere mate dan andere bedrijvigheid kiest voor stedelijke interactiemilieus en dat bedrijven in de culturele industrie een krachtige impuls geven aan de diversificatie en multifunctionaliteit van een wijk. Saris stelt dat de culturele economie levendigheid brengt in een wijk, een magneetwerking heeft op andere bedrijvigheid en op organische wijze verhoging van de stedelijkheid creëert. Alle creatieve milieus hebben aantoonbaar effect op de stijging van de waarde van het onroerend goed (Saris 2008). Hij deelt deze milieus in op basis van de transactiegerichtheid (van
35
experimenteel tot markgericht) en interactie (van introvert naar extravert). In de huidige situatie is het creatieve milieu onzichtbaar dus ook niet in te delen aan de hand van figuur 2. De Transvaalbuurt heeft echter potentie mits er wordt geïnvesteerd in ontmoetingsplekken en werkplekken een creatief werkplaatsmilieu of transactiemilieu worden, waarin de interactie met de buurt een belangrijke rol speelt: de markt wordt gezocht en de samenleving binnengehaald. In de aanbevelingen komen we hier op terug. De third places waar Florida het over heeft, worden steeds belangrijker in het aantrekken van de creatieve klassen en het stimuleren van economische activiteiten. Deze third places zijn evenwel zeer dun gezaaid in de Transvaalbuurt.
creatieve werkplaats open en divers multifunctioneel complementair interactie van buiten connectivity
extravert
Figuur 2: Creatieve milieus
broedplaats interne interactie goegkoop en ruim verscheidenheid startersmilieu trial & error
markt
introvert
experiment
transactiemilieu stedelijk interdisciplinair open en tolerant multifunctioneel uitwisseling venture capital
productiemilieu eenzijdige milieus kennisproductie toeleveren bedrijvenpark efficient
5.3 Conclusie De creatieve stad wordt beschouwd als motor van de westerse economie. Onze economie dreigt steeds meer afhankelijk te worden van creatieve steden. Daarom is dit thema ook belangrijk voor de stedelijke herprofilering van buurten: hoe we steden moeten inrichten om de groei van deze creativiteit niet in de weg te staan en hoe buurten zich moeten herprofileren om zich staande te houden in het stedelijk weefsel. Door globalisering en ontwikkelingen in de communicatietechnologie zijn mensen flexibeler en footloose geworden. Het aantal freelancers en thuiswerkers groeit. Maar dit betekent niet dat plaats minder belangrijk is geworden, integendeel. Het creëren van een ontmoetingsmilieu is essentieel in het aantrekken en stimuleren van de culturele kenniseconomie. De wijk heeft nieuwe kansen met de aanwezigheid en groei van het aantal zzp’ers in de culturele kenniseconomie, mits deze passende werk- en ontmoetingsplekken integreert in het huidige lokale landschap.
36
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
6. NIEUWE STEDELINGEN
6.1. Stedelijke pioniers Wie zijn nu deze nieuwe stedelingen, zelfstandigen in de zakelijke dienstverlening en culturele industrie, die zich in de Transvaalbuurt vestigen? Aan de hand van de interviews zien we dat er een groep jonge professionals, vaak starters op de arbeidsmarkt, woonachtig is in de Transvaalbuurt. Aan de ene kant zijn dit mensen die graag in het centrum willen wonen, maar vooralsnog de hoge prijzen niet kunnen betalen. Deze groep zoekt naar dichtbijgelegen alternatieven zoals de Transvaalbuurt en ziet deze buurt niet als eindstation. Zodra de persoonlijke situatie verandert en de financiële middelen toereikend zijn, is zij geneigd te verhuizen naar andere buurten. Het slechte imago van de Transvaalbuurt, een onveilig gevoel en de leefbaarheid die onder druk staat, spelen hierbij een rol. Aan de andere kant kunnen we aan de hand van de literatuur stellen dat er onder de mensen werkzaam in de culturele industrie zich een groep bevindt, vaak starters en kunstenaars, die zich graag als pionier opstelt. Deze groep vermijdt yuppenwijken met hun inmiddels meer bezadigde imago en worden juist aangetrokken tot meer onontdekte, ‘rauwere’ plekken. Ze zijn op zoek naar plekken waar zij zelf de rol van katalysator kunnen vervullen, steeds vaker zijn dit ook plekken in krachtwijken (Saris 2008: 83-84). Florida (2005) spreekt over een creatieve klasse, oftewel kenniswerkers of stedelijke professionals. Deze creatieve klasse wil volgens Florida zowel hard werken als van het leven genieten. Zij besteedt volgens hem een bovengemiddeld deel van het inkomen in de stedelijke horeca, winkels en het uitgaansleven. Vooruitgang blijkt minder verbonden te zijn met een hoger inkomen of een beter huis op zich en meer met de mogelijkheden om een bepaalde levensstijl te realiseren. Reijndorp (2004) betoogt dat deze creatieve klasse een eigen leefstijl cultiveert en niet probeert ‘op te klimmen’ naar een groep boven hen. Dit proces waarin een groep een nieuwe levenswijze ontwikkelt en een maatschappelijk ruimte creëert, wordt ook wel een cultuurgenerator genoemd (Reijndorp 2004). De voorkeur van deze groep nieuwe stedelingen voor een bepaalde buurt heeft vooral te maken met de aanwezigheid of nabijheid van voorzieningen met een stedelijke functie. Dergelijke voorzieningen en de aantrekkingskracht die ze op andere nieuwe stedelingen uitoefenen zijn belangrijk in hun netwerken.
6.2 Conclusies De Transvaalbuurt lijkt voornamelijk jonge professionals en starters aan te trekken. Het kan zijn dat groepen die zich afzetten tegen de yuppenwijken ook hun toevlucht tot de Transvaalbuurt zoeken waar zij een pionierende rol kunnen vervullen. Daar is naar ons weten nog geen onderzoek naar verricht, maar het feit blijft dat juist ook krachtwijken vanwege ‘het rauwe randje’ en goedkope woon- en werkplekken steeds meer in trek raken bij deze groep. De Transvaalbuurt moet zich richten op het aantrekken en behouden van de jonge professionals, studenten, zzp’ers en starters omdat dit past in de huidige dynamiek en de plek in het stedelijk
37
weefsel waarin de buurt zich bevindt. De focus moet niet liggen op het aantrekken van welgestelde gezinnen en kapitaalkrachtige bedrijven.
38
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
7. AANBEVELINGEN
7.1. Een krachtwijk met potentie Alhoewel het Krugerplein zich in een krachtwijk bevindt die voldoet aan de typische kenmerken van een wijk met achterstand, zoals hoge werkloosheid, leefbaarheidsproblemen, criminaliteit en een hoog percentage niet-westerse migranten, hebben we onze aandacht juist gericht op de kenmerken die afwijken van het typische beeld. De groei van het aantal zelfstandigen in de culturele industrie en zakelijke dienstverlening in deze wijk is opmerkelijk en daarom een kans die benut zou moeten worden. Dat neemt niet weg dat, met een focus op deze nieuwe groep en dynamiek, niet de aandacht op de huidige bewoners en de wijkproblematiek verloren mag gaan. Investeringen in sociaal-maatschappelijke projecten en leefbaarheid, het betrekken van buurtbewoners bij beslissingen en het tegengaan van criminaliteit zijn uitermate belangrijk en moeten ook hand in hand gaan met het genereren van nieuwe economische activiteiten op het Krugerplein. In het rapport ‘Bedrijvigheid en leefbaarheid in stedelijke woonwijken’ (PBL e.a 2010) dat is overhandigd aan minister van Wonen, Wijken en Integratie en de staatssecretaris van Economische Zaken is de relatie tussen bedrijvigheid en leefbaarheidsproblemen in 725 stedelijke woonwijken in Nederland onderzocht. Dit rapport concludeert dat de kwaliteit van de leefbaarheid van een wijk invloed heeft op de bedrijvigheid in die wijk. Leefbaarheidsproblemen in stedelijke woonwijken, zoals overlast, verloedering, inbraken en leegstand van winkelpanden leiden ertoe dat bedrijven minder overlevingskansen hebben en worden geremd in hun groeimogelijkheden. Vanuit economisch perspectief is het dus cruciaal om in en om het Krugerplein te investeren in leefbaarheid, en criminaliteit, overlast en verloedering tegen te gaan. Niet alleen bewoners maar ook bedrijven hebben hier baat bij. Het ontplooien van nieuwe economische activiteiten op het plein en in de plinten kan alleen maar succesvol zijn als dit tezamen gaat met investeringen in leefbaarheid. Andersom heeft toenemende bedrijvigheid alleen een aantoonbare impact op de leefbaarheid van de buurt als het kleinschalige bedrijvigheid betreft. Kleinschalige bedrijvigheid heeft vaak meer binding met de buurt, stimuleert sociale cohesie en draagt bij aan de leefbaarheid van de buurt (Kloosterman en Van der Leun, 1999). In de aanbevelingen worden concrete voorbeelden aangedragen om de boodschap zo helder mogelijk te presenteren. Het gaat echter om het in kaart brengen van de dynamiek en de kansen die er liggen en daar kunnen ook andere voorbeelden bij gezocht worden. In de aanbevelingen staan functiemenging en kruisbestuiving centraal.
7.2 ‘WE-space’ De belangrijkste aanbeveling richt zich op de toenemende groei van het aantal zzp’ers in de Transvaalbuurt. Onze aanbeveling sluit aan op de hierboven beschreven trends in de lokale economie. Het is van belang te anticiperen op de huidige ontwikkelingen in de (onzichtbare) buurteconomie om maximaal te kunnen
39
profiteren van de olievlek die zich vanuit het centrum uitbreidt. De komst van freelancers en zelfstandigen in de Transvaalbuurt representeert de omslag in de stedelijke economie naar nieuwe economische activiteiten in de (creatieve) kenniseconomie. De komst van deze nieuwe stedelingen met andere behoeftes, zowel in werk als in privé, biedt kansen voor het Krugerplein. Een combinatie van ontmoetingsplekken, flexibele werkplekken en wifi-zones past in deze trend, maar ontbreekt in het straatbeeld. De third spaces waar Florida over spreekt worden steeds belangrijker in de huidige economie. De Transvaalbuurt kan een pioniersrol vervullen door als eerste plein van Amsterdam een zogenaamde WE-space te creëren. Onder een WE-space verstaan we een plek waar onder andere eenpitters, freelancers en studenten een ruimte delen om te werken, te ontmoeten en te recreëren. Een WE-space biedt een plek waar zowel ruimte is voor individualiteit als voor gezamenlijkheid, voor formaliteit als voor informaliteit en voor werk als voor ontmoeting (zie afbeelding 4).
7.2.1 Gratis draadloos internet De aanwezigheid van gratis wifi-hotspots zou een impuls kunnen geven aan de bedrijvigheid en levendigheid. In navolging van internationale steden als San Francisco en Stockholm zijn Leiden en Rotterdam (www.wirelessleiden.nl en www.rotterdamhotspot.nl) pioniers in Nederland. Daar waar Leiden op verschillende plekken in de stad gratis draadloos internet aanbiedt, is begin 2010 in Rotterdam een verdergaande versie in werking getreden. In de hele binnenstad is gratis draadloze toegang tot internet. Het draadloze platform dat hierdoor ontstaat wordt door bedrijven uit het centrum en de gemeente gebruikt om reclame te maken. Het is een samenwerkingsverband tussen gemeente Rotterdam en het bedrijf Republicom. Het bedrijf exploiteert het netwerk en genereert inkomsten door een bijdrage van de gemeente en het verkopen van advertentieruimte op het netwerk. Een gedeelte van de advertentieruimte wordt beschikbaar gesteld aan de gemeente om informatie te verschaffen over cultuur, vervoer en faciliteiten. Aan de hand van de locatie waar de wifi-gebruiker zich bevindt, worden advertenties van bedrijven in de buurt getoond, evenals informatie over de stad.
Draadloos Krugerplein Een soortgelijke service zou het Krugerplein een impuls kunnen geven. De beschikbaarheid van vrij toegankelijk draadloos internet kan op verschillende manieren positieve effecten hebben. Het aanbieden van gratis wifi in de publieke ruimte - in casu het Krugerplein - kan de invulling van het plein bepalen (Schmidt en Townsend, 2003). Aangezien veel mensen voor werk, studie of persoonlijke doeleinden internet gebruiken en dit op weinig plaatsen gratis toegankelijk is, kan een dergelijke faciliteit een unique selling point zijn voor een locatie. Het kan voor consumenten, studenten en freelancers of mensen zonder vaste werkplek een prikkel zijn om op deze plek gebruik te maken van internet. Gratis wifi kan tevens bijdragen aan het imago van de buurt. Door hiermee een voorloper binnen Amsterdam te zijn, kan het innovatieve imago van de buurt worden opgevijzeld. Verschillende voordelen kunnen hieraan worden gekoppeld, mede gezien de economische en creatieve ambities van de stad Amsterdam. Om te zorgen dat het niet slechts een mooiweervoorziening wordt - het Nederlandse klimaat leent zich lang niet altijd voor buiten werken - zouden overdekte werkplekken kunnen worden gecreëerd. Dit kunnen koffiebars, eetcafés of bibliotheken zijn, maar ook speciaal ontwikkelde werkplekken, zoals de Shared Office Spaces in New York of de kleine kantoorruimtes ten behoeve van creatieve industrie op het Timorplein in Amsterdam. Gratis wifi, en vooral de aantrekkingskracht die het heeft op internetgebruikers, zou voor bijvoorbeeld deze koffiebars en eetcafés een reden kunnen zijn om zich te vestigen aan het Krugerplein.
40
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
Afbeelding 4: Impressies van een We-Space
41
Een vergelijkbare advertentiestructuur binnen het draadloze platform als in Rotterdam zou ook voor het Krugerplein toe te passen zijn. Het biedt een tweeledig voordeel. Aan de ene kant kan door de advertentieinkomsten het gratis wifi (gedeeltelijk) worden gefinancierd. Daarnaast kan het de zichtbaarheid van bedrijven aan en in de buurt van het Krugerplein bevorderen door hun digitale aanwezigheid binnen het draadloze platform op het plein. Mogelijke partners bij de uitvoering van een gratis wifi-hotspot op het Krugerplein zouden kunnen zijn: woningcorporaties, gemeente, bedrijven uit de buurt (al dan niet indirect via de advertentiestructuur) en een uitvoerder (ingeval van Rotterdam het bedrijf Republicom). Boston (Afbeelding 5) heeft op een plein een gratis wifi-zone geïnstalleerd met oplaadpunten die werken op zonne-energie. Een dergelijke techniek geeft de faciliteit een bijzonder en duurzaam karakter. Op het Krugerplein zou een soortgelijke faciliteit kunnen bijdragen aan een innovatief en vooruitstrevend imago.
Afbeelding 5: Wifi Boston
7.2.2 Flexibele werkplekken Een andere mogelijkheid wat hierop aansluit is het faciliteren van alternatieve werkplekken. Zzp’ers hebben behoefte om ook buitenshuis te werken. Ze trekken vaak naar een koffiebar waar ze met hun laptop aan het werk gaan; met name de Coffee Company en de Koffie Salon zijn populair. De Koffie Salon is echter niet verheugd met deze bezoekers: ze belemmeren de doorstroom van andere bezoekers. Ze bestellen, voor de lange tijd dat ze daar zitten, relatief weinig en het gaat ten koste van de gezellige sfeer waar veel koffieklanten naar op zoek zijn. De Koffie Salon heeft vanaf maart 2010 de internetverbinding opgeheven, om op deze manier mensen met laptops te weren (Rob van Zalen, Koffie Salon). Ook de Coffee Company heeft beschermende maatregelen getroffen. Bij de aankoop van een bestelling krijg je een code waarmee je een uur lang gebruik kan maken van het draadloze netwerk. Er zijn plannen om dit te verkorten naar een half uur, zodat mensen niet slechts komen voor gratis internetgebruik terwijl ze de omzet remmen (mevrouw Koekkoek, Coffee Company). In een buurt met veel zzp’ers is er behoefte aan werkplekken. Voorbeelden waar
42
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
alternatieve werkplekken voor professionals worden gecreëerd zijn Facility Point (http://www.facilitypointarnhem.nl) en Igluu (http://www.igluu.nl). Hier kunnen mensen voor een korte of langere periode een werkplek huren en gebruik maken van verschillende kantoorfaciliteiten. Ook worden hier vergaderzalen aangeboden waar zakelijke afspraken kunnen worden gemaakt. De flexibiliteit van een werkplek is belangrijk, zo blijkt ook uit ons kwalitatieve onderzoek. Hieronder vallen ruime openingstijden, verschillende soorten werkplekken (ook stilteplekken) en de mogelijkheid om kosteloos te kunnen ‘uitchecken’ als je een periode op locatie werkt. Om dergelijke voorzieningen zo goed mogelijk in het stedelijk weefsel te laten integreren is het van belang dat het naast een gesloten bastion, waar mensen zich kunnen concentreren en kantoorruimte en vergaderzalen kunnen huren, het ook een kruisbestuiving creëert tussen andere mogelijkheden en voorzieningen op het plein. Het plein biedt met een We-Space mogelijkheden in een informele setting te ontmoeten, te ontspannen en te werken.
7.3 Horeca Met aanvullende voorziening zoals bijvoorbeeld een expositieruimte, een foodcourt en een koffiebar creëer je juist die toegevoegde waarde waar veel zzp’ers naar op zoek zijn. Dergelijke voorzieningen en sfeer trekken andere kenniswerkers en kennisintensieve bedrijven aan en hebben een buurtoverstijgend karakter. Een voorziening als een foodcourt kan een belangrijke spil vormen in de match met de buurt omdat een versmarkt door verschillende groepen in de buurt kan worden omarmd, mits er verschillende kleine toko’s en verschillende prijsklassen worden gecreëerd. Werkplekken en ontmoetingsplekken zijn kansrijker als deze samengaan met een tweede interventie, namelijk horeca. Uit het kwalitatieve onderzoek kunnen we stellen dat naast faciliteiten als draadloos internet, werkplekken, vergadermogelijkheden en dergelijke de aanwezigheid van aantrekkelijke horeca zeer op prijs wordt gesteld. De ontwikkeling van een foodcourt is één van de opties die is geopperd door de corporaties. Een foodcourt, in de vorm van een versmarkt, waar mensen voor hun lunch of diner kunnen kiezen uit verschillende keukens met versbereide producten, kan van toegevoegde waarde zijn. Unieke flexibele werken ontmoetingsplekken gecombineerd met een bijzondere horecavoorziening maken het Krugerplein kansrijk om een buurtoverstijgende aantrekkingskracht te realiseren. Het idee van een foodcourt in de vorm van een versmarkt zou ook gerealiseerd kunnen worden in de plinten. Als één of twee panden gesplitst worden in verschillende kleine toko’s met een ‘afhaalraam’, denk bijvoorbeeld aan een uitgiftepunt met Turkse pizza, daarnaast verse soepen, een ijscoman, saladebar, sushibar etcetera, realiseer je op een andere manier een versmarkt en kan er door middel van het ontwerp en een terras een eenheid worden bewerkstelligd. Aan de hand van het kwalitatieve onderzoek kunnen we stellen dat de aanwezigheid van een koffiebar ten goede komt aan de aantrekkelijkheid van de werkplek. Bovendien creëert een foodcourt werkgelegenheid voor de buurt en brengt het van ’s ochtends tot ’s avonds levendigheid op het plein. Een ondernemer van Marokkaanse afkomst heeft al concrete ideeën voor een vorm van horeca die de brug kan slaan tussen enerzijds de vertegenwoordigers van de nieuwe economie en anderzijds de minder kansrijke bewoners. Zij wil een zogeheten afbakkerij openen waar je niet alleen brood/belegde broodjes kan kopen
43
(bakker), maar ook mensen uit de buurt de gelegenheid geeft hun tajine's en broden af te bakken, thee te drinken en te ontmoeten.
6
7.4 Kleinschalige bedrijvigheid in de plinten Daarnaast is het van belang dat de invulling van het plein de levendigheid benadrukt, niet alleen als werk- en ontmoetingsplek voor professionals en studenten, maar ook ‘een belevenis’ voor een breed publiek. Een open karakter, publieksgerichtheid en laagdrempeligheid van de bedrijven in de plinten moeten selectiecriteria worden. Kleinschalige culturele of ambachtelijke bedrijven die zich in de plinten vestigen dienen bewoners en bezoekers ‘uit te nodigen’ door middel van bijvoorbeeld een winkelfunctie of expositieruimte te koppelen aan het bedrijf of door jongeren uit de buurt in dienst te nemen of stageplekken of workshops aan te bieden. Deze bedrijven in de plinten bieden, naast levendigheid, werkgelegenheid en creëren voor jongeren een kennismaking met en ingang naar de culturele of ambachtelijke industrie. Het aantrekken van (ambachtelijke) ondernemers met een maatschappelijke drive zoals een leer- en werkplek of een initiatief om met mensen met verschillende culturele achtergronden en een achterstand tot de arbeidsmarkt een bedrijf op te zetten, zou goed aansluiten bij dit concept. De Fietsfabriek, Kriterion, Colour Kitchen, Fifteen of BSN-werkervaringsbedrijf zijn voorbeelden van dergelijke innovatieve initiatieven die diversiteit en interactie omarmen en toegankelijk zijn voor een breed publiek.
Koppeling werkplaatsen en culturele industrie De gemeente Amsterdam wil vakmanschap (ambacht) stimuleren om jeugdwerkloosheid terug te dringen en de culturele industrie te versterken (Lucas Hendricks 2009). Volgens Hendricks is in Amsterdam, met de opkomst van de culturele industrie, behoefte aan vaklieden die nog daadwerkelijk producten kunnen vervaardigen. Door herwaardering van ambacht biedt de culturele industrie voor meer bevolkingsgroepen kansen omdat er zodoende een nieuwe toegevoegde waarde wordt gecreëerd in de supply chain (interactie tussen ontwerper en maker). Deze trend vertaalt zich in nieuw aanbod op (ambachts)scholen, zoals bijvoorbeeld het Hout- en meubileringcollege in Rotterdam dat ‘houttalent’ opleidt voor de timmerindustrie. Een ander voorbeeld is het Sint Lucas in Boxtel, waar de opleiding ‘creatief vakman’ geïnitieerd wordt. Jongeren leren hier werken met bijvoorbeeld keramiek, leer, textiel of glas. Deze opleiding richt zich niet op massaproductie maar juist op het uitvoeren van ideeën van kunstenaars en ontwerpers. Bij het Pal West Modeatelier worden jongeren gecoacht door creatief talent en realiseren zij een eigen modemerk. (Allochtone) vrouwen uit de buurt vervaardigen in het naaiatelier de collectie. Dit is een goed voorbeeld hoe ‘nieuwe´ ambachten zich kunnen verweven in een buurt en hun intrede kunnen doen in de culturele industrie. Door middel van talentontwikkeling, creativiteit en ondernemerschap worden nieuwe ondernemingskansen en werkgelegenheid in de wijk gecreëerd. In de herstructurering van het Krugerplein is het de uitdaging om de laaggeschoolde bewoners (met name 6
44
'Met de Afbakkerij willen we de basisbehoefte van alledag, namelijk vers brood en contact met je buren weer terugbrengen in de wijk. In essentie is het een bakkerij, je kunt er op traditionele wijze vers gebakken brood kopen, maar je kunt ook zelfgemaakte koekjes, brood en traditionele gerechten laten afbakken. Net zoals je dat in Marokko kan laten doen. Terwijl je wacht is er een mogelijkheid tot het drinken van een kop thee of koffie en voeren van gesprekken met je buren. Je hoort de nieuwtjes uit de buurt, de dagelijkse roddels maar ook kan er een cross over van culturen plaatsvinden doordat er recepten gedeeld worden.' Bron: de Afbakkerij Touria Meliani.
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
jongeren) die in ruime mate aanwezig zijn, niet te verjagen maar mee te laten groeien in de opwaardering van het plein en de wijk. Het is de uitdaging, aldus voormalig burgemeester Cohen, om een grotere groep te laten profiteren van de opkomst van de culturele industrie. In de Transvaalbuurt wonen veel jongeren en dus een potentiële groep om de vertaalslag te laten maken naar de culturele industrie met kleine niches, creativiteit en ondernemerschap. Amsterdam kan zich als creatieve stad beter profileren als zij beschikt over kleinschalige niches waar ideeën en ontwerpen direct vertaald kunnen worden in concrete producten. Kleinschalige ambachten worden een steeds belangrijkere schakel in de voortgang van de culturele industrie omdat ambachtelijkheid een integraal onderdeel is van het ontwerpproces. De Transvaalbuurt, waar zich meer en meer creatief talent zal gaan vestigen, kan een kansrijke plek worden waar een koppeling tussen ontwerper en maker kan worden gecreëerd. Bedrijven als bijvoorbeeld BSN werkenervaringsbedrijf en Pal West Modeatelier kunnen een eerste stap zijn. De Silverscissors op het Steve Bikoplein, waar meiden kleding leren maken, is een initiatief dat mogelijk uitgebouwd zou kunnen worden tot een groter project met meerdere partners. Een andere mogelijkheid is het praktijkonderwijs van het ROC Amsterdam in de Kraaipanstraat in de Transvaalbuurt. Wellicht zou dit een aanknopingspunt kunnen zijn om dergelijke initiatieven te ontwikkelen. Het biedt een mogelijkheid om een grotere groep toegang te geven tot de culturele industrie en daarmee de zittende bewoners mee te nemen in de lift. De kleine bedrijven in de culturele industrie vormen een schakel tussen talentontwikkelingsprojecten en de markt. Productiehuizen, buurthuizen, scholen en jongerenprojecten zitten vol met talentvolle jongeren, maar de vertaalslag van hobby naar professie ontbreek nog vaak. Talentvolle meiden die bij Silverscissors een cursus volgen zouden bij een modeontwerper in de plint stage kunnen lopen om zich verder te ontwikkelen. Een ander voorbeeld is een radioproducent. Een radiostudio op het Krugerplein kan bijvoorbeeld kansen scheppen voor (jongere) bewoners uit de buurt die als verslaggever aan de slag willen of toegang bieden om een eigen radiorubriek te starten of de mogelijkheid te geven om eigen muziek te pluggen. Een voorbeeld van een radiostation dat gericht is op de buurt en dat met jongeren en jonge professionals werkt is UCee station (http://www.uceeamsterdam.nl). Of grotere radiostations zoals Amsterdam FM (http://www.amsterdamfm.nl) kunnen worden uitgedaagd om een studio te openen op het Krugerplein. Dit biedt niet alleen werkgelegenheid (denk aan redactieleden, verslaggevers, nieuwslezers, bureaumedewerkers, technici), maar maakt ook deel uit van een creatieve impuls voor de wijk. Een radiostudio is een voorbeeld om een kweekvijver voor nieuw talent en jonge professionals te creëren, maar dit concept kan in verschillende vormen worden gegoten en bijvoorbeeld gekoppeld worden aan modeontwerp, filmmuziekproductie, grafisch ontwerp of organisatie van evenementen.
7.5 Huisvesting Universiteit van Amsterdam Door huisvesting voor PhD-studenten en gastdocenten van de Universiteit van Amsterdam te creëren trek je in één klap een grote groep kenniswerkers naar de Transvaalbuurt. De Universiteit is actief op zoek naar woonruimte voor tijdelijke gasten van buitenaf. Deze groep draagt bij in het verbeteren van het imago en het versterken van het Krugerplein als WE-space waar ontmoetingen, recreatie en kennisoverdracht centraal staan. Bovendien kunnen draagkrachtigen een extra impuls geven aan de wijk. Het aantrekken en behoud van deze draagkrachtige groep gaat gepaard met investeringen in woningen, voorzieningen en de leefbaarheid.
45
7.6 Fysieke aanpassingen Naast de aanbevelingen over mogelijke economische activiteiten op het Krugerplein, plaatsen we nog een kanttekening bij de fysieke structuur van het plein. Als je daadwerkelijk het plein tot het hart van de Transvaalbuurt wilt kronen en kruisbestuiving tussen verschillende functies op de plek wilt stimuleren dan vormen de drukke autoweg (waar vaak hard wordt gereden) en de parkeerplaats obstakels. De verkeersfunctie domineert op het Krugerplein waardoor het plein, dat geïsoleerd ligt achter parkeerplaatsen en autowegen, ondergesneeuwd raakt. Het plein zelf zou meteen in het oog moeten springen, zonder afgeleid te worden door het drukke verkeer. Oude foto’s van het plein laten zien hoe het plein er ooit uit zag (zie afbeelding 7 en 8) Als het karakter van het oude plein meer terug zou komen, zou dit gunstig zijn voor de nieuwe functies en bedrijvigheid op het plein. Een sfeer kan heel bepalend zijn of een plek succesvol is of niet en een drukke autoweg dwars door het plein is een dominerende factor.
Afbeelding 6: Krugerplein 1924
Bron: Beeldbank Stadsarchief
Afbeelding 7: Krugerplein jaren ‘70.
Bron: Beeldbank Stadsarchief
46
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
7.7 Visualisaties 7 Aan de hand van de aanbevelingen is door ontwerpbureau Waarmakers een visualisatie van het Krugerplein
gemaakt. In een panorama beeld van het Krugerplein kan (digitaal) op verschillende plekken worden ingezoomd. Opmerking voor de SEV: De ontwerpen zijn in een aparte bestandje toegevoegd. Het is mooier om grotere formaten toe te voegen. Dit is bovendien een selectie van 3 foto’s uit een hele reeks visualisaties, er zijn ook verschillende close-ups).
7
Waarmakers. Maarten Heijltjes en Simon Akkaya. www.Waarmakers.nl. NB. Bureau waarmakers heeft ideeën over toepassingen (speciale zitjes/groene energie stopcontacten/werk- en ontmoetingsplekken) om de WE-Space nog aantrekkelijker te maken. Indien wenselijk kan er contact worden opgenomen.
[email protected]
47
48
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
7.8 Conclusie Het Krugerplein kan veel meer bieden dan nu. Als centraal gelegen plein in een buurt in opkomst met een groeiende werkgelegenheid in kleinschalige, merendeels kennisintensieve bedrijvigheid kan het plein fungeren als een ontmoetingsplek en als deels buurtoverstijgende third space waar gewerkt en gerecreëerd kan worden. Juist de aanwezigheid van kleinschalige bedrijvigheid en een relatief grote populatie van laagopgeleide jongeren zou aangegrepen moeten worden om een koppeling tot stand te brengen. Veel bedrijvigheid in de creatieve en culturele sector is van conceptuele aard, maar kan wel degelijk ook een meer materiële uitwerking krijgen in de vorm van prototypes, decors, technologische, logistieke en andere ondersteuning. Het Krugerplein zou hier de ruimte voor moeten kunnen bieden. De wijkeconomie en de werkgelegenheid profiteren niet vanzelf van de nieuwe bewoners. En ook interactie tussen nieuwe hoogopgeleiden en zittende bewoners uit de buurt is niet vanzelfsprekend. Daarom moet het Krugerplein, als stadshart van de buurt, ruimte scheppen voor ontmoetingen en kruisbestuiving. Om mee te gaan (en zelf voorloper te zijn) in de huidige economische dynamiek, is het scheppen van transactiemilieus essentieel. Het gaat om het investeren, zoals Florida dat benoemt, in people climate omdat het menselijk kapitaal, anders dan technologische ontwikkelingen of strakkere productieprocessen, een bepalende factor is in de culturele (kennis)economie. Aantrekkelijke, levendige plinten, een buurtoverstijgende aantrekkingskracht en een kruisbestuiving tussen verschillende voorzieningen en bedrijven kunnen het Krugerplein maken tot een plek waar mensen willen zijn. De functiemenging van horeca, een wifi-zone, werkplekken en kleinschalige bedrijvigheid kan werken als een vliegwieleffect om nieuwe groepen bewoners, gebruikers en bedrijven aan te trekken. Investeringen, zoals aanbevolen in het vorige hoofdstuk, scheppen kansen voor nieuwe economische activiteiten waar zittende ondernemers weer van profiteren. Het Krugerplein moet een plek worden waar mensen wonen, ontmoeten, recreëren, werken en consumeren. De aanbevelingen moeten leiden tot een positiever imago van de Transvaalbuurt, tot waardeontwikkeling en tot een impuls voor de bedrijvigheid en werkgelegenheid in het gebied. Woningcorporaties, gemeente, ondernemers en buurt zullen de handen ineen moeten slaan om te komen tot een stappenplan voor het Krugerplein. Eerst dient het plein anders te worden ingericht en meer geschikt gemaakt voor verblijven. Die fysieke interventie dient goed zichtbaar te zijn zodat het duidelijk is dat men iets met het plein wil. Vervolgens dienen plinten en ruimte op het plein op elkaar betrokken te worden. Voor een deel moet die ruimte al programmatisch maar wel divers qua functie, soort en omvang van ruimte worden ingevuld, maar zeker niet helemaal. Uiteindelijk moet het plein eerst en vooral van de buurt worden.
49
50
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
8. BIBLIOGRAFIE
Castells, M. (1996). The rise of the network society: the information age: economy, society and culture. Cambridge: Blackwell Publishers. Currid, E. (2006), New York as a Global Creative Hub: a Competitive Analysis of Four Theories on World Cities. Economic Development Quarterly (20): pp 330‐352. Davies, W. (1994), Counter-urbanization in perspective: images and reality in settlement system change. In: Braun, G et al eds. Managing and marketing of urban development and urban life. Berlin: Dietrich Reimer Verlag: 221-239. Deinema, M.N. en R.C. Kloosterman (2010), ‘Culturele (hoofd)steden: De ontwikkeling van de werkgelegenheid in vier cultural industries in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, 1899-2005’. Economisch-Statistische Berichten, april 16 Dienst Onderzoek en Statistiek (2009). Monitor Creatieve Industrie 2008. http://www.os.amsterdam.nl/pdf/2009_monitor_creatieve_industrie_2008.pdf Duren, A.J. van (1995) De dynamiek van het constante. Over de flexibiliteit van de Amsterdamse binnenstad als economische plaats. Utrecht: van Arkel. Florida, R. (2005) Cities and the creative class. New York: Routledge. Franke, S. Verhagen, E. (2005) Creativiteit en de Stad. Hoe de creatieve economie de stad verandert. Rotterdam: NAi Uitgevers. Gemeente Amsterdam (2009) Wonen in Amsterdam 2009 Leefbaarheid. http://www.afwc.nl/pdfs/WiA2009_leefbaarheid.pdf Hendricks, L. Amsterdam Topstad. Website Ambachtseconomie. http://www.ambachtseconomie.nl/websites/hba_ambachtseconomie/docs/Column_Ambachten.pdf http://zzpjobs.nl/ Hoetjes, P. (2010) Mapping the Market. A Portfolio Approach for informed deliberation of urban development strategies. Impskamps drukkers: Amsterdam. Jacobs, J. (1961) The death and life of great American cities. New York: Vintage Kloosterman, R.C. (2008), ‘De taaie lagen van het stedelijk economisch landschap’, Rooilijn (41:2): 82-89.
51
Kloosterman, R.C. (2009), ‘New urbanity in an old city: the case of Amsterdam’. In: Cultural Policy and Management Yearbook 2009. Amsterdam/Istanbul: Boekmanstudies/Istanbul Bĭlgĭ University Press: 76-90. Kloosterman, R.C. (2010), ‘This is not America: embedding the cognitive-cultural urban economy’, Geografiska Annaler: Series B, Human Geography 92 (2) Kloosterman, R.C. and J.P. van der Leun (1999) ‘Just for starters: Commercial gentrification by immigrant entrepreneurs in Amsterdam and Rotterdam Neighbourhoods’, Housing Studies, (14:5): 659-676. Landry, C. The Creative City: A Toolkit for Urban Innovators. Londen: Earthscan Publications Ltd, 2000. Leadbeater, Charles en Kate Oakley (1999). The Independents. Britain’s New Cultural Entrepreneurs. London: Demos. Ministerie van VROM (2007). Actieplan Krachtwijken. www.wweni.nl/docs/publicaties/7376.pdf. Reijndorp, A. (2004) Stadswijk. Stedenbouw en dagelijks leven. Rotterdam: NAi Uitgevers. PBL en Atlas voor Gemeenten en Universiteit Utrecht (2010). Bedrijvigheid en leefbaarheid in stedelijke woonwijken. Saris et al (2008). Nieuwe ideeën voor oude gebouwen. Rotterdam: NAi Uitgevers. Schmidt, T. en A. Townsend (2003) ‘Why wi-fi wants to be free’. Communications of the ACM, 46, (5). Saris, J., S. van Dommelen en T. Metze (2008). Nieuwe ideeën voor oude gebouwen: creatieve economie en stedelijke herontwikkeling. Rotterdam: NAi Uitgevers. Scott, A.J. (2008), Social Economy of the Metropolis; Cognitive-Cultural Capitalism and the Global Resurgence of Cities. Oxford: Oxford University Press Seinpost Adviesbureau (2009). Behoefteonderzoek Bedrijfsruimte Transvaabuurt. Arnhem. Sturgeon, T. (2003), What Really Goes on in Silicon Valley? Spatial Clustering and Dispersal in Modular Production Networks. Journal of Economic Geography 3, pp. 199‐225. Overige: http://www.lancelots.nl/bedrijfsvoering/bedrijfsruimte/ervaringen http://www.schoenmaker.nl/websites/schoenmaker/docs/Artikel_NRC_091209.pdf
52
Een nieuwe invulling voor de plinten van het Krugerplein in Amsterdam
COLOFON Uitgave
SEV
Auteurs
Maaike Poppegaai & Robert Kloosterman, Amsterdam Institute of Social Science Research (AISSR), Universiteit van Amsterdam
Vormgeving omslag
Absoluut Design, Bergen op Zoom
Druk omslag
Drukkerij Goos, Ouderkerk aan den IJssel
Opmaak
FMZ Tekstverwerking, Vlaardingen
Hoewel grote zorgvuldigheid is betracht bij het samenstellen van dit rapport, aanvaarden SEV en de betrokkenen geen enkele aansprakelijkheid uit welke hoofde dan ook voor het gebruik van de in deze publicatie vermelde gegevens. Rotterdam, juni 2010
53